12 april 1966
Tijdens deze bijeenkomst willen wij bepaalde aspecten van het leven even verder bezien. Daarbij is vooral belangrijk een punt van begrip of van inzicht. En dat ik van dit onderwerp, probeer over te gaan naar het begrip wijsheid, zult u begrijpen wanneer u de gastspreker van vanavond hebt gehoord.
Over die gastspreker kan ik u nog een paar punten vertellen. Dat is misschien ook wel interessant.
In de eerste plaats het is een westerling, oorspronkelijk een Fransman. Hij heeft een tijdlang geleefd o.m. in India en zelfs een tijd in het zuiden van Tibet. Hij heeft dus een zeer gemengde opleiding a.h.w., en ik geloof dat zijn beschouwingen dan ook voortkomen uit een mengsel van boeddhisme, christendom en lamaïsme. Dat hij desalniettemin door velen als meester wordt aangesproken, heeft hij naar ik meen te danken aan zijn vermogen om de wereld en wat er in die wereld is te formuleren. Formuleren is een heel belangrijke taak, ook wanneer wij aan esoterie doen, wanneer wij ons bezighouden met magische principes. Het is heel vaak een kwestie van een half woord, van een lettergreep, van een klemtoon, wij kunnen als uitgangspunt hier rustig het Paas-gebeuren nemen.
Jezus herrijst uit den dode. Of Jezus herrijst uit de dood. Een klein verschil. En toch ligt tussen die twee begrippen want het zijn twee verschillende benaderingen van het probleem een hele wereld. Wanneer ik zeg dat Jezus herrijst uit de dood dan ga ik zeggen dat de dood het belangrijke is. De overwinning op de dood is dan het belangrijke: Zeg ik dat Jezus herrijst uit de dood, dan zeg ik dat het herrijzen, het niet vernietigbaar zijn van het wezen van Jezus belangrijk is.
Het klinkt misschien vreemd, wanneer wij op een avond als deze dergelijke kleinigheden onder de loupe nemen. Maar wij hebben dezelfde neiging, wanneer wij met onze persoonlijke bewustwording bezig zijn. De wijze, waarop wij een nadruk leggen op precies dezelfde formule, kan aangeven dat de betekenis voor ons eigenlijk een andere is.
Dat maakt het heel erg moeilijk om bv. een esoterische les schriftelijk te geven. Een schriftelijke cursus esoterie ontbeert de nadruk van de leraar. En daarmede ook de mogelijkheid om een zekere stemming, een zeker begrip over te brengen. Wanneer je zelf iets moet interpreteren, dan doe je dat ook met je eigen waarden. Je legt je eigen nadruk. Wanneer wij spreken over de eeuwigheid, dan zijn er mensen, die die eeuwigheid de nadruk geven als tegenstelling van dood. Er zijn ook mensen, die eeuwigheid geen nadruk geven, omdat zij het zien als continuïteit van leven. Er zijn mensen, die bewustwording een bijzondere nadruk geven, omdat ze het zien als een vooruitgang t.o.v. het huidige. Anderen zien bewustwording als een eenvoudig proces, dat nu aan de gang is en dat zich dient voort te zetten.
Het zal u nu wel klaar en duidelijk zijn geworden, waarom dus dat formuleren moeilijk en lastig is en waarom wij bv. het idee van een opstanding of een herrijzenis ergens met een zekere twijfel bezien.
Maar is er eigenlijk sprake van een feitelijke herrijzenis? Misschien in stoffelijke zin. Maar je bent een eeuwig wezen. In die eeuwigheid zijn wij deel van God. En misschien merkt u, dat ik hier een nadruk leg zijn wij deel van God. Wij zijn niet de hele Godheid, doch zijn ermee verbonden. Wij zijn even eeuwig als God zelf. En wanneer je dit begrijpt, dan wordt de benadering in het esoterisch denken een andere.
Wij gaan niet meer zeggen; er is een herrijzenis wij zeggen hoogstens; er is een hernieuwde manifestatie. We vinden het niet belangrijk erover te vechten of dat nu materieel is geweest of niet-materieel. We kunnen zeggen; de geest van Jezus leeft vandaag aan de dag nog, ook al is ze niet zichtbaar. En het is dit aspect van bestaan, van leven, dat het meest belangrijke is. Toch zijn er bepaalde aspecten aan verbonden, waarop ik de bijzondere nadruk wil leggen.
In de tijd van Jezus hebben vele miljoenen mensen geleefd. Hoe velen van hen worden ook vandaag nog voortdurend beseft, nog herinnerd? Hoe velen zijn er vandaag nog deel van het leven van de mensheid op aarde? Dat zijn er maar enkelen. En geen van hen heeft tenzij ik mij sterk vergis voor een zo groot deel van de mensheid een zo grote emotionele betekenis als juist deze Jezus van Nazareth.
Gedachten zijn krachten. Gedachten zijn machten. Wanneer de mens denkt aan die Jezus, continueert de mens die Jezus daardoor nabij de wereld. Want er wordt een vorm opgebouwd en in stand gehouden. Er komt een reservoir van zuiver menselijke krachten in de gestalte van die Jezus, zoals de mens hem ziet. Het is deze gestalte van die Jezus, die aan de ene kant een zekere terughouding betekent, waar het gaat om progressief denken en filosoferen. Het is diezelfde door mensen gemaakte gestalte, die aan de andere kant die Jezus een voertuig geeft, als de vroegere goden waarschijnlijk zelden gehad hebben.
Esoterie en magie zijn misschien gelijk. Wanneer wij bij deze wereld willen blijven leven, dan zouden wij beroemd moeten zijn. Er zouden vele mensen aan ons moeten denken en een lange tijd. En dan zou er een astraal voertuig, een schil ontstaan zo sterk en zo groot, dat vele tientallen, misschien honderdtallen eeuwen voorbij moeten gaan, voordat die gestalte ook maar begint te verbleken.
Er zijn van dergelijke figuren rond de wereld. Wanneer wij spreken over een opstanding, dan denken wij aan Jezus. Maar er is ook een oud, heel oud geloof aan Osiris. Ook Osiris is opgestaan. En nu kunnen wij dat onmiddellijk verwerpen en zeggen; dat is een sprookje. Maar wanneer wij enig inzicht hebben in de feiten van het leven, dan zullen wij zeggen de Osiris van eens en de Jezus van vandaag verschillen zo weinig, dat zij bv, in een astrale wereld een en dezelfde kunnen zijn.
Of een Prometheus. Ook Prometheus is een verlosserfiguur. Ook zijn herinnering omvat zoveel punten, die identiek zijn met die van Jezus, dat er a.h.w. een invloed in hem lag, die in die van Jezus kan opgaan, zonder dat daardoor de Promethiaanse gedachte teloor gaat.
En om dit te begrijpen moet je eigenlijk een zekere wijsheid hebben. Je moet kunnen doorgronden wat de achterkant verbergt, wat de avers is van de munt, die wij gepresenteerd krijgen als God of als geloof, om te zien wat de beeldenaarszijde is. En die beeldenaarszijde is steeds weer een algemeen begrip. Het is nooit een persoon.
En daarom zou ik u allereerst graag willen zeggen, dat de werkelijke krachten van het Al nimmer waarlijk persoonlijkheden zijn. Zij kunnen de gestalte aannemen van een persoonlijkheid. Zij kunnen door de mens in de astrale wereld geconcretiseerd worden, zodat die mens dan inderdaad een persoonlijkheid meent te ontmoeten. Maar de eeuwige wetten zijn onveranderlijk.
Als mens ben je eeuwig. Wat je op aarde zult zijn en een invloed t.o.v. de aarde, hangt van jezelf af. Wat je voor je wereld kunt doen, hangt niet alleen van jezelf af, maar ook van de betekenis, die je in het leven gehad hebt voor anderen. Maar wat je bestaan betreft, is er geen voorbehoud.
Het aspect van het esoterisch streven wordt helaas al te veel het overwinnen van de dood. Want ook in de inwijdingen van esoterische groeperingen zowel als van andere vinden wij dat moment, dat men sterft als gewoon wereldmens en als neofiet, als nieuw gecreëerde loge-man of esotericus, binnentreedt in het gezelschap van een broederschap, van een gemeenschap. Het overwinnen van de dood wordt daarmee vaak gesteld als een soort doel.
Maar het overwinnen van de dood is inherent aan het bestaan. Dat wat bestaat kan niet blijvend sterven, dat zal altijd de dood overwinnen. Wij moeten de betekenis ook hier verschuiven. En dan zijn er natuurlijk verschillende aspecten, die eigenlijk verkeerd de nadruk krijgen, waarvoor je te weinig begrip hebt. Ik zal er enkele van opnoemen:
- De mens, die een grotere eenheid met de mensheid weet te bereiken onverschillig van welk vlak hij vertrekt zal daardoor in de mensheid intenser bestaan. Als gevolg daarvan zal hij ofschoon niet altijd in eigen gestalte voortbestaan als een astrale figuur, die onmiddellijk op aarde kan ingrijpen.
- De krachten van een mens zijn deel van de eeuwigheid. Zij zijn in tijd misschien gering maar als we de tijd voorbijzien, dan zijn ze oneindig groot, evenals zijn bestaan. Op het ogenblik dat de mens de tijd kan uitschakelen en daarmee ook zijn begrip van dood en zelfs van leven, is zijn kracht op elk voor een ander waarneembaar ogenblik geworden tot de totale kracht van zijn wezen; ita est; oneindig.
- De wijsheid die de mens opdoet is meestal een omschrijvend van datgene, wat hij waarneemt. In de eeuwigheid is dat alleen de omschrijving van het voorbijgaande.
Zoiets als het namen geven aan wolken met een vorm, die voorbijdrijven en alweer veranderen terwijl ze verdergaan. De enige wijsheid is het erkennen van de aard der dingen, de achtergrond. Omdat het bewustzijn – hoe gering ook – een oneindige tijd heeft om waar te nemen en te begrijpen, is de wijsheid, die voor elk wezen bestaat, volledig. Maar de aanvaarding ervan betekent het aanvaarden van oneindigheid, ook in de aspecten van een dagelijks leven.
U ziet dat we met het anders leggen van de nadruk het zijn maar een paar punten toch eigenlijk van de mensheid afkomen. Wij verwijderen ons van het menselijk begrip. Ik weet niet of dat aan de mensheid te wijten is, aan haar maatschappij misschien, of dat het een ingeschapen deel is van ons eigen streven in de stoffelijke periode.
Een Jezus sterft en Jezus staat op. Het zou veel meer spectaculair geweest zijn, wanneer Jezus dat had gedaan in een tijd, waarin een lector zijn graf al lang had bezocht als een bezienswaardigheid. Hij doet het echter op zijn tijd. Wij horen ook heel vaak in de bijbel en andere boeken, dat God of goden of heilige mannen iets doen op hun tijd. Hun tijd is het punt van innerlijke rijpheid. Het ogenblik dat het ego een bepaald aspect kan aanvaarden en reproduceren als deel van de oneindigheid.
Een mens die zich haast, kan zijn daden niet tot deel van de oneindigheid maken. Hij maakt ze zinloos, doordat hij ze niet volledig beleeft. Zoals hij zijn eigen persoonlijkheid in de vorm, waarin je dus op aarde bestaat, over het algemeen niet zal erkennen, niet omdat hij dat niet wil, maar omdat hij er eenvoudig de tijd niet voor neemt.
Er zijn ogenblikken dat je ineens als in een flits een grote waarheid ziet. Er zijn ogenblikken dat je ineens, zonder dat je weet waar het vandaan komt, begrijpt wat je eigen beweegredenen zijn.
Misschien ook wat je eigen angsten zijn. Maar je gaat altijd weer verder. Je vergeet die dingen. En je vergeet ze, omdat die beleving op zichzelf wel belangrijk is, maar je alweer haakt naar de volgende beleving. Ik geloof dat dat een fout is. Ook in de esoterie. Het gaat niet om het volgende punt van bewustwording, het gaat om het volledig één zijn met het bereikte punt.
Misschien vreest u dat daar een stilstand uit voortkomt. Ik meen dat ik dat mag bestrijden. Wanneer je een bewustwording hebt, die volledig beleefd wordt, iets waar je dus niet aan voorbijgaat, iets uit de eeuwigheid, wat je in deze vorm niet ambieert omdat je meer wilt of anders wilt, dan is er in een aspect van eigen wezen vaak een begrip voor de totaliteit. Een punt in het ik volledig kennen, betekent het geheel van eigen wezen tenminste in waarheid vermoeden. Een punt van je eigen wezen kennen, uiten, beleven maar dan ook volledig, betekent niet alleen dat je jezelf beter leert kennen, het betekent ook dat je de krachten, de mogelijkheden, die in jezelf liggen, gemakkelijker en juister waar maakt.
Jezus maakt zijn leven, zijn leer geloof ik wel in het bijzonder waar door die – overigens omstreden – herrijzenis. Maar wij moeten ons leven eveneens waar maken. En hier komt dus weer dat begrip wijsheid, waar zo weinigen van ons werkelijk raad mee weten. Een wijze is in de ogen van velen iemand, die veel weet. In de ogen van enkelen iemand, die veel begrijpt. In wezen is het iemand, die vele dingen tegelijk is en toch zichzelf blijft. Wij benaderen die wijsheid dus vanuit onszelf.
De kracht van het Al doet mij wel eens denken aan een ui. Ik weet niet of u wel eens een ui gepeld hebt. Elke keer een velletje eraf. Elke keer hetzelfde, een klein tikje anders. En dat is nu het typische van het leven. Het is zelfs het typische van de mens. Je kunt die mens steeds weer een stukje ontnemen van zijn uiterlijke zijn en wat overblijft is hetzelfde, een tikje anders. Misschien dat je zegt; het is wat jonger of sterker maar het is toch ergens hetzelfde.
En zo is het met de eeuwigheid en de wetten ook. Wanneer je de ui helemaal hebt gepeld en je hebt het laatste vlies weggenomen, dan blijft er niets over. Niets is de kern. Maar niets is de kern, omdat het het centrale punt is, waarom heen alles wordt opgebouwd. Voor ons wezen is dat het onbestemde, het kleine fragment, dat we ziel noemen. Een ziel is niet te omschrijven, niet te vangen. Je kunt haar niet definiëren, je kunt er geen bepaalde aspecten aan toeschrijven. Je weet alleen maar ergens in het centrale wezen van de mens, daar is een ongrijpbaar niets. En dat niets is noodzakelijk. Waarom weten we niet.
Zo is het in de kosmos. De kosmos is eigenlijk ook een ui. Je kunt steeds alle geheimen, alle wetten wegpellen, alles steeds verder vereenvoudigen. En dan komt er een punt, dat er niets overblijft. En dat niets, dat dan toch noodzakelijk is, noemen wij God. Wijsheid nu is een besef dat dit Niets bestaat krachtens het geheel, maar dat het geheel alleen zo kan bestaan krachtens het Niet.
Misschien kunt u het zich zo voorstellen. Een ui, waarin in het binnenste een noot groeit, is geen echte ui. Een ui, waarin alleen de kern (het niet dus) uit de wortelschijf komt en verder niets, is ook geen ui. Het wezen ui impliceert dus de aanwezigheid zowel van al die verschillende velletjes in die bol als dat vreemde middelpunt. Zelfs de vormverandering van laag tot laag is a.h.w. vastgelegd. Het is deel van het wezen van de ui.
Zo is het bij het heelal precies hetzelfde. Er zijn mensen, die God wel willen zien als de kern van alle dingen en die dan zeggen ja, het Al bestaat door God. Misschien is dat ergens kosmisch nog wel waar, maar in verband met dit heelal niet. Het is krachtens het heelal dat God bestaat, en het heelal krachtens God. Het is een wisselwerking. En dat is bij alle verschijnselen van het leven zo.
Wanneer je probeert het begrip dood te overwinnen, dan is het genoeg die dood te aanvaarden. Je moet dood begrijpen. Dat is moeilijk. De meeste mensen begrijpen de slaap niet eens. Maar je moet dus weten wat die dood is. Het is een niets, dat zin geeft aan het leven. Omdat er een dood is, heeft de mens de impuls om in zijn leven te handelen en te doen. Dat hij het verkeerd doet met een verkeerde waardering van tijd, daaraan kan die mens misschien niet veel doen. De dood geeft zin en inhoud aan het leven. Maar dat leven op zichzelf zou een eindeloze verveling zijn, als de dood er niet was. Je leeft om te sterven en door het beeld van het sterven leef je eerst recht.
Het is lastig om dat precies te formuleren, maar ik doe mijn best. En wanneer ik dus begrijp waar het hier om gaat, dat het altijd een wisselwerking is, dan kan ik ook stellen; ik kan de wisselwerking veranderen, maar alleen wanneer ik de waarden aan beide zijden gelijktijdig wijzig. Je kunt dus niet innerlijk opstijgen tot God en uiterlijk dezelfde blijven. Naarmate het innerlijk begrip verder doordringt in de richting van de Waarheid (van wat wij Niets zouden kunnen noemen), zal aan de andere kant een grotere veelvuldigheid van uiting en veelsoortigheid van uiting ontstaan. Kunnen wij dat niet, dan kunnen wij ook niet tot God komen.
Het is hetzelfde als met magie, met tovenarij en met al die dingen. Ik kan natuurlijk werken met een tweede realiteit. Maar zolang die tweede realiteit voor mij – al is het nog zo kort – niet een ogenblik de realiteit is, waarin ik leef en waarin ik geloof, zal ik de waarde van die tweede realiteit nooit kunnen hanteren. Ik kan niets waar maken.
En dat brengt ons vanzelf naar het begrip werkelijkheid. Die werkelijkheid is een van de moeilijkste dingen die er bestaan. U zult zeggen; dat is toch heel eenvoudig. We zitten hier dat is werkelijk. Ja, maar hoe zitten we hier? Wat is de reden, dat we hier zijn? Wat is de kracht, die hier een rol speelt?
Ik kan zeggen: Jezus is opgestaan uit de dood dat is de werkelijkheid. Ik kan ook zeggen: Hij is niet opgestaan uit de dood, ze hebben het alleen verteld. Dat is de werkelijkheid. Stel nu dat ik een van beide zou kunnen bewijzen, dan heb ik nog niet bewezen wat Jezus is. Dan heb ik niet bewezen, wat de betekenis is van die Jezus voor de mens. ( Als ik er persoonlijk een slag naar moet slaan, dan zou ik zeggen het is in veel gevallen een projectie plus een rationalisatie. Maar dat is een persoonlijk oordeel.) De kracht, die wij Jezus noemen, moet de weergave zijn van een uiting. Wanneer ik zeg: Jezus (of ik zeg in andere termen: Messias), dan geef ik daarmee niet alleen iets aan, wat in de kosmos bestaat ik geef iets aan, dat in mijzelf bestaat.
Er is altijd een resonans nodig. En wanneer ik die Jezus eigenschappen toeschrijf, die ik zelf ontbeer of meen te ontberen, zo is dit alleen, omdat ik een volledigheid, een evenwicht zoek. Wanneer ik een duivel creëer, dan is dit niet een duivel, die buiten mij bestaat, al zou hij misschien werkelijk kunnen zijn. Het gaat erom dat ik in mijzelf angsten en vrezen ken, die ik in mijzelf niet aandurf en die ik daarom een aparte wereld buiten mijzelf geef.
En dan kunnen wij zeggen dat de duivel wel of niet bestaat, dat Jezus wel of niet is opgestaan, maar het gaat om onze innerlijke werkelijkheid. En wanneer wij die innerlijke werkelijkheid kunnen terugvoeren tot het abstracte, waarbij geen persoonlijkheden geen personaliteiten een rol spelen, maar wetten (ik zou haast zeggen formules), dan is het mogelijk om alle dingen a.h.w. gelijktijdig te doorzien. Dan kun je dus een naam lezen van iets, wat je nog nooit gezien hebt. En alleen door het feit, dat die naam bestaat, kun je het wezen met al zijn tekorten, met al zijn goede, kanten en zijn totale betekenis in het Al aflezen. Het klinkt een beetje dwaas. Maar dat is nu wijsheid in kosmische zin. Maar dat is nu wijsheid in kosmische zin.
Ware esoterie is in vele gevallen onpersoonlijk. Zij is niet gebaseerd op wat ík ben of wat ik doe of wat de kosmos is en de kosmos doet. Het is de wet, waardoor de relatie tussen mij en de kosmos geregeerd wordt. Er is alleen ding jammer. Zodra je komt aan begrippen, zoals de dingen die ik op het ogenblik heel oppervlakkig aansnijd, dan heb je geen taal meer. Er zijn geen woorden voor. Er zijn mensen, die geprobeerd hebben daar afzonderlijke woorden voor te maken; de geheimtaal van de esoterische groepen. Maar aangezien het begrip meestal niet in het woord gelegen is, maar in de vertaling ervan (men gaat dus uit van de eigen taal, waarin men de betekenis van het vreemde woord leert), zal men nooit begrijpen wat de werkelijke inhoud is. Wat is bv. Nirwana? Absolute rust? Maar gelijktijdig een absolute daad. Het is de persoonlijke rust, waarbij het gehele wezen gelijktijdig en volledig actief is in het totaal van de schepping.
Hoe moet je dat zeggen? En dan hebben we nog niet alles gezegd. Want Nirwana is gelijktijdig beschouwend en gelijktijdig een volledige actie. Het is niet te beschrijven. Het is niet weer te geven. Er bestaat zelfs geen wiskundige formule, waarin je dat zou kunnen uitdrukken. Misschien hier en daar een algebraïsche vergelijking, die er dichtbij komt. Maar dan moeten we toch weer de verschillende lettertekens een naam gaan geven en dan wordt het weer verwarrend.
En daarom is een van de punten, waarop wij altijd weer vast lopen, dat werkelijke wijsheid nimmer een overdracht door het woord Zij is een toestand, maar een toestand, die niet uitdrukbaar is.
Misschien dat u zo dadelijk daar iets van zult begrijpen, wanneer onze gast. aan het woord komt. Want wat hij gaat vertellen is gelijktijdig waarschijnlijk poëtisch (dat ligt in zijn aard), misschien dramatisch (hij was tenslotte ook nog een redelijk dramaturg, voordat hij naar het Verre Oosten ging), maar het blijft een parabel, het blijft een gelijkenis, het blijft iets wat je zelf moet interpreteren.
Jezus heeft in zijn leven ook heel vaak gezegd; ik kan alleen degenen genezen, die in mij – en dan zegt men – geloven. Maar als je dat nu eens verandert en je zegt; harmonisch zijn. Degenen, wier ziekte de tegenstelling vormt tot mijn kracht. Dan is er in ons beiden een verandering mogelijk en dus wat men noemt genezing. Maar het kan nooit van één kant uitgaan. En een geloof alleen, een aanvaarding alleen is niet voldoende. Er moet een zeker rapport zijn.
Wanneer Jezus zich toont na zijn herrijzenis, dan is het wel opvallend, dat hij dat niet doet aan diegenen, waar men toch eigenlijk het meeste contact mee zou verwachten; zijn directe leerlingen, Petrus bv. Hij doet het aan een Maria Magdalena. Hij toetst het aan de Emmaüsgangers. Hij moet eerst a.h.w. zichzelf bewijzen, voordat hij dus de wonderlijke strijdigheid in zijn werkelijke leerlingenkring aan kan. Alweer; er moet een evenwicht zijn. En dat evenwicht kan Jezus alleen scheppen, wanneer hij zijn innerlijk wezen en zijn uiterlijk zijn in evenwicht brengt.
Nu is dat een Paasbeeld, dat weet ik wel. Maar wij moeten dus proberen dit te vertalen in algemene termen. En dan zeg ik dit; Onze werkelijke invloed bestaat alleen op datgene, wat wij werkelijk erkennen, hetzij in absolute aanvaarding of verwerping.
Al, wat wij wijsheid noemen, zal alleen op ware erkenning gebaseerd kunnen zijn en dus persoonlijk zijn. Alle krachten, alle mogelijkheden, ja, alle intensiteit van bestaan is gebaseerd op een innerlijke balans, die niet alleen aan de hand van menselijke of uiterlijke begrippen gewaardeerd, omschreven of benaderd kan worden. In de mens is het Niets niet alleen maar de kern van de ui. Het is ook dat vreemde vlies, die kleine ruimte, die tussen de verschillende schillen is gelegen. Het levensproces speelt zich voor de mens geestelijk af in de hiaten tussen zijn voertuigen, tussen zijn werkelijke mogelijkheden.
En hier kom je dus tot wat ik de kern van mijn betoog zou willen noemen vandaag Wijsheid.
Omdat wijsheid nimmer uitdrukbaar is, is zij slechts beleefbaar. Wanneer je een wijsheid beleeft, dan onderga je haar en kun je haar niet verklaren. Wijsheid is iets, wat achteraf gerationaliseerd kan worden, maar wat in wezen eigenlijk niet omschrijfbaar is en waarvan de processen van totstandkoming ook niet nader te bepalen zijn. Wijsheid is het onverwachte van de eeuwigheid, waarbij het tijdseffect kan wegvallen en zo een totaliteit van zijn in een seconde wordt beseft vanuit menselijk standpunt, of waarin een groot deel van het menselijk leven voorbijgaat als een ademtocht, omdat het ego zich daarin niet beweegt.
Wijsheid zal – naar ik meen – vooral neerkomen op een gebruik maken van je mogelijkheden.
Maar dan niet in de zin van mensen, die hun mogelijkheden grijpen, maar in een gebruikmaken van je eigen vermogen om wat je eeuwig bent te doen tellen in momenten van bestaan, die niet aan stoffelijke tijd gebonden zijn. Daar waar haast is, is geen wijsheid. Daar waar wijsheid is, is immer alle tijd en vaak een voor de medemens onvoorstelbaar vlug en doelmatig handelen. Dat is menselijk gezien. Waar wijsheid is, is geen geloof. Waar wijsheid is, is wel een erkenning van onzegbare waarden. Maar als een volledige werkelijkheid.
Dat is de conflictstof eigenlijk, die in het Paas-gebeuren, in het dagelijks leven, in uw eigen handelingen en daden, steeds weer tot uiting komt. Wanneer u kunt leren om uit te gaan van uw eigen innerlijke waarheid niet van uw beredenering, maar van de erkenning van het moment dan zult u uzelf kennen. U zult altijd grijpen naar de mogelijkheden, die voor u werkelijk bestaan. U zult u niet laten misleiden door begeerten, die u heel veel mogelijkheden plegen voor te spiegelen of door angsten, die u terughouden van zeer veel, wat misschien voor uw bestaan zelfs noodzakelijk is. Wijsheid is datgene, wat wij het meest nodig hebben. En het is juist daarom, dat ik met een grote vreugde onze gast van vandaag aan het woord laat. Een gast, die in een wat zonderling en in vele perioden sterk verschillend leven datgene heeft gevonden, waardoor hij zich nu toch de titel van meester ergens wel waardig toont: Wijsheid. Ik vraag uw aandacht voor onze gast van vandaag.
0-0-0-0-0-0-0
Gastspreker.
Wijsheid is glas. Glas waardoor je de werkelijkheid ziet, wanneer de gordijnen van eigenwaan terzijde zijn geschoven.
Ik heb heel vaak gemeend dat een mens niet kan bestaan, zonder dat hij eigenwaan had om zich op te baseren. Maar ik geloof dat een begrip voor verhoudingen niet bepalend kan zijn voor het gevoel van bestaan, dat in de mens leeft.
Als je een vlo neemt en je zet hem boven op een grote berg en je zegt tegen hem zo klein ben je, denkt u dat hij zal zeggen; ik voel mij machteloos? Hij zal zeggen; waar is voedsel. Want het ik is belangrijk, omdat voor het ik de eeuwigheid alleen bestaat, wanneer het zelf is.
Wanneer een mens kan worden uitgeblust als een stervend vuur, geeft het geen licht meer, is zijn bewustzijn geen erkenning. Wanneer een wezen in de schepping werkelijk zou sterven, zou God sterven. En wanneer God Zijn bewustzijn van een wezen zou wegnemen, zou het Al ophouden te bestaan.
Ik heb lang gezocht naar wetten, maar de mogelijkheden om de mens te kennen, de kosmos te kennen, iets te begrijpen van het grote beeld des levens en al wat daarmee verbonden is.
Ik was een dwaas. Ik dreunde de oude spreuken. Ik draaide de gebedsmolen. Ik sloeg in de nachten de tamboerijn om de duivels uit te dagen en mij vrijwillig aan hen te offeren. En uit mijn weten was het waanzin. Maar doordat ik duivels niet vreesde, doodde ik het duivelsbegrip in mijzelf en was het of mijn wereld ruimer werd. Ik zag niet slechts door de afstand verre, klein geworden bergen. Ik zag mijzelf, omdat ik de angst overwon.
Leven is een overwinnen van angsten. Want eerst wanneer het gordijn van de angst en het voorbehoud en het vooroordeel terzijde is geschoven, kan men zien door het glas, dat wij tijd en bestaan noemen, naar de werkelijke, de gefixeerde werkelijkheid, die de tegenpool is van al ons beweeglijk en denkend bestaan.
Ik heb als een automaat de slinger bewogen van de gebedsmolen, totdat zij rondtolde, en ik wist dat daarmede de spreuken niet herhaald werden. Maar ik heb gedacht, dat eigenlijk het gebed automatisch moest zijn, een onwillekeurige beweging. Want bidden is het erkennen van een relatie met het andere. En als ik mijn leven tot een gebed maak, behoef ik geen woord te spreken. De wil tot bidden is meer gebed dan elke openlijke erkenning van de Godheid op andere wijze. Want wij zetten tussen onszelf en de werkelijkheid het scherm van onze woorden, het scherm van onze beelden van God. En als wij daarvoor in de plaats zetten de monotonie van het eeuwig aangeroepen Juweel in de Lotus, wanneer wij de eeuwig herhaalde spreuk van de Godheid, de geheime naam (een van de vele) fluisteren, denken wij niet als mens. En als je niet denkt als mens, wordt God meer waar.
Het leven is een komisch drama. Zo nu en dan heeft het iets van het gruweltheater. En als wij goed toezien, ontdekken wij dat veel van de verschrikking een truc is, een trucage van toneelopbouw, van belichting, van handige verwisselingen en zeer plooibare acteurs. De scenery is voor ons bepalend. Wanneer het licht een rode gloed krijgt en de stemmen schel worden op het toneel, dan gaat er een huivering van spanning door het publiek. Maar is er werkelijk iets veranderd?
De wereld is een toneel, maar wat wij zien, zijn niet de mensen, Wat wij zien, is niet het wezen der dingen. Wat wij erkennen en wat wij zien, dat is de belichting van onze fantasie de gevormde sfeer en mening, die door anderen beïnvloed worden. Wij zien de menselijke waarden als zetstukken, die steeds verplaatst ons het idee geven van verandering. En wij zien als jeugd en ouderdom de onverschillige dingen, die een beetje grime en wat poeder op de pruik uitmaken.
Als u zo denkt aan het leven, zult u begrijpen hoe belangrijk het is te zien door het glas der uiterlijkheden heen te komen tot een beleven, een aanvaarden van een werkelijkheid Een beeld te vinden is altijd spelen met het onmogelijke om het mogelijke duidelijk te maken.
Maar wanneer ik de mens zie en ik let op zijn uiterlijkheden of ik luister naar zijn woorden, dan zal ik nooit die mens zelf zien. Maar als ik die mens zie en zijn aandacht is op mij gericht, dan is de wijze waarop zijn aandacht mij beroert de erkenning van die mens.
Het is als een vluchtige handdruk. Alleen de wijze waarop een hand gedrukt wordt, kan zoveel zeggen. Niet over de werkelijke mens, maar over zijn eigenschappen. In een handdruk kunt u veel leren over de lichamelijke gesteldheid van een mens. U kunt zijn aandacht voelen, de mate van belangstelling. U kunt heel veel daaruit leren.
God, een vreemd woord. Het is altijd weer le bon Dieu. Het is de goede God, die wij gebruiken als een uitvlucht, als een schild tegen al het onmogelijke, het onaanvaardbare. Maar God benadert ons. God is, kenbaar door Zijn handdruk, door het leven. Niet zoals wij het zien, maar zoals Hij het geeft.
De werkelijkheid van een mens ligt in zijn aandacht. Wanneer ik gevoel, dat ik aandacht heb voor het Oneindige en ik kan die aandacht daaraan geven, dan antwoordt het Oneindige met aandacht voor mij. Er is een wederkerigheid. En dit is het beginsel van alle wijsheid. Wijsheid is niet doen of laten. Wijsheid is het contact beseffen.
Er waren eens twee goede vrienden, handelaren, die over de grote bergpassen trokken. Zij brachten juwelen mee. Kostbare juwelen. En zij twisten erover wat schoner is, een diamant of een robijn. Maar wie kan zeggen wat schoner is?
Toen hebben zij dit beiden gebracht bij een oude Choichong lama, een oude eerwaardige abt. En zij vroegen hem wat het schoonste was. En toen zei deze oude wijze: Het licht. Want leg de juwelen in het donker en zij leven niet. Het is het licht, dat hun leven geeft.
Ik heb daar toen zeer veel over nagedacht. Ik heb geprobeerd om te begrijpen wat de waarde is, niet alleen van het bestaan, maar van alle dingen. En ik ontdekte, dat zoals de juwelen hun licht nodig hebben om te leven, de mens zijn besef nodig heeft.
Dat was een eerste stap. Het besef van de wereld bepaalt de waarde en de eigenschappen van de wereld. Dit kunt u uitstrekken van wereld tot God. U kunt spreken over mens en mens. U kunt zeggen mens en plant of mens er landschap. Besef is het licht.
Maar wanneer ik een diamant of een robijn bijzonder mooi wil zien, zoals handelaren dat wel tonen, dan neem ik een doek van zwart fluweel in een kamer, die bijna duister is. En ik laat door een kleine spleet een straal licht vallen op het juweel. En dan openbaart het zijn schoonheid.
Wie in overpeinzing en meditatie komt tot besef, neemt het licht weg om een object in zijn schoonheid te zien. Maar is het beseft in schoonheid, dan moet het met die waardering in het gehele licht beleefd worden. Een relatie tussen God en mens, een relatie tussen verschijnselen van het leven en onszelf, kan vaak bevorderd worden door ze afzonderlijk en zonder enige samenhang met het andere te beschouwen, te beleven, de geest daarin te doen zinken. Zijn zij erkend en gewaardeerd, dan. moet men ze terugbrengen in het geheel. Men moet ze terugplaatsen met de totale erkenning in het licht van de dag, in het gebeuren van alle leven.
Wanneer er een persoonlijke God is, een God zoals de mensen zich, die denken, dan zal Hij ook om Zijn schepping te kennen elk deel ervan afzonderlijk beschouwen en het beschouwd en gekend hebbende in het geheel samen plaatsen. Besef is de eerste waarde. En een juist leren beseffen van details, van enkele delen, is bepalend voor de wijsheid, waarmee men het geheel zal kunnen benaderen.
Maar wijsheid is niet alleen opgebouwd uit meditatie en waarneming. Want wanneer het licht zelf van kleur verandert, verandert de flikkering en flonkering van het juweel. Ik moet weten wat mijn licht is. Ik moet mijn besef erkennen, al kan ik het niet veranderen. Niet mijzelf dwingen tot het andere is wijsheid, maar het weten wat ik ben. En weten wat ik ben kan ik niet met woorden. Wanneer ik handel en ik voel dit is verkeerd, dan kan dit dwaasheid zijn.
Maar het is mijn licht, mijn besef. In mijn verschil tussen goed en kwaad, mijn verschil tussen het nastrevenswaardige en hetgeen ik eigenlijk niet nastrevenswaardig acht, ligt mijn wezen.
Ik openbaar mijzelf voortdurend door mijn bestrevingen en waarderingen wat ik ben. Wanneer u zegt: Ik zou zo gaarne geestelijk streven, maar helaas ik ben nu eenmaal een stoffelijk mens, ik moet stoffelijke dingen doen, dan veroordeelt u de materie. Maar wat is het verschil? Wat is de tegenstelling? Hebt u de tegenstelling begrepen, dan zal die tegenstelling niet alleen voor u gelden. Ze zal gelden voor al wat u ziet. Uw waardering is vaak een waardering van een ideaal, terwijl uw belevingen een is van een veel meer realistische werkelijkheid. Beleven en streven zijn twee dingen.
Toen ik pas begon bij de Jains, in Kualapux om na te denken, had ik vele dromen. Dromen over wat ik zou willen zijn en doen. En die dromen waren schoon. Maar als zij werkelijkheid geworden waren, dan zou ik uit onvrede misschien voor het leven gevlucht zijn. Toen besefte ik dat niet. Wij bouwen de dromen van een ideaal, van onwerkelijkheid. Dat is de ene kant van ons wezen. Wat wij doen is het tegenovergestelde van onze droom. En in dat tegenovergestelde vinden wij vrede en rust. Dat is onze werkelijkheid. Tussen deze twee ligt onze waarheid. En wie zijn waarheid beseft en uit die waarheid het leven beziet, erkent de werkelijkheid, de tijdloze werkelijkheid.
Er zijn vele kleine spelen, die kinderen soms spelen. Een ervan was: Neem 20 voorwerpen en bedek ze. Neem de doek weg en laat ze zien. Bedek ze na enkele seconden of een minuut weer en laat een elk tot in details beschrijven wat hij gezien heeft. Met enige oefening kan men misschien, 13 of 14 van de 20 beschrijven. Dan is men getraind.
Het leven toont ons steeds weer het onverwachte en wij zijn niet getraind en willen ons niet trainen. Wij zien dus wel veel, maar wij weten niet wat wij zien. Wij zijn als blinden. Om de waarheid te vinden al is het maar de eigen waarheid moet men leren zien. En als men niet veel kan onthouden van wat men beleeft, van wat men ziet, zijn er twee wegen: Men beperkt zijn beleven en zijn waarneming, zodat zij begrepen kunnen worden (iets wat ik gedaan heb) of men oefent zich om steeds meer te zien door steeds na te gaan, steeds weer, wat is gebeurd, wat is gezien.
Niet alleen het belangrijke, maar vooral het onbelangrijke. Uit de vele onbelangrijkheden van het bestaan wordt de waarheid van het bestaan gebouwd. Wijsheid is het begrip, dat belangrijke dingen uit kleinigheden zijn gebouwd, zijn geconstrueerd.
Het is moeilijk om wijsheid voor u te propageren, vrienden. Want velen van u zouden graag wijs zijn en anderen zonden het alleen met de emotie, met de gevoelens af willen doen. Maar als een persoonlijke beleving wijsheid is, dan is er geen maatstaf buiten uw werkelijkheid. Uw werkelijkheid. Dat wat voor de een verwerpelijk is, omdat zijn licht het afzichtelijk maakt, verkrijgt in het licht dat de ander projecteert wonderlijke schoonheid. Wie zal dan zeggen, wat de waarde is, zolang men het licht niet kent? Wie zal zeggen wat de veelheid is der dingen, als men zich niet de constructie van die eenheid kan herinneren?
Als men staat voor de Taj Mahal, dan is de indruk overrompelend. Ze is niet alleen vredig, maar ze is gelijktijdig vreugdig en bedompt. En waarom? Eerst als men ziet hoe de vrede, de vreugdigheid voortkomen uit de verhoudingen, men ziet hoe de samenvoeging van vlakken de vreugde geeft, tezamen met de kleur, de hemel, met de zon die ondergaat en men beseft dan hoe de vele kleine details, deze voortdurend weerkerende ornamenten, ergens toch dat gevoel van onrust geven, dan weet men wat de Taj Mahal is.
En waarom zou men zo kijken naar de grote bouwwerken van het leven en niet naar de kleine daden? Want zo’n bouwwerk is van een ander. Het is een impressie. Maar elke dag bouwen wijzelf iets. Haal adem en weet, dat je adem haalt. Haal je gejaagd adem, weet dan, waarom je bloed door de aderen heen suist met de honger naar zuurstof. Voel hoe de long zich niet volledig en rustig geheel vult, maar met kleine onvolledige vullingen de kramp van de borstkas doet ontstaan. Dan kunt ge wat doen. De wijze zegt; niets ik moet vermijden wat mij inspant. Hij zegt ik moet leren mijn ademhaling beheerst aan te passen aan wat ik doe.
En waarom alleen met de adem? Het hele tempo van het leven, al die dingen die wel lukken en niet lukken, ze zijn een kwestie van erkenning. Wat is datgene wat de mislukking brengt? Waaruit komt de onrust voort? Wanneer ik deze dingen heb leren zien, wanneer ik de details heb gezien, weet ik hoe ik veranderen kan. Een wijze kent zoveel onbelangrijkheden omtrent zichzelf, dat hij zijn, plaats in het belangrijke daardoor reguleren kan.
De geest wordt vaak zo belangrijk genoemd. En toch vraag ik mij af is geest belangrijk? Als je op aarde leeft, is het je geest, zo goed als je lichaam, dat denkt en leeft. Wanneer je geest en lichaam van elkander splitst, ben je op jouw wereld dood. Wanneer je streeft en je streeft geestelijk naar een kant en je leeft lichamelijk een andere kant, dan ben je geestelijk en lichamelijk dood. Je kunt ze niet scheiden.
Wijsheid is het vermogen om niet die dingen te scheiden, die onscheidbaar zijn, niet je te verzetten tegen de dingen, die onveranderlijk zijn.
Wijsheid is geen berusting. Misschien denkt men, dat een monnik in zijn cel gezeten in de eenzaamheid van een kleine hermitage rustig is, geen strijd kent. In hem worstelen alle indrukken van de wereld. In hem is zijn eigen behoefte en zijn eigen denken. En in zijn roerloos stil zijn ligt vaak een grotere strijd en geladenheid dan bij soldaten op een slagveld. Maar als hij een wijze is, dan vindt hij de balans. Dan kan hij de kleine invloeden die hem beroeren erkennen. Dan waardeert hij. Hij zal ze niet scheiden. Hij zal de wereld niet anders maken, maar hij zal zichzelf anders maken, zodat de wereld en zijn wezen in harmonie zijn.
En de ware wijze geeft zijn harmonie met de wereld niet door haar te wijzigen, maar door in haar iets van haar eigen verdeeldheid (het grote deel van het menselijk bestaan, van het wereldleven dat dood is) te verminderen. Volheid van leven, zonder de lacune van dode, van niet gekende of niet gewilde delen van het ik, dat is de volledige wijsheid van leven.
Ik vind het amusant met u te spreken over waarheid en wijsheid. Maar wat ik zeg is niet altijd waarheid en wijsheid voor u. Ik denk. Mijn wezen voelt een harmonie met u. Weet dat ik u verander of dat u mij verandert. Maar ik voel dat er een evenwicht is, waarin begrip kan bestaan. Maar toch is die wijsheid als ik ze u kan geven slechts een juweel in het duister, dat eerst gloeit door uw eigen licht. Niet wat ge nu ontvangt, maar hoe het leeft in het licht van uw bewustzijn, is belangrijk.
God ziet de wereld en de wereld ziet God. Als de wereld God niet Ziet, ziet God de wereld niet. Maar doordat zij gelijk zijn, is er het bestaan, het leven. Wanneer u wijsheid kent, vanuit uzelf erkent, dan is de kracht van die wijsheid in evenwicht met u. Er is een erkenning vanuit de bron van werkelijkheid naar uw wezen, als uw wezen de bron van werkelijkheid erkent. Maar waar u weigert te antwoorden, daar wordt de impuls teruggenomen en is ze als niet bestaand.
Menselijkheid is de eeuwigheid, gevangen in beperking van besef. Menselijkheid is een erkenning van de eeuwigheid en een verbreken van de beperking. Men komt niet tot het bovenmenselijke in werkelijke zin, maar van mens wordt men mensheid. Dat is wijsheid. Misschien is voor u dit alles niet interessant. U zult misschien meer geboeid zijn wanneer ik u zou vertellen. van de lange tochten door diepe bossen. De grote wegen met de bomen daarlangs geplant. Het trekken van de ossen. Het gaan van de draagstoelen. De deftige dames. De feeststoeten en de bruiloftsstoeten en die van de begrafenissen.
En toch is zo’n weg van India als een deel van het leven. Het is de jeugd. Het is de jeugd van de wisselende indrukken. Maar wie denkt aan elk detail apart en de weg niet kent, bereikt zijn einddoel niet. Wie niet ziet wat gebeurt en alleen de weg ziet, bij komt aan het einddoel en hij weet niet hoe hij is gegaan en waarom. Maar wie ziet hoe al deze kleine wisselende details de weg zijn, hij wordt een rijp mens, die in rijpheid weet, waarom hij jong is geweest.
En dan komt de tocht langs de bergen. Steeds verder en hoger schijnen de grenzen te zijn. De voeten worden moe op smalle sporen, de dorpen kleven soms ergens tegen een berghelling of liggen zo verdoken in een dal, dat je eraan voorbij zult zien. De lucht heeft een vreemd blauwe waas. Wat dicht bij je is, is veraf. Steeds vergis je jein omstandigheden. In hoogte en in de weg die je aflegt. Dat is het middendeel van het leven van de mens. Je hebt een vergezicht, maar je weet niet hoe ver het van je af is.
Maar als je enige tijd weg gegaan bent en je leert de kleine tekenen zien, dan kun je tot op een half uur zeggen, hoe lang het duurt voordat je een bepaald punt zult bereiken en je vergist je niet. Dan zie je een hoge berg en dan weet je dat er nog vele dalen zijn, voordat je aan de voet van die reus staat. Dan voel je of een ravijn doodloopt of dat het een redelijke doortocht is. En je voelt zelfs de huivering soms beschermend, soms dreigend die in die bergkolossen ligt. En je past op voor steenslag. Je gaat zorgeloos, want uit de kleine dingen heb je geleerd. En je gaat je weg met herinnering. Maar meer met het vermogen om jouw pad bewust na te gaan.
En dan komt de trektocht over de hoge passen. Want er zijn maar enkele passen. De weg is steil, rotsachtig, gevaarlijk. Soms zie je ineens de forten, die een grens bewaken, als vreemde uitwassen klevend tegen een steile klip. Dan is er de reuk van de dieren. Dan is er het getingel van een klok. Dan is er een roep van een drijver. Dan is er het kraken van de pakzadels. En dan, als je meent dat die weg eindeloos wordt, dan komt er een klooster. Een kleine en wat vuile stad mat wat vreemde, beleefde en eigenzinnige mensen. En je legt alles af. Niet alleen het vuil en het stof van de weg en de reis, maar je drinkt de thee, je eet wat je gegeven wordt, (een vrucht misschien, wat sampa) en dan wordt het stil. Dat is als de ouderdom.
In de stilte leeft eerst de weg, de weg van India, de weg van de bergen. Dan leeft niets meer. Dan ben je alleen en dan vraag je je af waarom je gekomen bent. En in de wanhoop van de verveling lees je boeken, die je niet helemaal begrijpt en ga je leren teksten te dreunen, die zinloos zijn. Je voelt je als een dwaas, als je voor het eerst staat naast een gebedsvaan, voor het eerst een gebedsmolen ratelend doet snorren, of misschien de kralen telt. Wie ouder wordt voelt zich een dwaas.
Maar als het stil wordt, zo stil dat hij leert te zien zonder te gaan, dan is er meer dan de wegen van India. Dan is het alsof er van de hele wereld af een roep komt van mensen of het gekrioel van de grote steden met de eenzaamheid van de vlakten samen stem krijgen. Dat is de spiegel waarin je ziet. En dan weet je; wat mij beroert is wat mij kent, wat in mij bestaat. En je ziet jezelf.
Dat mijne vrienden, klinkt interessanter. Maar dat is alleen de weg van een eenling tot wijsheid. Het is geen wijsheid. Wijsheid is niet het zien van de kleurige gordijnen, die wij het leven noemen. Het is het wegschuiven van de gordijnen om te zien door het glas de begrenzing van ons eigen wezen naar de werkelijkheid, die er achter ligt.
Wijsheid is een begrip. En misschien dat een mens, die niet die tochten maakt, die ik gemaakt heb, niet de woede van de zee heeft gekend, de kokende hitte van een te trots Brits Aden, de vreemde rumoerigheid van de wegen van India, maar die alleen gaat van de ene straat naar de andere, net zo ver kan gaan. Ik heb moeten leren, dat het niet de afstand is, die je aflegt volgens de mensen, maar de afstand die ligt tussen het punt van vertrek en de beschouwing op het punt van aankomst, die bepaalt hoe ver je gaat.
Wijsheid is een gevoel, zeker. Zeer zeker een gevoel, maar een gevoel dat kan worden uitgedrukt in een vaste verhouding tot het leven. Het is geen impuls, die steeds verandert. Het is een vast gevoel, dat sterker en sterker wordt, tot je in de dingen erkent, wat ze je altijd verhuld hebben.
En dan, wanneer je wijs bent, dan komt het ogenblik dat je God ziet, dat je voor het eerst het niets betreedt. Je bent niets en alle dingen. En er is niets, niets. En dit Niets is meer dan jij. Dat is het grote ogenblik.
Wanneer je weet dat je tegenover dit Niets staat, dat zich reflecteert in alle dingen en minder bent wanneer de wijsheid zover gaat, dat zij het onkenbare aanvaardt, zonder het te bepalen en het zo ziet, waar het zich uit dan kan de wijze binnengaan en weten in werelden, die hem gesloten zijn gebleven op aarde en in de sferen. En daaruit put hij dan niet weten en niet aanvoelen of erkennen van de krachten maar een evenwicht. Een evenwicht, dat wijsheid is in een aanvaarding, van het Zijnde en gelijktijdig in een scheppen van harmonie tussen ik en het Zijnde en daardoor in het Zijn zelf. En wie zijn harmonie geeft aan het Zijnde op deze wijze, is een met het Niet.
Dat is wat ik u te zeggen heb, vrienden. Niet veel. En toch de oogst van een heel leven. Mijn oogst is wat wijsheid, wat vrede, misschien wat wat u noemt geluk. Meer niet. Een kleine afstand op de grote weg. Een afstand, waarover ik u vertel, opdat u zelf die zult gaan. Ik ben zeer gelukkig met uw gastvrijheid en ik hoop, dat u mij niet in een te slechte herinnering zult houden.