Archimedes

image_pdf

9 februari 1960

We zullen vandaag weer proberen om een paar waarheden te zeggen Ik wil ook proberen het zo eenvoudig mogelijk en zo duidelijk mogelijk te zeggen. Het is n.l. tamelijk belangrijk.

Archimedes heeft eens opgemerkt: Geef mij een punt (hij bedoelde een punt buiten de wereld, een steunpunt) en ik kan de wereld uit haar baan brengen.

Hij gaf hiermee het feit aan, dat de aarde die op zichzelf schijnbaar onveranderlijk rond de zon wentelt met een betrekkelijk kleine kracht (zelfs de kracht van een mens) uit deze baan gebracht zou kunnen worden. Maar er zou een vast steunpunt in de ruimte moeten zijn, dat wij zou den kunnen gebruiken om de kracht aan te wenden. Het gaat hier dus over het gebruik van de hefboom.

Wanneer wij in de esoterie bezig zijn, dan zullen wij in heel veel gevallen niet precies beseffen dat wij in dezelfde conditie verkeren als die arme Archimedes. Hij kon de wereld niet verplaatsen, omdat hij buiten de wereld geen steunpunt had. En in de esoterie staan wij heel vaak voor dezelfde moeilijkheid. Wij kunnen onszelf veranderen, wanneer wij maar een kracht hebben om onszelf uit de baan te brengen, waarin wij verkeren. Maar wij kunnen niet buiten onszelf treden, wij bezitten dat punt niet en gaan daardoor als voorbestemd verder.

Het is logisch, dat deze stelling voor de mens niet zo kan worden doorgevoerd als op het ogenblik nog voor de aarde. Want de mens heeft wel degelijk steunpunten buiten zichzelf. U weet allemaal, dat de mens gesplitst kan worden in twee delen, een stoffelijk gedeelte (in zichzelf complex) en een geestelijk gedeelte (in zichzelf complex). Deze beide kracht en zijn t.o.v. elkaar tegengestelden van waarde, tegengestelden van inhoud en tegengestelden van werking. Hun enige gemeenschappelijke factor is de beleving, waarbij echter waardering en drang in beide factoren wederom anders zijn. Wanneer u dit beseft, dan zult u begrijpen dat wij ter wijziging van de stof evenals ter erkenning van de stof de geest zouden moeten kunnen gebruiken, en dat deze geest mits teruggetrokken uit de in de mens schijnbaar zeer hechte band tussen stof en geest de stof zou kunnen dirigeren in elke willekeurige richting, dat ze elke baan en elke actie van die stof door een eenvoudige, betrekkelijk kleine handeling zou kunnen veranderen of verbreken. Omgekeerd kan de stof mits zij afzonderlijk van de geest staat op die geest een zeer grote invloed uitoefenen, voorzover zij een remanent bewustzijn heeft.

D.w.z. zolang die stof een eigen denkvermogen heeft, zoals bv. uw hersens die niet geheel zijn uitgeschakeld. Om nu deze stelling verder te ontwikkelen, ga ik beginnen met een paar eenvoudige voorbeelden, waarvan ik hoop dat u ze kunt volgen.

Voorbeeld 1. Een mens is zeer gespannen. Hij is boos, hij is driftig. Nu gebeurt er plotseling iets, wat zijn aandacht helemaal boeit. In 9 van de 10 gevallen zal die drift plotseling geweken zijn, en zal door de afleidende actie de normale gesteldheid zijn teruggekeerd. Er is buiten het “ik” iets gebeurd, dat op het “ik” een invloed had als deze hefboom en een binnen het “ik” ontstaande ontwikkeling verbrak of afboog.

Een stapje verder nog komen wij bij het geval van lichamelijke kwalen. Een lichamelijke kwaal is een geschiedenis van oorzaak en gevolg. D.w.z. alle menselijke en lichamelijke kwalen evenzeer als psychische kwalen kunnen worden herleid tot een oorzaak, terwijl deze oorzaak wederom herleid kan worden tot een eigen betrekking in het menselijk bestaan en met het menselijk bestaan. Stel ik nu dat ik niet in staat ben dit lichaam zonder meer te veranderen en te wijzigen, dan kom ik er nooit toe. Probeer ik het langs de lichamelijke weg, dan kan ik het alleen via de oorzaak en gevolgsequentie, die voor het lichaam geldt. Heb ik echter het vermogen geestelijk geheel los te komen van de stof, dan kan ik op die stof een invloed uitoefenen, waar door een plotselinge en zeer sterke verbetering optreedt. Voorbeelden hiervan vindt u in wondergenezingen.

Stel nu, dat ik op een gegeven ogenblik wil komen tot zelfkennis (in esoterie een van de grootste punten, zoals u weet) Ik zou nooit tot een werkelijke zelfkennis kunnen komen, zolang ik in één geheel tracht mijzelf te definiëren en te omschrijven. Slechts waar tegenstellingen bestaan is een reële erkenning mogelijk. Dat geldt niet alleen buiten maar ook in het ik. Op het ogenblik dat de mens dus tussen geest en stof een scheiding tot stand kan brengen, zal het hem mogelijk zijn de juiste waardering te vinden voor elke kracht, die in het stoffelijk ik regeert. Er is geen buitenwereld bij nodig, de kernkwaliteiten van het stoffelijk ik kunnen zonder meer erkend worden. Omgekeerd: wanneer ik een voldoende beheersing heb en ik leg mijzelf een lichamelijk bevel op, dan zal ik terwijl ik mijn geest laat uitgaan een bepaalde stimulans in dat lichaam kunnen doen voortbestaan. De reacties, die daardoor tot stand komen (want dit leidt weer tot een eenwording met de geest), brengen gevoelens, emoties. En deze emotionele verschillen aan de hand van de opgelegde waarde zijn bestemmend voor de kwaliteit. Je, zou kunnen zeggen: de opgelegde gedachte werkt als een soort echolood. Zij peilt de geest. Zij peilt echter, daarmede ook de mogelijkheden van de stof en wel gelijktijdig, waar een wissel werking tussen deze beide bestaat. Duidelijk? (Neen) Dan ga ik dit nog een keer herhalen, zo mogelijk nog eenvoudiger.

Wij nemen stof en geest in een mens normaal als een eenheid. Stof en geest behoren echter tot een verschillende wereld. D.w.z. dat tussen stof en geest een scheiding mogelijk is. In de slaap bv. komt deze vaak voor. Dan zal de stof enerzijds blijven en de geest anderzijds. Wanneer ik echter in de stof een prikkel schep, bv. door een post hypnotisch bevel in een soort auto hypnose gegeven, dan zal deze ene prikkel uitgaan naar die geest. Hij is ontdaan van alle stoffelijke bijwaarden, het is een beeld. Het gevolg is dat de geest daarop reageert en terugkeert tot de stof. In deze eenheid ontstaat nu echter stoffelijk aan de hand van de geestelijke reactie de emotie. Deze emotie is te waarderen t.o.v. andere stoffelijke emoties dus angst, blijdschap, ontspanning, vermoeidheid, enz. Die gevoelens zijn dus de resultante.

Deze gevoelens erkennend en vergelijkend met het gestelde probleem maken het mij mogelijk mijn eigen geestelijke reactie op een bepaalde impuls of prikkel af te meten.

  • Kan u maar een voorbeeld geven.

Dat is lastig omdat het voor elke mens een beetje anders is. Niet iedere mens is gelijk. En ik moet nu dus terugvallen op wat ik vroeger eens geweest ben. Dat moet u goed begrijpen. Ik wil dus niet zeggen dat het voor u letterlijk hetzelfde is.

Ik heb op een gegeven ogenblik een associatie in mijzelf. Die associatie was voor mij, een slang en kwaad. Nu was het voor mij gemakkelijk om bij een proefneming stevig aan die slang te denken, die a.h.w. vast te houden als een laatste beeld voor het inslapen. Wat was nu echter het resultaat? Vreemd genoeg niet, dat ik zonder meer uit een angstdroom wakker word of uit een nachtmerrie, maar dat ik zeer kort na het inslapen ontwaakte en de illusie had, dat ik als een soort St. George een slang de kop had gespleten met een wit zwaard. conclusie te trekken, n.l. dat ik geestelijk in goede te kennen en te beheersen, en ten tweede dit droombeeld tot uiting bracht, dat er bij mij suprematie boven de stof bestond. Kunt u het nu beter begrijpen? Op deze manier krijg je dus een uitdrukking van relaties in jezelf.

Voor de erkenning van jezelf is het verder altijd gemakkelijk om een bepaalde handeling al dan niet verricht a.h.w. aan de geest voor te leggen. Wij trachten in een volledige ontspannenheid of slaap (voor de doorsneemens is dat de slaap slechts weinigen beheersen de concentratie voldoende) dus het gestelde probleem is dit goed of kwaad, af te meten. De reactie, waarmee wij terugkomen, zegt ons wat je werkelijke verhouding is. Ik maak het misschien moeilijk, maar ik wil trachten een voorbeeld te geven. Een geval dat ik heb meegemaakt, dus niet wat mijzelf betreft.

Er was een man, die tamelijk onplezierig was tegen zijn echtgenote. Deze echtgenote maakte kennis met een vriend van deze man, die voor haar buitengewoon zorgzaam was. Zij overwoog ontrouw. Zij kreeg op de droom daarover a.h.w. een innerlijke reactie van ik heb iets vernield. Zij heeft zich helaas daardoor niet laten weerhouden. Maar had ze geweten, wat ik u thans vertel, dan had ze ongetwijfeld deze daad uitgesteld, omdat zij betekende het vernietigen van een waarde in haarzelf. Het had ook omgekeerd kunnen zijn natuurlijk, want de geest reageert niet langs stoffelijke wegen. Maar de mogelijkheid die bestaat wordt vanuit de geest in een emotie en een gevoel weerkaatst. Op deze manier zou u dus in staat zijn (en daar komt uw vraag van zo-even bij te pas, nietwaar) een reeks van innerlijke waarden te erkennen, die niet in de buitenwereld onmiddellijk tot uiting komen.

U heeft een eigen karakter, een eigen denken, een eigen vermogen. U kunt daar onnoemelijk veel mee doen. Maar u hebt een hefboom nodig om de zaak zo te verzetten, dat het naar uw in zicht juist is. Die hefboom kan nooit gelegen zijn binnen het “ik” in beide factoren van het bestaan (stof en geest) gelijktijdig. Zij kan alleen gevonden worden, indien een der beide partijen optreedt als een afzonderlijke kracht, die de hefboom (de levensdraad die beide verbindt) hanteert. Het geheel echter zal kunnen profiteren van de resultaten, die op deze wijze tot stand komen.

  • Kan men dan de geest een vraag doen t.a.v. bepaalde omstandigheden, waarover men in het onzekere is in het stoffelijk leven?

Het is geen vraag. Ik heb juist nadrukkelijk niet over een vraag gesproken, omdat het is het stellen van een handeling of daad, als zijnde reëel. Wanneer u (laten we het heel cru stellen) denkt: Ik zou iemand willen vermoorden, maar mag ik dit nu wel doen, dan stelt u zich kort voor een ontspanning, een concentratie of een slaap zo intens mogelijk voor, dat u die daad  begaat. Dat zet zich voort in het onderbewustzijn en in dit onder bewustzijn ontstaat de beïnvloeding van het droomleven. De geest echter, die dit totale beeld ziet, heeft afstand genomen van het stoffelijke. Vanuit de geest dus krijgen wij de zuivere reactie van het geestelijk wezen op het stoffelijk beeld.

  • Zou het dan ook mogelijk zijn, dat je die moord wel moet begaan?

Moeten nooit, gezien het feit dat er nooit een dwang bestaat. Maar het zou dus vast te stellen zijn, dat op een gegeven ogenblik deze moord niet zou indruisen tegen uw geestelijke belangen. Dat is hetgeen je er mee vaststelt. Of om het nog eenvoudiger te brengen dat er dus geen voldoende levensrespect is ontstaan in uw geestelijk wezen om alle leven zonder meer onaantastbaar te achten. Dat is natuurlijk de eerste gevolgtrekking die wij maken. Het gaat er ons dus niet alleen om eens praktisch uit te kienen, wat mag nu wel en wat mag nu niet? Het gaat er ons om te weten wat er in ons als diepste roerselen van de ziel zich uit en openbaart, zonder dat wij het in de buitenwereld kunnen terugvinden. Wij willen weten wat in ons bestaat, zo goed als wat buiten ons is.

Het is gemakkelijk genoeg te zeggen? Al wat je bent kun je in de wereld buiten je weer ontmoeten, weer kennen. Dat is juist. Het gaat zelfs verder: De interpretatie, die je geeft van hetgeen buiten je geschiedt, is niets anders dan een spiegelbeeld van je eigen wezen. Maar in u leven veel dingen, die buiten u nooit tot uiting kunnen komen, gezien het feit dat u onderworpen bent aan maatschappelijke dwang dat u door opvoeding enz. in een bepaalde richting bent gedwongen het feit dat uw beroep of uw ervaring zelfs het voorstellen van bepaalde feiten onmogelijk maakt. En juist dit is dus eigenlijk laten we zeggen een middel om ook te vinden wat in je leeft en niet buiten je bestaat.

Nu zit echter aan die hefboomtheorie nog een tweede een sequentie vast. Wij kunnen over het algemeen heel weinig doen om bv. door te dringen in het eigen onderbewustzijn. Toch kan een psychiater dat heel vaak wel. In vele gevallen zal ook een helderziende in staat zijn ditzelfde tot stand te brengen, omdat deze persoon buiten u staat. Hefboomwerking. Deze persoon kan een pressie uitoefenen, die niet onmiddellijk door u gecompenseerd wordt. Maar in uzelf wordt elke willekeurige pressie, die u op uzelf uitoefent, automatisch gecompenseerd en wel op hetzelfde ogenblik. Het feit dat u op een impuls van buitenaf niet snel genoeg kan reageren, veroorzaakt dus grotere pressies en kan daardoor bepaalde kortsluitingen zelfs in het denken (laten we zeggen: mentale blokken) verwijderen of verschuiven, ongeacht de pijn, die daarbij te pas komt. Dat is mogelijk.

Wanneer wij het nu zo stellen, dan is het ook duidelijk dat menig mens niet in staat zal zijn zichzelf te helpen en toch in staat zal zijn anderen te helpen.

Er zijn altijd weer dingen, die een ander voor u kan doen en in u kan bereiken, die u voor uzelf niet tot stand kunt brengen. Omgekeerd kunt uzelf voor een ander zeer veel doen, terwijl u ditzelfde niet voor uzelf tot stand brengt. (Dus alle helderziendheid en paranormalen erbuiten gelaten, gewoon in het normale leven).

Nu is esoterie een streven naar zelfkennis. Het zal u duidelijk zijn, dat in dit streven naar zelfkennis en het beleven van de Godheid in jezelf bepaalde dingen moeten gebeuren binnen het ik, die je niet alleen zonder hulp tot stand kunt brengen. Het logische resultaat is, dat wij op een of andere manier andere krachten moeten inschakelen. Deze krachten kunnen zowel gelegen zijn buiten ons in onze eigen wereld, dan wel in een andere wereld, mits deze niet alleen in ons bestaan maar ook buiten ons voor ons merkbaar worden. En hier komt de helderziende dus wel te pas. Als u geen paranormale begaafdheid heeft, misschien wel gelooft in de geest maar veel verder niet komt, dan kan die geest u weinig of niets doen. Maar indien die geest antwoord geven kan op uw vragen, u helpen kan op uw verzoek, zodat er een relatie ontstaat, u die geest kunt waarnemen, kunt zien, kunt horen, dan is er wel van een wederzijdse relatie sprake waarbij hulp mogelijk is, wederzijds.

Dan zijn wij hiermede gekomen op het tweede gedeelte van mijn lezing van vandaag. Wanneer u n.l. dit begrip goed vasthoudt en daarnaar handelt, dan zult u daarvan heel veel voordeel hebben. Dat kan ik u garanderen.

Nu geldt in de magie over het algemeen dit: Wanneer onze krachten niet voldoende zijn om onmiddellijk tot stand te brengen wat wij wensen te volbrengen, dan zullen wij ze projecteren in een andere sfeer, omdat van daaruit hernieuwd naar de aarde gezonden die bereiking dan wel mogelijk is. Wanneer in uw eigen wereld iets veranderd moet worden en u kunt dit niet onmiddellijk doen, dan zult u naar een hefboom moeten zoeken. Die. hefboom kunt u vinden, wanneer u denkt aan uw eigen wezen met zijn vele voertuigen. We hebben erover gesproken en vastgesteld, hoe elk voertuig in zijn eigen wereld altijd een voortdurend contact heeft en in feite daar bestaat ook wanneer het daar sluimert en waarneemt wat op uw wereld geschiedt.

Dan is het dus duidelijk, dat wanneer wij in staat zijn binnen ons wezen een of meer van onze geestelijke voertuigen of kwaliteiten te doen ontwaken, wij daardoor een verwijdering gewinnen van de wereld, een vast punt in een andere wereld en zo de mogelijkheid de hefboom van kosmische krachten te hanteren, die wij in onze eigen wereld niet aan kunnen.

De consequentie hiervan is heel belangrijk, dat wij een wereld vinden, (maakt nog niet eens veel uit), zover bestaan, dat wij daarin kunnen werken eens gesproken over de scheingestalt. een voorstelling, die je zelf bouwt eenvoudig. Het is voor ons reëel of irreëel (dat verwijderd van ons normale en handelen). We hebben al, die scheingestalt is dus om jezelf te compenseren.

Op een soortgelijke wijze kun je je een reële of niet reële figuur vanuit een bepaalde geestelijke sfeer bv. voorstellen. Ik zal een voorbeeld geven:  Op een gegeven ogenblik wilt u iets met alle geweld tot stand brengen en u kunt dat niet. U kunt u a.h.w. en wenden tot ons. Wij zijn niet almachtig of alvermogend, vergeet dat niet!

Maar het is mogelijk dat uw wilsimpuls zo sterk bij ons kan aan komen, dat mits u bewust probeert zelf mee te werken een versterking van uw oorspronkelijke impuls ontstaat en ook van de onze. Nu is er een verschil tussen werelden. Ik zou haast een oud voorbeeld hier willen aanhalen. Stel dat die werelden boven elkaar gelegen vlakken zijn. Wanneer ik nu een druppel water laat vallen van het ene vlak naar het andere, dan heeft die een zekere kracht, een vermogen van plaats, een zekere inslag. Wanneer ik echter water laat vallen van het bovenste naar het onderste vlak, dan is de inslagkracht groter, veel groter. Naarmate ik een hogere sfeer kan activeren, zal – zelfs indien geen andere krachten zich bij de mijne voegen – mijn eigen kracht dus intenser werkzaam worden op het lagere vlak, waarop ik da bereiking verlang. Is dit duidelijk? Trek dan uw conclusies.

Ik zal u alleen het volgende nog proberen te leren. In elke mens leeft naast de normale wereld de fantasiewereld. In deze fantasiewereld zijn vele dingen mogelijk, die je normaal niet volbrengt. Deze fantasiewereld kan in sommige gevallen een continuïteit bereiken d.w.z. dat de droombeelden (dagdromen en nachtdromen enz.) een aaneengesloten geheel vormen, een tweede parallelle wereld. In een nadelige ontwikkeling leidt dit tot waanzin, een je terugtrekken in die wereld. Wij kunnen dit nooit verlangen. Maar wij kunnen ons wel voorstellen, dat er buiten ons een wereld bestaat, waarin wij regelmatig kunnen terugkeren en waarbij een of twee punten vast en onverplaatsbaar zijn. Deze voorstelling mag aan de wereld gekoppeld zijn, maar niet een kopie van de wereld betekenen. Dus u moogt wel aan een fontein denken, maar het mag niet een van de fonteinen van Versailles zijn en ook niet de fontein in Rotterdam aan het eind van de Coolsingel. Het moet een fontein zijn, zoals u ze droomt en deze wordt voor u door uw eigen fantasie a.h.w. gemaakt tot het centrum van een geestelijke wereld, waaraan u een bepaald vermogen toekent.

Ik heb nu dus voor mijzelf een stoffelijk concentratiepunt geschapen, dat reikt tot een bepaalde sfeer. Het gevolg is dat elke stoffelijke concentratie op dit beeld een intensifiëring van mijn eigen gevoeligheid op die sfeer en in die sfeer mogelijk maakt. Alle krachten, die ik dus op dat ogenblik stoffelijk uit, worden naar die sfeer toegeleid. Mijn eigen persoonlijkheid zal zich misschien niet geheel bewust zijn van het feit dat zijzelf in die sfeer bestaat. (Eerst veel later kan een dergelijke realisatie over het algemeen verwacht worden). Maar wij kunnen wel bereiken, dat de kracht en de inhoud van die sfeer, zoals door ons erkend en omschreven, het hogere vlak wordt, van waaruit onze eigen kracht en vermogen naar een stoffelijke mens, een stoffelijke toestand, kan worden gedirigeerd. Daarnaast kunnen wij ons voorstellen, dat wij bepaalde krachten, die daar bestaan, toevoeren. Hier zitten wij inderdaad ik zou haast zeggen verward in de fantasiewereld. Dat is op aarde erg gevaarlijk, om dat de fantasie nu eenmaal voor vele mensen een irreëel beeld is, een reeks van dromen die toch nooit werkelijkheid worden. Deze mensen vergeten dat gedachten nooit iets kunnen weergeven, dat niet ergens in de kosmos bestaat.

Stel u nu niet voor dat er alleen een fontein is, maar ga die fontein enkele schreden af totdat u een vloed vindt, stroompje, een beek, een grote rivier. Stel u, voor dat er een gat wordt gemaakt in die rivier en alle kracht van deze rivier op aarde terecht komt. Dan is er een overstroming van kracht. Want de rivier van een andere sfeer is geen water van uw wereld, ze is energie. Deze kracht kan dus op het juiste ogenblik worden gebracht, mits er een mogelijkheid is die kracht op te nemen en te verwerken. Bij magische zowel als esoterische proefnemingen kunnen wij dus komen tot een tweeledig procedé. Allereerst: het voorbereiden van opnamemogelijkheden van kracht, het scheppen van een zekere harmonie of een zekere honger of een zekere behoefte. In de tweede, plaats: vanuit een hogere sfeer het uitstorten van die kracht op het punt, waar de opnamemogelijkheid geschapen word.

Dit klinkt alles ongetwijfeld tamelijk abstract. Ik ben mij daarvan bewust. Esoterie is over het algemeen abstract en de magie zelfs nog meer. Deze beide krachten en gedachtegangen (of zo u wilt scholingen) werken nu eenmaal met veel, wat op uw eigen wereld als niet bestaand wordt beschouwd. In de kosmos is echter veel meer dan u kunt beseffen. Het door mij voorgaande beschrevene is voor praktisch iedere mens bruikbaar, die een voldoende geschoold voorstellingsvermogen heeft en voldoende realiteitszin om het beeld af te breken en niet nodeloos daarheen terug te keren.

Het resultaat van dergelijke pogingen moet verder natuurlijk worden ondersteund door wat wij noemen lichamelijke voorbereidingen. Het heeft bv. weinig zin te trachten een groot werk te doen, terwijl je voor jezelf niet overtuigd bent, dat je schoon, dat je gereinigd bent. Zelfs een symbolisch gebaar van reiniging kan in vele gevallen dienstig zijn. Wanneer u het idee hebt, dat u de hand en wast en dit als een reiniging beschouwt, dan zal dit inderdaad een reiniging kunnen betekenen, krachtens uw eigen gedachten en wel hoofdzakelijk voor dat deel van uw wezen, dat onmiddellijk met de geest in verband staat.

Dan volgt hieruit mijn conclusie (ik laat dus uw eigen conclusie voorlopig aan u over, die krijgen we een volgende keer): Waar het voor de mens mogelijk is om dank zij geest en het kennen van andere sferen te komen tot en meer juiste definitie van zichzelf, daarnaast het juister beheersen van stoffelijke krachten en factoren, daarnaast tot het helpen van anderen in de stof, is het noodzakelijk, dat bij een esoterische ontwikkeling niet slechts wordt gelet op eigen innerlijke waarden zonder meer, maar dat deze ontwikkeling steeds plaats vindt in overeenstemming met de wereld, waarin men meent te bestaan. Het voorstellingsvermogen zal noodzakelijkerwijze aan de wereld, waarin men bestaat, ontleend moeten worden, maar het zal moeten worden getraind om zoveel mogelijk geestelijke waarden in een stoffelijk aanvaardbare vorm weer te geven, opdat op deze wijze een juister functioneren van de geest op zuiver geestelijk vlak bereikt wordt en anderzijds het stoffelijk bewustzijn daarbij toch nog leidende impulsen kan blijven geven. Ik zou graag willen dat u daarover verder nadenkt.

Nu volgt het derde deel van ons betoog van vandaag: Bij ons denken over God en over goddelijke zaken zal in heel veel gevallen kunnen worden gezegd, dat wij God slechts trachten te benaderen, maar dat wij vrezen de werkelijke God te ontmoeten. Wij erkennen in God een alomvattende Kracht maar wij menen heel vaak, dat de erkenning van Zijn volle wezen een uitblussing van ons eigen wezen ten gevolge zal hebben. Ons zoeken naar God zal dan ook nooit moeten worden gezien als een zoeken naar de Godheid en Diens Wezen Zelf. Over het algemeen zal (ook binnen de esoterie) voor ons het zoeken zijn gericht op de functies van de Godheid, door ons meestal omschreven als de goddelijke wil. (Anderen spreken over het goddelijke bouwplan of de goddelijke wet of de kosmische instelling of zelfs de geestelijke leiding.) Wij verlangen dus in feite er naar om Gods plan te verwerkelijken. Wij trachten voor onszelf iets tot stand te brengen, wat een goddelijke realiteit heeft. Waarom?

Dat lijkt mij moeilijk te omschrijven. Ik vermoed dat wij bewust deel willen hebben aan iets, wat voor ons oneindigheid betekent. De gedachte jezelf te kunnen continueren buiten alle grenzen door je deelgenootschap in het goddelijk werk is vaak de onbewuste drijfveer tot de esoterie en al wat daaruit voortvloeit. Maar vrienden, in het vervullen van die goddelijke wil of ons zoeken naar die goddelijke wil, zien wij een paar punten over het hoofd. In de eerste plaats: Het is ons onmogelijk om ons aan een werkelijk goddelijk raadsbesluit te onttrekken.

Het is ons onmogelijk iets van een goddelijke wet te wijzigen, te negeren of te overtreden Het is ons niet mogelijk enigerlei verandering in de bestaande en voleinde kosmos tot stand te brengen. Slechts in onszelf kunnen wij de waardering en de beleving daarvan wijzigen. Ons werken om de goddelijke schepping a.h.w. te helpen opbouwen en voltooien, ons zoeken naar de perfecte harmonie met God, zou dan ook als volgt moeten worden uitgedrukt: De bewust strevende esotericus zal bewust trachten in zich zelf en ten allen tijde een zo groot mogelijke innerlijke harmonie met hetgeen hij kent als goddelijk te handhaven. Hij zal voort durend trachten – ongeacht eigen inzichten en eigen wil en zelfs eigen weten in de eerste plaats – deze harmonie voor zich durend te continueren. De harmonie met het Goddelijke is de enige sleutel, die bestaat tot de werkelijkheid. Wij zullen als hulpmiddel alle dingen gebruiken, die dienstig zijn het gebed is of de incantatie, de bezwering. Of dit nu magische formuleringen met hun rituele gebaren  zijn, doet niets ter zake. De vraag is niet op deze manier? De vraag is voor die voor ons belangrijk is, of al wat erbij behoort, doet voor ons: wat bereiken wij ermee ons hoe kunnen wij de harmonie, een of andere manier vanuit de stof bevorderen. Voor een stofmens geldt dan ook, dat elke daad die gesteld wordt, een tweeledig doel dient te hebben. (Nu wordt het gevaarlijk, u moet oppassen, dat u dit niet mis interpreteert).

Hij moet in de eerste plaats trachten voor zichzelf rust en vrede daardoor te vinden (dus voldoening en bevrediging eventueel), terwijl hij daarnaast tevens kracht door die daad de harmonie met het Hogere voor zichzelf zo juist mogelijk uit te drukken en zoveel mogelijk te intensifiëren. Elke daad, die voor ons betekent een afbreken van die innerlijke harmonie, moet achterwege gelaten worden. Elke daad, die die innerlijke harmonie schijnt te bevorderen, maar gelijktijdig een grote strijdigheid in ons veroorzaakt op stoffelijk terrein, moet terzijde worden gesteld. Een mens die leeft en streeft naar zijn God, zoekt naar zijn goddelijke werkelijkheid, kan en zal dit alleen doen door voortdurend zich in eenheid te brengen met het Goddelijke, opdat deze beiden elkaar benaderen en tot een eenheid worden.

Op deze manier kan de mens inderdaad stoffelijk veel van het Goddelijke benaderen, in zich goddelijke wijsheid dragen en uit zich de goddelijke kracht openbaren. Maar op het ogenblik, dat hij hetzij zichzelf hetzij het Goddelijke verwaarloost bij een of meer daden, is de harmonie niet meer volmaakt, niet meer volledig en ontstaat een steeds groter wordende belemmering voor het ontvangen van geestelijke krachten en goddelijke wijsheid, het gebruiken van goddelijke krachten voor anderen, het juiste begrip van eigen wereld en bestaan. Ongeacht de wetten die de stof daarvoor kent, de reden die de stof daarvoor accepteert, dient dus in de eerste plaats elke daad weer te betekenen: eenheid in het “ik” met het Hogere. Nooit schuldbewustzijn of zondegevoel, want dan is die daad al afgelopen.

In de tweede plaats: voor onszelf een bevrediging. En nu kan iets wat ons moeite kost, gelijktijdig toch een bevrediging zijn in stoffelijk opzicht. U zult voor een ander iets verrichten, dat u vermoeit, maar u heeft daarvoor de voldoening dat het goed is, dan is deze daad positief. U zult iets verrichten voor een ander, omdat u zich daartoe verplicht voelt, ofschoon het u eigenlijk ergert dat u zich voor die ander moet vermoeien, dan is die daad negatief, ongeacht wat u verder denkt over het Goddelijke. Een steeds juister selecteren van daden is voor de mens noodzakelijk bij de benadering van zijn God.

Wat die God Zelf betreft, Hij is alomvattend. Een andere voorstelling van Hem kunnen wij ons niet maken. Hij is alwetend. Wij behoeven Hem dus geen mededelingen te doen of iets te vragen. Hij weet. Hij is alomtegenwoordig. Wij moeten nooit wachten tot Hij komt Hij is altijd met ons. Onze God is een voortdurend deel van het “ik” zowel als van de wereld rond ons. Dit begrip van voortdurend en onafgebroken met God te leven dient de mens in zichzelf te versterken. Wanneer hij dit n.l. doet, zal hij leren begrijpen dat veel wat de mens verachtelijk of afkeurend beziet, voor God aanvaardbaar is. Hij zal begrijpen dat God niet is de God, Die vanuit de preekstoel, de kansel, aan de mens wordt verkondigd, een toornige God, een ijverzuchtige God. Dat God ook niet alleen is (zoals men soms denkt) een God van liefde. God is liefde voor ons, omdat wij in liefde tot Hem streven. Ja, inderdaad. Maar Hij is niet alleen liefde. God is rond ons en reflecteert al wat wij van onze kant uit naar God zenden. Hij beantwoord ons smeken en onze vragen op een manier, die niet altijd prettig is. Hij beantwoordt zelfs datgene wat wij niet vragen, maar alleen als een daad stellen. Op het ogenblik, dat wij een daad stellen van onvrede, zal een daad van onvrede ook naar ons worden gezonden. En dit terwijl het scheppingsplan onveranderd blijft, maar de impulsen die ons bereiken, voor óns een totaal andere waardering krijgen.

Eén te zijn met God is één te zijn met de werkelijkheid. Je bewust te zijn dat Hij voortdurend in en met je is, ongeacht wat je doet. Neemt u mij het woord niet kwalijk als ik het zeg, maar net zo goed in de kerk als op het toilet. Dat moet je goed begrijpen. Het kan ons in staat stellen door bewust te gaan leven met de werkelijkheid rond ons, die God voor onszelf reëel te maken en zo zeker steeds meer kracht uit Hem te putten evenals wij kracht zullen putten uit het feit, dat niets wat in ons is ooit aan het weten, dat de absolute werkelijkheid vormt, onttrokken kan zijn. Deze realisatie, vrienden (en dat is het eind van mijn betoog voor vandaag) is niet alleen een noodzaak voor een ieder, die esoterisch verder wil komen, maar zij is de enige gezonde maatstaf voor het leven, die voor een ieder bestaat.

Ik hoop dat deze korte gegevens u in staat hebben gesteld een schrede voorwaarts te doen en ik wil u er nogmaals op wijzen, dat het noodzakelijk is dat wij niet alleen met leerstof maar ook met de praktijk verder gaan. Want in de esoterie is geen plaats ik herhaal het weer, zoals wij het al zo vaak hebben gezegd voor een zich boven de stof verheffen. De mens, die tracht te zweven, doet niet aan esoterie, doet niet goed, maar bedriegt zichzelf. Ware esoterie is gelijktijdig in stof en geest ervaring van God en goddelijke wetten en door een vergelijk van deze factor en van het “ik” komen tot een zelfkennis, die het mogelijk maakt ook bewust de plaats in te nemen, die de Schepper voor ons heeft gedecreteerd in het Begin der schepping.

  • De oproep om die kracht te kunnen ontvangen, daarvoor zou je dus eerst zelf geschikt moeten zijn?

Neen, niet zelf geschikt. Stel dat er iemand is die ziek is, we kunnen die patiënt niet zonder meer krijgen tot ontvankelijkheid, Alle krachten, die hem uit een sfeer worden gegeven, kunnen niets uithalen, wanneer de patiënt zelf deze niet wil ontvangen, er geen deel aan wil hebben M.a.w. voor de patiënt is noodzakelijk een zekere berusting in de bestaande toestand met de wil tot verbetering. En indien daarbij een aanvaarding komt van het Goddelijke of van geestelijke hulp, zoveel te beter. Wij zullen dus eerst moeten trachten vast te stellen, dat deze toestand inderdaad en reëel bestaat. Daarna gaan wij dus over tot die voorstelling, die vanuit onszelf wordt gewekt. Op het ogenblik dat wij n.l. in staat zijn die voorstelling werkelijk te hanteren, zijn wij zonder meer geschikt. En zijn wij niet geschikt, dan komen wij niet tot die voorstelling.

Aanvaarding.

Ik weet niet in welke zin men het woord aanvaarding nu eigenlijk zou willen gebruiken. Je zou natuurlijk kunnen zeggen, alles wat je in het leven wordt opgelegd, moet je aanvaarden. Maar weet u eigenlijk wel wat u wordt opgelegd. Bovendien, als iedere mens in zijn hele leven niets anders zou doen dan aanvaarden, dan zou het hem betrekkelijk moeilijk gaan, want alle andere mensen aanvaarden alleen het onvermijdelijke. Laten we dus vooraf beginnen vast te stellen, dat aanvaarding zeker een beperkt begrip is, voor zover het het menselijk leven betreft.

Natuurlijk vinden wij steeds weer mens en geest op ons pad bepaalde punten die wij niet kunnen omzeilen, moeilijkheden waaraan wij niet kunnen ontkomen, toestanden waaraan wij ons ondanks al ons pogen niet kunnen ontworstelen. Dan moeten wij m.i. aanvaarden hetgeen onvermijdelijk is. Het is dwaasheid om te strijden tegen de dingen, waaraan je toch niets kunt doen. Het is alleen maar krachtsverspilling. Per slot van rekening zien wij zoveel voorbeelden van mensen, die hun hele leven vechten tegen dingen, waaraan zij niets kunnen doen. Een toestand is zo.

Je wijzigt er niets aan. Of je nu veel of weinig doet, die toe stand is er. Je bent machteloos. Dit is het ogenblik, waarop aanvaarding reëel en redelijk kan worden geacht. Als een medemens moet sterven en u kunt daar niets aan doen, Als je zelf in (financieel, lichamelijk of anderszins) waaraan niets te doen is dan moet je dat aanvaarden. D.w.z. het vandaaruit gebruiken als basis om verder te gaan.

Maar ik geloof toch niet dat wij aanvaarding mogen als een onderwerpje in de zin van: alles wat ons wordt moeten wij.nu maar nemen. Het heeft weinig zin er zo over te denken. Het leven – en zeker het menselijk leven – is strijd. En nu weet ik wel dat het bij de één de strijd om de boterham is en bij de ander om het luxe jacht, bij de één om een klein vonkje geluk en bij de ander om een wereldheerschappij, maar dat maakt niets uit. Strijd is een element.

Alleen door strijdvaardig te zijn in je leven, door voortdurend achter de dingen die je voor jezelf begeert aan te jagen, door voortdurend te blijven streven en te pogen om voor jezelf dat te bereiken, wat je noodzakelijk lijkt voor een geestelijk of een stoffelijk welzijn, kun je waarlijk als mens leven en de ervaring opdoen, die aan het menselijk bestaan inherent is.

Wanneer ik weet dat ik ergens iets boven mijn macht vind (bv. een goddelijke wil, een raadsbesluit, een gevolg van een goddelijke wet), waaraan ik niets wijzigen kan, dan is het woord aanvaarding op zijn plaats, omdat het positief is. Berusting zou je ook kunnen gebruiken. Maar als je ergens in berust, dan neem je het alleen maar, dan leg je je er bij neer.

Maar bij een aanvaarding accepteer je het, neem je het aan voor jezelf als een soort uitdaging, als een mogelijkheid. En dat is wat anders.

Wanneer je iets aanvaardt in het leven, dan betekent dit, dat je het meteen maakt tot een punt van uitgang. Alles wat schijn baar verlies is, wat je moet aanvaarden, kan worden gemaakt tot een positief punt in je beleven. Tot een positief punt heel vaak zelfs in de bereikingen ook in de stof.

Logisch gezien zal elke mens, die bemerkt dat hij zich tegen het onvermijdelijke verzet, dus moeten uitmaken wat in feite onvermijdelijk is. Niet alleen een enkel punt, maar alles wat ermee gepaard gaat. Dus bij wijze van spreken, als je tot de ontdekking komt dat het onvermijdelijk is dat je al je tanden verliest, dan denk je er niet alleen over na dat je enkele dagen pap zult moeten eten, maar je gaat er over nadenken hoe je het beste aan een gebit kunt komen, hoe en waar je dit het best en het goedkoopst kunt krijgen, hoe je in de tijd dat je zonder tanden zult moeten lopen het zult redden. Dat is toch logisch, jezelf ook meteen afvragen of er een positieve kant aan de zaak is. Wat kan ik hiermee bereiken? En als je dan even accepteert wat nu eenmaal onvermijdelijk is, dan kom tot de conclusie dat er heel veel positieve kantjes ook aan zitten. Dat je vele dingen zult kunnen verwerkelijken waaraan je vroeger niet hebt gedacht. Dat je nieuwe wegen kunt gaan. Dat je misschien ook op een andere manier tegenover de mensen staat. Kortom, je ziet ook een positieve kant. En dan zul je door het aanvaarden van het onvermijdelijke in staat zijn dit onmiddellijk in zijn meest gunstige aspecten te gebruiken voor je verdere leven.

Het gevolg van deze aanvaarding is dus een verminderde verspilling van energie, een verminderde bestrijding van het onvermijdelijke en daartegenover het behoud van deze energie, die gebruikt kan worden voor iets wat wel noodzakelijk is. Terwijl de erkenning van mogelijkheden, die in de aanvaarding mede zijn opgesloten, bovendien meebrengt een deugdelijke voorbereiding voor hetgeen nu verder gaat komen, een deugdelijke beschouwing van het meest prettige en meest aangename en vooral geestelijk het meest nuttige, dat op basis hiervan kan worden gebruikt. Wanneer u mij dus vraagt te spreken over aanvaarding, ben ik gauw klaar. Alleen wil ik toch nog wel even een waarschuwing eraan vastknopen.

Menigeen is geneigd te aanvaarden of te berusten. Wanneer het niet nodig is. Aanvaarding heeft alleen dan zin, wanneer wij na met al ons vermogen en al onze krachten getracht te hebben het verlangde, het begeerde te bereiken of het niet begeerde te voorkomen, dus met al onze krachten zeggen: Nu kan ik zelf niet verder meer. Het is in een andere hand. Ik leg mij erbij neer en ik ga kijken wat voor mogelijkheden daarin voor mij zijn opgesloten. Dus niet zeggen: Ik zou natuurlijk toch nog wel eens zus of zo kunnen doen of proberen, maar laat ik het maar aanvaarden zoals het is. Dat.is niet juist. Alleen wanneer we zeggen: Nu op het ogenblik kan ik niet verder, dan aanvaard ik die toestand. En lijkt het mij, dat die toestand op den duur toch niet houdbaar is, dan zal ik proberen mijzelf te ontwikkelen, sterker te maken, om dan opnieuw een poging in het werk te stellen om te bereiken.

Een kleine vergelijking en dan ben ik klaar met mijn onderwerp. Heel veel mensen, die over aanvaarding spreken, doen mij denken aan een chauffeur, die voor een opgebroken weg komt.

Hij zou een eindje kunnen terugrijden en dan via een omleiding zijn weg met goed succes toch vervolgen. Maar hij zegt: Dit is nu eenmaal op mijn weg gebracht, hier staat die versperring ik zet mijn autootje stil en ik blijf wel wachten. Dat is dwaasheid. Wat langs de ene weg niet mogelijk is, kan langs een andere weg wel mogelijk zijn. Niet slechts een weg of een methode, maar alle wegen en alle methoden zul je moeten beproeven, voor je tot de uiteindelijke conclusie kunt komen: Hier kom ik niet verder meer. Het is aanvaard. Wat kan ik nu met deze zekerheid vorder doen? Ik hoop dat dit voldoende is. De moeilijke bereiking van zelfkennis.

Het is voor een mens zeer moeilijk zichzelf te kennen, om dat hij altijd in de war raakt wanneer hij naar zichzelf ziet. Hij heeft n.l. een denkbeeld omtrent zichzelf, dat a.h.w. gesuperimposteerd wordt op de feitelijke kennis van zijn wezen. Zijn z.g. zelfkennis is dan het product van beide. En een product van een reële en een irreële zaak zal irreëel blijven, zij het in mindere mate dan die irreële zaak zelf misschien.

Het moeilijkste is wel voor een mens, wanneer hij eerlijk naar zelfkennis streeft, als hij niet weet hoe hij beginnen moet. Hij zegt bv.: Ik ga mijzelf onderzoeken en ik vind bij mijzelf zoveel fouten. Maar als hij alleen fouten in zichzelf vindt, vertekent hij het beeld van zijn eigen wezen hij zal het goede, het positieve buiten beschouwing laten en geen cent verder komen.

Een ander zegt: Ik heb toch nog wel vele deugden en hij laat de fouten buiten beschouwing.

Dat is even negatief als je het goed bekijkt. Want ook hier blijkt een groot deel van het eigen wezen buiten beschouwing gelaten. Toch zijn er bepaalde maatstaven, die wij kunnen gebruiken om iets van onszelf nauwkeuriger te kennen. En ofschoon mij als onderwerp in de eerste plaats word gegeven de moeilijkheid der zelfkennis, geloof ik toch dat ik juist door deze aanwijzingen die moeilijkheid een klein beetje kan opheffen.

Een paar raadgevingen daarvan zullen u misschien wat dwaas klinken, Maar de eerste is dan: vermijd de grootste moeilijkheid door niet te veel in jezelf te graven en niet veel over jezelf na te denken. Probeer daarvoor in de plaats je voortdurend bewust te zijn, wat je voor anderen betekent. Deze kennis brengt je eerder tot een nauwkeurige omschrijving van je eigen wezen en eigenschappen dan alle getheoretiseer, dat in het “ik” zich afspeelt tussen werkelijkheid en denkbeeld.

In de tweede plaat: Het menselijk wezen is zeer complex. We hebben een onderbewustzijn, een bovenbewustzijn, een geestelijk bewustzijn, een waakbewustzijn, kortom als je het zo hoort, lijkt het een of ander ministerie, dat pas weer met 24 afdelingen en 36 commissies is uitgebreid. Willen wij deze zelfontleding gaan doorvoeren, dan zullen wij heel vaak vastlopen.

  1. Het bovenbewustzijn is een algemene beïnvloeding, die in de gehele omgeving mede vastligt. Zij kan dus nooit door een contrast worden erkend. Het kennen daarvan is zo al mogelijk zeer moeilijk.
  2. Het onderbewustzijn moet tot bewustzijn worden gemaakt, voordat het kenbaar is. Dit is voor de doorsneemens onmogelijk binnen één mensenleven. In het onderbewustzijn kan men dus niet volledig doordringen. Zelfs een psychiatrisch doordringen in het onderbewustzijn kan slechts enkele delen daarvan belichten, maar nooit het geheel duidelijk en kenbaar maken in zijn volle betekenis.
  3. Het geestelijk bewustzijn kan zich alleen via het onderbewustzijn openbaren. Er bestaan bepaalde methoden (de eerste spreker heeft deze uiteengezet), waardoor men toch iets van dat geestelijk ik te weten kan komen. Een poging echter om het geestelijk ik langs de weg van beredenering te benaderen is volledig nutteloos.
  4. Wat voor de mens overblijft bij zijn zelfkennis is in feite het waakbewustzijn.

Wanneer je dit nu eenmaal weet, erken dan het bestaan van andere factoren, maar houd je er niet mee bezig om daarmede tot zelfkennis te komen, tenzij je een zeer gedegen leiding hebt, die heel wat meer kan dan je zelf kunt. Probeer aan de hand van hetgeen je waakbewust dus direct in je denken en beleven meemaakt, voor jezelf je steeds meer je te realiseren? Hier durf ik niet verdergaan, daar durf ik wel verdergaan. Hier trek ik mij terug, daar integendeel tracht ik zoveel mogelijk vooruit te komen. Dat is meestal wel merkbaar. Tracht voor jezelf vast te stellen wat je wel doet en wat je niet doet. Vergelijk dit met je innerlijke verlangens. Dan weet je waar zwakke punt en liggen in je stoffelijke beleving en waar sterke punten. Het bevordert de zelfkennis zeer en het schakelt de moeilijkheid van zelfmisleiding voor een groot gedeelte uit.

Dan is er nog zo’n moeilijk probleem, en dat is de vraag: Kan ik dit of dat nu wel? M.a.w. in de zelfkennis zit mede de vraag besloten naar eigen vermogen. Mag ik u een goede raad geven?

Tracht nooit alleen theoretisch uw vermogens te bepalen.

Theoretisch gezien zijn die ook voor de mens in vele gevallen bijna onbeperkt. De beperkingen die bestaan zullen nooit nauwkeurig worden omschreven. Houdt u voor zover het uw bereiking aangaat altijd aan dit standpunt: Alles wat ik 10 keer geprobeerd heb en wat niet ging, leg ik terzijde om het later, veel later, nog eens te proberen.

Maar alles, waarvan ik bemerk dat ik het in geringe mate bereiken kan, zal ik verder ontwikkelen. Nooit zeggende: dit beheers ik volledig, maar zeggende hier heb ik in mijzelf mogelijkheden gevonden. Het is beter iets te weten omtrent de mogelijkheden, die in jezelf schuilen, dan een waan te hebben omtrent mogelijkheden of bereikingen, die nooit reëel kunnen worden aangetoond. Dat zijn zo’n paar moeilijkheden, die omzeild kunnen worden.

Dan is er natuurlijk nog een moeilijkheid en dat is misschien wel de grootste: Het is moeilijk om eerlijk te zijn tegenover je zelf. Je zou de mensen in twee soorten kunnen indelen. De soorten met een bewust of onbewust minderwaardigheidscomplex, die over het algemeen graag de nadruk leggen op hun zwakte en fouten om daaruit voor zichzelf een vergoelijking van de gemaakte fouten te verwerven. Deze mensen zijn het, die uitgaan van het standpunt: Stel jezelf zo slecht en zo dom mogelijk voor, dan valt het altijd nog weer mee. De andere soort daarentegen gaat uit van de illusies dit zou ik kunnen zijn. Zij bouwen zichzelf een fantasiepersoontje op en gaan er van uit dat dit reëel is. Zij gedragen zich dus, alsof zij hun illusie in feite zouden zijn. Hun voortdurend falen brengt hen dan tot de meest dwaze daden.

Zelfkennis bereikt men in geen van beide gevallen.

Het is niet dienstig te spreken over uw fouten of gebreken. Het is wel dienstig elke keer, waar daadwerkelijke moeilijkheden en bezwaren optreden, uw eigen zwaktepunten in dit opzicht te formuleren. Op den duur groeit hieruit een zelfkennis, die niet gepaard gaat met een denigreren van eigen persoonlijkheid of een verheffen van eigen persoonlijkheid boven de norm. Bereikt u iets, zeg dan altijd tot uzelf: zover ben ik, dit heb ik. Stel vast wat je gedaan hebt, wat je tot stand hebt kunnen brengen. En probeer dan meer te bereiken. Wees nooit tevreden met jezelf, maar tracht te vermijden dat je jezelf met een soort minachting beschouwt. Ga voortdurend uit van het standpunt: Ik kan meer en ik kan beter. Mijn falen is slechts het bewijs, dat ik nog niet de juiste weg heb gevonden. Dit lijkt misschien strijdig met een van de andere punten. Het is het niet. Want dit is een kwestie van het je realiseren van het leven en de daad.

Ten laatste: Voor zelfkennis is het vaak noodzakelijk om je eigen zwakten tot op zekere hoogte althans te kennen. Vergeet niet. dat degene, die op die zwakheid nadruk legt, ze vergroot.

Slechts indien je ze constateert en eraan voorbijgaat, slechts rekening houdende daarmede wanneer je een toekomstig resultaat reeds nu zou willen hebben, kom je het verst. Het bezwaar bij het verwerven van zelfkennis is over het algemeen niet, dat je werkelijk tekortschiet. Het bezwaar is dat je jezelf eisen stelt, die op dit ogenblik nog niet voor je te verwerkelijken zijn. Houd je bij de omstandigheden en toestanden van het heden. Tracht jezelf zoveel mogelijk te kennen in de buitenwereld. En voor de geestelijke ontwikkeling maak gebruik van de door de eerste spreker en bok al vroeger. door ons gegeven verschillende trucjes, waardoor je in jezelf aan de hand van emoties en zo ook nog een zekere kennis kunt verwerven. Beschouw zelfkennis altijd als een wapen of een instrument t.o.v. de wereld, nooit als een bereiking in zichzelf. Slechts dan kun je komen tot de uiteindelijke zelfkennis, waarbij het niet meer noodzakelijk is dit ik afzonderlijk naar buiten toe te openbaren, maar de aanvaarding van een harmonische eenheid met de kosmos zelf voldoende is om de absolute zelfkennis te maken tot een eenheid met het totaal van het geschapene.

  • Wanneer je spreekt over het zelf, dan zit je met de moeilijkheid van het zelf en het Zelf.

De esoterie leert je hoe langer hoe meer om over te gaan naar het Zelf. En als je over zelfkennis zit te piekeren, dan ben je altijd bezig met het zelf.

Je kunt het heel eenvoudig uitdrukken, de werkelijke zelfkennis kan alleen maar voeren tot een eenheid met het grote Zelf, zoals u het noemt, kort gezegd God. De werkelijke zelfkennis is pas verworven, wanneer een bewustzijn van God in het “ik” totaal is ontstaan en daardoor de juiste relatie tussen ik en God kan worden uitgedrukt. Alle streven naar kermis van het zelf moet dus uiteindelijk op de grote Z. uitlopen. En als je je er goed toe zet, dan meen ik wel dat je menige gunstige zet in deze richting zou kunnen zetten.

De zetting van het woord “zelf” lijkt mij van enig zelfbewustzijn blijk te geven. Wanneer je n.l. die kleine z, zo voortdurend exploreert, ga je in feite proberen om de wereld te kennen door het onderzoeken van een zandkorrel. Ik denk zo, dat er dan misvattingen zullen optreden. Mijn aanbeveling is dus: probeer het zelf met de kleine z. zover te leren zetten, dat je de kermis van die kleine z. kunt gebruiken om de relatie met de grote Z. vast te stellen. Maar richt je in  de kennis van het zelf in de eerste plaats op het grote Ik, waartoe je behoort en beschouw alle verschijnselen in jezelf als bijkomstig en in hun erkenning slechts dienstig om een grotere harmonie met het grote Zelf mogelijk te maken. Ongeacht de woorden, waarmee ik jongleer, geloof ik dat dit een juiste stelling is en een juist antwoord op uw vraag.

 Definities.

Carnaval: een feest van vermommingen, dat de mens gebruikt om zichzelf uit te leven, waardoor het werkelijke carnaval (de vermomming van de eigen persoonlijkheid achter de schijn van het eigen ik) niet meer noodzakelijk is.

Nu: het ogenblik dat altijd reeds voorbij is, wanneer je erover denkt of praat.

Toen: het woord dat meestal gebruikt wordt om een toestand ietwat vertekend te schetsen, ter illustratie van de onvolkomenheid van het heden.

Ideaal: de illusie die je je bouwt omtrent het mogelijke, waarbij elke vervulling van het ideaal in zichzelf bewijst, dat het geïdealiseerde in zichzelf waardeloos was. In een ideaal is het streven de waarde, niet de bereiking.

  • Is een ideaal dan een waan?

Ideaal is een waan, omdat het ideaal n.l. wordt een zucht tot persoonlijkheidsverwerkelijking.

Op het ogenblik dus dat ik een ideaal nastreef, probeer ik in feite datgene, wat voor mij het meest begeerlijke lijkt op deze wereld, los te laten. Ik vergeet daarbij echter, dat mijn ideaal het tegengestelde is van een ideaal van menig ander. Laten wij nu maar het socialisme nemen. Voer het door tot zijn uiterste en wat krijg je? Communisme. Voer het communisme door tot zijn uiterste en wat krijg je? Bolsjewisme. Voer het bolsjewisme door tot het uiterste en wat krijg je?

  • Chaos?

Nee, absolute dictatuur. En dit is geen chaos. Ofschoon je wel zou kunnen zeggen: absolute macht is datgene, wat zichzelf en de wereld absoluut perverteert. Maar dat is weer wat anders.

Ik: hetgeen waar ik bescheidenheid halve liefst over zwijg, maar toch het meest over zou willen praten.

Ik (kosmisch gezien): dat deel van de kosmos, waarvan ik mij volledig bewust kan zijn binnen de beperkingen van mijn huidig bewust zijn.

Ik (zuiver persoonlijk gezien): het totaal van mijn herinneringen, van mijn verwachtingen plus mijn vermogens, uitgedrukt in een streven, waarin ik mijzelf tracht te verwerkelijken.

Steek onder water: over het algemeen een onschuldige opmerking, die per ongeluk doel treft…….

  • Per ongeluk?

Ja. M.a.w. men beschouwt het als een steek wanneer men onder water ander een schoen schopt, die je aan kunt trekken.

Welsprekendheid: een ander de kunst om woorden, zo aaneen te rijen, dat een ander er zin in vindt. Zelfs wanneer je zinloos praat, is er altijd nog wel iemand, die een diepe zin vindt in de onzin, die je spreekt, zodat welsprekendheid niet afhangt van de redelijkheid van het gesprokene maar wel van de veelheid van de juist gekozen woorden.

Geduld van een ander: zijn uithoudingsvermogen dat groter dan je je zelf kunt voorstellen.

De domheid van een ander: de dwaasheid, die je zelf wel uit haalt, maar die, je bij jezelf niet pleegt op te merken.

Meditatie: Zijn in waarheid.

Alle zijn is waarheid. Het grote zijn is de enige waarheid, die bestaanbaar is. En de gedeeldheid van alle zijn is de illusie die wij ons maken, de begoocheling waarin wij onszelf prijs geven en een verwijdering ván het grote Zijn.

Om werkelijk en waar te bestaan moeten we allereerst eerlijk durven zijn tegenover onszelf en tegenover anderen. Dat is moeilijk. Een mens wordt gebonden door conventies, door gedachten, ja zelfs door een oud geloof, dat hij innerlijk en redelijk reeds verworpen heeft en dat toch steeds weer terugkeert om hem te beperken in datgene, wat hij meent te moeten volvoeren. Zijn in waarheid betekent volkomen oprecht zijn, niet alleen tegenover jezelf maar ook tegenover anderen. En dit is stoffelijk haast onmogelijk. De mens, die stoffelijk volledig waar zou willen leven, volledig eerlijk en oprecht, zou conflict zijn met de rest van de wereld, die in maya, in begoocheling en eigenwaan, niet wenst te zien, te horen of te aanvaarden.

Toch moet, er ergens een waarheid liggen, die ook buiten alle wereld om beleefd kan worden en waarin wij onszelf kunnen openbaren ons eigen streven. Deze waarheid in de volheid van ligt in het innerlijk zijn.

In ons allen ligt een groter weten dan wij ooit durven uiten, een dieper begrip van ons eigen wezen en ons eigen denken, ons eigen verlangen dan wij zouden willen toegeven zelfs aan onze meest vertrouwde. Deze innerlijke waarheid is vaak moeilijk en pijnlijk te dragen. En toch moet zij in verband worden gebracht met het Zijn. Eerst op deze manier zijn wij werkelijk levende wezens.

Het leven is een kracht, die ons gegeven is van een hogere Bron en een hoger Wezen dan wij kunnen beseffen. Het Zijn zelve kan geen leugen dragen. Het is slechts het bewustzijn omtrent dat Zijn, het is de gedachteketen, die wij er omheen smeden, het zijn de geprojecteerde gedachten en sferen die tot vormen worden, die de waan zijn. Laat ons dan aan die waan trachten te ontkomen door altijd en in de eerste plaats dat, wat wij in onszelf kennen omtrent onszelf, voor onszelf uit te spreken en toe te geven, zo we al in een wereld niet verder kunnen gaan.

Laten we in de tweede plaats trachten te begrijpen dat we zoals we innerlijk onszelf kennen plaats hebben in de wereld, plaats hebben in de sferen, in de kosmos en in de schepping. Want niet zoals wij onszelf denken, zoals wij onszelf zouden willen zien, behoren wij tot de eeuwigheid. Niet de droom die je hebt van jezelf is datgene, wat je zult worden. Het is de kosmische waarheid, het goddelijk geschapene in volmaaktheid. Dat wat je bent heeft zijn plaats, zijn zin en zijn reden in de schepping, anders zou het niet kunnen bestaan. Aanvaard daarom jezelf in waarheid. Besef je leven zoals het is. Maak het niet tot een nutteloze droom.

Dan en juist dan zul je weten, welke wegen je moet gaan om het zijn in waarheid niet alleen innerlijk aan te voelen, maar ook daadwerkelijk steeds meer uit te dragen.

De Kracht die ons geschapen heeft en rond ons is, de eerste Oorzaak, de almachtige Schepper zal ons helpen om in waarheid te zijn, zo wijzelf niet vrezen voor de waarheid, niet vluchten voor hetgeen wij omtrent onszelf weten en erkennen. De onvolledigheid van die waarheid behoeft ons niet te kwetsen of te bekommeren. Want hoe langer wij bestaan en leven en hoe meer wij de werkelijkheid kunnen beseffen omtrent onszelf, hoe meer werelden en toestanden ons weten omvat. Dan zullen wij misschien eens werkelijk zijn in waarheid. D.w.z. wederom één zijn met de Schepper, met de Kracht die in Hem leeft.

Kort gezegd: Roep niet om uw God, maar leef met uw God. Smeek niet om de waarheid, maar wees eerlijk voor jezelf. Veroordeel niet de wereld en veroordeel niet jezelf, maar tracht jezelf te zijn zo goed als je kunt. Dan wordt de waarheid geopenbaard. Dan heeft het Zijn zijn werkelijke betekenis gewonnen. Dan is de grens tussen beperking en oneindigheid zo smal en zo dun, dat soms de Eeuwigheid reeds doorklinkt in je wezen, een nieuw besef en een nieuwe verwachting geeft.

image_pdf