4 november 1955
Mag ik, voor het eigenlijke begin dezer bijeenkomst, u er nog even aan herinneren, dat wij niet onfeilbaar en al evenmin alwetend zijn? Wij in onze wereld, evenals gij in de uwe, zoeken een weg naar de bewustwording. Door onze gedachten met elkaar te delen, zullen wij het grote bewustzijn misschien sneller weten te benaderen. Na deze inleiding mag ik dan voor u gaan spreken over: De vroegste Ontwikkelingen van het Bewustzijn. Dit op verzoek van Broeder Abraham en binnen de door hem geleide cyclus over: Bewustzijn in het prehistorisch tijdperk. Nu houd ik ervan de dingen logisch en nuchter te ontwikkelen. U zult het mij dus moeten vergeven, wanneer ik in het begin enkele technische gegevens vermeld.
Het ontstaan van het leven op deze wereld, is een proces, waarbij zich op de wereld zelf geen bewustzijn uitte. Toen dit leven ontstond was er echter wel sprake van bewustzijn buiten deze wereld plus groot geestelijk bewustzijn, dat van buitenaf in de wereld en zelfs in de zon werkte. Maar er was geen bewustzijn – zoals tegenwoordig men dat beschouwt – of zelfs maar de primitiefste vorm ervan.
De wereld was net begonnen oceanen te vormen. Grote hoeveelheden water condenseerden uit de dampkring. Langzaam werden de zich vormende wateren zouten, ja, zelfs kleine delen van metalen en gassen opgelost, zodat wij een soort zeewater verkregen van een zeer speciale samenstelling. Dit was op zichzelf wel reeds gunstig voor het ontstaan van leven, maar niet geheel voldoende. Door een gebeurtenis van meer kosmische geaardheid, – het passeren van een grote komeet betrekkelijk dicht bij de baan der aarde -, werd een deel van de atmosfeer weggesleurd en kon – zij het voor korte tijd – de toen wel zeer sterke straling van de zon doordringen tot de aarde. Hierbij ook iets, wat men tegenwoordig wel kosmische straling noemt. Dit alles werkte op het zeewater met zijn bijzondere samenstelling. Zulk zeewater is er sedertdien op de wereld nooit meer geweest. Daardoor vormden zich o.a. bepaalde moleculaire structuren in het water. Wanneer ik daar mee over zou moeten zeggen, dan zou ik moeten gaan spreken over kristalstructuren in vloeistoffen en dat is wel heel erg ingewikkeld.
Maar goed. In het water waren stoffen plus tijdelijk deze bijzondere eigenschappen verenigd en daardoor ontstonden de eerste halflevende wezens. Dit waren deeltjes leven, of deeltjes stof, zo u wilt, die zich konden vermenigvuldigen en voeden, maar die, zodra de toestand voor het leven minder gunstig wordt, gedragen zij zich in gedroogde toestand weer als mineralen, als dode materie.
Hiermede wordt wat later, na vergroting van het zoutgehalte der oceanen, de eerste kleine cellen opgebouwd. Met het ontstaan van deze eerste cellen op aarde, durf ik voor het eerst te spreken over bewustzijn op aarde, dat niet van hogere orde is en van buiten de aarde komt.
Want de kleine cellen moeten leven en zij voelen aan, of de omstandigheden voor hun voortbestaan gunstig zijn, of niet. Het is misschien niet veel, maar het is toch reeds een vorm van bewustzijn, die wij niet meer mogen verwaarlozen. Hierna krijgen wij – hiertoe door de omstandigheden genoopt en zeker niet geleid door het eigen bewustzijn -, een vormverandering van deze cellen, waarbij o.a, de celkern dichter en groter wordt, terwijl zij langzaam aan bepaalde eigenschappen verwerft.
Wij krijgen de voortplanting door celdeling en uiteindelijk het meercellig wezen. Nu moet u goed begrijpen, dat dit alles gebeurt aan de hand van in de natuur optredende omstandigheden. Maar het gebruik, dat door leidende geestelijke krachten hiervan wordt gemaakt, leidt er toe, dat hieruit juist de dieren en de planten ontstaan.
In het begin is er nog geen verschil tussen dier en plant, maar op de duur leidt een steeds groter wordend verschil in voedingswijze dezer kleine organismen er toe, dat de één meer plantaardige, de ander meer dierlijke eigenschappen krijgt.
Een aardig beeld van het leven en “denken” van een dergelijk oerdiertje, kunt u ook heden ten dage nog krijgen, wanneer u door de microscoop toe ziet bij de jacht van een pantoffeldiertje in een oerwoud van algen. Bij deze kleine en primitieve “diertjes” begint dus de ontwikkeling van het bewustzijn. Wij zien, dat er jagers en ge jaagden komen. In het begin zijn het eigenlijk allemaal een soort jagers. Sommigen blijven zich voeden met stoffen in het water, anderen voeden zich weer net deze wezentjes, die wij een begin van planten kunnen noemen, terwijl weer anderen zich juist bezig houden met het vangen van de meer bewegelijke organismen.
Hierdoor vormen zich reeksen van – wat wij zouden noemen – automatische reacties in vele dezer, kleine wezens en dan ontstaan zo op de duur de eerste zeedieren. Die zijn nog kwallig. Weekdieren dus. Wanneer U vandaag aan de dag een mollusk openmaakt en kijkt, wat er in die schelp zit, dan heeft U er een klein idee van, wat voor wezens er o.a. in die oertijden voorkwamen. Het eerste instinct – zo zal ik het maar noemen – is een zelfbeschermingsinstinct.
Betrekkelijk vroeg in de ontwikkeling van het leven op aarde beginnen er al wezens in hun voeding bijzondere stoffen op te nemen en hiermede een beschermend pantser rond zich te vormen. Schelpdieren o.a. Nu wil ik u niet vervelen met trap na trap vorming en bewustzijnsvorming bij de kleinere dieren na te gaan. Laat ons dus een sprong maken. Ik verzoek u u voor te stellen, dat er nu al wezens zijn van meer redelijke afmetingen. Deze wezens – ik durf het geen vissen te noemen – bereiken al afmetingen van ong. 50 cm. grootte tot 1 meter toe. Met deze vormen is ook het bewustzijn in een nieuwe fase gekomen. De vergrote bewegelijkheid brengt met zich mede, dat men nu ook de aangenaamste omstandigheden en de beste jachtgebieden op kan gaan zoeken.
Er komt een zeer primitief zenuwstelsel. Er is meer en meer sprake van een primitief zien, een zuiver aanvoelen van de verschillende trillingen in het water. Kortom: de buitenwereld treedt meer en meer op de voorgrond en ontwikkelt het groeiende bewustzijn. Denkt u echter niet, dat er al hersenen zijn, of dat een dergelijk wezen in de zin van uw denken. Toch leven ook deze wezens – dank zij de in hen optredende Goddelijke levenskracht – die in alle dingen tot uiting komt. Nu wordt in deze tijden het vasteland steeds groter en sommige planten vestigen zich in de kustgebieden. Het vasteland bestaat in deze dagen uit hoge vulkanische bergen met aan de oevers grote moddervlakten, waarin veel vulkaanas voeding biedt aan de primitieve planten. Deze planten echter zijn weer voeding voor sommige wezens, die – meestal klein -, zich tot de planteneters hebben ontwikkeld. In de oceanen worden de jagers steeds groter. Het is geen wonder, dat de kleinere dieren trachten aan hun vraatzucht te ontkomen.
Zij trachten meer en meer te leven op en in de moddervlakten, waar zij hun plantaardig voedsel kunnen vinden, maar waar de grotere zeedieren niet kunnen komen. Uit hen ontwikkelen zich later de eerste zoogdieren. Zij moeten zich echter aan meer omstandigheden leren aanpassen en met meer omstandigheden rekening houden dan de nog in zee levende dieren. Hierdoor ontwikkelen zij een grotere hersenmassa.
Veel later, wanneer de omstandigheden van klimaat e.d. gaan veranderen, zullen sommige grote zeebewoners het voor hen op het land gevluchte voedsel achter na gaan. Zij zijn de voorouders van de Sauriërs en hebben een kleine hersenmassa. Het kleine leven is voor hen geen gevaar, daarvoor zijn zij te groot. Willen zij voedsel hebben, dan wenden zij zich tot het eerste het beste, dat zij zien bewegen en in latere vorm ruiken.
Hun enige vijanden zijn wezens van hun eigen soort. Familie moet ik eigenlijk zeggen. Maar er in families kan er soms een heel groot verschil zijn. Denkt u naar eens aan de Felix Domestica, de huiskat. Zijn soortgenoten tellen o.a. de tijger. Ik zou deze dieren niet graag beschouwen als gelijken, toch zijn zij familie. Zij zijn op dezelfde grondslagen gebouwd en ontwikkeld en hebben ook enigermate dezelfde eigenschappen. Zo gaat het bij de grote dieren ook. Zij hebben wel dezelfde kwaliteiten en eigenschappen, maar ontwikkelen zich wel heel verschillend. Wij hebben nu een overzicht gekregen van de ontwikkeling der dieren. Nu moeten wij naar de mens gaan zoeken. Naarmate er meer water aan de atmosfeer onttrokken wordt, wordt het vaste land groter en droger. Hier ontwikkelen zich door verschillen in omgeving een groot aantal families, die allen behoren tot de voorvaderen, van wat later de zoogdieren zullen noemen.
U kent in uw tijd nog wel een aantal eigenaardige dieren, zoals zoogdieren, die eieren leggen en longvissen, die zogen. Nu is het opvallend, dat levendbarende dieren in de eerste periode niet, later niet veel voorkomen. Wat gebeurt er echter? Naarmate het klimaat verandert en verschil van omstandigheden vaak scherp optreedt in gebieden, die zeer dicht bij elkaar liggen, worden de dieren gedwongen zich steeds scherper en sneller aan te passen. Dit betekent, dat een steeds groter aantal indrukken wordt opgedaan en moet worden verwerkt. Een steeds groter bewustzijn is hiervoor nodig. Een tweede resultaat is, dat de dieren zich meer en meer aan nauw omgrensde jachtgebieden gaan houden. De niet-jagers worden echter hierdoor maar al te vaak gedwongen van omgeving te veranderen. Zij gaan dan op de duur veiligheid zoeken in grotere aantallen. Kudden! Hieronder bevinden zich de verre voorvaderen van de mens. Zoverre voorvaderen, dat de apen, die meer voelen voor een luchtiger en veiliger verblijf in de bomen, zich later als geslacht van hen afzonderen. Hier hebben wij te maken met een wezen, dat zo zeer gejaagd wordt, dat het meer dan alle anderen gedwongen is door sluwheid het eigen leven te beschermen, vooral waar er geen andere natuurlijke wapenen zijn. Dit wezen leeft in de varenwouden, maar ook samen met andere wezens op de steppen. Daaronder de voorvaderen van het paard. Ook die van de hond overigens.
Deze “mensen” vermengen zich onder omstandigheden met elkaar, zodat in allen in enige mate de erfelijke ervaring van bos en steppe aanwezig is. Door zijn weerloosheid moet de mens zijn verstand wel als enig mogelijke wapen gaan ontwikkelen. Ook hun kennis – bewuste kennis – van het terrein wordt een middel van verdediging. Op de duur zal de mens zich dan ook erg aan zijn jachtgebieden gaan hechten en deze zo weinig mogelijk verlaten. Waar echter de jagende landdieren steeds groter werden en dus het leven steeds zwaarder werd, konden alleen de beste overleven. Wanneer je de besten selecteert uit een ras, krijgen wij op de duur een mutatie, een vormverandering.
Deze vormverandering kon aan de mens nog niet de wapens geven, die hij nodig had om de grotere dieren te verslaan. Wel kon de mens de denkcapaciteiten verwerven om zekerder, sneller en vlugger te zijn. Zo zien wij dan door noodzaak gedreven het menselijke denken
ontstaan. Was er in die tijd niet weer juist een grote verandering van klimaat geweest, dan zou dit denken waarschijnlijk weer zijn uitgedoofd. In uw atmosfeer zouden zij allen gestorven zijn. Dit voor diegenen, die hier misschien wat studie van maken. De ademhaling geschiedde voor het grootste gedeelte door de huid en is gebaseerd op de onttrekking van zuurstof aan vochten. Wij kunnen deze mensen, deze wezens, dan in deze periode ook wel gelijk stellen met de eerste Lemuren.
De Lemuren waren kustbewoners en leefden over het algemeen evenveel in als buiten het water. Hoe dit ook zij, de bosbewoners worden soms door omstandigheden gedreven tot een vluchten naar de steppe, terwijl aan de andere kant de steppe bewoners soms hun toevlucht moeten gaan zoeken in de bossen. Hierdoor, plus de mogelijkheid tot onderlinge paring, wordt de gevoeligheid zeer vergroot. Er wordt meer ervaren, het wezen kan zich meer en meer aanpassen aan de omstandigheden en wordt een goed voertuig voor de meer bewuste geest.
Van een bewustzijn, zoals u dat kent, is nog geen sprake. Een groot gedeelte van het bewustzijn blijft nog “onderbewust”. Maar ook het onderbewustzijn is reeds deel van het bewustzijn en biedt de mogelijkheid voor de geest zich reeds te uiten.
Deze mensen nu waren nog zeer sterk gehecht aan hun omgeving. Zij voelen zich alleen daar thuis, waar zij elk pad en elke schuilplaats kennen. Wat dit betreft zijn zij net zoals nu nog sommige dieren en vogels, die elk een afgepaald jachtgebied hebben, wat zij zelden of nooit verlaten. Toen echter de landdieren steeds groter werden en de massale monsterlijke Sauriërs deze mensheid gingen bedreigen, – ontstond wederom een situatie, waarbij de besten alleen konden overleven. Dus ook op de duur een mutatie en een vormverandering. Dit betekent een vergroting van het reeds bestaande denkvermogen. Zoals u zult begrijpen brengt dit een verandering in opvattingen en denken. Deze mens wordt voortdurend geconfronteerd met geheimen. Er zijn veel krachten in de natuur, die deze mensen niet kunnen verklaren of begrijpen, terwijl zij toch reeds naar een uitleg zoeken. Het is dan ook geen wonder, dat deze primitieve mensen – zij leven nog dicht bij de natuur – veelal helderziend en helderhorend zijn. Denkt u maar eens aan een bosbrand en hoe de dieren daarop reageren. Terwijl er nog niets merkbaar is, worden zij al onrustig en gaan vaak reeds vluchten. Ook ziet men nog heden, dat komend onweer of orkanen worden voorvoeld door de dieren, terwijl de mens er nog niets van merkt. Hen kan zelfs zien, dat de dieren daartegen dan maatregelen gaan treffen. Er bestaat nu eenmaal altijd een grotere gevoeligheid bij wezens, die geheel leven in de natuur. Nu heb ik u al eens gesproken over geestelijke krachten, die leiding geven. Deze geestelijke krachten hebben voortdurend de ontwikkeling van de mens in een richting gestuwd, waarin hij zelfstandig kan worden. Maar dit kan niet, voor de mens heeft begrepen, dat er invloeden buiten de natuur ook zijn: dat de materie niet alles is.
Dit komt dan ook in deze tijd naar voren, zelfs zeer positief. De mens leert verband te leggen tussen ongezien of onstoffelijke oorzaken en hetgeen hem overkomt. Waar u tegenwoordig spreekt over toeval of lot, spreekt deze mens over geesten of Goden. Hij kent bv. aan een steentje, dat hij vindt op de weg, bijzondere eigenschappen toe. Hij kent bijzondere eigenschappen toe aan beeldjes, afbeeldingen – zeer primitief gemaakt – van mensen, dieren enz. Dus: grotere activiteit in de kleinere hersenen dan in de grote hersenen. Een klein geheugen. Daar tegenover een zeer scherp intuïtief aanvoelen – hoofdzakelijk onbewust -, zelden bewust een registreren van al hetgeen er gezien en beleefd wordt.
In deze dagen zijn er zeer veel mensen of mensachtige wezens, die een fotografisch geheugen hebben. Datgene, wat zij één keer gezien hebben, kunnen zij zich ten alle tijde weer voor ogen stellen. Een eigenaardige uiting, waarin bewustzijn en onderbewustzijn beiden deel hebben en zich kunnen ontwikkelen. Hierdoor wordt het mogelijk, dat deze primitieve mensen zwerftochten gaan maken van maanden en jaren. Het zijn overigens maar enkele stammen, die dit geregeld gaan doen. Ik meen, dat Broeder Abraham u er al op heeft gewezen, dat dit meestal “handelaren” zijn, u denkt misschien, dat deze dingen alleen maar interessant zijn en met deze tijd van u weinig te maken hebben. Toch is dit niet zo. In deze dagen zijn de mensen voortdurend op samenwerken en optreden verplicht voor hun eigen veiligheid. Zij moeten elkaar helpen of onder gaan. Hierdoor ontstaat een band tussen mens en mens, die heden ten dage nog de grondslag vormt van uw samenleving.
Wel is deze samenwerking in deze tijd geheel op stoffelijke basis gegrondvest en zal het nog lang duren, voordat men dit op een meer geestelijke basis zal zetten. Verschillen tussen de mensen, gebaseerd op ras of woonplaats, stammen al evenzeer uit deze periode. De grondvorm van de mens is nu bijna geschapen. Het grote moment komt, dat een mens ontdekt: “Hè, hier heb ik een stok. Daarmee kan ik slaan. Hier heb ik een steen, daar kan ik mee gooien”. De mens beheerst nog niet het vuur. De menselijke kudden zoeken wel bescherming in holen, maar denken er nog niet aan deze te gebruiken als permanente woningen. Zij zwerven door hun jachtgebied en rusten of overnachten waar dat zo toevallig uitkomt.
Ondertussen verandert het klimaat steeds verder, Het is net, of er een grote kracht is, die een heel programma heeft uitgestippeld. Het is, – alsof deze kracht in zich zelf zegt: “Ik heb het mensachtige nu geschapen, nu ga ik de mens bouwen”.
Het water in de dampkring verandert meer en meer. Er komt meer licht. Planten gaan eigenschappen vertonen, die zij tot nu toe nog niet bezaten, Door een kosmisch gebeuren gaat weer een deel van de aardatmosfeer verloren. Wij zien, dat bv. de schimmelplanten een grote ontwikkeling doormaken. Wij zien, dat de varens en varenachtige zich steeds verder ontwikkelen tot grotere en stevigere planten, tot een soort bomen vaak. Wij zien, dat de aarde, die onrustig was door voortdurende aardbevingen enz. in deze periode nog onrustiger wordt, waardoor vele grotere rampen regelmatig optreden.
De mens wordt geboren op het ogenblik, dat één der mensachtigen zich begint te herinneren, wat er met hem gebeurde. Nu niet meer onderbewust dus, maar bewust. Hierdoor ontstaat, wat men tegenwoordig bewustzijn, d.i. waakbewustzijn, noemt. Het onderbewustzijn vindt hiermede al ras een verbinding. Hieruit volgt het vermogen te beredeneren en na te denken. Zoals beschreven in Genesis: was de eerste mens een bewust denkend wezen. Onder het voorgaand type versta ik dus de eerste mens. Ik heb tot nu toe altijd gesproken over mensen in stoffelijke zin. Van nu af kan ik dat woord ook in geestelijke zin gebruiken, want de eerste mensen zijn wezens, die in staat zijn zich een doel uit te tekenen, om arbeid te verrichten op doelbewuste wijze, niet te hooi en te gras iets ter hand nemende om het bij de eerste afleiding te laten vallen en het volgende ter hand te nemen.
Wezens, die in staat zijn, niet alleen primitief geestelijke machten te aanvaarden. Dit gebeurt bij meer primitieve wezens. Zelfs de apen kennen soms iets, wat u zoudt kunnen noemen, een primitieve religie. Deze mensen aanvaarden niet meer een toevallig ingrijpen van ongeziene, vreemde machten. Zij komen zelfs tot een realisatie van de grote kracht. Kinderlijk als zij nog zijn, stellen zij zich deze kracht voor, als gevormd al zij zelf.
Hun voorstelling blijft echter redelijk volgens hun vermogen. Zij projecteren hun Godsbegrip al heel snel op leidende geesten, die zich voor hen kenbaar uiten.
Hierdoor is het mogelijk, dat deze beginnende mensheid na zeer korte tijd reeds een beschaving bereikt, die verwonderlijk groot is. Zij ervaren door hun paranormale vermogens de geest en “wandelen met hun God”. Laten wij deze eerste mensen dan maar Adam en Eva noemen. Wij knopen daar dan echter onmiddellijk aan vast, dat er toen dus al “vreemde volkeren” waren. Stammen, die reeds bijna “mens” waren, maar nog niet dezelfde beslissende ontwikkeling als deze Adam en Eva hadden doorgemaakt. Zo is het mogelijk, dat Kaïn naar een vreemd volk vluchtte. Kaïn nu was een jager. Abel was een landbouwer. Dit houdt dus in, dat in deze tijd dus reeds – zij het misschien primitieve – werktuigen gekend werden. Wij mogen dus uit het offerverhaal besluiten, dat de mens kennis had van de wijze, waarop men vuur kan gebruiken. Landbouw wijst tenminste op kennis van planten en selectie van zaden.
Misschien was het alleen maar het zoeken van de juiste zaden en het uitstrooien daarvan nabij de woning, of in het jachtgebied.
Kort daarna in ieder geval – dat heb ik na kunnen gaan -, vinden wij reeds mensen met een kennis van werktuigen. Er zijn reeds specialisten, waardoor de mensen meer en meer op elkaar raken aangewezen. Mensen, die op elkaar aangewezen zijn, zullen op de duur een soort codex, een reeks van gedragsregels gaan stellen, waaraan ieder binnen de gemeenschap zich aan heeft te houden. Zo komt het, dat er voor Noach al een reeks grote beschavingen waren.
Men zegt wel, dat Noach’s tijd en de eerste ramp van Atlantis samen vallen. Inderdaad mogelijk. Zeker is in ieder geval, dat de mensen in deze tijd een snelle ontwikkeling doormaken en zich vrij maken van de geestelijke invloeden, die hen tot dan toe regeerden. Er is niets zo belangrijk in de wereld, niets brengt zo veel leed aan de mensheid, als het verwerpen van de leidende krachten en het daarvoor in de plaats stellen van een eigen oordeel. Dat de mens op een ogenblik zijn eigen oordeel durft stellen boven dat van de hoge Geest, die hij toch als God beschouwt.
Ik geloof n.l. niet, dat het God Zelf was, Die Zich in het begin van de Schepping aan de mensen openbaarde, maar dat dit slechts een deel van het Goddelijke was, een geest van hoge rang en sfeer, die zich aan de mensheid openbaarde. De mens, die op dit ogenblik de geestelijke leiding negeert, zal verder langs de menselijke weg de bewustwording moeten vinden. Wij krijgen voor het eerst een mens, die bewust leeft in de materie en niet slechts de materie onbewust beschouwt als een mogelijkheid tot uiting van geestelijke gaven.
Vanaf dit moment is er niet langer meer de geestelijk geleide opbouw van een ras en volk, dat geschikt is voor zekere geestelijke uitingen, maar geest, die door stoffelijke ervaringen het bewustzijn moet trachten te vinden om te kunnen komen tot geestelijke uitingen. Dit houdt ook in, dat de geest, die vanaf dit ogenblik op aarde incarneert, niet meer is de lichtende of reeds meer bewuste geest. Al deze geesten zijn voortaan onbewust en moeten nog leren zichzelf te uiten. Nu moet ik ook nog een paar parallellen trekken met uw tijd en dat is niet zo moeilijk. Of men nu leeft in een stenen tijdperk, of in een atoomtijdperk, mensen zijn altijd weer geesten, die zoeken naar het licht in uw wereld en in hun eigen wereld slapen. Denkt u maar eens na hierover. Hiermede wil ik niet zeggen, dat ik nu een lichtende geest ben. Neen!
Maar ik ben op weg er ééntje te worden. Ik heb het licht reeds gevonden. Het stoffelijk bewustzijn, dat ik heb gevonden op aarde, heeft geheel geen waarde, wanneer ik niet gelijktijdig ook geestelijk ontwikkeld ben. Aan geestelijke kennis en vermogens heeft men niets, wanneer men niet ook tevens stoffelijke ervaringen heeft opgedaan, die daarbij passen.
Wanneer u nadenkt over de vroege tijden, herinnert u zich dit dan eens.
Wat is de functie van het verstand in het menselijk bestaan? Ter controle en correctie van het gevoel bevredigt mij niet, waar dan het verstand superieur zou zijn aan het gevoel.
Ik zou zeggen, dat het verstand de middelaar of verbindingsofficier is tussen geest en stof. Ik acht echter, ondanks de afkeer hiervan, het verstand superieur aan het gevoel. Wel om de volgende redenen. Zeer veel van de menselijke gevoelens komen voort uit stoffelijke omstandigheden. Gevoelens kunnen, o.a. door hormonen en enzymen in de mens worden gewekt. Een dergelijk uit stoffelijke waarden voortspruitend gevoel m.i. inferieur aan het verstand, dat althans de mogelijkheid tot beschouwing en overleg heeft. Ik wil hier aan toevoegen, dat een gedeelte, maar een betrekkelijk klein gedeelte der gevoelens, onmiddellijk uit de geest spruit, daarin overgebracht via het onderbewustzijn. Waar het aandeel van de geest in de gevoelens minder dan 10% bedraagt, meen ik het verstand hoger te moeten en te mogen stellen.
De voorvaderen van homo sapiens kende reeds het gebruik van het vuur. Hoe zijn zij tot de ontdekking gekomen dit door wrijving te doen?
Blikseminslag, waardoor vuur ontstond, kan hier niet als voorbeeld gediend hebben. Het is misschien wat eigenaardig. Het is wel historisch, maar staat niet in de u bekende geschiedenis. De gedachte, dat wrijving hitte ontwikkelt, ontstond doordat een mens op de vlucht een zeer steile helling afgleed in de geringe kleding, die in die dagen werd gedragen. De daarbij ontstaande, haast wondende hitte, deed de gedachte opkomen, dat er verband moest bestaan tussen wrijving en warmte, tussen warmte en vuur. De wrijfboog, waarmee het vuur werd gemaakt, stamt uit een latere periode. In het begin werd vuur gemaakt op een wijze, die ook door uw meer nabije voorvaderen werd gebruikt. Door het ketsen van stenen – vuurstenen – boven een hoopje droog ontvlambaar materiaal of tondel.
De mensapen zijn ook afstammelingen van deze voorvaderen. Hoe komt het, dat dezen het vuur nu niet meer beheersen?
In de eerste plaats zou ik gaarne weten, hoe vrager tot de conclusie komt, dat de voorvaderen van de apen het vuur reeds beheersten en niet alleen kenden. Verder wil ik er op wijzen, dat de grote mensapen, wanneer zij in gevaar zijn, van voorhanden zijnde vuur gebruik weten te maken om verwoestingen aan te richten en verwarring te stichten. De apen leven echter in omstandigheden, waar vuur voor alle levende wezens een groot gevaar betekent. Zij hebben er in normale omstandigheden dan ook meer eerbied voor dan de mens, die geleerd heeft, hoe vuur te bestrijden en te doven. De apen kennen dan ook geen stookplaatsen. Wel kennen de grote apen – en ook de chimpansee kan daar soms aan mee doen – een gewoonte om zich rond een niet te groot vuur bij bepaalde gelegenheden te bewegen met stampende en zwaaiende bewegingen. Dit gebeurt alleen, wanneer een vuur door natuurlijke oorzaken is ontstaan en brand in een vochtige omgeving. Zodra de omgeving droger is, zullen de apen vluchten. Dit pleit voor zekere ervaring met het vuur en enige kennis van de het vuur beperkende omstandigheden. Wat ik u hier vertel, behoeft u overigens niet mij zonder meer te geloven. Ook Martin Johnson, bekend Afrika-reiziger, verhaalt in één van zijn boeken, dat dit een bij de negers bekend verhaal is. Hij noemt het legende. Dit, terwijl hij – ik meen in zijn boek “Congorilla”, zeker weet ik dit niet, want zijn boeken zijn na mijn tijd geschreven – verhaalt, hoe ontsnapte apen op hun vlucht een geheel negerdorp in brand staken. Hij neemt echter aan, dat dit toeval is. Ik voor mij meen, dat het wel eigenaardig is, dat het hele dorp in vlammen opging, doordat er te veel verschillende vuurhaarden ontstonden. Johnson zegt dit laatste zelf. Wanneer er enkele apen ontvluchten en op zo veel verschillende plaatsen gelijk brand uitbreekt, lijkt mij dit toch wel te wijzen op een weten van de verwoestende mogelijkheden van het vuur.
Men heeft mij verteld, dat de mensapen en misschien ook andere apen, geen vaste paartijd kennen, zoals de andere dieren. Wat is hiervan de oorzaak?
Wanneer het bewustzijn wat groter wordt, zal evenredig de gebondenheid aan een door de groepsgeest en jaargetijden bepaald driftleven kleiner worden. Wel zijn er bij de apen bepaalde gewoontetijden, preferente paartijden. Maar bij alle apen komt incidenteel ook paring buiten deze tijden voor. Wanneer de omstandigheden zich daartoe lenen. In verband hiermede wil ik u wijzen op het feit, dat, toen de zeer primitieve mens begon zich vrij te maken van de groepsgeest (of ziel) de eerste uiting hiervan was een afwijken van de tot dan toe gebruikelijke massale paringen op bepaalde tijden en daarvoor in de plaats kwam paren op meer individuele wijze op tijden door het individu daarvoor vastgesteld. Het verschijnsel bij de apen wijst dus op een grotere verstandelijke ontwikkeling, dan bij het doorsnee dier bestaat. Alleen – indien u het mij toestaat deze opmerking te maken – is het de vraag, of de aap te dom is om te komen tot een meer menselijk gedrag, of dat hij reeds zo slim is, dat hij daarvan maar af heeft gezien.
Hoe kan de geest van een overgegane ontdekken, of hij te maken heeft met goede of met kwade geesten, die hem verder willen leiden?
Dit is zeer moeilijk. De overgegane is n.l. nog niet gewend aan het vormgevend werken der eigen gedachten. Elke gedachte en impuls binnen het “ik” manifesteert zich buiten het “ik”.
Zo kunnen dus heel goede geesten in de ogen van iemand, die duivels verwacht, er satanisch uitzien. Laten wij het dus maar zo stellen. Elke geest, die antwoordt op een aanroepen van God en goede geesten, is voor u een goede geest. Wel zullen er ook misschien kwade geesten op afkomen, maar, indien gij u vasthoudt aan het licht en de goede God, zal voor u het licht komen. De gestalten, die u gedurende dit denken rond u ziet, waren in het begin allen in uw ogen lichtend. Zij veranderen echter langzaamaan van vorm en kleur. Enkele blijven licht. Zij zijn dan de ware geleiders. Over het algemeen geldt bij elke overgang, dat men moet geloven aan een vertrouwen op een Goddelijke liefde. Met een liefde, die zegt: Ziet, ik schenk u de volmaaktheid: maar een liefde, die u zegt: Ziet, ik zal u helpen in uw streven de volmaaktheid te vinden. Verder is het wel belangrijk bij de overgang niet te vrezen voor demonische machten, te gaan in vertrouwen op een overgave aan God. De innerlijke gesteldheid is daarom zo belangrijk, dat zij in ons wezen de hoogst bewuste geestelijke toestand wekt en de geestelijke projectie, zoals die in de sferen nu eenmaal voorkomt, zodanig richt, dat wij hierdoor alleen reeds de duistere machten op een afstand, houden. Vrees niet en gij zult het licht binnen treden. Vrees, en de monsters geboren uit uw eigen gedachten zouden u blijven vervolgen tot in het diepste duister.
Volgens de occulte literatuur zijn er zeven wortelrassen der mensheid. De Lemuren waren het derde daarvan. Wat was het eerste wortelras? In welke perioden moeten deze rassen worden geplaatst een hoe moeten wij ons die voorstellen?
Ik weet daarvoor niet de gebruikelijke namen en kan deze dus niet geven. Maar, naar ik meen, kunnen wij het eerste wortelras stellen in de tijd, dat de kleinere zeedieren naar het vaste land begonnen te trekken. Hier hadden wij nl. ook reeds een ras, dat een eigen vorm van bewustzijn had, ook al is de opvatting van bewustzijn sindsdien wel zeer sterk gewijzigd. Voor die tijd ken ik wel andere rassen, maar deze stammen meer af van andere werelden, vaak in zuiver stoffelijke zin. Dit, waar zij bij de voleinding van hun eigen wereld geestelijk niet rijp genoeg waren en dus wederom de noodzaak vonden om zich tot het stoffelijke te wenden.
Neerdalende in een wereld, die nog chaos was: werking en gloed, werden zij geleid tot vorm en bewustzijn door degenen uit hun eigen werelden, die reeds een hoog geestelijk bewustzijn wisten te verkrijgen. Verder kan ik u helaas hierover niet inlichten. Ik zal echter trachten hierover nog te informeren. Zou ik deze avond dit niet meer door kunnen geven, zal ik trachten het verdere antwoord de volgende keer in het eerste onderwerp te doen verwerken. Kunt u hiermede akkoord gaan? (Ja).
Hoe verklaart u het tikken aan een seancetafel. Hoe geschiedt het eerste contact tussen aanzittenden en intelligentie?
Tikken aan seancetafels is identiek in oorzaak met alle andere rappings, oftewel klopverschijnselen. Het kan ontstaan – wanneer wij alle gedachten aan bedrog en meer natuurlijke oorzaken uitschakelen – door een veld, dat wij, waar gij de menselijke uitstraling ook vaak magnetisme noemt, van magnetische geaardheid kunnen noemen. De geest richt dit.
Hierdoor wordt een spanning opgewekt in het materiaal. Een plotseling ontladen van het veld door de vorming van een kleine pode kan klopverschijnselen worden veroorzaakt. Is er te weinig kracht, of is het veld te zwak, dan komen er in plaats van rappings, kraakverschijnselen. Deelnemenden aan een dergelijke zitting zult u vaak een lichte trilling plus een soort spanning in het tafelblad kunnen voelen. De geest is dan krachten aan het verzamelen, waardoor zij zich zo dadelijk tegenover hoopt te kunnen uiten. Wij kunnen echter niet instaan voor de kwaliteit van degenen, die deze verschijnselen helpen veroorzaken. Er zijn echter zeer zeker gevallen, waarbij ook hoge geesten zich hebben bediend van deze weg om zich te uiten. Vooral in de ontwikkeling van het spiritisme. Ook de aardgebonden geest heeft echter in deze gevallen het vermogen om op gelijke wijze dergelijke verschijnselen te wekken. Het eerste contact tussen aanzittenden en geest is m.i. gelegen in de sterke concentratie van de lering om met de geest in contact te komen. Vanuit ons standpunt maakt deze verandering van gezindheid door het aanzitten zich kenbaar als een lichtend verschijnsel. Vergelijkend gesproken: Of een zoeklicht naar de hemel wordt gericht en signalen geeft. Naargelang kleur en kwaliteiten van het uitgestraalde licht wordt de geest daardoor aangetrokken, afgestoten of neemt zij er slechts onverschillig kennis van. Wordt men er door aangetrokken, dan zal de eerste poging tot verder contact zijn een zich via deze uitstraling bewegen binnen de aura van alle aanzittenden. Wanneer er sprake is van een seance met trancemedium, onverschillig of dit voor z.g. donker-seances, of voor avonden als deze wordt gebruikt, dan zal na deze eerste kennismaking via de aura der aanwezigen de aandacht gemeenlijk verder worden geconcentreerd op het medium. Van hieruit werkt men dan verder in de richting van contact en uiting in de geest van de gehouden seance.
Men nam aan, dat Atlantis gelegen heeft voor de kusten van Spanje en Afrika. In een reliëf, gevonden in de tempel van Medinet Habu, gebouwd door Ramses II zou nu vermeld staan, dat Atlantis gelegen heeft bij Helgoland. Is dit zo?
Neen. De vele legenden, die hierover bestaan hebben al meer verwarringen gesticht. Het eilandenrijk Atlantis strekte zich gedeeltelijk uit voor de kusten van Afrika, maar ging ver naar het Noorden, tot ongeveer Schotland. Delen van Engeland en Ierland maakten deel van het Atlantische rijk uit, evenals de zuidelijke kustgebieden van Portugal en Spanje, Atlantis was echter in zijn laatste dagen niet het enige grote rijk, dat er bestond. Er was ook nog een rijk van Kimbrisch-Germaanse karakteristiek? Het z.g. Alteland. Dit is een later ontstaan rijk met een andere beschaving. De Atlantische beschaving werd, door- dat men veel koloniën stichtte na de ondergang van dit rijk, op vele verschillende punten terug gevonden o.a. een klein deel daarvan in het buurland Alte land, dat gelegen was o.a. op de plaats van de huidige Noordzee.
Het Atlantische rijk strekte zich in zijn gloriedagen uit van ongeveer 0° lengte 0° breedte tot het Noorden van Schotland en toonde verder een eilandenarchipel van kleinere eilanden, ongeveer in de lijn tussen Porthsmouth en San Fernandez. Ik meen hiermede weer enige gegevens over Atlantis te hebben verstrekt, wil echter niet besluiten, zonder er op te wijzen, dat nationale en volkse trots vaak een grote invloed hebben op hetgeen men over het onderwerp wil vinden, evenals heden ten dage het geval is bij de Brits-Israëlische theorie. Ook hierin zijn grove fouten geslopen, doordat men een te groot deel van het oude volk en de oude glorie tot zich wilde trekken.
Wat denkt u van de dogmatisch satan?
M.i. is de dogmatische satan het symbool van het dogma zelf, dat aan de mens de mogelijkheid tot bewustwording langs eigen weg tracht te ontnomen. Het dogma stelt een leer van beloning en straf, wat m.i. in strijd is met de Goddelijke rechtvaardigheid. Door te scheppen heeft de Schepper nu een verplichting op zich genomen t.o.v. het geschapene, waaraan hij zich als God niet zal onttrekken. Het lijkt mij dan ook dwaas aan te nemen, dat hij een grote kracht heeft geschapen, die hij, of niet beheersen kan, ofwel dwingt de mensen aan het door hem voor hen gestelde doel te onttrekken. Ik meen dan ook in de plaats van de dogmatische satan te mogen stellen de onevenwichtigheid van de mens. Hierdoor kan dan een grote geestelijke kracht ontstaan, waarvan zowel de mensheid zelf als de mensheid hatende geesten gebruik kunnen maken om de mens te schaden, of tot het duister te brengen en uiteindelijk zelfs tot de chaos. Ik meen, dat een mens wel de chaos zal kunnen bereiken, maar dat deze niet door hem zal zijn een vernietiging, maar een herboren worden en hernieuwd beginnen met het vergaren van bewustzijn.
Bijzondere gaven op aarde, waardoor men betekenis en naam heeft gekregen op aarde, hebben die ook betekenis in de sferen?
Helaas bestaan er bij ons in de sferen noch uitgevers, critici, of personen, die studies en kunstwerken uitgeven of weergeven. M.a.w. de scheppingen, of studies zelf hebben geen enkele waarde. Maar een oprecht kunstenaar bv. schept uit het diepst van zijn wezen.
Wanneer in zijn werk dus edele krachten naar voren komen, mogen wij aannemen, dat dezen ook in hen leven. Deze krachten zijn wel van belang in de sferen. Dit is het dus, dat hem erkenning en een plaats in de sferen zal kunnen bezorgen. Het is geen kwestie, van prestatie, maar van bewustzijn.
Waarom zijn zoveel kunstenaars zo verwaand op hun gaven, terwijl zij daar toch zelf niets aan kunnen doen, behalve hard werken om ze verder te ontwikkelen?
Men zou evengoed kunnen vragen: Waarom is een schone vrouw trots op haar schoonheid? Want ook dit is een gave. Nu ja, meestal dan. Ik heb tenminste gehoord, dat je de schoonheid tegenwoordig ook wel tegen betaling kunt verkrijgen in een beauty salon. Maar laten wij dit nu even buiten beschouwing laten. De mens is trots op zijn gaven, omdat hij of zij zich daardoor onderscheiden weet van een ander. De mens is n.l. een heel eigenaardig wezen. Eerst probeert hij gelijk te zijn aan een ander. Heeft hij dat eenmaal bereikt, dan probeert hij weer alles om van die ander verder te verschillen. Men tracht daardoor aandacht en achting van anderen te verwerven. De eerbied en achting, ja, verering, waarmede menigeen een kunstenaar beschouwt, zal dus wel mede aanleiding zijn tot deze verwaandheid. Wanneer een Caruso door de hele wereld wordt vereerd en geroepen, dan is hij verwaand, wanneer hij zich daarop voor laat staan en zich meer permitteert dan een ander. Zou diezelfde Caruso geen zanger maar een vorst zijn, dan zou men hetzelfde gedrag zeer democratisch heten. Hier is dus in de eerste plaats sprake van menselijke opvattingen. Nu was Enrico Caruso een vorst der zangers. De menigte, die hem enerzijds als zodanig erkende en verheerlijkte, vond, dat hij zich dan toch als een gewoon mens moest gedragen, wat hij dan ook vaak deed. Laten wij dus maar onthouden, dat de meest verwaande kunstenaar niet altijd de besten zijn. Wel altijd degenen, die de meeste verering genieten, of zich met het beste resultaat zelf als onbegrepen genieën kunnen zien.
Heeft de mens een vrije wil?
De mens heeft een vrije wil. Binnen de beperking van zijn geestelijke ontwikkeling. a. zijn omgeving: b. zijn wereld: c. zijn kennis hiervan en zijn reacties hierop. D.w.z. dat het lot van de mens vast ligt. De weg is uitgestippeld. Maar de wijze, waarop de mens deze weg wil gaan, is door hem zelf te bepalen. Voorbeeld: Het leven is een grote weg van laten wij zeggen 18 meter breed. De mens moet deze weg gaan. Dit is gepredestineerd, dit is zijn lot. Hij kan echter langzaam of hard lopen. Hij kan even links aan de weg gaan zitten of rechts. Hij kan zigzag lopen, of meteen recht door gaan. De weg gaan moet hij. Maar hoe hij hem gaat is zijn eigen zaak. Dat komt hier dus op neer. De vrije wil van de mens ligt niet in de eerste plaats in zijn daden, maar wel in de wijze, waarop hij deze daden stelt on beleeft.
Hoe komt men aan de naam: Lemurië?
Dit is de naam van een hypothetisch vasteland. Een naam, die dus uit het rijk der fabelen stamt. Naar ik meen kunnen wij deze naam betrekkelijk ver terug volgen en zullen wij haar in Indië reeds vinden ongeveer 3 a 4- duizend jaren voor onze jaartelling. Zij het dan ook, dat het iets anders gespeld en geheel anders uitgesproken werd. Daar wordt de naam echter verbonden aan een volk, dat, naar men vertelt, in de aarde is verdwenen en daar zal blijven wonen, totdat de Goden, of hoge geesten – dit veranderd naarmate de plaats, waar men komt – de vorst der aarde met zijn gevolg zullen wekken, waarna deze vorst met zijn volk weer op de aarde zullen verschijnen. Deze wezens worden n.l. ook wel Lemuren genoemd. De naam Lemurië zal waarschijnlijk ook in deze dagen weer zijn afgeleid van een plaatsnaam, waarschijnlijk een plaats aanduidende van karakter en gezien de geheimzinnigheid van de plaats later gebruikt zijn in theorieën omtrent het ontstaan der mensheid.