De wijsheid

image_pdf

 4 december 1964

Bij het begin van deze bijeenkomst vestig ik er uw aandacht op, dat wij, als sprekers, niet alwetend of onfeilbaar te zijn. Ik hoop, dat u hiervan goed nota neemt en zelfstandig na zult denken over al wat naar voren wordt gebracht. Mijn onderwerp van heden is misschien wat filosofisch en handelt over: De wijsheid.

Wijsheid is een algemeen begrip, dat echter nogal eens met verschillende achtergronden gebruikt wordt. Zo noemt men iemand vaak wijs, omdat hij veel kennis bezit. Het is dus volgens velen een vorm van wijsheid, om veel kennis te bezitten. Men noemt iemand echter ook wel wijs, wanneer blijkt, dat hij veel begrip voor anderen heeft. Begrip voor anderen is dus ook al wijsheid.

Zo kan ik verder gaan. Wij komen dan tot minstens de vijf voornaamste soorten van wijsheid, die algemeen erkend worden. De grootste wijsheid van allen wordt echter over het algemeen over het hoofd gezien. Waarmee ik niet één bepaalde geestelijke wijsheid bedoel. Wijsheid is een samenstel van begrip en kennis, waardoor wij in staat zijn door te dringen in het wezen van problemen, personen en materie. Wij zullen verder in staat zijn in ons zelf door de wijsheid een redelijk beeld van dit alles op te bouwen en daarin niet alleen de schijn en uiterlijkheden te zien, maar ook het innerlijke, de waarheid. Zonder meer zijn echter alle vormen van wijsheid onbelangrijk. Wat heb ik er aan, wanneer ik al deze vormen van wijsheid bezit en niet in staat ben deze te gebruiken? Het typische kenteken van veel wat de mensen wijsheid noemen is nu, dat zij, in plaats van tot vervulling en verrijking van het leven pleegt bij te dragen, in wezen tot een belemmering wordt voor velerlei activiteiten. In plaats met de menselijke wijsheid en ideeën te komen tot een voor de mens aanvaardbaar omzetten van dit alles in eigen wezen in een macht, een kracht, een praktisch vermogen, mompelt menige “wijze” onder de mensen voortdurend in zich de oude, steeds gelijkblijvende spreuken en laat het verder daarbij.

De grootste wijsheid lijkt mij dan ook te zijn: Het innerlijk erkennen zo tot uiting te brengen, dat je wezen in alle werelden, in alle toestanden van besef en beleving, als één en het zelfde wordt gezien, terwijl de gevolgen van dit besef in alle erkende werelden ook direct kenbaar is.

Nu heeft u waarschijnlijk begrepen, waar ik naar toe wil: Wanneer ik de wereld van vandaag bezie, is er sprake van vaak ontstellende ver gaande kennis op allerlei terrein. Deze kennis voert echter niet, zoals men zou mogen verwachten, tot de gewenste en zelfs nagestreefde praktische resultaten. Laat ons daarom, bij wijze van voorbeeld, één terrein van menselijke kennis bezien.

Ik neem daarvoor een terrein, dat om zijn praktische uitwerking van alle nieuwe mogelijkheden en ontdekkingen nogal bekend heet te zijn: de medische wetenschap. Een medicus is een behoorlijk geschoold iemand. Hij moet begrip hebben voor het menselijk lichaam, en de fouten, die daarin voorkomen, de eventuele toxische effecten vanuit de buitenwereld, de bestaande geneesmethoden en -middelen, terwijl hij daarnaast zover moet zijn geschoold, dat hij ook begrip heeft voor de menselijke psyche, voor de mentale gesteldheid van zijn patiënten.

Wat zien wij nu? Wanneer men het geheel wil overzien, kan men niet komen tot perfectie van training en kennis, omdat het geheel te veel omvat. Iemand, die het geheel beheert en in praktijk brengt, zal wanneer de noodzaak werkelijk bestaat, misschien wel een operatie kunnen volvoeren. Maar hij vindt het over het algemeen beter dergelijke behandelingen aan de chirurg over te laten, die nu eenmaal op dit gebied gespecialiseerd is. Ook wanneer het gaat om een kennelijke afwijking aan een van de organen, zal men de patiënt veelal snel naar een specialist doorsturen. Het gebruik van en de eerbied voor de specialisatie is m.i. wel te begrijpen.

Maar nu komt de grote vraag: Waar blijft nu de wijsheid, het werkelijke inzicht, het overzicht, dat in deze medische wetenschap toch aanwezig moet zijn? De psychiater zoekt eerst voor alles psychische oorzaken, de chirurg zou eigenlijk, wanneer het maar even kan, alles willen opereren, terwijl de oorspecialist alles in de oren, de oogspecialist de oorzaak voor alles liefst in de ogen zoekt. Ieder van hen heeft wel een eigen terrein, maar is daarnaast geneigd om elke kwaal tot dit eigen terrein te herleiden, ofwel de ernst en het bestaan daarvan te ontkennen.

Ook blijkt steeds weer een neiging te bestaan om alle symptomen, die met eigen gebied te maken hebben, te overschatten en alle andere symptomen in belangrijkheid te onderschatten.

Er zijn hiervoor wel oplossingen mogelijk, zoals de mensen die in het bijzonder geschoold zijn in de psychologie, maar daarnaast een volledige kennis van de medische wetenschap hebben, waardoor zij de behandeling van de psyche met meer fysieke behandelingen en onderzoek kunnen combineren. Maar zelfs dezen zijn over het algemeen afhankelijk van een team van specialisten, die allen de resultaten van eigen onderzoek bijeen leggen en op grond van het geheel tot een therapie besluiten. Zolang er echter niet een man in dit team is, die het gehele terrein voldoende beheerst om inzicht te hebben in de samenhang van de verschillende diagnosen is de vaststelling van het geheel minder waardevol of zelfs soms geheel zonder waarde. Vele specialisten, die reeds met elkander samenwerken, beseffen dit zelf nog niet. Toch zal juist het goed combineren van alle gegevens, vaststellingen en feiten, het juist zien van toestand en mogelijkheden eerst werkelijk bestaan, wanneer men inzicht heeft in alle terreinen, zonder aan een enkel daarvan om welke reden dan ook, enige voorkeur of bijzondere belangrijkheid toe te kennen.

Dit houdt in, dat – hoezeer mij dit ook spijt voor hen, die anders denken – in mijn ogen een werkelijke goede huisarts vaak meer waard is, zowel op het gebied van wijsheid en menselijk inzicht, als in therapeutisch en zelfs diagnostisch vermogen, dan een professor in bv. nierziekten of een dergelijke specialist. Dat deze eenvoudige arts, wanneer hij daarvoor maar voldoende tijd zou hebben, waarschijnlijk juistere oplossingen voor vele problemen zou kunnen vinden dan een groep specialisten bij elkaar, waarin een ieder van het belang van eigen gebied geheel overtuigd is, staat voor mij dan ook wel vast. Wat wij hier nodig blijken te hebben, blijkt niet alleen een grote kennis op een speciaal terrein te zijn; alle specialistische kennis, alle gespecialiseerd besef en vermogen krijgt pas zijn werkelijke waarde, wanneer het in juiste verhoudingen binnen een totaal beeld onvervormd kan worden in gepast.

Degene die een ideaal zoekt te verwerkelijken, zal dan ook altijd uit moeten gaan van een algemeen inzicht, van een algemene kennis. Hij zal daarbij steeds verder door moeten dringen in de feitelijke mogelijkheden. Een bekend wijsheer stelde het eens als volgt: “De overschatting van eigen kennis vormt een muur van gedachten, welke het betreden van het Rijk der Wijsheid belemmert of verhindert.”

Wanneer u in deze dagen rond ziet, zo zult u tot uw verbazing kunnen ontdekken, dat op elk terrein specialisatie steeds verder voortgaat. Wij zien bv. Mensen, die zich hebben gespecialiseerd in het erkennen van – en hanteren van – economische verhoudingen. Anderen zijn specialist in statistiek, weer anderen in sociale structuren, terwijl weer anderen zich alleen bezig houden met politiek, de achtergronden daarvan en de massabeïnvloeding. Elk van hen verwacht alle heil alleen van eigen tak van kennis, allen denken, dat zij door deze kennis zonder meer wijs zijn. Zij denken: Ik weet zoveel van bv. economie af, dat het voor mij mogelijk moet zijn om een economisch zuivere situatie te scheppen in het land, waar zij bv. minister zijn. Anderen zeggen: De noodzaak van een gezonde sociale structuur is zodanig groot, dat ik, wanneer ik mijn zin nu maar door kan zetten, het land, waar ik dit doe, kan maken tot een waar paradijs. Deze specialisten vergeten daarbij, met alle goede bedoelingen, toch één ding: dat hun land niet enkel aan economische, sociale of desnoods godsdienstige eisen moet beantwoorden, en typisch eigen eisen op dit gebied kent. Zij hebben te maken met een land, een terrein, waarop alle noden en eisen door elkander gevlochten en met elkander onverbrekelijk verbonden voorkomen.

Het gevolg is, dat deze mensen, door overschatting van eigen kennis en misschien ook wel van de z.g. politieke wijsheid, de mogelijkheid van, en noodzaak tot compromis, niet zullen komen tot het stellen van een persoon als beslissend voor alles, die van deze specialistische materie maar weinig af weet, doch zich, door een begrip voor de werkelijke waarde daarvan, niet laat overbluffen door alles wat de experts hebben vastgesteld, doch uit een totaalbeeld de uiteindelijke beslissingen treft. Een perfecte regering zou moeten zijn opgebouwd uit een aantal specialisten, die begrip hebben voor de beperktheid van eigen specialisatie, terwijl hun pogen en werken wordt gecoördineerd door een niet specialist, een gewone mens dus, die voldoende besef heeft van de relatieve waarde der verschillende terreinen, om tot een synthese der verschillende specialistische vaststellingen en desiderata te kunnen bijdragen.

Bij de “defensie” en haar strategie zien wij in verschillende landen ook al weer het zelfde beeld.

De marinemensen zeggen, dat de marine het belangrijkste is, de mensen van de luchtmacht eisen voor zich voorrang op onder het motto “zonder de luchtmacht kom je er niet”, terwijl de mensen van de landmacht menen, dat zij het belangrijkst van allen zijn, maar onderling weer verdeeld zijn voor bv. tanks, raketten of zelfs infanterie. Nu bestaat er in alle landen een generale staf en een soort defensieraad. Maar ook deze zal niet onpartijdig zijn. De ene maal zal de man, die het voor het zeggen heeft, misschien marineman zijn, een volgende keer misschien luchtmacht of landmacht. Al is hij nog zo eerlijk, en zal hij, volgens eigen weten, misschien zelfs eigen wapen vaak te kort doen om het algemene beeld te handhaven, zo zal toch altijd het feit blijven bestaan, dat zijn inzichten en begrip voor samenhang het gevolg zijn van een eenzijdige oriëntatie met als gevolg de fouten, die wij in elke opbouw van weermacht, in elke defensieve en offensieve formatie steeds weer aantreffen, namelijk onevenwichtigheden, die de best gemaakte plannen zo omver werpen en reserves verplaatsen of aantasten, zodat improvisatie op het ogenblik zelf steeds weer noodzakelijk is, om iets te bereiken. Het bereikte is dan vaak theoretisch onmogelijk.

Nu spreek ik hier alleen over stoffelijke zaken in mijn voorbeelden. Geestelijk zien wij echter precies hetzelfde. Wanneer wij te maken krijgen met mensen, die uitgaan van de waarheid van hun eigen leer, zo kunnen wij hen dit zeker niet kwalijk nemen. Of het nu een theosoof is, die zegt, dat hij de waarheid heeft, of een rozenkruiser dan wel een volgeling van Lou, wanneer deze mensen, die oprecht menen, zijn zij voor mij niets meer of minder dan een katholiek, een calvinist, een of andere protestant, of een jood. Zij zijn voor mij allen hetzelfde in hun oprecht geloof, mits zij in het geheel van dit geloof dus slechts oprecht blijven. Toch zullen ook dezen eerst ware wijsheid kunnen bereiken, wanneer zij de eenzijdigheid – die overal bestaat, zelfs daar waar men zegt hieraan ontkomen te zijn – van eigen geloof en inzicht willen erkennen en, zo willen komen tot samenwerking en coördinatie met al het andere. Niet een oecumene, doch eenvoudig een versmelting van denkbeelden, zodat de actie, de benadering van de mens, de benadering ook van God niet meer voortkomt uit een bepaalde zekerheid zonder meer, met zijn hiërarchie en bv. reformatorische structuur, maar uit de onderlinge samenwerking.

Hier lijkt het mij het juiste ogenblik om terug te grijpen naar een uitspraak van Kapiman en Kushog, die als volgt formuleerde:

 “Van alle wijsheid is de grootste wijsheid de liefde. Want de liefde, die niet verwerpt, aanvaardt alle dingen in zich en zal, alle dingen aanvaardende, de weg vinden om alle dingen te kennen en te dienen.”

 Deze Tibetaanse wijsheid, die in de werkelijke wereld van heden wel eens wat belachelijk of te theoretisch klinkt, heeft toch wel degelijk een eigen en belangrijke waarde. Men zal zich onder de “gewone mensen” afvragen, hoe men een M.L.F met liefde moet opbouwen, een probleem als dat in Kongo op moet lossen met liefde .

Volgens de mensen gaat dit niet.

Maar liefde als grootste wijsheid is ook al weer iets, dat vaak verkeerd wordt begrepen. Liefde is een aanvaarding. Liefde is de behoefte, om niet onnodig pijn te doen. Liefde is de behoefte om alle dingen in stand te houden, In India was een goeroe, die het op zijn wijze formuleerde. Zeer vrij vertaald komt zijn stelling op het volgende neer: “Hij die waarlijk liefheeft, heeft alle mensen lief, maar bemint ook de tijger, de slang, de os, ja, zelfs de insecten, die zijn leven onaangenaam maken, omdat hij erkent, wat zij zijn.” En daaraan is dan toegevoegd op een wijze, die typisch is voor de manier van denken en geloven, die uit het boeddhisme voortkomt: “En zo gij alle dingen waarlijk en gelijkelijk lief hebt, alzo de ware wijsheid bezittende, wat zal u nog geweigerd worden? Want ziet, wat gij waarlijk lief hebt, zal u deze liefde ook moeten beantwoorden.” Dit laatste doet weer wat dwaas aan: Wij kunnen ons dit in het leven niet zo voorstellen. Wanneer wij een pak slaag krijgen en dan nog beginnen, degene die ons slaat, lief te hebben, staan wij steeds weer in twijfel, of wij nu laf, of dom zijn, of solliciteren naar den volgend pak slaag. Maar daarbij hebben wij onszelf op een verkeerde manier centraal gesteld.

Wij hebben niet gezegd: “Wij willen erop vertrouwen dat alles onder gunstige omstandigheden een antwoord zal geven op onze liefde”, maar hebben gesteld dat wij niet geloven, dat in de ander deze liefde mogelijk is, dat de ander steeds zo voort zal gaan op eigen wijze zonder enige verandering.

De wijsgeer, die ik zo even citeerde, had over dit alles ook wel degelijk een eigen opvatting. Hij stelde: Wanneer ik de tijger lief heb en de tijger heeft geen honger, zal zal hij mij eveneens liefhebben en mij niet schaden. Maar als dier heeft hij zichzelf steeds meer lief dan al het andere. Daarom zal hij, wanneer hij hongerig is, mij, ondanks mijn liefde, als voedsel gebruiken.

De leerlingen zeiden toen tot hem: Dit is toch niet logisch? De Meester antwoordde echter:

“Wanneer ik alle dingen lief heb, leef ik slechts zover ik ook leef in dit andere en het begrijp. Ik zou wel dwaas zijn, om naar een hongerige tijger te gaan om hem te zeggen: Ik heb u lief. Maar indien ik al een tijger zou ontmoeten, zo is het beter hem te ontmoeten vanuit mijn begrip voor zijn wezen en mijn liefde voor al het bestaande, dan hem als vijand tegemoet te treden. Want als vijand kan ik hem misschien nu doden, maar dan nog zal ik eens achtervolgd worden door alles, wat ik nodeloos gedood heb.”

Misschien vraagt u zich nu af, wat de samenhang is tussen dit citaat en al het voorgaande. Toch zit er wel iets in: Wij hebben allen wel lief. De wereld druipt bv. van mensenliefde. Vakbond leiders hebben de arbeiders lief. De arbeiders hebben het salaris lief, dat weer verbonden is met de werkgevers, die zijn verbruikers, zijn vrijheden en verantwoordelijkheden lief heeft en zo voorts.

Genegenheden zijn er altijd wel. Maar is het u wel eens opgevallen, dat deze genegenheden in het leven toch eigenlijk altijd weer erg beperkt zijn? Er is een wederkerig respect en begrip mogelijk. Maar het ene, wat de mensen er toe kan brengen werkelijk samen te gaan en samen te werken zonder enig voorbehoud, is er niet. Wij hebben ons land, gij hebt uw land lief. Ik heb mijn partij lief, gij de uwe. Daarom kunnen wij elkander eerst waarlijk lief hebben wanneer partij of land daar niet tussen komen. Een dergelijke beperking zou eigenlijk niet mogen bestaan.

Wijsheid is inzicht. Inzicht in alle dingen. Moet dan dit inzicht ook niet weg kunnen stappen over de kleine en onbelangrijke grenzen van een idee? Moet dit inzicht dan niet wat verder kunnen gaan dan eigen inzichten en kennis alleen? Wanneer ik nogmaals een voorbeeld mag nemen: Wanneer een medicus naar bv. Afrika trekt om te werken onder primitieve mensen en dezen te genezen, zo mag men dit wel mensenliefde noemen. Indien hij daarbij aan een soort roeping beantwoordt, is hierbij wel degelijk sprake van wijsheid, omdat deze mens zo zijn leven maakt tot iets, wat meetelt. Stel nu, dat deze mens in contact komt met een medicijnman. Er zijn nu voor hem verschillende houdingen mogelijk. Er kan bv. een zendingsarts zijn, die stelt, dat wat de medicijnman doet heidendom is en dus verwerpelijk, zodat het zijn taak is de medicijnman te ontmaskeren. Hij bestrijdt deze primitieve collega nu. Een ander wil van de medicijnman wel leren, het is natuurlijk een stomme en bijgelovige kerel of een oplichter, maar hij kent nu eenmaal een paar geheimen. Deze zal ik, zo denkt de arts, deze man ontfutselen, zodat wij deze gebruiken kunnen binnen het kader der moderne geneeskunde. Deze is reeds een stap verder dan de eerste. Maar wanneer er nu eens een arts zou komen, die zichzelf zou zeggen: Ik ben eigenlijk de gelijke van de medicijnman, want hij worstelt op zijn manier met het onbekende, zoals ik op mijn manier, en zo de leer van die medicijnman in zijn geheel – inclusief alle bijgeloof – zou kunnen aanvaarden, terwijl hij eigen kennis daarbij zou blijven behouden en gebruiken, dan zou hij iets bereikt hebben dat zeer belangrijk is. Met de kennis, die hij bezit, plus de verwantschap met de mensen, die hij helpen wil, en zich door de aanvaarding van het medicijnman zijn, heeft verworven, zal hij meer kunnen doen en zal hij over alle psychologische mogelijkheden en overmacht plus over alle ter plaatse bruikbare en verkrijgbare middelen kunnen beschikken, terwijl hij inzicht en mogelijkheden voldoende heeft om, waar de plaatselijke mogelijkheden te kort zouden schieten, zijn therapie met andere, meer westerse waarden aan te vullen.

U ziet nu misschien, waarom het mij hier ook nog gaat: Wij moeten zoeken naar een samenhang. Deze kunnen wij alleen vinden en verkrijgen, door niets te verwerpen. Het is natuurlijk goed om te zeggen – zoals zo vaak gebeurt bv.: “Godsdienst is een vaste relatie met God. Maar spiritisme is is een bijgeloof, waarbij door bedriegers en geestelijk niet normalen gebruik wordt gemaakt van het goedgelovig zijn van de mensen.” In sommige, zij het niet alle, gevallen kan men met dit laatste zelfs wel gelijk hebben. Maar iemand, die een liefde heeft voor al het levende zal de zaak toch wat anders bezien. Deze zal zeggen: “Zelfs wanneer die mensen zich door een aantal bedriegers zich soms tot allerhande dwaasheden en vreemde stellingen laten verleiden, zo moet er toch nog een waarde in gelegen zijn.” Waarschijnlijk voldoet dan zelfs dit namaak spiritisme aan een behoefte van de mensen, waar de godsdiensten en de kerken te kort schieten en ook de maatschappij geen aanvulling kan geven. Dan zou men, juist door het aanvaarden van de waarde van dit spiritisme – zonder het daarom ook in zijn geheel goed te keuren of te stellen, dat het zonder feilen is – kunnen bereiken, dat de waarde, die daarin gelegen is en niet in godsdienst of maatschappij te vinden is, maar toch voor de mens kennelijk van het grootste belang kunnen zijn, in trachten te voegen in bijvoorbeeld het geheel van de godsdienst. Het gaat er niet om iets te bevestigen, uit te roeien of te verwerpen.

Wijsheid maakt wel degelijk onderscheid tussen illusie en werkelijkheid, maar zal vaak beseffen, dat de illusie soms noodzakelijk is.

Een vol bewuste, een ingewijde, zal zich bv. niet met voedsel voeden, zoals andere mensen. Laat ons deze oude stelling nu maar eens even zonder discussie aannemen, dan zien wij in de zelfde stelling, dat een vol ingewijde, wanneer hij iemand, die niet ingewijd is en die van honger dreigt om te komen, wil voeden, het volgende doet: Hij tovert iets om tot voedsel. Is dit nu een werkelijk wonder? Worden hier werkelijk stenen tot brood gemaakt? Ik betwijfel het en geloof eerder, dat er een illusie wordt geschapen: De suggestie van voedsel en voeding op de normale manier, waardoor de kracht, die in wezen het voedsel moet vervangen, aanvaardbaar wordt.

Misschien ligt dit wel zeer ver op het terrein van het wonder, het bijgeloof en dergelijke. Maar laat ons het dan eens omzetten in concrete feiten van vandaag. Een mens is ziek, doodziek. Deze mens kun je met geneesmiddelen voorlopig niet voldoende helpen. Nu komt er een magnetiseur, die de patiënt wil gaan helpen. Moet je nu zeggen: Dit zal wel bedrog, humbug zijn. Misschien werkt het wel eens een keer, maar wij kunnen dit nu eenmaal niet controleren, daarom is het verwerpelijk en gevaarlijk. Of moet men zeggen: Wat die magnetiseur doet, moet ik als medicus eigenlijk ook leren, want dan kan ik daarmede nog iets doen, wanneer mijn medicijnen en gewone kennis te kort schieten. Of zou men zelfs nog een stap verder moeten gaan en zeggen: Ik aanvaard de magnetiseur met zijn wijze van helpen en zijn mogelijke gaven, ik aanvaard ook de gebedsgenezers, omdat ook zij iets tot stand kunnen brengen; ik vermeet mij niet deze dingen af te keuren of te bestrijden, maar zal alleen naar beste weten trachten te voorkomen , dat de hiaten, die in al deze dingen kennelijk toch wel bestaan, aan te vullen met mijn kennis.

Dit laatste is volgens mij werkelijke wijsheid. Wijsheid is niet het scheiden der dingen, maar het verenigen van de dingen. Wanneer je een schitterend schip hebt met een enkele motor, die echter op zee uitvalt, moet men dan trots zijn en zeggen: Wij zijn te modern en kunnen niet meer teruggrijpen naar de zeilen, die eens de schepen hebben voortgedreven? Of moet men, wanneer het niet anders kan, desnoods een noodtuig improviseren en zien, dat men al zeilende verder komt? De stellingen die men hoort van de z.g. wijzen van deze dagen ontberen het element van aanvaarding, ook voor datgene, wat nu niet meer modern, wat volgens huidige stellingen niet controleerbaar of passend heet te zijn. Deze wijzen verwerpen soms de oude esoterische kennis en in andere gevallen de praktische toepassing van middelen, die ouderwets zijn, of een in praktijk omzetten van de religie, die zij nu toch zeggen te belijden. Want, zo zeggen zij, dit past niet meer in onze dagen.

Is dit nu werkelijk realistisch denken? Is dit wijsheid? Is het wijsheid om te zeggen: “Ik geloof in een God van liefde, die zijn eniggeboren zoon voor ons liet sterven, een God, die mij voortdurend bijstaat”, om vervolgens te zeggen: “Wij moeten natuurlijk niet op een gebed, op wonderen rekenen, die dingen passen alleen op zondag, of bestonden alleen in het verleden, maar hebben nu geen zin meer.” Wanneer een gebed zoveel waarde moet hebben, als men pleegt te zeggen, of zegt te geloven, dan moet het ook tot uiting kunnen komen. Stel de zaak desnoods op de proef: Laat nagaan, waar gebed invloed heeft en waar niet, maar verwerp de praktijk niet, terwijl je de theorie als enige waarheid verkondigt. Kijk daar, waar een godsdienst van belang is en waar niet, maar verwerp niet het geheel. Tracht alle dingen tot een eenheid te maken, opdat het ware en goede in alle dingen voortdurend tot uiting zal kunnen komen.

In de praktijk ontbeert de mens juist vaak deze wijsheid. Een groot deel van de conflicten en mistoestanden, die op het ogenblik op de wereld bestaan, zijn voortgekomen uit de eenzijdige wijsheden der mensen, die denken het te weten. Daar is bv. de eenzijdige wijsheid van vele jonge Afrikaanse staten, dat je zelfstandig moet zijn om aanzien te hebben en zelfstandigheid alleen kunt bewijzen door je van allen af te wenden, die meer weten, sterker of beter zijn dan jij.

Te beperkt is het inzicht vooral in betrekking tot het feit, dat je om aanzien te kunnen verwerven en behouden allereerst in leven moet kunnen blijven. Een te eenzijdig begrip voor politiek aanzien van bv. de USA in verband met Laos en een wanbegrip voor de werkelijke situatie vloeit voort uit het denkbeeld, dat de mens alles kan bereiken met goederen, geld en wapens. Er is hier een tekort van begrip voor het feit, dat je soms met zuiver geestelijke middelen veel meer begrijpt.

Indien deze tekorten aan inzicht er niet zouden zijn, zou het conflict eenvoudiger kunnen worden opgelost. Want het is uiteindelijk niet zo belangrijk, of er nu communisten, neutralisten of westers georiënteerde daar regeren, ook al zal het misschien prettiger voor het ogenblik lijken wanneer een bepaalde partij er nu regeert.

Maar zou dit werkelijk voor de mensen van belang zijn? Er zijn in de wereld reeds zovele staatkundige en andere systemen gekomen en gegaan. Het werkelijk belangrijke is dus niet, welk systeem, welk denkbeeld voor het ogenblik wint, maar de mens zelf, het behoud van de menselijkheid, het voorkomen van nutteloos lijden en ellende. Belangrijk is het scheppen van een zekerheid, waarbij die mens, binnen het kader van elk mogelijk systeem, zichzelf zal kunnen zijn.

Wanneer je een bedelaar rijk maakt door hem alles te schenken, blijft hij een bedelaar. Wanneer je een bedelaar een beperkt middel leert, waarmede hij zonder bedelen zijn kost voortaan beter kan verdienen, is hij een stap omhoog gekomen en is een werkman geworden.

Je kunt de mensen nooit tegen hun wil regeren. Dat dit wel het geval zou zijn, is een eigenaardige opvatting, die men overal weer aantreft. Om mensen waarlijk en blijvend te kunnen regeren, zal men moeten doen, wat voor hen noodzakelijk is, zonder al hun wensen en inzichten te bruuskeren, en daarvoor heeft men veel wijsheid nodig, geestelijke wijsheid. Ik kan een mens nimmer dwingen om wijs te worden. Ik kan hem uiterlijk dwingen, maar hem nooit er toe brengen zich met geheel zijn wezen, innerlijk zowel als uiterlijk bezig te houden met godsdienst of politiek, ik zal nooit zijn innerlijke wezen kunnen bewegen door dwang. Wel kan men, door de mens te aanvaarden, zoals hij is, door hem te geven, wat hij wil, maar altijd iets meer te geven dan enkel dat, en desnoods zelf de zorgen te dragen, die rechtens die van de mensen zijn, kan ik een ieder langzaam verheffen tot een peil, waarop hij voor mij aanvaardbaar is geworden.

Je hebt altijd grote wijzen, meesters en leraren gehad op de wereld, waarvan men aanneemt, dat zij de hoogste bevrijding hebben bereikt. Maar niemand vraagt zich af, waarom dezen dan nog tot de mensen terugkeren en zich met hen bezighouden. Niemand vraagt bv., waarom Jezus zich nu nog steeds met de mensen bezig houdt en beloofd heeft terug te keren. Dezen kunnen natuurlijk allen zonder meer verder gaan naar dat Absolute Niets, dat, naar ik meen, toch wel het einde is van alle ontwikkeling: Het ingaan in het onbeschrijfelijke, de Eerste Oorzaak, God. Maar zolang je daar alleen bent, zodra je het idee hebt, als laatste zelfstandig denkbeeld desnoods, dat je een ander niet geholpen hebt, daar, waar dit je mogelijk was, zo meen ik, dat je terug zult keren. Ik meen dat juist de grootste geesten, de hoogste zielen daarom juist steeds terugkeren tot de aarde. Niet om daar als schimmen rond te waren, of als herboren en opnieuw door het menselijk leven heen te slenteren, maar om aan een verplichting, die zij in zichzelf erkennen, te voldoen; een verplichting die geboren is uit de hoogste wijsheid, die er is: Hoeveel waan er ook is op de wereld, er is ook een werkelijkheid. Ik ben deel van die werkelijkheid, maar die werkelijkheid is ook deel van mij. Ik kan niet gescheiden worden van mijn besef en bestaan van het leven, van datgene, wat dit leven vormt en uitmaakt. Ik ben hieraan gebonden of ik wil of niet. Ik kan wel dit leven en dit besef van leven steeds groter maken, maar wanneer ik mij daarvan losmaak, verlies ik niet alleen de wereld, maar ook mijzelf.

Dit is een wijsheid, die u misschien krankzinnig klinkt, vooral in een wereld, waar het al heel gauw klinkt: Zorg voor jezelf en de rest komt later wel. Maar het begrip voor de samenhang, het inzicht, dat zelfs achter alle sluiers blijft voortbestaan, omschrijft het werkelijke Ik; besef, plus de samenhang der dingen, dit behouden is noodzakelijk, zolang wij een ik – bewustzijn begeren als het huidige.

De samenhang heb ik u reeds gedemonstreerd met voorbeelden. De samenhang der dingen, het deel zijn van het geheel, dit is noodzakelijk in de wereld der mensen, in de sferen, in het denken van mens en geest. Deze wijsheid van het verbonden zijn geeft eerst de werkelijke inhoud en betekenis aan alle andere kennis en wijsheid, die mens en geest kunnen bezitten. Daarom noemde ik haar de grootste, de hoogste wijsheid. Wij hebben behoefte aan datgene, wat ons eigen wezen, zijn, kennen en streven coördineert met het zijn van anderen, met het andere, het niet ondergeschikt of superieur makende, maar het met zijn beste kwaliteiten en grootste vermogen inpassende in een geheel, een gemeenschap, die juist daardoor bereiken kan, wat elk van ons voor zich niet kan bereiken. Vele mensen zullen dit beeld niet willen aanvaarden, omdat hun idee van wijsheid juist is, dat je meer moet zijn dan een ander. Mijn vraag aan hen is: Kunt u meer zijn dan een ander, zonder gelijktijdig tegenover die ander te kort te schieten? Heeft u recht op enige kennis, die u aan anderen moogt onthouden? Heeft u recht op enig bezit, dat u aan anderen moogt onthouden of ontnemen? Ik meen, dat deze dingen niet bestaan.

Ik geloof dat in deze dagen meer dan ooit de mens met dergelijke moeilijkheden geconfronteerd zal worden. Je kunt niet als mens, als eenling, of zelfs als natie, rechten verwerven, terwijl je aan anderen die zelfde rechten ontzegt, je kunt niet als stand of staat kennis verwerven, die je anderen onthoudt en daarmee dan toch goede resultaten behalen. Je kunt niet rijk zijn of wijs zijn of anders zijn en de resultaten daarvan zien, indien je weigert te delen, met anderen samen te werken, zelfs met degenen, die deze dingen niet bezitten of volgens uw denkbeeld niet voldoende waarderen.

Het is alles eigenlijk eenvoudig; wanneer je een pannenkoek wilt bakken, heb je tenminste nodig: Een vuur, een plaat of pan, water en meel. Ik praat nu nog niet over gist, suiker, eieren, die er ook nog bij behoren. Wanneer je die dingen allen afzonderlijk hebt, heb je niets. Voeg ze samen op de juiste wijze en je verkrijgt een goed gebak. Het is daarom noodzakelijk, dat er iemand is, ook al draagt hij verder niets bij, die de mengverhouding kent, die beslag kan maken en weet, wanneer en hoe je een pannenkoek het beste kunt omdraaien. In een wereld vol van specialisten, vol van mensen, die op geestelijk en ieder ander gebied overtuigd zijn, dat zij het alleen weten, zijn toch de ingrediënten voor een werkelijk 1000-jarig rijk, een nieuw paradijs, een werkelijke ontmoeting tussen mens en God aanwezig. De bestanddelen, de noodzaken zijn er. Maar er is niemand, die ze weet te mengen.

Nu kan de mens er wel op vertrouwen dat er ééns zo iets of zo iemand zal komen. Hij kan er zich op beroepen, dat hij toch wel het recht heeft te verwachten, dat na al zijn moeite, deze gave van elders komt. Maar zij komt niet. Deze gave komt niet, tenzij wij bereid zijn, van onze eigen meerwaardigheid afstand te doen en eerlijk zelf te zoeken naar de juiste verhoudingen. Niets zal bereikt worden, tenzij wij allen zelf bereid zijn ons specialisme en ons gevoel van boven anderen wetend of uitverkoren te zijn, ter zijde te stellen. Want hoe waar het ook is, dat elk van ons, geest en stof, een taak heeft in het eeuwige bestaan, zo zeker is het ook, dat wij deze taak alleen nooit goed zullen kunnen vervullen en steeds daarvoor ook afhankelijk zullen zijn van anderen, van het andere. Zo zeker als het is, dat er een levende God is, een levende God en een levende Kracht, zo zeker is het ook, dat je die God nooit kunt bereiken over de ruggen van anderen, dat die Kracht nooit de uwe zal worden door het beroven van anderen. En zo waar als er een innerlijke weg is tot het paradijs, de erkenning van Het Grote, zo zeker is het ook, dat je die weg nooit zult kunnen afleggen, wanneer je alleen met jezelf blijft.

Daarom was mijn pleidooi vandaag het pleidooi voor een wijsheid, die maar al te veel wordt verwaarloosd. Een wijsheid, die ik nog nog eens zo volledig, juist en praktisch mogelijk voor u wil formuleren: Elke mens moet leren in zijn kennis, zijn bekwaamheid, zijn denken en handelen uit te gaan van het standpunt, dat hij in deze dingen onvolledig zijnde, slechts met anderen gezamenlijk tot de begeerde volledigheid zal kunnen komen.

Elke mens zal moeten beseffen, dat resultaten nimmer werkelijk bereikt kunnen worden door het bestrijden van anderen, doch wel tot stand komen wanneer men de juiste samenhang met anderen vindt.

Elke mens zal moeten leren beseffen, dat niets, maar dan ook werkelijk niets op deze wereld geheel zonder waarde is, dat niets geheel zinloos is, dat zelfs bedrog en dwaasheid op deze wereld waarden bevatten, waardoor andere dingen, die nu reeds als wijsheid erkend zijn, een nieuw en beter, bruikbaarder aangezicht kunnen verkrijgen.

Elk voor zich in deze dagen en wij allen gezamenlijk, zover dit mogelijk is, zullen moeten zoeken naar degene of datgene, wat ons streven coördineert, wat het ons mogelijk maakt onze onvolledige kennis en bekwaamheden samen te voegen tot iets, wat voldoende is om het werkelijke probleem van het leven te zien en op te lossen. Wij zullen daarbij zeker evenzeer een beroep moeten doen op geestelijke en occulte waarden, bijgeloof en volksmentaliteit, ja, zelfs de dwaasheid van medemensen, als op wetenschap, theorie en cijfers.

Laat ons wijs zijn door het beseffen van de beperkingen van ons weten en onze wijsheid. Laat ons wijs zijn door, deze beperkingen erkennende, een aanvulling daarvan te zoeken bij anderen.

Laat ons tezamen de samenwerking scheppen, die eigenbelang ondergeschikt maakt aan gezamenlijke bereiking. Dan pas zullen wij in staat zijn om, zowel langs de innerlijke weg en via innerlijke waarden, als langs de weg van wetenschap en wereld, werkelijkheid te creëren. Eerst dan zullen wij in staat zijn vele dingen, die nu misschien zinloos of waardeloos lijken, zin te geven en waardevol te maken, door het te gebruiken voor het opvullen van de hiaten, die wij nu misschien niet eens vermoeden. Zo komen wij tot verwerkelijking van het streven van de mensheid en realisatie van de mogelijkheden, die voor allen bestaan.

0-0-0-0-0-0-0-0-0-0

 Vragen.

  • Ik heb uw betoog met aandacht gevolgd, maar meen, dat er een wat negativistische indruk wordt gewekt. Ik wil mij bepalen tot het beperkte gebied der geneeskunde. Ik meen, dat juist in deze tijden door de samenwerking van verschillende specialisten in de z.g. integrale geneeskunde, de psychosomatica steeds meer de overhand krijgt en deze dus wel degelijk op de goede weg zijn door te trachten in teamverband bepaalde bereikingen mogelijk te maken. Ik meende, dat dit niet zo duidelijk door u gesteld werd.

Neen. Ik heb dit terloops aangestipt, omdat, zoals u terecht opmerkte, het negatieve aspect voor mijn betoog belangrijker was. Ik hoop, dat u mij dit zult willen vergeven. Ik meende dat dit, zoals vele andere gunstige uitzonderingen in deze tijd, op zich nog niet zo belangrijk was in vergelijking met de algemeen heersende omstandigheden.

Laat ons dan nu stipuleren: Er bestaat binnen de geneeskunde op het ogenblik wel degelijk een steeds juistere tendens in de richting van werkelijk teamwork. Wij zien, dat men de onvolkomenheden van het specialisme, zoals door mij belicht, ook in medische kringen wel

degelijk gaat beseffen. Ik wil hieraan toevoegen – en hopelijk duidt u mij dit niet euvel – dat begrippen ven eigen voornaamheid of ‘beter zijn’, vaak een juiste analyse en waardering van de verschillende gegevens binnen vele van deze meer progressieve groepen toch nog belemmert.

Maar, zoals u opmerkte, integrale geneeswijze en psychosomatica zijn een van de grote stappen voorwaarts, die de geneeskunde in de laatste tijd genomen heeft, ook al zijn haar resultaten in de laatste tijd nog niet zo spectaculair als na zeg rond 20 à 30 jaren van onderzoek en systematische samenwerking bereikt zouden kunnen worden.

Mijn enige verwijt tegen deze – en andere – wetenschappen, is dan gericht tegen een groot deel van de wetenschapsmensen – niet tegen allen, want er zijn ook anderen -: Dat zij geneigd zijn om wat ik noem de medicijnman uit te schakelen. Ik kan begrijpen dat men het volk wil beschermen tegen kwakzalvers. Maar de manier waarop men dit bv. in Nederland, op het ogenblik meent te moeten doen, is in feite een weggooien van het kind met het badwater. Wij weten heel goed, dat deze kwakzalvers, zo zij al niet aan de concrete behoeften van de patiënt in therapeutische zin tegemoet komen, dit toch wel degelijk doen in psychologische zin, daar dus waar de hedendaagse medicus, misschien wel door tijdsgebrek of door een soort mechanisatie van zijn arbeid, faalt. Door deze feiten te erkennen en, gezien de behoefte waaraan zij toch voldoen op de juiste wijze te betrekken binnen het kader van de geneeskundige behandeling, zou men reeds veel bereiken.

Ik kan mij voorstellen, dat de op het ogenblik sluikse en vaak een wat illegaal karakter hebbende samenwerking tussen bepaalde paranormale genezers en bepaalde medici, een veel beter effect zou hebben, wanneer er sprake kon zijn van een open samenwerking. Ik kan mij voorstellen, dat het samenwerken met kruidkundigen e.d. tot veel betere resultaten zou kunnen voeren, omdat de medicus werkelijk in staat zou moeten zijn met deze mensen samen te werken en zo niet alleen hun prescripties te controleren, maar ook gelijktijdig zou kunnen zien dat deze prescripties, al zijn zij theoretisch te ouderwets of zelfs geheel zonder waarde, toch concrete resultaten met zich brengen.

De samenwerking binnen de geneeskunde begint hier en daar op gang te komen. Inderdaad, het vroegere gevecht van de experts begint ook al zo hier en daar wat af te flauwen. Maar dan nog zeg ik, dat de wijsheid eist, dat men ook hier niet alleen rekening houdt met de wetenschap en het wetenschappelijk aspect, maar dat men ook rekening houdt met de mens. Want heb gaat om het wezen van de mens, niet alleen om het organisme. Daarom hebben binnen die geneeskunde, volgens mij, als samenwerkende personen of factoren, wel degelijk ook de verschillende gezondbidders, paragnosten, magnetiseurs, kruidkundigen en wonderdokters een plaats. Hun plaats binnen de officiële geneeskunde en therapeutische behandeling zal door ervaring moeten worden bepaald, maar door deze à priori uit te sluiten heeft men het volgende tot stand gebracht:

  1. De neiging om de medicus te mijden op het ogenblik, dat je door magnetiseur, wonderdokter, gezondbidder e.d. behandeld wordt.
  2. Een zelf veroorzaakt gebrek aan controlemogelijkheden op het werk van dergelijke personen, dat enkele malen misschien wel een voordeel is, maar in de meeste gevallen toch ten nadele van de patiënten uit schijnt te vallen.
  3. Een beperking van de mogelijkheden tot een verdere, minder orthodoxe ontwikkeling van de medische wetenschap, welke bereikt zou kunnen worden door bewust ook gebruik te maken van de bijgelovigheden en schijnbare bijgelovigheden, die dan toch, of men dit nu toe wil geven, in vele gevallen patiënten inderdaad beter maakt, of een illusie van gezondheid weet te geven, waardoor hun veerkracht in ieder geval aanmerkelijk vergroot wordt en een aanvullende therapeutische behandeling, die nu achterwege blijft tot het te laat is, de kwaal zelf gemakkelijker en doelmatiger zou kunnen bestrijden.

En dit is dan alleen een meer uitgebreide mening over de medische wetenschap, waarin ik wel bepaalde goede veranderingen zie, maar ook zo veel, wat niet strookt met de wijsheid, die ik propageerde. In vele andere wetenschappen treffen wij hetzelfde. Want het gaat hier niet alleen om de medische wetenschap, maar evenzeer om de voedingsleer, de sociale wetenschappen, de politieke wetenschappen, stedenbouwkunde en architectuur. Neem nu alleen deze laatsten eens.

De opzet moet niet alleen beantwoorden aan de eis, op een zo luxueus, gemakkelijk mogelijk en meest hygiënische wijze van wonen van zo veel mogelijk mensen. Het gaat erom de mens een leven binnen een menselijke gemeenschap mogelijk te maken, niet om hem te maken tot een nummer, dat, in een luxe doosje weggeborgen, wordt geïsoleerd van de anderen en daardoor juist te midden van die perfectie volgens de theorieën terugvalt in moedeloosheid, de zin van het leven niet meer erkent en zichzelf tenonder brengt door gebrek aan bestrevingen.

Ik hoop hiermede een amende honorable gemaakt te hebben voor mijn belichting, die in mijn onderwerp, waarbij het ging om het contrast tussen wijsheid en vele huidige praktijken, naar ik toegeef wel wat weinig genuanceerd was.

  • Ik dank u zeer. Dit begrijp ik heel goed en ben het volkomen met u eens, zoals u het nu hebt geëxponeerd.

Dan hebben wij beiden aanleiding om dankbaar te zijn, want de gelegenheid die u mij bood tot deze uiteenzetting, heeft ook voor enkele anderen een wat beter inzicht in wat ik wijsheid noemde met zich gebracht.

  • Ik zou graag weten, hoe wij deze samenbrengende liefde zouden kunnen helpen vergroten in deze wereld.

Eigenlijk is dit na enig nadenken eenvoudig. Ik wil u wel een paar eenvoudige beginregels geven en ben ervan overtuigd, dat u met het toepassen daarvan voorlopig reeds moeite genoeg zult hebben.

  1. Sta nimmer op uw voorrang in het verkeer.
  2. Sta nimmer op uw rechten, tenzij werkelijk uw leven, of het welzijn van anderen daarvan afhangt.
  1. Wees altijd bereid in een ieder het beste te zien, al wordt u ook elke keer weer teleurgesteld.
  2. Geloof in een principe van goedheid en rechtvaardigheid, dat uiteindelijk zal zegevieren, ook al toont de wereld u voortdurend het tegendeel.
  3. Geloof vooral – en dit is heel belangrijk – dat u in staat bent om de onvolmaaktheden van anderen te helpen voorkomen of genezen, zolang u zich maar niet als meerwaardig of als geroepen leraar van die anderen beschouwt, maar als hun dienaar.

Wanneer u in de praktijk met die regels begint, hebt u al veel gedaan om deze verbondenheid, deze samenwerking onder de mensen mogelijk te maken.

Er rest mij, alleen nog het afscheid. Ik hoop, dat u ook bij dit betoog over wijsheid zelf zult nadenken. Wij weten niet alle dingen. Ik hoop, dat u zult trachten voor uzelf een menig te vormen over wat voor u de juiste benadering en het juiste gedrag is.

Verder hoop ik dat u, deze inzichten eenmaal verkregen hebbende, dezen ook om zult willen zetten in de praktijk met daden en gedachten en als het anders helemaal niet gaat, desnoods ook nog eens met woorden.

0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0

Esoterie: De grootste wijsheid.

 Ik zou dan maar aan willen haken met het eerste onderwerp:  “De grootste wijsheid in de esoterie is niet het erkennen van de innerlijke weg, doch het innerlijk besef, waardoor men uit vele mogelijkheden steeds weer diegene kiest, waarvoor het eigen Ik reeds rijp is.”

Anders gezegd, er zijn veel mensen, die innerlijk willen klimmen en liefst dan zo snel en zo hoog mogelijk. Het resultaat is dat zij er geestelijk ongeveer uitzien als een aap, die in avondtoilet probeert aan een plechtig diner mee te doen om er door allen als eerste klas burger aanvaard te worden. Dit is een wat moeilijke zaak, zoals u wel zult begrijpen. Geestelijke ontwikkeling is nu eenmaal niet alleen een kwestie van het doorwerken van een aantal studieboeken, of zelfs maar van het in jezelf beseffen van een aantal punten. De innerlijke wijsheid is in wezen de integratie van eigen persoonlijkheid. Dit is niet alleen zelfkennis, maar daarnaast ook het leren jezelf enigszins bewust te besturen. Het is niet alleen een kwestie van zelfbeheersing, maar vergt bovendien ook begrip voor de noodzaak tot beheersing op bepaalde punten, en de overbodigheid daarvan op andere punten.

Esoterische vooruitgang is a.h.w., een langzaam groeien naar iets groters. Nu zijn er natuurlijk altijd wel kinderen, die toch geniaal zijn, componeren, schrijven, dichten, concerten uitvoeren, jonge genieën ook, die berekeningen maken, waarvoor menig kernfysicus eerbiedig het hoofd buigt. Maar zij zijn uitzonderingen en van hen zijn er maar weinigen dusdanig begaafd, dat zij ook als volwassenen het bereikte kunnen behouden of zelfs ontwikkelen. Hoezeer wij ook ergens op ons eigen geestelijk ego verliefd plegen te zijn, zo meen ik toch, dat wij onze jonge uilen daarom nog geen schoonheden mogen noemen.

Laat ons daarom voor de regels van de innerlijke wijsheid eens beginnen met het volgende:

  1. Het is beter, dat ik weinige dingen besef en consequent in leven en denken door weet te voeren, dan dat ik innerlijk vele dingen besef, maar niet weet, wat ik in mijn leven daarmede aan moet.
  1. Het is belangrijker een waarheid te vinden, die ik in mijzelf als zodanig aanvoel, een enkele onvolmaakte theorie te kennen, waardoor mij het beeld van God wat nader komt, dan alle kennis te bezitten, alle systemen te beheersen en alle openbaringen door te werken, zonder daarvan innerlijk iets te gevoelen.
  2. Dit is een voor deze tijd misschien wat zonderling punt, maar het is toch waar: het is beter langzaam maar gestadig voort te gaan en te genieten van alles, wat de weg biedt, dan zich te haasten en uitgeput neer te vallen, voor het einddoel bereikt is.

Juist op geestelijk terrein zie je dit laatste vaak. Er zijn mensen – heel goede mensen – die beginnen met te zeggen: “Wij willen geestelijke bewust worden”. Waarvoor ik alle respect heb. Maar dan gaan zij “zoeken” en beginnen met de Kerk. De Kerk deugt niet helemaal en dus  worden zij theosoof . Maar de theosofen hebben het niet helemaal en dus gaan zij naar de Rozenkruisers. Die blijken het ook al niet helemaal te hebben en dus gaan zij naar de loge. In de loge past alles hen ook niet geheel, dus gaan zij weer eens terug naar de Kerk, die ook blijkt nog steeds niet te bevallen. Dan gaan zij verder naar andere groepen en kringen. Als zij zo alle systemen hebben afgegraasd en van allen te weinig hebben begrepen, komen zij tot de conclusie, dat zij het alleen moeten doen. Vanaf het ogenblik, dat dit besef bij hen gaat groeien, hebben zij opeens te weinig tijd, om verder te kunnen werken aan hun geestelijke ontwikkeling.

Dat zijn degenen, die zoveel gezocht hebben, dat zij er uitgeput bij neer zijn gevallen. Nu weet ik wel, dat je dit in de maatschappij ook wel tegenkomt.

Zoals die mensen, die met alle geweld de goedkoopste schoenen van de beste kwaliteit willen hebben. Zij lopen 25 winkels af, laten overal hun eksterogen beledigen om uiteindelijk genoegen te nemen, geheel uitgeput, met een paar schoenen dat niet past, te duur is en lichtelijk lelijk, dan wel geheel zonder schoenen huiswaarts keren. Ik vraag mij dan altijd af, of het niet beter is, een paar schoenen desnoods wat te duur te kopen – zolang het kan – of genoegen te nemen met schoenen, die niet zo mooi zijn als je wel zou willen, maar tenminste passen, dan op deze wijze kracht en tijd te verspillen met het zoeken naar iets, dat ideaal is, maar niet redelijk in werkelijkheid verwacht kan worden. Idealen zijn dingen, waarvan je droomt. In het geestelijk werk benader je steeds meer een ideaal, dat daarop prompt van aard verandert en weer voor je wegvlucht. Wanneer je nu eens het mogelijke neemt en dit mogelijke in de geest omzet in een werkelijkheid, dan zul je steeds verder komen en steeds meer bereiken.

Het is natuurlijk een hele eer, wanneer iemand een graad haalt bij het een of andere genootschap, een wijding ontvangt in een kerk enz. Ik vraag mij echter altijd weer af: Wat houdt dit in? Er is een tijd geweest, dat zij een keizer hadden in Rome, meneer Laarsje , die op een gegeven ogenblik besloot een paard tot senator te maken. Dat is ook inderdaad gebeurd.

De vraag was toen, of dit paard als senator nu meer waard was dan die andere ezels… . Zouden er zaken voor paarden behandeld zijn en zou het paard deze kunnen begrijpen en aan zijn mening ook nog uitdrukking hebben kunnen geven, zou de benoeming misschien zin gehad hebben. De rang bepaalt nu eenmaal niet de kwaliteit. Dit is geen steek onder water, al voelen sommigen dit zo. Het gaat om wat wij werkelijk zijn, niet wat anderen van ons willen maken.

Wij moeten dus beslissen, wat wij werkelijk zijn en doen. Willen wij streven naar een rang, of naar een capaciteit? Helaas kiezen de meesten het streven naar een rang. Er zijn meer mensen dan u zou denken, die om maar heilig genoemd te worden het genot om God in waarheid te aanschouwen nog wel even uit willen stellen. Ik weet, dat dit hatelijk klinkt, maar het is waar.

En als wij daarover even kunnen grinniken, of ons even daarover ergeren op deze avond, zo lijkt het mij zaaks ons even af te vragen in hoeverre wij zelf spelen voor de meer bewuste, de wijzere, de meer ingewijde, de vromere, de moedigere, de meer vergeestelijkte enz. en in ons streven om deze uiterlijke erkenning te bereiken vergeten om de innerlijke capaciteit van bv. vroomheid of bewustzijn te bevorderen. U merkt wel, ik ben geen esotericus. Of, zo ik al esotericus genoemd mag worden, zo zou zou ik daarvoor willen zetten: “Praktisch cynisch”.

Praktisch – cynisch – esotericus is een heel mooie titel; wel zoals de meeste titels zonder al te veel inhoud, maar indrukwekkend en dat is heel wat waard.

De wijsheid is moeilijk saam te vatten in enkele woorden, in enkele begrippen. Maar wanneer men mij zou vragen: Wat is innerlijke wijsheid? Dan zou ik het, daarbij uit de aard der zaak sprekende vanuit mijn eigen standpunt, zo willen zeggen: Innerlijke wijsheid is de zekerheid, dat je steeds beter wordt vanuit jezelf en volgens je eigen vermogens.

Innerlijke wijsheid is niet het bereiken van een bepaalde graad, maar het meer doorleven van de essentiële kracht van het leven, en de ware esoterische bereiking en grootste wijsheid is dan ook niet het erkennen van de schepping, maar het ervaren van de Schepper, waardoor immers de schepping vanzelf duidelijk wordt.

Het is misschien allemaal een beetje dwaas, zoals ik het voorstel. Maar ik krijg zo vaak het idee, dat vele mensen zeggen: Wij moeten een mooi innerlijk voertuig hebben, om zich daarop een soort innerlijke Cadillac aan te schaffen, waarvoor zij geen benzine genoeg hebben, zodat zij zich de rest van hun leven de p… lopen te duwen om nog iets vooruit te kunnen komen. De wijze kijkt eerst, of hij wel benzine heeft. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan gaat hij desnoods op de fiets. Als hij ontdekt, dat zijn geestelijke middelen reiken voor een lelijk eendje plus benzine, dan weet hij, dat hij daarin verder kan komen en sneller op kan schieten dan in een geduwde Cadillac.

Dus moeten wij de verhoudingen vooral goed bezien. Nu is de een een eenvoudige ziel en de ander een geleerde. Maar per slot van rekening is het ook nog zo dat, zo die eenvoudige ziel met zijn eenvoudige krachten en middelen toevallig eens alles doet met zijn mogelijkheden wat er maar mee te doen is en de geleerde is voortdurend bezig aan het rubriceren en in index onderbrengen van zijn kennis en verworvenheden, dan weet ik wel, wie het wint. Zou de geleerde op zijn wijze precies het zelfde doen als de eenvoudige ziel, te weten het produceren van de beste gedachten en daden waartoe hij in staat is, geloof ik, dat beider ontwikkeling, gezien van een esoterisch standpunt, alleen in uiterlijkheden zal verschillen, maar niet in innerlijke waarde.

De kracht, waaruit je leeft is ook al een zo wonderlijk iets. U kent misschien de theorie wel van de 7 stralen: het Witte Licht van God wordt ontbonden in 7 stralen, zeven kleuren dus met waarschijnlijk elk nog weer eigen varianten. Onder die stralen behoren alle mensen. Behalve de lazerstralen, die hebben bovendien nog een geheel eigen straal. Nu kan ik wel zeggen: De straal, waartoe ik behoor, bepaalt mijn lot en mijn leven. Je kunt zeggen: ik behoor tot deze of gene straal. Maar wat heb je daar uiteindelijk nu aan? Is het niet eenvoudig alleen een kwestie van de taal, die je spreekt? God is en blijft het Witte Licht. Hij omvat alle dingen en of u nu behoort tot de groene, de gele, of de blauwe straal, de eerste, de zesde of de vierde straal, ook u moet uiteindelijk naar het Witte Licht.

Het verschil zal dus hoogstens liggen in de methode, die voor u bruikbaar is, maar nooit in het doel. Is het dan redelijk, om je over die verschillen van middelen druk te maken, zolang het doel gelijk blijft? Is het belangrijk, te vechten over de meest juiste weg, wanneer je langs meerdere wegen dat zelfde einddoel kunt bereiken? Ik heb soms het gevoel, dat mensen zich geestelijk hullen in een soort korset van regels, om dan voortdurende vapeurs te krijgen, omdat zij onder die omstandigheden enige werkelijke inspanning nu eenmaal niet kunnen verdragen. Waarom zou je je natuurlijk wezen geweld aandoen, waarom zou je je eigen natuurlijke wijze van redelijk denken, van geloven, geweld aandoen. Ik geloof niet, dat dit wijs, dat dit verstandig is.

Ontwikkel eerst dat, wat je bent tot de top, tot het werkelijk het beste is, wat je zo kunt zijn. Ik denk, dat je dan al een hele stap verder bent gekomen.

Probeer vooral ook niet de dingen al te ingewikkeld te maken. Zoals u bemerken zult, probeer ik mij aan deze regel ook zelf te houden. Ik zeg dan de waarheden, die ik meen te erkennen, ook maar kort en krachtig. Diplomatieke taal kunt u voor sociaal verkeer desnoods gebruiken, maar tegenover uzelf moet u steeds zo eenvoudig mogelijk zijn. Het is beter tegen jezelf te zeggen: “Wat ben ik een ellendeling en lamstraal geweest, een volgende keer doe ik het beter”. Dan te gaan redeneren: “Ik heb deze dingen gedaan en zij zijn natuurlijk niet meer geheel aanvaardbaar, maar per slot van rekening heb ik er enige redenen toe gehad”, want dan vergeet je maar al te vlug er aan toe te voegen: Dus zal ik het een volgende keer toch wel wat beter moeten doen…. .

Dus, kort en krachtig: Zeg nooit tegen een ander; “wat jij waarheid noemt, is geen waarheid”. Zeg alleen eerlijk en oprecht; “dit kan voor u wel waar zijn , maar zo kan ik het niet beleven”.

Zeg nooit tegen iemand: “Ik ben een goed mens”. Een dergelijke vorm van zelfbedrog lijkt mij voor anderen irritant en voor uw eigen geestelijk welzijn niet bepaald gunstig. Zeg altijd: “Ik wil zo goed zijn, als ik kan, maar dan ook niet beter”. Dan weet je tenminste, waaraan je aan toe bent.

En wanneer men tot u komt met mooie vreemde woorden en vele eigenaardige abstracte termen gebruikt, als bv. dechavan, bardo, nirwana enz., vraag dan die ander – of uzelf – of er voor deze begrippen geen eenvoudiger woord bestaat, wat men eenvoudiger kan begrijpen.

Herleid eens alle vreemde woorden, wonderlijke termen, Latijnse spreuken eenvoudigweg tot woorden, die u begrijpt. Hanteer dan alleen de begrippen, die ook u geheel begrijpt en definiëren kunt. U zult dan wel tot de conclusie komen, dat veel wat zo ingewikkeld scheen, eenvoudig genoeg is. En houdt geen lezingen over bereikingen – tenzij je een gehoor hebt en jezelf eens wilt laten gaan, dan is het wel leuk.

Zeg eenvoudig: “Bereiking is telkenmale iets meer zijn dan je was, iets verder komen dan voorheen.”

Zeg voor bewustwording niet vele dingen over uitbreiding van bewustzijn en de kosmos, maar eenvoudig: “Beter begrijpen, wat je bent en daardoor ook, wat je moet doen. Want dat is uiteindelijk bewustwording.”

Spreek niet over eeuwigheid in geleerde, en abstracte termen. Er zijn voldoende verhandelingen over eeuwigheid geschreven, om er bijna voor eeuwig razend en horendol van te worden. Zeg eenvoudig: “Eeuwigheid is het leven.” Dit betekent, dat ik de tijd heb. Want daar komt het op neer.

Begin niet te redeneren over wat God is, dat God zus is en zo. Dan kun je wel tien jaar door redeneren zonder iets verder te komen en zonder iets dichter bij het eind van je betoog te komen. Zeg eenvoudig: “God is de kracht, waaruit ik leef.” Basta.

Houd de zaak eenvoudig, spreek niet over de verschillende trappen en treden en poorten van de innerlijke inwijding, tenzij je iets aan een ander wilt duidelijk maken, of jezelf gewichtiger voor wilt doen, dan je bent. Zeg eenvoudig: de innerlijke weg is voor mij het verkrijgen van een groter begrip van mijn werkelijke wezen en daardoor het verkrijgen van de mogelijkheid, meer met mijn werkelijke ik in overeenstemming te denken te leven en te handelen.

Spreek over esoterie ook niet als het verborgene, het alleen maar innerlijke, maar zeg: De esoterie is voor mij innerlijk iets beseffen om daarnaar met geheel mijn wezen te kunnen handelen.

Als het zo eenvoudig blijft en alles vereenvoudigt tot zijn werkelijke waarde, schop je natuurlijk tegen heel wat schenen en gooi je misschien bij heel wat heilige huisjes de ruiten in. Dat weet ik heus wel. Maar waarom zou men daarvoor bang zijn, vooral wanneer je tegen jezelf dan kunt zeggen naar waarheid: “Wijsheid is voor mij het terugbrengen van alle dingen tot de eenvoudigste noemer.”

Ik kan u trouwens de wijsheid ook al heel eenvoudig definiëren: Wijsheid is eenvoudigweg begrijpen, wat je weet. Daarop komt het neer. Als je alles herleidt tot het eenvoudigste, blijft er naast die wijsheid – en nu grijp ik even terug op het eerste deel van de avond – nog een andere waarheid bij: De wijze beseft, dat alleen zijn en alleen gaan betekent; onvolledig zijn, maar dat samenwerking betekent; door meer geven, meer worden.

Dat is dan, volgens mij, het hele verhaal in een nutshell. Waarom zouden wij ons zo druk maken over de gehele wereld, weet u. Er zijn mensen, die hebben zich hele tijden beziggehouden met het concilie, zoveel dat ik het con – zielig vond. Zij hebben zich bezig gehouden met alles wat de bisschoppen daar hebben gedaan en uiteindelijk verklaard, of dat zij zeer tevreden of wat teleurgesteld waren, of dat er uiteindelijk toch wel een hoopgevend geluid was vernomen. Maar waarop kwam dit alles in wezen neer? Wanneer er een concilie nodig is om neer te leggen, wat in wezen reeds bestaat, is de gewichtigheid daarvan overbodig. Wanneer God in werkelijkheid leeft in de mens, zo kan het concilie dit hoogstens registeren, maar niet amenderen of veranderen. Het bepaalt zich in wezen tot uiterlijkheden en kan ten hoogste de bestaande feiten boekstaven, goedkeuren of afkeuren, zonder er een jota aan te veranderen. Kort geleden vroeg men mij, wat ik dacht van de daarop gegeven verklaring aangaande de joden. Ik antwoordde alleen: De joden hebben misschien Jezus één keer gekruisigd, maar volgens hun eigen geloof doen de meeste christenen dit haast elke dag opnieuw. Wie zijn dan de grootste schuldigen?

Daarop werd mijn methode van zeggen verworpen.

Ik had natuurlijk gewichtiger moeten spreken, over aanpassing, en kerkelijke souplesse, die langzaamaan ontstaat en meer van die dingen. Dan was mijn antwoord goed en mooi geweest.

Ik zou tegen u kunnen spreken over de sferen, het Licht der geestelijke werelden, het Witte Licht, dat in deze dagen neer priemt op de wereld en steeds scherper en duidelijker openbaart, wat levensvatbaar is en steeds duidelijker doemende wat niet echt, niet waar en niet levensvatbaar is. Ook dan vindt men het mooi. Maar als ik zeg: “Mens, leef volgens de waarheid, die in je bestaat”, dan zegt men; dat is niet geestelijk meer, dat is geen esoterie meer. Waarom eigenlijk?

In mijn opinie wordt heel vaak een werkelijke esoterische waarde verzopen in woorden zoals een jonge kat met een steen van gewichtigheid om zijn nek, en dat, vrienden, is iets wat wij zoveel mogelijk moeten voorkomen.

Wat er ook gebeurt in ons leven, op onze wereld, in de sferen, waar wij ook zijn en wat wij ook door zullen moeten maken, laat ons voorkomen, dat wij steeds weer het beste en edelste, dat in ons mogelijk is en bestaat, terzijde werpen voor woorden. Laat ons voorkomen, dat wij uit vele overwegingen de beste mogelijkheden en kwaliteiten, die wij bezitten, niet actief gebruiken.

Laat ons voorkomen, dat wij onszelf voortdurend op de verkeerde manier verloochenen. Want velen vereren het denkbeeld van zelfverloochening zozeer, dat zij al het levende in hen verloochenen en dit levende hart, dit levende wezen dan trachten te vervangen met een reeks droge stellingen. Wat niet de juiste weg is. Daarom, wil ik onze lezing over wijsheid -onze, want u lacht en ergert u, en ik spreek – besluiten met iets, wat volgens mij toch wel zeer wijs is:  Het vinden van de juiste band met God, de kosmos, met de mensheid, met alle leven en bestaan, is voor ons het enig belangrijke. Want alleen langs deze weg zullen wij de openbaring vinden van ons werkelijk wezen, van de kracht, die ons heeft voortgebracht en zo ook bewust worden van onze werkelijke betekenis en onze werkelijke taak.

image_pdf