20 september 1974
Welkom op deze vrijdag de dertiende. Wij zijn ook nu niet alwetend of onfeilbaar en zullen een geestelijk onderwerp aan de orde moeten stellen. Ik koos als titel iets wat deze dag past: Alle geloof is bijgeloof. Een stelling, waarmede lang niet iedereen het eens zal kunnen zijn. Wat mij aangenaam is, theoretisch immers is geloof een innerlijk weten. Maar wat is de praktijk? Wanneer een mens gelooft, zal hij dit geloof aan uiterlijkheden binden. In de meeste gevallen gaat hij nog verder en stelt deze uiterlijkheden als de essentie van zijn geloof. Wat bijgeloof is.
Want uiterlijkheden hebben niets te maken met de geloofskracht of waarde in de mens. Voorbeeld: wanneer iemand zegt, dat een hostie voor hem dit of dat is, zo kan ik dit nog aanvaarden als deel van een geloof. Maar wanneer hij dan gaat vertellen, dat je met die hostie wonderen kunt doen, dat dit stukje ouwel kan bloeden, dat je de duivel ermee op de vlucht kunt jagen, zo is dit volgens mij zuiver bijgeloof .
Want daarbij is de hostie zelf niet werktuiglijk. Dergelijke verschijnselen, zo je die al tot stand ziet komen, zijn een gevolg van de geloofskracht van de mensen, van een innerlijke toestand. Het uiterlijk teken van een geloof in zich, is niet beslissend of bepalend voor de resultaten die dit geloof kan hebben.
Bijgeloof wordt het, wanneer de waarden van een geloof te sterk aan uiterlijkheden zijn gebonden. Er zijn zelfs nu nog mensen die geloven dat een doop alleen zin heeft, wanneer hierbij gebruik wordt gemaakt van gewijd water waarin zout en as gemengd is, waarbij dan die as nog weer afkomstig dient te zijn van eerst gewijde palmtakken. Zij schijnen te menen, dat een doop dan pas houdt. Zonder al die bijkomstigheden, zo gelooft men, zal de doop geen blijvend effect hebben. Dus: in geval van nood mag je wel met elke vloeistof dopen, maar daarna moet je toch zo snel mogelijk de zaak nog eens over laten doen door een deskundige die over de juiste doopvloeistof kan beschikken. Dit bijgeloof bestaat in Italië.
Ik ben het met deze mensen eens, dat je goed moet overwegen wat je een onschuldig kind aandoet. Wanneer je een kind nu bv. met Rijn- of Maaswater zou dopen, zo lijkt mij dit een aanslag op een onschuldig leven. Maar vergis u niet. Bij de doop gaat het eigenlijk niet eens om het water. Het gaat om een enorme intentie. Het geloof bij de dopende dat er iets is, waardoor dan de kracht van de H. Geest zich in de dopeling zal kunnen openbaren.
Daarvoor is zelfs geen uiterlijk teken van node. Mogelijk denken nu mensen met een katholieke achtergrond, dat ik allerhande ketterpraat zit te verkondigen. Maar in de geloofsleer van de kerk van Rome staat wel degelijk dat de doop des geloofs ook wel aangeduid als de doop door de H. Geest, de beste is.
En let wel: een dergelijke doop is niet afhankelijk van een uiterlijk teken volgens deze leer. Het is een doop, die tot stand komt door een innerlijke toestand van de dopeling, zonder dat daarbij verder ook maar iets of iemand te pas behoeft te komen. In zeer oude voorschriften van de kerk, stammende uit rond 1200 na Chr., put ik de wijsheid dat niet alleen bijzonder daartoe bereid brood, maar ook alle soorten brood of meelgebak en – bij niet aanwezigheid daarvan – zelfs vruchten mogen dienen bij de mis en de daarop volgende communie. Er wordt zelfs een voorkeur aangegeven. Zo mogelijk zal gebruikt worden: brood met een zeker rituaal gebakken, zo niet, dan kan normaal brood dienen, zo dit niet aanwezig is elke andere meelspijs en zo deze allen niet te vinden zijn, mag men in noodgevallen zelfs gebruik maken van vruchtenvlees.
Want, zoals een theoloog daarbij opmerkt: De Heer openbaart zich niet in de aard der materie, maar de materie verkrijgt haar aard en eigenschappen door Gods wil. Indien God dit wil, zal hij uit vruchtenvlees brood maken. Dat staat letterlijk in een betoog, dat nu nog in bewerkte kopieën bestaat.
Maar ja, dat is alles van zolang geleden, dat je het de arme katholieken niet kwalijk kunt nemen dat zij deze dingen niet meer weten. Op het ogenblik weten zij trouwens toch al niet waaraan zij toe zijn.
Het uiterlijk geloof is voor hen een heen en weer zwenken tussen Zwartkruis en Gijsen, en daarbij zou iedereen de weg kwijt raken… Wat hebben sommige mensen overigens toepasselijke namen…
Ik zal niet beweren dat innerlijk geloof bijgeloof is, maar meen te mogen stellen, dat alle gelovigen bijgelovig zijn in die zin, dat zij niet in staat zijn een innerlijke waarde te aanvaarden zonder een uiterlijke bevestiging daarvan. Zelfs in dit geval blijft het geloof voor mij nog wel aanvaardbaar. Maar op het ogenblik dat men – zoals vele mensen doen – de uiterlijke bevestiging en riten gaat stellen als voorwaarde voor het geloof, is dit volgens mij geen echt geloof meer en komt men terecht in de doolhoven van het bijgeloof.
Wat is bijgeloof dan eigenlijk? Om dit te bepalen zullen wij moeten teruggrijpen naar oerkrachten, die ook in deze dagen nog in elke mens leven. De mens leeft in een onbekende wereld. Want rond die mens zijn er allerhande krachten en afmetingen die zintuigelijk niet te constateren zijn, terwijl hij altijd weer wordt geconfronteerd met verschijnselen, die hij niet kan verklaren maar waarmede hij wel zal moeten leven.
Daarom gaat de mens voor zich een betekenis aan al die zaken toekennen. Wij trachten in feite het onbekende te benaderen door eenvoudig aan te nemen, dat op de een of andere wijze de uiterlijke tekenen het onbekende kenbaar maken en zelfs kunnen bepalen.
Dat de resultaten soms krankzinnig kunnen aan doen, is daarbij vaak te wijten aan de neiging van de mens om voor zijn eigen voordeel de onbekende krachten a.h.w. op te roepen. In het begin weet hij wel dat hij zelf dit doet, zodat het gestelde niet geheel waar kan zijn. Maar naarmate meer mensen het gestelde in volle ernst aanvaarden, zal hij ook gaan denken dat zijn stelling een feitelijke waarheid is.
Een mooi voorbeeld daarvan is ‘t zout morsen. Dit zout was lange tijd kostbaar en moeilijk te verkrijgen. Daarom beschouwde men het als een euvel dat soms van dit zout gemorst werd. Vergeet niet dat zout zelfs nog na de Romeinse tijd voornamelijk zeezout was, terwijl alleen in Duitsland ook steenzout gewonnen werd. De afstanden waarover het vervoerd moest worden, de aantasting van het zout door vocht, maakte het betrekkelijk zeldzaam en in verhouding kostbaar. Bovendien was het met bepaalde magische eigenschappen begiftigd, zie doop, erkenning van gastrecht en dergelijke waarbij zout een bindende factor schijnt te zijn. Wie dus van dit zout morste, deed een ieder de duivel aan. Daarom stelde men op de duur:
Wanneer je zout morst, staat de duivel – die deze heilige en magische stof haat en wil doen vergaan – achter je. Waarop iemand die dit geloofde verder redeneerde en sprak: “Ik wil die duivel achter mij graag kwijt. Ik vind het denkbeeld dat hij achter mij staat maar griezelig”. Maar wacht eens: zout is heilig. Wanneer ik dus zout over mijn schouder gooi komt het in zijn oog en zal hij verdwijnen.
Dat met nadruk het zout over de linkerschouder geworpen diende te worden, is te verklaren door het geloof dat aan de rechterzijde van de mens zijn beschermengel staat. De duivel moest dus wel links zijn, wat hem een zekere overeenkomst verleent met het huidige gouvernement in vele landen.
Opvallend bij dit en andere vormen van bijgeloof is wel, dat men iets probeert te concretiseren in overeenstemming met eigen belangen en vervolgens gaat denken en handelen alsof de stelling een onveranderlijke werkelijkheid zou vertegenwoordigen. Nu is het vandaag vrijdag de dertiende. Weet iemand van u waarom door sommigen deze combinatie als verlossend en gelukbrengend wordt beschouwd, terwijl anderen dit juist weer als een dreiging, een mogelijkheid tot ondergaan wordt gezien? Juist. Jezus werd op vrijdag gekruisigd. Bij het avondmaal was hij met zijn 12 leerlingen bijeen – dus in het geheel 13 personen – toen duidelijk werd dat Hij verraden en gekruisigd zou worden.
Je zou dus mogen stellen dat dit bijgeloof is gebaseerd op een allegorie, ontleend aan een kerkelijk geloof en vervolgens omgezet in een kracht, die het eigen lot van de mens kan bepalen volgens het denken van die mens.
Andere bijgelovigheden blijken aan magische stellingen ontleend te zijn. Zelfs in de gouden eeuw gold nog dat je op zee, je bevindend op een zeilend schip niet aan dek mocht fluiten. Het geloof meende immers dat gelijk gelijk zal treffen, daar altijd zal gelden: zo boven zo beneden, zo beneden zo boven.
Wanneer je fluit, veroorzaak je wind. Wanneer er nu al wind staat, is de kans groot dat er nog meer wind – storm – zal komen. Dit is onaangenaam en gevaarlijk. Vandaar dat men de mensen verbood aan dek te fluiten en hen zelfs voor deze ‘misdaad’ wel zwaar strafte.
Zowel in geloof als in bijgeloof tref je steeds weer denk- en handelswijzen aan die je je doen afvragen hoe men daartoe nu is gekomen. Zoek je de zaak na, dan blijkt dat het geheel wél redelijk is wanneer je onbewezen en vaak onaanvaardbare grondstellingen wilt aannemen.
Volgens mij zijn geloof en bijgeloof, beide vooral voor velen een middel om zich te verwijderen van een eigen werkelijkheid die onbeheersbaar of onbegrijpelijk is.
Let wel: naar mijn mening is bij vele mensen het geloof geen werkelijk innerlijk weten, maar eenvoudig een poging zich los te maken van een niet zo gemakkelijk te dragen werkelijkheid in de stof of in eigen innerlijk. Zodra men geloof aan uiterlijkheden bindt, er magische mogelijkheden aan toeschrijft, tracht door dit geloof de werkelijkheid te veranderen of eigen relatie tot die werkelijkheid in eigen voordeel te wijzigen, is er volgens mij geen sprake van een ware innerlijke erkenning, een innerlijk beleven dat tot zekerheid wordt, maar van een bijgeloof dat aanvaard wordt, omdat men meent zo de erkenning en beleving van een deel van de werkelijkheid te kunnen omzeilen.
U kent allen wel de mooie verhalen over de vreemde gedragingen van eenvoudige gelovigen. Er bestaat zelfs een sterk verhaal over iemand die te biecht ging en daarbij alvast een moord bekende die hij nog niet gepleegd had. De man deed dit, omdat hij niet voor moord in de hel wenste te branden en niet zeker was of hij bij zijn vlucht na de moordaanslag nog de mogelijkheid zou krijgen zich door de biecht aan de hel te onttrekken.
Overigens is dit verhaal historisch en het speelde zich in de vroege Middeleeuwen af bij Verona. Het denkbeeld alleen reeds, dat je iets zonder verdere consequenties kunt doen, omdat je bepaalde riten hebt volbracht, is volgens mij onzin.
Wanneer je te biechten gaat en beweert dat je grote spijt hebt je buurvrouw gisteren van de trap te hebben geworpen, maar innerlijk daarbij denkt: wanneer zij nog eens zo optreedt, gooi ik haar van het balkon, zul je ook volgens de normen van de kerk geen vergeving van zonden kunnen krijgen.
Anders gezegd: berouw alleen is niet voldoende. Er behoort tevens het vaste voornemen bij de ontstane schade te herstellen en geen soortgelijke daden meer te stellen. Maar er zijn heel wat mensen die geloven dat het belijden van hun zonden genoeg is om het van alle gevolgen daarvan te bevrijden. Dit is natuurlijk bijgeloof, een weglopen van de werkelijkheid om zo niet met de wezenlijke eigenschappen, mogelijkheden en noodzaken van eigen wezen geconfronteerd te worden. Er moet dus wel iets anders bestaan dan dit soort van geloof. Ook daarover zou ik enkele dingen willen zeggen:
In jezelf weet je heel goed wat voor jou goed en kwaad is. Niet dat je dit aan jezelf altijd ook zult toegeven, vooral, wanneer het kwade aangenaam is en het goede lastig.
Trouwens, heel wat mensen vinden iets onaanvaardbaar zodra het door anderen een deugd wordt genoemd en genieten van hetzelfde intens, zodra dit door anderen zonde wordt genoemd.
Ik wil echter met nadruk stellen, dat een dergelijke benadering van het leven, het streven naar algemeen erkende deugden of zonden, niets te maken heeft met de innerlijke werkelijkheid van de mens die voor hem alleen belangrijk is. Je hebt normen van goed en kwaad in jezelf, een innerlijk weten. Of dit zeker in zijn formuleringen nu het gevolg is van de cultuur waarvan je deel uitmaakt, je werd opgelegd door dressuur of stamt uit vorige incarnaties dan wel een werkelijk deel is van het grote ik, doet daarbij verder voor u niet eens ter zake.
Het beantwoorden aan deze normen of het falen daartegenover bepaalt de harmonie die je kunt kennen in jezelf en de toestand die je in jezelf draagt en kent, zul je dan ook terug kunnen vinden in de wereld rond je.
Want elk wezen, ook een mens, projecteert in feite zichzelf op de wereld en de signalen die hij als antwoord uit die wereld ontvangt, noemt hij werkelijkheid, ofschoon zij in wezen niets anders zijn dan de echo van de zaken die men zelf in de wereld heeft gezonden.
Zeker, de wereld is wreed en onrechtvaardig. Maar indien u dit zo sprekend erkent en aan alle andere zaken voorbij ziet, zo zal de oorzaak daarvan toch in uzelf liggen. U draagt hetgeen u ziet in uzelf, anders zou u het niet op deze wijze beseffen en wordt hierdoor gebiologeerd, zodat uw aandacht praktisch uitsluitend op deze zaken is gericht.
Wanneer u zegt dat de wereld lijden is – en er zijn heel wat mensen die dit als een soort lievelingsstelling huldigen zeker wanneer het erom gaat anderen kalm te houden – zo moet er in hen een masochisme een rol spelen. Men wil in feite onrecht, enz., lijden, mogelijk omdat men innerlijk het gevoel heeft dat dit een mens status, een uitzonderingspositie, enig aanzien ook geeft.
God beproeft zijn uitverkorenen, niet de heidenen. Degene die God lief heeft, zal daarom moeten lijden… . Wat een citaat is.
Dat is een uitvlucht. In mijn wereld vind ik alles terug, wat ik in mij zelve erken en vanuit mij zelve projecteer in het Al. Hoe verder je wezen doordringt in de essentie van harmonie, hoe meer je de werkelijkheid beseft en alle dingen die voor jou belangrijk en kenbaar zijn in de wereld, zult weten terug te vinden zelfs de schijnbaar alleen als abstracte gevoelens bestaande innerlijkheden.
Bedenk dat de mens zichzelf steeds weer, bewust of niet, waarmaakt in zijn wereld. Wanneer voor mij mijn leven zinvol is, zo zal voor mij ook alles wat ik buiten mij erken zinvol zijn:
Voel ik mijn leven als zinneloos aan omdat de werkelijke mogelijkheden die ik heb en de werkelijke gaven die de mijne zijn, niet wil, durf of kan zien in hun werkelijke betekenis, maar eerder wensdromen in de plaats stel van mijn vermogen tot beseffen en handelen in de wereld, zo is de gehele wereld voor mij zinneloos. Zij is, zoals ik ben tegenover mijzelf.
U meent waarschijnlijk dat dit geloof is. Maar het is meer dan dit: het is een feit dat niet geloochend kan worden wanneer men de feiten van eigen bestaan en innerlijk onder ogen leert zien.
Wanneer ik, levende in het feitelijke, stel dat er een God is, zo is dit niets meer of minder dan het benoemen van een omvattende harmonie die in mij reeds bestaat. Het is zeker niet een zonder meer projecteren van een geheimzinnige macht, waarop je je als gelovige zonder meer moogt beroepen. Wanneer je in jezelf de angsten en verschrikkingen ziet waarmede mens en geest al te vaak zich hebben beladen, maar daarnaast ook alle goede dingen ziet die tot je wezen behoren, zo zul je jezelf ondanks angsten, kunnen aanvaarden
O, je hoort vaak beweren dat de mens zijn innerlijke angsten moet overwinnen. Maar je kunt niet overwinnen wat in jou als deel van je wezen bestaat. Je kunt alleen aanvaarden wat je bent. Wanneer je de angsten die je in je leven aanvaardt, zo kunnen zij je niet meer domineren. Zij zijn van een geheimzinnige dreiging tot een erkende en daarom aanvaardbare uiting van eigen ik geworden. Wanneer je tegen je angsten vecht en er aan wilt ontkomen, zul je deze echter niet kunnen en willen zien voor wat zij zijn: een deel van jezelf. Hierdoor schep je nieuwe frustraties en angsten in jezelf, die je mede gaan beheersen tot je geen uitweg meer schijnt te vinden dan de droom, dat alles eens goed zal komen en zijn.
Een mens die bewust wil leven en niet aan bijgeloof ten onder wil gaan, zal moeten leren zichzelf met alle angsten en begeerten, met alle fouten en goede zijden te aanvaarden als een ondeelbaar geheel. Vanuit dit aanvaarde geheel zal hij dan moeten zoeken naar die harmonie in uiting en contact met het geheel van de wereld, waardoor hij ook meer bewust gevoelen kan, deel van een tijdloos geheel te zijn.
Een mens is in wezen tijdloos, zoals elke geest en alle andere leven. Want vormen veranderen wel, maar dat betekent nog niet dat daarmede ook de essentie van het leven teloor gaat. Wanneer je de bladeren van de eiken ziet vallen en de grond bezaaid ziet met eikels kun je natuurlijk zeggen, dat het nu najaar is en dat die eikels goed voer zijn voor de varkens. Maar je kunt ook iets verder nadenken en zeggen: De schijn van leven verdwijnt even, maar de vruchten van dit leven worden nu zelf tot leven.
Wij zijn tijdloos omdat al wat wij zijn, al wat wij bevatten ergens tot leven komt op het ogenblik dat wij schijnbaar sterven. Schijnbaar. Want zo goed als na de winter en het breken van het hout door de stormen van het voorjaar, de eik weer blad zet, zo zullen ook wij uit de schijnbare steriliteit van graf en sfeer weer gestalte aannemen en weer actief deel hebben aan het gebeuren, aan de voortdurende uiterlijke verandering van dingen.
Dat moeten wij eveneens leren beseffen. Je gevoelt dat het leven met de dood niet ten einde gaat. Goed, besef dan dat er een innerlijk weten is, dat ons duidelijk maakt dat dood niet het einde van alle dingen is.
Zeg nu niet dat dit gevoel van tijdloosheid maar bij enkelen bestaat. Het neemt alleen wel eens een wat andere vorm aan, omdat de mens in zijn redelijkheid tracht eigen tijdloos zijn te verwerpen. Maar zelfs degenen, die niet aan een God en een voortbestaan geloven, hebben vreemd genoeg zelfs te midden van de dood niet het gevoel, dat ook zij kunnen en zullen sterven. Wij weten innerlijk dat wij meer zijn en anders bestaan dan bepaald schijnt te worden door de vorm op aarde en het beperkte bestaan in vele sferen. Dat is geen geloof, maar een eigenschap van alle bewuste leven.
Deze eigenschap maakt het ons mogelijk, alles wat nu in ons bestaat aan angsten, denken, begeren in evenwicht te brengen en tot een harmonie te brengen, omdat wij voelen dat er geen einde behoeft te komen. Waar wij die harmonie vinden, krijgen wij een wonderlijke eenheid tussen tijdloosheid en harmonie zoals een mysticus deze ook soms zal beleven. Er is dan een ogenblik waarop je tijdloos gelukkig bent en niet waarneemt of wilt, maar eenvoudig existeert. Men weet dan niet of deze toestand geteld moet worden in tienden van seconden of in uren. Men ervaart eenvoudig tijdloosheid in harmonie en wanneer de mens terugkeert tot zijn eigen wereld en het beperkte besef daarvan, kent hij niets anders dan een soort heimwee.
Dat is eigenlijk waarheid en geen geloof. Dat is het waarmaken van de god die in je leeft, of hoe je het ook noemen wilt.
Zodra wij echter dergelijke mogelijkheden voor onszelf gaan binden aan uiterlijkheden, aan gedragsregels, aan totem en taboe proberen wij in feite alles wat in ons bestaat, uit ons naar buiten te brengen.
Dit is dwaas omdat alles wat in ons bestaat tijdloos en onbegrensd, vrij is. Maar alles wat buiten ons kan bestaan, is beperkt, tijdgebonden, bepaald en beperkt door zichzelf, zijn wezen en vorm, zijn aard en omgeving. Dan heb je het onsterfelijke dat in je leeft voor je besef gedood door het buiten je te plaatsen.
Dit is het grote bezwaar dat ik heb tegen bijgeloof. Wanneer ik in de titel stel dat alle geloof bijgeloof is, heb ik natuurlijk niet geheel gelijk. Want er bestaat een innerlijk weten dat de mens ook geloof zal noemen en dat zeker geen bijgeloof is maar gewoon een praktische ervaring waardoor eigen leven, beleven en harmonie bepaald wordt. Maar helaas noemt men elke vormgeving van dit innerlijk weten ook geloof en meent dan, dat de dogma’s waarin het tot uiting gebracht werd, belangrijker zijn dan de beleving zelf.
De wereld is natuurlijk bezaaid met mensen die wel beter weten dan ik. Er zijn geestelijke leidslieden die u zullen vertellen hoe u wel en hoe u niet bepaalde dingen moogt doen. Er zijn sociaal geschoolden die u vertellen wat u wel en wat u niet moogt denken i.v.m. bepaalde ontwikkelingen. Er zijn zelfs ideologen die u voortdurend wijs willen maken dat alle argumenten onzin zijn, behalve de argumenten die zij zelf aanvoeren natuurlijk.
Mij is het best. Voor die mensen is dat een aardige bron ter verwerving van het levensonderhoud. Maar het is geen werkelijkheid. Wanneer je naar een kerk of kathedraal gaat, een samenkomst, desnoods een hagenpreek en in de mensen daar leeft de harmonie, zo zal een ieder daarbij tot een beleven komen van iets, wat men dan de tegenwoordigheid van God noemt.
Maar deze beleving is kennelijk niet gebonden aan de vorm van de samenkomst of haar aard. Want vreemd genoeg kan eenzelfde gevoel van omringd worden door hoger leven ook ontstaan wanneer een aantal mensen te samen een zonsondergang of zelfs zonsverduistering bezien. Ook dan worden de mensen op vergelijkbare wijze gegrepen, ook dan spreken zij van een tegenwoordigheid van iets bindends, iets omvattends, waarin zij tijdelijk ondergedompeld zijn. En toch is dat alles niet bepaald een religieus beleven te noemen. Er zijn mensen die vriendschappelijk bijeen zitten en dan opeens ontdekken dat je vaak niets behoeft te zeggen, niets tot uitdrukking behoeft te brengen om elkaar te begrijpen en een harmonische eenheid te vormen.
Iemand heeft eens gezegd: “De verhouding tussen man en vrouw wordt het meest duidelijk in de wijze waarop zij zwijgen wanneer zij samen zijn.”
Ik ben het er wel mee eens wanneer in dit zwijgen harmonie is, maakt dit een innerlijke verbondenheid, een verwantschap duidelijk, die niet door woorden vervangen kan worden en in haar werkelijke betekenis niet eens met woorden omschreven kan worden. Een geloof is maar al te vaak iets, waarin je met veel woorden probeert te doen alsof datgene bestaat, wat alleen in een innerlijk zwijgen werkelijk beleefd en verwezenlijkt kan worden.
Indien ik stel dat God tot mij moet spreken, dan zeg ik in feite dat God mens moet worden. Indien ik bereid ben mij in het zwijgen van God onder te dompelen, dan kom ik tot een besef van God, waarin ik in mij zelve alle antwoorden kan vinden, die ik werkelijk nodig heb. Vandaar mijn verzet tegen veel wat geloof genoemd wordt, maar in mijn ogen niets anders is dan een veredeld bijgeloof. En denk niet dat ik een dergelijk verzet alleen tegen kerkelijke zaken ken en mij daartoe zal willen beperken.
Wanneer uw volk uitroept dat je leeft in een socialistische democratie dan noem ik ook dit bijgeloof. Wanneer men zegt dat er werkelijke gerechtigheid bestaat op deze aarde en daarmee duidt op het ingrijpen van stoffelijke instanties, dan beschouw ik ook dit als bijgeloof. En zo men stelt, dat een mens rechten heeft en meent te kunnen volstaan met het citeren van deze rechten om duidelijk te maken, hoe zeer men medemenselijk denkt, zo vind ik dit een grove vorm van bijgeloof. Want er bestaat geen enkele declaratie van idealen, die in de praktijk zo voortdurend verloochend wordt als juist de declaratie van de rechten van de mens. En dat geldt ook in en voor uw land. Dus laat ons niet denken dat bijgeloof en geloof zaken zijn die alleen op kerkelijk vlak een rol spelen. Het is iets wat zich in de gehele gemeenschap rond u voortdurend openbaart in vele vormen.
Er zijn mensen die denken dat er sprake is van een democratie, zodra je als burger je stem uit moogt brengen. Ik zou zeggen dat er geen grotere mogelijkheid tot massaterreur bestaat dan juist middels het stemhokje, waarbij extremisten ontevredenen verleiden zo te stemmen, dat zij met meer recht meer ontevreden kunnen zijn – al snappen zij dit natuurlijk niet bij het uitbrengen van de stem – terwijl men hen dan middels geweld en wetten bindt aan datgene wat zij door het uitbrengen van hun stem hadden willen terugdraaien.
Steeds weer, ook bij punten als de voorgaande, moet men zich afvragen wat de werkelijkheid is. Dan beseft men bv. dat ware democratie alleen kan bestaan op basis van een wederkerig respect van elke mens voor alle mensen. Wanneer dit bestaat, is democratie mogelijk, daar niemand meer zal denken dat hij het recht heeft arme dwazen tot het goede te voeren zonder hun mening daarover te vragen. Zonder dit wederkerig respect tussen mensen voor elke vrijheid van denken en handelen zal geen enkele staatsvorm democratisch genoemd mogen worden. Want waar betuttelaars de macht grijpen, is er geen sprake van democratie. Men vergist zich wel meer.
Wanneer men niet beseft dat alle delen van idealen alleen kunnen bestaan op grond van een wederkerige aanvaarding tussen mensen onderling.
Wat socialisme betreft, wil ik graag een kennis van mij citeren: “Een socialist is iemand die zonder bezit is, communist wordt om enig eigendom te verkrijgen en in het socialisme carrière probeert te maken tot hij een werkelijk groot inkomen heeft verworven. Vanaf dat ogenblik gedraagt hij zich als een chauvinistisch en behoudend kapitalist, ook al zal hij daarvoor wel een meer vleiende naam hanteren.”
Pessimistisch mogelijk en zeker iets wat, indien men het algemeen zou willen stellen, bijgeloof zou worden. Maar aan de andere kant blijkt steeds weer dat mensen op een bepaalde wijze denken, een systeem aanhangen, omdat zij voelen dat daarin voor hen bepaalde mogelijkheden bestaan, zij zich daarin zelf waar kunnen maken. De idealen zijn dan een verontschuldiging voor de daden die men stelt, geen richtsnoer voor de eigen levenspraktijk.
Volgens mij kan een waar socialisme eerst daar bestaan waar het menselijk gevoel van ware naastenliefde zo groot is, dat de mens niet meer bereid is ten koste van zijn naaste te leven of te bereiken.
Wanneer je dit alles zo zegt, blijven het woorden. Maar mogelijk maakt het iets duidelijk. Alles, waar uw maatschappij zo trots is — inclusief economische groei, die ik het grofste bijgeloof van uw tijd acht — is en blijft een verplaatsen van werkelijke zaken en behoeften naar uiterlijkheden, die geen betekenis kunnen hebben, zonder een innerlijk beleven daarvan door gehele groepen mensen.
Alle geloofsverklaringen en alle wetenschappelijke verklaringen die verband houden met de massa, haar groei, haar ontwikkeling, de structuur van de menselijke psyche e.d. zijn bijgeloof. Want de werkelijkheid schuilt in de mens. Vrijdag de dertiende is een dag zoals alle andere. Of die dag gelukkig of ongelukkig ervaren wordt, heeft niets te maken met de datum en alles met de mens. Want het beleven van deze dag wordt nog steeds bepaald, zoals op alle dagen door hetgeen je innerlijk bent en vanuit jezelf in die wereld weet te stellen. Want alleen dat zul je waarlijk beantwoord krijgen.
Wanneer een mens boven alle bijgeloof tracht uit te stijgen, kan ik hem daarom alleen de volgende raad geven: Zoek in jezelf een gevoel van harmonie, een erkennen van verbondenheden zonder daarbij gevoelens te aanvaarden van verplichting en slavernij, te grote gebondenheid.
Wanneer je dit in jezelf vindt, vind je ook iets wat boven alle geloof uitgaat: een concrete zekerheid die niet meer bewezen behoeft te worden omdat zij deel is geworden van de gehele wereld zoals je die beleeft en zoals je daarin kunt bestaan. Oh, zeg ook niet te luid dat religie goed is als een kruk voor de zwakken. Ik heb er geen bezwaar tegen, dat een zwakke mens een kruk gebruikt om op de been te kunnen blijven. Maar ik heb er wel degelijk bezwaar tegen, dat men die kruk aan hem vastketent, zodat hij ook ,wanneer zij niet meer voor hem nuttig kan zijn, dit ding mee moet slepen dat dan tot een hinderpaal wordt. Wat religie probeert te doen: met angstaanjaging en sociale dwang je ketenen aan halve waarheden, opdat je niet de moed zult hebben verder te zoeken naar een volledige waarheid.
Ik heb geen bezwaar tegen mensen die leiding geven aan de massa, wanneer dit voor die massa nodig is. Ofschoon ik altijd de neiging heb te bidden: “Heer, geleid deze leiders, opdat zij het volk niet meer misleiden dan zij zichzelf reeds doen”.
Toch zouden de would-be leiders zich eens moeten afvragen of de massa leiding wel zo hard nodig heeft, of zij niet veel meer besef van de werkelijkheid en van eigen mogelijkheden nodig heeft.
De wereld is naar buiten toegekeerd en de mens in de wereld probeert eveneens geheel naar buiten toegekeerd te leven. Maar de werkelijkheid van je leven ligt meer in je eigen wezen. In jezelf ligt de erkenning die je leven bepaalt. In jou bestaat een harmonie, die nimmer door uiterlijkheden kan worden bepaald of geëvenaard. Het is ook in jezelf dat de werkelijke vreugde kan bestaan, door uiterlijkheden kun je die niet tot stand brengen, zelfs niet met roesvormende middelen.
Er zijn middelen, die tijdelijk een gevoel van geluk geven, omdat zij je voor de werkelijkheid even verdoven. Dat is waar. Maar wanneer zij uitgewerkt zijn, dringt de werkelijkheid eens te meer met volle kracht en door het contrast intenser dan ooit in je op. Dan wordt de mens verslaafd, alleen maar omdat hij de werkelijkheid van het leven niet wil verdragen, daar hij niet geleerd heeft zichzelf te beseffen en in zich werkelijk te zijn en werkelijk te leven.
Waarmede ik dit onderwerpje wel beëindigd heb. Hebt u commentaren?
In het zwijgen ligt de waarheid.
Innerlijk is dit vaak waar. Maar onthoud wel: In de wereld wordt vaak in het zwijgen de waarheid verborgen. En de waarheid kan men vaak beter voor medemensen verbergen indien men geen rekening wil houden met anderen.
Dat heeft Ford (red. ex. Amerikaans president) tot zijn leedwezen moeten constateren. Hij sprak en had beter gezwegen. Nu zal zijn Nixon voorlopig een half miljoen of meer per jaar tekort gaan komen omdat men zich nu afvraagt, wat de president nog meer voor deze ex-watergater wil doen. Zeker, Nixon (red. ex Amerikaans president) is officieel buiten vervolging gesteld en behoeft geen verantwoording af te leggen voor zijn eigen daden. Maar juist hierdoor zal bij velen de neiging groter worden hem, bv. als getuige in andere zaken door de mangel te halen, zodat hij de waarheid zal moeten spreken. Alleen ziekte of dood kunnen hem uit de handen houden van hen die menen, dat gelijkheid van recht voor eenieder, niet alleen maar een fraaie leuze, dient te zijn.
Wanneer Ford tegen de openbare mening in, zijn zin had willen doorzetten, zou hij dit voorzichtig en stilzwijgend beter bereikt hebben dan nu.
Voor u geldt dit ook. Wanneer je iemand wilt ombrengen en eerst uitroept: Ik sla je d0od, heb je je eigen kansen op een voortijdig overlijden aanmerkelijk vergroot.
Maar innerlijk is het zo: door innerlijk zwijgend te beleven en niet met zichzelf te redetwisten of alles te willen beredeneren, kom ik tot de beleving en in de beleving ligt de voor ons haalbare waarheid. Dus in zoverre ben ik het met u eens.
Waarmee wij het eerste deel van de bijeenkomst kunnen gaan besluiten. Ik heb een onderwerp aangesneden, dat de meesten van u bekend zal zijn. Ik probeer u niet te vertellen dat u bv. alle bijgeloof moet schuwen en daarom bewust onder alle ladders door moet lopen die u ziet, enz. . Trouwens: Wanneer u onder een ladder door wilt, moet u niet bijgelovig zijn maar eenvoudig goed kijken of er mogelijk iets of iemand op staat. Want daarin ligt het werkelijke gevaar.
Doe je iets verkeerd, zout morsen of iets anders, treur er niet teveel om. Gebeurd is gebeurd. Maar probeer het maken van fouten te voorkomen. Dit geldt voor vele dingen in het leven. Kijk uit, hoe je toestand is op een bepaald ogenblik en hou daarmee rekening meer dan met allerhande stellingen.
Probeer zo weinig mogelijk te verknoeien in eigen leven of dat van anderen, maar wanneer het eenmaal gebeurd is: treur er niet om, ga verder en probeer de gerezen bezwaren of bestaande onjuistheden te overwinnen.
En zo u in uw tocht naar geestelijke innerlijke wijsheid zo nu en dan het gevoel hebt steeds weer uw neus te stoten, begrijp dat je geprobeerd hebt door de muur te gaan in plaats van door een deur. Denk verder, zoek mediterende op hetzelfde vlak zoveel mogelijk te beseffen.
Zo handelend vindt u meestal al snel weer een poortje waardoor u verder kunt gaan. En bent u soms bang voor hetgeen u diep in uzelf ontmoet: loop niet weg, maar zeg tot jezelf: ook zo ben ik. Dan vindt u rust. Alleen de mens, die zichzelf niet wil aanvaarden zoals hij is, zal voortdurend bang zijn voor zichzelf. De mens die zichzelf aanvaardt, zal de angsten die in hem zijn, opheffen en daardoor een land van rust, vrede en licht kunnen vinden; een land, dat weinigen kennen en dat toch wel degelijk ook in eenieder bestaat.
Deel twee : Esoterie.
Op deze aan geestelijke zaken gewijde dag moet het tweede deel van de avond esoterisch zijn. En dat is nogal moeilijk want esoterie loopt zo vaak op vergissingen uit.
Het kan je als volgt gaan: Je ziet de cirkels van het innerlijke licht; je denkt: heb ik God ontmoet, eindelijk gaat het mij nu goed. Maar helaas, ik zeg het niet zonder mededogen: je hebt jezelf bedrogen en dankt het innerlijke licht aan een vuist op je ogen…
Vaak komt het daar op neer. Esoterie is vaak een soort spel van vergissingen. Maar dan wel gespeeld met voldoende innerlijke verwaandheid.
Wanneer ik daarover moet spreken, krijg ik een gevoel van heeft dit wel zin? U vraagt het zich dus ook al af. Dat is prettig. Want wanneer wij in volle aanvaarding over esoterie spreken, hebben wij het vaak over iets, wat zo vaag en zo onwerkelijk ver van ons af ligt. Voor vele mensen is esoterie zo iets als een boven de grond tot drijven komen en dan niet meer weten waar je naartoe gaat.
Toch is eigenlijk esoterie alleen maar een naar binnen toe gericht zijn. Dat kun je vaak niet zo maar opeens. Vooral wanneer je omgeving nogal eisen aan je stelt, moet je eerst een richtingaanwijzer geven en zeggen dat je even gaat mediteren of zo iets. Keer je je in jezelf, dan kan het ook weer lastig worden want de meeste mensen, die in zichzelf keren houden zich bezig met dromen. Soms hebben die dromen een basis, die in de werkelijkheid stoelt.
Ik denk bv. aan meditatie over het lijden in de wereld. Men zou dan alle lijden dat op de wereld bestaat, moeten overwegen en zo tot een alomvattend medelijden moeten komen. Maar velen zien het verschil tussen zichzelf en de lijdenden, bedenken wat zou kunnen gebeuren en eindigen met de bede van de Farizeeër in de tempel: “Heer, ik dank U dat ik niet ben zoals deze”.
Wat ik best begrijpen kan, want niemand lijdt graag. Maar indien men tot innerlijke bezinning wil komen en het lijden van de wereld in dat verband beschouwt, zal men dit lijden ook moeten aanvaarden als een functie van eigen wezen.
Esoterie is het bepalen, naar binnen toe schouwende, van je eigen functionaliteit.
Zeker is het niet een kunstje zo van: laten wij nu eens lekker geestelijk hoogstaand gaan doen. Wanneer ik mensen zie, die zo mediterende zich zeer hooggeestelijk gevoelen, komt het mij altijd weer voor, dat zij op theoretische stelten lopende door de wereld proberen de hindernissen van eigen werkelijkheid te ontwijken. En dat is iets wat je nu juist niet van node hebt.
Mediteren zonder dromen over wat je zou kunnen doen, zijn, worden wanneer dit of dat anders werd, is gebaseerd op een beseffen wat je werkelijk bent. Begin maar met de vaststelling dat je mens bent en vraag je af wat die omschrijving voor jou wel betekent. Wees daarbij niet eenzijdig door bv. te redeneren: het betekent dat ik voedsel nodig heb, werken moet enz. Zeg ook: het betekent dat ik graag luier waar dit mogelijk is, het betekent dat ik op zekere plaats het verwerkte voedsel weer kwijt moet raken enz. Want die dingen behoren er ook bij. Besef wat de betekenis is van de uitdrukkingen die je in je omschrijving gebruikt. Wanneer je zegt voedsel, betekent dit eten en eten impliceert het spijsverteringsproces eindigend met het afstoten van verbruikte stoffen.
Een mens die alleen maar de mooie, de zo zindelijke en eerbiedwaardige zijden van eigen wezen en wereld wenst te overwegen, zal met al zijn bespiegelingen niet al te veel bereiken. Indien men spreekt over het goede, wat God ons gegeven heeft, moet men beseffen dat het kwade er ook bij behoort. Het eerste overwegen vele mensen graag, behalve in kloosters. Daar mediteert men vaak over het goede dat God mij geven zal. Want veel van de mensen daar hebben het gevoel dat zij hun deugd op rente hebben gezet, zodat zij later met een aardig kapitaaltje de eeuwigheid binnen kunnen gaan.
Beschouw altijd het geheel van een zaak. Niet dus alleen het goede, maar het goede en het kwade. Niet alleen het licht, maar het licht en het duister.
Esoterie is eigenlijk een soort innerlijk, vormen bepalen, resulterend in de vraag: Wat ben ik? Esoterie betekent ook: de voorstelling die men van eigen ik koesterde, aanpassen aan de werkelijkheid van wat je bent, jezelf aanvaardend en alleen op grond van de bestaande waarden eventueel bepalen, hoe je dient te zijn.
Esoterie voert naar ik meen ook tot het beseffen van de onvermijdelijkheid van hetgeen je werkelijk bent. Je begrijpt uiteindelijk: ik besta zoals ik besta, omdat ik alleen zo in het geheel van het bestaan onvermijdelijk ben.
Niet omdat ik toevallig een stukje uitverkiezing vertegenwoordig tussen de grote hoop afval — zoals sommigen graag schijnen te denken — of uitgaande van het standpunt dat ik een onbelangrijk deel van de schepping ben dat toch niet verder komt, maar gewoon: Ik ben deel van de totaliteit, zoals ik ben en de totaliteit zou zonder mij, zoals ik ben niet zo kunnen bestaan. Je begrijpt dan al snel, dat het niet zo belangrijk is wat je bent en hoe je bent, maar dat het voor jou heel belangrijk is te beseffen hoe en wat je bent. Bewustzijn is belangrijk, de feiten binnen het geheel zijn onvermijdelijk.
Ik zie bv. mijzelf als een deel van een proces, dat in zich weer de uiting of mogelijk zelfs een deel is van het geheel, waarin alle leven en alle vorm een rol speelt. In dit proces vertegenwoordig ik – zo goed als al het bestaande – de kracht van het bestaan en wel op een wijze, die het leven – de kern van alle dingen – door zijn aard voor mij bepaald heeft.
Ben je zover gekomen, dan zullen heel wat mensen verder willen gaan met een mediteren over God. Maar daar weet je weinig van. Je kunt volgens mij met groter resultaten mediteren over het monster van Loch Ness, omdat je daarover t.m. voldoende verschillende zienswijzen en details hebt leren kennen.
God zelf is voor ons niet kenbaar. Kenbaar is hoogstens voor ons een deel van zijn werken. En wat is voor ons het belangrijkste van Gods werken? Geen antwoord? Wij natuurlijk, indien ik God wil leren beseffen, moet ik dus allereerst maar eens heel goed naar mij zelf zien.
Mediteer ook niet te veel over wat God bedoeld heeft. Vraag je liever eens af wat jezelf met allerhande dingen, tot de meditatie toe, bedoelt.
Blijf op bekend terrein. Vraag je niet te zeer af wat de bedoeling is van je bestaan binnen de totaliteit. Vraag je liever af, wat je omtrent jezelf, eigen mogelijkheden en falen beseft en vraag je vervolgens af, hoe je zo harmonisch mogelijk jezelf beter in de wereld waar kunt maken. Laat je vooral niet imponeren door ‘mooie’ gedachten van anderen, die niet bij je behoren. Inzicht is zo iets als hoffelijkheid, sommige mensen zijn hoffelijk geboren, hebben een zekere charme. Maar dat zijn er steeds minder. De meeste anderen proberen vaak hoffelijk te zijn, maar dan alleen, omdat zij willen worden aangezien voor iets, wat zij nog niet zijn.
Zo gaat het met ons ook: wij proberen vaak hoger te schijnen dan wij zijn terwijl wij met minder moeite en meer geestelijk resultaat zouden kunnen proberen meer waar te zijn. Meer waar kun je echter in je leven alleen zijn, wanneer wat je werkelijk leert beseffen wat je werkelijk bent en wilt, waarop je dit erkende eigen wezen waar maakt in de wereld, zo goed je maar kunt. Want het is belangrijk je wezen waar te maken in de wereld. Je moet eerlijk worden in je relatie met de gehele wereld.
O jee, wat zeg ik me nou? Eerlijk worden in je relatie met een wereld, die grotendeels berust op wederkerige huichelarij?! Dat maakt de zaak in mensen ogen wel bijzonder moeilijk. Maar weet dan tenminste, wanneer je onwaar bent.
Probeer dit te beperken en steeds meer waar te zijn in en tegenover de wereld. Want die waarheid straal je uit. Je ziet meer van de werkelijke inhoud en betekenis van je wereld en al wat daarop voorkomt. Wat weer betekent dat je meer bewust in staat bent de reeds kenbare delen van het goddelijke plan te beleven.
Streef zoveel je wilt overigens. Want je kunt er in feite niet veel aan doen, daar je in de wereld en in de kosmos uiteindelijk toch zult moeten beantwoorden aan de betekenis, die door dit geheel in je is vastgelegd.
Als je bent zoals je innerlijk bent, word je je ook meer bewust van je functionaliteit, van de werking die je hebt op de wereld. Omdat je geen kunsten meer maakt voor eigen aanzien en geen dagdromen meer stelt in plaats van de werkelijkheid, kun je ook je eigen fouten ervaren. Dan besef je mogelijk ook: ik ben een slappeling, een gewoontedier enz. enz. Maar je kunt dan ook zien: wanneer ik dit alles niet zou zijn, zou ik nooit de betekenis in de wereld bezitten die ik nu heb, de invloed vormen die voor anderen zo belangrijk is.
Wat slap zijn voor anderen betekent? Wie de werkelijkheid beseft, zal al snel ontdekken dat een wilssterke persoon niets te betekenen heeft, niets werkelijk bereiken kan wanneer hij niet een stel slappelingen rond zich weet te verzamelen. Wanneer alle mensen even sterk van wil zouden zijn, zouden zij elkaar ten gronde blijven richten in hun pogen elkaar te beheersen. De slappeling is dus vaak erg belangrijk, omdat hij de sterken de mogelijkheid biedt te heersen en zo het goede, dat zij bezitten in zich, in de wereld evenzeer te doen gelden als hun koppige heerszucht. Kortom: iemand, die een sterke wil heeft, heeft ook iemand nodig die hij aan zich kan onderwerpen. Maar iemand die zich onderwerpt, heeft ook beheerst worden nodig. Zo iemand heeft richtlijnen en gezag nodig, omdat zonder dit hij veel van hetgeen in hem aan mogelijkheden bestaat niet zou benutten.
De slapheid van wil is niet alleen maar een onvermogen maar omvat ook een zich hechten aan hetgeen leiding geeft. Ontdek je een slappeling te zijn, dan zul je ook beter beseffen, dat je leiding nodig hebt, harmonische leiding zoeken en zo tot grotere ontwikkeling en betekenis komen. Besef je sterk te zijn, dan moet je niet alleen maar macht zoeken, maar een harmonie trachten te vinden tussen jezelf en anderen die zwakker zijn. Tracht hen dan een leiding te geven waardoor zij sterker en meer harmonisch zichzelf kunnen zijn. Bovendien voorkom je veel disharmonie doordat je je als sterkere niet meer als zwak probeert voor te doen, of als zwakkere een schijn van sterkte probeert te handhaven.
Nu kun je esoterisch alle kanten op, zoals u weet. Esoterie is ergens zo iets als c en a: voordeliger. Want hoe je het ook legt of plooit, wat of hoe je ook bent: met esoterie kun je altijd tot een grote mate van zelfverheerlijking komen wanneer je dit wenst.
Maar laat ons de schijn en het zelfbedrog nu eens even vergeten. Dan kun je zeggen:
Alle dingen hebben een functie, een plaats. Of dit nu een wetmatigheid is, die wij natuur kunnen noemen dan wel een goddelijk plan, want wie weet dat nu precies? Zo zal ik door bewust op die plaats in het geheel te bestaan, zeer veel aan betekenis gewinnen.
Je weet zelf natuurlijk niet, wat je alzo veroorzaakt. Dat kun je zelf niet overzien. Maar als je bent wat je voelt te moeten zijn, zo is het verder niet belangrijk dat je precies weet, wat je betekent. Dan maak je in ieder geval iets waar, dat veel groter is dan je zelf bent.
Zou je er niet zijn, zou je er in slagen anders te zijn, dan zou er in het geheel een hiaat blijven bestaan. Eerst wanneer ik waarlijk beantwoord aan datgene wat ik ben, vervul ik de plaats, waarvoor ik bestemd ben in de totaliteit of zo u wilt de eeuwigheid, de kathedraal der werkelijkheid of hoe u het maar noemen wilt.
Wanneer je een tempel bouwt, heb je vele stenen nodig. Al die stenen zullen weer wat anders behouwen en geschapen zijn. Hun functie zal eveneens nogal eens verschillen. Maar één zekerheid bestaat er: wanneer ook maar een enkele steen er niet is, is de tempel niet af, niet compleet. Zo sta je er zelf ook voor. Je moet waar zijn, beantwoorden aan je kosmische betekenis. Het onbelangrijke in uw ogen kan voor het geheel zelfs van overweldigend belang zijn, zoals een kleine wigvormige steen soms een groot deel van het gewelf draagt zonder dat je dit er aan kunt zien, zolang ze niet op haar plaats in het geheel wordt beschouwd.
Ik geef een voorbeeld. Wij gaan uit van iemand die maar heel weinig pleegt te doen. Iemand die voor zich het gevoel heeft, naast het werkelijke leven nog even voort te bestaan zonder rijm, reden of zin. Zo iemand wil dan toch nog eens wat doen. Daarom schrijft die persoon zo nu en dan eens wat adressen voor een genootschap of iets dergelijks. Dat lijkt eigenlijk wat zinloos, onbelangrijk, maar doordat die persoon op eigen wijze werkt, bestaat de kans dat een van die enveloppen precies op het juiste ogenblik bij een mens terecht komt en zo die zijn besluiten verandert of ervoor zorgt dat die mens tegenover anderen harmonischer reageert, wat vooruitgang betekent, waarin later de gehele wereld zal delen. Alles door één enkel bericht dat hem in beweging bracht op een punt in zijn leven, waarop hij zonder dit stil zou zijn blijven staan.
Dan heeft degene die die adressen uit een soort hopeloosheid schreef, daarmee eigenlijk een groot iets bereikt, ook al wordt dat niet beseft.
Maar goed ook, want indien zo iemand zou beseffen, wat dat ene adres uithaalde, is het waarschijnlijk dat men zou gaan mopperen: 10.000 adressen heb ik in mijn leven geschreven en alleen dit ene haalt wat uit. Waarom heeft men mij niet alleen dit adres laten schrijven? Dat zou heel wat moeite gespaard hebben. Want een dergelijke reactie is menselijk.
Maar zo moet je natuurlijk nooit redeneren. Een ieder doet in zijn leven veel wat tot niets nuttig is, geen werkelijke betekenis heeft. Maar daar staat tegenover, dat een ieder in zijn leven wel iets zal doen, wat werkelijke betekenis heeft, zodat de gevolgen daarvan doorklinken tot het einde der tijden. Dit geldt voor iedereen. Vanuit het geheel bezien, is dit ene in een geheel leven je werkelijke functie, het wezenlijke doel van je bestaan.
Het schijnbaar onbelangrijke kan veel betekenen. Neem het volgende: een engerling, zo een meikever in wording, valt in een machine met vele raderen. Hierdoor slippen even twee raderen die door wrijving worden gedreven. Onbelangrijk?
Op dat ogenblik raakt een jonge mens met een stukje van zijn overall tussen twee kamraderen. Normaal zou hij worden gewond of zelfs gedood. Door die kleine aarzeling in de vaart van de machine kan hij zich tijdig bevrijden. Deze mens maakte zijn fout door een denkbeeld dat in hem opkwam, een denkbeeld dat hij nu verder zal kunnen uitwerken en dat voor het geheel van de mensheid van groot belang kan zijn.
De dood van een engerling kan in dit geval zoveel betekenen dat miljoenen mensen daardoor anders zullen gaan leven en denken en het geheel van de mensheid mogelijk tot een grotere harmonie zal kunnen komen. Toch weet de engerling dit niet en zal niemand die het gebeuren gadeslaat dit kunnen beseffen.
Wanneer je een mens vertelt, dat zijn schijnbare onbelangrijkheid en isolement met dat kleine beetje wat hij soms uit een soort wanhoop nog eens voor een ander doet, van kosmische betekenis kan zijn, gelooft hij het natuurlijk ook niet.
Maar het sluit alles in elkaar. De schepping is geen toevalsproduct, ook al is zij ook een ‘eet en wordt gegeten’ en wordt geboren om weer te sterven enz.. Bovenal is de kosmos echter het resultaat van een ineen passen van kleine, soms menselijk niet eens te beseffen of te bepalen factoren, die te samen uitdrukking geven aan de totale mensheid, de schepping als geheel, een beeld vormen van de scheppende macht.
Wanneer u dus aan esoterie wilt doen, moet u uzelf niet boven anderen willen verheffen. Maar aan de andere kant behoeft u ook niet al te bescheiden te zijn. Klop niet op je borst, bewerende, dat je het wel even zult gaan maken. De mensen die dat zeggen, maken gemeenlijk alleen hun medemensen gek.
Maar zeg mijn bestaan heeft zijn betekenis. Wanneer ik nu maar aanvoel wat ik ben, aanvaard wat ik ben en dat wat ik ben zo goed mogelijk in wereld en leven waar maak, zal ik alle factoren, die mijn leven belangrijk maken als vanzelf in de wereld snel tot uiting brengen, zodat mijn functie in het geheel vervuld wordt.
Ik vervul mijn bestemming en wezen door wat ik ben in het geheel en uit dit deel zijn van het geheel komt voor mij de innerlijke ‘verlichting’ voort, waardoor ik het geheel zal kunnen beleven en beseffen.
Eigenlijk is de wereld maar een vreemd oord. Neem nu bv. de boeddhisten met hun bodhisattva’s. Mensen dus, die boeddha zouden kunnen worden, maar dit nog niet doen, omdat zij in de mensheid nog iets waar moeten maken.
Boeddha zijn is alles gedaan hebben, wat je zou kunnen doen, alle betekenis van je bestaan waar gemaakt hebben. Wat boeddhisten mogelijk niet zullen aanvaarden, maar voor mij de meest juiste omschrijving van deze bereiking betekent.
Elders vereert men heiligen. Beseft men wel dat veel wat heiligen hebben gedaan, door hen werd volbracht omdat zij niet anders konden? Hun heiligheid ligt in de aanvaarding daarvan, niet in de daad. Er is een enkele heilige die ik als een duistere heilige beschouw. Van hem ben ik niet zo zeker. Uw land trouwens ook niet, want er staat maar een enkel beeld van deze sint in uw land en dan nog niet kerk, maar bij een raadhuis. Kent u deze nu? Neen? Sint Bureaucratius. Ik ben er overigens van overtuigd dat sommige heiligen heilig zijn geworden door een gebrek aan voorstellingsvermogen. Ik kan mij een martelaar voorstellen, die aangezicht tot aangezicht met de leeuwen staat en zich afvraagt: Kan ik nog terug?
Dan zegt zowel zijn verstand, de leeuw, als de juichende menigte in het amfitheater: “Néén jongen, je bent nu een lunchhapje geworden”. Waarop de man zegt: “In Godsnaam, ik beroep mij op de Christus”. Waarmede de martelaar tegen wil en dank heilig wordt, maar uit wanhoop eerder dan uit overtuiging.
Wat men niet pleegt te beseffen, dat dit niet van belang is. Belangrijk is de betekenis, die die martelaar zo voor anderen krijgt. Bovendien, indien dit in hem ligt, zou hij anders toch wel een gewelddadige dood gestorven zijn. Niet dat ik hiermee wil beweren dat het menselijke lot geheel is vastgelegd. Maar elke mens heeft in het geheel een functie. Hoe deze waar wordt in zijn leven is zijn eigen zaak, daar zal niemand zich druk over maken. De waarheid is niet, dat je lot onvermijdelijk vastligt, maar dat je nooit geheel en blijvend alles zult kunnen blijven verloochenen wat je innerlijk bent en zo bepaalde zaken in de wereld zelf zult veroorzaken en waarmaken door eigen wezen en wil of eigen fouten.
Je kunt als mens alles in de kosmos nog wel ontvluchten buiten twee dingen: God en jezelf. Daarom is het goed te beseffen, dat je net zo goed of slecht bent als alle uitverkorenen, heiligen, ingewijden enz.
Mogelijk vraagt u zich af, of ik niet gek ben. Want indien het beïnvloeden van het geheel volgens een kosmisch plan het belangrijkste van je leven is, zou je ook gangsters sinten kunnen noemen. Bv. Sint Lucky Luciano of sint Dillinger.
Aan de andere kant hebben zij wel degelijk een rol gespeeld in het geheel ook al beseften zij dit zelf niet. Zij hebben nooit begrepen dat zij een algehele verandering van de federale opbouw van de U.S.A. veroorzaakten. Wat dan weer gevolgen heeft voor de wereldgeschiedenis, de verbreiding van denkbeelden, het scheppen van machtsverhoudingen, maar ook het ontstaan van een meer persoonlijk besef in velen. Het optreden van de grote gangsters heeft het leven van ontelbare mensen veranderd, beïnvloedt en zelfs de historie gewijzigd door de apparatuur die zij noodzakelijk maakten en de besluitvorming die door hun optreden in andere banen werd geleid.
Stel dat een gangster dit besef wel zou hebben. Hij zou dan mogelijk anders reageren, maar zou zich volgens mij toch niet geheel kunnen onttrekken aan hetgeen hij in het geheel tot stand moest brengen; ook al zou dit nu op een andere, afwijkende wijze geschieden.
Dat je, onbewust en vaak tegen wil en dank, in de wereld bepaalde ontwikkelingen veroorzaakt en het leven van anderen een nieuwe richting geeft tijdens je bestaan, geldt voor u zo goed als voor paus Johannes of paus Paulus, voor Willem Drees zo goed als voor Joop den Uyl. Dergelijke mensen zien mogelijk zichzelf en hun betekenis verkeerd. Dat kan waar zijn. Maar wat zij kosmisch moeten zijn, zullen zij waar maken in de wereld.
Besef wat je bent en je kunt beter en bewuster waarmaken wat je anders alleen onbewust zult veroorzaken. Zo vorm je jezelf bewuster en daardoor ook harmonischer tot dat wat je als uiteindelijk deel van het kosmische bewustzijn moet zijn. Wat een troostrijke, mededeling is volgens mij. Nu wil ik eens zien, of u commentaar hebt?
Zit er nog een alternatief in dit zijn, wat je moet zijn?
Dit zal ook op een ander niveau kunnen gebeuren want de betekenis ligt niet in het beleven van de mens, maar in zijn betekenis voor anderen, voor het geheel. De wijze, waarop een bepaalde invloed door een bepaalde persoon kan worden uitgeoefend zal variabel zijn en zelfs geheel geestelijk of zuiver stoffelijk en zonder enig bewustzijn kunnen geschieden.
Ik wilde duidelijk maken, dat een mens dient te beseffen wat hij is, omdat hij alleen zo zal kunnen aanvaarden wat hij in de wereld betekent en door een bewust waarmaken daarvan – voor zich op aangename en geestelijk vruchtbare wijze – zijn betekenis door bewust handelen zal kunnen onderstrepen.
De vrije wil bestaat, maar de inwerking die men op het geheel heeft, blijft aan dit geheel gebonden en zal niet door de mens bepaald, zelfs maar geheel beseft kunnen worden. Uw lot is dus niet bepaald in de zin van onvermijdelijke belevenissen voor u maar wel in de zin van een functie hebben binnen het geheel. Wat nu hopelijk duidelijk is. En voor de rest: uiterlijkheden veranderen, maar mensen blijven mensen. Eens was het: Old MacDonald had a Farm, nu is het MacDonald’s cafetaria. Maar verder blijft de mens gelijk.
De eerste spreker stelde dat de wereld je tegemoet treedt op de wijze waarop je haar zelf tegemoet treedt, met uitstraling, enz.
Wat ziet een mens van de werkelijkheid? Dat wat hij graag wil zien en datgene wat hij niet meer kan vermijden. De rest laat hij liever liggen.
Anders gezegd: elke wereldbeschouwing en elke wereldbeleving is dermate subjectief, dat zij door het ik en de inhoud daarvan bepaald worden. Dit betekent, dat een mens eerst meer van de werkelijkheid kan beleven, wanneer hij beseft wat hij is. Dan zal hij, zich bewust geworden van eigen selectiviteit en projecties, meer bijkomstigheden zien en de grote zaken meer in overeenstemming met de werkelijkheid beleven.
Je kunt natuurlijk als mens en geest niet anders dan subjectief denken, daar objectiviteit een gelijkwaardige benadering van het geheel zou moeten inhouden. Een mens zal het gehele zijn niet kunnen omvatten en volgens eigen wezen dus een of meer punten uit dit geheel beschouwen. Daarbij zal zijn eigen besef eveneens een rol spelen zodat de subjectiviteit zowel ligt in een uitsluiten van een groot deel van de werkelijkheid ten bate van een klein deel, alsook in de wijze van beschouwing van dit kleine deel wat bepaald wordt door maatstaven en mogelijkheden, die in het ik zijn gelegen. Maar besef van eigen beperkingen doet de subjectiviteit beter beseffen en brengt zo nader tot begrip voor de werkelijkheid, die achter eigen ervaren en beschouwen schuil kan gaan.
Je beseft je eigen beperkingen en kunt daardoor een ander gemakkelijker helpen zonder hem je eigen inzichten op te dwingen. Wanneer de mens zijn innerlijke werkelijkheid gaat beseffen, heeft hij daarmede zijn uiterlijke werkelijkheid meteen bepaald.
Wanneer een mens weigert zijn innerlijke werkelijkheid te beseffen, gaat zijn uiterlijke harmonie met de muziek mee.
Wanneer een mens God zoekt, zoekt hij iets wat hij niet vinden kan, omdat hij het niet beseffen kan. Maar indien een mens de harmonie zoekt, waarin God zich aan hem kan openbaren, zal hij voortdurend meer van de goddelijke werkelijkheid in zich beleven.