Bewustzijnsprikkels en hun gebruik

image_pdf

16 oktober 1959

Bij het begin van onze bijeenkomst zou ik u er allereerst op willen wijzen dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Ons onderwerp voor heden avond is: bewustzijnsprikkels en hun gebruik.

Wij kunnen dankbaar zijn dat wij hier een demonstratie hebben. (Buiten de zaal klinkt hamergeklop door). Wij hebben hier te maken met een bewustzijnsprikkel die voor sommigen van u storend is. Vooral wanneer ik zwijg, is zij storend. Het is een ritmisch, zich gelijkblijvend geluid van betrekkelijk lage auditieve frequentie. U zult zich afvragen wat dit met ons onderwerp van doen heeft. Wel vrienden, wanneer wij aan het werk zijn, wanneer wij leven in de stof, dan ontvangt ons bewustzijn prikkels via de verschillende zintuigen. Indien deze prikkels nu zonder bijkomstige beelden zouden worden verwerkt, zou dit niet zo bezwaarlijk zijn. Wij krijgen dan alleen een realistische weergave die onmiddellijke reflexen mogelijk maakt.

Een bewustzijnsprikkel is echter iets meer dan een zuiver reactie wekkende prikkel die via de automatismen het lichaam beheerst. Zoals het hamergeklop u demonstreert, dat u zo-even hoorde, zijn er bepaalde psychische beelden verbonden met elke u bereikende prikkel. De wijze, waarop wij staan tegenover een auditieve, of visuele prikkel, bepaalt welke waarde zij voor ons heeft.

Dit is de reden dat het tweede deel van de titel ietwat moeilijk te behandelen is. Het gebruik van deze prikkels kan namelijk alleen bewust geschieden bij een bewust beheersen van de gehele reeks van psychische complexen die in de mens bestaan. Mijn voorbeeld van zo-even bracht bij u allereerst een onrust, omdat stilte nu eenmaal vereist lijkt. Het vormt dus een verstoring van uw eigen poging stilte te bewaren. Daardoor ontstaat niet alleen een bewustzijn van hamergeklop, maar tevens een innerlijke verstoordheid, het gaat immers tegen uw ogenblikkelijk behoeften of streven in. Daarnaast kunnen wij stellen, dat uw pogingen om het geluid verder te analyseren, de vraag bv. hoelang de storing zal blijven duren, van een zeer groot belang is. Want ook deze overwegingen dragen er toe bij de prikkel een grotere belangrijkheid te verschaffen, dan zij in feite bezit. Er is niet meer sprake van een vaststelling, maar van een totaal gedachtecomplex, dat u als het ware overweldigt.

Naast deze onmiddellijke werking bestaat nog de mogelijkheid dat een hamerklop in uw vroegere leven op u een grote indruk heeft gemaakt. Voorbeeld? Het geluid van de hamer is in uw jeugd eens gepaard gegaan met een grote ruzie. Uw vader sloeg zich bv. op de vingers. Hij zei daarbij vele dingen die moeder voor de kinderen niet geschikt vond. Vader liep daarop boos weg. Dit heeft u toen zeer gepakt. Wanneer u een hamerklop hoort, is er nu niet alleen sprake van een vaststelling, maar tevens van een – meestal onbewuste – herbeleving van het daarmede verknoopte vroegere gebeuren. Nu zult u na kunnen gaan, dat wij bij ons onderwerp niet in de allereerste plaats in een omschrijving van de zuiver sensorische waarnemingen mogen vervallen, maar grote aandacht moeten wijden aan de psychische achtergronden en psychologische waarden, die hiermede steeds weer verknoopt zijn.

Een bewustzijnsprikkel kan ook voortkomen uit niet-stoffelijke kenbare oorzaken. Wanneer u hier naar mij luistert, zal mijn stem bij u zekere associaties wekken. U weet zelf niet helemaal waarom. Voor de een zal de stem sympathiek klinken, voor een ander ietwat minder prettig, terwijl een derde misschien gevoelt dat ik in mijn uitdrukking ietwat lijzig ben. Ook dit is een reageren op in het onderbewustzijn geborgen waarden. U weet niet waarom u zo reageert, maar de reactie is er. U verbindt de reactie ongetwijfeld aan al wat ik u ga vertellen. Zo wordt ook hier de prikkel zeer sterk door psychische beelden beïnvloed en zal de inhoud die kan worden verworven, voor vaak 9/10 bestaan uit psychische reactie, die tevens de latere geheugenreacties beheerst.

Zoals reeds gezegd, hebben wij ook nog te maken met de zuiver onstoffelijke prikkel die in het bewustzijn ontstaat, zonder dat een der zintuigen daarbij betrokken is. Ik denk hierbij onder meer aan helderziendheid, de toekomst- of voorspellende droom. Van deze is geen redelijke of zintuiglijke oorzaak aan te geven. Toch kunnen wij ook hierbij vaststellen dat de waarnemingen beheerst worden door het onderbewuste: de complexiteit dus van het menselijke denken. Het lijkt mij goed hieraan nog enige aandacht te besteden. In het menselijke denken zal 1/10 tot 1/3 van het vermogen behoren tot het zogenaamd bewuste, of redelijke denken. Dit bewuste – of redelijke –  geeft de ogenblikkelijke realisatie weer, datgene wat niet buiten alle beheersing om geschiedt. U hebt de mogelijkheid op alle bewuste reactie en denken enige invloed uit te oefenen. Het andere deel van het denkvermogen, zijnde van 9/10 tot 7/10 van het totale denkvermogen, is niet beheerst. In tiende-waarden verder sprekende, kunnen wij vaststellen dat gemiddeld 4/10 van het denkvermogen onderbewust is. De functie van de kleine hersens en de zuiver lichamelijke automatismen met hun prikkelreacties heb ik bij deze waarderingen buiten beschouwing gelaten.

Het resultaat hiervan is, dat in het bewustzijn altijd een groter deel onbewuste waarden zijn, dan er bewuste en gekende waarden daarin aanwezig zijn. De totale redelijke gedachtegang en de bewuste reflex op een prikkel zal dus, zelfs indien zij niet lichamelijke automatismen betreft, voor tenminste de helft, soms zelfs voor meer dan drie vierden kunnen bestaan uit niet beheerste herinneringsfactoren. Alles wat u meemaakt in uw leven, wordt door u geregistreerd. Bij hypnose blijkt het vaak mogelijk een algehele herinnering op te wekken, waarbij scènes, die niet eens bewust werden gemaakt – bv. als kind van één jaar – geheel kunnen worden beschreven, tezamen met alle details die zelfs uitvoerig worden vastgelegd. Daarnaast blijkt het mogelijk alle, of de meeste gesproken woorden en gemaakte gebaren geheel weer te geven.

Het feit dat in uw eigen bestaan een zeer grote factor onbewust blijft, doch gelijktijdig een sterke gevoelsinvloed op u heeft, maakt het voor u onmogelijk de prikkels te richten en bewust te gebruiken. U weet niet, waar uw angstsyndromen geborgen zijn. U hebt er geen flauw begrip van in hoeverre een voorkeur, of afkeer die u ondervindt, gebaseerd is op vorig ervaren, of zelfs op invloeden die van de moeder uitgingen in de prenatale periode. Dit laatste is de periode tussen bevruchting en geboorte. Wij kunnen niet aannemen dat het de mens mogelijk zal zijn elke stoffelijke – of geestelijke – bewustzijnsprikkel onder de juiste waardering van de onderbewuste invloeden te rangschikken en te hanteren.

Het is voor de mens wel in de eerste plaats noodzakelijk tot een zo groot mogelijke zelfkennis te komen. Eerst dan heeft de prikkel als middel voor ons zin, waar wij dan in staat zullen zijn haar te richten. Eerst dan zullen wij in staat zijn juist die stoffelijke – of geestelijke – bewustzijnsprikkels te zoeken, die voor onze persoonlijkheid aanvullend en zo ook evenwicht vergrotend werken. Dit innerlijk evenwicht is praktisch identiek met het begrip bewustwording, of “in zich gaan tot het Koninkrijk Gods”, dan wel “gaan tot de God, Die in ons woont”. Het woord “ken u zelf” is dan ook hier wel zeer uitdrukkelijk van toepassing.

Ik moet op grond van mijn ervaringen in de stof waarschuwen voor de pogingen om jezelf als leek te gaan ontleden. Er zijn mensen die, wanneer zij toevalligerwijze een paar lezingen van Freud door hebben genomen, plotseling zichzelf gaan zien als een bundel van zuiver seksuele problemen, ofschoon dit feitelijk niet het geval is. Overdrijving geeft hier een onaangename en voor de persoon minder passende vertekening, dan verkregen wordt bij een pogen zich te realiseren waarom men bewogen is, waarom men op een iets scherp en op het ander niet reageert. Heeft men dit eenmaal gedaan, dan zal het bewustzijn beter in staat zijn komende reacties juist te voorspellen. In enkele gevallen kunt u dit reeds door ervaring.

Ik heb hier geen griffel en lei. Ik zou hiermede een snerkend geluid willen maken, dan kan ik er zeker van zijn, dat tenminste de helft van jullie al vóór het geluid ontstaat, de koude rillingen langs de rug voelen gaan. Hier wordt door de reactie dus op de feitelijke prikkel vooruit gelopen en gaat vóór het ontstaan van de feitelijke prikkel de normale werking van de reactie reeds in. Dit geschiedt alleen door middel van uw voorstellingsvermogen. Ik neem aan, dat dit duidelijk genoeg is. Daarom zullen wij nu trachten de buitenzinnelijke factoren iets duidelijker te maken.

Het menselijke wezen bestaat – naast het zuiver stoffelijke en de daarin heersende zenuwspanningen of reacties – uit een reeks van voertuigen, beter te omschrijven als fijnstoffelijke- of absorptievelden en stralingsvelden, waarbinnen een afbuiging van van buiten komende partikels op kan treden. Deze voertuigen kunnen – afzonderlijk of gezamenlijk – behoren tot verschillende bewustzijnswerelden. Wij hebben voertuigen voor verschillende geestelijke werelden. Deze voertuigen zullen evenzeer zintuigen kunnen bezitten, die geheel in overeenstemming zijn met de wereld of sfeer, waartoe zij behoren. Vergelijkenderwijze kan worden opgemerkt, dat bv. de hond en andere viervoeters in staat zijn veel hogere trillingen te horen dan de mens. Er is dus een gebied, waarin de mens niet meer bewust kan reageren, doch het dier wel. Ook wat het gezichtsvermogen betreft, vinden wij – vooral onder de vogels – een aantal wezens die een uitgebreider scala van grijsvarianten – dus tussen zwart en wit – onderscheiden kunnen, zodat zij sneller op de kleinste lichtveranderingen kunnen reageren dan voor een mens mogelijk zou zijn. De mens ziet de veranderingen waar deze dieren op reageren, vaak niet eens.

Zoals dit nu het geval is voor de bijzondere eigenschappen der dieren, zo zijn de geestelijke voertuigen ook in staat, bepaalde andere waarden bewust te beseffen. Waarden die aan uw stoffelijke bewustzijn helemaal voorbijgaan, dan wel op de zintuigen een zo geringe indruk maken, dat zij u als bewuste factor niet kúnnen bereiken. Vergelijkend wil ik hier wijzen op het gebruik dat kan worden gemaakt van zeer hoge auditieve frequenties, wanneer wij tonen produceren die boven het menselijke gehoor liggen – dan wel onder de menselijke gehoorgrens – dan kunnen wij hiermee stemmingen doen ontstaan, waarvan de mens de oorzaak niet beseft. Men kan met zeer hoge tonen die niet gehoord worden, bv. krankzinnigheid en zelfs hersenverval veroorzaken. Subsonische, of zeer lage trillingen, zijn daarnaast in staat om onder meer angstgevoelens, stokkingen in de bloedsomloop en zenuwuitputting te veroorzaken.

Het zal wel duidelijk zijn, dat, indien de geest prikkels ontvangt op haar eigen gevoeligheidsgebied, zij deze onbewust – dus zonder inschakeling van het stoffelijk bewustzijn – in het lichaam kan projecteren. Het gevolg hiervan is, dat er door de mens niet begrepen reacties ontstaan. De mens kan onder invloed hiervan komen tot een omstelling van lichamelijke waarden, een absolute vertraging – of versnelling – van eigen reacties. Dit brengt weer met zich mee dat volgens de stoffelijke wereld, onredelijke en onverwachte reacties binnen het menselijke lichaam ontstaan.

Zeer oppervlakkig hebben wij nu enkele van de prikkels beschouwd die de mens kunnen bereiken. Al deze prikkels beroeren een bepaald deel van het bewustzijn. Bewustzijn is niet identiek met rede, of bewuste waarneming. Het bewustzijn omvat de gehele scala van mogelijkheden, waarbinnen de mens voor zich kan constateren, wat er gebeurt en daarop op enigerlei wijze zijn eigen omstelling of reactie tonen. Hoe wij deze prikkels moeten gebruiken? Het is praktisch onmogelijk om het gehele beeld van eigen wezen binnen de stof te begrijpen. Een vakstudie die u in staat zou stellen u althans het grootste deel van uw wezen te realiseren, zou bij volledigheid meer dan een normale mensenleeftijd vergen. Hieraan zal niemand kunnen beginnen. Wij laten deze theoretisch bestaande mogelijkheid buiten beschouwing.

Dan komen wij weer terecht bij het bewustzijn en wel vooral bij de rede. Voor de rede is het mogelijk ervaringsmatig juiste prikkels of impulsen te herhalen en aan de hand daarvan voor het “Ik” begeerlijke spanningen, ontspanningen, of toestanden van gevoeligheid op te wekken. Hieronder kan o.m. worden samengevat: het beschouwen van kleurenspel, bewegingsspel, spel van licht en duister, het kiezen van de juiste belichting die past voor de bezigheid die men verricht. Daarnaast natuurlijk ook het zelf creëren van spanningen en stemmingen door zelf te scheppen met licht en kleur, of klanken. Alle genoemde waarden zijn in staat de mens in een zekere stemming te brengen. U weet misschien niet eens waarom u graag schemert, of juist aan het halfduister een hekel hebt. Daarbij spreekt het onderbewustzijn mee. Elk van deze belichtingseffecten heeft voor u een bepaalde sfeer en stemmingswaarde, die al dan niet strookt met eigen streven en wezen.

Verder weten wij, dat bepaalde lichtsoorten en kleuren een sterke invloed hebben op het menselijke bewustzijn. Wanneer wij een zonnige stemming nodig hebben, zullen wij ons niet ophouden in vertrekken die droef, donkerrood, giftig arsenicumgroen en het zwart van ebbenhout als hoofdtinten van stoffering en meubilering vertonen. Indien wij ons in dergelijke vertrekken bewegen, weten wij immers dat wij – zelfs indien de gewoonte enigszins afwijkt – toch nooit dat zonnige en vreugdige in ons zullen krijgen. Er blijft een zekere plechtstatigheid heersen die spontane uitingen belemmert en vaak zelfs geheel onmogelijk maakt. In dergelijke gevallen kiezen wij in de eerste plaats lichte kamers, waarin heldere kleuren een rol spelen. Voor warmte nemen wij rood. Voor zonnigheid: geel, niet te fel en te veel. Wij kiezen bij voorkeur een geel vlakje tegen een achtergrond van andere geel in zich dragende kleuren. Daaronder kunnen dan vele gebroken wit tinten worden gerekend en lichte tinten van groen.  Ook kunnen wij gebruik maken van lichte pasteltinten, waarin mede enig rood voorkomt. Op deze manier schept men dus een milieu, dat zonnig rood is, een zeker levendigheid stimuleert en gezelligheid doet heersen. Het brengt een zekere ontspanning tot stand. Zwart mag dan alleen als een contrastkleur gebruikt worden, maar zal voor de westerse mens bij grotere vlakken een zekere neerslachtigheid doen ontstaan. Zoeken wij een mogelijkheid om ons geheel los te maken van onze eigen gedachten, bij mystieke beschouwingen bijvoorbeeld, dan zullen wij de voorkeur geven aan een vertrek, waarin de lichtere kleuren van blauw vertegenwoordigd zijn. Wij geven daarbij de voorkeur aan blauwe, schemerende inslag. Onder onze voeten kan een zeer donkere, of zelfs zwarte ondergrond het begeerde effect aanmerkelijk verhogen.  Zo kan in de sfeer die wij rond ons scheppen, de bevordering van een bepaalde verrichting mede verwerkt zijn.

Ook wat arbeid betreft, de wijze waarop ons arbeidsvertrek is ingericht, heeft op ons prestatievermogen, maar ook op onze arbeidsvreugde, nauwkeurigheid e.d., een zeer grote invloed. Het is duidelijk dat een mens deze mogelijkheid om prestaties en ook bewustwording te bevorderen, niet terzijde mag leggen. De bewustzijnsprikkel moet dus gestimuleerd worden door zo juist mogelijke kleurwaarden rond u te stellen. Ook bij de belichting zullen wij rekening houden met de te verrichten arbeid. Het haast ziekelijk veel licht creëren, dat op het ogenblik overal wordt gestimuleerd, is voor de doorsneemens niet zo goed. De mens heeft bij ontspanning behoefte aan in de onmiddellijke omgeving optredende verschillen van helderheid bij het licht. Een te grote of te algemene lichtsterkte is voor de mens zelfs schadelijk. Te fel licht – ook kunstlicht – zal daarnaast voor het oog schadelijk zijn. Het maakt dus het juist opvangen van prikkels zelfs moeilijker en trager.

Ook op andere wijze kunnen wij voor onszelf condities scheppen die ons aangenaam zijn. Op het ogenblik dat wij zelf ons willen verliezen – wat een vorm van ontspanning is – zullen wij over het algemeen rumoer begeren, luidruchtige muziek, het geluid van prikkels gebruiken om onszelf dus in een bepaalde stemming te plaatsen, wanneer wij daar geen doel mee hebben. Voor alles is het noodzakelijk dat een doel wordt gesteld. Dit doel zal altijd volgens de rede gesteld worden: men moet zich van het doel immers bewust zijn? De onbewuste factoren die in u leven, zullen aan het bewustzijn beperkingen opleggen en een zekere intensiteit, of terughoudendheid verschaffen t.o.v. projecten die redelijk aanvaardbaar zijn. Hebben wij het doel gekozen, dan zullen wij, door ons milieu, ons eigen leven en het ritme van ons leven daarop in te stellen, ongetwijfeld goede vorderingen maken.

Wij mogen niet vergeten dat daarbij niet alleen het vermogen tot zien en luisteren maar evenzeer tastzin, reuk en vermogen tot spreken een rol spelen. Voorbeeld: menige overpeinzing zal het best gelukken, wanneer men ontspannen rust op een harde ondergrond. Hier speelt dus de tastzin een zekere rol en wordt de wijze waarop u zich de omgeving realiseert, mede verwerkt in uw vermogen tot concentratie, meditatie en contemplatie. Het je lichamelijk al te gemakkelijk te maken is, vooral wanneer dit de richting der luxe uitgaat, uit den boze. Tenminste, voor zover het de geestelijke waarden betreft. De indrukken die u bereiken uit andere werelden en sferen, zijn over het algemeen van een inhoud en frequentie, die in u weliswaar onderbewuste beelden toelaten, maar geen directe en bewuste verwerking. Er speelt zich aan de hand van deze prikkels een denkproces af. Maar de juiste oorzaak van het proces zal niet, of niet helemaal, worden gerealiseerd. D.w.z., dat al wat u geestelijk bereikt, slechts onvolledig in de rede, het waakbewustzijn, zal kunnen worden weergegeven. Wij kunnen nooit trachten ons geheel te richten op zeer bepaalde en nauw omschreven bovenzinnelijke fenomena. Wij kunnen ons alleen richten in zeer algemene zin.   Indien wij onze eigen gevoeligheid voor een zeker verschijnsel verhogen, dan kunnen wij ons selectief afstellen op een bepaald bereik, waarin verschijnselen zich voordoen.  Om het eenvoudig uit te drukken: het is praktisch onmogelijk om in waarheid en werkelijk langs de weg van bewust streven met een bepaalde persoon in contact te komen, ten hoogste kan contact met een bepaalde sfeer worden bereikt. Vanuit de geest is een opnemen van persoonlijke contacten wel mogelijk, doch vanaf de aarde is dit zeer moeilijk. Over het algemeen kunnen wij slechts van zeer weinige bewustzijnsprikkels gebruik maken om een dergelijk doel te bereiken.

Wel kunnen wij een brug bouwen naar een andere persoon, of wereld. Voorbeeld: een persoon is overgegaan. De gestorvene was een liefhebber van een bepaalde soort muziek. Hij had lievelingsmelodieën, hield van bepaalde schouwspelen en van bepaalde boeken. Door u daarin te verdiepen, bereikt u een zekere gelijkheid met wat in de persoon leefde. Het is lang niet zeker dat die persoonlijkheid zich aan u openbaren kan. Wel zult u invloeden van gelijke geaardheid kunnen ondergaan. Er kan dus via het onderbewustzijn in u een zeker bewustzijn omtrent de overgegane, of de wereld waarin hij zal vertoeven, binnen u geboren worden. Dit kan zich dan weer binnen u uitdrukken als: het waarnemen van stemmen, het zien van beelden, het dromen, of – wanneer men zich niet zo snel aan de illusie overgeeft – krijgt men het eigenaardige gevoel van aanwezigheid. Stemmen, beelden e.d., zijn namelijk illusies die zozeer met het begeerde kloppend zijn, dat zij toch nog een zekere waarheid weer kunnen geven.

Wat betreft het werken in de richting van de geest, is het toch wel belangrijk sfeer te scheppen. Een sfeer die u grotendeels via de zintuigen bereikt, onderbewuste reacties in werking stelt en het u alzo mogelijk maakt het bewustzijn tot een redelijke hoogte van waarneming op een ander dan stoffelijk terrein te brengen. De bewustzijnsprikkels die de mens bereiken, zijn over het algemeen zo veelvuldig en van zo rijke geaardheid, dat hij bewust – of onbewust – een selectie- proces toepast. Voorbeeld: u woont bij een spoorweg in de buurt. Voor anderen is het geratel van de treinen telkenmale weer een schok. U zelf hoort het haast niet meer. Toch blijft uw gehoor t.o.v. andere, voor u minder gewenste geluiden – het piepen van een muis bv. – gevoelig. U zult zonder wikken of wegen een viertal denderende treinen aan uw huis voorbij laten gaan, zonder dat u daarom ook maar even uw spreken of luisteren staakt. Het is u geen storing meer. Het kleine geluid van de muis echter – voor de dames vaak met een schrikassociatie gepaard gaande – kan u tot een staken van elke dan normale bezigheid bewegen.

Het is duidelijk, dat de gewoontevorming soms ook waardevolle prikkels teloor zal doen gaan. Een mens die van elke bewustzijnsprikkel – ongeacht of deze stoffelijk, of geestelijk is – een zo goed mogelijk gebruik wil maken, zal dan ook moeten leren om naar eigen willekeur bepaalde geluiden – of prikkels van andere geaardheid – uit te schakelen, althans in intensiteit zo sterk te verminderen dat zij zijn bewustzijn niet – zelfs niet voor korte tijd – kunnen overheersen. Het leren bepaalde prikkels alleen door verandering van belangstelling op te doen treden als overheersend in de omgeving, geeft vele mogelijkheden. Onder meer kan men na voldoende training in een zaal met 100 sprekende mensen één enkele mens zelfs op grotere afstand verstaan. Dit wordt mogelijk door een zich geheel afstemmen op het stemgeluid en de persoon. Geestelijk wordt het dan mogelijk om uit de vele u bereikende zwakke indrukken er één – door eigen belangstelling – zo sterk naar voren te halen, dat deze duidelijker en begrijpelijk wordt.

Daarnaast is het raadzaam zich gedurende het gehele leven steeds weer te blijven baseren op het leven zelf, de omgeving en de daaruit voortkomende invloeden. Deze omgeving heeft vaak een beslissende invloed op uw acties en reacties. Door u steeds bewust te zijn van de invloeden in uw omgeving, zult u in staat zijn eigen acties steeds meer te beheersen. Zelfs de onbewuste reacties zullen dan binnen een zekere beperking kunnen worden vastgelegd.  U zult dus door u te realiseren, waar u zich bevindt, in welk milieu en onder welke beïnvloedingen, u bevrijden van een haast overweldigende illusoire indruk. Illusoir: zij is niet reëel, maar uit vele kleine en op zich niet bemerkte delen wordt voor u dit beeld opgebouwd, dat u juist door uw onbewustzijn zal overheersen. U kunt meester worden van deze onbewuste invloeden en drangverschijnselen.

Door u steeds weer te realiseren: “dit betekent deze omgeving voor mij”, zult u in staat zijn de punten uit te schakelen die voor u niet belangrijk zijn, en de voor u belangrijke factoren als invloed te versterken. Door zo bewust de prikkels te dirigeren, waar mogelijk, zult u een maximale prestatiemogelijkheid en tevens een zeer grote mogelijkheid tot bewust opnemen van feiten verkrijgen.

Het zal u bekend zijn, dat vele grote mannen een zwak hadden. Het zwak van Edison was bv. dat hij veel en fel licht gedurende de nachtelijke uren begeerde om te kunnen denken, werken en studeren. Voor de verlichting van zijn werkvertrek maakte hij dan ook gebruik van de kale kooldraadlampen die hij zelf ontworpen had. Het vervullen van deze lichthonger was voor hem zo sterk geassocieerd met het begrip denken, dat een uitvinding eens jaren half af bleef liggen, omdat tijdens het uitwerken van zijn idee de lamp het begaf. Ondanks het opnieuw inschakelen van het licht bleek het de uitvinder onmogelijk de gedachtetrein te vervolgen. Zij was afgebroken en kon niet meer hervonden worden. Dit zal u duidelijk maken, dat, wanneer wij eenmaal bezig zijn met een bepaalde arbeid – of gedachteproces – het voor ons belangrijk is de dan heersende factoren zo lang mogelijk onveranderd te handhaven. Wanneer u bij schemerlicht op een idee komt dat u wilt noteren, doet u er verstandig aan – ondanks het slechtere licht – opeens te noteren. Doe niet, door een ander of eigen ingrijpen, een grote lichtbron ontsteken om beter te zien. Dit zal de helderheid van uw gedachten aanmerkelijk verminderen, of wel de oorspronkelijke idee af doen breken, dan wel aan het denkproces een andere richting geven.

Wanneer u zekere bezigheden regelmatig wil verrichten als bv. meditatie, overpeinzingen, het lezen van meer inhoudsvolle lectuur, is het verstandig dit zo veel mogelijk in hetzelfde milieu en dezelfde omstandigheden te doen. Dit maakt het u eenvoudiger u sterk te concentreren, terwijl het u ook eenvoudiger wordt de draad van een boek weer op te nemen, er in te komen, terwijl het u zeker gemakkelijker wordt gemaakt de belangrijke punten vast te leggen in dat deel van uw denken, dat geheel toegankelijk is voor het z.g. redelijke deel van het bewustzijn.

  •  Ik kreeg eens een geestelijke prikkel van een persoon die ik toen niet thuis kon brengen, maar die zich later op bewustere wijze aan mij voordeed. De identiteit en ook de reden van het contact heb ik vast kunnen stellen. Hoe heeft hij op mij ingewerkt?

Over het algemeen wordt door de geest op de mens ingewerkt tijdens een ogenblik van redelijke ontspanning, dan wel eenzijdig gerichte concentratie. Zowel bij ontspannenheid, als bij een eenzijdig gerichte belangstelling, blijft namelijk een betrekkelijk groot deel van de hersenen op non-actief. Hierin wordt dan allereerst een schok veroorzaakt. Wij geven deze zeer sterke impuls om uw aandacht te wekken en een breuk in de lopende gedachten erin te doen ontstaan. Of de gedachten helder, of warrig zijn, is daarbij voor ons niet van belang. Wij hebben door de impuls een zekere schrik doen ontstaan. Een opschrikken eerder, dat een luisteren tot stand brengt. Luisteren is natuurlijk niet helemaal juist. Bij dit luisteren treedt een gespannen passiviteit op, die het ons mogelijk maakt verdere impulsen te injecteren en een zuiverder definitie. Door het wijzigen hiervan is het dan mogelijk een redelijke en juiste interpretatie door de luisterende mens te verzekeren. Bij deze hantering van het menselijk denkvermogen berust het grootste deel van het werk op het wekken van de juiste impulsen uit het onderbewustzijn, terwijl deze zo gegroepeerd dienen te worden dat een juiste uitdrukking van onze persoonlijk- heid en boodschap daarin kan worden gevonden.

  • Vele mensen willen door helderzienden, of helderhorenden, iets te weten komen.  Zij krijgen dan bv. met Meesters te maken, of met overgegane familieleden. Is dit zo, of  is het een illusie? Beantwoordt het alleen aan dat, wat wij graag wensen?

Algemeen gesproken moet ik allereerst vaststellen, dat zowel werkelijkheid als illusie hierbij voor kunnen komen. Illusie komt vaker voor dan wel wenselijk is. Indien wij aannemen dat de mediator of mediatrix, de bemiddelaar/ster, eerlijk is, is het verloop als volgt:

Een beïnvloeding van het onderbewustzijn van die persoon moet plaats vinden. Daarbij dient dit zó sterk te geschieden, dat eigen meningen en overtuigingen daarbij worden uitgeschakeld. Zou dit niet geheel gelukken, dan zal de onderbewuste drang zichzelf als Meester – of de meerdere – te tonen met zich brengen, dat naast de geestelijk ontvangen impulsen bepaalde gedachten en leringen worden uitgesproken, die uit het innerlijk van de bemiddelaar/ster spruiten. Dit laatste komt zeer vaak voor, zodat hiermede te allen tijde gerekend moet worden. Verder zal het u duidelijk zijn, dat, daar uw eigen reacties ook de beste helderziende en het beste medium zullen blijven beïnvloeden, met een weerkaatsing van eigen denken, verlangen, of in het Ik levende voorstellingen, rekening moet worden gehouden. Dit brengt met zich, dat zelfs de helderste en zuiverste beelden die door helderzienden – of helderhorenden – naar voren worden gebracht, een percentage van zuiver menselijke waarden in zich zullen dragen. Deze komen zowel uit uzelf, als uit het medium voort. Redelijkerwijze zal de mens die op deze wijze een mededeling ontvangt, zich persoonlijk aan de hand van de ontvangen mededeling in moeten stellen en trachten in zich een zo duidelijk mogelijke innerlijke reactie op te wekken. Men doet dit het best enige tijd na de mededeling, waar anders, de persoonlijkheid van het medium op u een te sterk overwicht heeft, waardoor grote delen van eigen bewustzijn in stof en geest, tijdelijk terzijde worden gesteld. Bij de overpeinzing moet ook de rede en dus niet alleen het geloof een rol spelen. Indien men op deze wijze te werk gaat, zal ook langs de door u genoemde weg veel nuttig en schoons ontvangen kunnen worden. Dit geldt zelfs, indien alleen een beter begrip voor al wat bewust en onderbewust in het Ik leeft, hierdoor verworven kan worden, misschien aangevuld met een zuiverder voorstelling van hetgeen mogelijk is buiten het ik.

In verband hiermede wil ik een waarschuwing uitspreken, die met het eigenlijke onderwerp niets uitstaande heeft. Waar u op dit gebied ook naar toe gaat, zij het een medium, een geïnspireerde, een helderziende, of een meester, een geheimschool, of iets anders, één ding moet u onthouden.

Geen enkel wezen is geheel identiek met het uwe. Niemand kan het u precies vertellen hoe u moet handelen en leven. Niemand kan u precies datgene tonen wat voor u het enig juiste is. Leef en denk daarom zelf. Neem wat u waardevol lijkt, overweeg het en gebruik het, indien het voor u zelf aanvaardbaar is, inhoud en zin heeft. Laat dit nooit, of dit nu door ons is, of door anderen, zozeer overmeesteren, dat u zonder onderzoek en kritiek, u stellingen eigen maakt, of beelden voor waar accepteert die voor uw eigen wezen in feite niet passend zijn. De daaruit voortkomende verwarringen en strijdigheden kunnen zo groot zijn, dat er eerder sprake is van schade dan nut in dat geval.

  • Antroposofen gebruiken kleuren bij genezing. Is dit een goede toepassing van de  kleurprikkels?

 Ja. Oorspronkelijk was dit een magische of esoterische kwestie. De huidige kleuren- therapie werd ook in de Oudheid reeds vaak toegepast. In die tijd was het een kwestie van zogenaamde Goddelijke waarden en dacht men nog niet aan prikkelwaarden. In de loop der tijden geeft de invloed van de kleur op de mens zovele bewijzen voor het nut van bepaalde kleurtoepassingen, dat op het ogenblik niet alleen door antroposofen, of alleen bij genezing, maar ook bij de inrichting van moderne bedrijven en dergelijke van deze kennis der kleuren gebruik wordt gemaakt. Opgemerkt zij, dat in een hier ter stede gevestigd bedrijf een kantineruimte te koud en te ongezellig heette. Men heeft toen door sauzen, de wanden een andere kleur gegeven. Zonder verdere veranderingen vond toen iedereen opeens de kantine warm, gemoedelijk en gezellig. Hier blijkt wel hoe sterk de invloed is die van kleuren uit kan gaan. Tevens blijkt uit het voorbeeld al reeds, dat de kleurenleer nog voor heel wat andere dingen dan alleen genezing wordt gebruikt. Het zal u duidelijk zijn dat, wanneer men zelfs op commercieel terrein – verpakking van artikelen e.d. – de waarde van de kleureninvloed erkent, de antroposofen niets anders hebben gedaan dan een logische gevolgtrekking te maken, toen zij kleur als een belangrijke factor in de genezing inschakelden. Ook de geneeskunde komt steeds meer tot de overtuiging, dat bij elke genezing, psychische factoren een zeer belangrijke – zoal niet overwegende – rol spelen. Door de kleur wordt de psyche sterk beïnvloed.

Esoterische beschouwingen.

Wanneer wij spreken over het begrip esoterie, moeten wij er in de eerste plaats rekening mee houden dat de weg naar binnen toe alleen gevonden kan worden dank zij vergelijking met uiterlijke waarden.

Er was eens een radijs. Zoals radijzen zijn, toonde hij enerzijds een vurige blos, terwijl de andere kant bleek was als pas gevallen sneeuw. Nu wilde menigeen graag weten waarom de radijs juist zó deze twee kleuren vertoonde. Gelukkig gebeurde dit alles in de tijd dat zelfs de planten nog konden spreken. De radijs antwoordde hen dan ook op hun vraag: “Indien gij mijn blankheid niet zoudt hebben gezien, zoudt gij de blos van rode rijpheid niet waarderen. Eerst in deze beiden is mijn wezen uitgedrukt, want ik smaak als het water, maar ook als de hartstochtelijke peper”.

Voor de mens geldt precies hetzelfde. Hij heeft twee kanten aan zijn bestaan die gezamenlijk zijn wezen uitmaken. Zoals de geaardheid en zelfs de smaak van de radijs bepaald wordt door haar rijkheid van kleur, maar vooral ook door haar verschil van kleur en eigenschappen, zo wordt voor de mens de innerlijke waarde uitgedrukt door zijn uiterlijke bestaan, waarin hij de stille rust kent als van besneeuwde velden en anderzijds de volle levenservaring en aanvaarding als van de rode bloemen die slechts onder de brandende zon van de zomer bloeien. Hier begint de weg naar binnen. In het uiterlijk leven openbaart zich de innerlijke waarheid. Er is geen verschil tussen deze beide.

Misschien wordt het u duidelijker, wanneer ik u vertel van een machtig God die eens uit de hemelen afdaalde. Hij was een van de Heren der Winden. Uit het noorden komende, was hij verschrikkelijk. Zijn wit gewaad, zijn kristallen nagelschilden waren als een betovering die de mensheid deed verstarren. Toen de zomerwinden waaiden en hij rusteloos wachtte op de tijd dat ook hij weer over het land mocht stormen, zwierf hij door de luchten om te zien wat de aarde bood. Op zijn zwerftocht zag hij een schone maagd die baadde in het water van de rivier. Ofschoon hij een God was, werd hij getroffen door het gevoel dat de man beroert, wanneer hij de schoonheid perfect ziet uitgedrukt in het andere geslacht. Hij daalde ter aarde neer. Om het voorwerp van zijn verering niet te verschrikken, legde hij zijn witte kleed en zijn kristallen nagelschilden af. Zelfs zijn hoofddeksel verborg hij met de verdere kleding in het struikgewas, voor hij zijn gelaat veranderde in dat van een stralende jongeling. De zomer was juist over het land gekomen. Daarom vertoefde hij bij de maagd. Daar zij hem zeer dierbaar werd, huwde hij haar. Daarbij had hij iemand over het hoofd gezien: de oude tai-tai, zijn schoonmoeder. Met haar felle stem dwong zij hem op het veld te werken. Zijn kleding, die hij als gevonden aan haar toonde, sloot zij weg. De nagelschilden werden in de teakhouten kist geborgen, het witte wonderlijke gewaad werd versneden tot treurgewaden voor de begrafenis van een vriend. Zonder deze dingen was de God machteloos. Zo gebeurde het dan ook, dat zelfs met het trekken van ganzen en zwanen onze God niet op kon stijgen om zijn taak in de hemelen te volbrengen. Afgedaald tot de mensen was hij tot mens geworden. Slechts de kracht van het magische kleed en de nagelschilden konden hem tot in de sferen verheffen. Deze kon hij niet meer bereiken.

Wanneer een mens geestelijk hoog denkt te stijgen, dan mag hij niet vergeten dat vele dingen in de stof hem lokken. Wie aan de verlokkingen van het menselijk bestaan toegeeft, zal als mens gebonden zijn aan alle stoffelijke verplichtingen die daarmee gepaard gaan. Geloof mij: een schoonmoeder is niet zo erg als het noodlot dat de mens regeert. Feller drijft het ons aan en scherper omschrijft het de taak die ons gesteld wordt. Laat ons daarom niet voor alles trachten ons boven alle dingen te verheffen, in de rustpozen van ons geestelijk streven tot de stof keren om te zeggen: zo dadelijk zullen wij voortgaan met dezelfde geestelijke gedachten en werken op dezelfde wijze. Alle innerlijke groei is een wisselwerking tussen uiterlijke en innerlijke factoren.

Soms zijn wijzelf daarbij als de Goden van het noorden, kil en verstarrend, beheerst door het verstand. Maar wanneer wij mens worden, kunnen wij niet meer geheel terug keren tot die kilheid. Misschien zullen wij eens weer op kunnen stijgen en worden tot een zachte zuidenwind, of de wind uit het oosten, die met het opgaan van de zon het eerste licht als rode gloed tezamen met de eerste vogels over het slapende land jaagt. Dit kunnen wij niet weten. Elk gebeuren heeft zijn betekenis en zijn taak. Elke wisseling is een vooruitgang. In al ons zoeken komen wij steeds weer te staan voor het grote raadsel dat wij zelf zijn. Maar dit raadsel te maken tot het allereerste en belangrijkste van ons leven betekent tevens, dat wij onszelf vergeten.

Er was eens een oude man. Als de oom van een zeer kinderrijke familie werd hij in zijn dorp zeer geacht. Velen kwamen tot hem om raad. Eens wendde zich een vreemdeling tot hem, boog eerbiedig en sprak: “zeer waardige en zeer oude, kunt gij mij zeggen wat ik ben?” Oompje, die de stoffelijke welvaart van de familie weerspiegelde in de volheid van zijn gestalte, glimlachte een keer en antwoordde welwillend: “Je verkoopt pijpen. Ben je dan geen pijpensnijder?” “En niet meer? Dat juist weet ik niet”, sprak de vreemdeling en ging verder.

Oompje vroeg zich af: “Wat zou hij dan wel bedoeld hebben? Wat en wie ben ik zelf?”  Hij verzonk in diep en wonderlijk denken. Hij vergat te eten en sprak niet meer met een glimlach tot allen die hem voorbij gingen. Zo verzonk hij steeds verder in wijze overpeinzingen.  De waardige, volle glimlach van zijn wangen werd tot een na denkelijke leegte, omhuld door rimpelig perkament. De bekende welvarende gestalte verviel tot een skelet, dat blind en doof, omringd door wapperende en te grote gewaden, peinzend door de straten ging.  De binnenhoven kenden zijn gulle lach niet meer.

Oompje dacht eindelijk, dat hij het antwoord had gevonden: De kinderen treurden, omdat oompje niet meer met hen speelde en trachtten steeds weer zijn aandacht te trekken. “Want” zo zeiden zij: “de zeer waardige en zeer oude is toch onze oom?” Daarom sprak de vermagerde oude: “Wat ik ook ben, ben ik. In ieder geval ben ik het oompje van deze familie”.

Na weken lang hierover te hebben gepeinsd, besloot hij dat dit toch wel voldoende moest zijn. Maar toen hij tot de familie terugkeerde, had men hem daar al bijna vergeten. De kinderen hadden nieuwe vrienden gevonden en de mannen spraken eerbiedig tot andere ouden, wanneer zij raad zochten. Met zijn verloochening van het wezen dat hij voor hen was, hadden zij hem al begraven vóór zijn lichaam in de kist rustte en de wichelaars de dag hadden bepaald, waarop hij aan de aarde zou worden toevertrouwd.

Wanneer wij ons teveel bezig houden met het raadsel van ons eigen wezen, vergeten wij de wereld, waarin wij leven. Want – helaas – het lot heeft bepaald, dat de mens als mens zal moeten leven in zijn wereld, in plaats van gedragen door grote zelfkennis boven haar uit te stijgen tot hoger doel. Laat ons dus over de raadselen die in ons schuilen, de wereld niet vergeten. Allereerst zullen wij onze plichten ten overstaan van mensheid moeten volbrengen. Daarin is immers de eerste en werkelijke zin van het bestaan gelegen?

Een Japanse dichter heeft dit eens uitgedrukt in een haiku, een lettergrependicht. Ik kan dit niet in enkele woorden vertalen, maar het klinkt zo:

 De berg droomt,

verborgen is hij,

regen.

In die paar woorden wordt geïmpliceerd dat de berg in zijn stilte niet altijd geheel en duidelijk zichtbaar kan zijn. Maar zij blijft bestaan, geheel en ongedeeld, ook wanneer de regenwolken haar gezicht verbergen. Zij zal blijven en zichzelf zijn, ook nadat de wolken zijn vergaan.

Zo is het ook met ons leven. Wij leven. In ons leven zal veel van het werkelijk bestaan ver- borgen blijven voor allen die ons bestaan als geheel willen beschouwen. Ook voor onszelf. Maar dit is onbelangrijk. Ons wezen blijft en ons leven blijft, ook nadat de wolken der materie zijn opgetrokken. Er komt een tijd, dat in de helderheid van het Goddelijke Licht vele raadselen ons geopenbaard worden. In het Oosten zei men vroeger wel: “eerst wie door de dood gekust is, kan het rijk van de dood leren kennen”. Niemand op aarde weet werkelijk wat de dood brengt. Dat weten alleen wij die gestorven zijn. Veel is ons nu geopenbaard. Zo zal het ook voor u zijn.

Toch zijn er bepaalde vragen die wij onszelf moeten stellen, vragen die alleen door onszelf beantwoord kunnen worden. Deze zijn de essence van het leven. Deze kernpunten van het ogenblikkelijke leven zijn ook in de esoterie het meest belangrijke. Wanneer u de bloem vraagt waarom zij bloeit, zo zal zij u antwoorden: “Omdat de zon mij lokt en omdat dit mijn wezen is”, want zij kent de jaargetijden en de wetten van haar soort niet. Wanneer je een mens vraagt: “Waarom leef je?”, dan zal hij u elke verklaring willen geven buiten die ene, die juist is: “Omdat ik mens ben”, want dit alleen kan hij weten, al het andere is nog verborgen achter de wolken waarmede de materie de blik van de geest verduistert. In elk leven zijn vragen die een antwoord vergen, wil een innerlijke bewustwording mogelijk zijn. Juist deze vragen komen uit de wereld buiten u, tot u. Want de wereld vraagt u steeds weer: “Wat betekent gij voor ons?” Door uw betekenis voor de wereld, omschrijft gij uw eigen wezen. Hoe meer gij voor de wereld weet te betekenen, hoe meer gij zult zijn in uzelf en hoe meer gij u bewust zult zijn van uzelf. De wereld zal u vragen: “Wat wilt gij?” De vaagheid van uw omschrijvingen kan haar nooit bevredigen. Maar indien gij de wereld kunt zeggen: “Dit is de weg, die ik wil gaan” en gij zet uw voeten in beweging om haar daadwerkelijk te volgen, zal de wereld u respecteren en zeggen: “Deze reiziger kent beiden: weg en doel”.

Doelbewustzijn is een van de kernen van een esoterische bewustwording. Alle betogen over oude werelden en komende wereldondergang, hoe wijs ook degenen die ze uitspreken, hebben voor u minder betekenis, dan één enkele dag van uw eigen bestaan. Wat was, is reeds vastgelegd, onveranderlijk. Wat deert het u feitelijk, of u nu afstamt van Adam, of van vroege mensenzonen die leefden op een andere ster? Wat deert het u, of uw eerste voorvaderen in het leven ontstaan zijn in de lauwige warmte van zout verzadigde wereldzeeën? Gij zijt. Dit alleen is belangrijk. Wat de vraag betreft, waar u zult heen gaan, of u nu zult leven in een kristallen stad, of in Goddelijke tuinen, waarin de chrysanthemum als teken van de geestelijke zon, leven zult in de tuinen van een Hemelse Keizer, een Zomerland, waarin mensen dromen en hun dromen bouwen tot werkelijkheid, dit alles is voor u op het ogenblik gelijk. Niet deze dingen zijn belangrijk. Belangrijk is alleen, wat gij heden zijt.

Laat ons voorop stellen, vrienden, dat in de esoterie het heden de enige werkelijk belangrijke factor is. Zeker, onze filosofie, ons geloof, ons denken tonen ons aan, wat de juiste weg is, maar deze dingen zijn beperkt. Of wij ons vastklampen aan de leer van Tao, of ons binden in de leer van Jezus Christus, wij weten onze weg. Die weg is ons ingegrift door het eeuwige, zoals de stift van de graveerder in het hardste jade zijn tekens drijft, die blijven. Jade misschien is de klok, die men schenkt aan de geborene en men grift op de schijven een spreuk: “Haast is tegenspoed” of: “Juist denken is juist handelen”. Het gaat er niet om, wat het leven in ons leven heeft gegrift. Dat kan verschillen. Belangrijk is, dat wij beantwoorden aan wat de eeuwigheid in ons neerschreef. Onze taak is het in alle dingen te zijn, wat in ons leeft als een geloof en een wet. Niet is het onze taak ons af te vragen, wie de graveerder is en waarom hij zijn stift juist dit in ons wezen heeft laten leggen. Wij hebben het recht niet de eeuwige te vragen, waarom wij juist in deze gestalte leven, waarom wij juist zó moeten leven en niet anders….. Wij kunnen deze dingen niet voldoende begrijpen en overzien, wij kunnen deze dingen nog niet weten. Het is nu onze taak onszelf te zijn, zo goed als wij kunnen. Dit geldt voor ons allen. Elke wereld, elke sfeer kent voor ons steeds weer dezelfde taak: het gaan van de weg, die in ons ligt. Ook in andere werelden bestaat de behoefte jezelf te zijn. Ook daar wordt zij in het heden het best verwerkt.

Elke andere wijsheid, hoe begeerlijk zij ook moge zijn, is slechts een toevoeging die onbelangrijk blijft. Het leven is de gift die het belangrijkste blijft, hoe schoon ook de rode zijde waarin zij gewikkeld wordt. Maar het is de rode zijde die haar het feestelijk uiterlijk geeft en de ceremoniële aanbieding mogelijk maakt die wij begeren. Onze kennis is de verpakking van het leven. Maar onze daden, en wijze, waarop wij de bestemmingen van ons lot dragen en volgen, is de gift. Alleen dit, vrienden, is onze werkelijke bewustwording. Indien u van uw innerlijk weten bewust wilt zijn, dan zult u zonder zelfbedrog eerst uw eigen innerlijk wezen moeten beleven.

Er wordt wel eens gezegd: “de vrede regeert het huis slechts, tot oude vrouwen erin twisten, want een vrouw die twist, maakt meer geluid, dan een met volle kracht geslagen koperen gong”. In ons geldt precies hetzelfde: vredig is ons beleven, tot er in ons twee ideeën, of gedachten met elkaar in strijd zijn en zoveel geluid maken, dat wij de taken van het huiselijk bestaan, van het werkelijke leven, verwaarlozen.   Vóór de bevrijding door de Rode Macht in mijn land de mens maakte tot een nummer, was er in China veel handel. Deze handel nam soms eigenaardige vormen aan. Zo was er de viskoopman, die met een tobbe levende vis in water rond ging. Het werd u toegestaan in de tobbe een lijn met aas uit te werpen, nadat je enige penningen betaald had. De vis, de eerste vis die bijt en zich door u laat vangen, is de uwe. In de tobbe bevonden zich altijd een, of twee dure en grote vissen. Iedereen betaalde in de hoop voor enkele penningen een grote vis te kunnen vangen, maar wat gevangen werd, was altijd klein en onbelangrijk. Vaak was de vangst niet groter dan een stekelbaarsje, of een donderkopje. Want de koopman is als het noodlot: de grote vissen worden goed gevoerd, zij zijn niet hongerig. Het is voor ons in het leven dan ook belangrijk niet op het grote te speculeren, maar zorg te besteden aan het kleine. Menigeen stelt zich in het leven een doel, dat zo ver en onbereikbaar is, dat het de inzet van een heel leven vraagt, zonder dat er enige zekerheid van bereiken is. Wie wijs is, betaalt de prijs van het leven echter alleen voor een zekerheid. Onverschillig, of die zekerheid nu in hem bestaat of buiten hem.

De dagen van ons leven vragen een verbinding door een doel dat zo belangrijk is, dat wij van de eerste dagen dat wij gaan streven, tot de laatste dag toe, eenzelfde vervulling van het leven daarin kunnen vinden. Dat is de kern van ons bestaan. Wanneer de kern van ons bestaan goed is en leeft in ons, dan hebben wij een weg gevonden die de verhoudingen van gebeurtenissen en belang van dag tot dag zelf verder bepaalt, want het snoer is ons geregen door de handen van de Eeuwige. Wij dragen het en tellen de kralen als een Muzelman die telt van een gebedssnoer, niet wetende, wanneer de kringloop eindigt, het begin ternauwernood kennende.

Wees u ervan bewust, dat alleen een werkelijk belangrijk levensdoel inhoud aan het bestaan kan geven. Dat alleen maakt uw dagen waardevol. Verliest u die, of blijkt dat het snoer dat u gekozen hebt niet sterk genoeg is en breken moet, dan zult gij u een nieuwe doel moeten vinden, maar ook zult gij alle banden van het verleden mede daarin moeten verknopen. U kunt niet zeggen: “Vandaag verander ik mijn leven”, zonder tevens de betekenis van het verleden voor u te veranderen. Het verleden is als een echo die ons gesproken woord terugkaatst, terwijl wij al een nieuw woord spreken. In het herklinken van het heden worden wij steeds weer met het verleden geconfronteerd.

Esoterie is goed,  maar een omschreven levensdoel, waaraan wij ons door alle dagen vast kunnen houden, is belangrijker, want dat is de kern van het leven die eenheid geeft aan ons bestaan. Indien u mij toestaat u nog een les te geven die ongetwijfeld reeds verre door uw wijsheid wordt overtroffen: bedenk wel, dat gij nooit moogt trachten te zijn, wat gij niet zijt. Wanneer de bedelaar tracht krijgsman te zijn, wordt hij verslagen. Wanneer de krijgsman tracht te bedelen, eindigt hij in het halsblok, of verhongert. U bent in het leven gekomen met zekere mogelijkheden en een zekere belangstelling. U hebt uw eigen eigenschappen, lichamelijk en geestelijk. Wees daarmee tevreden. Dat is uw taak. Dat is uw materiaal. Daarmee moet u werken, niet met wat gij misschien elders ziet en begeert. Het is maar in sprookjes dat bedelknapen goede vorsten zijn, dat vorsten goede monniken zijn. Maar er zijn zovele vorsten geweest en toch is er slechts één vorstelijke Boeddha, vergeet dat niet. Tracht te zijn, wat gij zijt, maar dan ook zo goed, als gij kunt. Dat is belangrijk.

Onthoudt ook dat het leven een weefsel van oneindigheid is. Wij weten niet wie het geweven heeft. Wij weten niet of het de noordelijke Omen zijn, of misschien de blinde noodlotsspinners van Erin, die draad na draad tezamen voegen. Wij weten zelfs niet of het de draden van het noodlot zijn die de Schepping bepalen, of de wil – ook willekeur – van een hemelse Raad. Dat de Schepping een eenheid is, vrienden, zult u nooit kunnen ontkennen. Grijpen niet alle dingen in elkaar, nauwkeuriger dan de raderen van de beste chronometers? Is niet elk gebeuren een schakel van andere gebeurtenissen, zodat in het schouwspel van het leven nooit een pauze, een stokken, of een aarzelen is? Het leven is een weefsel. Daarin is uw leven misschien een enkele draad. U kunt de plaats van die draad niet veranderen, besef dat wel. Ondanks al uw kunnen en willen is uw wijsheid beperkt. Alleen uw dromen zijn ten dele vrij.

Esoterie wil niet zeggen: u zult uzelf veranderen, of boven uzelf uitreiken. Het wil zeggen: besef, waarom gij op een plaats zijt. Zo u dit niet kunt, besef dan tenminste, wat u op die plaats betekent. Wat u voor anderen betekent, daarvan dient gij u bewust te zijn. Heb je de taak als oudste zoon de verplichtingen te dragen van een grote familie of hebt u de taak als leider van een onderneming het welzijn van velen te bevorderen, of de schijnbaar onbelangrijke taak anderen te dienen in de binnenhoven en keukens, indien je hierin zo goed mogelijk handelt, zul je in harmonie zijn met de buitenwereld. Daardoor zult u kunnen begrijpen wat uw bestemming is.  In deze vervulling openbaart zich meer dan in alle zoeken en streven dat u voert door de doolhoven van de innerlijke mens. U raakt steeds weer daarin verward, wanneer u slechts uzelf zoekt, waarbij u uzelf dan niet toe zult willen geven, wat u werkelijk begeert en wat u werkelijk vreest. Dan wil je in het leven niet uitspreken wat je werkelijk bent, maar alleen je eigen dromen beleven.

Dromen zijn in de esoterie in deze zin niet meer dan een fata morgana dat in de woestijnen wreed voor de reiziger uitgaat, steeds verder hem van de juiste weg lokkende met een belofte van water en koelte die niets anders is dan een trillen der hete lucht. Maak geen ideaal van uzelf. Ongetwijfeld bent u in staat dit te worden. Misschien bent u in de ogen van anderen reeds een ideaal genaderd. Streef er niet naar uzelf te idealiseren als een deel van uw werkelijkheid. Zeg niet: “zo zal ik zijn”. Zeg: “zo ben ik, maar dit zal ik dan ook zo goed mogelijk zijn, want dit is waar en belangrijk en al het andere niet”.

Nog verstout ik mij enkele woorden tot u te richten, voor ik afscheid neem en uw geduld niet langer op de proef stel. Men zegt dat er een bron is van eeuwige jeugd en eeuwige wijsheid. Wie deze bron vindt, zal, door een enkele druppel van het water daaruit, jong, schoon en wijs zijn voor eeuwig. Zo’n bron bestaat in stoffelijk opzicht niet. Maar zij bestaat geestelijk. Indien u in uzelf de harmonie met het Zijn vindt, ongeacht wat u misschien daarin zou willen veranderen – eenheid met het leven – zult u de kracht vinden om alle dingen te dragen. Dan blijft uw geest eeuwig jong en zal uw ziel blijvend jubelen van vreugde. Dan is er niets wat voor u verborgen kan blijven. De volheid van het leven zelf is u dan de school, waarin u leert uw God te kennen. Dit is alles, wat ik u voor heden te zeggen heb.

image_pdf