4 september 1981
Eerst onze vaste formule: wij zijn niet alwetend of onfeilbaar, dus is zelf nadenken noodzakelijk. Ons onderwerp voor heden werd aan het begin van dit verenigingsjaar door u gesteld en gekozen. De titel luidt: Afscheid nemen.
En wanneer je die titel hoort is het eerste wat je je af zult vragen: waarvan? Want je kunt van zoveel zaken en dingen afscheid nemen: je jeugd, de zomer, elkander. lk neem nu maar aan dat dit laatste de bedoeling is geweest van degene die dit onderwerp heeft gesteld.
En in dit geval klinkt afscheid nemen wel wat definitief. Zeker, wanneer je afscheid neemt van iemand die naar Australië of Canada gaat, zo wuif je deze uit, pinkt een traan weg en denkt dat het wel een tijd zal duren voor je van zo iemand zelf maar iets zult horen.
Maar dan ga je naar huis. Dat is dan wel opeens leeg. Maar goed, zij/hij wil dat nu eenmaal. Al is het niet zo prettig, je moet dan maar even doorbijten. Je gaat weer aan het werk, gedraagt je zo goed mogelijk als normaal en vindt een nieuw levensritme. De brieven, de kaarten, de bandjes die je dan ontvangt, zijn op den duur voornamelijk opkikkerende morele versnaperingen in je leven, maar niet veel meer.
Wanneer je een mens verliest aan de dood, dan schijnt dit de meesten veel definitiever. Men denkt bij zich: afgelopen. Die zie ik nooit weer. Wanneer u die ander liever kwijt bent, help ik het u hopen, maar de kans dat u werkelijk geen contact meer zult krijgen met die ander is gering.
Waar 2 of meer mensen door haat of liefde met elkander gebonden zijn – twee verschillende uitersten van eenzelfde band – zullen zij elkander altijd weer ontmoeten in de sferen, in een andere incarnatie. Daarom verschilt het in betekenis voor mij niet zoveel van een afscheid nemen op de kade wanneer de boot vertrekt, het vliegtuig opstijgt, de trein wegraast en de geliefden ver weg zal brengen. Voor mij is dat gemakkelijk gepraat. Voor u is het meestal een hele schok.
Indien je je echter kunt realiseren dat het geen blijvende scheiding is, maar dat dit alleen een tijdelijke situatie is, wordt het geloof ik al wat draaglijker.
Wanneer je beseft dat de relatie blijft bestaan, dat er altijd nog een band blijft, dan lijkt mij de zaak gemakkelijker te verwerken. Zeker, er is en blijft natuurlijk het gemis. Maar wanneer je je daar te veel mee bezig houdt, zwelg je toch ook wel in zelfbeklag.
Want om geheel eerlijk te blijven: wanneer je afscheid moet nemen, wanneer de geliefde medemens moet sterven, dan denk je ergens toch ook wel: en ik dan? Besef je dat dat ‘ik’ verder moet leven, dan is er niet zo heel veel aan de hand. Zeker, het blijft pijnlijk, maar goed, dat is alles.
Denk je echter: nu zit ik met dit en hoe moet dat dan enz. enz., of zelfs: nu had ik dit net gevonden en nu ben ik het weer kwijt, wordt het geheel voor jou emotioneel onverteerbaar.
Daarom lijkt het mij beter dat ‘afscheid nemen’ zo veel mogelijk uit die emotionele sfeer te halen, ook al besef ik dat het een emotionele zaak is en zullen, wanneer u voor een dergelijk gebeuren staat, altijd wel emoties, sterker of zwakker, aanwezig zijn. Toch wil ik proberen het a.h.w. van een afstand met u te bezien.
Afscheid nemen doen wij wanneer wij weten dat een scheiding komt. Maar wij weten in onszelf wel dat er een ogenblik komt waarop een mens niet meer verder zal kunnen leven. Het kan maanden, jaren, weken of dagen duren, maar eens zal het gebeurd zijn.
Het lijkt mij juist je innerlijk dus op dit mogelijk onvermijdelijke voor te bereiden. Besef dat het mogelijk is dat wij opeens verder zonder die ander zullen moeten existeren. Zeker, het is natuurlijk voor velen gemakkelijk om – hier citeer ik Huizinga – aan het graf te staan en uit te roepen: “Wacht effe, meid, ik ga met je mee.”
Maar daar kom je niet verder mee en wanneer je dan aan je woord zou worden gehouden en opeens mee zou moeten gaan, zou je waarschijnlijk nog heel raar staan te kijken ook.
Dus bereid je voor op dit feit. Zie de werkelijkheid onder ogen. Besef dat je geen mens werkelijk kunt bezitten en dat geen mens werkelijk jou bezit. Besef dat alles wat je aan denken, leven en emoties aan een ander geeft een gave is die niet gebaseerd mag zijn of zelfs maar kan zijn op hetgeen je daarvoor zelf en zo mogelijk onmiddellijk terug ontvangt.
Liefde, ‘houden van’, is in feite vooral een erkenning van saamhorigheid. Maar juist deze kan niet werkelijk verbroken worden. Ook niet wanneer iemand heen is gegaan en je trouwt weer of opeens tot de conclusie komt dat je nu in je leven de ruimte vindt om heel andere dingen dan voorheen te gaan doen.
De band die er eenmaal is blijft bestaan. Maar degene die achterblijft, zal nolens volens verder moeten gaan op het eigen pad met de mogelijkheden en middelen waarover men nog beschikt.
Degene waarvan je afscheid moet nemen, zal dit evenmin graag doen. Bedenk dat in uw land het goede gebruik geldt dat bij een afscheid op kade, perron of vliegveld de wegbrengers wachten met hun tranen tot de ander vertrokken is. En wanneer je dan je emotioneel geveld voelt na dit vertrek, dan ga je om bij te komen desnoods wat eten of loop je een straatje om.
Wanneer je door de dood afscheid moet nemen van iemand, dan liggen de zaken overeenkomstig. Je hebt wel degelijk te maken met een contact dat zal blijven bestaan, een contact dat soms zich middels geestelijke middelen zich kan uitdrukken, maar onder andere omstandigheden wegblijft. Dit ligt aan de mogelijkheden van de ander, zo goed als aan je eigen wijze van leven en je gevoeligheid. Een contact dat na de dood echter wel degelijk zal herontstaan. Alles wat geweest is, alles wat jij voor die ander was, vormt een band die altijd zal blijven bestaan. Bedwing dus je tranen voorlopig en maak het de ander niet moeilijk wanneer deze moet gaan.
Bedenk desnoods te samen met degene die heen moet gaan, wanneer dit mogelijk is, wat je te samen aan goede dingen hebt gehad. Haal uit die veelheid van dagen die juwelen van tijd waardoor je te samen een eigen rijkdom hebt opgebouwd die in geen geld uit te drukken is.
Zeg desnoods tegen de ander: ik ben natuurlijk niet blij dat je gaat, maar wanneer je moet gaan is het goed. Want hetgeen ik gehad heb, kan niemand mij meer afnemen. Op deze wijze maak je het afscheid gemakkelijker, zowel voor de ander als voor jezelf.
Maar er is nog een derde punt: Wanneer je iemand verliest is het erg belangrijk dat je vooral de eerste tijd na het afscheid zakelijk denkt.
Zakelijk denken kan je echter nooit wanneer je je laat overspoelen door emoties. In uw wereld is de dood nu eenmaal iets wat geregeld moet worden, iets wat kosten met zich brengt, iets waaruit verplichtingen voort plegen te komen en er zelfs in sociaal verband een zekere rol gespeeld moet worden.
Stel dus je eigen emoties eens even uit. Wees maar hard de eerste dagen en zorg ervoor dat je alles goed kunt regelen. Niet voor jezelf, maar uit respect voor degene die heen gaat.
Bezie het desnoods zo: wanneer je kinderen voor weken weg gaan naar een vakantiekamp of zo iets vind je het mogelijk ook niet zo leuk dat je hen nu voor enige tijd moet missen. Maar juist wanneer je een dergelijk gevoel hebt, pak je hun koffers met extra zorg in, gaat na of zij wel weten waar het bij hun uitje op aankomt en zorgt ervoor dat zij een aangepast zakcentje meekrijgen.
Op een dergelijke wijze voorzorgen is natuurlijk niet mogelijk wanneer je van iemand door de dood afscheid moet nemen. Maar je kunt er wel voor zorgen dat alles zo goed mogelijk wordt afgewikkeld.
Zelf krijg je juist hierdoor een soort adempauze. Door dit te doen zo goed je kunt, is het zelfs mogelijk enige voldoening te smaken door het feit dat je ook nu niet gefaald hebt tegenover die ander. Ook daardoor maak je het voor jezelf gemakkelijker het afscheid te verwerken.
Gelijktijdig geef je degene die is overgegaan nog een blijk van je zorg en liefde. Want zo iemand zal in de eerste dagen na de dood heus nog wel contact hebben met de mensenwereld en de kans is groot dat deze bij de eigen begrafenis of crematie toe staat te kijken. En voor die toeschouwer die zelf niet meer in kan grijpen, is het gemeenlijk een grote voldoening dat alles goed verloopt. Want dit is een bewijs van een band voor zo iemand.
Het klinkt mogelijk vreemd wanneer je zegt dat zo iemand blij zal zijn wanneer alle mensen die hij of zij gekend heeft samenkomen op de plaats waar het lege omhulsel wacht op vernietiging, zij het door de tijd, zij het door het vuur.
Maar heel vaak gebeurt dit toch wel omdat alle banden daardoor a.h.w. nog een keer bevestigd worden. Het is zo iets als de familie die je staat uit te wuiven. Juist daarom is het de moeite waard alles zo goed mogelijk te regelen, juist daarom raad ik u, u op het ogenblik van laatste vaarwel niet al te zeer door uw emoties mee te laten spoelen.
Dit waren in dit verband dan enkele tips, al besef ik wel dat het nu wel gemakkelijk klinkt, maar dat het volvoeren daarvan vaak heel erg moeilijk zal zijn. Want je hebt in dergelijke gevallen vooral met jezelf te maken en je hebt jezelf zelden geheel in de hand.
Daarom kan het goed zijn ook de volgende punten u te realiseren: degene die heen gaat, gaat naar een nieuwe wereld. In die nieuwe wereld moet deze eerst zijn eigen weg leren vinden. Dat kan soms zo gebeurd zijn, maar het kan soms ook jaren lang duren voor men daarin slaagt.
Wanneer u voortdurend bezig bent met uw gedachten de ander a.h.w. tot u terug te roepen, terug te trekken naar uw wereld, maakt u deze taak voor de ander moeilijker. U laat hem als het ware struikelen, terwijl hij zonder uw trekken rustig door had kunnen gaan.
Denk in liefde aan iemand, maar probeer niet dromen op te bouwen waarin die persoon terug is. Wanneer de persoon in kwestie probeert van met u contact op te nemen, zult u dit heus wel ervaren. Dan is het vaak of je zo iemand opeens naast u voelt. Dan voel je opeens dat het afscheid mogelijk niet definitief is.
Zeker, dat gevoel gaat weer voorbij. Mogelijk beklaag je je dan dat de zichtbare aanwezigheid er niet is. Maar de bestaande band, het nog steeds aanwezige contact heeft zich op deze wijze dan toch maar bevestigd.
Ook moet u er rekening mee houden dat eenieder die overgaat af zal moeten rekenen met zichzelf en met het eigen leven. Maar alles wat een ander voor u betekend heeft – hoe dan ook – zal meetellen in hetgeen zo iemand in en omtrent zichzelf ervaart. De liefde die u een ander hebt toegedragen is een kracht, een licht dat deze beleeft wanneer hij een ogenblik zijn eigen leven weerspiegeld ziet en vormt een kracht, een sterkte die blijft bestaan wanneer men terugkeert naar de werkelijkheid van het geestelijk leven.
Op die wijze geeft u veel. Door zelfbeklag kunt u de betekenis van deze gave verminderen of haar geheel waardeloos maken. Doe daaraan niet te veel en blijf nuchter denken over uzelf en uw situatie.
Er zijn natuurlijk heel wat dingen die ik u in verband met de gegeven titel nog zou moeten vertellen. Afscheid nemen van iets wat je leuk vindt is nooit aangenaam. Er zijn wel meisjes die hun pop wegdoen omdat dit te kinderachtig is, maar toch soms met tranen in de ogen denken aan die lieve pop die nog steeds in de kast ligt, maar die zij op grond van hun komende volwassenheid en de contacten met jongens die voor hen steeds belangrijker schijnen te worden toch niet meer voor de dag durven halen. Maak van iemand van wie je afscheid neemt niet een dergelijke pop. Blijf u realiseren dat u in het leven van die mens een rol hebt gespeeld, zoals hij of zij dat ook deed in uw leven.
Besef: dit contact met zijn plichten en mogelijkheden is voorbij in deze vorm. Dat betekent dat ik op aarde vrij ben voor alle contacten in elke andere of dezelfde vorm. Leven betekent het aanvaarden van contacten met medemensen, ook wanneer het gaat om contacten die tijdens het bestaan van de band op aarde onmogelijk of onaanvaardbaar waren.
Besef: ik ben niet tot die contacten verplicht, maar het staat mij vrij die aan te gaan of te verwerpen. Ondanks dit is en blijft degene die voorheen in mijn leven een rol speelde voor mij een levende waarde. Niet een maatstaf waarmede ik anderen af wil meten, geen droomherinnering waarin ik steeds weer voor de werkelijkheid nog kan vluchten, maar een zekerheid: de ander is en blijft deel van mijn wezen.
Ook op deze wijze maakt u het voor uzelf gemakkelijker en ook voor anderen. Het verleden heeft waarde, maar het kan niet in de plaats treden van het heden. Afscheid nemen is een deel van het leven.
Neem Nederland nu eens. Dat is op het ogenblik druk bezig afscheid te nemen van de illusie van de welvaart. Ook dat komt pijnlijk aan. Men wil het niet aanvaarden, goochelt met de prijzen van gas om zo een onopvallende indirecte belasting te kunnen heffen. Men verhoogt prijzen, met in het achterhoofd het denkbeeld dat men dan meer inkomsten kan ontlenen aan de heffingen op die prijzen…. Want beseffen dat je niet kunt volstaan een stapje terug, maar in feite opnieuw moet beginnen, is niet prettig. Maar het zal er toch van moeten komen.
Jammer niet dat men eens dit of dat had en het nu niet meer heeft. Erken het goede van het verleden, zeg tot jezelf: zolang het er was, hebben wij genoten en kijk dan wat er nu is en wat je daarmede kunt doen. Het zou voor geheel Nederland beter zijn wanneer de mensen niet steeds weer bezig waren met hun verworven rechten die in feite vaak niet meer te handhaven zijn, maar zich zouden afvragen wat er mogelijk is binnen het kader van de nu bestaande omstandigheden en daarvoor zich dan geheel en volledig in zouden zetten.
Het gaat u zelf soms net zo: je moet afscheid nemen van een gewende woonplaats, mogelijk je geboorteplaats. Maar je kunt die dan nog altijd in herinnering behouden. Mogelijk kun je nog eens teruggaan. Maar je nieuwe woonplaats is hetgeen waar je in feite mee te maken hebt. Zorg dat je daar de weg leert kennen, dat je daar bekend wordt, maak dat je daarin leert passen. Zeker, dat kost wat moeite, maar het is nu eenmaal nodig.
En sprekende over afscheid nemen, denk ik opeens ook aan die oude mensen die door sociale instanties of de eigen kinderen debieler worden geacht, senieler, dan zij in feite zijn. Die worden dan vanuit hun oude en meestal ook nog ouderwets ruime woning overgebracht naar een klein flatje met verzorging, bestaande uit een zitkamertje met daaraan mogelijk nog een soort alkoofje om in te slapen en je te wassen. Ja, wanneer het zover is moeten die mensen dan afstand doen van hun meubeltjes en alle daaraan verbonden dierbare herinneringen; wat vervelend is. Maar aan de andere kant, wanneer je alles wat je hebt in het kamertje stapelt, kun je er zelf niet meer bij.
Kun je aan dit proces niet ontkomen, aanvaard dit dan maar. De herinneringen hou je toch wel. Het gaat niet om die paar stoffelijke dingen waarvan je afstand moet doen, ook al is daarbij mogelijk dat mooie schilderij dat neef Hein eens heeft gemaakt en dat mooie buffet dat opa nog heeft getimmerd toen hij nog zo ontzettend vloekte elke keer wanneer hij missloeg.
Zeker, afstand doen, kan ook dan zeer pijnlijk zijn, maar hou rekening met de feiten. De kunst van het afscheid nemen, ligt in de allereerste plaats in het erkennen van de feiten. Wat betekent: alles wat in mij bestaat kan ik niet verliezen. Alle herinneringen die mij werkelijk kostbaar zijn, zal ik zelfs aan het einde der tijden nog in mij dragen. Die zal ik tevoorschijn kunnen halen wanneer ik dat wens en bekijken, elke keer weer. Ik kan dus niets wat voor mij wezenlijk is werkelijk verliezen.
Zeker, afstand doen van stoffelijke zaken, iets verliezen kan erg hinderlijk zijn. Kom maar eens laat naar huis en ontdek dat je je sleutel verloren hebt. Dan sta je toch wel even voor de vraag of je nu de buren wakker moet maken, bij jezelf moet gaan inbreken of nog iets anders doen?
Maar ook dan geldt: kijk nog even of je het ding toch nog kunt vinden. Zo niet, doe wat noodzakelijk is, maar zeur er niet over dat het gebeurd is en handel logisch. Want dat is altijd het juiste woord, of je het nu zegt tegen het ongeboren kabinet waarvan PVDA en Oda al te lang zwanger zijn, tegen iemand die moet ontdekken dat deze dagen al zijn mooie sociale dromen niet meer zo gemakkelijk door anderen betaald worden, tegen het oudje dat naar een tehuis voor ouden van dagen moet of tegen een jongere die aankomt, net afgestudeerd, in de maatschappij met een gebaar van: hier kom ik, de vorst, ontvang mij waardig, om dan te ontdekken dat er voor hem geen werk te vinden is.
Zeker, je moet afscheid nemen in het leven van mensen, dingen, illusies, telkenmale weer. Want het gehele leven is steeds weer afscheid nemen, het gehele leven schijnt je soms opgebouwd te zijn uit verwachting en teleurstelling. Wanneer je dat nog niet geleerd hebt in je leven heb je nog niet werkelijk geleefd. Want alles gaat steeds weer heel anders dan je denkt en op goede gronden meent te mogen verwachten.
Maar wanneer je leeft in het heden, werkt met het oog op morgen, zo blijven je herinneringen nog steeds bestaan. Dan zijn al die waardevolle dingen nog wel aanwezig. Alleen zijn ze anders geworden voor jou.
Besef dat alle verandering voor jou ook een stap kan zijn op de weg naar het vinden van een nieuw besef, een nieuwe kracht, een nieuwe bewustwording. Want hoe zou u kunnen groeien, zou u zich meer bewust kunnen worden wanneer alles gelijk bleef? Ja, zelfs wanneer alle mensen die u lief hebt bij voortduring bij u zouden blijven? Heus, de eerste honderd jaar is dit misschien heel aangenaam, maar dan komt er een ogenblik waarop je zegt: Zit niet zo op mijn lip.
U denkt misschien nu dat dit overdreven is. Maar dat is werkelijk zo. Er komt een ogenblik waarop je als mens of geest opeens beseft: ik moet nu een andere kant uit. Niet dat de oude band daarom geheel weg zal vallen, maar ik moet nu nieuwe mogelijkheden vinden, ik moet nu mijzelf verder ontplooien.
En wanneer dit zelfs in de sferen die ik ken het geval is, zal het ook op aarde voorkomen. Houd er rekening mee dat niets onveranderd hetzelfde kan blijven, mompel desnoods dat het jammer is, maar ga verder op je weg.
Denk eraan als het verliezen van je beurs met al je geld. Dit is natuurlijk jammer, maar je zult morgen toch moeten eten, je zult moeten zien dat je desondanks de zaak redt. En hoe harder je bezig bent om de moeilijkheden op te lossen, hoe gemakkelijker het je ook wordt je verlies te dragen.
En dit geldt voor elk afscheid: wanneer je maar eerst let op hetgeen nu noodzakelijk is en je bezig houdt met hetgeen nu mogelijk is, is hetgeen is heengegaan nog steeds een kostbare herinnering, soms zelfs een stevige steun in de rug wanneer het je even zwaar valt.
Maar dan is het in geen geval meer datgene wat zovele mensen van een verlies proberen te maken, een zware last die verstikkend over je heen hangt als een te dichte rouwsluier, een belemmering waardoor je de gehele wereld alleen nog zwart ziet.
Wat voorlopig alles is wat ik inleidend hierover te zeggen heb. Maar mogelijk hebt u al commentaar op het zover gesprokene.
U stelt: het is noodzakelijk jezelf steeds te vernieuwen. Wanneer dit volgens u ook in dit leven geldt, zou het kunnen betekenen: hoe meer echtscheidingen je hebt, hoe beter het is voor je persoonlijkheid.
Ik ben bang dat ik deze gevolgtrekking geheel voor uw rekening moet laten. Het staat natuurlijk eenieder vrij ook daarover te denken zoals hij wil.
Maar wanneer er zoveel echtscheidingen zijn, vraag ik mij af of er wel sprake is geweest van een werkelijk huwelijk, van een werkelijk en wederkerig contact. Ik heb het gevoel dat de meeste echtscheidingen voorkomen bij mensen die seks overschatten en het menszijn – van de ander ook – te zeer onderschatten.
Wanneer je mens tot mens een contact hebt, is het volgens mij niet eens een kwestie van huwelijk of echtscheiding. Dan is het eenvoudig een kwestie van wederkerige erkenning, van een verbondenheid die je, hoe summier die in de ogen van de buitenwereld ook moge schijnen, niet meer kwijt kunt.
Dit is een deel van je wezen geworden. Wanneer jij je dus verder ontwikkelt, zal ook dit deel van je wezen zich verder moeten ontwikkelen, niet door de ander of andere terzijde te schuiven, maar door daarin al datgene in te brengen wat je ontdekt hebt en wat je geworden bent, ook wat je geleerd hebt, beleefd hebt als ervaring, als werktuig om zo het heden beter aan te kunnen.
Wat ook datgene is wat ik t.a.v. afscheid nemen zo-even heb bepleit, hoezeer het mij ook voor u spijt, ik kan echtscheidingen niet bepaald met applaus begroeten. Ik ben bang dat een echtscheiding in feite het gevolg is van egotisme bij een of beide partners die zich door het ontbreken van een weerkaatsing van hun zelfverering in de ander tekort gedaan achten en dan maar eenvoudig proberen die ander als oud vuil uit hun leven weg te vegen.
Daarvoor heb ik geen respect. Het gaat mij niet om het huwelijk, of u nu samenleeft danwel gehuwd bent, maakt in feite weinig verschil. Maar één ding valt mij wel op: mensen die samenleven en werkelijk voor elkaar voelen, doen gemeenlijk veel meer voor elkaar. Mogelijk omdat zij beseffen geen wettelijk recht op elkaar te bezitten, zodat zij beseffen door hun eigen persoonlijkheid en optreden de ander te moeten binden.
Wanneer dit in een huwelijk 00k het geval blijft, is dit huwelijk natuurlijk ideaal. Maar zodra het een kwestie wordt van: ik heb nu een gemeentestempel op onze verbintenis, dus nu heb je er maar voor mij te zijn, te zorgen enz., dan verandert er iets in de verhouding.
Mij is trouwens opgevallen dat mensen die trouwen en zich dan zeker voelen in die relatie meestal bezig zijn om de ander te veranderen tot iets of iemand waar zij nooit mee zouden willen trouwen wanneer zij iets dergelijks vóór het huwelijk hadden vermoed.
Er zijn op dit gebied heel wat wonderlijke zaken te constateren. Zeker, het is mogelijk dat mensen tot elkander moeten zeggen: wij kunnen onder deze condities en in deze ontwikkeling niet verder samengaan. Dat komt wel eens voor. Maar dan gaat men uiteen zonder wrok, verwerpt men elkander niet. Je zou eerder kunnen zeggen dat de intieme binding van een huwelijk onder druk van omstandigheden plaats maakt voor een vrij, ja, kameraadschappelijk contact waarbij ieder van de partners zijn eigen weg kan gaan zonder dat men daarbij de betekenis die men voor elkander had, en mogelijk nog heeft, ooit zal ontkennen.
Zeker, in dergelijke gevallen komen er ook wel echtscheidingen. Ik weet niet of dit op het ogenblik fiscaal voordeliger is of niet. Maar er is geen sprake van een werkelijke scheiding, maar eerder van een verandering van relatie.
Op het ogenblik dat je echter meent dat je steeds weer van een ander weg mag lopen, omdat jij geheel jezelf wil zijn en de ander zich daar dus naar heeft te voegen, dan zeg ik: een dergelijke houding is alleen maar een blijk van geestelijke en morele onrijpheid die ongetwijfeld zijn weerslag zal vinden in de bewustwordingsmogelijkheden zoals jij die zou kunnen ervaren.
Dan hoop ik hiermede afscheid genomen te hebben met u te samen van een denkbeeld waarin echtscheiding zonder meer en altijd te rechtvaardigen is.
Laat ons nu nog even denken aan de vele zaken waarvan de gemeenschap als geheel afscheid zal moeten nemen. Denk eens aan de heerlijke gezapigheid van 1910. De man had zijn plaats, de vrouw had haar plaats. En de vrouw kon en mocht niets doen wat des mans was, terwijl de man zich zou onthouden van alle bemoeiingen – zelfs indien dit noodzakelijk was – met de taken die des vrouws waren. En vergelijk dit dan eens met de huidige drang naar emancipatie.
Men zal zeker afscheid moeten nemen van de stelling dat het één voor de vrouw, het ander alleen voor de man geëigend is. Hierdoor worden zowel de rechten die de man meende te bezitten als het recht op ‘égards’ dat de vrouw meende te bezitten in feite weg gebezemd.
Men kan dit wel betreuren, maar dat is nu eenmaal de nieuwe tijd en met die feiten moet je rekening houden. Alleen lijkt het mij verstandig voor jezelf wel te stellen dat je geen excessen in dit proces aanvaardt. Ben je dus een vrouw, dan zeg je: ik ben de gelijke van de man, maar ik wil niet zijn meerdere zijn. Ben je man, dan moet je stellen: ik erken de vrouw als mijn gelijke, maar laat zij niet proberen mij te gaan vertellen hoe ik als man moet leven.
Iets dergelijks kan misschien soms op een zeer persoonlijke basis, maar zal nooit iets goeds uithalen in meer algemeen verband.
Zeker, er is sprake van een omwenteling. Maar wanneer de vrouwen geheel de plaats van de man maatschappelijk innemen, zitten wij toch weer in hetzelfde schip als voorheen? Dan komt men toch weer in een niet aanvaardbare situatie terecht?
Goed dan. Wees modern. Wees bereid afscheid te nemen van bepaalde visies op de plaats van de man en de vrouw. Maar stel daar dan wel iets tegenover: de erkenning van het menszijn van de man en de erkenning van het menszijn van de vrouw. Laat ons, zo moet u denken, niet meer als leden van seksen met elkaar spreken, maar als mensen.
Wanneer je op een dergelijke constructieve wijze afscheid neemt van het verleden, dan schep je nieuwe mogelijkheden, bouw je nieuwe kansen voor eenieder op. Maar op het ogenblik dat je over de schreef gaat, zij het aan de ene kant of naar de andere, zo schep je alleen maar problemen en complexen, waardoor alles wat komt alleen nog armzaliger en slechter wordt dan alles wat tot nu toe was.
Zeker, leven is afscheid nemen op 1001 manieren. Het zal voor de moderne maatschappij bv. erg moeilijk worden om langzaamaan afstand te doen van de westerse heilige koe: het blik op wielen. Reeds de onvermijdelijke ontwikkelingen brengen met zich dat velen er stierlijk het land in hebben wanneer zij maar denken aan de belemmeringen en kosten voor hun persoonlijk stukje snelheid en luxe.
Je zou in plaats van te mopperen je natuurlijk ook kunnen afvragen of het nu allemaal werkelijk zo erg is? Zeker, het is erg voor je op het ogenblik dat je alleen maar denkt in termen van ‘mijn recht’ en de toekomst daarvan. Maar wanneer wij ons af gaan vragen wat een dergelijke koe je kost en wat zij je daarvoor in ruil aan mogelijkheden geeft, kom je in een tijd van afnemende inkomens al tot een veel reëlere benadering. Dan denk je niet meer over ‘wat men ons rijders aandoet’, maar eerder denk je: wat is nu noodzakelijk geworden voor mij?
Zeker, het blijft nog wel pijnlijk, want rijden in de eigen wagen is, zelfs in de file, nog altijd comfortabeler dan het reizen als haringpakkers, voorbeeldpassagier in de bus op het spitsuur. Maar al snel ontdek je dat daar toch wel grote voordelen tegenover staan: minder kosten, minder zorgen.
Het is kortom een kwestie van hoe je er tegenover staat. En dat blijkt bij afscheid nemen steeds weer het geval te zijn. Je moet je eigen plaats en mogelijkheid bepalen zonder alleen op gevoelens af te gaan. Je moet voor jezelf uitmaken wat wel en wat niet kan, wat aanvaardbaar is en wat niet. En dat bereik je door altijd weer uit te gaan van hetgeen je zelf bent en kunt en dus niet van wat anderen van je eisen of wat anderen voor je kunnen doen.
Laat je leven en je keuze steeds weer bepalen door het besef wat voor jou aanvaardbaar en doenlijk is en wat niet doenlijk blijkt te zijn. Eerst wanneer je zelf de situatie hebt aanvaard zoals je die in jezelf hebt leren kennen, kun je eens verder naar buiten kijken. En zelfs dan moet je niet zeggen: ik heb zoveel achter mij gelaten. Zeg: ik heb zoveel belevingen en waarden in mijzelf en daardoor zal ik beter beseffen wat ik nu moet doen en ben ik beter in staat afstand te doen wanneer dit noodzakelijk of onvermijdelijk is. Steeds hierop terugvallen is in feite de grootste kunst bij alle afscheid nemen.
Want afscheid nemen kan soms ontaarden in een farce. U hebt een dergelijke ellende waarschijnlijk in uw dagen niet meer mee te maken. Maar ik ben bv. ten grave gedragen door 6 mannen. Drie van de dragers waren enigszins bezopen. Het was dus maar goed dat ik al dood was, anders was ik vast zeeziek geworden.
De kist was bedolven onder bloemen, waarbij kennelijk bloemisten bloemen die zij al lang uit de verkoop hadden moeten nemen tot kleine kunststukken hadden verwerkt op basis van laurier, liguster of andere ongedierte aantrekkende maar vooral groene onderlagen. En overal wapperden de fraai bedrukte linten. Voorop – ik ben katholiek begraven – liep een blauwbekkende misdienaar te denken aan de mogelijkheid van een fooi, terwijl hij een niet geheel recht kruis uit verguld zink omhoog hield.
Daarachter schreed, blauwneuzig, de pastoor, geflankeerd door twee jongentjes in hemd waarvan de een een soort spuwpot vol wijwater torste en de ander eerbiedig een soort pleeboy droeg die bestemd was voor het besprenkelen van levenden en doden. Achter deze voorlopers waggelde mijn kist, op zijn beurt gevolgd door een gehuilebalkte heer die het legioen der treurende mistroostig aanvoerde. En dat was nog niet alles:
Aan het graf werd gesproken. Ik moet eerlijk toegeven dat ik tot op dat ogenblik nooit had geweten hoeveel deugden ik wel bezat. Op een gegeven ogenblik wilde ik zelfs gebelgd uitroepen: waarom heb je mij tijdens mijn leven dan niet laten merken dat je mijn bestaan zozeer op prijs hebt gesteld?
Toen al dit gezever – anders kan ik het niet noemen – voorbij was en de pastoor in goed latijn mij verteld had dat ik uit stof was gekomen – een verrassing die mijn ouders ongetwijfeld beroerd zou hebben – en dat ik nu tot stof zou wederkeren, gooide hij een plens water over mijn resten uit. Mogelijk ter bevordering van de toekomstige vruchtbaarheid, ofschoon het al nat en koud genoeg was.
Daarop werd mijn kist door de wat instabiele dragers met bloemstukken bezaaid – die even een klein beeld gaven van de vallende kersenbloesem in Japan. De leeddragenden vertrokken om zich te laven aan een borrel en een broodje en de doodgravers begonnen hun brood te verdienen door mij weg te werken.
Wanneer je als geest een dergelijke vertoning meemaakt, zie je een sfeer om dit alles vol van verguldsel en vals-roze, soms op een enkele plaats doorbroken door een echte piek van leed. En die enkele piek van paars-blauw, soms met het echte goud van liefde dooraderd, is het enige dat je wat zegt. De rest is en blijft voor een geest een bespottelijk schouwspel.
Dus wanneer u afscheid neemt van iemand is het niet bepaald nodig dat u met bloemen aan komt sjouwen. En statigheid en vorm zijn niet zo belangrijk. Het is niet bepaald nodig dat er – zoals mijn geval – negen volgkoetsen achter je aan klepperen. Zoals het niet zo erg belangrijk is wie er wel en wie niet komen. Het enige wat voor jou dan nog iets uitmaakt, is de vraag of zij door hun uitstraling, hun gevoel, duidelijk maken dat je geleefd hebt, dat je betekenis had.
Het enige wat mij toen en vele anderen die ik vergezelde speet, was dat het niet mogelijk is te zeggen: Ik ben dankbaar hiervoor, maar ik moet verder. Doen jullie dat nu ook maar.
Een wat vreemd betoog, dit laatste. Onwillekeurig voelt u zich betrokken bij het ridicule van alle plechtigheden die de mens rond de dood heeft geweven. Maar voor mij was het weggaan van de aarde na deze beleving een voorlopig afscheid.
Voorlopig. Ik heb wat familieleden geholpen sindsdien en sommigen zelfs onmiddellijk tot soortgelijke diensten geprest omdat zij redelijk bewust overgingen en nu zit ik hier tegen u te praten.
Ik doe en beleef trouwens nog vele andere dingen ook, maar desondanks blijf ik verbonden met alles wat ik geweest ben. Dat is de werkelijkheid van de dood. Afscheid nemen is heus niet zo beslissend, zo fataal ook. Ik geloof dat je het afscheid nemen pas ondragelijk maakt door de komedie die er omheen hangt, inclusief de komedie die je vaak voor jezelf speelt. Het vertoon van: ‘ik kan niet verder zonder die ander’. Want dat kun je heus wel en innerlijk besef je dit ook.
Hoeveel mensen hunkeren niet terug naar de een of andere gouden tijd? Er zijn zelfs mensen die terug hunkeren naar de tijd van Adolf met de kleine en dodelijke snor, anderen zeggen dat de tijd van Colijn je ware was, want toen kon je nog leven. Weer anderen dromen van de riddertijd of de Middeleeuwen en menen dat een mens het in die tijd pas goed had.
Maar wat is een gouden tijd? Elke tijd kent zijn goede en zijn kwade dingen, ook al zal men meestal slechts een van beide luidkeels verkondigen.
Maar tijd geeft de mens de mogelijkheid, binnen het kader van die tijd, zichzelf te ontwikkelen en zichzelf te leren zijn. U zou ik zeggen: weet wat er geweest is, maar besef vooral wat je nu zelf bouwen kunt. Probeer niet jezelf in kunstmatige emoties te begraven en te verbergen voor de wereld waarin je nog werkelijk leeft.
Laat ook niet uit leedwezen voor al wat je achterlaat het heden als geest voor je verbleken, jezelf terugtrekkende in een halfduister vol zelfbeklag. Probeer ook niet in te grijpen in het leven van de mensen die je op aarde achterliet. Het heeft zo weinig zin hen te vertellen dat zij deze of gene rekening moeten betalen of dat je testament daar en daar is verborgen. Want het komt in de geest voor dat degenen die kortelings zijn overgegaan zich alleen daarop richten en zo niet eens beseffen hoeveel mogelijkheden, krachten en belevingen hen wachten in hun nieuwe bestaan. Daar heb je niets aan.
Een afscheid nemen dient clean te zijn, zuiver. Een erkenning dat het oude voorbij is en men zich aan het nieuwe dient te wijden. Later zul je ontdekken: alles wat oud is en mij dierbaar was, blijft in mij voor mij bestaan, maar ik moet leren met de nieuwe wereld te leven die mijn heden is, die wereld van de geest. Ook wanneer dit betekent dat ik eerst verder moet gaan zonder die anderen. Ik doe dit, niet omdat het mij bevalt, maar omdat het een deel is van mijn wezen, een noodzaak van mijn bestaan. Het heeft geen zin weg te vluchten voor een deel van de werkelijkheid, want die werkelijkheid ben en leef ik zelf.
En daarmede is het werkelijk afgelopen met mijn inleiding. Hebt u vragen? Dan constateer ik, niet zonder enige verlichting, dat u tijdelijk met stomheid geslagen schijnt te zijn.
Toch moet ik u teleurstellen. Want ook dit betekent nog niet dat ik, althans voor deze avond, nu afscheid van u neem. Na een pauze keer ik terug om alle eventuele vragen die u in verband met de door mij aangesneden punten nog ontstaan te beantwoorden. En vraagt u niets, dan zeg ik niets en dan komen wij snel aan het afscheid nemen toe. Maar dat zien wij dan zo dadelijk wel weer.
Deel twee.
In het eerste deel heb ik u uitvoerig verteld dat ik dood en begraven was. U weet ook dat ik toch terug ben gekomen. Voor mij betekent dit dat ik nu moet zien wat u eventueel te berde te brengen hebt. Schriftelijk gestelde vragen en opmerkingen gaan daarbij voor.
Vragen.
Als iemand veel contacten heeft gehad in zijn aardse leven, gaan al die contacten dan verder naar gelang de intensiteit van de beleving en is dit niet alleen op seks bedoeld?
Wanneer er sprake is van een geestelijk contact – het is dus niet alleen een soort stopcontactkwestie – blijven de banden inderdaad bestaan. Maar ook dan geldt dat iemand die zich op aarde voldoende bewust wordt of overlijdt zich onmiddellijk weer manifesteert door een herontstaan van die contacten.
Wanneer je dus al spreekt over een tweede dood in de geest zo ligt deze volgens mij nog het dichtste bij een reïncarnatie. En zoals ik reeds opmerkte heb ik er daarvan reeds meerdere achter de rug, zodat ik wat dit betreft uit eigen ervaring kan spreken.
Bovendien ben ik enige sferen hogerop geklommen sinds mijn laatste incarnatie, zodat ik ook wat het eerste punt betreft zeer zeker mede uit eigen ervaring kan spreken. Ik hoop dat dit voor u voldoende is.
Wat is het criterium voor reïncarnatie?
Zoals u zelf reeds beseft, zijn er vele verschillende criteria te noemen. Ik noem er slechts enkele:
Het meest voorkomende is het volgende: Je kunt niet meer verder. Je hebt het gevoel in een doodlopend slob terecht gekomen te zijn. Alles wat eens voortdurende beleving en vreugde betekende, wordt nu tot een voortdurende herhaling. Daarvoor vlucht je weg naar de incarnatie die je de mogelijkheid moet geven nieuwe wegen in te slaan.
Dit kan ook vanuit het duister geschieden: iemand die in het duister geen uitweg en mogelijkheid meer ziet, zoekt zolang tot hij uiteindelijk een contact met de wereld van de mensen hervindt en probeert dan daar te incarneren om zo te ontsnappen aan de enorme droefgeestigheid die alle duistere sferen pleegt te kenmerken.
Soms spelen vooral de banden die je kent een rol: degenen waarmede je je verbonden gevoelt zijn geïncarneerd en door op aarde te gaan leven meen je voor hen – en mogelijk ook voor anderen – iets goeds tot stand te kunnen brengen, terwijl de tijdelijke onderbreking van het contact door jou anders ervaren wordt als een tot daadloosheid gedoemd zijn.
In dit laatste geval zal men trachten bewust te incarneren en een bepaalde taak te vervullen t.a.v. die anderen.
In andere gevallen gaat het er weer om iemand te bereiken en contact op te nemen op een wijze die in de sferen niet mogelijk was, omdat de ander daar bv. door zijn vele geestelijke contacten te sterk werd afgeleid.
Om nog een laatste criterium te geven: wij zien mensen die als leraar van anderen optreden of voor de mensheid een bepaalde levenstaak op zich hadden genomen eveneens vaak en snel reïncarneren, wanneer zij hetgeen zij wilden volbrengen in de stof nog niet geheel konden voleinden.
In dergelijke gevallen is het gemeenlijk niet mogelijk vanuit de sferen een dergelijke taak voort te zetten. In andere gevallen heeft men het dwingende gevoel dat men de taak geheel in de stof en op aarde dient te voleinden.
In al deze laatst genoemde gevallen is er sprake van een zeer snelle incarnatie, soms binnen enkele jaren, soms al binnen 9 à 10 maanden na het overlijden.
Maar wanneer je in Zomerland leeft, in een aangename omgeving en voortdurend contact met andere entiteiten, is er toch geen behoefte om weer te incarneren?
U heeft een wat verkeerd beeld van Zomerland. Laat mij dit even recht zetten. Zomerland is een wereld die is opgebouwd uit beperkte en met anderen gedeelde illusies. Er zijn dus geen werkelijke landschappen, bloemen, beestjes, huisjes. Er is een soort gemeenschappelijke projectie, waarin men het beeld van eigen ik, zoals men dit ervaart, projecteert en zo in contact treedt met soortgelijke projecties van anderen.
Dit betekent dat op een gegeven ogenblik alle harmonische mogelijkheden voor jou in dit leven uitgeput kunnen zijn. Er zijn geen nieuwe harmonische mogelijkheden meer. Dan is die toestand van beperkte harmonie, die in het begin een zeer vreugdig beleven betekent voor jou, overgegaan in een soort toestand van verstarring.
Laat mij het zo stellen: wanneer u een keertje wordt uitgenodigd en u krijgt champagne en toast met kaviaar, dan zult u mogelijk zeggen dat dit eerst echt een feest is. Maar wanneer u daarop twee eeuwen achtereen hebt moeten leven, zo garandeer ik u dat u meer dan blij zult zijn met een glas water en een snee grof boerenbrood.
M.a.w.: wat in het begin een vreugde is, kan doordat het zich steeds op hetzelfde niveau blijft herhalen, langzaam maar zeker zijn betekenis voor jou verliezen.
In Zomerland heb je dan twee mogelijkheden: je gaat wat men noemt hogerop, dus je breidt je harmonische vermogens verder uit, 0f je keert terug naar de aarde. Blijf je echter te lang op een en hetzelfde niveau, dan wordt het bestaan steeds bedompter en beëngder omdat er voor jou niets meer kan veranderen. Je hebt je uiterste mogelijkheden bereikt binnen het kader van de illusiewereld.
Kun je een deel van die illusies uiteindelijk prijsgeven, dan kom je in de toestand die men een hogere sfeer pleegt te noemen. Dit is een wereld waarin je bepaalde kleinigheden vergeet en in de plaats daarvan weer nieuwe harmonieën schept en dus ook weer nieuwe signalen ontvangt en nieuwe belevingsbeelden verkrijgt, maar ook nieuwe ervaringen opdoet, nieuwe emoties leert kennen en enkele, zeg maar, verlichtingen ervaart. Kun je dit niet bereiken, dan ga je terug naar de materie, omdat de materie voor degene die daarin leeft misschien niet altijd vreugdig maar toch altijd weer nieuw kan zijn.
Neem je na het overgaan ook afscheid van je hebbelijkheden en onhebbelijkheden, van je karakter?
Tja, je blijft natuurlijk niet meer in de neus pulken als je er geen meer hebt. Maar een deel van je hebbelijkheden moet je toch wel langzaamaan verliezen.
Wij hebben een collega die bij ons hoog wordt geschat en die ook werkelijk zeer sterk in bewustzijn omhoog is gegaan. Hij ging over met een grote mate van verbittering en ik meen dat hij een zeer lange tijd heeft nodig gehad, zelfs nog nadat hij reeds doorkwam, om zijn werkelijk bijna absoluut cynisme om te leren zetten in een relativerend cynisme. Maar de gewoonte om wat cynisch te formuleren is hem nog steeds eigen.
Daaruit blijkt volgens mij wel dat je bepaalde trekken, zeker wanneer die zowel mentaal als geestelijk in je leven, nog lange tijd zult blijven behouden.
U noemde liefde en haat als gelijkwaardig. Wanneer wij de liefde meenemen naar een andere sfeer, wat doen wij dan met de haat?
Precies hetzelfde. Dat heb ik u in mijn inleiding trouwens ook gezegd. Liefde en haat zijn in feite beide uitingen van een intense band. Iemand die je niets te zeggen heeft, kun je niet werkelijk haten. Verachten, ja. Maar haten doe je zo iemand niet. Haten doe je alleen die personen die hoe dan ook een enorme betekenis voor je hebben.
Misschien juist wel omdat je in die ander jezelf meent te herkennen of omdat je in die ander de ondergang ziet van hetgeen je pretendeert te zijn. Volgens mij is dit een van de redenen dat men in bepaalde kringen Hitler nog steeds zo haat en alles wat met hem en zijn leven verbonden was zelfs.
Het is hier niet zozeer de haat tegen de persoon zelf of de omstandigheden die hij heeft veroorzaakt in feite. Het is de haat tegen de delen van de persoonlijkheid en het systeem die men in zichzelf herkent, zonder deze ook bewust als eigenschap te willen aanvaarden. Dus een relatie die te maken heeft met jezelf maar gecentreerd is op een persoon.
Maar zolang deze relatie in je bestaat, bestaat er ook een binding met deze centrale persoon. Voor u is dat dan geen positieve band, ofschoon voor iemand die diep in het duister leeft een dergelijke band weer wel als een zeer positieve gewaardeerd kan worden.
Leeft iemand in het licht, dan zal deze alles doen om deze banden op de een of andere wijze om te turnen tot een aanvaarding. Liefde is een volledige erkenning van de ander. Wanneer deze volledige aanvaarding en erkenning van de ander aanwezig is, zo betekent dit bovendien dat de overdracht van signalen in verstaanbare vorm veel gemakkelijker mogelijk wordt.
Maar wanneer iemand door jou gehaat wordt, ga je evenzeer in die ander op en is eveneens een overdracht van signalen mogelijk, nu echter niet op begrip, maar op gevoel gebaseerd.
Bij dit alles is het verder niet van belang in welke sfeer de persoon die men lief heeft of haat zich bevindt. Want een sfeer kent geen werkelijke grenzen. Zij is uiteindelijk alleen maar een met anderen gedeeld besef van leven en wereld, waardoor je te samen in een afzonderlijke wereld meent of schijnt te leven.
Iemand die dus in het duister doolt en bemind wordt, ervaart die liefde nog steeds. Hij zal die liefde mogelijk niet geheel kunnen verwerken, maar deze toch op de een of andere wijze als een krachtbron ervaren. Iemand die in het licht leeft, kan wel degelijk gehaat worden door een ander die bv. in het duister leeft en zal dan die haat ervaren als een irritatie, een soort gevoelsprikkel waaraan hij iets moet doen, omdat zij anders zijn harmonische mogelijkheden en evenwicht dreigt te verstoren.
Liefde en haat zijn dus in de sferen zaken die voeren tot een bepaalde activiteit, waarbij een vergroting van harmonie feitelijk het doel blijkt te zijn waarnaar men streeft. Maar dan altijd niet voor het ‘ik’ alleen, maar steeds met inbegrip van degene met wie het contact bestaat.
Kan u verduidelijken wat u meent met de stelling dat nabestaanden niet moeten trachten een overgegane tot zich te trekken omdat dezen hiervan hinder zouden ervaren?
Ik kan het proberen. Je moet niet proberen de persoon tot je terug te halen. Wanneer je naar die ander steeds maar uitstraalt: was je maar hier, dan breng je onbewust daarbij het beeld over van hetgeen dit hier voor jou betekent.
Dat impliceert dat de overgegane dit beeld op grond van de tussen mens en geest bestaande banden als een soort werkelijkheid voor zich ziet door het beeld van zijn nieuwe wereld heen. Wat betekent dat men dan in die nieuwe wereld niet zo juist, bewust en snel kan reageren als anders het geval zou zijn.
De entiteit wordt hierdoor dus wel degelijk bij actie, ervaring en erkennen van eigen omstandigheden gehinderd. Wanneer echter een entiteit vanuit zich contact opneemt met de wereld van de mensen, kan worden aangenomen dat deze zich – hoe dan ook – tijdelijk in een toestand bevindt waarin zonder moeilijkheden te veroorzaken deze zijn aandacht inderdaad kan richten op de mensheid.
Naar mijn ervaring gebeurt dit op ogenblikken dat de geest geen behoefte of noodzaak kent tot nieuwe ervaringen, het opnemen van nieuwe contacten of het erkennen van nieuwe eigenschappen. Op die ogenblikken kan het dus geen kwaad en zijn zelfs uitvoerige contacten met de mensen mogelijk wanneer de geest over de nodige kracht en vaardigheid beschikt.
Nu het van de geest zelf uitgaat, vallen alle bezwaren weg en kunnen alle punten aan de orde worden gesteld. Mits men er genoegen mee neemt dat de entiteit het contact verbreekt op het ogenblik dat deze zich hiertoe niet meer ongestoord in staat weet te zijn.
Dit je bemoeien met de wereld die je hebt achtergelaten komt veel voor, zij het vaak zeer onregelmatig. U zou er echter van opkijken wanneer u wist hoeveel entiteiten nog steeds proberen contact op te nemen met degenen waarmede zij zich verbonden voelen op aarde.
Toch is dit iets heel anders dan een voortdurende en hinderlijke projectie van allerhande beelden van stoffelijk samenzijn en contact naar personen die eerst kort in een nieuwe wereld leven waarin geheel andere waarden, mogelijkheden en noodzaken bestaan dan in de uwe.
Ik hoop dat het nu enigszins duidelijk is.
Hoe kan je je van een dergelijke aanwezigheid bewust worden in de stoffelijke wereld?
Dit hangt sterk af van uw eigen instelling en de belangrijkheid van het contact voor u in verhouding tot de inkomende impulsen van uw wereld. Vandaar dat wij dergelijke contacten het meest zien ontstaan in dromen.
Een veel voorkomende verschijnsel is ook het aanvoelen van een aanwezigheid. Minder vaak blijkt een mens in staat te zijn tot het direct ontvangen en mogelijk zelfs enigszins juist interpreteren van geestelijke signalen.
Vandaar dat men vanuit de geest, ofschoon niet zo veelvuldig als op aarde, wel eens wordt gesuggereerd, probeert in contact te komen door gebruik te maken van tussenschakels als mediums, ouijabord, kruis en bord e.d., planchetteschrift en zelfs het zich tonen in astrale vorm waardoor helderzienden de mogelijkheid krijgen zich beter op de waargenomen entiteit in te stellen en dan vaak een deel van de boodschap kunnen opvangen.
Het komt dus voor dat entiteiten met een gerichte boodschap op deze wijze contact opnemen. Maar zelfs t.a.v. het aantal van deze manifestaties zijn dergelijke direct bedoelde boodschappen verre in de minderheid.
Ik heb begrepen dat deze laatste gevallen niet tolerabel zijn door de mogelijkheid van inwerken door astrale schillen.
Dergelijke contacten zijn wel tolerabel, maar niet betrouwbaar. Ook al omdat op dit terrein het eigen denken van een mens soms een medium kan activeren. Dan geeft het medium u alleen het beeld waarmede u diep in uzelf bezig bent en bovendien de boodschap waarnaar u verlangt, omdat u innerlijk voelt dat u juist deze mededeling graag zou ontvangen.
Neemt u dus een dergelijke boodschap of vooral raad zonder meer als juist aan en denkt u zelf niet meer na, dan bent u in feite een adviseur die zijn eigen adviezen onbeperkt in de praktijk omzet en daardoor dan ook gemeenlijk in rare perikelen verzeild raakt. Want wanneer een ander zijn verkeerde raad opvolgt, kan hij nog altijd zeggen dat hij zich vergist heeft of dat de omstandigheden te plotseling en onvoorzienbaar veranderd zijn. Maar als hijzelf dit doet, zit hij met de gevolgen.
Is een definitief afscheid onmogelijk?
Zover ik weet: ja. Het is inderdaad onmogelijk omdat zover wij weten – u ziet hoe voorzichtig ik hier formuleer – wij uiteindelijk tot een grote eenheid komen, zo intens dat er naar buiten toe nog maar van één enkele persoonlijkheid sprake is.
Wij nemen aan dat wij eens allen te samen komen in één geheel. Deze overtuiging betekent dan 00k dat er geen definitief afscheid mogelijk kan zijn. Het enige wat blijft, is een samenvloeien van alle persoonlijkheidswaarden tot die deel uit gaan maken van de wereld en de mogelijkheden van allen.
Maar daar er bij ons geen entiteiten zijn die zover zijn gevorderd dat zij dit proces op kosmische basis ook maar van veraf hebben kunnen volgen, moet dit een veronderstelling blijven. En waar wij wel redenen voor hebben, maar die wij niet met feiten kunnen beleggen, zodat ik ook niet kan zeggen: dit is onverweigerlijk waar.
Hiermede is alles betreffende het onderwerp dan afgehandeld. Ik zal nu nog even ingaan op de vraag die zo-even in feite buiten de orde gesteld werd.
Mediumschap
Biologisch gezien is mediumschap niets anders dan het vermogen hoe dan ook de eigen spanning van levens- en zenuwstromen zodanig te beïnvloeden dat tijdelijk een toestand van evenwicht ontstaat. Opvallend hierbij is dat dergelijke toestanden nog het gemakkelijkst kunnen bereikt worden door mensen bij wie die beide systemen in feite wat onevenwichtig zijn.
Wanneer dit gebeurt, ontstaat een ogenblik van volledige rust in een op zich labiel evenwicht. Op dat ogenblik wordt het beïnvloeden, verstoren en beheersen van de evenwichten in de persoon door krachten van buitenaf gemakkelijk mogelijk voor degenen die deze vorm van ingrijpen in een in zich praktisch besloten systeem beheersen.
Het is dan mogelijk de hersenen, althans voor een groot deel, te beheersen zonder grote lichamelijke afwijkingen. Wel ontstaan er door dit ingrijpen kleine afwijkingen in de functie van de kleine hersenen, maar je kunt van de grote hersenen en de inhoud daarvan dan verder zonder van te veel beperkingen gebruik maken.
Op mentaal gebied betekent dit alles een verplaatsen van het eigen bewustzijn of een deel daarvan buiten de eigen omgeving, dus uit het lichaam van het medium.
De afstand is niet bepaald. Iemand kan voor eigen besef net naast zijn eigen lichaam staan. Hij is er dan “bij”. Je kunt ook op een zeer verre afstand leven en waarnemen. Vooral tijdens de dieptrance komen deze uittredingen nogal eens voor. Dan is dus de geest bezig met heel andere zaken dan het lichaam en deze ervaringen zullen in meerdere of mindere mate ook het lichaam later beïnvloeden, terwijl van hetgeen tijdens de trance bestaat geen besef of slechts een zeer beperkt besef in de hersenen achterblijft.
U wilde ook weten wat de veranderingen in het lichaam zijn. Over het algemeen zien wij bij het intreden van de trance een tijdelijk oplopen van de polsslag, gevolgd door een tijdelijke daling, beneden normaal, van zowel polsslag als bloeddruk.
Wat de lichaamstemperatuur betreft, deze is zoals u weet sterk van het organisme afhankelijk. Er zijn mensen met een gemiddelde lichaamstemperatuur van rond 35° Celsius en anderen komen eerder rond de 37° Celsius. Maar meestal zien wij bij het beginnen van een trance kort daarop een daling van de lichaamstemperatuur die gemeenlijk 5 tot 10 minuten aanhoudt, waarna de normale lichaamstemperatuur gemeenlijk weer bereikt is. Bij een zeer intense beïnvloeding passeert zij het normpunt en loopt verder op tot ongeveer 0,80 boven de normtemperatuur. Er is dan tot kort na het ontwaken in feite sprake van een lichte verhoging.
Verdere kenmerken zijn: sterke toename van de gevoeligheid van de zintuigen kort voor en bij het begin van de trance. Deze wordt echter al snel gevolg door een grote ongevoeligheid, die zich vaak zelfs tot grote delen van de tastzin kan uitstrekken.
Wanneer tijdens een dergelijke toestand plasma of ectoplasma – in feite een deel levenskracht plus wat astrale materie – wordt geproduceerd, dat de tempratuur van het lichaam bijna onmiddellijk zakt en langere tijd 1° tot 1,5° beneden de normtemperatuur blijft.
Opvallend is daarbij verder dat de temperatuurdaling niet over het gehele lichaam vergelijkbaar is. Het kan voorkomen dat de extremiteiten tijdelijk een veel hogere temperatuur vertonen dan de tors en de organen, maar ook het omgekeerde komt voor. Dit is voornamelijk afhankelijk van de wijze waarop de kracht onttrokken en gemanipuleerd wordt.
Ook telt de vraag of de persoon in kwestie zelf bij de manipulatie betrokken is. In dit geval is de daling gemeenlijk constant en rond -1°. Deze temperatuur beneden de norm blijft dan, met afwijkingen van rond 0.2° naar boven of beneden gehandhaafd tot het plasma geheel is afgescheiden, danwel weer door het lichaam geheel is opgenomen.
Dit zijn enkele gegevens. Mogelijk hebt u hieraan iets. U wenst geen aanvullende vraag te stellen? Dan zijn wij kennelijk uitgepraat, wat betekent dat de betekenis in werkelijkheid van ons onderwerp naderbij is.
Toch wil ik nog enkele opmerkingen maken: Wij hebben ons in dit tweede deel bezig gehouden met sferen en andere toestanden. Onthoud van mij nu één ding: Waar je ook bent en wat je ook bent, dat wat je bent, waar je bent, is het enige wat op dit moment voor jou belangrijk is.
Wat betekent dat een mens die op aarde leeft zich niet te zeer dient bezig te houden met de sferen. Hij dient op aarde bewust te leven. Iemand die in een sfeer leeft en streeft, zal in die sfeer in de eerste plaats moeten leven, leren en streven. Want dat is zijn wereld. Al het andere is maar van secundair belang.
Wanneer je je bezig houdt met het occulte, het paranormale, dan ben je vaak geneigd om bijzonder veel nadruk te leggen op de verschillende begaafdheden die hierbij kenbaar worden of ontstaan. Aan de andere kant moet men dan wel beseffen dat die begaafdheden eigenlijk maar excessen zijn. Zij vormen niet de hoofdzaak van het leven, maar zijn bijkomstigheden. Als zodanig moet men ze ook beschouwen.
Eerst wanneer bepaalde zg. occulte gaven geheel geïntegreerd kunnen worden in de persoonlijkheid, zodat zij te allen tijde gebruikt kunnen worden. En ‘worden’ is hun betekenis er een geworden van: “deel van het ik” en dus van belang voor het gehele leven. Zij zijn dan deel van het ik en dus onder alle omstandigheden en in alle dingen belangrijk.
Voor die tijd is het normale leven en de normale mogelijkheid in dit leven voor u belangrijk. De gave is dan alleen maar een bijkomstigheid. Vergeef mij dat ik dit zo duidelijk zeg. Misschien moet u nu afscheid nemen van allerhande illusies, vooral die dat u iets meer bent dan een ander, omdat u helderziende bent, kunt uittreden, genezen of iets dergelijks. Maar zolang u op aarde leeft, zijn dat toch heus bijkomstigheden.
U bent mens en moet leven als mens. Komt u ooit op het punt van afscheid nemen, omdat u of iemand die u nastaat overgaat naar een andere wereld, dan is het niet zo belangrijk dat u gaven hebt. Dan is alleen belangrijk dat u dat wat u bent kunt aanvaarden en verder kunt gaan met leven in de wereld waarin u bestaat, of dit nu een stoffelijke of een geestelijke wereld is. Want dat is de enige werkelijkheid die voor u telt.
En voor de rest: afscheid nemen is nooit iets voor altijd, voorgoed. Alles wat je geweest bent, blijft deel van je wezen. Alles wat je met anderen gedeeld hebt, blijft deel van hun wezen zowel als van jouw wezen. Als zodanig constitueert het een blijvende band tussen u en de andere. Dergelijke banden kunnen verzwakken, maar gaan zelden of nooit geheel ten gronde. Door andere intensere banden kan de belangrijkheid van een bepaalde relatieband voor u wel teruglopen, maar geheel teloor gaan doet zij praktisch nooit.
Daarom kun je ook nooit iets werkelijk verliezen. Je kunt alleen de beschikking over iets in een bepaalde vorm gedurende een bepaalde tijd verliezen. Vergeef mij dat ik u ook hier op wijzen wil. Want u bent vaak geneigd de belangrijkheid te overschatten van datgene wat u achter u laat. Al wat u denkt achter te laten, blijft deel van uw wezen en persoonlijkheid. Als zodanig is het ook een deel van de toekomst die u opbouwt. Leef dus zo goed u kunt, zo gezond en aangenaam als u maar kunt. Deel uw geluk dan met zovelen als voor u mogelijk is.