20 mei 1986
Aan het begin van deze bijeenkomst zou ik u erop willen wijzen dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Ik stel het erg op prijs wanneer u zelf wilt nadenken. Gevraagd onderwerp: Een verhandeling over het ontstaan, duur, invloeden en beïnvloedingen van astrale werelden, schijngestalten, schillen en vormgevende gedachten.
Dit is een tamelijk ingewikkeld onderwerp, maar als het u allemaal interesseert, goed.
In de eerste plaats, wat is astraal? Om het heel eenvoudig te zeggen: de astrale wereld bestaat grotendeels uit kleine deeltjes die niet met andere deeltjes een onderlinge binding hebben aangegaan, ofwel tijdelijk een dergelijke binding verlaten hebben. Dat kan een uitgetreden elektron zijn, maar het kan zelfs een lichtstralingsdeeltje zijn, bijvoorbeeld een foton. En wanneer we dan nog iets verder gaan, ontdekken we dat dit een wereld is die eigenlijk geen wereld is, maar door haar fijne structuur is zij op aarde normaal niet zichtbaar. Daar ze echter een materiële structuur heeft, is ze voor de geest niet leefbaar. Het is dus een wereld die eigenlijk niet bestaat. Een grensgebied eerder tussen de werelden van stof en geest.
Wat bestaat er in deze wereld? Wel, gedachten zijn krachten, misschien geen grote, maar als een hele hoop mensen precies hetzelfde denken of ongeveer hetzelfde, is dat toch een heel behoorlijke invloed. Je kunt dan zien dat deze invloed voornamelijk optreedt op die losse materiedeeltjes zoals een magneet dat kan doen op ijzervijlsel, waardoor het veld in feite zichtbaar wordt. Denk aan gedachten als een soort veld en denk aan de materie van de astrale wereld als iets waardoor die gedachte zichtbaar wordt.
Nu weet u dat een beetje ijzervijlsel, wanneer het bij de magneetpool komt, zelf lichtelijk magnetisch wordt. Stel u voor dat dat een lange tijd duurt, dan kan zelfs in week ijzervijlsel een eigen magnetisme ontstaan, waardoor de deeltjes ten opzichte van elkaar gaan reageren. Stel u voor dat in die astrale wereld bepaalde beelden enorm lang blijven bestaan. Niet tien, vijftien, maar misschien wel duizend jaar. Dan zal die voorstelling a.h.w. gefixeerd worden in die astrale materie. En dan behoeft dat geen wezen te zijn met een eigen ziel. Maar de energie die de gedachte is, heeft bepaalde emotionele neventonen. En deze tonen worden mee geprogrammeerd in het astrale verschijnsel. Realiseer u nu dat iemand een dergelijk voertuig of schil, want dat is het geworden, op één of andere manier voortdurend blijft beïnvloeden en zijn gedachten daarop controleert en concentreert, eigenlijk hetzelfde wordt als een soort automobilist. Hij heeft door zijn controle, die dus zijn eigen gedrag en zijn uitstroming bepalen, plus zijn concentratie, de mogelijkheid gekregen om die schil te laten ageren. Ze kan iets doen. Ze kan antwoorden op impulsen door die af te wijzen, door er kracht naartoe te sturen, al wat u wil. Ik heb hier, heel in het kort, iets samengevat wat in zijn geheel zelf, en dat moet u begrijpen, nog meer wetjes en nevenverschijnselen bevat. Nu zeggen de mensen: Wat is die astrale wereld dan? Wat is ons astraal voertuig? U denkt aan uzelf in een bepaalde vorm. Het ik is voor u een vorm met bepaalde kwaliteiten. Wanneer u aan uzelf denkt wanneer uw lichaam in slaap is of een verminderde aandacht vertoont, zelfs dan is het mogelijk dat datgene wat anders etherisch dubbel wordt genoemd, nu in die astrale sfeer actief wordt en daar een lichaam tijdelijk creëert, gelijk aan de voorstelling die u van uzelf hebt. Dan kunt u dus in die astrale wereld rondwandelen. U kunt dat astrale voertuig gebruiken om waar te nemen op aarde. Verwantschap met aardse materie blijft bestaan. U kunt daarnaast die vormen zelf gebruiken om te kijken wat er in die wereld aan de hand is en daarbij is er één wet die u goed moet onthouden. De bindende of harmonische factor van de astrale wereld is in feite emotie zonder meer. Bent u ergens bang voor, dan bent u kwetsbaar. Voelt u zich ergens mee een, dan gaat u zien dat dat andere plotseling uw wil gaat vervullen tenzij het een eigen bezieling heeft en dan kan het reageren door met u samen te gaan, of, wanneer er een verschil is van instelling, voor u weg te vluchten.
U vraagt u dan af: Zijn er veel demonen en zo? Ja, die zijn er nogal wat. Wanneer de mens iets vreest en hij kent het niet helemaal, maakt hij er een demon van. Er waren demonen die ziekten vertegenwoordigden in het oude Griekenland, het oude Egypte. Ze zijn er nog in bepaalde primitieve culturen in Afrika, in Zuid-Amerika, in de Caraïben. Die figuren, die al zolang, zo worden gevreesd, worden reële, astrale schillen. En wanneer iemand contact met hen opneemt, dan zal een invloed gelijk aan de ziekte worden uitgestraald. U vraagt zich misschien af: hoe dat kan? Het is betrekkelijk eenvoudig eigenlijk. U denkt aan de demon. U ziet de ziektedemon. U ervaart de invloed van de ziektedemon. U keert terug naar uw lichaam met het gevoel dat u een bepaalde ziekte hebt. Die overtuiging is zo groot dat u lichamelijk de symptomen ervan gaat vertonen. Wanneer u er lang genoeg in blijft geloven, dan ontstaan ook allerlei lichamelijke fouten die eigen zijn aan een bepaalde kwaal.
U ziet, het is dus eigenlijk een kwestie van evenwichten, van wat goed en wat kwaad is. En denk niet dat er alleen demonen rondlopen. Bijvoorbeeld H. Hartbeelden hebt u allemaal weleens gezien. Veel mensen denken aan Jezus is die gestalte: Koning der hemelen, Koning der aarde. Wanneer ze dat zo doen scheppen ze ook een figuur, verwachten ze van die figuur zegen, hulp, bescherming. Er bestaat een astrale schil en die kan dan inderdaad een deel van de verwachte zegen, hulp, bescherming geven.
Aan de andere kant moet u wel begrijpen dat ze alleen kan geven wat er ingelegd is. En nu kan er iets vreemds gebeuren. Ik had Jezus hier genomen als voorbeeld. Ik had een ander ook kunnen kiezen. Er zijn krachten die de Christus, of Jezus als u wilt, op een andere manier beleven dan de christelijke werelden. Voor hen is die voorstelling wel primitief, maar de werking, de kracht is voor hen iets dat behoort bij hun eigen wezen, hun eigen pogen om één te zijn met die Christus. Dus geven zij vanuit hun wereld energie, kracht en vullen a.h.w. de tekorten aan die in dat schijnbeeld ontstaan. Dan kan dit schijnbeeld, zonder dat dit reëel is, onthoud dat goed, het is alleen een astrale schil, toch gebedsverhoringen bewerkstelligen. En als u allemaal gelooft in de duivel met horentjes, men weet nog steeds niet wie hem die heeft opgezet, dan is die figuur niet echt. Zeker, er bestaan krachten die we menselijk gezien duister noemen. Ze hebben een andere weg dan de onze.
Ze hebben een ander besef, een andere wereld. En voor ons is hun wereld een nachtmerrie. Daar waar wij ordening en vorm nastreven, zijn zij in feite eerst volledig gelukkig in de totale chaos waarin het ik zich voortdurend herschept in ongetelde vormen en onmiddellijk verandert weer op het ogenblik dat het zijn eigen inhoud verandert.
Dergelijke demonen kunnen wel degelijk zich verwant voelen met uw voorstelling van de duivel, compleet met horens, staart en een vork daarin en dan nog die bekende cocktailprikker voor helse martelingen. Zij kunnen dan ook, vanuit die wereld hun kracht, in zoverre die bestaat, aan dat beeld geven. Het beeld kan dan optreden als een reële demon, maar alleen daar waar een emotionele binding bestaat.
In het begin was er niet veel astraals eigenlijk. Trouwens er was niet veel menselijks ook. Er was alleen gas. Noem het maar gaswolken, klonters materie en een enorme hitte. Maar in die tijd was er al een reeks ego’s, ikjes. Ikjes die eigenlijk alleen maar wisten: dit ben ik. Een soort bestaansbesef als een eencellig diertje, een amoebe bijvoorbeeld. Wezens die zich probeerden aan te passen aan wat hen omringde en daarbij kwamen verschillen. Bijvoorbeeld de harde straling was voor dit bewustzijn niet aanvaardbaar. Bij te zachte straling had je geen mogelijkheden om je te uiten. Deze wezens kwamen, zij het heel vaag, in de astrale sfeer tot uiting. Die astrale sfeer was toen nog veel dichter dan ze tegenwoordig is. Er is namelijk een verloop van energieniveaus. Op een gegeven ogenblik bereiken bepaalde plaatsen in de kosmos een soort stasis, is er geen energieverschil meer en dus geen verschijnsel. Maar in die tijd was er erg veel. Er ontstonden zo oervormen die eigenlijk alleen bestonden aan de hand van ervaringen. Ervaringen en gevoelens van ik-heden die zichzelf nog niet eens konden voorstellen of konden omschrijven. Hoe meer zij wisten wat ze niet waren, hoe duidelijker er een vorm werd geschapen die hen deed beleven wat ze wel waren. En in die situatie kregen ze behoefte om zichzelf verder uit te drukken en deze wezens zijn waarschijnlijk de eerste manipuleerders geweest van de normale materie. Ze hebben bijgedragen, dacht ik, aan allerhande verschijnselen op aarde en wat ervan is overgebleven, wordt heel vaak nog aangesproken als elementalen.
Anderen hebben zich één gevoeld met bepaalde stoffelijke wordingsprocessen: het ontstaan van de half eiwitten, van de eencellige grazers, de eencellige jagers, enz. Zij zijn daardoor zich gaan concentreren daarop. Hun wezen was nog altijd geest, nu met een beperkt bewustzijn van het geestelijk bestaan. Hun vorm was de fijn materiële. Nogmaals: intenser, met meer kracht en materie omvattende dan in deze tijd maar mogelijk is. En deze gingen zich manifesteren. Ze werden geleiders van groepen. Op de duur zijn daaruit rassengeesten gegroeid. Maar gelijktijdig ontstond in de rassen een vormbewustzijn dat bij het ik-bewustzijn door een stoffelijke norm gebonden was. Er ontstond een astrale bevolking van ik-beelden die, wanneer men doodging, nog enige tijd gebruikt kon worden om zich te manifesteren.
Dan krijgen we de periode van de eerste groei, de plantaardige groei, het vasteland, mossen, varens en dergelijke en komen de eerste dieren aan land. Vanaf dat ogenblik ontstaat een evolutieproces waarbij de eenheid die oorspronkelijk tussen de groepsgeest en de delen van zijn groep bestonden, langzaam maar zeker verwatert. Alle wezens worden zelfstandiger. De astrale wereld echter omvat minder straling en materie dan voorheen. Resultaat: het aantal astrale wezens neemt af want het denken van één wezen is niet voldoende meer om een astrale vorm, een schil a.h.w. tot stand te brengen. Vanaf dat ogenblik blijkt dat de voorstelling van velen wel die kracht heeft. Wat één niet kon, dat konden misschien oorspronkelijk tien of twaalf met eenzelfde beeld wel.
Er ontstaan soort-beelden en de soort-beelden drukken ook in hun onderling gedrag de strijd uit die tussen de soorten heeft bestaan.
Als u uittreedt in de astrale wereld dan moet u helemaal niet gek kijken wanneer u daar een Diplococus tegemoetkomt die misschien net klaar staat om met een andere reus uit het verleden een beeld van de Tyrannosaurus Rex te vernietigen zonder het te kunnen. Dergelijke monsters maken het beeld uit van de doorsnee mens van de astrale wereld. U zou kunnen zeggen: Voor veel mensen is de astrale wereld eigenlijk niet veel meer dan de spook- of geestenbaan van de geest. Dat is niet waar. Al wat erin bestaat, is mede door uzelf geschapen. Hoe meer mensen er op aarde leven, hoe uitdrukkelijker er denkbeelden worden, hoe uitdrukkelijker er angsten worden, hoe meer gefixeerde beelden met een zekere kwaliteit in de astrale sfeer aanwezig zijn. En denkt u niet dat het alleen levende wezens zijn. De laatste tijd is er bijvoorbeeld een reeks atoombommen en atoomraketten opgedoken in die astrale wereld. Ze zijn niet gevaarlijk, maar als je er bang voor bent, kunnen ze voor jou exploderen en dat is dan minder gezellig. Wat kun je ermee doen? Ja, eigenlijk weinig. Natuurlijk, je kunt een bepaald gedachtebeeld rustig opbouwen en als je heel erg goed bent en heel erg sterk dan kun je in de loop van een paar jaar, door voortdurende concentratie misschien zelfs een beeld opbouwen van een astrale dienaar die langzaam maar zeker voor u bijna zichtbaar wordt en die ook stoffelijk bepaalde dingen kan doen. En als je hem eenmaal hebt, moet je hem weer kwijt ook want daarin liggen maar bepaalde facetten van je werkelijke wezen en wanneer die u gaan domineren, wordt u een onvolledig mens en kunt u eigenlijk alleen maar functioneren vanuit die zelfgeschapen dienaar en dat is niet de bedoeling. Dus laten we dat soort dingen maar buiten beschouwing laten.
Wat kun je er verder mee doen? Als je er bent, het kan wel dus gebeuren met een uittreding bijvoorbeeld en je ontmoet iets, wees er nooit bang voor. Wanneer iets demonisch of dreigend lijkt, ga eropaf wanneer u de angst kunt beheersen. Het verdwijnt. Kunt u die angst niet beheersen, zeg tegen uzelf: Ik lig ook maar te dromen. In negen van de tien gevallen voelt u zich een ogenblik later woelend in bed wakker worden. Het is duidelijk, we kunnen de gevaren voor een groot deel vermijden. Wat we niet kunnen vermijden is de band die bestaat tussen onze emoties en door dergelijke emoties geladen schillen in de astrale wereld. Dit betekent dat je je gevoelsleven toch een klein beetje in bedwang moet houden.
Wat zijn de meest gevaarlijke vormen? Zelfbeklag bijvoorbeeld brengt beelden naar voren die een zelfvernietigingsdrang plegen in te houden. Gevoelens van machteloosheid. Elke kracht die u deze angstige machteloosheid aanvoert zal, wanneer ze niet gevoed is met goede kwaliteiten, u waarschijnlijk gaan achtervolgen en pijnigen.
Toch leven die dingen niet normaal en zelfs wanneer ze verschijnen, lijken ze meer op een hologram dan op een werkelijke persoonlijkheid. U kunt er doorheen lopen. En nu denkt iemand aan Kathy King, maar dat was een andere kwestie. Hier was namelijk niet alleen kwestie van een astrale vorm. Hier was sprake van levenskracht van hoe heette die oom, een gekend medium in die tijd, die een enorme vitaliteit kon afgeven plus nog eens een keer wat men noemt ectoplasma, d.i. in feite een plasma. Het is een deel van je levenskracht, iets wat in je lichaam een rol spelt. Dus dat was voor een deel ontleend aan het medium en zelfs Kathy King was maar enkele keren volledig tastbaar en een paar keer dat ze tastbaar was, was het Kathy King niet. Dat moet ik er ook bij zeggen want er is mee gezwendeld ook.
Het is duidelijk, de astrale wereld kan gebruikt worden om er energie in op te slaan. Wij kunnen echter niet bepalen dat deze energie alleen naar onszelf terugvloeit. Wij kunnen vormen opbouwen in de astrale wereld, maar de eigenschappen en de emoties die tot de opbouw geleid hebben, zullen deze vormen domineren zolang ze bestaan. Is er geen voeding, dus geen nieuwe invloed van gedachtebeelden of krachten vanuit de geest, waar dan ook vandaan, dan zult u zien dat de vorm a.h.w. zijn samenhang verliest. Hij begint uit te stralen. Steeds meer deeltjes verdwijnen en wanneer het een vorm is die een week bestaan heeft, kan hij bij gebrek aan aandacht al in 24 uur zich oplossen. Hij is er niet meer. De energie die er was kan voor een deel in die astrale wereld blijven. Het grootste gedeelte zal echter afvloeien, meestal naar de materiële wereld. Geen vragen?
Als het dat is vrienden, dan laten we het erbij. Want je kunt ontzettend astraal doen, maar het verschil tussen astraal bezopen en straalbezopen is één letter, onthoud u dat. A.u.b. niet te veel ermee bezig zijn. Vergeet het liever. Word je ermee geconfronteerde trek je er niets van aan. Voel je dat je bang wordt, denk aan je lichaam aan de toestand waarin je verkeert. Zijn er astrale ladingen- in bepaalde plaatsen kan dat voorkomen. Huizen bijvoorbeeld hebben dat wel, ook plaatsen waar iets gebeurd is. Onthoud één ding: wat daar gebeurt is niet echt. Pas op het ogenblik dat u die kracht vreest of denkt dat u met die kracht kunt of moet strijden, wordt ze voor u echt. Dan is haar kracht iets wat tegenover de uwe kan staan. Constateer de verschijnselen. Trek je er niets van aan is dus de beste raad die ik u geven kan.
Heeft iemand nog een ander onderwerp?
Kunt u iets zeggen over de frequentie van de reïncarnatie. Hoe dikwijls mensen reïncarneren?
Daar is weinig over te zeggen omdat er geen concrete regels over bestaan. De snelste reïncarnatie de wij kennen heeft een periode tussen de tien en de twaalf maanden. In dit geval wordt het stoffelijk leven, of een facet ervan, zo belangrijk geacht dat men zoekt naar een nieuw voertuig en dat dan ook meestal vindt.
De langste periode tussen incarnaties van mensen die op aarde geleefd hebben is zover mij bekend ongeveer 4700 jaar geweest. In dit geval hadden we te maken met een bewust wezen dat, uit de stof gekomen, geen noodzaak kende tot incarnatie maar een bepaalde binding voelde, een soort taak met een bepaalde situatie op aarde, en daarvoor incarneerde. Dat is vele malen voorgekomen heb ik mij laten vertellen, maar meestal voor periodiciteiten die liggen rond de 2000 jaar.
Dan kennen we de zogenaamde normale reïncarnatiecyclus. Geen haast maar ook geen groot bewustzijn: gemiddeld tussen de 70 en de 220 jaar. Dan kennen we de zogezegd bewustere cyclus. Hier ligt de gemiddelde reïncarnatieduur rond de 500 jaar. Hoeveel incarnaties iemand nodig heeft, is niet te zeggen. U moet één ding niet vergeten: Reïncarnatie is geen onontkoombare noodzaak. Zij is iets wat voortvloeit uit uw bewustzijn. Op het ogenblik dat u zich volledig bewust bent van de geestelijke werelden en daarin uzelf volledig kunt beleven en uitdrukken, zult u geen behoefte hebben aan incarnatie in de stof en het dientengevolge ook niet doen. Maar er komt voor velen een ogenblik dat ze niet meer verder kunnen gaan. Hun wereld is wel in de geest groter geworden, maar de grenzen zijn dermate dicht, dat ze die niet kunnen doorbreken, zelfs niet met de hulp van anderen. Dat betekent dat er een soort verveling ontstaat. Alles is een voortdurende herhaling. Vanuit deze herhaling ga je dan terug naar een beperktere bestaansvorm en uiteindelijk naar de stoffelijke incarnatie.
Je zou het misschien kunnen zeggen in termen die een beetje meer bij Tibet horen: De wenteling van het rad is oneindig, maar hij die de naaf bereikt kent haar niet meer. Op het ogenblik dat we één worden met de Al-kracht is er geen incarnatie meer, is er geen verandering meer. Er is totaalbesef. Tot die tijd kunnen wij ons wel losmaken van die dwingende noodzaak om voortdurend bepaalde sferen en werelden, ook de stoffelijke, te doorlopen. We komen dan terecht in een gebied waar ze zo snel elkaar afwisselen dat ze voor ons één begrip worden. Dit ene begrip kan dan een stimulans zijn om dichter zogezegd naar de naaf van het rad te gaan. Vergeet daarbij niet dat een van de stellingen is in dit geloof, althans bij de beste filosofen ervan, dat het de taak is van de mens om over te gaan tot de oplossing van de schepping doordat alles opgaat in het Al a.h.w. het niet moeten herboren worden uit het zijnde en daardoor verrijkt zichzelf kennende, niet zijn. Ingewikkeld ik geef het toe. Maar aangezien er geleerden zijn die het zo hebben neergeschreven, ben ik niet brutaal genoeg om daar veel aan te veranderen.
U vraagt: Wat is de incarnatiecyclus? Hoe minder je geestelijk bereikt, hoe vaker je incarneert. Want als je geestelijk niets bereikt kom je terug in de geestelijke wereld. Je hebt het eigenlijk al lang gezien, dus je rust een beetje uit en tegen de tijd dat de barman vraagt wat je wil drinken dan zeg je: Ik word er al misselijk van en keer je terug naar de stof. D.w.z. dat er heel veel mensen zijn die heel veel incarnaties achter de rug hebben. Als u iemand tegen komt die zegt: Ik ben al aan mijn tweehonderdste incarnatie zeg er dan maar bij: En nog niet verder gekomen? Dan hebt u ongeveer gelijk en zit u goed. Wanneer iemand zegt: Ik ben in mijn zeventiende of twintigste incarnatie, ‘t zou kunnen zijn. Maar de beelden van vroeger zullen dan belangrijk zijn en een maatstaf kunnen vormen voor de betekenis van het heden. En dat betekent dat het weten dat je bv. vroeger een heks geweest bent, je kan helpen om te voorkomen dat je in deze tijd een serpent wordt. Dat iemand die weet dat hij vroeger van een toren is afgevallen, door deze wetenschap zijn angst voor hoge plaatsen kan leren beheersen, maar bovendien laat begrijpen dat hoge plaatsen geen dreiging betekenen, maar alleen een mogelijk gevaar en dat kan bijdragen tot een ander beeld van de wereld, andere belevingen en eventueel andere bereikingen.
Wat heb je verder nog? Ja, een cyclus veronderstelt een zekere regelmaat. In het begin van een reïncarnatiecyclus bestaat deze regelmaat wel. Zij zal dan liggen van 70 tot 200 jaar. Is er een bepaalde tussenruimte eenmaal gekozen, dan zal die in het begin nauwkeurig worden aangehouden. Daarna worden bij volgende incarnaties de tussenruimten gemeenlijk korter, tenzij er sprake is van een geestelijke bereiking. Dan zien we a.h.w. een hiaat en dan wordt er een groter aantal jaren oversprongen voor een volgende incarnatie en dat kan zich dan eveneens een aantal keren herhalen. Er is dus wel een zekere periodiciteit te vinden wanneer we uitgaan van een zekere bewustzijnsfase. We kunnen dat echter niet doen ten opzichte van het geheel. Is dat voldoende duidelijk? Vragen?
Hoe is het tijdsbesef dan in de geest?
Er is geen tijdsbesef in de geest. Trouwens uw tijdsbesef is ook voor een groot deel kunstmatig en wordt verder bepaald door rotatieverschijnselen. Anders gezegd: de tijd is voor u een verschijnsel dat voor u bepalend wordt door beweging en ruimte en de daardoor voor u volgende veranderingen van eigen situatie. In de geest is er geen concrete buitenwereld, d.w.z. dat voor die geest over het algemeen alleen een persoonlijke tijd geldt. Wij zeggen dan: In de geest is het tijdsbesef bepaald door de opeenvolging van de variërende ogenblikken van bewustzijn. Dus zodra in het bewustzijn een variant optreedt, dan ontstaat iets wat wij tijd noemen. Er is dus geen tijd in die zin en dan zou uw volgende vraag moeten zijn: Hoe weet die geest dan dat het tijd is om te reïncarneren? De geest weet dat niet. Maar de geest is gebonden aan zoveel stoffelijke opvattingen en vormen, dat hij daardoor een zekere synchroniciteit vertoont in zijn levensfase, maar niet in zijn tijdsbesef, van de stoffelijke tijd zeg maar en daardoor ontstaat, vooral in het begin, deze werkelijk wel redelijke periodiciteit.
Hoe is het bestaan voor de eerste incarnatie?
Als u daarmee bedoelt de eerste menselijke incarnatie dan moet ik een heel verhaal vertellen. Maar het is heel eenvoudig. Vóór de eerste incarnatie, d.w.z. de eerste uitdrukking van het ik, ik mag u verwijzen naar het eerste dat ik verteld heb over astrale vorm, daarin heb ik het vernoemd, ontstaat een zodanig besef van datgene wat anders is dan hen zelve, dat hierdoor als een hologram, een lege ruimte wordt gevormd die echter door haar begrenzingen een zekere vorm inhoudt. De eerste incarnatie is dus een negatief beeld dat door het ik echter snel beseft wordt en dan voor het ik een positieve uitdrukking tot een eigen wezen vormt. Daarna vormt de incarnatiecyclus meestal eenwording met verschijnselen. Je kunt dus één zijn met vuur en vulkanische uitbarsting, met een atmosfeer, met een beetje stof dat uit de hemel op aarde afregent, of wat dan ook.
Het zijn zeer kortstondige verenigingen. Worden ze langdurig, dan is het over het algemeen een zogenaamde aardverbondenheid, waarbij iemand tijdelijk zijn besef verbindt aan de veranderingen in bv. een stuk steen of zelfs een berg of een rots. Dan kan dat een hele tijd duren omdat de nieuwe indrukken die worden opgedaan vanuit menselijke tijd gezien in zeer traag tempo plaats vinden. Bovendien zijn ze vanuit menselijk begrip niet saillant, maar dat nu even terzijde. Een eerste incarnatie in leven vindt over het algemeen eerst dan plaats wanneer men beseft dat leven een bewuste, aan vaste regels gebonden wisselwerking met een omgeving is. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een meer complex mechanisme dat een mate van eigen ervaren heeft en gelijktijdig de buitenwereld in concrete ervaringen voor zichzelf kan registreren, ook wanneer dit niet in een zintuiglijk beeld nog te vertalen valt.