Beroep op mijn innerlijk weten

image_pdf

12 oktober 1965

Wij hebben twee gastsprekers en ik wil u graag van tevoren een klein beetje hierover informeren.

We hebben als eerste Ruin Arvad Resti. Dat is iemand van een oude Voor-Indische stam, in zijn tijd een zwervend priesterkoning. Hij behoort tot de Orde van de Ster, een Orde die met en naast de Witte Broederschap staat. Zijn interesses zijn over het algemeen meer die van de inwijding. Zijn werk op dit ogenblik is het scheppen van inzicht en harmonie.

De tweede heeft maar een doodgewone naam. Hij noemt zich wel Lucien. Hij is in zijn laatste incarnatie van Franse origine geweest. Hij behoort tot de Witte Broederschap en is in het bijzonder belast met de opklaring van bepaalde verwarringen en geschillen in deze tijd.

Beiden zijn op het ogenblik actief bij de actie, die is ingezet. Beiden hebben hun eigen denkwijze en hun eigen belangstelling, dat is duidelijk. Maar zij kunnen u misschien iets kenbaar maken over de inhoud van de hedendaagse tijd in meer mystieke zin.

Er is op het ogenblik een hele reeks ontwikkelingen aan de gang. U kunt dat zelf zien. Wij hebben de tijd van verwarringen gehad. en nu krijgen we de ontwikkeling daarvan. Ik meen dus, dat een inzicht juist in de betekenis van alles, wat zich ook rond u afspeelt, wel eens heel veel kan bijdragen tot uw eigen begrip voor het leven en vooral voor de achtergronden daarvan.

Ik zal niet te lang aan het woord blijven, maar ik moet wel even hierop wijzen: Het totaal van de waarden van het leven wordt natuurlijk vanuit het Goddelijke geput. Wij zullen ontdekken naar ik aanneem dat beide meesters een verschillende benadering hebben. Dat is niet alleen een geloofsbenadering, maar dat is de gehele verhouding a.h.w. tot het Goddelijke, die bij beiden nogal afwijkt. U moet dat niet zien als een meningsverschil. U zou het zo kunnen uitdrukken zij zitten op een andere straal. Maar wanneer u begrijpen kunt wat beiden bedoelen, dan zult u zich met een van beiden meer verwant voelen. Probeert u dan aan die spreker een beetje meer aandacht te geven. Probeert u die verwantschap om te zetten in een persoonlijke benadering van het leven in deze dagen. En vergeet niet: Alle mystiek is gebaseerd op de werkelijkheid en daarvan is ook het heden een deel.

0-0-0-0-0-0-0

 Eerste gastspreker: Ruin Arvad Resti.

Wie naar de sterren ziet, ziet in de oneindigheid een wonderlijk spel. Hij leest uit de sterren de werkingen van de kosmos. Wanneer hij rond zich ziet in de wereld, dan leest hij aan de planten, de mensen en de dieren de wetten, die er bestaan.

Wetten zijn onvermijdelijk. Er is altijd of wij dit erkennen of niet een gezag. Dit grootste gezag is de Schepper. Maar de Schepper werkt op Zijn wijze. Hij heeft ons een aantal regels gegeven, die alleen zin hebben, zolang wij niet rijp zijn. Zodra de mens tot innerlijke rijpheid komt, valt een groot gedeelte van de voor anderen geldende wetten en regels weg, zoals een kind, aan regels gehoorzaamt, die voor een krijger niet bestaan, zoals een priester boven de wetten staat, die zelfs voor de oudsten van een raad gelden.

Wanneer wij zoeken in deze dagen naar hun zin en betekenis, dan zie ik de tweeledigheid van het Al, uitgedrukt in de eeuwige strijd en aantrekking, die wij vroeger genoemd hebben; de strijd tussen de Moeder God en de Vader, de Schepper. Twee krachten strijden met elkaar om de wereld. En dat zijn niet krachten, die staatkundig kunnen worden uitgedrukt. Het zijn geen eigenschappen, waarvan je kunt zeggen; zo liggen die economisch of politiek. Het zijn subtielere krachten. Krachten zo geheimzinnig als het waas, dat in de nacht in de bossen dwarrelt en de geesten doet zien aan hen, die ogen hebben om te zien.

In die strijd hebben wij ons moeten mengen. Een strijd, die zeker niet de onze is. Want het is een strijd van de mensheid. Maar wanneer een volk dwaalt, dan probeer je dat volk de rechte weg te leren. En pas wanneer het niet gaat, laat je het over aan de vernietiging, die het voor zichzelf oproept.

In de oudheid, in de tijden dat ik leefde, erkenden wij de Moeder God en de Scheppende Kracht, als twee afzonderlijke wezens, wetende dat zij uiteindelijk een geheel vormen. Zij waren voor ons een twee-eenheid als licht en schaduw. In de Moeder vonden wij de natuur, de wet van het kleine. In de Vader vinden wij de kracht en de wet van het grote. In deze dagen is er ook een strijd gaande van het grote tegenover het kleine. Het grote is de innerlijke, de persoonlijke bewustwording van de mens. Het is zijn persoonlijk opgaan naar eer hogere sfeer, naar een ander leven.

Daarnaast staat het kleine. Datgene wat men gemeenschapsbelang noemt, datgene wat men noemt; de wereld. Maar die wereld is geen eenheid. Die wereld heeft geen eigen leven. Je kunt die wereld niet dwingen te beantwoorden aan de wetten van een meerderheid.

Daarom is de eerste taak wel, die je je stelt vrede brengen, harmonie brengen. Maar een harmonie, die niet gebaseerd is op een onderwerping. Wanneer een volk zich overgeeft zonder strijd, maak je er slaven van.

Dat is duidelijk en begrijpelijk. Want iemand die niet strijdt voor zijn eigen wezen, voor zijn eigen vrijheid, voor zijn eigen recht, die heeft geen betekenis. Die is niet waardig. Waardig is alleen hij, die strijdt voor hetgeen hij zoekt.

Die strijd zal in deze dagen niet meer zijn die van knots en bijl, van werpschijf en spies. Hij is geworden de strijd van begrippen, van ideeën. Het is vaak de strijd tegen de gemakkelijkste weg. Het is de strijd tegen mis begrepen sentimenten.

Als ik uw wereld zie in deze dagen, dan erken ik daarin grote mogelijkheden tot inwijding. Een inwijding in de oudheid was sterven. Gaan door de dood en opnieuw geboren worden. Gaan door de dood om vrij te worden van alle banden en verplichtingen. Gaan door de dood om jezelf te vergeten en in de vergetelheid van de waan omtrent jezelf het eigen ik weer te vinden. Dat is, wat er in deze wereld gebeuren moet. In deze wereld moet het inzicht komen vanuit het ik, het innerlijk.

Er zijn veel volkeren geweest, die lang geleefd hebben, omdat ze zo nu en dan één held voortbrachten. Deze mensheid heeft misschien nog een lang leven, maar dan zal ze zo nu en dan een ingewijde moeten voortbrengen. Een die de kracht heeft om waarden te vinden, die aan de gemeenschap ontgaan. Een die de moed heeft om door te dringen in geheimen, die de gemeenschap angstvallig met taboe omgeeft. Juist de grote verwarringen van deze dagen en ook het zoeken naar een toch elkaar weer begrijpen brengen de mogelijkheid van die inwijding met zich.

Wanneer een krijger een ander ziet, een jongere gerijpt tot man, die krijger worden wil, dan is het eerste wat hij doet met hem worstelen. Want hij zal zijn kracht moeten bewijzen. Wanneer uw wereld harmonie wil kennen, dan is het eerste wat wij moeten doen haar in een worsteling om die harmonie in staat te stellen haar waarde te bewijzen.

Harmonie is niet strijdloos. Een inwijding is niet alleen maar het gaan door de verborgen gangen en de fluisterstem, die de verborgen geheimen en betekenissen geeft. Inwijding is een verandering van jezelf. Harmonie is een overwinning van jezelf. Hier zullen de mensen zichzelf moeten overwinnen. En ik weet dat er velen zijn, die dit zwaar zal vallen. Ik zag kort geleden een man, die in zijn hart geladen is met haat. Hij zou gaarne een groot deel van de wereld willen aanvallen en vernietigen. Maar hij kan dat niet en hij weet het. Hij heeft bepaalde denkbeelden omtrent een absolute macht. Maar hij heeft moeten ervaren, dat hij die macht alleen waar kan maken, wanneer hij zichzelf wegcijfert. En hij wil zelf de macht zijn. Dit zijn degenen, die zich de dood eten aan het brood der inwijding. Zij kunnen geen harmonie meer vinden. Maar er zijn anderen, die het wel kunnen. Uit de verschillen, uit de strijd, uit de wanhoop wordt het begrip geboren.

In Azië maar ook in Europa en zo dadelijk in Amerika wordt de mensheid op de proef gesteld. Er wordt daar gezegd: Je kunt niet meer leven zoals je gedaan hebt. Het is voorbij. Pak je tenten op. Wij moeten trekken. En dan zal die mensheid zeggen: Het is goed hier. Wij willen blijven zoals we zijn. En ze zal elke macht, die haar dwingt om verder te gaan, bestrijden.

Zoals men eens ons, de zwervers, bestreden heeft, omdat wij gingen van gebied tot gebied. Toch is mijn volk eens groot geweest. Een groot en machtig volk van ruiters, herders en jagers. Want waar wij overwonnen, eerden wij de overwonnenen. Dit zal men op aarde moeten leren in deze dagen.

Eerst strijden om te overwinnen. En ik weet welke groep, welke partij overwint. Het is de partij, die de ordening doorbreekt, die er nu bestaat. Maar dan zal die partij wel moeten begrijpen, dat de ander strijdend voor wat hij juist en recht achtte eer en achting waard is.

Dat hij een plaats waard is. Dat hij niet is een gevaar, maar dat hij een aanwinst is zonder gelijke. Ik houd niet van uw politiek. Ik haat de eigenwaan, waarmee zo velen de menselijkheid in de mens proberen te doden. Maar ik weet, dat die strijd juist daardoor ontstaan is. Ik weet dat juist het wederkerig begrip en ook respect belangrijker is dan de vraag; wie wint.

Als de mens de paden van inwijding gaat zoals in de oudheid, dan wordt hij geconfronteerd met angsten. Hij moet zichzelf overwinnen. Maar ook moet hij strijden met tegenstanders, met elementen, met dieren, met doodsgevaar. En dan moet hij overwinnen. Hij moet een held zijn. Hij moet het doel, dat hij in zich erkent, zo hoog stellen, dat niets telt buiten het bereiken. En pas dan ontwaakt hij in een nieuwe, een toverwereld. Een wereld, waarin zijn wil meer bereikt dan vroeger al zijn wensen. Een wereld, waard zijn woord meer weerklank vindt dan al, wat hij in zijn vorig bestaan gesproken heeft.

Inwijding is het overwinnen in de strijd, niet t.a.v. een wereld, maar t.a.v. jezelf. Die overwinning kost moeite. Ik weet uit ervaring, hoe moeilijk het is om iemand, die jou beledigt, te vergeven. Ik weet uit ervaring hoe moeilijk het is om lezende de wil van de Machtige in de sterren terug te gaan en te luisteren naar het gebazel van een raad, die slechts zijn eigen seniele wijsheid verdedigt. Maar ik weet ook, dat het noodzakelijk is die dingen door te maken. Dat het noodzakelijk is om in jezelf een synthese te vinden van het menselijke in de mens met zijn onvolmaaktheden en de taal van de Eeuwige in Zijn volmaaktheid. Wanneer wij op deze wereld streven naar harmonie, dan streven wij in de eerste plaats naar die zelfoverwinning, naar het begrip.

In de oude inwijding bestond een bepaald gezegde; de Vader en de Moeder bestrijden elkander, maar als zij rusten in hun strijd, ontwaakt het heelal. Dan was ons Al misschien kleiner dan het uwe, maar de waarheid blijft bestaan. Het is de strijd van twee waarden, die toch gezamenlijk een harmonie zijn, die toch elkaar aanvullen, waaruit de toekomst geboren wordt.

De mensheid moet gelouterd worden. En loutering is niet pijniging of vernedering. Loutering is erkenning van de onwaarheid. Het verliezen van al datgene, wat onwaardig en onwaar is en het aanvaarden van je eigen werkelijkheid, het aanvaarden van je leven. Dat is loutering.

En als je gelouterd bent, dan komt de proef van de eigen kracht. Want voorwaar, de mens die de loutering doorstaat, evenals de krijger, aanvaardt het worstelen met een van de oudere krijgers. Hij begint een leertijd. Voor ons betekent dit, dat wij eerst dit evenwicht, deze harmonische ontplooiingsmogelijkheid voor de mens, deze reiniging van het menselijk denken en leven, tot stand moeten brengen, eer wij de mensheid waarlijk kunnen leren.

Leren is moeilijk. Toen ik vorst was, was er pas een heel nieuw wapen; pijl en boog. De korte felle boog, de rechte pijl van sterk riet. En heel veel van mijn krijgers hebben gezegd: Wij kunnen dit wapen niet aanvaarden. Maar de vijand had dat wapen. En zij moesten aanvaarden of ondergaan. Velen zijn ondergegaan. Die overbleven hebben geleerd met pijl en boog te schieten.

In uw wereld ligt het een beetje anders. Het gaat niet om een pijl en boog, het gaat zelfs niet om een atoombom. Het gaat hier om het aanvaarden van een totaal nieuw principe. Het principe van gelijktijdig, erkende gemeenschapszin en gemeenschappelijke verplichtingen en aanvaarding van het persoonlijk denken en recht van de eenling. Twee waarden, die schijnbaar onverenigbaar zijn. Maar die, wanneer ze op de juiste wijze samengevoegd worden, het wapen zijn waarmee vrede op aarde bereikt wordt.

En dan de krachten, die daaruit voortkomen. In onze tijd was het misschien wat zien. Het vermogen te weten waar het wildspoor lag, uren voordat je het wild bereikt had. Het aanvoelen van de aanwezigheid van een vijand. En het achter de voortekenen lezen van een toekomst.

In uw tijd is het meer, want gij hebt de kennis, die ons in onze tijd ontbrak. Gij kunt de krachten van geest en materie bundelen. Wij konden misschien een magische bezwering spreken. Gij kunt met uw gedachten uw machines leiden. Wij konden misschien een wezen begrijpen, dat onze taal niet sprak. Gij kunt de zielen van anderen. leren begrijpen. Wij konden misschien met een bezwering een wond zich sneller doen sluiten. U hebt de kennis om een lichaam geheel te genezen met de louterende kracht van uw wil alleen. En deze krachten moeten in de mensheid ontstaan.

Wie te lang rust op de weg, wordt laks. Wanneer een herdersvolk zich neerzet en steeds blijft grazen in dezelfde buurten, dan verliest het zijn kracht. De kudden worden vet, maar ook vadsig. De krijgers worden lui. En de jongeren, zij willen spelen en vechten en het hoeden van de kudde is hen niet meer aangenaam. De taak van alledag is hun verwerpelijk.

De mensheid heeft te lang gerust. Bijna twee eeuwen maakt de mensheid geestelijk gezien pas op de plaats. Zij komt niet verder. Zij zal haar tenten moeten opbreken en verdergaan, al kost dat pijn. Haar inwijding is het herwinnen van het gevoel voor het spoor.

Wanneer een ruiter vooruit gaat aan een trekkende stam, dan ruikt hij in de wind waar zijn bestemming ligt. Dan spreken de wolken en het water. Dan zeggen de bomen hem waar te gaan en waar weg te blijven. Dan spreekt de hele natuur. En zo kiest hij zijn pad. Niet willekeurig maar gericht op een doel.

Wanneer een mens in deze dagen verder moet gaan, dan moet hij zich eerst weer bewust worden van de krachten, die hem kunnen leiden en voeren. Harmonie scheppen, inzicht scheppen, vrede brengen. Er is niet veel anders dan de mens wakker te maken voor zijn oude instincten.

Het is mij duidelijk, dat ik voor u misschien geen beeld ben van een meester. Want meesters zijn teer en zacht besnaard. Meesters spreken zoete, vage woorden. Maar al ben ik dan misschien geen meester, ik weet wat ik doe en ik weet waarom. Ik zeg u dit: Er worden u in deze dagen wapens van de geest gesmeed. En ze zullen u worden aangeboden, keer op keer.

En ge zult waarschijnlijk ze keer op keer verwerpen. Er zal u een inwijding worden opgelegd. En ge zult alleen kunnen kiezen of ge sterft in het duister, of dat ge verdergaat door de beproevingen tot het uiteindelijke licht. Gij, mensheid, zijt niet vrij. Zo min als wij zwervers, vrij waren. Vrijheid, dat is de waan van de mens. Vrijheid, dat is de illusie. Daarachter zit de bindende werkelijkheid.

Ik ben getrokken met mijn volk vanaf de kusten van de Indische oceaan zoals gij ze nu noemt, ik ben getrokken tot voorbij Turkije. Voordat de stad er stond aan de Gouden Hoorn, ben ik overgestoken met mijn volk. En voordat gij wist van de steppen en vlakten van Rusland, zijn mijn ruiters eruit gezwermd. Niet omdat ik wilde, maar omdat ik moest. Er is een heilig moeten. Wanneer je stilstaat, dan zijn er achter je, die opdringen.

Het lot van deze mensheid ligt ook nu nog in het blanke ras. Ook nu nog. Maar er zijn anderen, die met hun eigen wegen, machten en krachten werken. Daar is de bijna demonische haat, die zich vecht van Dahomeij af over het geheel van Afrika. Een vijand, die sterk kan zijn, doet je verder trekken. Hij zal achter je blijven. En wend je je om, dan heb je een versterking, dan kun je hem afwijzen. Maar blijf je staan, hij overvalt je in de vlakte. Hij neemt je in de vette rust, waarin je ondergaat.

En Azië is precies hetzelfde. Het oude Azië is dood. Het Azië van de verborgen tempels, van de wonderen, van de geestelijke krachten, sterker dan elke techniek, is gestorven aan zichzelf. Maar dat Azië ontwaakt. En daarin is sterker dan in u de herinnering aan het geestelijke, aan het magische. Hun wapens zijn beter dan de uwe. En daarom moet de mensheid en vooral de blanke mensheid verder trekken. Verder trekken, totdat ze de punten in de historie bereikt, waarin ze weer sterk staat en kan afwijzen, wat ten onrechte aanvalt.

Maar nooit heb ik op die tocht een enkel volk het recht ontzegd te drinken aan bronnen, wanneer het land droog was. En nimmer heb ik hun het recht ontzegd zich te voeden aan onze vuren, wanneer ze hongerig waren. En daarom waren wij een eerbare vijand.

Gij staat voor dezelfde keuze. Gij kunt trachten u te verbroederen met uw vijand. Maar daarvoor is de tijd nog niet rijp. En indien gij u vandaag verbroedert, dan bestaat ge morgen niet meer. De gast, die in uw tent slaapt, zal uw dode lichaam achterlaten, wanneer hij reist in de morgen. Ik weet dit.

Daarom moet de harmonie geschapen worden van een gezond evenwicht, van een gezond verdergaan. Een drang voor de gehele wereld, maar ook voor u. En ligt dan mijn taak vooral in Azië, er zijn anderen, die die taak voor u op zich nemen.

Het licht van de Ster, de Ster die meer geleid heeft dan u misschien beseft, heeft zich gericht als vanouds op het Oosten. En vanuit, datzelfde oude Oosten is haar licht op de westerse wereld gericht. Wij moeten eerst in Azië harmonie vinden. In Azië moeten de vijanden rechtvaardige vijanden worden. Daar moeten haat en misverstand worden tot respect en begrip. Dan mag de strijd verdergaan en zal ze eindigen, zal er vrede komen.

We kunnen de opmars van de tijd niet stilzetten, zo min als het noodlot van de mensen. En daarom roepen wij een kracht op, die gevaarlijk kan zijn. Heel gevaarlijk. Wij roepen het verblindend witte vuur van de waarheid op. Er zijn meer mensen aan de waarheid gestorven dan aan gif. Wij roepen het louterende vuur van de waarheid op. Het licht, dat de ogen het gezichtsvermogen ontneemt. Dat je bevend doet neerknielen als in het midden van een orkaan. Maar dat achterlaat een rein volk en een rein land.

Zij, die de inwijding zoeken, zullen er niet omheen kunnen. Ook zij zullen de beproeving van dit witte licht moeten doorstaan. Ook zij zullen moeten weten: Dit is de enige weg. Er is geen andere.

Wat is rein? Niet in menselijke zin; mensen goochelen met het woord als een van de springdansers met zijn trom. Neen. Reinheid, dat is; ontdaan zijn van bedrog. Ontdaan zijn van bijbedoelingen. Het is; niet zien wat je wilt zien, maar zien wat is. Het is niet dromen nemen voor de werkelijkheid en niet de werkelijkheid maken tot een droom. Maar jezelf uiten en leven in de waarheid van het Hoogste.

Die inwijding staat u allemaal te wachten. Sommigen in dit leven, sommigen in een sfeer. Maar ik weet, dat zelfs de sferen zich hieraan niet kunnen onttrekken. Voor de maan 30 maal haar tocht gemaakt heeft, zal het witte licht ook in de sferen de vuurproef houden. Dan zal bewezen worden wat waar is. Dan zal gesterkt worden wat ware kracht kent. Dan zal gedood, verdreven worden uit elk contact met andere werelden voorlopig, dat wat onwaar is.

En omdat dit te gebeuren staat, spreek ik tot u: De harmonie van deze tijd is niet zonder strijd. Zij is respect, zij is begrip, maar geen stilstand. De vrede van deze tijd is niet het behoud van wat is. Het is het steeds achterlaten van wat is, om steeds nieuwe landen en mogelijkheden te betreden. Ik zeg dit, omdat ik de lichtende krachten, die de grote Broederschap, de Witte Broederschap, die onze groep van de Ster en andere groepen, hanteert. Ik heb meestal bezworen en niet gebeden in mijn dagen. Maar wanneer ik zou oproepen in deze tijd tot mens en geest en godheid, dan zou ik zeggen: Gij, Moeder van het geuite leven, Gij, Vader van de levende kracht. In Uw strijd geef het aanzijn aan erkenning. Want het is de blindheid, die Uw wereld, o Moeder, en de ontplooiing van hetgeen Gij in de kosmos uitzaaide, o Vader, dreigt te vernietigen, dreigt te doen verstillen voor ongetelde eeuwen.

Wanneer gij geconfronteerd wordt met die vreemde strijd, die drang tot verandering, wanneer gij die illusie ondergaat en het licht der waarheid treft u pijnlijk, aanvaard het als een inwijding. Aanvaard het als een werkelijkheid. God is geen liefde in menselijke zin. Hij is zelfs geen rechtvaardigheid in menselijke zin. Hij is één Kracht, die voor de onbewuste een veelheid van wetten schept en voor de volbewuste de wetteloze gelijkmatigheid schept van het Zijn, evenwaardig aan het goddelijke bestaan zelf. Overwin uzelf en gij overwint de wetten.

Overwin de wetten en beperkingen en ge zult een harmonie kennen, waarin de strijd kan bestaan en toch de ware kracht van vrede nimmer teloor gaat. Nu is het rustig. Binnen 5 maanden, uw maanden, zullen wij definitief ingrijpen in Azië. En zelfs ik durf niet te zeggen, wat het resultaat geestelijk zal zijn.

Vijf maanden. O, voor u zal het niet belangrijk zijn. Gij rust in uw tenten en het gebeurde is ver. Maar wat daar gebeurt, gebeurt ook bij u, al is het op een later tijdstip. De proeve van het licht der waarheid zal ook u in uw rustige, sluimerende, westerse landen vol blanke meerwaardigheidszin worden geuit. En ook gij zult u moeten bekennen tot de waarheid of ondergaan. Het is daarom dat ik spreek.

Ik stel geen wet. Ik richt zelfs mijn eigen daden niet in dit gebeuren. Ik heb het gezag van een groter vorst aanvaard. En ik heb de raad van priesters, wijzer dan ik. Maar deze strijd kan het begin zijn van inwijding. En deze strijd kan voor u, zo hij u bereikt, het begin, zijn van die innerlijke waarheid, waardoor ge vrij kunt maken al, wat uw licht en waarheid aanvaardt.

Waar een held is, daar kan hij slaven bevrijden door zijn moed. Waar een mens in deze dagen de vuurproef van het licht der waarheid doorstaat en in zich herboren wordt, daar kan hij door zijn licht velen bevrijden van hun slavernij aan waan, hun gebondenheid aan begrippen, hun vastgeroest zijn in een wereld, die vergaat. Daarom heb ik gesproken.

En zo het licht uw wapen wordt, moge de jacht gunstig zijn. Mogen de geesten u beschermen en de tekenen op uw pad de gunst der goden weergeven tot aan het einde van het spoor.

0-0-0-0-0-0-0-0

 Tweede gastspreker: Lucien.

Misschien is het een klein beetje een typisch contrast, wanneer ik kom na de oude dondergod. Maar wij streven en werken ergens naar hetzelfde. Ieder heeft zijn eigen taak en zijn eigen inzichten. En zo hij meer gebonden is aan Azië, welnu ik ben gebonden aan het Westen en een groot gedeelte van mijn taak ligt in de eerste plaats in uw land.

Een inzicht te krijgen in al wat er gebeurt is moeilijk. Maar er zijn een paar eigenaardige factoren, die ik u graag uiteen wil zetten.

Er bestaan heel veel vage begrippen in de wereld. Men spreekt van liefde in vele toonaarden en met vele klemtonen, maar niemand weet precies wat het is. Men zegt wel eens: Liefde is de illusie, die de mens zichzelf oplegt.

Maar er bestaat een liefde, die elke mens is ingeboren, de liefde voor het leven. Men bemint het leven, nietwaar? En men bemint het bestaan. Men bemint zijn belangrijkheid. En bovenal bemint men het bewustzijn, dat in het eigen ik ontwaakt. Datgene, wat zin geeft aan het leven.

Een mens, die helemaal alleen is en niets meer heeft, zelfs geen gedachte, is een dode. Een dode die leeft. Je ziet ze zo vaak gaan langs de straten van de grote steden. Levende doden, mensen die niets hebben. Maar als ze nog maar een liefde hebben, een ding dat hen bindt aan het bestaan, zijn ze rijk.

Er bestaat geen grotere rijkdom dan het ware begrip van liefde. De werkelijke genegenheid, de gloed van iets, dat meer is dan begrip alleen. Dat iets is van aanpassing, van verdragen en strijd tegelijk.

Liefde is eigenlijk ook de kern van de wetenschap. De grote liefde voor het onbekende daagt de onderzoekers uit over de gehele wereld.

Wanneer de mensen trekken naar de maan, of ze trekken dadelijk verdere sporen, door de sterren, of zo ze eens uitgingen naar het duister van Afrika, naar de verborgen gebieden van de Amazone, het is altijd de liefde geweest voor het onbekende. Dan zegt men de hunkering naar het avontuur.

Het avontuur is eigenlijk de kern van het leven en van de inwijding. Het is de kern van alles, wat er gebeurt. Niet om zichzelf, want het avontuur is over het algemeen pijnlijk. Maar om dat, wat het in je achterlaat. Liefde wordt pas kostbaar door het residu, dat het achterlaat in je eigen persoonlijkheid. En bewustzijn heeft pas zin, wanneer het een herinnering wordt, waardoor je wat komt, beter begrijpt.

Wanneer ik mijn werk doe, dan is dat misschien vaak een manipuleren van de krachten. Een staatsman spreekt en ik spreek achter hem mee en hij raakt in de war, dat hij de waarheid zegt i.p.v. hetgeen hij zich had voorgenomen te zeggen.

Er wordt een berekening gemaakt en ik laat een komma verkeerd vallen en ineens ziet iedereen hoe dwaas al die berekeningen zijn. Een man spreekt van oorlog en ik laat zien, hoe eigenlijk die hele oorlog niets anders is dan een spel van niet volwassen geworden kinderen, die met hun speeltuigen als tankjes en schepen zo graag manoeuvres, omdat het zo heerlijk gewichtig is.

Ik probeer de kinderlijkheid van de wereld te onthullen. Dat is misschien geen inwijdende werking. Ik weet dat mijn oude vriend Arvad  er totaal anders over zou denken. Hij zou zeggen: Mens, je moet ze wakker schudden met geweld. Verder jagen. Verder jagen? Dat is een kwestie van civilisatie. Ik voel meer voor het langzaam de mensen ertoe brengen zichzelf in beweging te stellen. De zweep van de slavendrijver is mij vreemd. Zelfs het zwaard. Het lijkt mij niet zo kostbaar. leder heeft zijn eigen opvatting.

Wanneer ik hier werk, dan moet u dat goed begrijpen. Ik werk niet uit belangstelling voor u, hoe hatelijk het ook moge klinken. Ik werk omdat ik weet, dat daarmee alleen de mogelijkheden die overal rusten, het avontuur voor mij misschien tot uiting komt.

Ik heb de mensheid lief. Niet om wat ik in haar ken. Dat, wat ik in de mensheid ken, is mij meestal niet zo aangenaam. Maar datgene, wat ik in haar vermoed, dat vreemde, dat onbekende, dat ontluiken, dat gelegen is achter al die mensheid, dat is mijn Amazone. Het is misschien dubbelzinnig om te zeggen, dat ik de amazone liefheb, maar in dit geval is het waar. En achter het geheim van de ontluikende mensheid ligt het concrete geheim van wat wij moeten doen. Het heeft geen zin om staatshoofden met elkaar te laten praten. Want de staatshoofden vinden elkander misschien erg prettig, maar ze doen toch alles voor zichzelf en niet voor een ander. Het is net als een vrouw in een modewinkel loslaten. Ze bewondert alles, maar ze wil alleen datgene kiezen wat haar staat, en wat een ander betaalt. Zo is het in het leven.

Maar wanneer ik nu zie, dat achter al die zelfzucht zo’n grote hunkering zit naar iets, wat niet meer zelf is, dan grijp ik op mijn manier naar alle krachten, die ik heb. Dan wil ik dat raadsel ontsluieren. Dan wil ik die mogelijkheid openleggen. Ik wil die heilige stad in de mensen opdelven. Van een archeologische legende maken tot een kosmisch feit.

In de mensen is de illusie. Ik heb er zelf mee gespeeld. Ik heb gespeeld met de illusies van de mensen en met de suggestie. Maar die suggestie alleen is niet genoeg en de illusie ook niet. Want als ik zeg; in de sneeuw is het lente, dan is het lente voor de mensen. En zij zeggen: Hoe heerlijk koester ik mij in de zon. Maar zij gaan huiswaarts met een verkoudheid. En dat moeten wij voorkomen.

Wij mogen ons niet blind staren in deze wereld op de illusie. De heerlijkheid van een wereld, waarin iedereen alles heeft. De heerlijkheid van een wereld, waarin iedereen het goed bedoelt? De heerlijkheid van een wereld, waarin iedereen gelijk heeft. Dat is onmogelijk, dat bestaat niet. En omdat het onmogelijk is, omdat het niet bestaat, moeten wij proberen een werkelijkheid te brengen.

En wat is de werkelijkheid? Een mens heeft zijn waarde pas, wanneer hij in zichzelf bewust wordt. En die bewustwording? Dat is niets, dat is een legion d’honneur, een militaire Willemsorde. Dat zijn allemaal maar uiterlijke versierselen. En menigeen heeft alleen maar moed op de revers van zijn jaquette.

Neen, wij moeten iets vinden wat van binnen schuilt. En dat van binnen schuilen. de is dus ook en dat ben ik met mijn oude vriend eens dat wij de gaven in de mens naar boven moeten brengen. Wij mogen lichtzinnig zijn in onze woorden en desnoods zo nu en dan in onze daden, maar wij moeten rechtlijnig zijn in ons innerlijk.

Het is zo, dat het totaal van de wereld een andere betekenis heeft dan je denkt. Wie nu gaat zien naar de fonteinen van Versailles of naar de restanten van de arcade bij de Tuillerieën, wat ziet hij? Verval, leeg, dood. Dat zijn de uiterlijkheden. Maar wie spreekt met een man in Frankrijk, die hoort ergens nog de stem van de grote koningen en de grote filosofen van het verleden. De mens weet het zelf niet, dat hij er over spreekt, maar het leeft in hem. Hij is Fransman, omdat het verleden er is. Zoals u Hollanders bent, niet omdat u echte jongens van Piet Hein bent (u bent hoogstens kinderen van Albert Hein),maar omdat dat verleden, de gedachte aan uw vrijheidsstrijd, aan uw handelsgrootheid, aan uw Gouden Eeuw, u het denken geeft dat u nu bezit, u brengt tot het streven dat u nu bezit. De oudheid wordt wakker. En zo is het met ons in de geest met de innerlijke kracht van de mens.

Daar is eens een God geweest. Ik weet niet welke God. We noemen het God. En deze God is het begin. Deze God is het totaal van machten en krachten. In deze God zijn wij bewust geworden, een heel klein beetje en langzaam aan meer. Wij zijn misschien gegaan via de trappen van beschaving van het dier, van de plant. Wij zijn mens geworden. Van de mens uit zijn wij bewust in de geestelijke sferen gebleven. En uit de geestelijke sferen dalen wij neer of werken wij op aarde.

Maar wanneer wij teruggrijpen in onszelf, dan grijpen wij ook terug in dit verleden. Wij trekken op die Godheid terug. Wij pakken uit de totaliteit van ons eigen zijn ergens die God. En nu kunnen wij dat ontkennen en kunnen wij zeggen: Dat maakt niets uit. Maar wij grijpen terug op die God. Nu is het enige verschil in de historie. De Fransman zegt: Wij zijn historisch een grote natie. Wij zijn de eerste natie van Europa. Ja, dat is waar geweest, maar dat is nu niet waar. En de Hollander zegt: Wij zijn een klein volk, maar een grote natie. Dat is ook voorbij. Maar wanneer men nu begint te werken met deze herinneringen aan al datgene wat geweest is, dan kan men dat verleden soms doen herleven. Men kan dus iets van die grootheid herboren doen worden.

Wanneer wij teruggrijpen in de herinnering van ons persoonlijk wezen, doordringen in dat eigen ik, dan komt er een ogenblik dat wij zeggen: Ja, zo zijn wij geweest en zo groot is het allemaal. Maar daarmee zijn wij het niet. Wij moeten het worden.

Mijn visie in een groot gedeelte van mijn arbeid is eigenlijk niet anders dan een voortdurend proberen om dat verleden in de mens wakker te maken. Want als je je herinnert hoe groot God is, het Licht, hoe groot de vermogens zijn, die je hebt in dat Licht, als je je herinnert hoe eens een enkele gedachte een voelarm was, die reikte van de ene sterrennevel tot een andere, wanneer je bedenkt hoe je de liefde van het bestaan ervaren hebt, zelfs in een gebondenheid aan een bergje en een heuvel, dan moet je toch zeggen: Dat wil ik weer, dat moet in mij veer wakker worden. En dan begin je te bouwen.

Het is altijd zo geweest bij artiesten en schrijvers, dat zij eer zij een kunstwerk aan de wereld geven er een voorproef van gaven aan degenen, met wie zij bevriend zijn. Laat mij proberen u dan een kleine voorproef te geven van al datgene, wat behoort tot mijn taak, maar wat ook de kern is, de ziel eigenlijk van het gebeuren van deze dagen.

Deze dagen brengen allemaal verwarring, dat weten wij zo goed. Maar die verwarringen zijn bijkomstig. Die verwarringen bestaan alleen maar, omdat wij wel veel herinneringen hebben, maar niet weten hoe ze waar te maken. En wij hebben allemaal een visie over onszelf, waardoor wij onszelf eigenlijk te machtig zien.

Als de pastoor komt, dan zegt de mens: Ja mijnheer pastoor, u vertelt veel, u bent gewijd maar hoe kunt u, gewijde mens, zoveel stommiteiten vertellen? Of hij zegt: U bent theoloog, moraaltheoloog, psycholoog maar hoe komt het, dat u het antwoord niet weet op deze tijd? En zo kan ik mij voorstellen, wanneer ik de mensen zo zie. Er is wel iets die curé heeft ergens iets. Als hij werkelijk eerlijk is, heeft hij iets. Maar het komt er niet uit.

U, u hebt het gevoel van ergens een contact met het Hogere, een idee van een wereld, een waarheid, dat in u ontstaat. Het is er wel, maar het komt er niet uit. En dat naar buiten brengen, dat is de kunstproef die wij willen afleggen. Een magisch spel misschien met sferen en krachten, maar toch iets meer dan een spel alleen. Het is de liefde voor het Goddelijke dat ontwaken kan, dat ons drijft, dat mij persoonlijk drijft.

Daarom gaan wij proberen u te dwingen om de armen uit te slaan. De mensheid heeft eeuwen achter elkaar lessen gehad. Vanaf de encyclopedisten hebben wij gezegd: Mensen, gelijkheid en broederschap, recht, dat moet er allemaal zijn. En de mensen hebben allen gezegd ja…. en ze zijn prompt begonnen om hun broeders uit te kiezen en de anderen in de modder te trappen. Maar nu hebben ze lang genoeg droog gezwommen. En omdat zij moeten leren zwemmen in de kracht van de Oneindigheid, in de naam van de onbekende God … gooi ze in het water! Dat gaan wij doen.

Ik heb vroeger heel vaak mensen met hun illusies geconfronteerd. Dat ga ik deze keer ook doen. En gelukkig niet alleen. De grote Broederschap, de Wereldbroederschap, heeft krachten afgevaardigd. En ik ben er één van, een kleine. Er zijn er nog meer. En er zijn ook heel veel dienaren bij, vrijwilligers. Wij gaan dus zeggen tegen de mensheid. Wij willen u een probleem scheppen, waar u niet meer uitkomt. Wij gaan u helpen uw verwarring zo groot te maken, dat u die verwarring niet meer ontrafelen kunt of ontgaan kunt. Zodat u zult moeten zeggen: Nu doe ik een beroep op niet-redelijke krachten. Nu heb ik alleen nog maar te putten uit die vage herinnering in mij van het hogere. En dan zal het licht spelen.

Natuurlijk, het witte licht zal u beproeven. En andere vormen van het licht zullen werken. Het blauwe licht zal u de wijsheid geven. Het gouden licht zal u de weerstand geven. Dat komt allemaal. Maar wij gaan u eerst in die verwarring brengen, in die toestand waar geen echte uitweg meer is. En dan gaan we kijken wat u doet. Want u kunt het onmogelijke mogelijk maken.

Nu komt in uw werkelijke ik in een bestaan, waarin de volledig gevormde gedachte al de werkelijkheid werd. U keert regelmatig terug naar sferen, waarin de volledig gevormde gedachte werkelijkheid wordt.

U moet leren om de kracht, die ligt in de gevormde voorstelling, die gebaseerd is op uw werkelijkheid, om die te stellen in de plaats van uw verwarring. Niet zeggen: Wij gaan de problemen oplossen. Problemen oplossen is onmogelijk. Maar u moet zeggen: Ik doe een beroep op mijn innerlijk weten. Dat is een fase, die voor heel veel mensen een grote verandering gaat betekenen. Dat is als iemand, die in een huis woont en altijd ruzie met de conciërge heeft. Op een gegeven ogenblik zegt die mens: Die conciërge moet weg. Neen. Ik moet een andere woning hebben. Neen. Ik moet zorgen, dat ik net zo brutaal ben als de conciërge. Dit is al iets beter. Ik moet zorgen, dat de conciërge mij aardig vindt, ik moet haar begrijpen. En ik moet uit dit begrip de oplossing van mijn probleem vinden. Dat is eigenlijk de eerste proef.

Maar dat moet natuurlijk zowel gebeuren voor volkeren als voor mensen. En wij beginnen dan ook met een economisch politiek schaakspel. Wij nemen bv., als koningin de Gaulle (Marianne) en als koning Wilson (John Bull) en als raadsheer Ehrhardt (Gretchen). En nu gaan wij spelen. Maar wij gaan spelen tegen de rest van de wereld. Wij gaan proberen om een stelling, die geen oplossing meer biedt, om te vormen tot een aanvalstelling, waaruit werkelijk mat kan voortkomen. Wij gaan dus de heren schuiven. U moet dus begrijpen; de eerste fase is een fase van volkeren. Maar in die volkeren zelf gaan wij disharmonie scheppen voor alle dingen, die niet reëel zijn, die niet helemaal eerlijk zijn. En met deze tegenstelling gaan wij dus de volkeren omgooien. Economisch en politiek omgooien, En wij gaan proberen om van schijnbare tegenstanders delen van een geheel te maken. Maar nu moeten wij ook nog wat anders doen. Wij moeten datzelfde doen bij de mensen in een volk. Bv. een tuinder zegt: De fabrieksarbeider deugt niet. Die is niet belangrijk. Die miskent mij. Die betaalt mij niet goed. Die buit mij uit.

En de fabrieksarbeider zegt: Die vuile rotboer krijgt alles voor niets, het groeit. Hij hoeft alleen maar te plukken en hij vraagt mij zo veel geld. En de grossier verdient aan beiden. Dan moet eerst die middenman weg. Maar nu moet er een ogenblik komen dat de arbeider zegt ik begrijp de boer. En de boer zegt: Ik begrijp de arbeider. En dat krijgen we in kleiner verbanden; het gezin. De ene broer is handarbeider en de ander heeft een mooie witte col. Die twee zeggen van elkaar, dat zij niet deugen. Nu moeten wij proberen om wat er tussenin staat weg te nemen en die twee te doen beseffen wij vullen elkaar aan.

De aanvulling. Als wij dit begrip, dit besef hebben van een gezamenlijke waarde, dan zal het putten uit die innerlijke herinnering de mens brengen tot het gebruik van krachten. En als je die kracht gebruikt….ach, een mens die een gave heeft is verliefd op zijn gave. Hij heeft niets zozeer lief als de exclusiviteit van zijn begaafdheid, die een ander niet heeft. Dat is altijd zo.

Zo ontstaat de trots op die gave. Maar een ander heeft die gave ook. Ik moet dus beter zijn. Wij gaan dus proberen uit de normaal menselijke eigenschappen een gebruik van de innerlijke waarde te stimuleren. En dan komt er voor een ieder de grens, waar hij zegt: Ik sta hier aan een nieuwe wereld. Ik heb dit nooit zo gezien. Ik heb dit nooit zo kunnen vermoeden. En nu kan ik daaruit putten. Niet wat ik op aarde ben en wat ik uit is belangrijk, maar dat wat in mij leeft is belangrijk. En als wij dit kunnen bereiken, al is het maar bij 1 op 10 personen in Europa en de aanverwante gebieden, dan hebben wij dus een grote zege, een overwinning bereikt. Dan hebben wij hier in Europa en eigenlijk in het hele blanke ras de waarde van een zelfvernieuwing op geestelijk terrein gevonden. En van daar uit vinden wij de inwijding.

En nu moet u eens goed luisteren. Inwijding is het in jezelf vinden van je erfdeel. Je bent de oneindigheid. Oneindigheid, beperkt in een eigenschap, maar je bent de oneindigheid. Als je de begrenzing van het eindige overwint, wanneer je niet meer in de kleine dagelijkse dingen het belang ziet, als bv. in een persoonlijke verhouding, als je dat niet meer ziet als een alleen in deze tijd geldend iets maar als een waarde in jezelf, dan neb je eigenlijk het eerste geheim van inwijding. Al wat ik doe, al wat ik beleef, al wat mij gegeven wordt, al wat ik anderen geef tezamen ben ik. Ik ben het totaal van mijn beleven. En mijn aanvulling tot de oneindigheid is God.

Die beleving confronteert ons niet onmiddellijk met God, maar zij maakt de betekenis van God en de eeuwigheid in ons reëel. Zij maakt werkelijk wat voor de meesten eigenlijk een droom is of een vaag geloofspunt, dat wel eens na deze wereld komt.

Leven met God is het erkennen van de geheimen van de schepping. De geheimen van jezelf, maar ook de geheimen van de natuur, van de sferen, van de geest. En die geheimen zijn niet belangrijk omdat zij geheim zijn, maar omdat zij de beleving steeds rijper maken en daardoor het ik steeds groter.

Iemand die geen liefde heeft is een uitgedroogde aardbol. Iemand die vol is van liefde is een stralende zon aan het firmament. Zo moeten wij dit zien. Het is het vullen van jezelf met nieuwe kracht, die uit beleven ontstaat. Waarbij niets belangrijk is dan alleen dat, wat in jou geschapen is, beseft is. Maar waarbij de kracht, die je bent daardoor, niet anders kan dan uitstralen naar alles wat bestaat.

Dat is eigenlijk de kern van mystiek. Niet de beleving, het zweven, het voorspellen van de toekomst. Ik neb de toekomst voorspeld zo gemeen kunt u het niet eens doen. Ik heb zieken genezen – uw hele medische raad zou in opstand komen -. Ik zou niet meer zijn dan een grote charlatan. Het is niet belangrijk. Het gaat niet om die bijkomstigheden. Dat is het spel. Waar liefde is, komt spel, maar het spel moet geboren zijn uit de liefde. Waar innerlijk besef is van het hogere, daar komen krachten en die worden tot spel in de wereld, maar geboren uit het innerlijk licht, uit die innerlijke liefde. En dan verenig je niet alleen wat sferen met elkaar, je verenigt alle componenten van het leven met elkaar. Je maakt een eenheid, waarvan je deel bent. Maar niet alleen maar deel in materie of in de geest, neen, een eenheid die in jou leeft en bestaat en die verder van geen belang is. Deze mystiek is datgene, wat wij zullen proberen juist hier in de Europese wereld te brengen. En natuurlijk ook in andere delen van de wereld.

Dit is een tijd, waarin de mensheid geen vaste waarden meer kent. Werkelijke waarden zijn niet meer vast. Een mens, die geen vaste waarde heeft, heeft niets. Helemaal niets. Die heeft niets in zichzelf en is als een pluisje op de wind. Maar de mens, die in zich betekenis heeft, die zegt Wat hindert het mij of dit of dat gebeurt? Ik heb mijn waarde en mijn krachten. En dan is er iemand, die u wil stuwen. En dan zegt u: Hé, ik heb gewicht, ik heb kracht in mijzelf. De kracht, waardoor ik mij zelf bewust ben, de inhoud van mijn leven ken. En om zover te komen moet men over een bepaalde grens, een drempel heen. Wij zullen proberen de mensheid er overheen te helpen.

En nu ga ik niet veel langer praten. Ik zal mijn inleider vriend van uw eigen orde vragen een eindcommentaar te geven. Alleen nog dit. Dit is heel belangrijk: Ernst maakt geen waarde. Werkelijke waarde is blijheid. Werkelijke blijheid is innerlijke Godserkenning, geuit in je wereld. Dit is alles.

Ik heb nog wat arbeid te doen. Ik moet nog even naar Denemarken en naar Zuid-Italië. De Hollanders hebben pech, dat ik zelf vlieg. Anders kon ik de K.L.M. rijk maken. Maar dit is zeer ernstige arbeid. En onthoud dan maar van mij omdat die ernstige arbeid gebeurt, hoort u binnen 45 dagen vreemd nieuws. Uit Noorwegen niet zoveel. Uit Zuid-Italië wel veel. En dan kunt u zeggen: Lucien is bezig. Misschien komt de rest ook wel. En dan probeert u alvast dat licht van binnen te krijgen.

0-0-0-0-0-0-0

Vrienden, deze studie in contrasten is misschien toch wel wat verwarrend geweest. Ik hoop dat u mij daarom dit slotwoord wilt vergeven.

Zoals u ontdekt hebt, hebben beide sprekers elk voor zich over een eigen taak gesproken. Ze hebben beiden het element inwijding naar voren gebracht. En in beiden hebt u als u goed geluisterd hebt een zeker element van mystiek kunnen vinden. Wanneer ik dit alles tot de kern herleid, dan komt het hierop neer.

De mensheid moet gebracht worden ten koste van alles tot een nieuw begrip van rechtvaardigheid, van eigenwaarde en ook van innerlijk bestaan. De mens moet leren teruggrijpen op zijn eigenlijke geestelijke reserves en vermogens. Hij wordt daarin op het ogenblik sterk belemmerd door allerhande elementen van waan. Maar binnenkort zal door werken met wat genoemd wordt het verblindend witte licht, eerst in Azië en een tijd later dus ook in Europa, getracht worden een zekere ontmaskering en vooral een zelferkenning voor de mens mogelijk te maken.

Wanneer de mens teruggrijpt op de kernwaarde van zijn ego, dan zal hij daarbij een zeer grote kans vinden tot wat wij inwijding noemen. D.w.z. het bereiken van een innerlijke toestand, waardoor hij onafhankelijk van de wereld de wereld toch beleven kan en in zich de krachten, die hij erkent, aan de wereld kan uitstralen.

Er is daarnaast gezegd dat de verschijnselen niet zo belangrijk zijn. En vooral bij de laatste spreker (ik zou zeggen in overeenstemming met zijn laatste incarnatie) speelde de liefde een zeer grote rol. Maar dit was dus niet de menselijke, de beperkte liefde. Die werd alleen als een parallel gechanteerd. Het ging hier om de liefde van de mens voor het leven zelf, voor de Scheppende kracht. En vooral zijn liefde ook voor het raadselachtige en het miraculeuze. Deze liefde zo werd letterlijk gezegd zal geëxploiteerd worden om de mens te brengen tot die innerlijke zelferkenning. Dat daarbij allerhande problemen werden beloofd, ach, dat zal u niet verbazen na al, wat er in de wereld gebeurd is.

Een typisch verschil tussen beide sprekers hebt u ook wel gemerkt. Wij hebben aan de ene kant een zekere hardheid, die soms een idee van heerszucht met zich draagt aan de andere kant een bonhomie, die zelfs in het geestelijke hier en daar de lichtzinnigheid schijnt te benaderen. In beide gevallen is dat schijn. Dat is de gekozen vorm, de incarnatievorm, waarin men zich op aarde weergeeft. En u zult misschien ook gemerkt hebben, dat wij dus terzijde hebben gestaan met een soort vertaaldienst, ofschoon dat bij de laatste spreker hier en daar wel moeilijk werd.

Als ik de mystieke achtergrond, die van heel groot belang is, aan het slot van deze bijeenkomst nog even afzonderlijk mag omschrijven, dan klinkt dit als volgt: In ons Wezen ligt het totaal van ons erkennen en ervaren opgesloten, ook wanneer wij dit misschien niet bewust beseffen. Daar wij eens zijn uitgegaan van het Goddelijk Licht en via vele vormen van besef en realisatie uiteindelijk kwamen tot een geestelijk bestaan in een menselijke vorm, ligt het totaal zelfs het Goddelijke als een herinnering in ons vast.

Wanneer wij verder willen gaan tot het Goddelijke, moeten wij ons eerst beroepen op deze herinnering. Wij moeten ons beroepen op deze geheimen van de kosmos, die in ons reeds zijn vastgelegd en zo via een zekere zelferkenning komen tot een begrip van wat leven betekent.

Pas wanneer wij dit leven hebben begrepen, dan zullen wij door ons streven de wereld rond ons, de tijd waarin wij leven, de sfeer waarin wij bestaan, betrekken bij dit innerlijke. Wij worden dan kracht, naar buiten toe uitstralend. En wat er ook in die wereld of sfeer gebeurt, al wat wij daarin beleven wordt ons een nieuwe bron van kracht. Wij brengen a.h.w. gelijktijdig energie naar buiten en door de verschijnselen daarvan ontstaat in ons nieuwe en grotere energie. Wij groeien steeds meer en kunnen zo in onszelf een groot deel van het goddelijke geheim ontdekken, beseffen en hanteren.

De mystiek hierbij ligt in het feit, dat deze dingen niet helemaal redelijk omschrijfbaar zijn en niet geheel kunnen worden aangepast aan t.o.v. een stoffelijke wereld. Wij moeten ons echter wel realiseren, dat het de werkelijkheid van heden is, die centraal staat. Want dit is het punt van uitwisseling. Onze besefte innerlijke waarden moeten wij binnen deze wereld uiten. En de ervaring die wij van deze wereld terugkrijgen, wordt ons een nieuwe bron van kracht en breidt ons bewustzijn uit.

Dit is een samenvatting van hetgeen beide meesters hebben gezegd. Of wij een volgende maal gasten zullen hebben van andere groepen dan de onze durf ik u nog niet met zekerheid mede te delen. Wel is het zeer waarschijnlijk, dat wij een volgend maal broeder Theodotus aan het woord mogen laten. En u zou dus kunnen rekenen op een paar esoterische beschouwingen, die in het kader van onze Orde passen.

Met dit slotwoord heb ik hopelijk niet de indruk van de sprekers weggenomen. En ik hoop dat, juist in het begrip voor hun persoonlijkheid zoals die zich uit, ook in u het begrip zal groeien voor de uiteindelijke mensgelijkheid van datgene, wat op aarde via de grote Witte Broederschap en Hogere Machten zich aan het uiten en aan het voltrekken is.

U moet zich niet gevoelen als bestuurd door vreemde krachten, maar geholpen en geleid door werkelijke broeders. Ik geloof dat dit in deze dagen heel belangrijk is. Er is niets, dat u schuift, wat vreemd is aan uw wezen. Er is niets dat u dwingen of plagen kan. Het is altijd weer datgene, wat onmiddellijk met u verwant is. En als in de uiting van deze twee meesters (want dat waren ze toch werkelijk) die gelijkheid duidelijk is geworden, dan meen ik dat juist daaruit ook de moed tot zelf streven, denken en handelen en zo ook het bereiken van een eigen inzicht in het Grote Licht kan ontstaan.

image_pdf