Bepaalde aspecten van het bestaan

image_pdf

21 juni 1977

U weet allemaal dat het bestaan in zichzelf eigenlijk niet veel voorstelt. Je leeft, maar wat de essentie is van het leven, kan je moeilijk ontdekken. Je ervaart, maar wat de werkelijke betekenis is van de ervaring, kan je slechts vaststellen, wanneer je zonder te weten of ze juist zijn, bepaalde normen stelt. Wanneer je je afvraagt wat werkelijk is, dan moet je eerlijk toegeven, dat er zeer weinig is waarvan je de werkelijkheid kunt constateren. Je kunt alleen een betrekkelijke werkelijkheid constateren. Je kunt zeggen, ik stoot mij, dus is er iets waartegen ik mij stoot. Maar we weten dat je datzelfde kunt veroorzaken via suggestie. Anders gezegd, de aanwezigheid van een voorwerp is voor ons een betrekkelijke werkelijkheid, omdat we het kunnen hanteren. In hoeverre dat voorwerp reëel is en beantwoordt aan alle voorstellingen die we dienaangaande hebben, blijft eigenlijk een vraag. Wat moeten we dan in dat bestaan eigenlijk voor werkelijkheid of werkelijkheidsregels hanteren? In de eerste plaats kan je natuurlijk teruggaan naar die hele oude leuze: ik denk, dus ik besta. Dat is natuurlijk niet helemaal waar, want een ander kan denken dat ik denk, dat ik besta, maar goed, voor mij is het bestaan, door mijn besef van het bestaan, een zekerheid. Dat is dus het eerste. Ik leef, ik denk, ik ervaar. Dat kan eenieder aan zichzelf constateren. In de tweede plaats, ik waardeer mijn belevingen op een verschillende wijze. Nu is dat ook heel aardig, wanneer je dat zo zegt, maar het waarom van die waarderingen is heel erg moeilijk vast te leggen. Het blijkt dat wij als mens zoals u, als geest zoals wij, de neiging hebben om op bepaalde verschijnselen of prikkels op een bepaalde wijze te reageren. We weten niet of elke reactie volkomen gelijk is aan de reactie die bij anderen wordt gewekt, maar we weten wel dat er tenminste een vergelijkbaarheid is. Wij kunnen de zaken tezamen benoemen, en nu blijkt dat onze wereld en onze wereldvoorstelling voor een groot gedeelte bepaald wordt door hetgeen wij tezamen kunnen benoemen.

Het is waarschijnlijk geen wonder dat het eerste wat Adam deed, als we het goed mogen geloven, was namen geven aan de dingen. Iets wat we niet kunnen aanduiden, omschrijven of benoemen, blijft vaag, de belevingen ervan zijn eigenlijk niet goed te registreren. Dan geldt voor iedereen volgens mij, door de wijze waarop ik de zaak, het leven, het bestaan, en al wat daarin een rol kan spelen, benoem, bepaal ik de betekenis die het voor mij heeft. Ik heb verwachtingen, ik heb dromen, ik heb idealen. Zijn die reëel? Het blijkt dat de realiteit daarvan op zijn minst vraagwaardig is. Anders gezegd, een groot gedeelte van je dromen en je idealen kan je niet waar maken. Wat kan je dan wel doen? Je kunt proberen ze te benaderen, je kunt ze op de proef stellen. Dan blijkt dat je in een groot aantal gevallen niet of slechts zeer ten dele slaagt. Waarom? Kennelijk omdat je niet een algemeen erkende benoeming of interpretatie gebruikt, omdat je betekenissen verschuift, en daardoor je deels of geheel onttrekt aan de wereld waarin je leeft. Dan is het duidelijk; veel mensen zullen leven in een eigen wereld, afgesloten van anderen. De reden van dit afgesloten zijn, is hun onvermogen om met anderen gelijke termen te gebruiken. Maar als ze in een andere wereld leven, waarin alles een andere betekenis heeft, een andere beleving, dan rijst natuurlijk de vraag, wie heeft er gelijk. Dat willen de mensen graag weten. En dan blijkt dat niemand gelijk heeft. Want alles komt neer op hetgeen je zelf beleeft en interpreteert. En als er mensen zijn die pijn een prettig gevoel vinden, en anderen die het iets verschrikkelijks vinden, dan kan je niet zeggen, dat pijn dus verschillende betekenissen heeft. Je kunt alleen zeggen dat men persoonlijk een bepaalde prikkel op een bepaalde wijze waardeert. Dit brengt mij tot de vraag, wat onder meer de dood, ook een belangrijk punt in het menselijk leven, zoals u weet, de dood is een van de fasen in het bestaan, betekenen kan in dit opzicht. En nu blijkt dat iedereen daar een andere voorstelling van heeft. Er zijn mensen die denken dat ze in een tuin komen, waar ze heerlijk kunnen liggen uitrusten, terwijl ze verzorgd worden door schone maagden, die een naam hebben, die aan een ander soort beroep herinnert. Wanneer we weer naar anderen kijken, dan is het een kringloop, je gaat door hellen en hemelen heen, en je komt weer terug op aarde. Weer anderen zeggen, ach dat ene speldenknopje tijdsbeleven, dat menselijk bestaan heet, dat beslist erover of je je hele leven zult kreunen of jubelen verder.

Het is duidelijk dat die beschrijvingen allemaal voortkomen uit een zekere behoefte. Maar aan de andere kant: waarom stelt men dit ten aanzien van het sterven of de dood? Wanneer ik een antwoord geef, dan is dat uit de aard der zaak bevooroordeeld. Ik weet namelijk dat je voortbestaat. U weet dat niet, u kunt er hoogstens het beste van hopen. Maar wij willen als mens of als geest, voortdurend een zekerheid, iets concretiseren. In ons zoeken naar de zekerheid gaan wij onze vage gevoelens ten aanzien van de dood, omzetten in regels die door a) aanvaardbaar maken, b) tot machtsmiddel kunnen maken, en c) ons de hoop geven dat die dood op zichzelf van grote betekenis zal zijn. Het is ook wel een volledig afscheid van alles wat je kent, in menselijke zin, en het is duidelijk dat iemand die daar eenmaal mee te maken heeft, zal proberen om een reden te vinden a) voor het verdwijnen, hij wil zijn idee van bestaan en belangrijkheid garanderen, b) hij wil erg graag dat er een soort balans komt, want zijn leven is nooit precies zoals hij zich dat heeft voorgesteld, en ten laatste wil hij graag dat uit de dood zelf een bepaalde macht voortspruit, een aanvulling van alle tekorten die hij heeft ondergaan, een continuering van alle overvloed die hij ooit gekend heeft. Wanneer u nagaat, hoe men gelooft aan de dood, en het leven na de dood in vele landen in de wereld, dan zult u deze elementen steeds terug aantreffen. Maar wat is dan de werkelijkheid? De werkelijkheid zoals ik ze ken, dat is dus persoonlijk, is een voortgaan zoals je bent, niet een plotselinge verandering, ofschoon er bepaalde voordelen aan de dood verbonden kunnen zijn, niet een opeens veel meer weten, niet een opeens meester worden van de tijd of van geheimzinnige krachten, ook niet een ineens en voor altijd in een duisternis gebonden zijn. Je blijft jezelf. Maar als je jezelf blijft, dan betekent het dat je je eigen wereldvoorstelling meeneemt. Het ik kan alleen maar tot een persoonlijke realisatie komen van het bestaan, wanneer het in staat is te benoemen. Je moet kunnen aanduiden, moet kunnen verwerken, definiëren, en dat betekent dat je eigenlijk een deel van je wereld met je meeneemt. Ik dacht dat iemand die gaat begrijpen dat zolang als het denkvermogen bestaat, in welke vorm dan ook, en gelijktijdig een persoonlijke wereld bestaat en daarbij ook dus een persoonlijk beleven van de fenomenen die je kunt ontmoeten in het bestaan, maar toe zal geven, hemel en hel komen uit onszelf voort.

Leven is bewust bestaan. Zolang wij leven, zullen wij de contrasten kennen die men op aarde misschien lijden en vreugde noemt, maar die in feite een voortdurende balans betekenen tussen de begrippen die in ons bestaan, en de invloeden die we van buitenaf ondergaan. Wat leeft er eigenlijk? Wanneer we een lichaam zien, een menselijk lichaam, dan zeggen we, ja het leeft, want het beweegt. Maar eigenlijk is dat een conglomeraat van kleine cellen, die elk een afzonderlijk leven hebben, een afzonderlijke functie. Dat ze gecoördineerd optreden is weer te danken aan het bestaan van andere cellen, etc. Waar zit nu dat leven. Je kunt natuurlijk zeggen in het bloed. Iets wat voorkomt uit de Egyptische geneeskunde, die vele vreemde opvattingen had. In ieder geval is zeker dat wanneer het hart stilstaat, en het doet dat lang genoeg, moet ik erbij zeggen, dat dat hele lichaam blijft bestaan, alleen die cellen functioneren niet meer. Wanneer er een voortbestaan is, wanneer er een werkelijk leven is dat niet alleen gebonden is aan zuiver materiële waarden, dan moet er dus een toestand zijn of een energie of een vorm van bestaan, die niet stoffelijk is, en u veronderstelt dat dan maar even, dan zal het ook vanzelfsprekend moeten lijken, wanneer ik zeg dat de krachten die voor ons bestaan van de grootste belangrijkheid zijn, niet stoffelijk zijn. Ze zijn niet in de materie kenbaar als zodanig. Er is een spel van krachten en energieën. En je kunt die zaken natuurlijk verwerpen, je kunt bv. zeggen, astrologie is onzin. Tot op zekere hoogte kan het onzinnig gebruikt worden. Tot op zekere hoogte zijn er theorieën waarop de astrologie zich soms baseert, niet juist. Maar het systeem als zodanig geeft zoveel resultaten, dat je toch moet zeggen, het is wel juist. Er zit iets in, maar hoe kunnen we ons nu voorstellen dat een mens op aarde beïnvloed wordt door de zon, de maan, de planeten, de vaste sterren, enz. Dat is natuurlijk kolder. Je kunt toch niet zeggen, als het licht van de zon op me valt, ben ik een ander dan wanneer het licht van de maan op mij valt. Toch moet er een reden zijn. Wanneer we nu eens aannemen dat het hier niet alleen gaat om materie, maar daarnaast nog bepaalde vormen van energie, die niet of niet zo gemakkelijk materieel voorstelbaar zijn, dan zou de zaak weer wat anders worden. Ten dele kunnen wij dat wel aantonen. Wanneer er namelijk magnetische storingen optreden, door werking op de zon, dan zullen die storingen in het aardmagnetisch veld vreemd genoeg bij de mensen allerhande verschijnselen veroorzaken, verandering van stemming, andere waardering voor verschijnselen in het leven, grotere gespannenheid, onrust, ten dele onjuist functioneren. Wanneer je dat zo aanneemt, dan is het niet zo gek om te zeggen, er zijn energieën. Maar als die krachten bestaan, aan de hand van vaste sterren bv. de zon, de planeten, waarom moeten we dan aannemen dat dit de enige bronnen zijn. Wanneer ik eenmaal postuleer dat er een onzichtbare reeks krachten is, die beleven en bestaan beïnvloeden, dan moet ik ook aannemen dat ik als mens en zelfs als geest, niet in staat ben om het geheel van die krachten en energieën dus te overzien. Ik kan ze niet registreren allemaal. Ik kan hun aard, hun kwaliteit, hun oorsprong, zeker niet altijd en ten volle bepalen. Als u dit aanneemt, dan kom je heel dicht bij de essentiële waarden eigenlijk van het bestaan. Er is een samenspel van krachten, wanneer ik in staat ben die krachten of verschijnselen die ze oproepen, te benoemen, dan kan ik erover denken, ik ben er mij dus bewust van. Wanneer ik in staat ben, alle krachten die rond mij zijn, volledig te benoemen, zal ik ze ook leren kennen. Uit dit leren kennen vloeit voort, niet dat mijn bestaan minder persoonlijk wordt, maar wel dat dit bestaan juister begrepen en gewaardeerd wordt. En als je dat stelt, dan kunnen we ook even teruggrijpen naar het lot en het noodlot, die toch ook in het menselijk leven altijd weer een rol spelen. Soms probeer je met alle macht iets te bereiken, en het gaat niet. Dan denk je, nou ja, laat maar, het hoeft niet meer. En op het ogenblik dat je dat gedacht hebt en wegloopt, gebeurt waar je al die tijd zo wanhopig hebt op zitten wachten. Waarom? Zeer waarschijnlijk omdat je de krachten geneutraliseerd hebt, door je intensiteit die aanwezig was. Misschien heb je geprobeerd om de deur naar de verkeerde kant open te doen. Er zijn mensen die willen altijd duwen, ook wanneer je moet trekken. Wanneer ik al die krachten en al die zaken ken, dan springt voor mij, dus weer persoonlijk, in het oog, dat je die krachten eigenlijk alleen kunt benoemen wanneer je ze ook kunt beleven. Een zuivere theorie alleen is niet genoeg. Elke theorie vraagt feiten, dus beleefbaarheden. En nu blijkt dat naarmate het beleven een grotere scala omvat, het aantal krachten dat gerealiseerd kan worden, veel groter is. Kennelijk is men dan in staat, op enigerlei wijze, energieën te erkennen, te aanvaarden, op te nemen en eventueel te gebruiken. Dan zou ik zeggen, de werkelijkheid van je leven is dus de wisselwerking die bestaat tussen jou en het geheel van de energieën rond je. En als dat zo essentieel is, dan moeten we onze medemensen, in dit geval, onze medegeesten, het ligt maar aan de toestand waarin u verkeert, beschouwen als krachten die op ons inwerken. Niet wat zij zijn, maar wat zij voor ons zijn, is bepalend. Dat wil zeggen dat mensen die in de ogen van anderen misschien dwazen zijn, voor enkelen wijzen kunnen zijn. Dat wil zeggen dat de moordenaar van de een, de heilige van de ander kan zijn. Het is een persoonlijke kwestie. En de algemene normen die we hanteren, ook wanneer we mens zijn in de stof, blijken niet te beantwoorden aan de gevoelsmatige definitie die we kennen. Anders gezegd, onze gevoelens geven een zuiver persoonlijke reactie en benoeming, terwijl gelijktijdig onze poging met anderen een vergelijkbaarheid te bereiken, ons brengt tot een heel andere definitie. Om het niet al te verward te maken, kan dit alles worden opgesomd in een paar eenvoudige regels. Elke gemeenschap of gemeenschappelijkheid hanteert normen, die niet essentieel zijn voor het bestaan van elk der leden. De normen, aanduidingen, definities die de gemeenschap hanteert, zijn alleen ten dienste van die gemeenschap, vloeien eruit voort, maar maken er gelijktijdig de basis van uit. De gevoelsmatige reactie plus de daarop volgende mentale definitie vormen het persoonlijk bestaan. Zij zijn essentieel voor het ik en geven weer, waar en waarop dit ik reageert. Het ken-u-zelf kan niet gebaseerd zijn op een vergelijking met de gemeenschap, maar alleen op een erkenning van de grondwaarde die je in jezelf hebt. Wanneer je zover gaat, dan kom je als vanzelf bij God terecht. Nu is God iets waar sommige mensen dol op zijn, waar anderen helemaal niets van willen weten. God is een woord. God is een aanduiding van iets. Wij zijn allen, zover ik dit na kan gaan, het is dus weer persoonlijk, gehuld in een bepaalde kracht, in een bepaalde energie. Wij zijn zelf misschien wel deel daarvan. En omdat die kracht als het ware onze reactie op elke vorm van kracht die beleefbaar is, emotioneel of anderszins registreerbaar is, mee bepaalt, geven we de naam van het alomvattende. Dan zegt de één: de eerste en grootste god is de tijd, de ander zegt: het is de Schepper, weer een ander zegt: het is de gedachte die in het niet kan bestaan. Maar die omschrijving doet niet ter zake. Het is onze relatie met die kracht. Ik geloof dat het voor ons bestaan essentieel is, dat we een band kennen. Zolang die band bestaat met iets wat we zelf als eindig en variabel beschouwen, zullen we in onze reacties grote onzekerheden ervaren.

Onze gevoelens zijn niet in overeenstemming met onze behoefte om te benoemen. Het vervalst de wereld, het vervalst ons eigen bestaan. Op het ogenblik dat wij aan die kracht een zeer bepaalde reeks eigenschappen en kwaliteiten toekennen, beperken we zozeer die kracht tot het voor ons kenbare, dat we eveneens komen tot een vervalsing van het bestaan. Een deel van de essentiële waarden van het zijn, ontgaan ons dan. Alleen op het ogenblik dat wij zonder bepaling de kracht aanvaarden zullen we alle verschijnselen die daaruit en daarin voorkomen, zover ze ons kunnen beroeren, gelijkelijk willen waarderen. Ik dacht dat het voor eenieder die zich met het bestaan bezig wil houden, het meest belangrijke van alles is, dat men registreert, erkent als persoonlijke interpretatie, en al het innerlijk erkende als gelijkwaardig beschouwt. Niet het ene is hoger dan het andere. Alleen op die manier kunnen wij komen tot een samenwerking van al wat in ons bestaat, en zullen we misschien de namen vinden, de krachten vinden, die ons nu nog ontsnappen, omdat we er niet kunnen op reageren, we hebben er geen aanduiding voor. Wanneer je nu leeft, dan denk je ook wel eens aan een volgend leven. En dan denk ik, in dit verband, onder meer aan de reïncarnatietheorie. In zoverre ik na kan gaan, klopt ze wel. Meestal grotendeels, een persoonlijke kwestie. Maar er kunnen geen noodlotsnormen bestaan, waardoor een mens gedwongen wordt, voortdurend weer en in bepaalde vormen op aarde in verschijning te treden. Want een ik is afhankelijk van de krachten waarop het kan reageren, en elke vorm waarin het ik zich kan manifesteren, zal eveneens afhankelijk zijn van de krachten waarop het reageert. Dan kunnen we dus niet zeggen, reïncarnatie is een wetmatigheid, we kunnen alleen zeggen, reïncarnatie is een verschijnsel, en als we dat doen dan erkennen we, bewust of onbewust, mede dat onze behoefte om te kennen, dus te benoemen, te registreren, in een enkel mensenleven zelden volledig vervuld wordt. We blijven altijd zitten met dromen, die we niet kunnen beproeven, we blijven altijd zitten met idealen die niet waar kunnen worden, en we moeten weten waarom. Ik geloof dat het voor de bewustwording van de werkelijkheid van het ik, erg belangrijk is dat je weet, waarom. En het waarom kan je van buiten uit nooit helemaal verklaren, alleen van binnenuit. Wat zoek je in feite? Waarom aanvaard je bepaalde feiten, waarom aanvaard je een bepaalde zienswijze. Ik dacht dat het antwoord moet zijn, omdat het mij woorden geeft voor dingen in mijzelf, die ik anders niet kan verklaren.

Zou het dan niet erg belangrijk zijn, dat we beseffen hoezeer alles wat wij benoemen, persoonlijk is. Besef van een persoonlijk bestaan dat nooit, op welk gebied dan ook, volledig parallel kan lopen of zelfs identiek zijn met het bestaan van anderen, dat is een eerste vereiste. Dan ga je de zelfstandigheid van het ik erkennen, en met die zelfstandigheid, ook de noodzaak om elke band die je met anderen hebt, te splitsen in het persoonlijke en het voorlopig aanvaarde. Het persoonlijke dus en het voorlopig aanvaarde, dat is ook belangrijk, want wij nemen zeer veel dingen aan omdat we op die manier met anderen kunnen samenwerken. We nemen bepaalde stellingen aan omdat we daarop onderzoekingen kunnen baseren. We nemen bepaalde feiten omtrent het verleden aan, omdat het ons alleen op die manier mogelijk is het gehele verloop van de geschiedenis voor onszelf aanvaardbaar te verklaren. Dat weet elke mens, als hij nadenkt. Laten we dan de scheiding maken tussen wat je aanvoelt, en datgene wat je naar buiten toe zegt en doet. Absolute objectiviteit is onmogelijk. Om de doodeenvoudige reden dat er geen object bestaat, dat volledig erkend wordt, zodat elke objectiviteit in feite bestaat uit de interpretatie van iets. Volledige subjectiviteit lijkt mij eveneens zeer moeilijk bereikbaar, zeker in de mensenwereld. Want wanneer je alleen uitgaat van hetgeen in jezelf bestaat, verbreek je de banden met de wereld rond je, en dat betekent dat het geheel van de ervaringen los komt te staan van wat men werkelijkheid noemt. Er is geen conflict meer mogelijk, dientengevolge zullen de innerlijke conflictsituaties het hele eigen leven gaan beheersen. Laten we dus eerlijk zijn en zeggen: we kunnen niet absoluut objectief zijn, we kunnen ook niet absoluut subjectief zijn. Wij kunnen alleen neigen naar een van de beide richtingen, en dat moet afhankelijk zijn van hetgeen we beogen. Wanneer ik onderzoek wil doen ten aanzien van wat dan ook in de menselijke wereld, zal ik zoveel mogelijk moeten tenderen naar objectiviteit. Die is de belangrijkste dan. Op het ogenblik dat ik persoonlijk beleef, en in mijn eigen beleven, hetzij via filosofie of wat anders, wil komen tot een aanvaarding van mijzelf en een gedeeltelijke erkenning zal ik subjectief moeten zijn, want ik kan me dan niet vasthouden aan oordelen die anderen geven. Ze kennen immers niet alle feiten. Ze kennen niet de essentie. Dan is dus de erkenning van de krachten die rond ons zijn, die op ons inwerken, en al datgene wat zich in ons afspeelt, waardoor we denken, leven, en niet alleen existeren, eigenlijk een innerlijke kwestie.

Er is eens iemand geweest die heeft gezegd, niemand kan je het geloof geven. Ik zou het anders willen zeggen: niemand kan je een geloof nemen wanneer het innerlijk waar is, ook al zal je misschien de formulering ervan zo nu en dan veranderen. Men heeft gezegd, waar geloof is, houdt weten op, en waar weten ophoudt daar begint het geloof. Dat kan nooit waar zijn. Een geloof moet geformuleerd worden. Voor een formulering is weten nodig, dientengevolge zal altijd onze innerlijke waarde omschreven worden in de termen van onze kennis. Dan is het belangrijk dat we die kennis bezitten, maar ook belangrijk dat wij beseffen dat wij ons geloof, ons denken juist daarin neerleggen, en niet op een andere manier eraan komen. Op die manier kom je steeds dichter bij de essentie, de werkelijke bron van het bestaan. Die bron van het bestaan is mijn vermogen tot reageren en voelen, ofschoon ik niet weet waarop ik reageer en mijn gevoelens slechts zelden volledig duidelijk voor mijzelf en anderen kan kenbaar maken. Het gevoel blijkt in alle gevallen als persoonlijke reactie het meest juiste kenmerk te zijn van mijn huidige situatie, en vermogens. De rede blijkt altijd weer noodzakelijk, omdat ik alleen op deze wijze wat in mij bestaat buiten mij vorm en gestalte kan geven. Dan is, volgens mij de essentie van het leven niet alleen de kracht waaruit wij bestaan, maar ook de gevoelens, ik heb geen beter woord ervoor helaas, de gevoelens waarin dit bestaan tot kenbaarheid wordt, en de rede of het verstand of besef, waardoor wij kunnen komen tot een definitie daarvan, ook wanneer deze onjuist en tijdelijk is, want alleen daardoor zijn we in staat een eigen relatie te vinden met het geheel van de kosmos waarin we leven.

  • U heeft het over die definitie, en voorheen heeft u gezegd, over het bezitten van kennis, maar is het niet zo dat juist daar de conditionering parten gaat spelen, omdat wij als mensen vanuit onze conditionering handelen, dus uit het verleden, en vanuit het verleden eigenlijk onze toekomst willen projecteren?

Ja, absoluut.

  • Dus we komen altijd of te laat, of te vroeg?

Nee, je zou zeggen dat een mens, wat zijn besef betreft, voortdurend leeft in het onveranderlijke, het verleden, en zich bezighoudt met het mogelijke, zonder te beseffen wat het ontstaande is, het heden.

En dat is ook heel begrijpelijk. Kijk eens, kennis heb je nodig, kennis is in bepaalde wijze een je oriënteren op grond van het verleden, op grond van het gezag van anderen, wat je verder wilt.

Maar wanneer je dat nu zegt voor kennis, dan moet je zeggen, dat geldt voor het hele leven. Een kind wordt geboren. Maar de wijze waarop het zich gaat bewegen, de manier waarop het tekens uitwisselt met een ander, zijn al conditionering, en die conditionering ontkom je niet, conditionering is eigen aan elke gemeenschappelijke bestaansvorm. Het is namelijk door de conditionering dat het uiterlijk gedrag wordt verkregen, waardoor een aanvaardbaar samengaan mogelijk wordt. Laten we dus niet zeggen dat de kennis of de wetenschap of iets dergelijks, in het bijzonder conditionerend werkt. Eerst op het ogenblik dat wij onszelf, dus datgene wat in onszelf bestaat, terzijde stellen, dan wordt die conditionering nadelig, omdat ze een verstarring is die gepaard gaat met een tijdelijke black-out, een soort afstoting van een deel van het eigen ik, ook wanneer dat maar tijdelijk is. Er is iemand geweest, die heeft gezegd: wanneer je een goed wetenschapsmens bent, en gelovig, moet je schizofreen zijn. En dat klinkt een beetje hard misschien, maar het is waar. Het schizoïde effect van enerzijds het beleven en aanvaarden van het onaantoonbare, en anderzijds de voortdurende binding aan menselijke logica, rede, bewijsbaarheid, herhaalbaarheid, is natuurlijk op zichzelf krankzinnig. Maar ze is voor de mens nodig. Alleen ze moet beseft worden. Ze moet als zodanig beseft worden. En dan geloof ik niet, dat die conditionering zo ontzettend veel kwaad doet. Wat het leven zelf betreft op aarde, het zou natuurlijk beter zijn als elke mens zou leren, elk ogenblik opnieuw alles te evalueren. Dus de waarde, de betekenis van alle dingen als het ware op elk ogenblik dat belangrijk is, aan de hand van eigen gevoelens plus belevingen van buitenaf opnieuw vast te stellen. Maar het blijkt dus dat de mens niet beschikt over een stoffelijk apparaat dat in staat is, zovele herwaarderingen in zo korte termijn voortdurend weer te volbrengen. En dat houdt in dat we dus in de rede een referentiewaarde nodig hebben. Die komt deels uit de conditionering, deels uit de ervaring, en zelfs deels uit de werkelijke persoonlijkheid, die dus een bepaalde gerichtheid van de effecten van conditionering en ervaring tot stand brengt. En daardoor leven wij in het verleden, we bouwen voortdurend verder op hetgeen geweest is, zonder te beseffen wat nu bestaat. En dat is helemaal niet erg. Wanneer we ons bezighouden met morgen wordt het gevaarlijker, want wij zijn geneigd om de lijn van het heden altijd rechtdoor te trekken. Wij zeggen: wat vandaag is, dat zal morgen ook zijn, en wel volgens de normen die wij gisteren hebben geconstateerd.

En dan blijkt dat dat nooit helemaal opgaat. Hoe groter het aantal is, waarover je een dergelijke stelling projecteert, hoe groter de waarschijnlijkheid dat er een redelijke kans inzit dat je gelijkt hebt. Wanneer je het hebt over 10 miljoen levens, dan is een benadering van ongeveer 70 % wel bereikbaar. Voor 70 % heb je gelijk, maar voor 30 % absoluut ongelijk. En nu is het juist die afwijking, die 30 %, die in sommige gevallen erg belangrijk wordt. Doe je het ten aanzien van één enkele mens, of een zeer kleine groep, dan zit je zelfs met de moeilijkheid dat bij het aangeven van de waarschijnlijke rechtlijnige ontwikkeling er factoren zijn die niet overzienbaar zijn op grond van het verleden en waarvan de werking in het heden niet voldoende bepaald kunnen worden om ze met zekerheid te stellen als morgen nog existerend. Dus we zouden misschien beter doen met het moment te leven. Inderdaad, maar aangezien dit voor mensen, ook voor een geest tot op zekere hoogte, niet mogelijk is, doodgewoon door het eigen onvermogen, opnieuw alles voortdurend te klasseren, geloof ik dat je moet verder leven, maar met het besef dat de uiterlijkheid, en dan komen we weer op die gemeenschap terecht, want daarvoor hebben we die vaste waardering nodig, dat de uiterlijkheid niet identiek behoeft te zijn met de innerlijke werkelijkheid. En dan kunnen we ons beroepen op die innerlijke werkelijkheid, vaak de correctie aanbrengen op het redelijk veronderstelde, en zo als het ware, die afwijking krijgen in de rechte lijn van een redelijke ontwikkeling, waardoor we juister reageren ten aanzien van het heden en ten aanzien van morgen.

  • Ik ben toch niet helemaal tevreden daarmee, want dat is juist de oorzaak van alle ellende. Het is juist omdat bepaalde gemeenschappen zich vasthouden aan de bepaalde vormen, dat was vroeger ook met die ketterijen en inquisitie, en vroeger zei men dat de aarde plat was, maar dan maakten ze hem rond, en dan kunnen we beamen dat hij rond is, maar eerstdaags zal hij hol blijken te zijn.

 

Ja, die theorie bestaat. Er bestaat zelfs een theorie dat de aarde helemaal niet bestaat, maar dat de mensen denken dat hij er is. Nu heb ik daar maar één antwoord op: wanneer een groep denkt in een bepaalde richting, dan zal ze alles doen om die denkwijze te bevestigen. Dat wil zeggen, ze vertekent haar eigen werkelijkheid totdat ze een bevestiging wordt zoveel mogelijk van haar eigen bestaan. En op grond daarvan rechtvaardigt zij de afwijzing van, of het eenvoudig wegvagen van alles wat strijdig lijkt.

U hebt het nou over ketterij. Wat wij doen is ketterij, weet u dat? Ketterij om de doodeenvoudige reden, dat wij ontkennen dat er een absoluut gezag kan bestaan, op een zodanige wijze, dat het alle tijd, voor alle mensen gelijkelijk zich kan manifesteren en uiten, in dezelfde begrippen en woorden. Er zijn heel veel richtingen die zich juist daarop baseren. Er zijn ook heel veel mensen die hun verwachtingen zelfs vastbinden aan een toekomstige onvermijdelijkheid. U hebt misschien die mensen wel gehoord, die zeggen, haast u, haast u, schiet op, het einde van de wereld is nabij, bekeer u, het kan nu nog. Is dit iets voor u? Kijk dat is natuurlijk erg leuk, maar hoe weten ze dat? Hoe komen, ze daaraan? Redelijk gezien hebben ze absoluut geen reden om dat te zeggen. Ze kunnen het alleen doen, wanneer hun eigen visie van de mensheid dermate in strijd is met de feiten die in de mensheid voortdurend tot uiting komen, dat zij blind willen zijn en bewust alles verwerpen en aantasten, wat wijst op een voortbestaan van die aarde gedurende een zeer lange tijd. En misschien dat er een komt die zegt, als het dan niet gebeurt, zal ik het doen. Die drukt op een knop, als u begrijpt wat ik bedoel. Dat is een mentaliteit die natuurlijk verkeerd is. Aan de andere kant moet je je toch ook realiseren, dat hetgeen wij gesteld hebben, indien gevoerd tot de uiterste consequentie van een alleen in het heden leven, een volledige anarchie impliceert. Dat wil zeggen, een bestaan zonder enige regel of rede. Maar dit betekent ook dat er geen onderlinge vertrouwensband en slechts op zeer beperkte schaal onderlinge samenwerking mogelijk is. Dat impliceert weer dat de menselijke samenleving in de huidige vorm niet kan bestaan. Het is dus doodeenvoudig zo, we kunnen het wel constateren, maar we kunnen het niet veranderen. En zolang de mensheid verder gaat met zichzelf uit te breiden, en zolang ze verdergaat met haar milieu met een dermate groot tempo te veranderen, zal die mensheid die samenwerking nodig hebben, en dat betekent dus ook die conditionering, dat betekent dit teruggrijpen op het verleden, het betekent het vasthouden aan bepaalde stellingen of punten als onaantastbaar. En dat zal je dan zelfs moeten doen, wanneer je begrijpt dat het niet waar is. Alleen omdat anders alles ten onder gaat. Wanneer je het zo beziet, dan komen we samen wel tot de conclusie dat we tegen alle conditionering kunnen zijn, maar dat we toe moeten geven dat alle ellende mede voortkomt uit die mensen die teruggrijpend op een traditie, zich daar ten koste van alles aan vastklampen en blind zijn voor de werkelijkheid, maar dan moeten we ook gelijktijdig toegeven dat het alleen dit verschijnsel is waardoor de mensheid als mensheid kan functioneren. Want leven met de dag, dat is iets dat vinden we bij heel veel dieren. Als je apen hebt, de hogere apensoorten, dan blijkt dat ze wel een geheugen hebben op een persoonlijke basis, dat ze gedragspatronen hebben, die hun onderling samengaan, hun samenwerking en dergelijke, bepalen, maar dat ze voor de rest eigenlijk reageren op het ogenblik. Maar het blijkt ook dat ze daardoor niet in staat zijn tot een samenwerking te komen die werkelijk resultaat opbrengt. Ze blijven dus simpele wezens. Simpele wezens kunnen bestaan, wanneer er een milieu is waarin zij zich zonder ingewikkelde handgrepen en samenwerking kunnen handhaven. Dat wil zeggen, voeden en verdedigen. Voor de mens zou dat niet mogelijk zijn. Daaruit trek ik de conclusie dat de mensheid voorlopig die conditionering zal moeten aanvaarden, maar dat het besef dat haar conditionering bestaat, het besef dat haar zogenaamde werkelijkheid buiten het ik, niet volledig identiek is met de persoonlijke werkelijkheid, dat die persoonlijke werkelijkheid het enige is waardoor je de schijnbaar onaantastbare regels van de wereld buiten je, kunt variëren, en zo je zelf meer waar kunt maken, wanneer je zover komt dat je, en qua bewustwording en qua hantering van je eigen mogelijkheden en krachten al een eind verder was gekomen. Ik geef u dus geen volledig ongelijk, ik zeg alleen, bepaalde theorieën zijn dermate onmogelijk in de huidige situatie, dat wij eenvoudig moeten toegeven dat, al zijn ze waar, ze niet haalbaar zijn, en dan moeten we zeggen, wat is essentieel erin, en dan blijkt dat het innerlijk besef weer te zijn. Dat innerlijk besef, dat treedt op als een gevoelswaardering, gevoelsoriëntering, laten we daarbuiten die conditionering maar aanvaarden, maar middels ons gevoel ons daarin op een voor ons zo juist mogelijke wijze bewegen. Ik hoop dat ik een paar dingen heb gezegd die u hebt willen en kunnen begrijpen, dat u erover na wilt denken. Want dit is ons enige middel, denken over de zaak, innerlijk voelen wat voor ons het juiste daarin is en volgens dit gevoel plus de erkenning proberen in ons bestaan te reageren. Dat lijkt mij de enige weg waardoor je de essentiële waarden van het bestaan in jezelf bewuster tot uitdrukking brengt en gelijktijdig de krachten van het bestaan vollediger en bewuster beleeft en misschien zelfs leert hanteren.

image_pdf