Agressie

image_pdf

12 november 1981

Agressie, aanvalsdrift. Als wij de hele wereld bekijken, dan moeten we zeggen. De mens heeft zich van het begin af aan bijzonder sterk on­derscheiden van vele andere wezens door zijn bijna tomeloze drang tot agressie. Je was binnen de stam beperkt, buiten de stam ging je er nog stevig op los. Alles wat anders is dan wij deugt niet.

Ik geloof niet dat er sedertdien veel is veranderd. Nog steeds zien wij dat we elkaar verketteren, zeker wanneer we op aarde zijn, alleen om­dat we anders denken, een andere huidskleur hebben of op een andere ma­nier menen te moeten leven. Al lijkt het of dit op zichzelf een inge­schapen verschijnsel is, wij kunnen er toch wel een aantal oorzaken voor vinden. De agressiviteit in de oertijd tegen alles wat van buiten kwam, werd eigenlijk tot stand gebracht door de behoefte van de stam om zijn eigen jachtgebied te verzekeren en gelijktijdig zijn eigen sterkte te bewijzen. Krachtproeven of krachtbeproevers speelden altijd een grote rol.

Kijken wij in de middeleeuwen, dan zien we bij de verschillende gilden allerlei inwijdingsgebruiken. Bij zo’n gilde ging het niet alleen om het maken van het werkstuk (dat wordt u nog steeds verteld), maar het ging wel degelijk ook om te bewijzen dat je je mannetje kon staan. Met andere woorden: een kuiper, die de mooiste ton maakte maar die zich wel pootje liet haken zonder iets terug te doen, kon erop rekenen dat hij in het gilde, als hij daar al een plaats in kreeg, helemaal achteraan stond. Het is alsof de mens voor zichzelf het gevoel heeft: ik moet mijn meer­waardigheid bewijzen tegenover anderen. Ik meen dat ook de samenleving zelf dit aspect altijd heel sterk op de voorgrond heeft geschoven.

In de historie is het steeds weer de strijd, de oorlogen. Denk eens aan de tijd van de ridders. Hoe vaak gingen ridders niet met elkaar in de clinch eigenlijk om niets, maar alleen om te bewijzen wie ze waren, om een reputatie te verkrijgen zoals dat heet. Als we kijken naar de hovelingen in de tijd van de Lodewijken in Frankrijk, dan kennen we daar de bekende duelgeschiedenissen waar werd geduelleerd eigenlijk ook om niets. In feite alleen om te bewijzen dat je beter bent dan een ander.

In het moderne leven gaat dat precies zo. Misschien dat je niet meer duelleert met wapens, maar je hebt toch wel graag een betere wagen dan een ander. Je wilt toch wel graag een beter ingericht kantoor hebben dan de anderen in hetzelfde bedrijf. Je wilt graag een beetje gemakkelijker omgaan met je baas dan degenen die om je heen zijn. Kortom er is eigenlijk alle reden om je eigen meerwaardigheid uit te drukken. Het hele systeem is daarop gebouwd. Heel vaak betekent meerwaardig zijn ook, aanspraak kunnen maken op zaken die begeerlijk zijn. Laten we eens een eenvoudig voorbeeld nemen. U kunt op een kantoor komen. Zij zeggen u dan, U moogt uw kantoor zelf inrichten. Daar krijgt u niet zoveel voor. Nu kunt u misschien ook een ministerspositie bereiken en dan uw werkkamer gaan inrichten. Dan krijgt u veel meer. U kunt ook hoofdambtenaar worden bij de EEG en als u dan een beetje geluk heeft, krijgt u 6 keer zoveel. Zo gaat dat. Dan zeg u: Wat is dat eigenlijk een stommiteit, wat is dat een verspil­ling! Neen, dat is geen stommiteit en verspilling. Het is eenvoudig het uitdrukken van een rangorde. Het gaat niet om het geld. Het gaat erom te bewijzen dat je meer bent dan een ander.

Dat bewijzen dat je meer bent dan een ander wordt ook in de recla­mewereld heel sterk toegepast om de mensen te overtuigen dat ze iets moeten doen. Bijvoorbeeld: een sportief mens rijdt op een Yamaha of: Een kenner rookt alleen Havanna’s. Dat wil zeggen, dat men probeert elk product op de een of andere manier te associëren met een meerwaardigheidsbegrip. Maar dat betekent ook dat je daardoor bewust of onbe­wust de behoefte aan het meerwaardigheidsbegrip in de consumentensfeer sterker maakt.

Als je nu geen Havanna’s kunt kopen en je kunt niet rijden op zo’n Yamaha, dan voel je dat je iets daartegenover moet stellen. Je hebt mis­schien niet de nieuwste wagen. Best. Maar laat dan een ander zien dat je hem kunt snijden en inhalen. Dan als hij de moed heeft om daarop te reage­ren zet je hem toch klem. Je stap uit, je sleurt hem uit de wagen en je geeft hem een pak slaag. Dan heb je bewezen dat jouw wagen en dus ook jij beter bent dan hij. Daarmee zitten we eigenlijk midden in het hele agressieve denken dat op het ogenblik de wereld beheerst. Waarom denkt u dat juist de orthodoxe islamieten op het ogenblik zo ontzettend agressief te keer gaan in vele landen? Dat zal ik u vertellen.

Zolang iedereen hen wel wilde beschouwen als de uitverkorenen, degenen die het dichtst bij Allah staan, hebben ze daarin hun zekerheid en dan kunnen ze een hoop andere dingen verdragen. Maar als nu steeds meer men­sen vrijzinnig gaan denken en de gevestigde waarden waaraan zij hun belang­rijkheid ontlenen aantasten, dan moet je iets terugdoen. Het is dan natuur­lijk heel erg prettig als je de groene vaan kunt heffen en de heilige oor­log verklaren, maar eigenlijk gaat het om, wij zijn belangrijk. Dit is een van de redenen geweest voor het toch wel krankzinnig agres­sieve optreden van de vele moellahs, ayatollahs en hoe ze verder heten in Iran. Maar dat is ook de reden voor het optreden van Kadaffi. Kadaffi die zichzelf belangrijker vindt dan de wereld wil toegeven en die daarom de we­reld aan zijn voeten wil hebben.

Het is precies hetzelfde als met Napoleon. Napoleon was een goed sol­daat, zeker. Maar hij had een hoop andere belangstellingen. Vraag dat maar aan degene met wie hij getrouwd is geweest of aan Josephine. Deze man voer­de oorlog. Waarom? Omdat hij voortdurend de behoefte had om zich de meerde­re te bewijzen van anderen. Dan zegt u: dat is allemaal heel leuk, maar wat kopen we daarvoor in deze tijd? U heeft vaak ook soortgelijke impulsen. U kunt van een ander waarschijn­lijk veel verdragen. Althans dat zoudt u moeten doen, want u zit bij de Orde der Verdraagzamen. Maar er komt een grens en dat is het punt waarop u uw eigenwaarde, dus uw beeld van uzelf en van uw wereld, aangetast voelt. Dat is een van de eerste redenen voor die agressie.

Als u in de huiselijke kring ruzie maakt, dan moet u toch eens nagaan wat de oorzaak is. Men zegt altijd geld of iets dergelijks. Dat hoeft niet altijd, maar heel vaak is het wel een aanleiding. Het is niet de kwestie van, wij hebben te weinig geld. Het is de constatering, ik kan niet uitgeven wat ik voor mijn waardigheid nodig vind, dus verdien jij te weinig. Omgekeerd is het: ik werk mij uit de naad, dan heb jij een gat in de hand. In vele gezinnen blijft het dan bij wat gemok waarna de verzoening achter gesloten deuren plaatsvindt. Maar er zijn er ook bij dat het zo erg wordt dat het tot een slaande ruzie komt. Die slaande ruzie is dan weer een belediging. Gevolg: de ‘blijf van m’n lijf’ huizen voor vrouwen die mishandeld worden door hun echtgenoten. Maar waarom werden ze mishandeld? Omdat ze niet in staat waren de frustraties van hun partner op te vangen: omdat ze tegenover de frustra­ties van hun partner hun eigen frustraties hebben geplaatst. Juist als er een redelijke samenhang denkbaar is, is zelfs de redelijkheid eigenlijk een belediging van je eigen gevoel van betekenis en belang.

Noem de krakers (wij moeten maar voorbeelden te hooi en te gras nemen). Krakers willen een huis hebben. Nu zouden ze dat ook nog op een andere manier kunnen krijgen. Althans een woning als ze daarvoor meer zouden wil­len betalen en als ze voor zichzelf niet het recht van huisheer of van huisvrouw zouden opeisen. Met andere woorden: een zeggenschap die ook de anderen in een bepaalde woning betreft. Dus kraken ze. Nu hebben ze een woning. Of ze die goed onderhouden of niet dat ver­schilt nogal. Sommigen maken er een paleisje van, anderen iets dat meer lijkt op een openbaar toilet. Zij hebben hier dus hun eigen huis. Zij hebben hun eigen woonruimte en daarmee een eigen status. Een status die ze an­ders niet zo gemakkelijk krijgen.

Stel daar verder nog bij dat velen maatschappelijk net naast de boot zijn gevallen, dat ze net niet het werk hebben gekregen of in hun werk niet de erkenning, waarop ze toch menen recht te hebben. Wij hebben dan men­sen, die zich zozeer vastklampen aan dat wat ze doen dat ze niet eens meer in staat zijn te beseffen dat er ook nog wetten bestaan. Zij zeggen: Dat zijn geen wetten. Dat zijn wetten van degenen die alles hebben en die mij klein willen houden. Dat neem ik niet. Die kraker blijft dan waarschijnlijk zijn pand verdedigen. Die kraker is een symbool. De kraker is een mens geworden die zich verzet tegen het gezag en zich daardoor een eigen en bijzondere status heeft verworven in de ogen van vele anderen. Het resultaat is dat zeer velen, die bij het eigenlijke kraken niet betrokken zijn, die aantasting van de persoon­lijkheid beschouwen als een aantasting van hun eigen wijze van leven en den­ken en ook weer uit verdediging agressief worden. Dat is een zeer begrijpe­lijk verschijnsel, vergeet dat niet.

Wij kunnen zeggen dat het betreurenswaard is, dat het niet zou horen, dat het anders zou moeten. Ik ben het direct met u eens. Maar ik kan ook wel begrijpen dat iemand, die behoort tot de ‘have‑nots’ (degenen die niets hebben behalve dan hun sociale uitkering en misschien nog een stickie op z’n tijd) dat zij zich op een gegeven ogenblik gaan afvragen: waar zit de fout? Als ik niets heb, dan kan het mijn schuld niet zijn. Het moet dus de schuld zijn van degenen die hebben.

Wie zijn het die als vertegenwoordigers optreden van degenen die heb­ben? Dat zijn de banken. Op de banken is het geld. De banken geven de le­ningen. De banken financieren allerlei aankopen: ook allerlei financiële avontuurtjes van bouwers, van projectondernemers. Dus nemen wij de banken te grazen tegen de wet. Maar feitelijk is het een verzet dat men voelt te­gen de aantasting van de eigen persoonlijkheid.

U zult zeggen: dat is niet zo belangrijk. Laten we dan kijken naar de manier waarop er door de staat wordt opgetreden, wanneer vele duizenden mensen demonstreren tegen atoomenergie. U kunt zeggen: de staat heeft toch het recht wel daartoe. Het is een democratisch besluit. Het is bezit en daarvan moeten ze afblijven. Dat moeten ze democratisch oplossen. Maar de­mocratie is juist datgene waardoor je wordt teruggebracht tot de norm van een tussen velen. De democratie in haar toch wel zeer ambtelijke manier van benade­ren van het leven, van de ontwikkeling en de traagheid die daarmee ge­paard gaat, wordt langzamerhand het symbool van al datgene wat verkeerd is. En dan is de bedoeling van de mensen die daar zo’n demonstratie houden waarschijnlijk niet eens zo erg. Ze willen gewoon laten zien dat ze er zijn. Ze willen aandacht voor hun denkbeelden. En als we eerlijk zijn, die denkbeelden zijn niet geheel ten onrechte. Zij hebben wel dege­lijk redenen voor hetgeen ze doen.

Maar dan komt tegenover hen ineens een gewapende macht te staan. Of dat in Nederland de ME is of in Duitsland de speciale politie dat maakt niets uit. Hier wordt plotseling het symbool geschapen van de macht waartegen zij zich verzetten. De aanwezigheid alleen al is een uitdaging. Het wordt als een uitdaging ervaren. Met andere woorden: Alleen reeds de aanwezigheid van dergelijke troepen kan de aanleiding worden tot agressiviteit bij sommige van de deelnemers, ook als het grootste deel van die mensen het daar helemaal niet mee eens is. Dan vliegt er een steen. Daarmee is de waardigheid, het recht waarin ze toch staan van de politiemensen aangetast. Dan gaat het er helemaal niet meer om of het nu wel of niet excessief is wat ze nu doen. Ze moeten zich laten gelden, anders sta je daar voor Jan Salie. Dat kan niet, want wij zijn het recht. Wij zijn de wet. Wij zijn de macht. Wij staan hier ook in opdracht. Is het dan een wonder dat er dan aan twee kanten excessen zijn? Je zoudt eigenlijk bij beide partijen degenen moeten bewonderen die dan toch zichzelf nog in bedwang houden.

Als wij dit algemeen beschouwen, dan kunnen wij het ook nog op de staten overdragen. Rusland heeft een overkill en bovendien meer dan de USA de beschikking over soldaten al dan niet gemotoriseerd, een lucht­macht binnen prettig bereik van de eigen basis op de achtergrond. Daar tegenover staat Amerika. Amerika heeft eveneens een overkill mogelijkheid waardoor ze in staat zou zijn om de hele wereld te ontsmetten van alles wat leven en mensheid is op een paar planten na, dan kan alles opnieuw beginnen. Maar zo ervaren die mensen dat niet. Het is hier geen kwestie van redelijkheid, van wij beschikken over voldoende mogelijkheden of wij beschik­ken er niet over. Het is hier een kwestie van: ik wil meer hebben dan jij, ik moet sterker zijn dan jij. Ik wil de erkenning van mij als de mach­tigste. De agressiviteit die in de bewapeningstechnieken ligt ‑ of je nu kijkt in het Oostblok of in het westen ‑ die wordt tenslotte daardoor bevorderd. Zelfs als een Secretaris‑generaal van de Navo zegt, dat het noodzakelijk is om nieuwe raketten te plaatsen, dan wordt dat niet al­leen vanuit een strategisch standpunt bepaald. Hier is wel degelijk sprake van een misschien niet geheel besefte en verborgen agressiviteit. Wij moeten de sterkeren zijn en blijven anders geven we eigenlijk toe dat we hoogstens de gelijken van de anderen zijn en dat kan niet. Het is misschien bitter om het zo te zeggen en om dat in algemene termen te zien.

Het is precies hetzelfde als de concurrentiestrijd die men op za­kengebied aantreft. Agressieve verkooptechnieken. Daarbij gaat het niet meer om het product dat je verkoopt, maar om de omzet die je haalt. Hoe belangrijker de omzet wordt des te minder belangrijk het is hoe je die bepaalt. En of je nu een groot concern bent, zoals een bepaald me­disch concern dat in Zwitserland zijn hoofdzetel heeft, of dat je alleen maar Jan Jansen bent die neusdruppeltjes fabriceert. Het is niet belang­rijk dat die dingen precies beter zijn dan al het andere. Neen, het is be­langrijk dat je de plaats van een ander kunt innemen, dat je op die manier duidelijk kunt maken wie en wat je bent.

Zelfs de man die deur aan deur verkoopt en u de encyclopedie aan­smeert die u nooit zult kunnen lezen omdat ze wel 35 delen heeft en u meer kost dan een halfjaar inkomen, maar de loep er niet bij wordt ge­leverd waarmee u de kleine lettertjes kunt lezen. Dat durven ze niet, anders zoudt u het contract kunnen lezen. Het gaat die man er niet al­leen om u dat boekwerk aan te smeren maar ook om zijn reputatie als ver­koper. Ik heb er zoveel van verkocht en jij? De hele samenleving is daar­op gebouwd.

Zelfs het optreden van bepaalde vakbondsleiders wordt meer bepaald door hun hang naar populariteit dan door hun feitelijke inzichten betref­fende het mogelijke en noodzakelijke op sociaal‑economisch gebied. Dan kijken we naar de gewone mensen en zeggen: ach, wat zijn ze te­genwoordig toch agressief. Wat wilt u dan? In een wereld die voortdurend door agressie op elk terrein wordt overheerst ‑ of u kijkt in de politiek, in het zakenleven, in het verkeer, in de onderlinge verhoudingen van ve­le bedrijven – of zelfs de verhoudingen binnen huwelijken ‑ dan kunt u toch niet verlangen dat de mens niet agressief zal zijn. De maatschappij is eenvoudig op die agressie gebouwd. Ze is een noodzakelijk deel ervan. Als er iets is wat voor de christen onaanvaardbaar is, dan is dat de christelijke naastenliefde en verdraagzaamheid die hij iedereen schul­dig zou zijn en waarvoor hij zichzelf ten offer zou moeten brengen. Dat is onaanvaardbaar, want wie erkent dan nog dat je betekenis hebt. Ik geloof, dat deze drang om je te laten gelden op de achtergrond ligt van bijna alle agressie die je overal ziet. Zeker, in deze dagen wordt er nogal wat gedaan omdat men behoefte heeft aan middelen. Een goed voorbeeld zijn de verslaafden die kunnen kiezen tussen ellende (geloof mij het is een grote ellende) of stelen om zo weer aan de vol­gende dosis te komen die ze nodig hebben. Die mensen zijn ook agressief. Maar is hun agressie niet in de eerste plaats weer een poging om die normaliteit te herwinnen die ze in hun gevoel alleen kunnen krijgen met de volgende injectie, het volgende snuifje. Het is allemaal verklaar­baar, maar daarom is het nog niet, volgens mij, aanvaardbaar.

Ik weet heus wel dat er allerlei dingen zijn waarover de maatschap­pij zich druk maakt. Maar als we de werkelijke fout bekijken, dan ligt die toch niet in de eerste plaats bij die mensen. Of het nu de misdadi­gers zijn die geweldpleger of zelfs moorden begaan. Of het gewoon de opstandige jeugd is die met stenen en verfzakjes gooit als het niet er­ger is. Of we kijken naar het optreden van sommige zakenlieden, politici, generaals. In al die gevallen komen we tot de conclusie. Er is innerlijk iets fout. De mens heeft geleerd genoeg te zijn voor zichzelf. De mens heeft geleerd om zichzelf te zien als een wet waaraan hij ook onderworpen is. Toch is hij dat krachtens zijn wezen. Als je niet erkent dat een geloof je wetten oplegt, kun je niet geloven of je kunt huichelen tegen jezelf. Als je niet erkent dat deel‑zijn van een gemeenschap je niet alleen rech­ten geeft maar je ook plichten oplegt, dan ontken je in feite te behoren tot die gemeenschap, of je bedriegt jezelf en mogelijk ook anderen.

Dit zelfbedrog is zo doorgewoekerd dat iedereen wel een reden heeft om te zeggen: Ik doe iets wat goed is. Zoals de dief misschien zegt: “Ik zorg er tenminste voor dat geld kan rollen. Ik zorg voor een betere stand van de economie, want de mensen die ik besteel, moeten weer kopen. Dat is omzet en arbeidsgelegenheid. Ik krijg daardoor geld dat ik kan uit­geven zodat ik op mijn beurt wederom omzet bevorderend en dus ook arbeids­gelegenheid bevorderend werk.” Maar dat is alleen aan officiële instanties toegestaan.

De prostituee zegt heus niet: “Het is mijn aard, mijn karakter. Het is mijn luiheid of mijn zinnelijkheid die voor mij dit aantrekkelijk maakt of het geld dat ik meen nodig te hebben”. Zij zegt: Ïk vervul eigenlijk een sociale functie.” Of die sociale functie nu zo sociaal is, als ze tegen betaling wordt uitgeoefend, dat is een andere vraag. Maar voor zichzelf zegt ze: “ik doe eigenlijk een hoop mensen goed, ik schep toch een uitlaat.”

Als je hoort wat een politicus zegt, als je hen erop attent maakt dat hij eigenlijk voortdurend de mensen een beetje bedriegt door feiten achter te houden, door rapporten zo te publiceren dat niemand ze te zien krijgt bv., dan zegt hij: “Dat doe ik toch in het belang van onze democratische processen, want als iedereen zich daarmee gaat bemoeien, dan komen we niet tot een conclusie.” Hij heeft ergens gelijk. Ergens, maar wat hij doet is ten onrechte. Hij meent echter dat de middelen door het deel worden geheiligd. Dit is een misvatting die door bepaalde volgelingen van Ignatius van Loyola al een hele tijd is gepredikt. Het is opvallend dat ze daarmee meer bekeringen hebben bereikt dan met hun prediking van het christendom. Het doel heiligt de middelen.

Op hef ogenblik, dat je ontrouw bent aan jezelf, begin je in fei­te een situatie te scheppen waardoor je juist door je besef van het onrecht, van je eigen onjuistheid agressiever wordt tegenover de bui­tenwereld. Je wilt het beeld dat je van jezelf in de wereld probeert in stand te houden ten koste van alles verdedigen. Dat betekent voor bv. de joviale bink die het heus niet erg vindt om eens een aantal rondjes te geven dat, als hij een keer komt en zegt: Joh, ik heb geen geld, ik wil een flesje bier, en hij krijgt het niet, dat hij dan zijn aanzien, zijn vriend zijn van allemaal zozeer geschaad ziet dat hij eerst een paar flessen door de ruit mietert en dan met een stel vrienden terugkomt om het hele lokaal uit te kleden.

Zoals er ook een bepaalde mate van seksuele agressie is. Het is zo, dat een vrouw veel moeilijker een man kan verkrachten dan omgekeerd. Het kan echter wel. Er vinden veel verkrachtingen plaats in deze tijd. Waarom? Waarschijnlijk omdat iemand de onderwerping van een ander begeert. Het gaat niet alleen om de bevrediging. Het gaat ook om de zelfbevesti­ging die eventueel groter wordt als de vernedering van een ander daar­bij betrokken is. Dat is toch een volkomen verkeerde mentaliteit. Het is een volkomen verkeerde wereld waarin u nu leeft.

Dan kun je zeggen: wat moet je dan doen om die agressie uit te bannen? Er zijn mensen die hebben gepleit voor absoluut vrije seksualiteit. Zij hebben gezegd: daar bereik je wat mee. Maar ze hebben één ding ver­geten, dat je daarmee weer een aantasting schept van het geborgenheidgevoel van degene die juist voor een gezinsbinding kiest. Dat heeft Rus­land trouwens bewezen waar men geëxperimenteerd heeft op dit gebied, dat je op die manier niet verder komt. Je kunt agressiviteit niet uitbannen door eenvoudig de schijnbare reden van de agressie weg te nemen. Want het gaat niet om de seksualiteit, om de contacten. Het gaat in wezen om een vorm van zelfuitdrukking. Als die zelfuitdrukking kan worden omgezet in een zelfvervulling ‑ hoe dan ook ‑ dan krijgen we als vanzelf een evenwichtiger geheel.

Het is niet voor niets dat men zegt dat degenen die in gezinsverband samenleven de stabielere delen van de maatschappij vormen. Waar je een ze­kere erkenning een zelfbevestiging hebt gevonden, daar zul je minder snel agressief zijn en meer met feiten en mogelijkheden rekening houden. Hoe minder zekerheden je kent hoe onevenwichtiger je bent. Hoe groter die onevenwichtigheden worden, hoe sneller de agressie toeslaat en hoe minder perken men zich zal stellen bij het nu agressief zijn tegen anderen. Een oplossing waar vind je die?

In de eerste plaats: Je moet eerst beginnen met werkelijke wetten te stellen. Een wet moet niet bestaan uit begrip voor de mens, maar uit een scherpere regeling van het intermenselijke verkeer. Daarbij moet ze zo weinig mogelijk de vrijheid van elk individu aantasten. Ze moet echter wel de ‘relatie van individu tot individu’ baseren op gelijkgerechtigdheid: en wel volgens datgene wat in de wet is vastgelegd. Dat klinkt vreemd, natuurlijk. Maar men moet tenslotte begrijpen, dat iemand die misdadig is ook zijn redenen heeft. Maar om die redenen gaat het niet, het gaat om de regel. Hoe minder regels consequent wor­den toegepast des te groter de neiging zal zijn om juist het tegen de regel ingaan te ervaren als een zelfbevestiging, want dan ben je meer dan de regel, meer dan degene die de regel heeft gesteld.

In de tweede plaats: Men zou de mensen moeten duidelijk maken dat men niet met de mond het ene kan belijden en in de praktijk het an­dere doen. Deze gespletenheid, die maatschappelijk zover is doorgewoe­kerd dat ze praktisch een onuitroeibare schimmel is geworden op het maatschappelijk gebouw, zou onthuld moeten worden voor wat ze is. U kunt zeggen: een ieder heeft het recht om voor zichzelf te zor­gen. Best. Maar hij heeft niet het recht te doen alsof het anders is. Een grote mate van eerlijkheid t.a.v. inkomen, van prerogatieven, van functie, van wezenlijke mogelijkheden, capaciteiten mentaal, lichamelijk en anderszins is noodzakelijk. Men zou de mensen ertoe moeten brengen trots te zijn op datgene wat ze werkelijk zijn, hebben, doen en kunnen. En hen niet ertoe brengen, zoals nu gebeurt, te beantwoorden aan een volkomen foutief beeld, een soort never‑never land, een Ultima Thule waarvan de wetten worden toegepast in een wereld die allesbehalve het einde is en zeker geen Thule.

In de derde plaats: wat hier van groot belang kan zijn is ook het afwegen van de werkelijke behoefte en wil van de mensen ten aanzien van elkaar. Een voorbeeld: het openbaar vervoer is uit vele overwegingen wenselijker voor de gemeenschap als zodanig, dan het particulier vervoer. Dus gaan we dat verbeteren en het andere vervoer duurder maken. Maar wat bereik je daarmee? Dat degenen, die voor anderen het openbaar vervoer aan­prijzen, om zich te laten gelden meer gebruikmaken van het particu­lier vervoer dan noodzakelijk is. Als u wist hoeveel vliegreizen er worden gemaakt – ook met parti­culiere vliegtuigen – in deze dagen die absoluut overbodig zijn, die energieverspillend zijn en geen werkelijke tijdswinst opleveren als je alles tezamen beschouwt, dan zoudt u rillen.

Als u ziet hoeveel dienstwagens er in Nederland rijden die eigen­lijk alleen rijden om duidelijk te maken hoe belangrijk degenen zijn die zich daarin laten vervoeren, dan zoudt u eveneens rillen. Dat bewijst dat ze op het ogenblik die kant al ver zijn uitgegaan. Als iets gebeurt moet het absoluut openbaar en kenbaar zijn. Openbaarheid betekent name­lijk in een menselijke gemeenschap wederkerige controle. Maar die weder­kerige controle betekent ook weer verandering van mentaliteit. Je gaat anders denken omdat je automatisch beseft dat je je anders plaatst buiten de gemeenschap en haar in feite tot een zekere minachting voor je gedragingen brengt.

Een laatste punt en misschien wel het belangrijkste: agressiviteit zien we vooral daar ontstaan waar onrust is: d.w.z. waar stabiliteit ontbreekt. Dat geldt zowel voor de eenling als voor gemeen­schappen. Nu zou men die stabiliteit aanmerkelijk kunnen bevorderen door meditatieve technieken of als u dat liever wilt door zeer regelmatig bidden: je in contact voelen met het hogere. Het contact met het hogere kan dan optreden als een vervanging voor de drang om je te laten gelden in de gemeenschap. Je wordt evenwichtiger, de agressie neemt af. Ze heeft zich gericht op God. Zo gesteld is de opzet van de huidige maatschappij absoluut agres­siviteit bevorderend. Het wegvallen van strikte regels, het op zich­zelf begrijpelijke verzet tegen allerlei dictatuur (dus regeling van bovenaf), tegen sterke mannen en wat dies meer zij, heeft ertoe geleid dat men alle wetten is gaan beschouwen als plooibaar. Dat zijn niet al­leen de wetten die in een staat of in een gemeenschap bestaan. Het zijn ook de wetten die goddelijk heten te zijn. Het zijn zelfs de wetten van de natuur waarmee we denken nog wel een loopje te kunnen nemen zo nu en dan. Als we dat gaan beseffen, dan zeggen we: ja, wij moeten anders worden. Hoe kunnen we dat in deze maatschappij. Daarvoor heb ik een paar antwoorden die niet iedereen even goed zullen bevallen.

  1. Agressiviteit eist een verdediging daar tegen. Als agressie voortdurend wordt toegelaten, neemt ze alleen toe.
  2. Agressie afremmen zal door de eenling moeten geschieden wanneer hij daarmee wordt geconfronteerd. Hij moet over de middelen daartoe beschikken. Ook de gemeenschap zal zich daartegen moeten verzetten en dan niet alleen via speciale eenheden maar gewoon vanuit de gemeenschap.
  3. Een opvoeding zal altijd enigermate disciplinair moeten zijn en blijven. Kinderen die niet leren dat er grenzen zijn, menen later dat elke grens die hun gesteld is of wordt ten onrechte wordt gesteld Hun persoonlijke waardering van hun eigen belang­rijkheid wordt daardoor zozeer gekrenkt dat ze als vanzelf agres­sief worden.
  4. Wij mogen nooit alleen uitgaan van juist of waar zijn van een bepaald systeem, een bepaalde leer of een bepaalde godsdienst. Op het ogenblik, dat wij voor onszelf het enig waar zijn of het boven allen verheven zijn opeisen lokken wij niet alleen de agres­sie van uit, maar worden wij zelf (vaak door een misbegre­pen meerwaardigheidsbesef) dermate agressief in onze gedragingen tegen anderen dat we in wezen daardoor strijd oproepen waar we misschien hopen vrede te brengen.

Dit is kort samengevat wat ik hierover te zeggen heb. Het is een onderwerp waar ontzettend veel facetten aan vastzitten. Wilt u echter één ding goed onthouden: Het belangrijkst van alles is dat je steeds in jezelf een zo grote mate van evenwichtigheid weet te vinden dat je agressie kunt afweren zonder daarbij zelf agressief te zijn.

image_pdf