10 februari 1964
Wij hebben vandaag niet de beschikking over een aantal gastsprekers, zoals de laatste malen wel het geval is geweest. U zult dus zeker wat het eerste deel van de bijeenkomst betreft met mij genoegen moeten nemen. Wanneer wij een gastspreker kunnen krijgen – dat is dus nog een vraag – dan zullen wij trachten deze onmiddellijk na mij te laten komen.
Wat betreft mijn onderwerp van vanavond zou ik willen ingaan op bepaalde innerlijke waarden van de mens en de praktische mogelijkheden, die ermee verbonden zijn.
Op het ogenblik dat je innerlijk bewust wordt, wordt de wereld anders. Je kunt niet zeggen hoe of waarom, maar ze verandert. Elke fase van innerlijke bewustwording betekent ergens een verandering van dat, wat rond je ligt. Je zou kunnen zeggen dat er kleuren vrijkomen, dat er nieuwe nuances komen in het gedrag van anderen, in de verschijnselen.
Wanneer wij vanuit onszelf die bewustwording doormaken, dan zulle wij maar heel zelden voldoende bewustzijn hebben om te begrijpen, wat er precies gebeurt. In jezelf zoeken betekent langzaam maar zeker je blik verruimen en een meer gespecialiseerde kennis verwerven omtrent jezelf, maar ook omtrent het leven. Hoe wij dat leven noemen is van weinig belang. Sommigen zeggen: Wij zoeken naar God, naar het Licht, anderen spreken over de Opperste Bouwheer, de Alkracht. De naam doet weinig ter zake. Het is het leven zelf, dat wij ontmoeten en dit leven zelf intensifieert ons eigen wezen.
Je leert jezelf kennen. Die zelfkennis is nooit volmaakt. Zij is zelfs voor een groot gedeelte niet waar. Het beeld dat je van jezelf maakt – zelfs wanneer je op je innerlijk pad al behoorlijk gestegen bent – bevat ongeveer 50 % zelfmisleiding. Het houdt echter nog niet in dat het daarom onbruikbaar wordt. Want dit beeld bepaalt onze verhouding tot de wereld. Naarmate wij meer besef krijgen van datgene wat in onszelf leeft, zullen wij ook in staat zijn om door onze visie op de wereld en onze reactie op de wereld, die wereld t.o.v. ons zelf anders te oriënteren. Wanneer ik de fijne tekens zie, die aan een ander voorbij gaan, ben ik, voor alle anderen geïnformeerd over mogelijke ontwikkelingen en mogelijkheden. D.w.z. dat ik nooit onvoorbereid er tegenover kom te staan.
Een van de meest tekenende verschijnselen is wel de gelaatskunde (men noemt het ook wel eens micro-psychonomie), waarbij de mens dus de kleine, haast onmerkbare veranderingen in het gelaat van een ander ziet. Hij kan daardoor een oordeel vormen, niet alleen over diens gezondheidstoestand, maar zelfs omtrent de verdere ontwikkelingen, die er te verwachten zijn maar uiterlijk nog niet kenbaar; over karaktereigenschappen die verborgen blijven; hij kan doorzien wat die mens denkt. Dan is hij daarmee nog, niet paranormaal begaafd, maar zijn wereld werd vergroot. En in deze vergroting neemt hij dus details waar, die een ander niet kent.
Ik geloof dat dit op het innerlijk pad een van de meest interessante verschijnselen is. Al het andere is een innerlijke kwestie. Het kan altijd nog weer voeren tot zelfmisleiding, zelfbedrog. En zelfs de reële confrontatie met het “ik” is voor menigeen een vlucht voor de duisternis, die hij ziet en niet een erkenning van de lichtende gestalte, die in hem woont. Maar wanneer je de wereld buiten je observeert en daarbij dus ziet hoeveel sterker die wereld kan reageren op jezelf, hoeveel sterker jijzelf reageert op die wereld, dan heb je enig besef omtrent datgene, wat je bereikt. Het kenmerk van alle geestelijke bereiking is een verscherping van waarneming en erkenning in de wereld.
Het zou wel zeer hovaardig van mij zijn wanneer ik alle stellingen, die hierop volgen, aan mijzelf zou willen toeschrijven. Ik geef er dan ook de voorkeur aan hier te constateren, dat ik uit vele citaten zowel van geestelijke meesters in de sferen als van bepaalde stoffelijke geheimleren put om u het volgende beeld te geven van deze innerlijke bewustwording, haar toekomende aspecten en vooral de uitwerking, die zij kan hebben op onze verhouding tot de sfeer of wereld, waarin wij staan en leven.
In mijzelf erken ik de wereld en in de wereld erken ik mijzelf. Ken ik mijzelf, zo zal ik de wereld kennen. Maar, wat ijk niet ken omtrent mijzelf, is het onverwachte noodlot, dat mij vanuit de wereld schijnt te treffen.
Hier wordt kennelijk de verhouding innerlijk bewustzijn en bestaan getrokken en uitgedrukt als een directe relatie, die onvermijdelijk en zelfs onveranderlijk moet zijn. De stoffelijke meester die dit aan zijn leerlingen voorlegde, zou zich ongetwijfeld verheugd hebben, indien het volgende door een van zijn leerlingen geantwoord werd:
Ik ben kracht. Mijn wezen is kracht, die zichzelf begrenst en zo een ego wordt. Maar mijn kracht is niet anders dan de kracht, die leeft, in de wereld. Wij zijn gelijk. Hoe meer ik denk aan mijzelf als een afzonderlijke eenheid, hoe sterker de wereld tegenover mij wordt. Want zie, ik word beheerst door de sfeer waarin ik leef, omdat ik haar niet begrijp. Maar zo ik erken, dat al wat in mij leeft in anderen bestaat, zonder aarzeling, erkennende; zo hier leef ik in alle wereld, zo zal de energie in mijn wezen bestaand en de energie daarbuiten bestaand niet verschillen van geaardheid voor mij. Ik zal putten uit de krachten buiten mij, en datgene wat buiten mij bestaat wordt in mij reeds gekend. Ik wandel in de tuinen van het paradijs. Doch wee mij, die ik grenzen stel. Want zie, gescheiden van de bron waaruit ik ben voortgekomen, mijzelf af zonderende uit de kracht waartoe ik behoor, word ik bedreigd door een buitenwereld, die ik niet begrijp en die door het onbegrepene de uitbeelding wordt van al mijn angsten.
Dit is een citaat, zo goed mogelijk vertaald uit gedachtebeelden uit een wat u zoudt noemen een lezing op de grens van de 4e en 5e sfeer. Het was uitermate interessant en ik geloof dat er ook voor u iets te leren is.
Naarmate men zich verder afzondert van de wereld, zal men die wereld minder begrijpen. Wij weten dat er heiligen zijn, die zich hebben afgezonderd van de wereld, om door haar niet te worden besmet. En zie, zij werden getergd door demonen in de holen en grotten, die zij tot woning maakten in hun kluizenaarsbestaan. Het is volkomen logisch, want wanneer wijzelf onvoldoende uitgaan tot de wereld, dan mogen wij ook niet verbaasd zijn als die wereld ons antwoordt met iets, dat demonisch en onbegrijpelijk is Ons innerlijk bewustzijn speelt. hierbij de rol wan monitor. Het is het innerlijk bewustzijn dat alles bepaalt, niet de wereld. Ons bewustzijn kiest uit de wereld, dat is waar. Maar zichzelf erkennende in de wereld, komt het tot een beter begrip van zijn eigen samenhang.
Dit kleine aanhalinkje uit een zeer omvangrijke gezamenlijke meditatie ergens in Zomerlandsfeer kan hier misschien een verdere verheldering geven:
Wanneer ik leef, zo zal mijn leven mij doen zien, wat ik ben. Ik ben zelf deel van de volmaaktheid en zou ik mij zelf volledig; in de wereld rond mij zien, niets zou mij onmogelijk zijn. Ik zou mijn wereld bewust scheppen. Wie echter niet bewust schept, ziet rond zich een wereld van schoonheid of vol afzichtelijkheid, al naarmate hijzelf zien kan, overgeven aan het ongekende of zich daartegen verzet. Het is echter niet ons doel te leven in een wereld van schoonheid of een demonisch bestaan te voeren. Ons doel is onszelf te zijn. En d.w.z. dat wijzelf onze wereld, bewust moeten scheppen en bewust moeten elimineren wat niet bij ons past. Wij kunnen niets vernietigen en wij kunnen niets blijvend tot stand brengen buiten onszelf. Maar in onszelf vormen wij de wereld. En zie, uit de verbondenheid die wij erkennen met wat rond ons bestaat, groeit onze beheersing.
In deze meditatie kwam nog veel meer naar voren, wat ik hier kortheidshalve maar achterwege laat. Stel u dus voor: Een geest in Zomerland. Deze geest leeft in een gelukzalige wereld, in een bestaan vol van schoonheid en vol van attracties. Al wat hij bemint is daar en meer dan dat. Maar hij is het nog niet zelf die wekt, wat hij begeert. Hij is het niet zelf, die in die wereld kennen leert, wat voor hem noodzakelijk is. Rond hem bestaat een wereld, die – naar hij meent – onaantastbaar is. Zo iemand kan een lange tijd gescheiden zijn van iemand anders, die hij bemint of wil ontmoeten. Is hij in staat om de beperking van deze gedachtebeelden te overwinnen, zo zal hij het contact onmiddellijk waarmaken. Dan zullen misschien daaromheen vele verschijnselen verdwijnen en de schoonheid van de tuinen en parken, de dorpen en woningen, de verre bergen en wouden valt weg. Deze vormen zijn een illusie. Daarvoor in de plaats komt de waarheid van het contact van ziel tot ziel.
Voor iemand die in Zomerlandsfeer leeft is dit uitermate belangrijk, uw wereld, waarin de gedachte veel langzamer vorm geeft aan de materie en waarbij veel meer gemeenschappelijke reacties gemoeid zijn, zal ongetwijfeld de waarheid hiervan niet volledig kunnen aanvaarden.
Maar wanneer u in uw gedachten steeds iets bouwt, dan maakt u het uiteindelijk waar, mits u consequent blijft. Een van de belangrijke meesters van de laatste tijd formuleerde dat als volgt: Wanneer ik voortdurend uitga van het standpunt dat ik goed ben en mijzelf dwing, daarnaar te handelen, zal ik vergeten hoeveel er slechts in mij woont. En zelfs wanneer het naar voren komt zal ik het maken tot een drijfweer voor het goede. Ik zal het goede bereiken uit het kwade, dat in mij leeft. En ik zal zo tenslotte – voor mijzelf goed zijnde – de ware vrede kennen, de geborgenheid waarin alle dingen één zijn en waarin alle openbaringen tezamen slechts één klein brokdeel zijn van de onmetelijke werking van de Schepper.
De gedachte van de illusie komt hier wel op de voorgrond. Ik weet dat ik niet goed ben, zo stelt deze man in feite. Maar ik handel steeds alsof ik goed zou zijn. En zo maak ik het mijzelf meer en meer mogelijk om toe te geven aan de disharmonische aspecten in mijn eigen leven.
In uw innerlijk bestaat precies dezelfde moeilijkheid. Wanneer u voor het eerst doordringt tot de werkelijkheid van uw bestaan, de gebruikelijke leugens en zelfrechtvaardigingen terzijde laat, is datgene wat wij zien niet erg verheffend om eerlijk te zijn, wij vinden onszelf vaak van binnen wel een beetje gemeen. Maar wanneer wij nu gaan zeggen: Ik wil goed zijn, ik zal in mijzelf het goede steeds waarmaken, dan zullen wij de disharmonische kanten – want dat is het kwaad – vanzelf verwaarlozen.
Dezelfde leraar, die ik zoeven al citeerde, stelt daaromtrent:
“Wie de harmonie vergroot, zal de disharmonie teniet doen. Doch wie zich wijdt aan het bestrijden van de disharmonie, vergroot haar.”
Een zeer belangrijk punt. Want in jezelf ben je zo vaak geneigd te zeggen: Wat zijn mijn fouten? Die fouten zal ik goed gaan maken. Maar het wordt een probleem dat steeds groter wordt, niet kleiner. Je worstelt met een bepaalde waarheid. Die waarheid is niet helemaal aanvaardbaar. Nu ga je kijken wat er niet aanvaardbaar is en de problemen stapelen zich op. Je ziet naar datgene wat aanvaardbaar is en baseert je daarop en de problemen verdwijnen.
Op die manier kun je dus voor jezelf al onnoemelijk veel doen. Maar dit is zelfs nog niet voldoende, want (en nu citeer ik weer een van de meesters in de sferen):
Indien mijn wezen de harmonie erkent, hoe zal dat, wat nu nog deel is van wat ik mijn wezen noem, disharmonisch zijn? Hoe zal ik ziek zijn, wanneer mijn wezen in zich alleen harmonie kent en gezondheid? Hoe zal ik kunnen lijden, wanneer mijn wezen in zich slechts de harmonie kent, die vrede is? Hoe zal ik bedreigd kunnen worden door sferen van duister, belaagd door onzekerheden, of mijn bereikte lichte wereld verliezen in een incarnatie, wanneer ik in mijzelf harmonisch ben? Want zie, mijn harmonie beheerst mij. En waar zij mij beheerst zal zij de wereld beheersen, die mij beroert. Niet kan ik het Al veranderen, maar wel plaats daarin zo bepalen, dat het Al mij de bevestiging is van de grootheid en rust, van de vrede en harmonie, waaruit de kosmische wetten zelf zijn voortgekomen.
Een citaat dat voor u waarschijnlijk meer interessant is dan praktisch. Maar als u het even gaat toepassen op uzelf, dan blijkt de grote vraag voor u niet meer te zijn of u de wereld kunt beïnvloeden, want u weet zelf dat de mens, die innerlijk rust en vrede heeft, ontzettend veel kan dragen wat een ander ondragelijk of lijden vindt en er gelukkig mee kan zijn. U hebt voor uzelf ontdekt dat uw eigen stemming, alleen het kan doen lijken of alles rond u anders is. En dan kan de regen vrolijker zijn dan de zonneschijn. En dan kan een moeizame taak meer vreugde en meer kracht in houden dan de grootste luxe en de grootste rust. En vanuit dat standpunt dient u het voorgaande te beschouwen.
Ik ben zo vrij mijn eigen commentaren hier iets verder uit te werken. Wanneer ik harmonisch ben, maak ik de wereld harmonisch. Wanneer mijn bewustzijn groter wordt, leer ik die wereld beter kennen. Zoek ik daarin naar de harmonie, dan zal die wereld het harmonische dat mij beheerst overnemen, voor zover het mij betreft. Het is niet mogelijk om de gehele wereld zonder meer tot harmonie te bewegen. Je kunt een ander niet uit zijn disharmonisch bestaan losmaken en geheel opnemen in je eigen harmonie. Maar wat je wel kunt doen is door je eigen nabijheid een ander harmonie doen kennen. Door je eigen bestaan alleen de gevolgen van het disharmonische verminderen of wegnemen, totdat anderen zelf weer disharmonieën wekken.
Dit is een belangrijk deel van het bewuste menselijke leven en werken. Wanneer wij met onszelf worstelen, wanneer wij onenigheden kennen, wanneer wij misschien vanuit ons eigen standpunt bepaalde praktijken niet meer of juist buitengewoon belangrijk gaan vinden, dan zou dat kunnen betekenen, dat wij ons afsluiten van de wereld.
Er zijn mensen die zeggen dat drinken een doodzonde is. Ze willen niet meer drinken, ze bestrijden alle drinken. Dat is helemaal niet zo erg, maar daarmede werpen ze de wereld van het gezellige drinken terzijde. Ik wil u niet aanmoedigen en alcohol te gebruiken, integendeel. Maar wanneer u het doet op deze wijze, dan behoeft u zelf niet te drinken, maar het begrip voor de anderen maakt dat uw aanwezigheid voor hen een beperking is van hun dranklust en gelijktijdig een vergroting van de gezelligheid en de vreugde die zij mede daardoor waarschijnlijk verwachten. U kunt ze uittillen boven de verdwazing, de halve roes, die velen voor vreugde aanzien en daarvoor in de plaats stellen een meer reële, spontane en werkelijke vreugde, die uit uzelf voortkomt. Maar dat kunt u alleen door die ander eerst te aanvaarden. En door ook die drang te aanvaarden.
Wanneer je de duivel – zo zegt een wat oudere monnik -, een van Ambrosius, – die later kerkvader werd -wanneer je een duivel in vriendschap aanvaardt zonder van hem iets te begeren, zo zal hij vroom zijn in uw nabijheid en zielen redden tegen zichzelf in, want hij verlangt naar vrede en de vreugden des hemels en vindt die, waar gij zijt en deze in u draagt.
Een wat typische stelling, maar een begrijpelijke stelling. Het kwaad wordt tot nut op het ogenblik, dat de bewuste het verandert. Hoe kan ik u dit nog duidelijker maken? Er zijn zeeën van voorbeelden te vinden, maar ik geloof niet dat u daarmede gediend bent, want dan zoekt u het voorbeeld te volgen en vergeet misschien de sin. Laat mij het u zo zeggen: De eerste stappen op het innerlijk pad zijn vaak ontstellend. Een verder zoeken betekent steeds weer: de illusies omtrent jezelf verliezen. Het betekent inzicht krijgen in eigen schijn vroomheid en schijnheiligheid. Dit betekent eveneens de achtergronden zien van eigen zonden en eigen losbandigheden. Door dit inzicht alleen, door dit begrip, kun je het positieve dat in al die dingen kan schuilen, naar voren brengen. Je kunt dan voor jezelf zeggen: Het Goddelijke (het werkelijk scheppend patroon) ligt in mijn wezen binnen positief en negatief op een wijze, die volgens mijn bewustzijn zo en zo is. En dat is nu het belangrijke: Volgens mijn bewustzijn.
Mijn bewustzijn maakt het mij dus mogelijk en een grondslag te scheppen, waarop ik verder kan leven met een uitschakeling van het begrip kwaad. Met een uitschakeling van de begrippen van zelfverwijt, zelfminachting, zelfverwerping. Alle krachten van het “ik” en alle bewustzijnskrachten daarin gelegen zijn nu gericht op het “goede”. En dat goede staat tussen aanhalingstekens, want het is ook een beperkt begrip, maar het maakt ons sterker.
Het goede dat ons beheerst zal ons niet veranderen. Een eigenwijs mens blijft een eigenwijs mens, ook wanneer hij naar het goede streeft. En een dwaas mens zal dwaas blijven in zijn uitingen, ook al wordt de wijsheid die daaraan ten grondslag ligt steeds groter. Maar hij is nu één geheel. De kracht van zijn wezen is groter. Zijn gevoel van verbondenheid met het Al groeit met de dag. En hij zal bij elk innerlijk onderzoek, bij elke confrontatie met een innerlijke werkelijkheid en een innerlijke god opnieuw het doel goed nog verder definiëren. Zo hoeft hij toch vreugde en vrede met zichzelf. Al wat hij aan energie bezit wordt naar buiten uitgestraald.
D.w.z. dat alles wat binnen zijn bereik komt, of dit nu materie is, een dier, een plant of een mens of misschien een natuurgeest of een geest uit een andere wereld deze uitstraling zal ontmoeten en erkennen. En zoals hij in zichzelf het goede wekt, wekt hij dit ook in anderen.
Men kan dus het beste, dat in alle wereld leeft en schuilt, wekken door in zich bewust slechts het goede na te streven. De praktische relaties, die ik hier heb getracht enigszins weer te geven, gaan natuurlijk verder. Veel verder dan in die zinnen alleen naar blijkt. In de sferen vinden wij bv. reeksen van leringen, die eigenlijk bestemd zijn voor hen, die een taak tussen twee werelden vervullen.
Men zou kunnen zeggen: Een lezing, waarin de harmonie van eigen wereld plus andere werelden (hoger of lager) wordt uitgedrukt in zekere beelden, in formules, in kleuren. Degenen die dit ondergaan verwerven daarmee een steeds beter begrip voor de mogelijkheden, die zij in zich dragen. Voor hen liggen de werelden niet meer zo ver uit elkaar; ze zijn in staat deze eenvoudig te benaderen.
Het is hierbij opvallend dat onder deze leraren, die soms tot de hoogste sferen behoren, er zijn die zonder enige aarzeling of oponthoud zich kunnen verplaatsen tot de laagste sfeer of zich in de stof kunnen uiten op elke wijze, die zelfs maar voor een normaal aardgebonden geest nog bereikbaar is en wel zonder dat zij hierbij iets van hun werkelijke persoonlijkheid, hun eigen uitstraling prijsgeven. De beperkingen die optreden zijn die van de wereld of van de uitdrukkingsmiddelen, waarover ze beschikken. Uit deze leringen dan zou ik nu graag achtereenvolgens een hele reeks citaten geven.
Groeien wil niet zeggen: Achter je laten. Het is steeds meer in jezelf bevatten. Wie hoger wil stijgen, zal vallen. Wie groter wordt, valt nooit en bereikt de hoogste top.
Wie ik ben is niet belangrijk. De kracht die in mij leeft; is belangrijk. En deze kracht is overal gelijk. Hoe zou ik dan anders kunnen zijn wanneer ik mij op deze kracht baseer?
Afdalen en stijgen, het laagste en het hoogste, zijn. In wezen aan elkaar gelijk. Wie het hoogste beseft, erkent het laagste. Maar wie erkent, moet aanvaarden. En wie aanvaardt, leeft in het hoogste en het laagste gelijkelijk.
Zoeken naar hogere waarheid betekent vaak de moed hebben om terug te gaan. Want daar, waar men het onbegrepene achter zich laat, zal men terugkeren om begrip te vinden.
Slechts wie begrip heeft, kan groeien.
( Het begrip groeien wordt zowel gebruikt voor het opschieten van b.v. een boom als voor het steeds meer uitzetten van een sfeer of van een bol, die daardoor een steeds groter aantal verschijnselen binnen zich bevat. ) De leringen stellen verder:
Een ieder is steeds groter dan hij beseft. Zijn gebruik van zijn mogelijkheden is altijd geringer dan hij beseft. Dit te aanvaarden is de eerste stap naar de vereniging van werelden. Want beseffend hoe gijzelf groter zijt dan gij vermoedt, zult ge durven gaan tot het uiterste van uw kunnen en uw vermogens. En zie, deze uitersten blijken normale middelen en mogelijkheden te worden. Wie vreest tekort te schieten, schiet reeds tekort.
Wie echter erkent dat hij met zijn beperkte middelen het beste resultaat voortdurend nastreeft en bereiken zal, maakt zijn stellingen waar.
Mede als een voor u interessant punt het volgende:
Zo gij afdaalt naar een lagere wereld en u voedt met hetgeen men daar eet, zo zult ge aan die wereld gebonden zijn. Maar indien gij beseft dat gij u voedt met hetzelfde voedsel waaruit gij steeds leeft, met dezelfde kracht die uw wezen uitmaakt, zal niets u binden.
Weet daarom, dat al wat gij zijt en zult zijn deel is van uzelf, niet van de wereld die gij beroert. Zo zult ge sterk zijn. En zie, uw licht zal anderen wekken tot het besef van de kracht, die in hen leeft.
Dit is een citaat uit een lering over het afdalen naar betrekkelijk lage sferen en degenen, die daar sluimeren in hun eigen angstdromen, te wekken. Misschien vraagt ge u af wat dit met de innerlijke weg te maken heeft. Ik kan u verzekeren dat het de zuiverste esoterie is, want het is een weergave van uw wezen, ook al beseft ge dit niet. Het is uw eigen streven en pad dat hierin omschreven wordt, ook al drukt gij dit gewoonlijk anders uit. We vervolgen:
Kracht is betrekkelijk. Hij die strijdt, verliest aan kracht. Wie lang genoeg strijdt. gaat onder. Hij die echter aanvaard, en in zich tot harmonie brengt neemt kracht tot zich en wordt steeds sterker. Neem daarom datgene wat onaanvaardbaar lijkt tot u, maak het deel van u en erken het goede daarin. Zo zult ge krachtig zijn en zonder gelijke onder hen, die nog niet vorderden tot het ware licht.
Alle leven is het samenvoegen, van elementen. Gij zijt bepaald. (Als opmerking hierbij: gij zijt dus a.h.w. vastgelegd in uw uiterste mogelijkheden.) En bepaald zijnde kunt ge niet wijzigen wat in u leeft. Maar ge zult wat in u leeft samenvoegen tot het een harmonische uitdrukking, is van uzelf, opdat ge waarlijk één moogt zijn met het Hogere.
Al wat in uw leven en bewustzijn bestaat is een element (bouwsteen, kunt ge ook zeggen) Voeg deze niet samen naar de grilligheid van uw ogenblikkelijke wensen of alleen in overeenstemming met de wereld, waarin gij vertoeft, doch vraag u steeds af: Is dit in mij vrede? En zo ge “ja” zegt, voeg samen en scheid niet meer. Want zie, wat samengevoegd is, is harmonisch en door het te scheiden schept men disharmonie. Breek niet af wat ge gebouwd hebt, opdat ge niet zult ondergaan in uw onvermogen. Doch bouw verder en voeg toe in harmonie al, wat ge in uzelf erkent. Sluit niets van uw wezen of uw wereld uit, maar voeg het samen in een juist patroon, dat vrede betekent en waarin ge de gelukkige. rust kent van hen, die zeker zijn van zich en hun God.
Hierbij wil ik dan deze kanttekening maken: Ongeacht de uitdrukkingswijze, die – doordat het een beeldende gedachte is – moeilijk voor mij geheel is weer te geven, wordt hier dus geduid op het feit, dat alles zijn betekenis heeft. Wanneer men zich daarover opwindt of er zich tegen verzet en niet gelijktijdig beseft, dat dit alles maar een uiterlijke zaak is (dat komt er dus bij), dan zal men daardoor proberen en elementen, die eenmaal in dat ik waren samengegroeid, weer op een andere manier te groeperen.
Het komt er op neer dat je jezelf niet kunt veranderen. Wat je bent, ben je door een zeer lange bewustwordingsgang, die een mens en ook een geest in menige sfeer niet volledig kan overzien. Wanneer je nu probeert om jezelf te gaan veranderen, dan haal je dus die oude bouwstenen uit elkaar, maar je weet niet wat je aantast. En soms zou je juist dat ene punt willen veranderen, waardoor alle innerlijke schoonheid, die je bereikt had, verdwijnt; waardoor de hele basis van je leven wegvalt. en dat zou dwaas zijn. Je moet verder bouwen aan datgene wat je gebouwd hebt.
In dit verband zegt men vaak, dat het karma is: Het uitboeten van het verleden. Ik zou eerder zeggen: het begrip verwerven omtrent de harmonische mogelijkheden van het verleden en het juist invoegen van de daarin gewonnen waarden binnen het heden.
De spreker (of denker, dat is juister) probeerde de mens te doen inzien, hoe belangrijk het voor hem is en steeds voort te bouwen aan zichzelf zonder daarbij ook maar iets van zichzelf terzijde te zetten en een continu streven te kennen. Hoe belangrijk in de ogen van velen – ook in die van de hoogste meesters – dit voortdurende streven is, zal blijken uit een paar citaten, die ik u zo dadelijk geef. Zij zien dus ons hele levensproces niet als een te hooi en te gras zoeken naar een waarheid, die ons volmaakt zal doen zijn, maar als het opbouwen van een persoonlijke waarheid, die a.h.w. proportioneel beantwoordend aan de kosmische werkelijkheid, de volmaaktheid in ons doet geboren worden. En dat is heel iets anders. Over die continuïteit van streven dan werd op aarde door de laatste wereldleraar het volgende gezegd:
Wanneer gij een wat bergop rolt en ge staakt uw pogingen, dan wordt het uw tegenstander. Laat ge het los, het keert terug, tot zijn punt van uitgang. In uzelf is veel, dat inertie bezit.
Door uw streven brengt ge het in beweging. Staak dit streven niet meer. Zelfs indien ge ontdekt dat het gekozen pad niet volledig mogelijk of juist is, streef voort net een zo gering mogelijke afwijking van het oorspronkelijke.
Het is heel belangrijk wat hier gezegd wordt. Het gaat hier om de neiging die wij hebben en bij het bereiken van dat, wat wij zien als een doodlopend slop, te zeggen: we houden er nee op of we beginnen helemaal ergens anders. We hebben dat in de geest net zo goed als bij u op aarde. Maar deze leraar, die dan toch voor mensen sprak en niet eens voor geesten die toch veel meer mogelijkheden hebben, durfde zeggen: Wanneer je ziet dat het dood loopt, dat je niet verder kunt, zoek de dichtstbijzijnde weg, maar onderbreek geen ogenblik je streven. Hij achtte het belangrijker dat het streven voortging, dan dat men eens rustig poolshoogte ging nemen: wat nu? Dat wordt zoveel te begrijpelijker, wanneer ik hier een van de leraren uit het grote witte licht mag aanhalen met leringen, die wederom werden gegeven op de begrenzing van 4e en 5e sfeer.
Zo gij een ogenblik ophoudt met leven, begint gij te sterven. Leef dus voort. Niet aanvaardend de stille rust waarin uw wereld ondergaat, maar het voortdurend leven waardoor een nieuwe wereld voor u opengaat. Alle dingen zijn in voortdurende beweging.
Alle krachten en alle leven ontwikkelen zich volgens een plan, dat is gesteld. Zo gij uw streven staakt, verandert gij uw eigen verhoudingen tot al wat rond u is. En de harmonieën, die eens uw kracht vormden, kunnen tot disharmonieën worden, die u vernietigen. Ga voort op de weg, die gij gekozen hebt en ga deze weg met alle middelen, die u in wereld en sfeer ten dienste staan, want in het streven zelf openen zich de werelden waarnaar ge nu verlangt .
Een lering uit een andere sfeer sluit hier goed bij aan:
Het pogen zelf is de harmonie, die wij winnen of de bevrediging, die wij vinden. Het is niet de bereiking of de voleinding, doch het is het voortdurend streven. Zo wij zoeken naar grotere vrijheid en grotere volmaaktheid, zo kunnen wij deze gewinnen door te streven; maar op het ogenblik dat ons streven gestaakt wordt, gaan zij teloor. Zo uw wereld fade en dof wordt, keer terug tot een lagere wereld, die voor u leeft, of werp alle vorm terzijde en tracht voort te leven zonder deze, opdat de nieuwe wereld u aanvaarde. Wie rust, zal zijn verdienste teloor zien gaan. (Noot; Met verdienste. wordt hier waarschijnlijk vordering bedoeld. De uitdrukking in beeld was het stijgen van een engel langs een soort Jakobsladder. )
Ten laatste wil ik dan nog een lering citeren, die behoorde tot het grote kader van de Witte Orde, de Witte Broederschap. Hierin worden – zoals u weet – leringen gegeven voor adepten in geest en stof. En ook voor hen kwam dit begrip van continuïteit sterk tot uiting in de uitspraak van de grootmeester celebrant uit de sferen, die de uitstorting van licht tot stand had gebracht. Zijn gedachten mogen als volgt worden vertaald:
De hardheid, waarmee wij soms door het leven onze weg zoeken, is noodzakelijk. Want de hardheid wordt voor ons de reinheid van ons streven. En het is deze reinheid, waarin de oprechtheid van ons wezen harmonie en vreugde vindt. Laat ons nimmer vragen: Is ons streven hard of is het lieflijk en zoet? Doch laat ons slechts vragen; Gaat ons streven voort?
Want het is ons bereiken, waarin onze kracht ligt en het voortdurende streven stapelt bereiking op bereiking en doet ons sfeer na sfeer en rassenbeperking na rassenbeperking overwinnen. Ik zeg tot u: Gij leeft uit de Grote Liefde en in liefde is uw leven dienend opgedragen aan allen. Maar in deze liefde zelf moogt ge niet aarzelen of teruggaan. Ga uw weg voort, zonder aarzeling; en wees daarin steeds vol van goede moed, omdat ge erkent: Innerlijk harmonisch, harmonisch met de wet en ontvangend de krachten der grote harmonie handel ik niet verkeerd.
Ik wil dit laatste citaat, waarmee ik dus mijn reeks van citaten besluit, ook graag even toelichten. Heel vaak zijn de dingen, die je moet doen en dus met God en de goddelijke wet in overeenstemming te blijven, vanuit een menselijk of geestelijk standpunt ergens hard. En zeker voor de Witte Broederschap kan het heel hard zijn, wanneer ze dus het lijden van heel grote mensengroepen moet tolereren of zelfs eenvoudig tot uitbarsting brengen, alleen en daarmee het gestelde doel te kunnen bereiken. Men doet dit niet met vreugde. En nu komt deze grootmeester en die zegt: Ja, maar dat is niet belangrijk. Wij kunnen alleen maar beantwoorden aan God. En die God is voor ons een liefdevolle Kracht. Die goddelijke Liefde drukt zich uit in een wet. Deze wet is dus de goddelijke Liefde. Wanneer wij de vervulling van die wet mogelijk maken ook al is zij voor anderen hard zo dienen wij in liefde. Maar op het ogenblik dat wij die wet trachten tegen te houden, ontnemen wij anderen de corrigerende werking van de goddelijke Liefde en verliezen niet alleen wijzelf kracht en mogelijkheden, maar ook die anderen. En daarom moeten wij doorgaan. In onszelf is een zekere hardheid nodig, niet als een begrenzing tegen de buitenwereld, maar als een vastheid van erkenning en voornemen, waardoor ons streven binnen de kosmische wet en ordening voortdurend wordt bepaald.
Kijk vrienden, dit alles heb ik u voorgelegd, omdat – zoals ik u aan het begin reeds zei – helaas geen groteren aanwezig waren en een boodschap te geven. Ik heb mij gebaseerd (althans zoveel mogelijk) op datgene, wat die groteren wel geven, (wat zij geven aan ons en wat zij ook aan de wereld geven) om u zo misschien het verlies van weer een eerst en direct persoonlijk contact met een grootmeester te vergoeden.
Ik weet echter, dat je al dienende al is het alleen maar door je persoonlijkheid en je eigen straling de mindere bent van elke grootmeester. En daarom ben ik heel erg blij dat na deze onvolmaaktheid van uitstraling, die ik dan heb gebracht (hoezeer mijn boodschap voor u misschien begrijpelijker en redelijker is dan de zijne), een grootmeester zich verwaardigd heeft om toch ook tot ons te komen en daarmee ook tot u en aan hen geef ik nu het medium over.
Ik hoop dat het volgende voor u veel licht en veel kracht mag betekenen.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Uit de vele leringen, die u steeds weer ontvangt, zult u zich beelden vormen van meesters, van waarheid en van de Schepper Zelf. Maar hoe vaak dwaalt de mens niet af van de feiten en de werkelijkheid, die hem gegeven worden.
Ik heb eens tot de mensen gezegd: Zo gij met iemand gaat op de weg, wees hen haastig welgezind, opdat hij niet uw vijand zij, wanneer gij het einddoel bereikt. En onmiddellijk heeft men daarvan gemaakt de noodzaak en de doden te eren en voor hen te bidden. En toch waarlijk, een levende ziel of geest, een levende mens die het lichte zoekt, is mij liever dan alle doden ter wereld. Want de doden die niet leven zijn als stof, weggeblazen door de bergwind.
Maar zij die leven in geest of in stof, zij gaan voort op hun pad en wie met hen gaat moet zoeken naar de eenheid en de kracht, waardoor een steeds grotere band ontstaat.
Twee mensen gingen uit en gezamenlijk een lange weg af te leggen. En zie, de eerste sprak: Ik ben dorstig. En de tweede zei: De bron is ver. Laat ons verder gaan. Toch hadden zij water genoeg in hun kruiken en zakken. Hadden zij een geitenvel vol geofferd om de dorst van de een te lessen en de ander te verfrissen, zij hadden hun doel bereikt. Nu streden zij met elkaar en zie, zij bereikten zelfs de eerste bron niet. Want in hun strijd ging het water teloor en verdorstende erkenden zij, dat zij gefaald hadden.
Dit is altijd weer het lot van een mens, die niet begrijpt waarvoor de strijd geschikt is. De strijd is niet de strijd tegen de mens. Het is de strijd tegen de wereld, die die mens zou kunnen weerhouden. Met mensen en met alle krachten van de geest, met al wat waarlijk leeft, moeten wij harmonisch en vriendelijk zijn. Heb ik niet gezegd: Zo gij uitgaat met een vriend, wees getrouw aan uw eed. En zo gij strijdt tegen de vele goden, strijdt niet tegen hen, die wij dienen. Sla hen neer, wanneer zij hun goden stellen in plaats van de ware God. Maar erken hen en zie hen als broeders. Eer hen zelfs, wanneer zij hun vele goden laten erkennen dat gij waarheid draagt.
Ik weet dat de gedachte aan een strijd voor de meesten van u tegenwoordig onaanvaardbaar is. Maar de strijd die ik heb gepredikt, de heilige oorlog, waarvan ik de mijnen heb gezegd: hij is noodzakelijk, was niet een oorlog tegen mensen. Hij was de voortdurende en de felle strijd tegen het menselijk onbegrip, tegen de miskenning van mens en mens. De kracht wan de geest is de kracht van de eenheid. Hoe wilt ge binnengaan in een paradijs, wanneer ge aarzelt? Hoe kunt ge eenzaam een reis volbrengen door een gebied, waar rovers zijn? Dat heb ik hen geleerd en dat wil ik ook u leren wanneer het mogelijk is.
Het is gemakkelijk en te spreken in de oude termen en u zo misschien een zekere bijgelovige eerbied af te dwingen. Maar er is meer dan eerbied. Ben ik uw eerbied waard? Neen, ik ben uw broeder. En zo gij faalt, faal ik in en door u. De strijd die ik voer is niet de strijd tegen u of uw onvolmaaktheid. Het is de strijd tegen al, wat ons onvolmaakter doet zijn dan noodzakelijk is.
De wereld heeft vele wetten getekend en ik heb de mijne daaraan toegevoegd. En toch waren mijn wetten geen eeuwige wetten, onveranderlijke waarheden, zoals men ze gemaakt heeft.
Ze waren een poging om de. rechtvaardigheid en de eenheid van de mens sterker uit te drukken. Om hem te maken van een die strijdt tegen alles, tot een die mét alle mensen strijdt tegen het enige, dat overwonnen moet worden: De voortdurende onrust en onvrede, die de mensen verteert, die hen afgoden doet stellen voor de waarheid en die hen waanideeën doet verheerlijken, omdat zij de werkelijkheid vrezen.
Gij zijt mensen van een andere tijd. Gij zijt. sterker. Of beseft ge dit zelf niet? Maar waar is uw kracht, indien gij strijdt tegen elkander? Wanneer ge elkander in haat, in bezitszucht, in jaloezie achtervolgt? Wanneer ge elkander tracht te ontnemen wat ge bezit? Wanneer ge meent dat ge meer moet zijn dan een ander, of dat een ander nederig moet zijn tegenover u? Dan verdeelt ge waarlijk de mensheid en dan gaat ge eraan ten onder. Maar indien ge de eenheid, de gelijkheid, de volkomen noodzakelijke eenheid van alle mensen beseft. dan kent ge de enige weg van de harmonie, de enige weg van juistheid, de weg van de ene God.
Want waarlijk, zie, er is maar één God en in één kracht uit Hij zich over alle werelden. En in één Kracht en Waarheid drukt Hij zich uit: De volkomen samenklank van al, wat er bewust is in Zijn schepping. Dit is voor mij het belangrijkste geweest in het verleden en dit is voor mij in deze tijd belangrijk.
Waarom zijt ge verdeeld tegen uzelf en tegen anderen? Waarom meent; ge, dat gij de waarheid bezit en een ander niet? Zo die ander een waarheid kent, zo zeg ik u, is hij uw meerdere, zolang gij nog twijfel in uzelf draagt. Want het is niet de vorm van zijn waarheid die belangrijk is, naar dat hij ene waarheid kent. Want alle paden leiden naar het paradijs en alle sporen der eeuwigheid gaan door de hemelen tot het Hoogste. Maar de mens, die tegen zich verdeeld is, de mens die meerdere goden erkent en meerdere doeleinden nastreeft, hij is een dwaas. En tegen zijn dwaasheid, niet tegen zijn wezen moeten wij strijden.
Ik kan moeilijk de vaan heffen, zoals ik dat eens heb gedaan. De tijd is veranderd, de mensheid is veranderd en ook ik ben veranderd. En toch is er iets in mij, dat zich verzet tegen de al te zoetsappige eenheid, die men uiterlijk bewaart, terwijl men innerlijk verdeeld is. De schoonste dieren kunnen soms gif dragen. De schoonste eenheid, die niet innerlijk is geleefd en gekend, draagt in zich een gif en is een gevaar voor een ieder.
Laat ons bouwen vanuit onszelf en laat ons niet schuwen en anderen, die misschien anders denken, anders zijn dan wij, te zien als medestanders. Met tweehonderd ging ik in de woestijn, tweehonderd, die geloofden. En toen de tenten van mijn leger geteld waren, waren het er zevenduizend. En zij geloofden niet. Maar zij hadden een doel en dit verenigde ons. Er was een eenheid, sterk genoeg, een eenheid uit eigenbelang, uit geloof, uit gezonden zijn en uit afgunst. Wij waren sterk genoeg om een stad te doen vallen. Sterk genoeg en een tempel van de Ware God te reinigen van de afgoden, waarin de mensen hun eigen onvolkomenheden verborgen en eerden.
Ook gij zult rond u veel zien, wat ergens niet aanvaardbaar is. Tot Hedriz heb ik gezegd: Ik ken uw roversaard en uw begeerte. Leen mij uw zwaard en volg mijn vaandel. Zegt gij tot de wereld rond u, ook wanneer zij anders is en denkt en anders begeert of gelooft dan gij, maar hetzelfde doel kent en uw doel wil dienen: Leen mij uw zwaard en ga met mij. Laat de geschillen, die de mensen verdelen, vallen. Laat de verschillen, die de mensen elkander met afgunst of wantrouwen doen bezien, wegvallen. En stel daarvoor in de plaats dat ene: Wij hebben een doel! Het doel van deze wereld is gelegen in de vernieuwing . De vernieuwing die wij in deze tijden met alle kracht trachten waar te maken. Een kracht, die soms hard is en fel als een zwaard, gehard in. Damascus. Een kracht, die soms zacht is en lieflijk als de zang van een vrouw in de avond. Een kracht die een doel heeft: te zuiveren wat nog onrein is. Weg te branden de waan daar, waar werkelijkheid beleefd en aanvaard kan worden. Gezond te maken wat ziek is en de zwakten weg te vagen, opdat de mensheid sterk moge zijn. Opdat de geest in een wapenrusting van kracht alle sferen en werelden kan doorschrijden, tot zij haar bestemming gevonden heeft. Hard, zal ook in deze tijd vaak de strijd zijn. Maar het is de strijd tegen datgene, wat wij moeten veranderen; niet tegen datgene, wat gij niet aanvaarden kunt.
Of gij gelooft aan Jezus of aan een andere profeet is niet belangrijk, zolang gij streeft naar dat ene : De grote Broederschap, het samenzijn en samenleven van allen. Soms ….. soms droom ik terug. Dan zou ik weer op mijn doen dwazen heilig genoemd paard vooraf willen gaan in de karavaan der mensheid, die trekt naar een bestemming die zij nog niet eens kent. Maar voorbij zijn die tijden. Visioenen zou ik willen weven. Visioenen van een stad in vrede. En die stad van vrede is dichtbij. En zo gij niet aarzelt en neervalt in uw verdeeldheid als de twee dwazen, die vochten en een dronk water, zo zult ge bereiken. Wanneer gij die stad bereikt, zo zullen mijn broeders daar zijn, zo zal ik daar zijn, wachtend op u. Omdat gij één zijt met ons streven en onze kracht.
De tijd die u scheidt van de beslissing, is niet ver. Ze duurt zo lang meer. Misschien lacht ge wanneer ik u zeg; In een twintigtal jaren is de wereld veranderd, zoals men eens gelachen heeft toen ik zeide: Binnen twee jaren zal ik deze trotse stad haar hoofd doen buigen. Binnen twee jaren heb ik de stad veroverd. Binnen twintig jaren zal de kracht, voor wie ik strijd op mijn wijze, de gouden stad geopend hebben voor de mensheid. Dan kunt ge binnengaan, indien ge wenst. Of ge kunt blijven in de zwarte doears in de woestijn, totdat ge moed verzamelt om in te gaan tot de nieuwe werkelijkheid.
De tijd wordt geopend. En indien gij de eenheid kent, indien ge dat ene vaandel wil volgen waarin geschreven staat; eenheid, harmonie, samengaan, gelijkheid. Waarin geschreven staat die ene wet die boven alle geldt: “In achting en liefde vervult gij de wet wan de Schepper”, zo zult ge weten wat de vreugde is van de overwinning. Want eenheid, harmonie, deze woorden die zo leeg zijn, drukken de kosmos uit, zoals ze voor ons bereikbaar is.
Een van mijn broeders zal u spreken over liefde en zijn liefde is mijn harmonie. Een andere broeder zal u spreken over rechtvaardigheid en zijn rechtvaardigheid is mijn harmonie. Een derde zal u spreken over de onthechtheid en het vrij zijn en zijn vrijheid is mijn harmonie.
Want onze woorden zijn anders en onze beelden zijn anders. Onze taak op aarde was een andere. Toch zijn wij broeders. En als broeders zijn wij één. Onverdeeld en sterk. Zult gij sterk en onverdeeld zijn?
In de wanhoop wordt de strijder het sterkst. Wanneer ge wanhoopt aan uw wereld, vindt dan de kracht om verder te gaan. En ik zag u; ge zult overwinnen, ieder keer. Twijfelt ge aan uzelf en uw eigen vermogens, zie naar het doel, dat zo dichtbij ligt; en ik zeg u; ge zult sterk zijn en gezond en ge zult bereiken.
Wees niet laf. Wees niet laf en zeg; dit is voor anderen. Waarlijk, meer is er gevochten door hen, die na mij kwamen. Idrys, Ali en Hoessein, dan er gevochten is en de waarheid te vinden.
En toch was de waarheid het doel. En niet de omschrijving. Tot u zeg ik: Wees sterk, zelfs wanneer ge wanhoopt. De kracht die komt is nabij, de eerste golf van kracht die het u mogelijk maakt om weer beginnen, om weer een doel te stellen en verder te gaan. Een kracht de kosmos, een kracht mede geladen door onze beste krachten, gedachten en harmonieën, die wij u geven kunnen. Gebruik haar. Want dan komt kracht na kracht en zult ge sterker en bewuster zijn, zult ge voltooien wat mijn broeders en ook ik begonnen zijn op aarde: de voleinding van een ras dat in geestelijke eenheid de verdeeldheid der vormen overwint. Een ras dat in het besef der ene God waarlijk treedt, waar engelen niet kunnen gaan en binnenschrijden in werelden, die voor hoge geesten zelfs nog gesloten zijn. Ik spreek u van de stad van vrede. Ik spreek u van een hemels Mekka, van een Jeruzalem. Ik spreek u van de eenheid der mensen met de geest, met de kracht, met God.
Veel meer kan ik u niet zeggen. Wanneer het plan is uitgelegd, wanneer de belofte is gegeven, rest nog slechts de kreet: voorwaarts? En tot u zeg ik: voorwaarts! Overwin de traagheid in uzelf, vind de nieuwe eenheid en harmonie. In de positieve krachten rondom u, die steeds sterker zullen, worden wanneer de tijd verder gaat, wees gewapend tegen al wat u tegenhoudt. En win uw werkelijkheid, de werkelijkheid die nu nog verborgen is door de waan, waarin ge leeft.
Meer heb ik u niet te zeggen. God is groot en onoverzichtelijk is Zijn kracht. Wonderlijk zijn Zijn hemelen en onbegrijpelijk de beelden, die de mens daaruit ontvangt. Maar het wapen dat hem gegeven is, de harmonie van weten, willen en aanvaarden maakt hem onoverwinnelijk. Dat de Kracht met u zij, wanneer ge het vaandel volgt, tot ge moogt binnentreden in de lichtende stad der waarheid.
0-0-0-0-0-0-0-0
Vrienden, ik geloof toch wel dat hier een kort commentaar op zijn plaats is.
Allereerst is het misschien belangrijk dat u beseft, dat de gedachte aan strijd en veldtochten – zij het niet meer tegen mensen maar tegen de onwaarheid, die mensen gevangen houdt – nog leven kan zelfs in een van de hoogste sferen.
Daarnaast is het misschien goed te verduidelijken wat hier als een visioen werd gezegd. Een stad of een gouden stad is een symbool. Stad is samenleving. Wat aangekondigd wordt is niet het bereiken van een enkele plaats. Het is het bereiken van een totaal nieuwe wijze van gezamenlijk werken en streven. Daarin wordt u beloofd de eenheid met de geest. D.w.z. een sterker persoonlijk contact met de krachten van de geest en op den duur een verzwakken misschien ook van de zintuiglijke grenzen, die de werelden van geest en stof scheiden. Dat is niet iets, wat onmiddellijk verwerkelijkt kan worden. Onze gast overziet zoveel tijd.
Wanneer hij echter zegt twintig jaren, dan moet u niet denken dat dit betekent: met twintig jaren is het allemaal bekeken. Want hij zegt niet: dan zult ge in die stad zijn, maar zult gij er binnen kunnen gaan. En daarom zou ik graag het volgende nadrukkelijk willen constateren: Deze godsdienststichter en veldheer ziet de tijd van twintig jaar als noodzakelijk om binnen de mensheid de nieuwe begrippen van harmonie te doen doordringen, dat de mogelijkheid voor de nieuwe samenleving werkelijk ontstaat. En dan mag ik misschien mijn persoonlijke gedachte als slotwoord gebruiken: Ik zag onze vriend en meester weer zoals hij als veldheer en politicus en begeesterde voortdurend zijn troepen wilde opzwepen. Dat ligt in zijn karakter. Ook wij moeten soms wakker geschud worden en opgezweept. Maar wij moeten wel begrijpen dat er een groot verschil in tussen de agressiviteit van ééns, die een nieuwe rechtvaardigheid moest scheppen en de agressiviteit, die hem nu beheerst: de agressie tegen de waan, waaronder de wereld lijdt, de agressie vooral tegen de onjuiste toestanden, halfbewust en onverschillig meestal nog aanvaardt.
De belofte van kracht die hij geeft is waar. De eerste golven van kracht komen binnenkort en zij zullen zich met de komende jaren steeds sterker en intenser herhalen. Maar die kracht zal door uzelf harmonisch moeten worden gericht. Want scherpe wapens kunnen zich ook keren tegen hen, die ze verkeerd gebruiken.
Ik hoop dat het voor u gelijktijdig een interessante en leerzame beleving is geweest om deze meester te horen spreken, die in zoveel opvattingen misschien ergens veel verschilt van datgene wat u als geweid en heilig ziet. Begrijp wel, je kunt hetzelfde doel nastreven op duizend wijzen.