20 juni 1962
Aan het begin van de bijeenkomst wijs ik er dan nog even op dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Dus er wordt prijs op gesteld als u zelf nadenkt. En nu zijn we hier met een kleine groep, daarom wil ik u ook graag de mogelijkheid geven, als u er gebruik van wenst te maken, om zelf een onderwerp of een punt naar voor te brengen, wat naar u meent hier besproken kan worden. Laat u mij eens horen of u ideeën hebt.
Op een voordracht zou u spreken over drie soorten bewustzijn: waakbewustzijn, droombewustzijn en slaapbewustzijn. Kunt u over dat laatste iets vertellen?
Ja, slaapbewustzijn bestaat eigenlijk niet. Het is dan ook niet een term die u van ons zo gauw gaat horen. Maar ik wil proberen om duidelijk te maken hoe de zaak in elkaar zit. Wanneer u wakker bent dan denkt u aan de hand van onmiddellijk toegankelijke herinneringen, plus een hele hoop indrukken die u van buitenaf ontvangt. Die indrukken zijn heel wat belangrijker dan u denkt, deze vormen uw eigen mogelijkheid, van bewustwording, van realisatie, van denken en zijn indirect de stimulans tot handelen. Op het ogenblik nu dat de slaap begint kan dus gezegd worden dat de bewustzijnsdrempel, dit wil zeggen de grens waar onder geen impressies van buitenaf meer worden ontvangen, aanmerkelijk verhoogd wordt. Dit wil zeggen dat u van buiten steeds minder krijgt en dat u van binnen steeds meer kunt gaan verwerken. Daar is nog steeds sprake van de hersenen, en de hersenen van de mens zijn op zijn minst genomen nogal eigenaardig van structuur, die dan alle herinneringen van de dag, ook herinneringen van niet ware gebeurtenissen, alle eigen angsten, ook angsten die normaal overdag in het onder- bewustzijn schuilen, naar voren brengt. Dit ontstaat dan meestal als een reeks van beelden, waaraan men later de samengang pleegt toe te voegen. Het is dus een betrekkelijk onsamenhangende reeks van beelden, handelingen en gebeurtenissen, waarin u uw herinneringen aan uw dagbestaan, uw onbewuste wensen en dromen, en ook de histories, de verhalen die u van anderen hebt gehoord, verwerkt. Wanneer echter de hersenen nu eens in rust zijn en dus alleen maar proberen afvalstoffen af te stoten, zuurstof op te nemen vanuit het bloed, kortom, bezig met zichzelf te herstellen, dan kan het lichaam eigenlijk geen direct bewustzijn meer hebben. De geest echter is niet vermoeid, uw hersenen kunnen vermoeid zijn maar uw geest niet. Uw geest kan sterk zijn, dus veel kracht hebben, of weinig kracht. Maar voor haar eigen ervaringsmogelijkheid is dat geen beperking. Nu kan dus tijdens de slaap het levenslichaam, enz. , zich boven het eigenlijke lichaam verheffen. Dan kan die geest zich bewust zijn van invloeden rond haar, maar die worden niet meer aan de stof overgedragen, of slechts heel beperkt. En deze toestand zou je misschien als slaap- bewustzijn kunnen benoemen. Maar die geest van de mens blijft niet permanent gebonden. De geest van de mens kan een aardig eind verder gaan als het ware. En daardoor zal het heel vaak voorkomen dat tijdens de slaap, wanneer de geest dus het lichaam loslaat, deze geest niet alleen vlakbij het lichaam blijft, maar heel rustig wat men noemt uittreedt, dus ergens elders gaat kijken, in een andere wereld, in een andere sfeer, of ergens op een andere plaats van de eigen wereld. Bij het terugkeren kunnen bepaalde, maar nimmer volledige herinneringen daarvan, worden neergelegd in de hersenen. Daar hebt u de hele verklaring voor die drie termen, dus niet alleen voor de term die u wilde kennen.
Indien er geen bezwaar is bij de anderen, dan zou ik hier iets aan vast willen knopen. Mag dat? Ja? Wanneer we nu zo spreken over het bewustzijn buiten het eigen lichaam, dat zo even slaapbewustzijn werd genoemd, dan kom ik tot de conclusie dat de manier waarop men zich het Al voorstelt, bepaalt met welke krachten men in contact komt. We ontdekken verder dat een twijfel, een aarzeling, een verweer, een beroep op redelijke argumenten, iets wat voor de geest die in de stof is toch ook wel mogelijk is, altijd een grens opwerpt waar u niet overheen kunt gaan, wanneer het hogere sferen betreft. Hogere kracht, hogere sferen, worden dus door aarzeling, door twijfel, door verzet en dergelijke als het ware teruggedrongen. En als dit zo is in de slaap, dan mogen we toch ook wel zeggen dat ook bij waakbewustzijn, het wakker zijn, hetzelfde geldt. Want wanneer u dus ergens werkelijk op vertrouwt, ergens werkelijk in gelooft, zonder voorbehoud, zonder twijfel, zonder aarzeling, dan zal uw geest alle Hogere Krachten kunnen bereiken. Wanneer u echter komt te staan voor een probleem eigenlijk, dat u zich afvraagt, zou het wel gaan of zou het niet gaan, of ja, ik geloof wel dat het zo zou moeten zijn, maar voor mijzelf kan ik dat niet aanvaarden, dan maakt u dus het contact met die hogere wereld minder mogelijk. Ik weet niet of u ooit wel eens een iris-diafragma hebt gezien, via een fotoapparaat. Dit is dus een gesloten vlak dat bestaat uit allemaal veertjes, en wanneer dat opengaat dan trekken die veertjes zich terug, de cirkel wordt steeds groter, en is het maximum bereikt, dan zal zo’ n lens van het fotoapparaat dus achter zich een opening vinden die precies even groot is. Hoe meer men diafragmeert, hoe kleiner de ruimte wordt, dus waardoor licht wordt doorgelaten. Bij het kleinste diafragma, waarbij dus nog licht kan doordringen tot de gevoelige plaat in uw fototoestel is dat feitelijk maar een speldenknop, zo klein, er kan maar één enkele straal licht door vallen. Nu weet ik wel dat er maar weinig fototoestellen zijn die zo een perfect iris-diafragma hebben, men heeft er bovendien, indien ik me niet vergis, een snelle spleetsluiter bij nodig, dit is dus ook weer een methode om zeer snel het licht af te snijden, en al wat erbij hoort. Maar goed. Wanneer u nu gelooft, volledig, dan hebt u alles wat er aan mogelijkheden en remmingen bestaat opzij gezet. De volle kracht van Goddelijk Licht, van Kosmos, van Geestelijke Werking kan tot u doordringen. Hoe meer u een voorbehoud maakt, hoe kleiner dat geheel wordt. Zo hebt u eigenlijk, door een vermindering van aanvaarding van geestelijke waarden uw eigen mogelijkheden om hogere geestelijke kracht te bereiken, ook verminderd. En daar ligt wel degelijk een overeenkomst met de slaap, want wanneer de geest dus, of beter gezegd de geestelijke voertuigen, hun eigen reactie opbouwen op een redelijk element, menselijke logica en alles wat erbij hoort, dan blijkt dus dat daardoor alleen reeds een groot gedeelte van die Hogere Wereld voor u wordt afgesloten. En nu weet ik niet of dit u interesseert. Maar als dit het geval is dan kunnen we daar een les aan vastknopen. Reactie: Ja
Nou, dan moet u eens luisteren. Wat de mens in zijn redelijk denken hanteert, is geen logica die werkelijk logisch is, wetmatig is. Hij gebruikt een vergelijking van een zogenaamd maximum plus een minusfactor en meent dat het resultaat altijd het verschil van beide of de som van beide moet zijn. Om u een voorbeeld te geven: Ik heb een vaas. Wanneer ik één balletje per uur in die vaas gooi, dan duurt het honderd uren voordat die vaas met balletjes gevuld is. Wanneer ik dus honderd balletjes tegelijk op die vaas gooi, dan zou die vaas in één uur vol zijn. U kunt het volgen, ja? Maar dat is niet waar want er kunnen geen honderd balletjes tegelijk door de hals van die vaas heen, en dat heeft men vergeten. Het resultaat is dus, dat wanneer een mens gaat redeneren vanuit zijn standpunt en zijn wetenschap, dat hij geen rekening houdt met de beperkingen die er zijn. Hij gaat zich resultaten en mogelijkheden voorstellen, redelijk, die volgens kosmische wetten nu eenmaal niet bestaan. Hij leeft, dank zij zijn redelijk denken, voor een zeer groot gedeelte van de tijd, in een wereld van illusies. Maar nu draaien we de zaak om. Ik denk niet aan mijn logisch betoog, en ik zeg: Er is een reeks balletjes en die moeten op een bepaalde plaats komen, ik omschrijf die plaats verder niet. Wanneer ik die balletjes naar die plaats toebreng, dan zullen zij vanzelf de juiste plaats innemen. Dan hoef ik ze niet zelf te gaan groeperen, daar heb ik niets mee te maken. Als ik de juiste impuls schep, dan is het in orde. Ik zeg ook niet: er is een vaas met die halsdiameter of wat ook, ik zeg alleen maar: dat is de plaats. Dan wordt mijn geloof, of mijn ervaring, of hoe u het noemen wilt, een soort trechter. En dan kan het zijn dat dus ik niet in één uur mijn vaas met balletjes kan vullen, maar zeer zeker zal ik het doen in een veel kortere tijd dan anders. Want zodra het eerste balletje erdoor is volgt het tweede er al achteraan. Het is een continu proces geworden. Wanneer ik verstandelijk bepaalde krachten oproep, met bepaalde krachten werk, en bepaalde gedachten nastreef, dan moet ik elke waarde verstandelijk hanteren, ik moet ze in de juiste volgorde brengen, ik moet ze groeperen. Doe ik dat, dan kost dat tijd. Doe ik dat, dan kan ik mij vergissen. Dan is mijn resultaat weg. Ik kan fouten maken, en hoe meer factoren betrokken zijn bij iets wat ik tot stand wil brengen, hoe groter het aantal fouten. Wanneer ik werk vanuit het geloof en de noodzakelijke factoren bestaan, dan is het niet mijn zaak mij af te vragen hoe het uiteindelijke resultaat zal zijn en hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Het is mij voldoende door mijn aanvaarding het werk tot stand te brengen. Op dat ogenblik heb ik geen begrenzing ten opzichte van de kosmos, en ik heb helemaal niet meer te maken met wat ik wil, of wat ik denk. Ik heb alleen te maken met het direct kenbare resultaat, dat uit mijn geloof voortvloeit. Hoe absoluter mijn geloof is, hoe groter mijn trechter, hoe groter mijn vlak waarin ik dus krachten kan ontvangen en samen bundelen op één punt. Nou, is dat duidelijk? Oh nee! Geen bezwaren, niemand niet?
Misschien wel. Voor iemand die sceptisch staat… .
Dat is nu juist het beroerde van het geval. Iemand die sceptisch staat tegenover deze dingen en dus niet geloven kan, die zal de werking van het geloof voor zich niet kunnen bewijzen want hij heeft het geloof niet. Wanneer hij dit erkent, verder zal hij zien dat die ander wel werkt en zal hij zeggen, de fout ligt bij mij. Maar ja, iemand die dus sceptisch staat tegenover deze dingen, die gaat toch meestal uit van het standpunt dat hij toch wel verstandiger is dan die andere, en daar zit dan de kneep, de knik.
Ja, ik heb gezegd sceptisch, misschien beter… kritisch denken, zelfstandig denken.
Zelfstandig denken, dat ben ik volledig met u eens. Dat mag u. Kritisch denken, dat mag u ook, maar alleen zo lang het dingen betreft die u kunt overzien. Maar zodra het dingen betreft die u niet kunt overzien, dan kunt u niet echt kritisch denken. En nu doet menig zogezegde kritische denker op aarde mij denken aan een vlo die zittend op een stukje huid van een olifant en zegt: aan de hand van de huid die ik nu zie, kan ik de functie, de mogelijkheden, de kracht, de potentie van de olifant berekenen. Dat klopt nooit. Die arme vlo die zal ofwel overlijden zonder zijn taak vervuld te hebben, maar wat eenvoudiger en meer waarschijnlijk is, hij zal een reeks van gedachtesprongetjes gaan maken waardoor hij schijnbaar kritisch en zelfstandig denkend, in feite alleen maar zijn eigen voorstellingen en zijn eigen wensen naar voren brengt, die met de werkelijkheid van de olifant niet gelieerd zijn. U kunt me begrijpen? Wanneer ik zeg God, dan spreek ik over iets wat ik kan proberen aan te voelen. Maar het is niet iets dat ik kan begrijpen. Op het ogenblik dat ik kritisch ga denken over God of het bestaan van God, is God er voor mij niet. Begrijpt u wat ik bedoel? En zo is het met de Geest precies hetzelfde. Wanneer u met ons te maken krijgt bijvoorbeeld, gaat u kritisch denken. Dan zegt u ja, er zijn zo veel dingen die anders zouden kunnen, en wanneer die Geest nu allemaal is wat ze zegt te zijn, waarom doet ze dan niet zo en zo? Maar u weet eigenlijk niet precies wat die Geest is. Van haar wereld hebt u maar een beperkte voorstelling. De wetten waaronder zij handelt, kunt u zich niet voorstellen, of ze wijken zo ver van uw eigen wetten af dat u ze onlogisch of onaanvaardbaar vindt. Op het ogenblik dat u kritiek gaat uitoefenen op die Geest, aan de hand van haar waarden, zult u nooit wat met die Geest kunnen brengen. Nu kunt u wel kritisch denken vanuit uzelf. Daarmee kunt u echter nimmer de waarheid of onwaarheid van een verschijnsel bepalen, maar ten hoogste uw eigen vermogen om dit verschijnsel al dan niet aanvaardbaar te achten. En u kunt nog een stap verder gaan eigenlijk. Want dan kan ik uiteindelijk voor mijzelf de tegenstelling constateren tussen wat mijn gevoelsleven mij zegt en hetgeen mijn verstand mij zegt. Op het ogenblik dat ik dat besef heb ik mijn maximum aan kritiek bereikt. Ik heb mijn innerlijke tegenstellingen geformuleerd, maar nimmer de abstracte werkelijkheid, omdat ik nu eenmaal niet abstract kan denken, hoe goed ik het ook probeer. Nooit over nagedacht zo, misschien? Met andere woorden, er komt dus een ogenblik, mijn waarde vriend, dat uw kritisch denken u alleen maar in de put helpt, en niet eruit. Er komt dus een ogenblik dat je kritiek, omdat ze gebaseerd is op materieel logische waarden, op in de materie aanvaardbare of gekende stellingen, en niet op een werkelijkheid, u eenvoudig de mogelijkheid ontneemt om de werkelijkheid te beseffen. Neem nu het eigenaardigste geval, nietwaar, Jezus. Ik kom altijd graag op hem terug omdat de mensen zo met hem weglopen, hm? Ze zeggen tenminste altijd dat ze Jezus navolgen. Alleen moet ik er dan aan toe voegen dat ik vind dat ze het op een verdomd beroerde wijze doen. Maar ja, goed, het is ieder voor zich, zijn eigen mening. Jezus geneest eenieder die hem aanvaardt. En niemand anders. Staat er niet uitdrukkelijk dat hij die anderen niet kon genezen, maar als u een klein beetje tussen de regels doorleest, rekening houdend met het feit dat de evangelist uiteindelijk zijn visie over Jezus heeft neergeschreven …, dan kunt u voor uzelf zeggen: Hé, dus Jezus genas alleen daar waar hij aanvaard werd. Waar hij niet aanvaard werd zal hij dus niet hebben kunnen genezen. Als ik dat zo zeg dan staat natuurlijk de pastoor op zijn achterste poten, maar hij doet dat zo vaak, dat is niet erg. Maar waar is het, en blijft het? God kan ons helpen wanneer we God aanvaarden, maar als we Hem niet aanvaarden kan hij ons niet helpen. Zolang als Hij ons tenminste wil laten als dat wat we zijn: wezens met een beperkte vrije wil. Zolang u met de Geest te maken hebt en die Geest is goed, dus Lichtend, kan die Geest alleen met u, voor u werken, hij kan u iets geven, u helpen, in zover u die Geest kunt aanvaarden. Maar legt u uw stoffelijke maatstaven aan de Geest op, dan kan die Geest niets meer dan een mens, want dan hebt u die Geest door beperkte aanvaarding teruggedrongen tot een menselijk concept, een menselijk zijn. Zo is het misschien wat pijnlijk er aldus over te praten ….
Als men van het standpunt van de gelovige uitgaat, en aanneemt dat God nu eenmaal almachtig is, waarom zou hij niet bij een andersdenkende of eventueel iemand van waarde, een wonder doen of zo, waarom zou dat onmogelijk zijn?
Omdat diezelfde God heeft gesteld dat een mens vrij is in zijn aanvaarden en verwerpen, dus dat hij een vrije wil heeft. Verwerp ik de vrije wil, dan kan ik God voor alles aansprakelijk stellen. Natuurlijk. Maar de praktijk bewijst dat de mens een vrije keuze- mogelijkheid heeft. Wanneer God zijn wetten verandert, kan hij natuurlijk ingrijpen. Maar die wetten vloeien uit zijn wezen voort. En ik geloof niet dat God op Zijn Eigen wetten een uitzondering zal gaan maken, want dan zou Hij Zichzelf tegenspreken. Hij is niet alleen almachtig, Hij is ook alwetend voor de gelovige, nietwaar? Dus Hij zal geen wet hebben gesteld zonder te weten wat er uit die wet voortvloeit. Hij heeft ze dus bewust gesteld, uit Zijn almacht, Zijn alwetendheid, Zijn alomvattende liefdekracht, in Zijn al om tegenwoordigheid volledig alle werkingen door alle tijden beseffend. En wanneer die God, u moet mij niet vragen waarom, die wet dus stelt, dan merk ik als mens, die God aanvaardende, als Alwetend, Almachtig, enzovoort, dus voor mijzelf ook stellen dat de goddelijke wetten die voor mij kenbaar zijn, de mogelijkheden, niet van God, maar voor ons om God te ervaren en in zijn kracht geholpen te worden, zullen bepalen. Of, om het nog eens anders te zeggen, het is niet God die onmachtig is om een niet gelovige of andersdenkende te helpen, maar het is de andersdenkende die door zijn wijze van reageren op de Goddelijke Krachten, deze Goddelijke Krachten bewust of onbewust verwerpt. Of beperkt. En daardoor is die …(onverstaanbaar) niet aanwezig. Een aardig argument, vindt u niet?
Ik ga daar niet mee akkoord. Neem nu het geval van Paulus, bijvoorbeeld. Hij aanvaardde God niet; op zeker ogenblik, tegen zijn wil in, tegen zijn visie, enzovoort, komt daar Gods mirakel, en Paulus is ineens veranderd.
Ja, maar is Paulus al meteen veranderd? Hij is helemaal niet veranderd!
Vroeger was hij een heiden en nu niet meer.
Nee, hij was zelfs geen heiden. Paulus was een zeer ijverige, zeer godsdienstige Jood, die zijn leven aan zijn God had gewijd, en meende die God te dienen door die ketters die de rechten van de Tempel, in het Jodendom vooral, vergeet dat niet, in die dagen aantastten, hen te achtervolgen, te bekeren of uit te roeien. Paulus was een ijveraar. Nu wordt Paulus met blindheid geslagen. Noemt u dat mijnentwege een mirakel. Ik wil het rustig aanvaarden, ofschoon zeker ook natuurlijke oorzaken te bedenken zijn waaruit datzelfde verklaarbaar is. In die blindheid is hij hulpeloos. Hij ontvangt steun en hulp, maar van wie? Van christenen. God spreekt tot hem bij die christenen, vroeger heeft hij nooit geluisterd naar God als hij bezig was de christenen te achtervolgen, maar nu kan hij niet anders en spreekt die God van de christenen luider en kenbaarder dan voordien. En wat zegt Paulus, de ijveraar, de fanaticus die hij is? “Dan heb ik de verkeerde God gediend.” En de schellen vallen van zijn ogen, staat er. Ja, maar wanneer Paulus verblind is door een fel licht, door het inslaan van een meteoriet, dan is het heel goed mogelijk dat het een tijdelijke blindheid is geweest, door overbelasting van het netvlies, ik wil er verder niet over praten of het wel of niet een mirakel is, verklaarbaar is in ieder geval het herwinnen van het licht in die ogen. Maar dan wordt Paulus dus diegene die Jezus verkondigt met dezelfde ijver waarmee hij vroeger de christenen, en dus Jezus eigenlijk, heeft vervolgd. Hij verandert niet, zijn karakter blijft volkomen gelijk. En nu gaan we de brieven van Paulus eens lezen. Vindt u niet dat er ergens een fanatisme in doorklinkt? Een felheid. Als Paulus over dezelfde macht had kunnen beschikken die de tempel had, denkt u niet dat hij diegenen die de christenen het zouden moeilijk maken of zouden verwerpen, niet met evenveel geweld en met ruiters van de tempel zou hebben achtervolgd? Met andere woorden, mijn waarde vriend, wat u hier citeert is niet werkelijk waar. Een mens beleeft zijn God omdat hij zijn God naar beste weten dient. Dat dienen mag onjuist zijn, dus, de redelijke, de verstandelijke beweegredenen en de daaruit voortvloeiende emoties zijn onjuist. Maar Paulus staat open voor God, omdat hij ijverend voor God en niet voor zichzelf de christenen achtervolgt. En dat is het punt dat men over het hoofd ziet. Dus mag ik op mijn beurt hierop zeggen dat ik niet akkoord was.
Ik nam Paulus als voorbeeld, maar het had evengoed een ander kunnen zijn. Het gaat hem, de kern van de zaak dus, het gaat hem hier over het aanvaarden, daar zit de grote knoop, iemand die anders denkt en zo, …
Neen, de fout in uw betoog ligt hierin, dat u spreekt over de “andersdenkenden”, “andersgelovigen”, u mag het noemen zoals u wilt; “niet-gelovigen”, precies zoals u wilt. Maar is het redelijk proces van de geloofsaanvaarding en formulering bepalend voor de band met God? Wanneer ik mij hier nu eens wend tot de Roomse Kerk, dan ontdek ik dat het leven zoals Jezus het geleerd heeft bepalend is voor het christenzijn, wanneer het erop aankomt, en dat de doop, dus de officiële toetreding vervangen kan worden door wat men noemt “de doop van begeerte”, “de doop des bloeds” en nog op enkele andere wijzen. Dit is zelfs in het kerkelijk recht en geloof vastgelegd, waardoor er op de heiligenkalender bijvoorbeeld mensen voorkomen die niet gedoopt waren, en tenminste één heilige bestaat, ik meen niet dat hij hier op de kalender in België voorkomt maar in Italië wel, die nooit christen is geweest en zich nooit tot Jezus heeft bekend. Deze mens bestreed alleen het onrecht dat men de christenen zijn inziens aandeed. Hij verzorgde en verpleegde hen, en weigerde om, hen verloochenende en bespottende, de goden openbaar een offer te brengen nadat ze zijn gaven hadden aanvaard, want hij achtte de christenen om de wijze waarop zij hun God en godsdienst beleefden. Hij werd met hen gekruisigd in de arena van het grote Circus in Rome. Die man is heilig verklaard. Hij was niet eens een Christen. Wanneer zelfs de kerk van Rome dus deze dingen kan aanvaarden, hm …. Wat dat betreft zou ik u nog heel wat eigenaardiger dingen kunnen vertellen over heiligen, hoor. Maar mogen wij dan, die ons niet gebonden willen achten aan het kerkelijk dogma, dat uit de aard der zaak eenzijdig is, niet stellen dat alleen het dienen van God naar je beste weten, het leven volgens het geloof dat u bezit, voldoende is om God in u werkzaam te maken. Wanneer u die kwestie van die ongelovigen stelt, dan zou God bijvoorbeeld een Mohammedaan niet wonderbaarlijk kunnen genezen. Of mogen genezen. En wel een goed christen bijvoorbeeld. Tenzij we aannemen dat God steeds voor ongelovigen een uitzondering maakt voor zijn eigen wetten, en dat lijkt me niet redelijk. Dat is het criterium dat gebruikt wordt, de maatstaf die u aanlegt, de baanbepaling van de werking. Verkeerd! Wanneer de islamiet die aan Allah gelooft en Diens wil vervult, zelfs als dit volgens onze begrippen verkeerd is, in volle overgave aan zijn God, dan kunnen zijn redelijke processen, zijn denken fout zijn, maar hij staat open voor God. Vindt u daarvan niet het beste voorbeeld in de legende van de Goede Moordenaar? Dismar. Sint Dismar. Een moordenaar, een man die aan God en zijn gebod niet gelooft, tot zijn eigen leven niet. Maar die in zichzelf toch wel aan God geloofde, en die door enkel het aanvaarden dat Jezus een goed mens was, niet een God, maar een goed mens die in zou gaan tot de Vader, en dus open stond voor God en Goddelijke werkingen, van Jezus de gelofte kon krijgen: “Voorwaar, Ik zeg u, nog heden zult u met Mij zijn in het Paradijs”. Typische voorbeelden, heel het Evangelie is ermee bezaaid. God is niet het monopolie van een bepaalde denkrichting, geen mens kan zo denken dat hij maar iets van Gods waarheid bevat; een mens kan slechts naar zijn beste weten leven in de richting van God. En wanneer hij met heel zijn wezen die God dient, ongeacht de redelijke argumenten die hij gebruikt, en de wijze waarop hij dit dienen van die God interpreteert, zal God in hem werken, zelfs als hij een koppensneller is die een ander de kop afslaat om meer levenskracht te winnen. Wanneer hij dat oprecht doet is God in hem werkzaam. Daarmee zijn de Goddelijke wetten niet buiten werking gesteld. Oorzaak en gevolg, enzovoort gaan door, maar de aanvaarding ligt niet op het redelijk niveau, zij is de innerlijke aanvaarding of beleving, zij is de overgave aan het Hogere, dat dan nog niet eens gedefinieerd hoeft te worden. Zo zie ik het tenminste. Nou, nu u weer.
Denkt u niet dat daarin een gevaar kan schuilen, door het wegcijferen, wat u noemt, het kritisch denken, door zich over te geven aan een soort gevoel of impuls? De mogelijkheid bestaat dat daar misschien lagere instincten, misschien onbewust, tot uiting komen.
Die mogelijk bestaat, zodra ik, en daar komt dus de moeilijkheid, mijn redelijke processen ga gebruiken om mijn innerlijke gevoelens naar mijn eigen wezen te gaan verklaren. Ik ga het eenvoudig zeggen: Ik sta open voor God: God werkt in mij. Ik ben God: ik ben voor God afgesloten. Dat is het verschil. Ik doe dit niet voor mij zelf, maar alleen voor God. Uitstekend. Maar, ik doe dit omdat ik het leuk vind en bovendien voor God, je diafragma staat praktisch dicht. Dat is juist het grote verschil. Iemand die een offer brengt, dat voor hem zelf toch geen waarde heeft, en zo met het idee, nou, dan heb ik er tenminste nog aardigheid van, die brengt geen offer. Ook als hij het zo noemt. Nu kan hij met zijn kritisch denken gaan redeneren als: Ja, maar, ik geef het toch. Maar dat maakt het offer niet uit. De kritisch denkende mens moet juist zijn redelijkheid, denken en zijn kritiek gebruiken om zijn eigen beperkingen vast te stellen. En om na te gaan wat voor hem, voor haar noodzakelijk is. Uzelf in uw eigen wereld kunt u verstandelijk en redelijk definiëren, omdat u leeft tussen mensen die behoren tot uw eigen groep, tot een gelijke bewustzijnsklasse. Maar op het ogenblik dat u datzelfde redelijk denken, plus die menselijke maatstaven dus, gaat toepassen op een ander bewustzijnsniveau, dan komt u in moeilijkheden. Ligt dat niveau te hoog, zijn de verschillen zo groot dat uw redelijke processen u niet de waarheid geven, maar u zelfs volledig strijdig met die waarheden doen werken en handelen. Ik weet niet of u me volgen kunt? Reactie: Ja.
U stelt dat dus.
Ja, ik stel dat.
Dan zou kunnen gebeuren dat iemand die zich irriteert aan iemand die nogal materialistisch ingesteld is, dat dit argument hem voor de voeten geworpen wordt. Voor ons is dat een hypothese, zelfs niet.
Juist. En ik kan daar alleen tegenover stellen dat de materialist die stelt dat de materie alleen bestaat en telt, ook geen bewijs levert, maar dat zijn stelling evenzeer een hypothese is als de mijne. Hij kan bewijzen dat de stof bestaat, voor zichzelf. Ik kan voor mijzelf bewijzen dat de geest bestaat. Maar de verbinding tussen beide is voor ons beiden in feite een hypothese, een hypothese die overigens bewezen wordt door werking en feiten. En zo geldt het voor wat ik hier zeg over geloof en dergelijke evenzeer. Neemt u maar een willekeurig stuk weten op de wereld, noemt u maar iets op dat naar u meent volkomen zeker is.
Wiskunde bijvoorbeeld.
Nou maakt u het mij niet zo gemakkelijk. De wiskunde stelt, om maar te beginnen, dat de kortste verbinding tussen twee punten een (rechte) lijn is, op een plat vlak. Dit is niet waar, want een plat vlak bestaat niet. Dus is het een hypothese die geen praktische toepassing heeft. De wiskunde stelt verder dat congruente driehoeken volkomen gelijkwaardig zijn. Dit behoeft niet noodzakelijkerwijze zo te zijn. Want de congruentie van afmetingen bepaalt niet de verdere eigenschappen die in de driehoek gelegen zijn. Als driehoek A trilt met 50 perioden en driehoek B met 5000 perioden, dan zal dit voor de afmetingen en de congruentie geen enkel verschil uitmaken. Als ik de trillingen niet vast kan stellen, dan stel ik een gelijkheid die in feite niet aanwezig is. Maar de gelijkheid van de driehoeken is een hypothese waarbij ik van een absolute gelijkwaardigheid uitga die ik niet bewijzen kan. Moet ik nog verder gaan?
Het gaat om gelijkheid van vorm bij de congruentie, het gaat hem niet over de kwaliteit.
Het is niet qua kwaliteit, maar zelfs de vorm is niet gelijk. Mag ik u een leuk voorbeeld geven? Op het ogenblik dat u een driedimensionaal voorwerp uitdrukt, dus tweedimensionaal weergeeft, en dat voorwerp heeft nog een bepaalde dimensie die u niet mee uitdrukt, dan is uw voorstelling al een vervalsing van feiten. Waar of niet? Alles wat u uitdrukt in de wiskunde wordt in de eerste plaats beperkt in dimensie. Tijd wordt daar bijvoorbeeld nimmer bij berekend. In de tweede plaats, elke wiskundige berekening gaat uit van het gelijk blijven van de waarden, maar een meter hier is niet gelijk aan een meter elders. De voorwerpen die schijnbaar gelijk zijn kunnen onder andere condities totaal andere vormen verkrijgen zelfs. Totaal andere eigenschappen vertonen. Zo blijf ik bij een theorie die in de praktijk als werkhypothese bruikbaar is, die vele berekeningen en vergelijkingen mogelijk maakt. Die het mij zelfs mogelijk maakt om formules te vinden waarmee ik abstracte begrippen op een betrekkelijk redelijke wijze weergeef, maar ik kan nimmer directe en blijvende feiten stellen zonder, en dat is het belangrijke, zonder mijn wiskundige berekeningen aan de praktijk getoetst te hebben. En dan alleen kan ik zeggen dat voor dit geval, en waarschijnlijk voor soortgelijke gevallen, mijn berekening juist is. Maar in de gewone wiskunde zult u dat weinig tegenkomen, deze meetkunde. Pas wanneer u komt op het terrein bijvoorbeeld van de baanberekening van de kleinste partikels, blijken die andere factoren aanwezig te zijn, en komt men eerlijk tot een toegeven: Ik krijg het resultaat Y onder de waarschijnlijkheidsfactor X, u gaat de waarschijnlijkheidsfactor toegeven, en dus het variabele in schijnbaar gelijke waarden, en kom ik tot een hanteerbare uitdrukking voor de hogere trillingsbereiken en frequentiegebieden. En de hogere stralingsbereiken. Zonder deze beperking blijkt echter mijn berekening niet eens hanteerbaar. Ik zal altijd blijven werken met één of twee onbekenden. Zolang ik aanneem dat die onbekenden een variabele grootheid kunnen zijn, kloppen mijn formules. Neem ik aan dat ze een vaste grootheid zijn, kloppen ze niet. Dus is mijn stelling: Ofwel een uitdrukking van mijn eigen onzekerheid, waarbij ik de factor van onzekerheid nader definieer, dan wel een hypothese of werkhypothese zelfs, die alleen in bepaalde gevallen bruikbaar is en alleen door de praktische resultaten bewijsbaar en dan slechts per geval maar nimmer voor het geheel van de wereld alleen zelfs. Leuk eh?
Maar ja, dat is een fout, een kennis van mij heeft er gisteren al wat over gezegd trouwens. Een mens generaliseert graag. Als u de nieuwe mode ziet, dan gaat u zeggen: Alle meisjes dragen korte rokken. Dan hebt u toevallig Marietje van de buren niet gezien, die draagt er nog een tot op haar enkels. “Alle meisjes dragen korte rokken”, is een vervalsing van de waarheid, berustend op de waarschijnlijkheid van waarneming, met een ontkenning van het zuiver persoonlijk aspect dat zelfs een algemene regel als mode heeft. “Alle mensen sterven”. Dat is lang niet zeker. Zegt u: “Zover mij bekend, zullen alle mensen sterven”, heeft u gelijk. Maar het kan wel eens zijn dat er een is die niet dood wil. Sommige erfgenamen, die hebben soms wel eens de illusie dat ze met een dergelijk geval te maken hebben. Om u een ander voorbeeld te geven: “Wij kunnen ons in de ruimte bewegen, onder een bepaalde versnelling, en niet op een andere wijze, wij kunnen niet verder gaan dan de lichtsnelheid”. Hoe weet u dat zo zeker? Overigens kan ik hier meteen bijvoegen, dat zo ver het wezens betreft die niet in staat zijn de psychische veranderingen in spanning plus de veranderingen in materie, veranderingen die ontstaan bij overschrijden van lichtsnelheid, in zich te verwerken, inderdaad niet verder kunnen komen, hoor. Dit betekent dus de meeste rassen die de mens ongeveer gelijk zijn, of iets hoger staan. Maar, men generaliseert. “Alle socialisten willen het beste voor de gemeenschap!” Behalve die ene dan, die is alleen socialist omdat hij dan doorbetaald wordt als hij staakt. Gek? Neen. “Alle idealisten handelen naar beste weten”. Waarschijnlijk, maar niet waar. Er zijn idealisten die om hun ideaal te bevorderen dat ze niet uiten, een vals ideaal voorgeven, en zo misleiding plegen. U zou dus, eerlijk gezegd, nooit mogen generaliseren. U zou moeten zeggen: “Van geval tot geval is dit waar”. En voor mijn eigen verhoudingen kan ik een gemiddelde daaruit bepalen dat mijn eigen handelingsmogelijkheid bepaalt, maar dat kan voor een ander wel heel anders liggen. Laten we nou eens als voorbeeld nemen: Twee vreemdelingen komen in Gent. Nu gaat de een een andere weg dan de andere. Hij vraagt de weg aan iedereen en toevallig spreekt men Frans. Hij zegt dus “Gent is een Franstalige stad.” De andere is van een andere kant begonnen en wordt geantwoord in een taal die op het Nederlands lijkt, Vlaams dus. Hij zegt dus “Gent is een Nederlandstalige stad.” Wie van hen beiden heeft nu gelijk? Men kan hoogstens zeggen: “Volgens mijn vaststelling geldt dit”.
Daarom zou ik u de raad willen geven, generaliseer vooral niet, en ga nooit uit van dingen als absoluut zeker, in zoverre het menselijk verstand daarbij betrokken is. Alles wat de knapste koppen overal ter wereld vijftig jaar geleden als een onwankelbare waarheid zagen, wankelt op het ogenblik al, of is al onwaar. Zeg ook nooit, “dit of dat is onmogelijk”, want als we een kleine rekening maken kunnen we zo zeggen dat praktisch sedert negentienhonderd de sportprestaties van de mens steeds vergroot zijn en dat er geen jaar voorbijgaat of men is weer sneller, men springt weer verder, weer hoger, enz. Toch geldt elke prestatie vaak een langere tijd als niet te overtreffen, maar ze kan steeds overtroffen worden. Waarschijnlijkheidsbepaling, akkoord. Maar nimmer, dit is de grens. Of verder dan dit kunnen wij niet gaan. Wat denkt u op dit ogenblik van die mensen die zeer kritische denkers waren op hun manier en die zeer veel wisten in hun tijd over het menselijk lichaam, het menselijk zenuwstelsel, en die stelden dat een trein die een snelheid van 30 per uur, misschien 50 kilometer per uur kon halen, een absolute vernietiging van het menselijk zenuwstelsel, een aantasting van de gezondheid en een vergiftiging van het land zou veroorzaken. Wat denkt u daar nu van? Toch was men van die waarheid absoluut overtuigd en zei men: die anderen, die kletsen maar, maar, ik, ik ben een kritisch denker! En, zo zijn er ook mensen die zeggen: “Ja maar, ik heb het ware geloof”. Hoe weet u dat? Dat moet u mij eens vertellen. Wanneer wij de menselijke rede, of zelfs de menselijke omschrijving van hogere waarden als bepalend stellen voor onze verhouding tot de werkelijkheid en tot God, dan bepalen wij iets, dat we, omdat we de kosmos niet kennen, niet omschrijven noch overzien kunnen. En op zijn minst genomen zullen we dus een groot gedeelte van de werkelijke mogelijkheden van onszelf gaan afwijzen, want dat strookt niet met ons zien of denken. En nou nog een stap verder. Zeg dan dat dus alleen de proef, de persoonlijke proefneming, bepalend kan zijn, maar dat bij elke persoonlijke proefneming men aan de voorwaarden die men zelf daarvoor stelt volledig tegemoet moet komen. Dat kunt u toch vatten, niet waar? Is er iemand die het daar niet mee eens is op het ogenblik? Zijn er wel een stel die dit niet leuk vinden, maar het is waar, niet?
Nu stel ik dit: Wanneer ik absolute gehoorzaamheid beloof, maar ik weiger die gehoorzaamheid op het ogenblik dat mij een eis wordt gesteld die mij niet convenieert, of die mij, gezien mijn verstandelijk overzicht van omstandigheden, niet aanvaardbaar lijkt, dan mag ik niet meer verwachten dat hetgeen mij als resultaat van die gehoorzaamheid beloofd is, verwezenlijkt zal worden. Op het ogenblik dat ik in God zeg te geloven en te vertrouwen, volledig en zonder uitzondering, maar vast wat voor morgen wat opzij ga leggen omdat dat menselijk en redelijk noodzakelijk is, geloof ik niet dat God voor me zorgen kan. Ik wijs dus als het ware Gods hulp en zorg af! Dat is logisch en dat is menselijk, en praktisch iedereen zal het doen. Maar zeg dan niet dat u volledig in God vertrouwt, want dat doet u niet. Sommige mensen zeggen dat zij erg verdraagzaam zijn. Ze zijn dan ook buitengewoon verdraagzaam, tot het ogenblik dat zij hun eigen ideeën, hun eigen begrippen in het geding zien komen. Dan kunnen zij niets verdragen. Dan mogen ze ook niet stellen dat ze werkelijk verdraagzaam zijn. Moet ik verder gaan? Om het heel eenvoudig te zeggen, vrienden: Je zou consequent moeten zijn, tot het uiterste, om de Goddelijke kracht in jezelf te kunnen beleven, om te voorkomen dat je grenzen opwerpt voor je eigen geest, wanneer ze in de slaap uit kan gaan in hogere sferen, om te voorkomen dat je het mirakel, of het wonder, in uzelf onmogelijk maakt. Zodra de mens voorwaarden stelt aan de Goddelijke Kracht, beperkt hij Deze. Zodra de mens, door zijn geloof, God vastlegt in een bepaalde richting, zal hij de werkelijke Goddelijke Kracht evenredig verkleinen, naarmate hij het Goddelijk Wezen scherper en duidelijker definieert. Slechts een persoonlijke relatie met God kan gedefinieerd worden, maar nooit… God Zelf! Men kan nooit de waarheid definiëren, noch de werkelijkheid, maar alleen de wijze waarop men deze zelf ondergaat en beleeft. Men kan nooit zijn geloof volledig omschrijven zonder dat men het metterdaad en tot het laatste punt toe wil aanvaarden en vervullen. En nu zijn we weer terug waar we zijn begonnen: wanneer wij contact willen hebben met hogere werelden, in de stof en in de geest, en wij trachten aan die hogere krachten en werelden onze eigen maatstaven op te leggen, maken we het contact onmogelijk. Wanneer we onze eigen ideeën, de eigen belangen, onze eigen inzichten laten prevaleren boven de kracht die we zeggen te willen aanvaarden en te verwerkelijken, zullen wij de mislukking van ons pogen om met die kracht te werken zelf reeds hebben veroorzaakt.
Vergeet één ding niet: De hoogste en grootste Meesters op deze wereld waren consequent en niet verstandelijk redelijk. Jezus, de Boeddha of Mohammed, of Lao Tze of Kung Fu Tze, waren allen wel kritische denkers, maar hun kritiek bleef beperkt tot hun eigen wezen en hun verhoudingen die zij vanuit zichzelf konden vastleggen en bepalen. Daarnaast waren ze bewust of onbewust, mystici. Zelfs wanneer de filosofie zuiver materieel lijkt te zijn, zoals bij Kung Fu Tsé het geval is, is er ergens de mystieke aanvaarding van een rangorde, van een waarde. En deze aanvaarding wordt nimmer aan kritiek onderworpen. Zij is voor diegene die ze stelt zo waar, dat hij er niet over praat; hij verdedigt ze niet, hij verontschuldigt ze niet. Daarmee hebben deze grote denkers bewezen dat zij in hun aanvaarding van het Hogere, ook het niet redelijke, volledig bewust als het ware, de kritiek opzij hebben gezet. Ze waren consequent tot het laatst. Menselijk gezien had Jezus beter een Godsrijk kunnen stichten en over die macht beschikte Hij, maar de weg die Hij gekozen had impliceerde de kruisdood en dus aanvaardde Hij de kruisiging, met alle gevolgen van dien, die voor Hem niet noodzakelijk was. Redelijk was dit absoluut niet aanvaardbaar; slechts vanuit het erkennen van Gods wil was die aanvaardbaarheid aanwezig. Guathama Boeddha, aanvaardde niet slechts een zwervend leven, maar hij aanvaardde ook een als het ware afstand doen, een uitbanning van alle stoffelijke belangen en weigerde enig voordeel te trekken uit zijn vorstelijke ouders, de staatskas, uit zijn privévermogen. Toch had hij bij het gebruik daarvan ongetwijfeld zijn godsdienst een veel gemakkelijker en een beter begin kunnen verschaffen. Maar deze verstandelijke redeneringen waren in strijd met zijn innerlijke beleving. Daarom koos hij een weg, die, wanneer u hem wilt volgen, stap voor stap, menselijk gezien, onredelijk is. Het Goddelijke is niet redelijk. Het Goddelijke is niet logisch. Wij kunnen alleen zeggen dat het Goddelijke zich aan ons toont in een reeks van vaste regels en wetten, dat we daarom aan de Bron Van Alle Dingen alomvattende kwaliteiten in volmaakte vorm toekennen. Of het zo is weten we niet. En daar hebt u vrienden, misschien meteen in dit lesje een verklaring voor het falen van zo veel dingen. Wanneer het christendom op het ogenblik geestelijk verarmt, dan ligt dit niet aan het christendom, maar dan ligt het aan het toepassen van wat u noemt verstandelijk denken, redelijk denken en kritisch denken, op de werkwijze. Jezus zei: “Ga uit en onderwijst, neem geen tweede paar sandalen mee, eet wat u krijgt, vraag u niet af wat er zal gebeuren, God zal u helpen, doe wonderen in mijn naam en doe die in de naam van mijn Vader, volbreng, ga uit, vertrouw”. Ja, vertrouw, meteen zou men zeggen, “we kunnen niet vertrouwen, er moet eerst een kerk gebouwd, we moeten een klooster in elkaar timmeren, en dan moeten we scholen hebben, en moeten we een jeugdbeweging hebben, en we moeten een politieke partij hebben, en dan moeten we invloed hebben, en dan moeten we zorgen dat er niet gezondigd kan worden door anderen, anders, al zouden ze het zo graag willen..!” En daarmee is Jezus’ leer en de band die Jezus ook voor zijn leerlingen tussen mens en God legde grotendeels teloor gegaan. Die kun je niet opvangen door ceremonieel alleen. Dit kunt u niet opvangen door te zeggen dat iemand onfeilbaar is, dit kunt u niet opvangen tenzij u bereid bent zelf die weg te gaan die Jezus ging. Mens te zijn met de mensen, lerarend zonder enige dwang, gevend de Goddelijke Kracht waar u een aanvaarding van die kracht vindt.
Dat is de Christus die ik (u) leer, en het christendom, en de maat, als geldend voor veel esoterische richtingen. Het is goed om de innerlijke weg te zoeken, te zoeken naar u eigen band met God, u eigen ware plaats in het Al, maar zolang u daarbij uitgaat van het systeem en niet uitgaat van u wezen en God zoals Hij daarin spreekt, dan dwingt u uw eigen wezen in kunstmatige vormen, en de resultaten daarvan zijn over het algemeen niet aangenaam. Dan komt u tot een theoretisch zeer hoge bereiking die echter praktisch maar heel weinig inhoudt. Dit geldt ook voor diegene die zich bezighoudt met magie, want zij willen wel magie bedrijven, maar volgens hun normen en aanvaardingen, en niet vanuit de krachten die in hen bestaan, en die door de innerlijke kracht zich rond hen kunnen openbaren. Overal hetzelfde: Waar de mens, bewust of onbewust zijn God verwerpt, daar doet hij het diafragma van zijn ziel zich sluiten, tot uiteindelijk slechts nog één straal licht kan binnendringen. Als een mens zich voorhoudt dat hij zichzelf niet kan veranderen, dan bedoelt hij in negen van de tien gevallen dat hij het niet wil. En in dat ene geval bedoelt hij dat hij niet begrijpen kan dat u een innerlijk leven kunt voeren dat niet redelijk is en gelijktijdig toch u redelijke vermogens gebruiken om in de wereld u eigen plaats en verhoudingen voortdurend op de juiste wijze te stellen. Die strijdigheid is er voor ieder, strijdigheid waarvoor onze groep, en de grote groep, de Broederschap, op het ogenblik tegen te velde gaat trekken. Een hele tijd is gezegd, “Het is laat, u moet u haasten”. We kunnen nu alleen nog maar zeggen: “Het is bijna te laat!” Wanneer u nu niet komt tot die innerlijke aanvaarding, die volledige beleving van hetgeen u gelooft, deze uitschakeling van kritiek die u, rustig matig op de stoffelijke resultaten toe mag passen, maar die u op het ogenblik van werken met Goddelijke Kracht, met de Geest, en zo voort, niet mag hanteren, dan zult u met de rest van de wereld moeilijkheden ondergaan. En nu het laatste punt nog even, en dan ben ik klaar…, tussen haakjes, was er nog iemand die hier nog wat tegen in te brengen had? Reactie: Neen.
Nog een laatste punt. Hebt u wel eens opgemerkt hoe onlogisch u denkt. Terwijl u denkt logisch te zijn. “Ja”, zegt men, “ik zou veel prettiger leven en veel gezonder leven wanneer ik niet zo gebonden was aan mijn taak”. U bent niet gebonden aan uw taak, u kunt rustig weglopen als u wilt. Maar, “ik ben door zo veel verplichtingen verbonden, en ik moet toch zorgen dat ik mijn aanzien houd, ik ben toch een deftig mens, ik ben toch een goed mens, ik moet zorgen dat ik voor anderen dit en dat kan doen”, en die mensen die werken en ploeteren, ze binden zich met handen en voeten, en dan zeggen ze “Ziet u wel, het is niet mogelijk om in deze wereld goed te zijn, het is niet mogelijk om vrij te zijn en gelukkig te zijn”. Maar dan bedoelen ze, “we zijn niet bereid om de consequenties ervan te aanvaarden”. Ze willen het allemaal wel hebben wanneer ze het krijgen, maar ze willen er niet voor betalen. En soms zijn de mensen nog onredelijker, dan gaan ze atoombommen maken voor de wereldvrede, en dan gaan ze absolute ontwapening prediken om de vrijheid van de mens te waarborgen, daarbij vergetend dat diegene die graag gezag over anderen hebben dan de enigen zullen zijn die wapens overhouden. Begrijpt u? Wat men denkt en wat men voelt, dat probeert men te combineren met de wereld erbuiten en men ziet, onbewust meestal hoor, de tegenstrijdigheden daartussen over het hoofd. Probeer wanneer u een bepaald denkbeeld ontwikkelt, met een bepaalde gedachtegang worstelt, uzelf eens af te vragen: “Is dit nu wel werkelijk zo redelijk als ik zeg?” En wanneer het niet redelijk is, wat brengt mij dat er dan toe om dat wel als normaal of redelijk te beschouwen? Het antwoord op deze vraag zal u duidelijk maken in hoeverre u zich geketend hebt aan een uiterlijke schijn, in hoeverre u probeert om innerlijke en vaak zeer hoge krachten en waarden eenvoudig weg te praten in uw eigen redelijk concept, en zo de werkelijke impuls die zij u geven minachtende, om uw eigen leven volgens eigen gebondenheid en vrij aanvaardde begeerte te volbrengen.
Nou vrienden, als dat dan geen les is geweest, dan weet ik het niet meer. Het is misschien geen grootse les geweest met veel grote woorden. Het is wel een les die iedereen in zijn zak kan steken, niet? Die iedereen mee kan nemen. Want wat ik hier heb aangestipt is een strijdigheid waaraan uw wereld ten onder dreigt te gaan. Wat ik hier heb aangestipt, dat is de belemmering voor de mens van deze dagen om van de lichtende krachten die rondom hem zijn gebruik te maken. En wat ik hier heb uitgelegd, is tevens de verklaring van het feit dat zoveel mensen zoeken in wat zij noemen het paranormale en het occulte, zonder het ooit werkelijk te vinden. Waarde vrienden, ik eindig nu. Maar mag ik u één raad geven? Probeer eens, wanneer u ergens mee werkt of ergens mee te maken hebt dat niet redelijk kan omschreven worden, wat toch niet verstandelijk is vast te leggen, uw verstand te laten rusten, en gebruik dan dat verstand extra intens bij die punten waar u wel inzichten hebt en die u wel verstandelijk kunt omschrijven. Ik denk dat u dan veel beter terecht komt en veel beter resultaat zult hebben.