uit de cursus ‘Kosmische stromingen en de innerlijke aanpassing’ 1961
Bewustwordingswaarden in de huidige tendens.
Wanneer wij uitgaan van de heersende tendensen, zoals die u zijn uiteengezet en verder besproken onder het hoofd Aquarius, dan mogen wij stellen dat het bewustzijn van de doorsneemens op het ogenblik een groot aantal schokken ondergaat. Deze worden hoofdzakelijk veroorzaakt door oplopende innerlijke spanningen. Zij gaan gepaard met perioden van lusteloosheid en ‑ ik zou haast zeggen ‑ versuffing en worden door een groot aantal gebeurtenissen met een nogal emotionele achtergrond teweeggebracht.
De kern van al deze tendensen kan worden aangeduid als het onverwachte, waardoor het onmogelijk is de werkelijke inwerking op de mens geheel te overzien of te berekenen. Dit is de tijd van het onverwachte. Nu zal elke mens in zijn bewustwording naar een eigen inhoud zoeken. Die inhoud put hij uit gevoelswaarden en verder ongetwijfeld ook uit zijn verstandelijk denken.
Redelijke bewustwording is echter helaas niet mogelijk op geestelijk terrein en het is zelfs niet mogelijk een geheel logische verklaring te vinden voor menselijke motieven en gedrag. Als ik mij wil realiseren wat er op dit ogenblik gaande is en ik moet dat doen van menselijk standpunt uit, dan moet ik allereerst stellen dat ik mijzelf eigenlijk niet helemaal begrijp. Ik ben geneigd het oude op te ruimen en toch weet ik niet wat ik ervoor in de plaats moet stellen. Ik ben verder bereid experimenten uit te voeren die eigenlijk helemaal niet zo in mijn lijn liggen, ik weet niet precies waar ik heen moet.
Wanneer ik in mijzelf zoek, vind ik daar een vreemde verwarring, waarbij ik het ene ogenblik lichtende krachten om mij heen voel en het volgende ogenblik als in een duikerklok afgesloten ben van elke impuls van buitenaf die mij zou kunnen beroeren. (Ik tracht hiermee dus de menselijke kant weer te geven.) Nu zult u begrijpen dat een bewustwording, zoals u die ondergaat, kan worden verdeeld in realisaties op zeer verschillende niveaus of vlakken of zo u wilt in bepaalde sferen. Het lijkt mij verstandig om aan elk van die sferen een trillingsgetal toe te kennen. Volledig juist is dit natuurlijk niet. Maar zo goed als wij een bepaalde kleur kunnen omschrijven als een bepaalde frequentie van lichtgolven, zouden wij ook bepaalde bewustzijnstoestanden als trillingen kunnen omschrijven. Dan kan ik stellen:
- Al wat redelijk wordt gerealiseerd is alleen dan waardevol, indien het een hogere harmonische waarde vindt, een harmonische werking dus in een andere en hogere sfeer.
- Wanneer ik aan de heersende tendensen ben onderworpen op elk vlak van mijn wezen ‑ en dit is krachtens de kosmische invloeden, waaraan de mens is blootgesteld, praktisch zeker ‑ zullen gelijktijdig totaal verschillende realisaties op verschillende niveaus in mij ontstaan. Zij vertegenwoordigen verschillende trillingen die in mij vaak een tegenstrijdigheid veroorzaken. In deze dagen kan ik onder de invloed van de heersende tendensen niet alles wat zich in mij afspeelt en in mij bestaat verstandelijk volledig omschrijven.
- Ik ben niet in staat al hetgeen mij beroert onder één noemer te brengen, zodat ik een absolute eenheid in mijn eigen wezen niet kan bereiken.
Afgaande op de grootste invloeden, die op het ogenblik de aarde beroeren, mag verder worden gesteld dat het redelijk element in waarde afneemt. Wanneer ik dus redelijk denk, zal ik steeds meer tekorten erkennen en steeds minder begrijpen van wat zich rond mij afspeelt.
Wanneer ik afga op zuivere gevoelswaarden, zal ik vaak verward raken doordat ik geestelijke en dierlijke impulsen niet geheel uit elkaar kan houden. Om echter een bewustwording te krijgen die in deze tijd past, moet ik in staat zijn om mijn hogere werkingen en impulsen toch reeds stoffelijk uit te drukken. Ik kan dit alleen doen, als ik geen onderscheid maak tussen de in mij ontstaande invloeden als gevolg van trilling of sfeer, maar slechts door mij af te vragen of zij al of niet in overeenstemming zijn met mijn ervaring van het ogenblik.
Ik geloof dat ik dit wel iets duidelijker moet maken.
Elk ogenblik kan ik een nieuwe realisatie ervaren, welke zowel in het allerhoogste trillingsgetal kan liggen als in een betrekkelijk laag. Aangezien de mens niet in staat is dit redelijk te beseffen, kan de kern zijn wezen zich dus voortdurend wijzigen.
Hij kan dus heden ook niet zeggen wat morgen moet geschieden voor zijn bewustwording. Hij kan slechts stellen: op dit moment voel ik deze harmonische mogelijkheid in mij. Ik zie een zeer bepaalde reeks van waarden, punten of gedachten, nu, op dit ogenblik, als goed. Ik zal ze daarom ook nu ‑ voor zover mij dit mogelijk is ‑ verwerkelijken. In deze verwerkelijking schep ik ‑ of ik dat nu wil of niet ‑ in de eerste plaats een band tussen het feitelijk bewustzijn dat men direct bezit (voor de mens dus praktisch het menselijk waakbewustzijn) en alle andere sferen in welke een harmonie kan optreden. Het stoffelijk moment kan worden overgedragen naar elke sfeer, mits deze harmonisch is. Elke sfeer kan ‑ als zij harmonisch is ‑ haar werking en invloed op de stof blijven uitoefenen, zolang de harmonie bestaat. In deze wisselwerking wordt een grotere eenheid in de mens zelf bereikt.
En hier hebben wij dan het eerste en belangrijkste punt. Wij moeten bij een bewustwording onder de heersende tendensen altijd blijven uitgaan van de grote vraag: Wat is nu op dit moment en menselijk gezien mogelijk? In een vorige les hebben wij dit ook ‑ als ik mij niet vergis ‑ reeds behandeld.
Een mens bestaat echter niet alleen uit stof. Wanneer hij sluimert, is het mogelijk dat zijn gedachten contact maken met andere gedachten, dat zijn wezen uittreedt en in verschillende sferen handelt of werkt. Het is zelfs mogelijk dat die mens gelijktijdig contact maakt met een hogere sfeer en uit die hogere sfeer weer werkzaamheden in een lagere verricht. Als wij dit zo beschouwen, moeten wij toch ook wel proberen om die sferen nader te definiëren en nagaan wat daarin gebeurt.
Allereerst neem ik daartoe de dichtst bijliggende sfeer; dat zijn alle gebeurtenissen, die in een zodanige trillingsverhouding staan, dat zij volgens menselijk standpunt kunnen worden gerekend tot het astraal vlak te behoren. Dit astraal vlak is fijnstoffelijk. Wat daar gebeurt, heeft een zekere zin van realiteit. Naast vele bezielde wezens vinden wij er veel schimmen of schillen, welke dus niet direct zijn bezield, maar wel als voertuig voor een geest kunnen dienen.
Nu wordt de astrale sfeer hoofdzakelijk beïnvloed door het directe denken.
Het massaal denken van de mens schept vormen, de directe wil van de mens verschaft hun een astrale vorm.
Het is duidelijk dat in een periode als de huidige, waarin de tendens voortdurend is vernieuwing, er in feite een grote strijd zal bestaan op het astrale vlak. Bewustwordingen op dat vlak zullen voor de doorsnee mens dan ook gepaard gaan met de volgende verschijnselen.
Ten eerste: bij een langdurig vertoeven op het astrale vlak vaak een lichamelijke vermoeidheid, het idee van levendige dromen, waarvan echter slechts enkele en zeer flauwe beelden doordringen tot het bewustzijn en als droom kunnen worden herhaald. Deze zijn altijd onwerkelijk, bevatten weinig of geen zuiver stoffelijke impulsen, maar houden zich hoofdzakelijk met gestalten bezig en in sommige gevallen met de gezamenlijke handelingen van vele mensen, waarbij men zelf ook is betrokken.
Ten tweede: een mens, die angstig is en in de heersende tendens langzaam maar zeker de moed begint te verliezen, zal op dit vlak voortdurend aanvallen hebben te doorstaan. Hoe groter de angst is, waarin men leeft, des te groter het aantal aanvallen. Dit ontwikkelt op het astrale vlak de noodzaak tot verdediging. Want de mens kan op deze wijze leren zich te verdedigen tegen negatieve impulsen, al is het alleen uit vrees.
Ten derde: astrale invloeden kunnen bijna direct ingrijpen in het menselijk leven en in de materiële wereld. Datgene, wat wij astraal doen, zal over het algemeen zijn weerslag vinden in de stof. Wanneer dit het geval is, moeten wij heel voorzichtig zijn. Want al wat astraal wordt beleefd en toch een directe consequentie heeft of kan hebben in de materiële wereld, dient materieel redelijk en bewust gerealiseerd te worden. Geschiedt dit niet, dan ontstaat een waantoestand en zal geen verdere bewustwording uit de beleving voortkomen, maar alleen een droom, die als vervanging van de werkelijkheid wordt gezien, maar dit in feite niet kan zijn.
Boven het astraal vlak vinden wij levensessence. Deze trilling is niet materieel te vertalen. Zij wordt gezien als de hoogst‑frequente straling in de aura en haar wereld is ‑ meer dan de astrale ‑ wazig of vormloos. Elke mens zal op dit terrein ervaringen opdoen. In de eerste plaats tijdens zijn waakbewust handelen en dan door inwerkingen die hij zich niet realiseert, maar die zijn eigen neigingen en zijn eigen denken bepalen. In de tweede plaats in zeer sterke mate gedurende de slaap, vooral in die perioden dat de eigen voertuigen zich tijdelijk van het grofstoffelijk lichaam enigszins hebben losgemaakt. Zo ontstaat hier een uitwisseling van energie.
Wij kunnen wat onze bewustwording betreft niet zeggen dat hier belevenissen plaatsvinden. Eerder is er sprake van het opnemen van energie of van de onmacht dit te doen. Degene die bewustwording zoekt, zal ontdekken dat zijn instelling en vooral de mate, waarmee hij of zij innerlijk harmonisch is, bepalend zal zijn voor de hoeveelheid energie die wordt opgenomen. Hij zal verder ontdekken dat er altijd een bepaalde neiging bestaat om gedurende ongeveer 7 dagen met een top energie op te nemen, daarna te dalen, vervolgens ook weer rond 7 à 10 dagen hernieuwd energie op te nemen en zo verder.
Dit kan worden voorgesteld door een kromme. Deze kromme is te wijzigen door de eigen instelling te veranderen. De bewustwording bestaat hier dus in het zich realiseren, welke factoren wel en welke niet met de levenskracht harmonisch zijn. Voor de erkenning van de eigen juiste instelling op stoffelijk of astraal vlak t.a.v. het totaal van de levende kracht zijn de belevingen op dit terrein van het hoogste belang.
Daarboven vinden wij verschillende sferen, die alle tezamen wel genoemd worden Zomerland of lagere lichtsferen. Zij vinden hun counterpart, zoals u bekend zal zijn in de zgn. halfduistere sferen, waarin ook vorm een belangrijke rol speelt.
De geest, die uittreedt en hier komt, zal over het algemeen droombeelden kunnen verkrijgen en deze naar het lichaam kunnen meebrengen; zij kunnen landstreken inhouden, belevingen met andere mensen en soms ook enkele leringen. De bewustzijnsmogelijkheid ligt hier in de eerste plaats in het contact met anderen.
Wat men hier waarneemt is alles illusie. Het is geschapen uit gedachten. Daarom kan worden gesteld dat bewustwording hier voornamelijk geschiedt door het zich openstellen voor anderen, het tonen van begrip voor anderen en die eigenaardige kwaliteit die men op aarde wel als naastenliefde omschrijft: de erkenning van de volkomen gelijkheid en gelijkwaardigheid in de kosmos. Is dit het geval, dan zal de bewustwording ‑ zo ontstaande ‑ contactmogelijkheid bieden met de hogere geest. Er kunnen stellingen worden ontvangen, die ten dele worden omgezet in de stof, ten dele blijven zweven en eerder tot een vage gevoelsinhoud worden. Een vervorming dus van het eigen denken.
Deze vervorming, vrienden, betekent dat de zgn. rationele handelswijze verandert, omdat de mens, die ‑ al is hij nog zo verstandelijk ‑ moet handelen en denken, een andere wijze van rationalisatie, zoekt.
Hij omschrijft dus zijn daden en beweegredenen anders en begrijpt niet dat hij daardoor eigenlijk datgene uit de mogelijke beweegredenen selecteert, wat voor hem het meest juiste en het meest passende is.
De geest, die hier voldoende contacten krijgt, verwerft verder bijstand en contacten die soms bijna op telepathische wijze de mens bereiken. De bewustwording op dit vlak kan een direct contact met de geest of de helpende geest inhouden, ook wanneer deze zich niet in een direct paranormaal verschijnsel kenbaar maakt. Omstandigheden kunnen vaak ‑ zij het in beperkte mate ‑ hierdoor worden beheerst, voor zover zij berusten op de gedachten van het eigen wezen of gedachten en denkwaarden in de omgeving.
Dit is zeer belangrijk en in deze dagen wordt het des te belangrijker, omdat de huidige tendens mens en geest dichter tot elkaar brengt.
Wij staan aan de vooravond van een grote ontwikkeling, waarbij het religieuze denken van de mens zich gaat wijzigen. Dit nieuwe religieuze denken zal inhouden o.m. een intens contact tussen hen, die thans nog “overgeganen en levenden” worden genoemd of “doden en levenden”.
Het verschil tussen beiden bestaat slechts in een verschil van levenstoestand (d.i. trillingsgetal), waarin het bewustzijn tijdelijk is bevoertuigd.
De hierboven liggende sferen zijn wat moeilijker te omschrijven. Wij kunnen echter stellen dat de mens, die vorm en dus ook rede of omschrijving of het woord niet meer noodzakelijk vindt voor eigen erkenning (dus een zeer bijzondere vorm van ik zou haast zeggen “meditatieve openstelling”), zal ontdekken dat (en ook alweer bij voorkeur gedurende de rustperiode) hij een groot aantal aanvullingen van het eigen “ik” vindt.
Het menselijk “ik” is natuurlijk onvolledig en niet harmonisch.
Wanneer wij in deze hogere sfeer komen, vinden wij aanvullende componenten. Zo kan dus een mens tot een afgerond geheel worden (ik spreek nog steeds volgens het menselijk standpunt; later is dit niet meer juist, want dan komt er een nieuwe dimensie bij) en in deze afronding zal hij de omvang van zijn werk en zijn taak kunnen erkennen.
Deze taak kan nimmer direct in woorden worden uitgedrukt, maar zij is een gevoel, waardoor men weet: zo en zo moet ik handelen, want slechts daardoor kan ik de juiste resultaten verkrijgen.
Voor de mens dus impuls; maar bij een beleving van deze sfeer: grotere harmonie en innerlijke eenheid.
Uit deze sfeer kunnen verder ook weer bepaalde krachten worden gericht, zodat men bij een beheersing van deze sfeer, vele lang vergeten gaven in zich zou zien ontwaken.
De bewustwording van de mens behelst verder nog sferen, waarin de trillingen zo hoog zijn dat wij er meestal over spreken als licht, kleur en licht, omdat er toch nog wel een kenbare differentiatie is volgens menselijk standpunt.
Wanneer je deze sferen bereikt, moet je bewustzijn in staat zijn niet meer in zuiver egoïstische termen te denken. Men gaat niet van het “ik” uit, maar men ondergaat het totaal van de schepping rond het “ik” als een harmonisch verschijnsel, waarin echter een voortdurende wisseling van invloeden plaatsvindt. De invloeden beroeren het “ik” niet, maar worden erkend. Je zou kunnen zeggen: in deze sfeer of wereld wordt het geheel kenbaar als een ritme of als een kosmische ademhaling. Deze kosmische ademhaling kan worden overgebracht in het eigen levensritme. Het ritme kan o.m. de eigen prestatie en de eigen vitaliteit bepalen en tot op zeer grote hoogte zelfs datgene, wat de mens geluk noemt.
U zult begrijpen dat in de huidige, tijd deze tendensen bijzonder bruikbaar zijn. Want deze tijd vergt begrip voor een voortdurend wisselende wereld en het zich voortdurend juist instellen. Maar dit juist instellen kan nimmer geschieden, indien wij alleen van onszelf uitgaan en egoïstisch denken. Door een ogenblik jezelf te vergeten, verkrijgt men in menselijke termen gesproken een zeer snel en scherp begrip voor feitelijke gebeurtenissen op de wereld en hun achtergronden en daardoor juiste reacties, waardoor de waarden van deze kleursfeer eveneens kunnen worden uitgedrukt in de eigen wereld.
Dan liggen hierboven nog een groot aantal zeer hoge trillingen, waarbij wij dan beginnen met de sfeer van wit licht enz. De doorsneemens bereikt deze zelden. Maar zou hij het witte licht kunnen bereiken ‑ wat meestal zal plaatsvinden tijdens een bewuste meditatie periode of in een ontspanning en rust daaropvolgend (gebed kan ook vaak als meditatie gelden) ‑ dan zal hij in zich een kracht ervaren die de verschillen rond hem doet vervagen. Je zou kunnen zeggen dat voor de mens deze beleving wordt, een erkenning van de heerser van de tijd en misschien zelfs van de krachten die hem voeren.
Door de zeer hoge trillingen, die worden gebruikt, is het zeer moeilijk deze in gezelschap te openbaren en te beleven. Het blijft een in het “ik” besloten zijn. De mens echter, die dit doormaakt, vindt niet alleen rond zich het ritme, hij ziet niet alleen de stuwkracht van deze tijd, maar hij vindt daarin een bewust deelgenootschap.
Dit is niet meer het erkennen van een taak. Neen, het is eerder een leven a.h.w. in verbinding met het Hogere. Als vergelijkend voorbeeld: een soldaat, die tegelijk als eenvoudig militair zijn plicht vervult in een bepaalde compagnie en inzicht heeft in het totaal van de plannen van de Generale Staf, waardoor hij in zijn compagnie vaak de noodzakelijke wijzigingen kan aanbrengen. Hij leeft echter niet als soldaat maar als deel van de Staf. Hij ziet het totale plan voortdurend.
Daarboven liggen trillingen die het zelfs mogelijk maken een tijdloos scheppingsplan te overzien.
Als ik u deze verschillende sferen in woorden afschilder ‑ hoe onvolledig mij dat ook mogelijk is ‑ dan doe ik dit vooral, omdat zij voor uw bewustwording, gezien de tendens van de tijd, belangrijk zijn. U kunt voor uzelf niet bepalen hoever en hoe hoog u zult stijgen, hoe intens u bepaalde trillingen zult ondergaan, hoe groots misschien bepaalde belevingen zullen worden. Maar u voelt heel goed, wanneer u in harmonie bent met de tijd en wanneer niet. Ook voelt u verder heel goed aan ‑ dankzij deze belevingen, die u niet kunt omschrijven en voor een groot gedeelte zelfs niet rationeel kunt uitdrukken, dus ze ook niet kunt verwezenlijken ‑ wat er eigenlijk gebeurt. Dan wordt eigen lot van minder betekenis.
Je gaat intenser leven in het geheel.
De tendens van deze tijd is o.m. op het leven in het geheel en niet op een bepaald deel ervan gericht. De gehele wereld moet meer en meer komen tot werkelijke broederschap. Zij moet komen tot meer werkelijk begrip, werkelijke samenwerking. Er mag niet een te persoonlijk denken zijn. Alles wat te persoonlijk is gaat ten gronde. En daarom kunnen deze sferen ons buitengewoon van dienst zijn, zelfs bij het leven in de stof.
Maar nu ik dit alles stoffelijk heb beschouwd, wil ik het ook graag nog even van ons standpunt (dus meer geestelijk) bezien.
Uit de geest gezien is er sprake van het corrigeren van een beeld.
Een beeldhouwer heeft een model in klei ontworpen. Hij zal daaraan voortdurend moeten schaven en werken, er iets aan toevoegen of er iets afnemen, tot hij de perfecte vorm heeft gevonden, de vorm die voor hem “zijn kunstwerk” is.
Dit kunstwerk bestaat als een idee. Maar je kunt een idee niet altijd verwerkelijken. Er komt een ogenblik dat je actief kunt zijn en dan, dagenlang, dat je wel kunt kijken en de klei vochtig kunt houden, maar meer ook niet. Je hebt niet de kracht in je om zelfs erkende fouten te corrigeren.
De wereld van heden was tot voor zeer korte tijd een beeld, waaraan wij weliswaar hier en daar een kleine wijziging konden aanbrengen, maar waarbij bepaalde intrinsieke fouten niet door de geest konden worden benaderd. Nu is dit wel mogelijk. Nu kunnen wij dus grote dingen veranderen.
De bewustwording van een mens is voor ons belangrijk, omdat hij behoort tot onze eigen wereld. Hij is ook deel van ons bestaan. Het omgekeerde is niet altijd waar. Maar elke mens, die leeft en bezield is, behoort a.h.w. tot onze werelden. Hij is daarin bevoertuigd, hij leeft daarin en bestaat daarin, ook al weet hij het niet. De bewustwording voor ons betekent dus niet alleen maar dat nu de juiste correcties worden aangebracht. Het betekent dat in onze eigen wereld een hechtere eenheid ontstaat. Dat krachtens deze eenheid nu correcties mogelijk worden, omdat wij a.h.w. met dit bewustzijn tegelijk in een hemel en op aarde zijn.
Het klinkt misschien wat vreemd, maar de band die bij een gelijk bewustzijn kan bestaan, mag misschien worden vergeleken met wat u noemt: het Koninkrijk Gods of “In den hemel zowel als op aarde.” Wat bestaat in de geest, moet op aarde tot uiting komen. Dit kan alleen, wanneer mens en geest tot eenheid worden. En elke kleine bewustwording van de mens ‑ ook al kan hij zich dat niet realiseren, betekent voor ons dus een éénwording, het stichten van een rijk, het verwerven van een kracht, van een inzicht en een mogelijkheid.
Waar dit het geval is, zal voor ons een mens, die alleen op astraal gebied actief is, vaak een gevaarlijk element zijn. Wij houden er niet van dat mensen in hun bewustwording blijven steken bij deze half‑materiële vormgevingen, dit vreemde dwalen en deze voortdurend, vaak monstrueuze strijd. Zelfs wanneer zij in een vormwereld komen ‑ bv. in Zomerland ‑ zijn ze voor ons eigenlijk minder belangrijk. Belangrijk worden zij pas, wanneer ze met ons tot een samenwerking kunnen komen. En deze wordt dan geformuleerd in wat men wel noemt de zgn. Broederschappen.
Die Broederschappen hebben zelfs namen: t.w. de Bruine Pijen, de Grijze Pijen en de Witte Pijen.
U zult zeggen: Hoe komen ze daar nu aan? Maar omdat de vorm van eigen vermogen en bewustzijn uitgedrukt zal zijn in ‘s mensen uitstraling ‑ ook wanneer hij van uit de sferen actief is ‑ zijn er mensen die slechts zeer ten dele bewust zijn. Ze hebben goede wil, maar geen werkelijke eenheid met de wereld van de geest. Zij kunnen onder leiding van anderen werken; en stelt u zich die dan maar voor als een soort Franciscaner broeder of zoiets. Maar deze “Franciscaners” zijn a.h.w. helpers die mensen naar een plaats kunnen geleiden. Zij kunnen dus een geest geleiden, maar zij kunnen niet registreren, zij kunnen niet inwerken op een ander.
De broeders, die de grijze pij dragen, staan veel hoger. Zij hebben over het algemeen een innerlijke bewustwording verworven, waardoor zij de vormsfeer soms kunnen verlaten. Zij worden voor ons erg belangrijk, want zij zijn het die de mens “zijn nieuwe naam” kunnen geven.
Dat klinkt natuurlijk dwaas, maar het betekent dat zij de wezensinhouden van een mens op waarde schatten en hernieuwd a.h.w. omschrijven. Het zijn dezen, die zich op aarde ook vaak ten dele bewust zijn van die activiteiten.
De Witte Pijen zijn degenen die dicht bij een inwijding staan of een inwijding hebben ondergaan. Het zijn entiteiten die uit de geest zowel op aarde als in andere sferen werkzaam zijn.
Die groepen zijn voor ons zo buitengewoon interessant en belangrijk, omdat zij:
In de eerste plaats betekenen een aanvulling van ons eigen streven;
In de tweede plaats voor zichzelf dus mensen of wezens vormen, die weten wat zij doen.
In de derde plaats omdat zij ‑ gezien het voortdurend contact, dat zij aan onze zijde hebben ‑ de meest perfecte middelen zijn om mee te werken, wanneer het op aarde geschiedt.
Voor ons is het dus wel heel erg belangrijk dat de mensheid bewust wordt. Onze waardering houdt ongetwijfeld verband met de activiteit, ofschoon die activiteit voor ons weinig of niets betekent. Zij is nl. niet voor ons persoonlijk, zij is voor het geheel.
Nu zal de grote vraag rijzen, of een bewustwording ‑ gezien de tendens van deze tijd ‑ alleen geestelijk kan plaatsvinden. Het antwoord is natuurlijk: Neen! Want in deze tijd moet een harmonie worden geschapen, waarbij de stof direct betrokken kan zijn.
In de tweede plaats rijst de vraag: zal deze bewustwording sneller geschieden dan in andere tijden? Het antwoord hierop is: Ja. Ten eerste is er de stuwing van geestelijke krachten en die van kosmische krachten. Daarnaast bestaat er voor de mens een steeds groeiende spanning. Hij ondergaat zoveel schokken in zijn eigen wereld en staat onder zo intense en zware spanningen, zowel van zenuwen als van zaken en wat dies meer zij, dat hij niet anders kan dan of zich beroepen op zijn geestelijk innerlijk, zijn geestelijke krachten, dan wel onbewust en duister worden. Hij heeft geen kans om in heerlijke en gezapige rust verder te bestaan. Dus: positieve bewustwordingswaarden in deze tijd.
In de derde plaats: welke vorm van bewustwording kunnen wij in verband met de tendensen van deze tijd als de belangrijkste beschouwen? De persoonlijke bewustwording, die in de richting gaat van het aanvaarden van kosmische krachten, naastenliefde of het begrip kosmische genegenheid of liefde, het streven zonder zelfzucht.
Een vierde vraag, die u misschien ook nog zou kunnen stellen, zou dan luiden: Ja, maar wat kunnen wij in deze zin verwachten en wat kunnen wij doen?
Verwachten kunt u dit: Alles wat op dit ogenblik in uzelf en in uw eigen leven is gebaseerd op een zo groot mogelijke innerlijke harmonie en een zo volledig mogelijke uitschakeling van alle strijdigheden, betekent voor u een intensifiëring van kracht, gelijktijdig waarschijnlijk een vergroting van welbehagen en zelfs ook welzijn.
Wat verder door u wordt gedaan is: Een persoonlijk en daarvoor de verantwoordelijkheid aanvaardend eerlijk streven en werken volgens de richtlijnen die u als juist erkent.
Dit werken en streven zal ‑ in verband met de tendens van de tijd ‑ in toenemende mate het inzicht van anderen respecteren, maar zich daardoor nimmer laten remmen, tenzij die anderen er direct bij zijn betrokken.
Het resultaat is dus dat u zowel in daad als in beleving en zelfs in de vorm en inhoud van uw eigen leven zeer sterk onder de invloed van de huidige heerser staat. Wat u in deze dagen bereikt, zal voortdurend voor u blijven bestaan, ook al verandert uw eigen wezen steeds, stoffelijk zowel als geestelijk.
Wanneer steeds andere tendensen u beïnvloeden geldt: wat u op een bepaald ogenblik bereikt ‑ ook al zal het zich immer meer kenbaar herhalen ‑ is iets, wat duurzaam is. Dat blijft in uw wezen bestaan en zal in de sfeer waarin het past, een voortdurend actieve waarde blijven.
Dan, vrienden, krijgen we een heel typisch iets.
In een bepaalde sfeer vindt een uitbreiding van ervaring, van daadkracht en bewustzijn plaats als gevolg van een enkel ogenblik van stoffelijk beleven of denken misschien. Dit kan in verschillende sferen gebeuren en zal niet in alle sferen in dezelfde mate geschieden. Wanneer wij echter een bewustzijn hebben en een streven dat zoveel mogelijk sferen met elkaar kan verbinden, dus een zo groot mogelijke harmonie handhaaft, zullen al deze werkingen steeds in het “ik” als stuwkracht fungeren. Niet alleen de bewustwording, de persoonlijkheid, het innerlijk herscheppen a.h.w. van de kosmos wordt bevorderd, maar ook de ervaring van het Goddelijke en het kennen van het “ik”. Toch zal de mens van ogenblik tot ogenblik veranderen en verschillen. De verwerving van een blijvende bewustwording is onder de huidige tendensen vaak het resultaat van een grote reeks wisselende en soms vaak tegenstrijdige belevingen en handelingen in de stof.
Dan nog een laatste punt.
Wanneer u dezer dagen aan spanningen wordt onderworpen, dan kunnen deze voor uw bewustwording dus ‑ dat blijkt uit het voorgaande ‑ zeer zeker dienstig zijn. Maar wij kunnen alleen verwachten dat een positieve werking uitgaat van spanningen, die wij ondergaan, als wij deze zelf op de juiste manier verwerken. De mens, die zich door de spanningen van deze tijd laat beheersen, zich erdoor laat overweldigen en er niet zover meester over is, dat hij zo nu en dan a.h.w. daarvan afstand kan nemen, zal in vele gevallen negatieve, althans disharmonische belevingen hebben. En deze belevingen hebben als resultaat een verminderd contact met de verschillende voertuigen, dus met de verschillend sferen en trillingsgebieden, waarmee hij in contact dient te staan. Men moet meester zijn ‑ juist in deze dagen ‑ niet over zijn omstandigheden (dat is onmogelijk), maar wel over zijn eigen houding daartegenover, zijn gebondenheid aan het gebeuren.
Gezien de toenemende vloed van gebeurtenissen, die uit de huidige constellatie zal ontstaan en het feit dat deze invloeden niet alleen stoffelijk zijn maar zeker tot de Zomerland‑gebieden doorwerken, vrienden, zou ik dan ook willen stellen: mens, wen je aan om in deze dagen je problemen en je zorgen (of ze nu Nieuw-Guinea heten of zakelijk belang of onbegrip van anderen of politieke spanning of atoombom) te vergeten.
Maak er een gewoonte van steeds weer tot uzelf te zeggen: “Nu wil ik mij hiermee niet bezighouden” en deze beslommeringen dan inderdaad ook terzijde leggen.
Wanneer u nl. deze beheersing hebt, bent u gemakkelijker in staat de noodzakelijke innerlijke harmonie op te brengen. Dan bent u in staat de meest gunstige werkingen in en rond uzelf tot stand te brengen en zult u toch voortdurend in direct contact kunnen blijven met uw eigen menselijke en materiële wereld, zonder dat daardoor de geestelijke bewustwording ook maar iets wordt geschaad en zonder dat er ook maar één gelegenheid tot verdere ontplooiing van het “ik” en van de zelfkennis verloren gaat.
Geloof mij, het bewustzijn dat in deze tijden wordt verworven, is uitermate belangrijk en groot. Maar het is de mens zelf die bepaalt wat er voor hem of haar uit voortkomt.
Begrijp ook zeer wel dat wat op het ogenblik uw weg is, niet altijd de weg van anderen zal zijn of omgekeerd. Beperk u dus tot een samenwerking daar, waar u erkent dat harmonische waarden reeds bestaan.
Verwacht niet dat ze blijvend zijn, ook al zal de eerste jaren misschien een blijvende harmonie nog gemakkelijk te vinden zijn.
Verwacht zelfs niet dat deze dingen een overwinning kunnen betekenen.
Het zijn alles voorbijgaande gebeurtenissen. De groep waarmee u samenwerkt, is een voorbijgaande groep.
Op het ogenblik dat harmonie mogelijk is, is samenwerking goed en noodzakelijk; geestelijk en stoffelijk. Op het ogenblik dat de samenwerking niet meer bestaat, dienen wij dit terzijde te leggen en ons wederom te wijden aan de nu bestaande harmonie. De tendensen van deze tijd maken dit noodzakelijk. En de eigen bewustwording vergt dat deze tendensen zoveel mogelijk gebruikt worden om op elk trillingsniveau, in elke sfeer, een zo snel en volledig mogelijke uitbreiding van eigen bewustzijn te verwerven.
Oorlogsaspecten.
De mens, die als eenvoudig burger leeft, heeft een zeer bijzondere voorstelling van de waarde van oorlog. Hij ziet deze als voortdurende gewelddadigheid en als een voortdurend element van spanning. Eenieder, die soldaat is geweest, weet dat oorlog eigenlijk één ogenblik van intens leven is, gevolgd door weken van ellende en verveling.
De mens, die als burger leeft, stelt zich voor dat oorlog sterk verschilt van het gewone maatschappelijke leven. Maar er bestaat eigenlijk geen werkelijk groot verschil tussen beide. Het grote verschil tussen het maatschappelijk leven en de oorlog is wel, dat alles wat je in de maatschappij alleen maar denkt, je in een oorlog moet doen, omdat anderen het denken. Je denkt in de burgerwereld altijd dat je vrij bent. Dat is net zo’n grote illusie als de mogelijkheid tot vrijheid van handelen van een soldaat. Oorlog is een voortzetting van het maatschappelijk leven en niet een afwijking daarvan.
Ik wil proberen om de aspecten van de oorlog in enkele beelden uit te drukken.
Stel: er zijn vijf mensen. Deze vijf mensen delen een erfenis. Zij denken dat alle stukken ongeveer even waardevol zijn. Daarom beginnen ze met een verdeling en ieder zegt, dat hij tevreden is. Nu blijkt na enige tijd, dat er een schilderij bij is van een bekende schilder, een Van Dijck, een Rubens of een Rembrandt. Dan zeggen de anderen opeens: “Wij gaan niet meer met die verdeling akkoord. Wij willen ook ons deel hebben.” Daar komt dan een grote ruzie van. Zij gaan naar een gerechtshof. Maar als de rechter hun mening niet deelt, blijven ze toch vijanden. Eens waren ze goede vrienden, ze waren het met elkaar eens; maar nu komt de gedachte: een ander heeft meer dan ik. En daarom wil ik die ander “nemen”. En misschien ontmoet ik hem op straat, dan schiet ik hem dood of geef ik hem een pak slaag; of ‑ als ik dat niet durf ‑ treiter ik hem alleen maar.
Principieel is dat precies hetzelfde als oorlog. Een oorlog bestaat tussen een groot aantal staten. Er zijn verschillende punten waarover zij het onderling eens zijn. Maar eenieder wil meer hebben dan een ander. Wanneer er dus werkelijk iets te verdelen valt, dan komt daaruit strijd voort.
Een burger is bang voor de politie. Maar de staat behoeft daarvoor niet bang te zijn, want er is geen enkele macht op de wereld die kan zeggen: “Jij moet ophouden met jouw oorlog.” Geen macht die dat kan doen. En zo is elke staat ongebonden, ongeremd en begint haar strijd.
Nu zullen velen zeggen dat de meeste oorlogen worden gevoerd uit een ideëel oogpunt; dat het gaat om een ideaal. Maar als je het goed nagaat, blijkt dat deze idealen eigenlijk naar eigen goeddunken worden geïnterpreteerd. Het zijn belangen die men heeft en waaraan men een mooiere naam heeft gegeven.
Bij een oorlog is eigenbelang of angst voor de tegenstander altijd het werkelijke motief. Alle idealen die daaromheen worden geweven, zijn alleen maar de verpakking waarin dit wordt verhuld. Wanneer u nu hoort van geweld, dan voelt u dat u daartegen iets moet doen en dan denkt u ook aan geweld. Maar u moet heel goed begrijpen: op het ogenblik dat een mens geweld met geweld beantwoordt, vergroot hij de strijd. Wanneer ik een onrecht met een ander onrecht tracht uit te wissen, dan veroorzaak ik in feite een nog veel groter onrecht.
Een recent voorbeeld van deze situatie kunt u vinden in Korea. Daar waren dus de communisten en wat men noemde, de democratische partij. Maar nadat de oorlog daar was uitgevochten voor de vrijheid, werd in feite Zuid‑Korea even sterk dictatoriaal geregeerd als Noord-Korea, met precies dezelfde methoden.
Op het ogenblik dat men in Kongo ingrijpt om vrede te stichten, ontstaat er een oorlog, die veel verschrikkelijker is en waarbij veel meer slachtoffers vallen en er veel meer belangen worden aangetast, dan wanneer men daar de zaak eenvoudig had afgesloten en gezegd: zoek het zelf maar uit.
Begrijp dus goed dat elke oorlog en elke voorbereiding daartoe eigenlijk is: het tot stand brengen van een noodzaak tot ongerechtvaardigd geweld. Er bestaat geen enkele rechtvaardiging voor deze dingen.
Wanneer u in deze tijd leeft, zult u zien dat er steeds meer mensen gaan zeggen: “Wij moeten geweld met geweld beantwoorden. Wij moeten ingrijpen.” Maar zij grijpen verkeerd in.
Wanneer er een muur wordt gebouwd in Berlijn, is het heel redelijk dat je er een ploeg mensen aanzet om hem af te breken. Als je dat meteen doet, is er een grote kans dat de muur niet wordt gebouwd. Laat je die muur eerst afmaken en ga je dan anderen helpen erover te ontvluchten en dan proberen voor jezelf de toegang te forceren, dan komt er oorlog van.
Handelen zonder geweld, alleen door je eigen rechten kenbaar te maken, is niet een ander met geweld te lijf gaan. Dit heeft men nooit begrepen. Men heeft altijd gedacht dat wij moeten kiezen tussen de uiterste gewelddadigheid en een absolute toegevendheid.
Wanneer wij in Nederland zitten en in Nederland bestaat de gedachte:
Wij moeten niets doen tegen Indonesië, dan moeten wij ook helemaal niet spreken met Indonesië, wij moeten dus ook niet handeldrijven met Indonesië. Wanneer een ander dit wil doen, dan zal hij erop moeten rekenen dat hij bij ons meer moet betalen als hij met ons handelt. Dat kost natuurlijk veel. Maar als je er die kosten voor over hebt, word je gerespecteerd. Wanneer je je met geweld wilt verzetten of gaat intrigeren, of je laat je omkopen, dan zul je ten slotte altijd de verliezende partij zijn.
Zolang oorlog een eenvoudige zaak was, waarbij je in beperkte omvang geweld gebruikte om voordelen te behalen, was het een niet erg mooie, maar menselijk aanvaardbare methode om rijker te worden. Niemand kan werkelijk rijker worden door oorlog. Daarom heeft men de aspecten van de oorlog veranderd en gewijzigd in een oorlog van vreesaanjaging. Geloof mij, als je nu een atoombom laat vallen, doe je minder schade dan door voortdurend op te hitsen tot vrees en haat, wat op het ogenblik overal gebeurt.
Iemand, die een ander vreest, anderen haat, is een ongelukkig mens. Het is een mens, die niet meer redelijk kan handelen. Het is een mens die eigenlijk gedeeltelijk dood is. Zo is de zgn. koude oorlog van deze dagen in vele opzichten even erg of nog erger dan al de oorlogen aan de fronten van de laatste tijd in 1941‑1945 en 1914‑ 1918. Want in die oorlogen was het einde te overzien, was er een bepaald doel gesteld.
In deze moderne koude oorlog is geen enkel doel te stellen. Het is of de vijand steeds verandert; en wie vandaag vriend is, wordt morgen vijand en omgekeerd. Er is geen enkel recht. Je wordt voortdurend gedwongen meer voor de verdediging te betalen; je wordt voortdurend angstiger; je lijdt steeds meer door onrust; je doet voortdurend meer dingen, die eigenlijk verkeerd zijn. Je komt tot een levenswijze die absoluut niet normaal is en die niet meer voor een mens past. In plaats dat een mens met een kogel wordt gedood in een enkel uur, wordt hij nu gedood in enkele jaren door zenuwspanning.
Dit zijn aspecten van de oorlog, waar de mensen niet aan denken. En in deze dagen, de tijd waarin u leeft, zal juist deze eigenaardige methode van de koude oorlog intenser worden gebruikt dan de warme oorlog. Men heeft geen belang bij een werkelijke oorlog. Ze levert niets op. Alleen een koude oorlog, waarmee je steeds weer wat kunt winnen, is van belang.
Maar deze vraagt meer dan dode steden. Ze doodt de zielen van mensen. Dus wanneer u eraan wilt beginnen de oorlog voor uzelf te ontleden, moet u zeggen: Er is nooit een mens die je kunt haten. Er is geen situatie op deze wereld, waarin niet iets goed kan zijn. Overal is er een zekere eerlijkheid en redelijkheid. Maar wij willen deze niet erkennen en anderen durven die niet te uiten. Er zijn geen vijanden. Je kunt zeggen: Indonesië is slecht tegen Nederland. Wel, dat zal wel zo zijn. Maar daarom is een Indonesiër nog geen slecht mens, ook wanneer hij zich niet meer bij u thuis voelt en zich anders gedraagt dan u zou willen.
Je kunt zeggen: Een Rus kan een heel goed mens zijn, ook wanneer hij op dit ogenblik voor ons niet past en niet weet hoe hij zich tegenover ons moet gedragen. Leer elkander kennen en je doodt de oorlog. Dat wordt overal verkondigd. Maar tegelijkertijd maakt men het elkaar onmogelijk elkaar te kennen.
Het is goed om te spreken over “goodwill‑actions” en over de strijd voor de vrede. Maar een strijd voor de vrede kun je niet uitvechten met geweld. Je kunt hem alleen voeren door je medemens te begrijpen. Dit kun je bereiken door te weigeren ook maar iets te doen te hebben met dingen waarvan je erkent dat ze tot geweld zullen leiden.
Oorlog is het verzet van de onmachtige tegen de begeerten van anderen; of het is de begeerte van de machtige ten koste van hen die zich niet kunnen verdedigen. Er is geen enkele mogelijkheid dat oorlog ooit zal ophouden te bestaan, zolang een mens méér wil hebben dan een ander; zolang een mens denkt dat hij meer weet dan een ander.
Wanneer de oorlog meer gemechaniseerd wordt, dan wordt het doden nog veel gemakkelijker. Als jij niet ziet wat er gebeurt, als je een raket afvuurt ‑ ook al gaat een hele stad in bloed, angst en puin ten onder, dan druk je rustig verder op knoppen. Je behoeft er toch niet verder aan te denken. Ik weet het zelf. Ik heb bommen gegooid. Bommen op steden, die zijn ten ondergegaan. Maar een bom richten en een lichtpunt zien is heel wat anders dan mensen zien, vrouwen en kinderen, die omkomen in vlammen, die sterven aan de scherfwonden onder het puin van hun ingestorte huizen.
Wanneer je weet wat geweld is, wanneer je weet wat oorlog werkelijk kan zijn, wanneer je begrijpt hoe ophitsing, hoe pogingen om anderen tot haat te brengen ook geestelijk de mens aantasten, dan wil je geen oorlog meer. Dan wil je geen geweld. Dan vraag je je af: Wat is de enige weg om zonder oorlog te leven.
Vrienden, ik heb zelf gezegd: Ik ben schuldig geweest. Ik heb bommen gegooid op woonsteden. Niet op fabrieken maar op woonsteden, omdat men mij zei dat dat goed was. Laadt geen schuld op u door te denken dat wat anderen u zeggen te doen, goed is. U kunt oorlog alleen bestrijden door alles te weigeren, wat ermede in verband staat.
Dat gaat heel wat verder dan je denkt. Wanneer je weet dat soldaten verpleegd worden, dan kun je zeggen: dat is mensenliefde. Ja, voor mij persoonlijk, wanneer ik er één ontmoet, zal ik hem helpen. Maar ik laat mij in zo’n geval niet organiseren om iemand te helpen. Want dan rekent een ander erop dat ik helpen zal. Hij kan berekenen dat ik helpen zal en hij kan meer geweld gebruiken. Wanneer ze tegen je zeggen: “Wij moeten ons verdedigen; kom en help mij een wal op te werpen; of graaf een schuilkelder,” dan klinkt het misschien dwaas om te zeggen. “Neen, dat moet je niet doen.” Maar er wordt gerekend op wat jij doet. Wanneer je voldoende schuilkelders hebt gegraven, dan zegt een ander: “Nu kunnen wij zonder al te groot risico een luchtoorlog beginnen.
Al wat voert tot geweld is oorlog; en niet alleen maar het grote geweld van bloed en kogels en bommen.
Realiseer u ‑ zoals mijn vrienden altijd zeggen ‑ dat geweld niet wordt geboren uit de wil tot geweld, maar uit het gevoel dat men zich daartegen moet verdedigen.
Begrijp heel goed dat de haat niet wordt geboren uit de wil om te haten, maar uit de angst voor een ander of de onwil om diens standpunt te begrijpen.
Probeer om volkomen vrij en persoonlijk te denken. Neem steeds je eigen beslissingen, waar het je mogelijk is en zover als je kunt. Dan maak je oorlog onmogelijk. Want begrijp wel, een soldaat is een mens die vecht; niet omdat hij vechten moet, maar omdat hij niet anders meer weet. Een mens die zich begint te verdedigen, zal moeten aanvallen. Ook de soldaat die niet wil vechten, staat voor de keuze: zij schieten mij kapot of anders schiet ik hen kapot. Wanneer je het zover laat komen dat je een mens als tegenstander accepteert, dan heb je oorlog geschapen. Wanneer je weigert een mens of een kracht of een wezen als tegenstander te zien, dan heb je vrede geschapen. Wanneer je persoonlijk steeds doet wat goed en wat recht is voor iedereen, maar nimmer in een verband waarin je verplicht bent, waarin ze op je kunnen rekenen, dan doe je het beste tegen elke oorlog, tegen alle dwaasheid.
Wanneer je je aan een partij bindt, wanneer je je bindt aan de één of andere richting of instantie, dan ben je daardoor macht. Want er kan op jou worden gerekend. Maar indien jij een partij alleen maar aanhangt, als jij vindt dat ze goed is en nooit omdat ze die partij is, dan is die partij machteloos, dan ben jij de macht. En wanneer jij zegt “vrede”, dan kan zij niet roepen “oorlog”. Maar als je zegt: “Die partij zal het wel goed weten, dus stem ik op haar” dan kan zij zeggen “ik wil oorlog.”
De geestelijke waarheid van deze tijd wat betreft “aspects of war”, is dit: Dat de mens niet meer voor zichzelf de aansprakelijkheid wil en durft aanvaarden voor wat hij doet. Dat hij steeds zegt dat een ander dit wel zal weten. En een ander moet dat beter inzien dan hijzelf. En hij is alleen maar verplicht te werken voor anderen, maar niet om zich af te vragen of dat goed is.
Wanneer je je eigen leven leeft, dan dood je de oorlog en dan doe je jezelf leven.
Wanneer je zelf je wetten stelt, goed en eerlijk en nooit om een ander te schaden, dan dood je het geweld, dan breng je de waarheid in de wereld. “War is a lie that kills men.”
Deze dagen zult u meer horen over oorlog en opstanden en al wat erbij komt. Begrijp dan dat dit niet iets is waarmee je iets te maken hebt. Ik heb te maken met rechtvaardig en goed te zijn Voor mijn medemensen. Maar ik mag zelfs geen partij kiezen. Want kies ik partij, dan breng ik geweld, dan ben ik een slaaf.
“Well, may be that”, iemand zegt: “That is neutralism.” En dit is niet passend voor de O.D.V. Maar ik wéét wat oorlog is. Ik heb de jongens gezien die gestorven zijn. Degenen die nu nog de slachtoffers zijn van de haat van anderen in onze wereld. Ik heb gezien nadat ik dood was, hoe ellendig wreed ik zelf ben geweest zonder het te weten. Geloof me, ik weet wat oorlog is, beter dan jullie. En ik weet wat erachter zit, beter dan jullie dit beseffen.
Neutraal zijn wil zeggen: je niet laten exploiteren door anderen om onrecht te doen. Dat is neutraliteit. Leer verdragen dat anderen anders zijn dan jij. Vraag niet steeds “the biggest part of the pie.” Vraag voor jezelf alleen: genoeg om te leven en gelukkig te zijn. And no more, than that.” That can kill wars. U kunt oorlog doden door er niet in te geloven en door geen enkele aansprakelijkheid te aanvaarden voor iets, wat samenhangt met oorlog.
Vertrouwen.
Kan een mens, die zichzelf niet kent, zichzelf vertrouwen?
Kun je bouwen op een wereld, waarvan je geen meester bent en waarvan je zelfs de aard, het wezen niet kunt doorgronden? Het is u niet vergund om werkelijk te vertrouwen op feiten en op weten.
Het vertrouwen is steeds gebaseerd op het vergeten van de beperkingen die menselijk bestaan. Het vertrouwen is misschien een waan, een positieve gedachte, die als een kracht uitgaat en een antwoord wekt, dat het vertrouwen waardig is.
Vertrouwen wil zeggen: positief denken en positief leven. Wanneer ik steeds het beste verwacht en al mijn krachten geef om anderen het beste te geven, dan zal het leven mij moeten antwoorden met een macht van goed; ook al zal dat goed niet daar ontstaan, waar ik het juist verwacht. Dan kan ik bouwen, niet volgens mijn eigen regels en ideeën, maar volgens de wetten van de wereld en de natuur, die mij beantwoorden.
De akkoorden, die de kosmos aanslaat, kan ik niet scheppen, maar ik kan erop vertrouwen, dat mijn persoonlijkheid daarin kan leven. Ik kan vertrouwen op het licht en de kracht, die steeds om mij is. Ik kan als mens en als geest steeds weer stellen:
Slechts wanneer ik zelf steeds het goede en het lichtende ben en voor mij zie en uit mij voortbreng; wanneer ik niet aanneem aarzeling te zijn, verwerping of stilte, een weigering tot antwoord; wanneer ik niet aanneem “hier is volgens mijn eigen denken onrecht geschied” maar zeg: het begrijpen is mij niet gegeven, maar ergens leeft het goede; ik heb vertrouwen in het leven en al wat erin bestaat (in de zin van al wat het “ik” ondergaat en al wat van mij kan uitgaan); dan kun je vol vertrouwen in die wereld staan en in die wereld handelen.
Vertrouwen.
Hoe vaak spreekt men niet van God. Maar wie durft zijn God zozeer te vertrouwen dat hij leeft naar de wetten van die God, zonder voorzorgen, zonder zich een afweer te bouwen tegen een wereld van geweld?
Men gelooft in de liefde van God. Waarom dan je teweer te stellen tegen het lot? Waarom dan de strijd niet met het zwaard van de geest en je meesterschap over het eigen “ik” gestreden, maar met de dood?
Wie vertrouwen heeft beseft: In mij leeft een kracht: God. Om mij is een kracht: God. Mij verheft een kracht: God. Ik ben vrij door God.
Want God is de zin van alle dingen. God is het, waarop ik vertrouw, niet op de mensen. God is waarop ik bouw en niet op de geest. God is de kracht en de enige kracht die mij altijd kan en zal antwoorden. Hem vertrouw ik. En mijn vertrouwen op God zal worden beantwoord uit mens, geest en sfeer; uit al wat is.
Het vertrouwen is meer dan niet te wantrouwen. Vertrouwen is een aanvaarding zonder voorbehoud. Want slechts wie zijn Schepper zo vertrouwt dat hij het leven zonder voorbehoud aanvaardt, zichzelf aanvaardt zonder voorbehoud, die kan zeggen: “Waarlijk, ik heb vertrouwen”. En wie zo vertrouwt, wordt daarin nooit beschaamd.
Vrienden, ik hoop dat ik u door deze kleine beschouwing als besluit van deze bijeenkomst duidelijk heb gemaakt waarom het gaat; zowel bij de bewustwording in deze tijd als bij oorlog of geen oorlog, bij geestelijke vooruitgang of het bereiken van iets. Het is ons vertrouwen op het goede, dat iets goed is, dat iets juist is en daarnaar te leven, dat het goede voor ons schept, dat ons het grote openbaart en dat ons een lichtende wereld doet binnentreden. En niets anders maakt het ons mogelijk de wegen te gaan, die gevraagd worden door de Heerser van de tijd en door ons eigen wezen met al zijn innerlijke beroering. Niets anders maakt het ons mogelijk onze kosmische taak door alle tijden op de juiste wijze te vervullen dan juist dit ene: vertrouwen in de Kracht, Die ons voortbrengt.