De aarde en haar verbindingen met het zonnestelsel

image_pdf

uit de cursus ‘De wereld’ (hoofdstuk 2) –  november 1973

De aarde en haar verbindingen met het zonnestelsel.

De aarde, zoals wij de vorige maal hebben getracht duidelijk te maken, heeft een eigen veld, reageert op stralingsvelden die ook op de mens invloed hebben en heeft een eigen persoonlijkheid. Nu zult u begrijpen dat de persoonlijkheid van de aarde iets meer is dan de som van alle leven daarop en zelfs van alle elementalen, die in en rond haar bestaan. De eigen persoonlijkheid van de aarde kan ongeveer als volgt worden omschreven. Een betrekkelijk spraakzame dame met de neiging nogal eens te snel te reageren.

De aarde is dus in haar reacties buitengewoon snel als het iets betreft dat van de zon of wat meer uit de buurt van Venus, Mars, eventueel Mercurius en Saturnus afkomstig is. Haar mededelingen zijn natuurlijk van een wat andere aard dan die welke mensen onder elkaar kennen. Deze mededelingen zouden het best kunnen worden beschreven als de uitdrukking van een ervaring ten aanzien van beweging in ruimte. Dit klinkt erg ingewikkeld maar het komt hierop neer:

Het zonnestelsel met alle planeten beweegt zich door de ruimte in een bepaalde richting. Hierbij heeft het geheel een zeker momentum en trekt daardoor voortdurend door andere delen van de ruimtelijke structuur. De wisseling daarvan zal voor een mens niet opvallend zijn, omdat de duur van één periode soms duizenden jaren kan belopen, soms een paar honderd jaar. De aarde reageert daarop nogal scherp en heeft de neiging daarover gesprekken te voeren. Dat wil zeggen eigen constatering ten aanzien van de ruimte te vergelijken met de ervaringen van andere planeten.

De reacties ten aanzien van de zon hebben wij de vorige keer al beschreven. Men zou misschien kunnen zeggen dat de relatie aarde / zon er één is van een wat ongezeglijk kind tegenover een wat onverschillige moeder. De communicaties met de zon zijn voor de aarde eigenlijk niet zo erg belangrijk, in de zin dat zij niet zelf antwoordt en geen onmiddellijke uitwisseling daarmee heeft. Het is eerder een kwestie van constatering vanuit de zon en reactie op de constatering vanuit de aarde, waarbij de zon altijd als dominant kan worden beschouwd.

Anders gaat het als wij de overige planeten bezien. Om ons het beeld goed voor ogen te stellen, moeten wij ons realiseren dat niet alle planeten in een baan rond de zon lopen of een gelijksoortige baan in een vlak. Er zijn mensen die denken dat het zonnestelsel er uitziet als een primitief planetarium waar de verschillende bolletjes zich op koperdraadjes met verschillende snelheden rond een zon spoeden, als je tenminste aan het zwengeltje draait. In wezen verschillen die banen nog wel wat. Men zou kunnen zeggen dat de aarde ten aanzien van het gemiddelde baanvlak een afwijking heeft van ongeveer 7 à 8 graden Dat is niet zoveel. Er zijn andere planeten die grotere hoeken maken. Er zijn er zelfs bij die hoeken maken van bijna ­35 graden en dat is heel wat meer. De baanverschuiving ten aanzien van elkaar be­tekent niet alleen iets voor de evenwichtsverhouding, maar ook voor de communicatiemogelijkheid. Die wordt namelijk bepaald door wat wij zouden kun­nen noemen: lijn van zicht.

Als een planeet zich bevindt aan de andere zijde van de zon, dan kan de aarde geen direct contact met haar hebben. De contacten die de aarde heeft zijn wazig en niet scherp te definiëren. Dit is voor een astroloog ook goed om te weten. Wanneer dus een planeet achter de zon staat, vanuit de aarde gezien, dan betekent dat niet dat haar werking door de zon wordt versterkt, maar dat de werking sterk diffuus is, terwijl de zonnewerking voor de astroloog dominant is. Het is niet zo dat de invloed van de planeet gelijk blijft. Heeft u een horoscoop, waarin een dergelijk geval zich voordoet, dan moet u zeggen: die planeet doet niet veel. Ze geeft een beetje sfeer maar geen werkelijke lotsdefinitie, zelfs niet in haar re­latie met andere planeten. Als u een vierkant heeft waarbij vanuit de aar­de gezien een planeet achter de zon staat, dan kan het wel eens zijn dat de feitelijke werking er een is van een driehoek. Dit zijn dingen waarover astrologen zich waarschijnlijk zullen verbazen, maar het is werkelijk zo.

De lijn van zicht, dus van directe communicatie, is bepalend voor de uitwisseling. Dit houdt in dat een uitwisseling van lange duur gemakke­lijker kan geschieden met de buiten-planeten dan met de binnen-planeten. Een contact met Venus zal vele malen worden onderbroken. Een contact met Mercurius zal zich bij elke passage moeten bepalen tot wat voor ons één enkel woord zou zijn. Daarentegen kan een contact van lijn met Neptunus praktisch onbeperkt worden voortgezet. Daar bestaat de mogelijkheid dat hele zinsneden worden uitgewisseld. Nu vraagt u zich waarschijnlijk af hoe wij dat moeten verstaan: zinsneden uitgewisseld.

De vibratie van de aarde varieert. Dat heeft geen invloed op haar eigen rotatie of haar magnetisch veld, tenzij we gaan kijken in de boven­ste lagen van de atmosfeer. Van menselijk standpunt uit gezien kan men ontdekken dat hier plotseling een versterking of verzwakking van ionisa­tieverschijnselen optreedt waarbij bovendien geïoniseerde lagen in de atmos­feer zeer snel dalen (dichter bij de aarde komen) of stijgen (zich verder van de aarde weg formeren). Dit verschijnsel is voor de mens een van de gemakkelijkst waarneembare tekens van de communicatie, die de aarde heeft met andere planeten. Er bestaat echter hiervoor geen vaste regelmaat.

Als wij uitgaan van zonne-invloeden om tot een bepaling hiervan te komen, dan zien wij vele afwijkingen, die echter alle een betrekkelijk korte periode omvamen. Volgens de inwerkingen, die wij van de zon hebben kunnen constateren (een explosie op de zon bijvoorbeeld), zou er dus een versterkte ionisatie moeten optreden op, laten we zeggen, 1 november. In de praktijk echter zien wij dat dit pas op 15 december gebeurt; een verschuiving van 45 dagen. Een vorige maal was die verschuiving maar 30 dagen en daar voor was er een verschuiving van reactie van maar 2 dagen. Het zijn deze varia­ties waaraan wij kunnen zien dat de aarde spreekt, dat ze een bepaalde ge­dachte mede lichamelijk uitstraalt.

Een woord van de aarde vergt meestal wel een jaartje, maar als dat eenmaal is geformeerd, en dat is het zonderlinge, dan wordt het compact uitgestraald. Het vormen van een woord duurt misschien wel een jaar en van meer woorden zou enkele jaren kunnen vergen, maar wordt het eenmaal uitgezonden, dan is het een boodschap.

Het moment van uitzending is betrekkelijk kort en duurt gemiddeld 14 à 15 dagen. Daarentegen kan de formatie van een zinsnede, zoals reeds is ge­zegd, een zeer lange tijd vergen.

Hoe komt het dan dat je Mercurius bijvoorbeeld bijna niet kunt bereiken? Dat is heel eenvoudig. Ook met een dergelijke “spot”-uitzending zou je Mer­curius precies moeten raken tegen de invloed van de zon in en dat betekent dat elke complexe uitstraling door de zon wordt gestoord. Bovendien is de baansnelheid van Mercurius betrekkelijk groot en ook dat speelt een rol. Een eenvoudige, dus niet gecompliceerde, uitzending kan gemakkelijker ont­vangen worden. Vergelijk: indien ik met dezelfde energie een radiosignaal in morse uitzend, dan kan ik de halve wereld omcirkelen, terwijl als ik door een ge­luidsvibratie een veel ingewikkelder signaal uitzend, ik misschien maar een paar honderd km verder kom. Dit is een illustratie voor het aspect dat zich afspeelt.

Dan zullen we nu kijken wat de reacties zijn van aarde / zon, aarde / ­planeten.

Aarde / zon.

De zon heb ik al beschreven. Als de zon een kracht uitzendt, doet ze dit meestal naar bijna alle planeten. Soms kan ze naar één enkele plan­eet uitzenden. Gebeurt dit, dan is dat een grote kracht en betekent dat grote veranderingen op die planeet. De reactie van een planeet hierop is altijd correctief. Ze probeert een evenwicht te herstellen. Wanneer deze poging begint, formuleert de planeet dit over het algemeen met een zeer kort woord, waardoor een deel van de storing als het ware naar de zon wordt te­ruggezonden, maar nu gemoduleerd door de eigen poging van de planeet.

Aarde / Mercurius.

De relatie is betrekkelijk beperkt, zoals reeds is gezegd. Wanneer de Aarde en Mercurius met elkaar contact hebben, dan is dat gewoonlijk het constateren van veranderingen in de ruimte binnen de aardbaan. Hier gaat het dus zuiver over het weer, om het zo eens te zeggen.

Aarde / Venus.

De relaties Aarde / Venus zijn enigszins anders, omdat:

  1. de bezieling van Venus aanmerkelijk sterker is
  2. op Venus ook veel meer elementalen optreden en daar dus een voortdurend proces van wording en verandering aan de gang is

Hier worden ook wel ervaringen uitgewisseld ten aanzien van be­paalde creatieve processen. Bijvoorbeeld: hoe gaat het met je helium? Heb je je cyaan al kunnen laten neerslaan? De reactie van Venus zal over het algemeen ook op stoffelijk niveau liggen, net als bij Mercurius. Voor de mens zijn deze uitwerkingen dan ook gro­tendeels materialistisch. De gevoelswereld speelt er heel weinig een rol. Wanneer een mens daarop reageert, dan zal dat over het algemeen zijn door verandering van gedrag en vooral van beleven, van handelen. Om het een­voudig te zeggen: als je een bepaalde invloed van Neptunus krijgt, ga je anders denken. Je kunt ook stommiteiten uithalen. Krijg je die nu van Venus, dan zal diezelfde invloed voor de mens eerder betekenen dat hij bijvoorbeeld kopjes uit de handen laat vallen, zittend achter het stuur de bocht verkeerd berekent e.d.. Het woord is dan wel hetzelfde, maar toch is de reactie een andere.

Aarde / Mars.

De relatie met Mars wordt meestal gekentekend door een sterke weer­kaatsing. Het is alsof de reactie van Mars op de aarde altijd enigszins aanmoedigend is. Zoiets van: heb je weer een aardbeving? Vooruit joh, zet ‘m op (U vergeeft mij deze uitdrukking. Ik meen, dat ze hier verhelderend kan werken). Als een mens onder een Mars invloed staat, dan betekent dat dus dat hij opeens Tinus Plotseling wordt. Hij zal sneller reageren en vaak ook ondoordachter. Hij heeft een sterke neiging tot doorzetten. Voor de aarde is dat een gewoon gesprek, maar voor de levende wezens op aarde niet. Zo weten wij dat elementalen (vooral lucht- en waterelementalen) een betrekkelijk ge­ringe reactie vertonen op invloeden van Venus en Mercurius. Op Mars wordt vaak zeer sterk gereageerd. Het waarom kan ik niet helemaal verklaren. Het ligt in de geaardheid van deze wezens, evenzeer als op het gebied van gevoeligheid waarin zij hun bestaan vinden.

Aarde / Saturnus.

Krijgen wij Saturnus, dan blijkt dat die vooral reageert op denkbeelden. Men zou kunnen zeggen dat Saturnus de criticus is, die altijd vraagt: Is het nodig? Waarom zo? In de reactie van de aarde vind je dan ook steeds de neiging om zich duidelijker uit te drukken. Daarom zullen de Saturnale invloeden op aarde vaak door de mens bijzonder sterk worden gevoeld. De Mars-invloed is aanmerkelijk minder sterk voor de gehele menselijke be­leving dan de Saturnus-invloed. De mens ondergaat deze veel sterker en hij reageert daarop ook veel scherper. Dat betekent niet dat Mars minder belangrijk is dan Saturnus. Als wij het in evenwichtsverhoudingen uitdruk­ken, is de Mars-baan voor de aarde heel wat belangrijker dan de Saturnus-­baan. Maar in zuivere communicatie krijgen wij een verandering.

Aarde / Neptunus.

Kijken wij naar Neptunus, dan is het antwoord steeds: welke kracht ligt daar in? Wat is de kracht die je ontdekt in de ruimte waar je door­heen gaat? Wat is de kracht waardoor je deze reactie vertoont op je baan? Het is een communicatie waarbij de aarde op haar beurt zegt: hoor eens, jij met al je gaswolken, stel je niet zo aan, want zo diepzinnig is het niet. Je moet ook nog een kern formeren. Ditzelfde geldt ook voor de verder weg liggende planeten als Pluto etc.

Als wij het geheel samenvatten kunnen wij zeggen: de communicatie van de aarde met de planeten is gebaseerd op de stof­felijke constatering en de stoffelijke relatie met de zon, ook als het gaat om de binnenbaan planeten. Als wij te maken hebben met de buitenplaneten, gaat het over het algemeen meer om ruimtelijke aspecten en de reactie van de aarde daarop. Hier hebben wij dan iets gezegd over de aarde en haar re­laties.

De aarde zou misschien wel eens met een ster willen spreken, maar dan is het net alsof een klein kind de koningin te spreken wil krijgen. Dat gaat moeilijk. Als de aarde op een ster moet reageren, dan kan ze dit doorgaans alleen doen tezamen met andere planeten of tezamen met de zon en andere planeten. Er is een vuistregeltje dat we hierop kunnen toe­passen.

De invloed van sterren is op elke planeet kenbaar. Maar een reageren op deze sterren, zodanig dat hiermee de relatie ster / planeet wordt ver­anderd, is op aarde alleen mogelijk, indien tenminste twee buitenbaan plane­ten daaraan meewerken of indien de aarde in staat is haar antwoord te bin­den aan een beantwoording van die ster door de zon. Daarom zijn sterren zo belangrijk.

In de astrologie zijn sterren belangrijker dan men denkt, omdat ze de aspecten bepalen waaronder de planeten functioneren. Maar de werkelijkheid waarmee wij als mens te maken hebben, zegt ons: sterren zijn slechts alge­meen. De meer specifieke werkingen, die op de aarde direct invloed kunnen hebben, die zelfs betekenis kunnen hebben voor het ontstaan van allerlei rampen, voor een versterkt optreden van allerlei kleine aardbevingen en dergelijke, ligt toch wel in de planeet.

Wanneer u als mens op aarde leeft, kunt u zich niet onttrekken aan die invloeden. Denk aan onze eindconclusie van de vorige maand. Iets anders is, of u er op een bepaalde manier profijt van kunt hebben. Als u niet weet dat u een duw zult krijgen, valt u waarschijnlijk op dat uitsteeksel van het gelaat dat neus wordt genoemd. Als u weet dat de stoot komt, dan kunt u er zich op voorbereiden. U krijgt een momentum waardoor u sneller kunt be­wegen, zij het alleen in de richting van de stoot. Of u kunt u schrap zet­ten en daardoor zonder vallen dat effect opvangen. Dit is nu wat er voor een mens is gelegen in die relatie met de planeten. U weet dat de invloed gaat komen of u weet het niet. Weet u het niet, dan is het eenvoudig: hoe kan ik mij redden? En heel vaak maakt u dan een fout. Als u weet dat er een invloed komt, kunt u kiezen. U kunt er gebruik van maken, dus meer mogelijk­heid voor uzelf verwerven, maar u kunt ook net zo goed de zaak afremmen. U kunt zeggen: deze invloed scherm ik af, daar doe ik niets aan.

De relatie van de aarde met de planeten is moeilijk verder te definiëren, omdat er geen menselijke termen zijn om zoiets uit te drukken. Het zijn stemmen uit het onbekende die woorden spreken, welke wij niet helemaal verstaan. Zij drukken emoties uit, die zo omvangrijk zijn dat we ze niet kunnen over­zien. Maar gelukkig kunnen wij met dat alles ook als mens toch wel bepaal­de dingen leren kennen. Laten wij eens een paar voorbeelden nemen.

De invloed Zon / Aarde heeft een cyclus van 3½ jaar en een cyclus van 7 jaar. In beide cycli ontstaan grote krachten waarop de aarde moet ant­woorden. Elk antwoord betekent een vergroting van energie. Degene die weet hoe deze cyclus loopt (dat kan zelfs elke astronoom u vertellen, daarvoor behoeft hij niet eens astroloog te zijn) kan zeggen: in deze periode is er een tijd dat ik extra energie heb. Iemand die koorts heeft en extra ener­gie krijgt, krijgt hogere koorts. In dat geval moet hij dus trachten die kracht op de een of andere manier naar de omgeving te laten afvloeien. Heb ik iemand, die op een gegeven moment malaise (slapte, zwakte) heeft, dan zeg ik: nu kan ik mijn eigen kracht nemen en het extra dat ik krijg plus het extra dat de patiënt zelf al krijgt als het ware samenvoegen en daarmede een verhoging van energie en een versnelling van genezing bereiken.

Zo kunnen wij zeggen: wat zeggen de binnenplaneten ons?

Als Venus op de aarde reageert, dan zal dat gemiddeld eens per 4½ jaar gebeuren. Waarom? U moet rekening houden met beider omloop, met beider mas­sa en daarmede met hun eigen vibratiepeil en de onderlinge afstand. Dat be­tekent dat ongeveer eens per 4¼ , soms 4½ jaar, er een optimale gelegenheid is voor de aarde om te reageren; bijvoorbeeld om een boodschap te geven of te ont­vangen. Dit valt lang niet altijd samen met de kortste onderlinge afstand, dat moet u wel onthouden. Deze cyclus zult u minder gemakkelijk kunnen te­rugvinden. Daarom zou ik u erop willen wijzen dat deze cyclus voor de nieuwe periode is begonnen te lopen in het jaar 1971. De top van de cyclus werd bereikt op 17 maart (19…?). Dit is niet zo belangrijk. Dat is het alleen indien u de cyclus verder zou willen berekenen.

Elke Venus-cyclus werkt stoffelijk. Voor de mens betekent dit dat voor alles wat samenhangt met de bloedsomloop, bepaalde werkingen van de bloedsomloop, alsmede de uitwisseling in de longen en bepaalde stofwis­selingsprocessen, er een mogelijkheid bestaat tot versterkte beïnvloeding De duur van een Venus-cyclus is alles bij elkaar toch nog bijna 2 maanden, daarmee kunnen wij dus wel iets doen.

Op het ogenblik dat de aarde en Venus een contact hebben, is er na­melijk altijd, van uit het standpunt van de mens gezien, een zelfde soort energie aanwezig. Deze energie is zuiver stoffelijk. Ze kan bij genezing op afstand niet worden gebruikt. Wel kan ze worden gebruikt bij onmiddellijke instraling en contactinstraling.

Mercurius laten we even buiten beschouwing, omdat daar een zeer snel­le cyclus is, die echter zeer kort is. Die cyclus loopt, naar ik meen, 187 dagen, maar het feitelijke brandpunt is zo kort dat het ongeveer 1½ dagen is, iets meer dan 36 uur. Daar kunnen wij moeilijk mee rekenen. De in­vloed is ook niet zo belangrijk

Gaan wij kijken naar een Mars-cyclus, dan ontdekken wij een vreemd ver­schijnsel. Hier zijn wel lichamelijke reacties voor de mens mogelijk, maar de voornaamste invloed is altijd mentaal; een verhoging van weerstandsvermogen. Is er een contact met Mars, dan is dat wel eerste klas. Daarmee kunnen wij iemand mentaal sterker maken. Wij kunnen hem als het ware stimuleren, zodat hij juister uiting geeft aan alles wat er in hem bestaat etc. Hier moeten wij rekening houden met de baan-benadering. Om het heel eenvoudig te maken, op het ogenblik, waarop de kortste afstand tussen beide planeten wordt bereikt, is de werking inderdaad het grootst. De werking van een Mars-invloed is dan ongeveer 67 dagen; het kan iets korter of iets langer zijn. Het brandpunt daarvan ligt op het moment dat de kortste afstand feitelijk is bereikt.

De Saturnus-invloeden zijn veel trager. Ze werken bijna 1 jaar tot 1½ jaar. Hier is geen definitieve fase te geven. De fase van deze tijdsduur herhaalt zich ongeveer eens per 40 jaar. De laatste fase heeft u pas ge­had. Voordat grote Saturnale invloeden wederom gaan optreden heeft u voorlopig nog wel even de tijd. Dat is misschien goed ook, want deze kun­nen wij gebruiken om bepaalde conflicten scherper te definiëren. Wij kunnen ze echter niet gebruiken om een mens te genezen of om hem gelukkiger te maken.

De andere buitenplaneten hebben hoofdzakelijk geestelijke invloeden. Zij werken via het onderbewustzijn, via het mentaal of levenslichaam. Waar dat het geval is, behoeven we ons niet in het bijzonder daarmee bezig te houden. Wij kunnen ze toch niet praktisch gebruiken. Nu is er in dat gehele gewirwar van stralingen niet alleen deze ritmiek. Wij hebben daarnaast wel degelijk te maken met wat we de afstemming kunnen noemen.

Elke planeet heeft eigenschappen, die soms worden uitgedrukt in wat men noemt het eigen getal van een planeet. Nu moet u zich daarvan geen bijzondere voorstelling maken. De ene planeet heeft het getal 49 en een andere het getal 161. Maar dat betekent verder niets. Dat is net zoiets als een telefoonnummer. De mensen hebben een systeem van aanduiding uit­gedacht en daarbij is dat cijfer uit de bus gekomen, meestal op grond van een magisch vierkant. Maar wij kunnen wel zeggen: er zijn invloeden in de planetaire samenhang, die wij altijd door een zekere afstemming voor ons­zelf kunnen versterken.

Nu is het het eenvoudigst als wij ons proberen te houden aan een ­soort kleurenschema. De zon stellen wij ons nimmer voor als goud. De zon is wit. Als wij denken aan Mercurius, dan denken wij aan blauw / wit of zilver / wit. Dus niet zo lichtend, iets matter. Voor Venus denken wij ongeveer aan rood koper. Wat Mars betreft, moeten wij kiezen voor helder of lichtend rood. Denkt u daarbij aan slagaderlijk bloed, dan weet u wat voor kleur ik bedoel. Zoekt u Saturnus, houdt u er dan rekening mee dat Saturnus elementen van blauw in zich draagt. Denk hierbij echter niet aan zuiver of heel lichtend blauw, maar aan het nachtblauw van de hemel als er een enkel wolkje voorbij drijft. Het is een mengeling van nachtblauw en zilver. De nachthemel met door de maan beschenen wolken is over het algemeen een juist beeld voor de mens, waardoor de gevoelsmatige associatie mogelijk is. Zoekt men contact met Neptunus, dan is blauw de kleur.

Uranus heeft als kleur purper. Wil men nog verder gaan, dan zoekt men het ultra violet op dat bijna pijnlijk wordt in zijn haast onzichtbare paarsheid. Jupiter is een van de meest eigenaardige planeten. Hij is namelijk wat men noemt een parelmoer planeet. Dat wil zeggen dat hij alles reflecteert. Daarom zegt men wel dat Jupiter de heerser is die geluk brengt. Maar dat is niet waar. Jupiter bevat in zich een aantal pasteltinten van de hoofd­tonen van de andere planeten, voor zover het de aarde betreft. Indien wij zijn kleur zouden willen nagaan, zouden wij waarschijnlijk terechtkomen bij een tamelijk fel groen. Hier moeten wij denken aan het groen van jong berkenblad, doorschijnend groen met een geel effect erin. U kunt zich echter moeilijk op die kleur afstemmen, omdat de werking van Jupiter daardoor niet wordt bepaald.

Dit kleurenschema, zoals ik u dat hier geef, heeft voor een mens be­paalde associaties. Die associaties plegen bij concentratie een zekere in­stelling van de menselijke gevoeligheid en ook van de aura en al wat ermee samenhangt tot stand te brengen. Daardoor ontstaat er een sterker contact met zo een planeet. Door ons in te stellen via die kleuren stellen wij ons open voor de werkingen en de krachten van de betreffende planeet. En daar de banen al­tijd een zekere relatie met elkaar hebben, zal er op aarde altijd een uit­drukking zijn van de invloed van die planeten.

Het wordt moeilijker als wij ook nog willen werken met kosmische stralen en kosmische krachten, want die zijn er ook. Ofschoon ze eigenlijk niet helemaal thuishoren in het spreken van de aarde als persoonlijkheid met andere sterren, wil ik ze hier noemen, opdat ze gemakkelijker in het systeem passen.

Er zijn de zogenaamde 7 kleuren. Die kleuren moet u zich niet al te mooi voorstellen. De meeste mensen willen er een regenboog van maken, maar dat is helemaal niet waar. Er zijn 3 kleuren plus het verblindend wit. Elke kleur komt voor in een positieve of zeer lichte waarde en in een negatieve of een donkere en wat troebele waarde. Alle tezamen geven ze de werkingen weer van grote kosmische krachten, die wij wel de Heren der Stralen noemen. Nu heeft de aarde een eigen uitstraling. Die is niet groen, zoals de meeste mensen denken, maar blauw met een groen tint, dus blauwgroen. Daarmede behoeven wij geen rekening te houden, omdat wij erin leven en elke reactie op de aarde wordt verdisconteerd in onze in­stelling.

Als wij op de aarde leven met haar eigen uitstraling, dan zal de tota­le uitstraling betekenen hoe de aarde als geheel (met alle mensen daarop) reageert op een kosmische straling, een kosmische kracht. Wij behoeven echter geen rekening daarmee te houden, want voor ons wordt de werking van de kosmische straling niet bepaald door haar kwaliteit, maar door de reactie die op aarde daardoor ontstaat. Alles waar het witte licht bij te pas komt is onthullend. De werking van deze kosmische kracht op aarde impliceert een verscherping van tegen­stellingen (dit is dus alleen voor de aarde, voor andere planeten ligt het anders). Het betekent daarnaast een duidelijk worden van vele details, als het ware een ontdoen van camouflage en bijkomstigheden van verhoudingen. Wanneer een dergelijke kracht optreedt, kunnen wij daarvan gebruik maken voor genezing, maar vooral om te herkennen wat er gebeurt. De fase van helder wit licht is bovendien goed, als u bijvoorbeeld een in­fectie zou willen bestrijden met geestelijke middelen. Maar ze is nog veel beter als u een diagnose moet stellen. Een diagnose in deze perio­de gesteld is over het algemeen zeer helder en zuiver, omdat tegenstel­lingen dermate worden verscherpt dat u haast niet aan de waarneming daar­van kunt ontkomen.

Daarnaast kennen wij de kleuren geel, rood en blauw. Er zijn tussen­tinten genoeg te vinden, maar dit zijn de hoofdkleuren van de Heren der Stralen.

Geel. Positief is het lichtend geel of goudgeel, ook wel tintelend geel genoemd. Dit geeft levenskracht. Hierdoor ontstaat een enorme vita­liteit. Wij kunnen deze vitaliteit gebruiken, maar alleen door de rich­ting die wij zelf aan deze kracht geven. Dat betekent bij paranormale genezing: wij kunnen op dat ogenblik kracht ontvangen, maar ze is zinloos, ten­zij wij zelf, en dan zeer juist, die kracht richten. Doen wij dat niet, dan kunnen wij onze patiënt alleen wat sterker maken; meer gebeurt er niet. De negatieve kant daarvan is troebel geel, in sommige gevallen ook wel bruingeel. Wanneer deze kracht actief is, dan impliceert dat dat alle kracht in zichzelf verdeeld is. Er ontstaat verwarring. Zouden wij ont­dekken dat deze invloed werkzaam is, dan moeten wij proberen om haar in de eerste plaats terzijde te stellen. Wij moeten trachten een afscherming daar­tegen te vinden, dat kunnen wij doen indien wij ons op wit richten. Want het witte licht, waarop wij ons afstemmen, domineert zelfs de heersende invloed van het vuil of negatief geel.

Rood, lichtend rood geeft moed, maar zweept ook emoties op. Het maakt de gevoelswereld van de mens belangrijker, het verhoogt zijn sensitiviteit. Als wij iets dergelijks nodig hebben, dan kunnen wij ons daarop instellen. Als wij ons instellen op een donkerder kleur rood (aderlijk bloed, zwarte bijtonen), dan kijken wij aan tegen afgewerkte resultaten; dat zit vol residuen. Datgene wat in het verleden fout was, komt nu naar voren en maakt zich emotioneel kenbaar. Hierdoor ontstaan er vele psychische afwijkingen. Er kunnen tijdelijk verschijnselen van wereldvervreemding, schizofrenie e.d. voorkomen. Om een dergelijke invloed te bestrijden stellen wij ons in op lichtend rood, omdat de kracht en de emotionele zuiverheid van lichtend rood over het algemeen de negatieve gevolgen weg neemt of kan domineren.

Blauw. Het blauw in de lichtende, positieve zin is stralend. Het betekent wetenschap, redelijkheid en kan worden gebruikt waar een ge­voelswereld moet worden erkend of moet worden beheerst. Daarnaast kan het ons helpen om de psychische processen van een ander te doorgronden. Er is wijsheid in gelegen, maar vooral weten.

De negatieve kant van blauw is niet zo negatief als van de andere kleuren. Het is een paarsachtig blauw en neigt tot mystiek. Als wij in de mystiek voor onszelf dan weer het stralende blauw kunnen aanroepen, dan brengt het ons allerlei innerlijke belevingen, die later verhelderend zijn voor ons bestaan, die ons beter doen begrijpen wat wij doen, wat wij zouden moeten doen en die ons toch niet losweken van het normale bestaan zoals wij dat kennen.

Hier zijn positieve mogelijkheden. Indien een van uw patiënten onder een dergelijke mystieke invloed lijdt, dan moeten wij zorgen dat wij er stralend blauw bij geven. Wit licht zou hier vernieti­gend werken, want de confrontatie met zichzelf kan een mens in dergelijke omstandigheden niet verwerken.

Geel zou eveneens negatief zijn, want wij geven levenskracht die in grote afwijking van de voorstellings- en de gevoelswereld wordt geprodu­ceerd. We krijgen dan iemand met enorme visioenen, die geen cent betekenen. Er zijn wel wat van die mensen op aarde geweest. Daarmee moeten we dus even uitkijken.

Gebruiken wij rood, dan krijgen we wel een verheldering. Maar de per­soon wordt emotioneel sterk geladen en het mystiekachtige, die innerlijke vervreemding, wordt dan omgezet in emotionaliteit en dat is, zelfs als wij lichtend rood gebruiken, minder goed.

Blauw is het belangrijkste dat wij kunnen gebruiken om te verhelderen. Als wordt gezien dat ditzelfde blauw in de aura wordt gereflecteerd, dan kunnen wij daaraan eventueel geel als energie toevoegen, omdat dan het proces van zelferkenning op gang is gekomen en daarmee de beperking van de vlucht in de irrealiteit is ingesteld.

Dit was even terzijde, want op de kosmische werkingen en invloeden zullen wij later verder ingaan. Wij gaan nu terug naar de aarde en haar relaties met het leven.

Elke planeet heeft een eigen persoonlijkheid. Die persoonlijkheid wordt heel vaak benoemd. De mensen hebben heel mooie namen daarvoor uitgevonden. Zelf noemen de planeten zich niet zo, maar worden kenbaar door een soort code. U zou misschien het best kunnen zeggen een soort patroontje van magnetische aard, zoals u dat in ijzervijlsel wel ziet, en dan met zoveel specifieke eigenschappen dat het doet denken aan een duimafdruk.

Wanneer die verschillende persoonlijkheden reageren, dan zullen zij bij die reactie alles wat in die planeet bestaat mede activeren. Je kunt dus nooit zeggen: de aarde denkt en de rest slaapt. Als de aarde denkt, zal de invloed van het denken van de aarde alle natuurgeesten, alle mensen en alle leven beïnvloeden. Misschien kan dit het best worden uitgedrukt in een Tibetaanse spreuk over de Koning der Wereld: “Als de Koning der Wereld (die ergens in een grot onder de wereld zit) een ogenblik denkt en spreekt, is de aarde stil, de wolken bewegen niet, de wind houdt haar adem in en de dieren zijn als beelden.” Een dergelijke invloed zou men zich misschien minder dichterlijk, maar zeer reëel kunnen voorstellen in te werken op alle natuurgeesten en ook op sterke natuurgeesten en krachten. Deze worden vaak aangesproken als dienaren, geesten, engelen en dergelijke. Voor ons is het belangrijk dat zij worden beïnvloed en beheerst door de planeet waartoe zij behoren. Als echter een entiteit van bijvoorbeeld Mars naar de aarde wordt gezonden, dan behoudt zij wel de karakteristiek en de krachten die haar wezen op Mars hebben gevormd, maar zij reageert volgens de gedachten der aarde, omdat ze in haar invloedsgebied is gekomen. Dit is één van de regels waarmee wij in de magie te maken krij­gen. Daar wordt namelijk gezegd: men kan dienaren, engelen en heersende krachten van alle planeten op­roepen, indien men over de juiste formules beschikt. In elk geval dient men zich te realiseren, dat:

  1. hun werkzaamheden en krachten moeten worden gericht volgens de erken­de structuur van de aarde
  2. volgens de magische wetten daarvan
  3. voor elk bevel mag geen rekening orden gehouden met de eigenschappen van de planeet waartoe de entiteit behoort, maar dat gebruik moet wor­den gemaakt van de stoffen der aarde, die de entiteit kunnen richten op de gebieden op de aarde.

Ik heb trachten duidelijk te maken dat er enorm veel entiteiten zijn. Nu zijn er omstandigheden denkbaar waardoor dergelijke natuurgeesten een grote bewegingsvrijheid krijgen. Zij kunnen dan tijdelijk, ook zonder dat de planeet hen daartoe zou stimuleren, zich buiten het bereik van die planeet wagen. Maar zij zullen na korte tijd altijd weer daarheen moeten te­rugkeren, omdat zij voor hun levensenergie, hun vorm en hun bestaan van die planeet afhankelijk zijn. Voor dergelijke elementalen kan een situatie als om­schreven ontstaan, wanneer bijvoorbeeld een komeet de banen van verscheidene planeten kruist. Dan ontstaat er een verstoring van krachtveld. In die versto­ring van krachtveld wordt de werking van de persoonlijkheden als het ware een beetje gemixt. Het lijkt alsof die velden tijdelijk dichter bij elkaar komen en dan is het overspringen van entiteiten eenvoudiger denkbaar. Hier geldt wederom dat dit voor een entiteit nooit mogelijk is wan­neer de zon zich tussen de planeten bevindt. Zo een entiteit kan dus niet zeggen: ik ga even een bochtje maken en reis even rond de zon met deze komeet. Zij kan wel zeggen: als er geen zonne-invloed staat tussen mij en de andere planeet, kan een komeet en soms ook een zware meteoor, een ver­binding maken waardoor een overgaan van de ene planeet naar de andere denk­baar is. De bestaanstijd van een elementaal van een andere planeet op uw wereld is beperkt. Ik denk dat een entiteit uit Mars het hier niet veel langer dan 150 jaar in uw tijd gerekend zou uithouden. Een entiteit uit Mercu­rius zou het hier zelfs geen twee maanden uithouden. Een uit Venus zou er iets langer over doen, maar heeft er toch voordat het jaar om is meer dan genoeg van. Die moet of verdwijnen (oplossen in energie) of op de een of an­dere manier terugkeren. De planeet heeft de neiging om haar krachten te gebruiken om elementalen (entiteiten), die tot haar eigen veld en invloeds­gebied behoren, tot zich te trekken. Dit gebeurt dan over het algemeen kort voordat de levensenergie van dergelijke entiteiten zou ophouden te bestaan.

De wereld heeft nog heel wat meer geheimen. Wat wij vandaag hebben be­schouwd was hoofdzakelijk de relatie van de aarde met planeten en met stra­lingen. Een mens leeft eigenlijk in een soort doolhof waarvan hij gelukkig de muren niet ziet. Rond hem zijn allerlei krachten aan het werk en hij maakt er zich dan ook van af door te zeggen, astrologie is onzin, of astrologie geeft ons de vaste wetmatigheden van de kosmos. Dat is in zekere zin wel juist, maar het houdt geen rekening met de mogelijkheid dat bepaalde stra­lingen of krachten van een planeet plotseling versterkt optreden. Je kunt dat astrologisch niet bekijken en niet berekenen. Maar als mens kun je, als je weet dat die mogelijkheden bestaan, in jezelf de impulsen ervan ontdekken. Je zegt dan: ik resoneer volgens de waarden van een bepaalde planeet en nu kan ik de specifieke krachten daarvan gebruiken. Zoals u ook als mens kunt constateren: ik heb een dergelijke afwijking van norm, van handelen, van voelen en zelfs van denken, dat hier een bepaalde kosmische straling aanwezig moet zijn. Die straling moet over de gehele wereld werkzaam zijn, dus kan ik, dankzij deze erkenning, werken met die kracht.

Dat is het grote geheim voor de mens die op aarde met het paranor­male iets wil presteren. Hij kan alleen werken met de krachten die bestaan. Indien hij tegen ze ingaat, dan kost hem dat veel energie. Hij kan zich daarvan hoogstens tijdelijk, en dan meestal niet eens geheel, isoleren. Maar gaat hij mee met de krachten, die hij rond zich erkent en ook de juiste instelling daartoe weet te vinden, dan zal hij tot grootse prestaties in staat zijn. Hij zal bijvoorbeeld vele genezingen kunnen bewerkstellingen, maar ook grote invloed op mensen kunnen krijgen. Hij zal op de juiste momenten kunnen handelen. Hij zal over de energie beschikken en vooral het doorzettingsvermogen bezitten om bepaalde, zeer moeilijke taken toch goed te vol­brengen.

Ik hoop dat voor u in dit betoog hier en daar toch iets zit wat waardevol is. Zoals in de inleiding werd gezegd: wij zijn een klein beetje chauvinistisch. U bent mensen, wij zijn mens geweest en daarom richten wij ons vooral tot de mens en de praktische mogelijkheden die er voor de mens in dit alles liggen. Want te weten dat planeten met elkaar spreken is in­teressant, maar te beseffen dat een dergelijk contact invloeden schept waarvan men zelf gebruik kan maken, geeft er een praktische waarde aan. Wat interessant was, wordt nu nuttig. Ik hoop met dit alles enkele richtlijnen te hebben gegeven waardoor het nuttige met het wetenswaardige verenigbaar is geworden.

Wierook.

Reukwerken. Smeulend, brandend, soms spetterend gaan de geuren de lucht in. Fijne, vluchtige stoffen beïnvloeden de mens, de omgeving en veranderen de verhoudingen. De mens raakt door de geur beïnvloed en stelt zich geestelijk anders in. In vele gevallen zijn de fijn verdeelde stoffen ook in staat om de krachten, die rond ons zijn, wat meer kenbaar te maken. Het is alsof de vluchtigheid van de geurstof een voertuig kan vormen voor krachten, die zich anders in de stof niet zo gemakkelijk kunnen manifesteren.

Wierook is dus niet alleen maar het reukwerk waarmee wij eer betonen aan God of aan iemand anders. Het is wel degelijk ook de sfeer maken tot datgene waardoor wij proberen onze omgeving en onszelf af te stemmen op de juiste wijze.

Het is heel belangrijk dat de mensen gebruikmaken van de juiste soorten wierook, want niet elke geurstof geeft dezelfde resultaten. Er zijn geurstoffen die u alleen kunt gebruiken, indien u magische bezwe­ringen wilt doen; en dan nog alleen magische bezweringen van een bepaalde aard. Andere wierooksoorten zijn alleen geschikt voor zeer intense medita­ties en gebed. Er zijn betrekkelijk weinig wierooksoorten die magisch zelf­standig actief zijn. Daarentegen zijn er vele wierooksoorten, en dat moeten wij goed beseffen, die ons beïnvloeden. Door die beïnvloeding, ook al wor­den ze eigenlijk als parfum gebruikt, brengen ze toch in ons een verandering teweeg en ook in de omgeving.

Laten wij daarom met reukstoffen een klein beetje voorzichtig zijn! Laten we beseffen dat juist als zij fijn verdeeld tezamen met rookbestanddelen in de lucht komen, ze daartoe een voertuig kunnen vormen voor krach­ten die wij niet altijd zo graag manifest zien in onze omgeving.

Wierook is een hulpmiddel voor degenen die mediteren en de juiste wierook gebruiken voor de juiste meditatie.

image_pdf