21 november 1969
Wij zijn niet alwetend, wij zijn niet onfeilbaar, u denkt zelf kritisch na. Dus kunnen wij beginnen aan ons actueel onderwerp. Ik zou vandaag graag met u willen praten over communicatie.
Ik besef heel goed dat wij dit onderwerp reeds eerder behandeld hebben. Maar communicatie is een moeilijke zaak. De meeste mensen die met u over communicatie spreken, weten niet voldoende te communiceren om duidelijk te maken wat zij bedoelen. En deze communicatiestoornis ten aanzien van de communicatie vermindert elke mogelijkheid tot verdere communicatie, waardoor de communiteit steeds minder begrijpt en verder uiteendrijft.
Of om het wat eenvoudiger te zeggen: wij begrijpen elkaar niet. Waarom begrijpen de mensen elkaar niet? In de eerste plaats misschien wel omdat zij vanuit zichzelf denken. Er zijn kunstenaars die vinden dat het feit dat zij zichzelf kunstenaars vinden, voldoende moet zijn om eenieder tot de erkenning te brengen dat zij kunstenaars zijn. Indien zij dit bereiken, is dit een zo grote kunst dat ik hen inderdaad kunstenaars zou willen noemen. Maar dat neemt niet weg dat zij toch, vanuit kunstzinnig standpunt, in vele opzichten kunstenmakers blijven.
Een dergelijk denken gaat dus geheel van eigen standpunt uit. Er zijn mensen die alleen hierdoor reeds niet kunnen begrijpen, waarom het met het toneel tegenwoordig zo slecht gaat. Ik kan er wel enkele redenen voor geven. In de eerste plaats wordt er in het dagelijkse leven tegenwoordig al zoveel komedie gespeeld. In de tweede plaats lijkt het mij voor vele mensen niet zo leuk naar het toneel te gaan kijken om daar hun eigen belastingcenten dramatisch te zien doen. Ook hier zullen de betrokkenen moeten begrijpen, dat het niet gaat om hetgeen zij kunst noemen, maar in de eerste plaats om hetgeen men zoekt. En wanneer je dan elke keer net een beetje verder gaat, dan wat men vraagt, kom je een heel eind in de richting van hetgeen jij zelf wilt bereiken.
Maar op het ogenblik dat je meent dat men zich steeds aan jou hoeft aan te passen, valt het geheel op de duur in duigen.
Vreemd genoeg is iets dergelijks ook op meer geestelijk terrein in deze tijd aan de gang. Er zijn vele mensen die menen uit te kunnen maken of er een God is, wat God is en hoe God is. Het resultaat is dat zij, door gebrek aan bewijs en een overdaad aan overtuiging, bij anderen slechte één overtuiging vestigen: dat deze mensen zelf gelijk hebben en niet de verkondigers. Wanneer ik iemand voortdurend ga vertellen dat de maatschappij niet in orde is, bereik ik daarmede niet alleen een gevoel van onrust bij anderen, maar breng ik bovendien het denkbeeld naar voren dat er ook met mij iets niet in orde is. Men stelt de dingen te absoluut. Wanneer ik zeg dat het communisme geheel en altijd slecht is, dan zijn er heel veel mensen die dit niet meer kunnen begrijpen. Zij redeneren dan van de weeromstuit dat er wel iets goeds ook aan zal moeten zijn.
Maar dan moet er dus ook iets niet deugen bij degene die het communisme op deze wijze aanvalt. En aanvallen die ontkennen dat er ook maar iets goeds voort kan komen uit het kapitalisme, bereiken hetzelfde.
Wanneer ik als geest leef, dan ken ik geestelijke werelden. Een mens die in de stof leeft, kent ook geestelijke werelden. Alleen kent hij deze minder bewust. Voor hem liggen zij op een niveau dat meer te maken heeft met aanvoelen, gevoel, intuïtie. Maar omdat de mens op aarde eigenlijk alles wil terugbrengen tot de termen van zijn eigen leven – hij wil alles begrijpen -, wijst hij ook, hetgeen hij zou kunnen begrijpen vanuit de geest, af. Daardoor is er ook een gebrek aan communicatie tussen de geest en de de mensen. De geest heeft de mensen heel wat te zeggen.
Om eerlijk te zijn – maar vertel dat liever niet aan al mijn collega’s … – geloof ik ook dat de, geest soms nog wel eens iets van de mens leren kan. Dat betekent dus dat wij elkaar moeten benaderen op een voet van gelijkheid. Wij moeten eenvoudig beginnen met aan te nemen dat de ander bestaat, werkelijk is.
Stel u nu eens voor dat de geesten zouden trouwen en kinderen zouden krijgen net als u. Stel u voor dat zij dan tegen de kinderen zouden zeggen: “Denk er om, als je niet oppast komt er dadelijk een boze mens uit het donker tevoorschijn”. Stel u voor dat zij tegen elkaar zouden zeggen: “Wij zijn geesten. Wij weten wat de waarheid is: mensen bestaan niet”. Voor u klinkt zoiets krankzinnig. Want u weet zeker dat u bestaat. Maar wij weten zeker dat wij bestaan.
Waarmede ik maar wil zeggen dat wij voor elkander, wederkerig een fenomeen zijn dat voor een deel in goed vertrouwen moet worden aangenomen. Nu hebben wij vroeger als mensen geleefd.
Zeker, maar je kunt dat ook vergeten. Je kunt bij ons ook zeggen: dat is een droom geweest, precies zoals men bij u een uittreding vaak afdoet met een: “ik heb een nachtmerrie gehad” of: “o, wat heb ik leuk gedroomd”. Want daar laat men het maar al te vaak bij. Er is dus niet alleen sprake van een gebrek aan communicatie tussen mens en mens, maar evenzeer tussen mens en geest.
Wat zouden wij moeten doen, om daaraan iets te veranderen? Het is moeilijk daarover iets zinnigs te zeggen. Want de meeste mensen die erop uittrekken om iets te verbeteren, verslechteren de toestand. Vraagt u dit maar eens aan minister Schut. Je zou dus eigenlijk niet moeten proberen de feiten te verbeteren, maar om beter met de feiten te leven. En dat is heel iets anders. Ik geloof dat de mens moet aanvaarden dat hij niet alles weet en dat de geest moet aanvaarden dat de waarden van zijn wereld en leven lang niet alles bevatten, wat voor de mens onmiddellijk bruikbaar of hanteerbaar is. Ik geloof dat de mens al die onbestemde gevoelens niet terzijde moet schuiven met een “onzin”, maar dat hij aan de andere kant ook niet moet zeggen van dergelijke gevoelens dat alleen daarin mogelijkheden en waarheid schuilen. Hij zou alleen moeten zeggen: er kan iets inzitten.
Weet u, het is net als tussen jonge en oude mensen. De jonge generatie van deze dagen is volgens sommige ouderen zodanig verwilderd dat er geen enkel contact meer mogelijk is. Maar contact is wel degelijk mogelijk, wanneer je maar begint met aan te nemen dat de jongeren in hetgeen zij denken ook wel eens gelijk zouden kunnen hebben. Eerst wanneer je aanvaardt dat zij misschien wel reden van spreken hebben, kun je het zover brengen dat zij ook naar jouw redenen willen luisteren, wanneer je met hen spreekt. En zoals het tussen jongeren en ouderen moet zijn, moet het volgens mij ook zijn tussen mens en geest.
Het is voor een mens erg gemakkelijk om te stellen dat de geest altijd superieur moet zijn. Maar ja, ik vind dat persoonlijk en als geest een wat benauwende situatie. Kijk eens: wanneer de mensen zo vroom naar je opzien, krijg je het gevoel dat je met en vroom gezicht naar beneden moet komen om je zegen uit te delen. En daarvoor heb ik nu eenmaal niet de juiste figuur. Ik heb veel liever dat de mensen mij beschouwen als een vriend of desnoods alleen maar als iemand of iets, wat ook leeft. Hoe dan ook. Want ik heb mijn eigen tijd op aarde gehad, maar ik ben wel veel veranderd. Ik heb er alweer een hele tijd opzitten in wat u zo mooi de sferen noemt en wat voor mij mijn wereld is. Die tijd heeft mij veranderd. Een hele hoop van de scherpe kantjes van het menselijke leven zijn er bij mij wat afgeslepen. Nu was dat wel nodig ook. Maar goed. Dit betekent dus dat ik bepaalde problemen anders ga bezien dan vroeger omdat ik anders ben geworden. En wanneer ik met u spreek over bijvoorbeeld ons onderwerp, de communicatie, dan denk ik zeker niet meer, zoals ik vroeger ongetwijfeld allereerst gedaan zou hebben, aan een duivels apparaat als de telefoon.
Nu denk ik hierbij in de eerste plaats aan begrip, verstandhouding. Maar voor mij zijn dezen niet alleen maar uit te drukken door elkaar te verstaan, dus door een begrijpen zonder meer. Ik meen dat werkelijk contact pas mogelijk is, wanneer je aan elkaar een zeker iets weet over te dragen. Noem het maar emotie of zoiets. Wanneer ik met u praat en ik ben niet in staat u zo nu en dan eens even lekker te laten grinniken en ik ben niet in staat u daarna in een ogenblik weer even stil te krijgen, een ogenblik te vangen, niet alleen door hetgeen ik zeg, maar ook door hetgeen ik voel, dan heb ik geen werkelijk contact met u, en kan ik eigenlijk niets doen, dan klets ik in de ruimte weg. Maar op het ogenblik dat er heen en weer een reactie is, gebeurt er iets vreemds. Dan ga ik begrijpen wat ik voor u moet zijn. Dus niet meer wat ik zou willen zeggen, maar wat er in mij is, wat ik moet uiten, opdat ik antwoord kan krijgen bij u. En u, op uw beurt, denkt dan niet meer aan mij als aan een geest die zit te beredeneren wat een mens in bepaalde omstandigheden bijvoorbeeld zou moeten doen, maar u voelt aan dat ik, al zeg ik misschien niet alles, uw eigen zijn en eigen wereld belicht heb en gelijktijdig u iets duidelijk heb gemaakt omtrent de geest.
Daarom is het, naar ik meen, toch wel er belangrijk dat je alles wat ‘anders’ is, enigszins leert aanvaarden. Je hoeft het niet te bewonderen, maar u moet het kunnen aanvaarden. Neem nu een would-be kunstenaar – een driftige verfsmijter of een gesubsidieerde pornograaf (want die heb je, naar ik meen, tegenwoordig ook al onder de moderne kunstenaars) – die iets creëert.
Dan moet ik mij niet in de eerste plaats bezighouden met de schepping van die mens. Want dit zegt mij misschien niets. Ik moet eerst eens proberen te begrijpen, waarom die mens zoiets ziet als kunst. Hierdoor zal hij in mijn ogen nog niet opeens een groter of echter kunstenaar zijn, maar ik zal begrijpen, wat hem beweegt en hem er toe brengt zich zo uit te drukken. Ik besef, wat voor hem belangrijk is. Ik meen dat ik dan ook aan de ander wel degelijk duidelijk zal kunnen maken, waarom ik persoonlijk dit geen kunst kan vinden. Dan is er een dialoog mogelijk geworden – zoals dit zo mooi heet.
Nu is tegenwoordig een dialoog helaas vaak eerder iets, wat bestaat uit een combinatie van dia’s en leugens. Het elkaar wederkerig beduvelen is vaak in de plaats gekomen van een wederkerige aanvaarding. Wij zijn immers allen tegenwoordig zo rationeel? Wat alleen maar wil zeggen dat wij volgens eigen denken redelijk zijn. Wij zijn zo redelijk dat wij volledig kunnen begrijpen dat een ander anders is. Alleen willen wij liever niet begrijpen, waar dit verschil dan eigenlijk uit bestaat. En dat maakt de zaken dan wel weer heel moeilijk. Je kunt alles wel beredeneren, maar zolang je niet iets van de ander kunt aanvallen en iets van je eigen wezen en eigen denken in de gevoelssfeer van die ander kunt overbrengen, kom je, zover het een werkelijk begrijpen betreft, met je redelijkheid nergens.
Overigens is dit een punt dat op sommige gebieden nog enige hoop geeft ook. Wanneer de mensen alleen af zouden moeten gaan op hetgeen redelijk door anderen wordt beweerd en hetgeen zij zelf redelijk denken, waar zou men dan blijven met de Nato, de Ravo, de EEG, het kabinet en alle andere staatshuishoudelijk huisraad? Dan zou eenieder zonder meer zeggen: “dit alles is kolder, het is een mislukt experiment, laat ons daarmede maar niet verder gaan”. Nu gaat men nog zeggen: “er kan nog iets in schuilen. Misschien is er toch een reden voor dit alles, laat ik proberen te begrijpen, wat en hoe dit zou kunnen zijn”. Er zit een gevoel van: wij moeten als volkeren toch leren met elkander samen te leven en te werken. Dat je dit in feite niet doet, kan redelijk worden geconstateerd. Zeker, Duitsland is onze partner in de EEG en wanneer zij hier komen is er een Zimmer frei. Maar zodra zij geen geld meer brengen, laten wij die rotmoffen toch liever opdonderen.
Dat is rationeel? Menselijk zou het in ieder geval zo moeten zijn. Hier zijn mensen, deze mensen spreken en gedragen zich wat anders dan wij doen. Laat ons eens zien in hoeverre wij kunnen aanvoelen wat die anderen met hun gedrag en spreken bedoelen. Misschien dat wij elkaar dan leren begrijpen. U zult menen dat dit geestelijk alles niet zo veel betekent. Maar hebt u wel eens nagedacht over de vraag hoe je als geest eigenlijk contact opneemt met een ander? O, theoretisch weet u het wel: je denkt als het ware naar elkaar, laat elkander iets zien van gedachten – waar je ook niet even een stukje uit kunt halen, want dat is uitermate moeilijk. Je laat dus de ander zien hoe je bent, denkt, bestaat op een bepaald punt. Dat kun je alleen wanneer ook de ander iets in zich draagt, waardoor hij, hetgeen jij hem zendt, kan accepteren.
En heel vaak is het punt van contact tussen twee geesten in het begin heel erg klein.
Laten wij een voorbeeld nemen. Er komt een communist uit Rusland bij ons in onze wereld terecht. Nu staat hij daar als materialist natuurlijk even gek te kijken van de situatie. Maar het ergste voor hem zal wel zijn dat hij de wereld anders ziet en beleeft dan de meeste andere geesten. Stel dat hij zeer doctrinair denkt. Maar toevallig heeft hij een ding dat anderen goed begrijpen: niet. De ontkenning, zijn ” neen.” U zult zeggen dat dit toch maar een heel klein punt van contact is. Je kunt alleen begrijpen, wanneer deze ander iets afwijst. Maar wanneer ik weet, wanneer die ander afwijst, kan ik een verschil maken tussen het al of niet accepteren. Dan kan ik alleen hierdoor reeds een relatie opbouwen. Na verloop van tijd is onze werkelijke communicatie uitgegroeid en omvat nu ook “da”. “Maar wanneer die Rus mij dan in de verte ziet aankomen, roept hij al vrolijk “dad da!” Wat misschien erg leuk klinkt, maar toch meer is. Je kunt vanuit één enkel begrip dat je met een ander deelt, tot wederkerig begrip komen. Mits je natuurlijk bereid bent die ander te laten, zoals hij is en je eigen voorstellingen niet aan hem op tracht te leggen. Dan kun je komen tot een delen in elkanders begrijpen, waardoor een samenwerken mogelijk wordt, zoals dit bijvoorbeeld bij ons in de Orde bestaat.
Zou zoiets voor mensen dan niet mogelijk zijn? Wij weten zeker dat vele mensen die overgaan, met het opnemen van contacten moeilijkheden hebben. Wij kregen in de laatste tijd enkele ordeleden over. Het gaat hen op het ogenblik zeer redelijk wel. Maar weet u dat zij in het begin alleen ordeleden over ordezaken wensten te ontmoeten? Neen? Toch was het zo. En weet u waarom? Die mensen waren zo verdraagzaam dat zij op niets anders dan verdraagzaamheid reageerden. En hoe verdraagzaam je ook bent, om contact met anderen tot stand te kunnen brengen, moet je ook zelf reageren. Je kunt niet gods water maar over gods akker laten lopen.
Ik zeg niet dat je er zelf bij moet gaan wateren dat is weer iets anders. Maar je moet iets doen, je moet iets veranderen, ook in jezelf. Je moet reageren. Wanneer je dit in de geest niet doet, zijn er moeilijkheden, storingen in communicatie.
Hetzelfde zien wij, wanneer wij vanuit de geest contact op trachten te nemen met de aarde. Wij bereiken u wel, maar u reageert niet. Wat moeten wij dan doen? Dan is er geen response, geen antwoord. Wij staan voor Piet Snot. Wij zeggen dan: wij krijgen geen antwoord, dus wij weten niet of wij ontvangen werden. Ik heb gehoord dat er op aarde op het ogenblik diskjockeys zijn die de gehele nacht door draaien. Zo’n man zit maar achter zijn microfoon en zijn draaitafel en weet op een gegeven ogenblik niet eens of er wel iemand luistert. Maar hij draait door en praat voort, want dat hoort er nu eenmaal hij. Maar hij hoopt dat er ergens iemand luisteren zal. Zo voelen wij ons soms ook. Het zou anders kunnen zijn. Maar ik geloof dat men dan ook op aarde zou moeten beginnen met een positieve reactie, een benadering van de gevoels- en denkwijzen van de geest. Men zou het niet moeten laten hij een: zo denk ik er over en anders niet. Wij doen dan ook vaak ons best tenminste enige reactie uit te lokken.
Ik herinner mij een huishoudster op een pastorie dat was tussen Bussum en Weesp. Als je daar kwam, had het goede mens geen interesse voor het feit dat je potten en pannen bij je had of iets anders wilde verkopen. Zij had alleen interesse voor hetgeen je deed. Ik had dat natuurlijk snel genoeg door. Wanneer ik in dit dorp kwam en die huishoudster buiten zag staan, sloop ik – schijnbaar onopvallend, maar zo dat zij het wel moest zien – de kerk binnen, de katholieke kerk.
Niet dat ik katholiek was hoor, maar zaken zijn zaken. Wanneer ik eruit kwam, ging ik naar de pastorie en zei niet dat ik iets verkopen wilde, maar vroeg of zij misschien een stukje oud brood voor mij had. Omdat ik dan een kruisje sloeg voor ik eraan begon, kreeg ik er niet alleen koffie en de hele rest bij, maar ze kocht nog wat ook. U lacht er om. Maar hoeveel handelsrelaties zij ook nu nog op iets dergelijks gebaseerd? Bij mij was het een heel kleine handelsrelatie, want zij kocht nooit voor meer dan 2 stuiver. En toch was zij een heel grote vrouw.
Waar het nu, zonder verdere gekheid, mij om gaat, is het volgende. Wanneer ik niet begrepen had wat ik moest doen om contact te krijgen, had ik ook zelf een hoop gemist. Ik moest begrijpen, wat die vrouw belangrijk vond. Meneer pastoor was niet zo moeilijk, hij was altijd goed voor een klein sigaartje. Wel ja, u weet wel, zo een ding met gele stipjes, het deed mij altijd denken aan het Naardermeer in de zomer…, dan brandde daar het riet wel eens. Maar hij rookte ze zelf ook.
De pastoor was werkelijk een goede man. Wanneer je die maar liet brevieren en eten, had je verder geen kind aan hem. Een verder gaand contact was misschien moeilijker geweest. Maar daaraan had ik geen behoefte. Ik kon hem uiteindelijk moeilijk een haarstukje voor zijn tonsuur verkopen, nietwaar?
Ik ging bij mijn zoeken naar contact met andere mensen uit van een zekere zelfzucht. Maar om te kunnen leven moest ik mij zo gedragen dat ik met de mensen contact kreeg dat ik begrip kreeg bij hen, om zo mijn waren uit te kunnen stallen en handel met hen te kunnen drijven.
Eigenlijk net zoals nu. Want eerlijk is eerlijk: ik verkoop mijn artikel nu ook aan u. Ik wek ook uw belangstelling, maak mijzelf aanvaardbaar of tot tegenstander waarop je moet letten. Maar wanneer u op aarde zit met veel dingen die u wel gevoelt, maar waarmede u niets kunt doen, wanneer u moeilijkheden hebt met de kerk, de staat, met uw medemensen, wanneer u geen contact meer krijgt met de geest, zo vraag ik mij af of u niet erg verstandig zoudt handelen door, net als ik indertijd deed, eens even te kijken, wat de ander eerst van je verwacht?
Het zijn soms maar kleinigheden, weet u. Wanneer je een inspiratie krijgt hoef je heus niet onmiddellijk uit te roepen: dit is de enige waarheid. Maar laat het denkbeeld tenminste eens even bezinken. Laat de inspirator merken dat je er aandacht voor hebt en er zo mogelijk iets mee doet. Noteer het desnoods of doe iets anders om te laten zien dat je het ontvangt dat je er iets mee doet. Geef antwoord. Dan zal degene die je inspireert, je helpen. Hij zal tot zich zeggen: ik krijg antwoord, dus het is de moeite waard. Hij zal kijken, wat u ermee doet en trachten u ook verder te helpen. Maar wanneer u denkt: “ach die onzin”, zal de ander op een gegeven ogenblik ook gaan denken: het helpt toch niet, dus kan ik mijn tijd wel beter besteden. Of, wanneer het iemand is die verplichtingen aan u heeft of vroeger sterk met u verbonden is geweest, krijgen zij een gevoel van onmacht. En dat is ook niet zo gezellig.
Als u met medemensen te maken hebt, moet u eens opletten hoe vaak het schijnbaar onbetekenende gebaren of zinloze woorden zijn die bepalend zijn voor het al dan niet optreden van contacten. Wanneer je als jongere tegenover een oudere staat, kan vaak iets van bekendheid, gewoon even wat formeel doen, bij de oudere een begrip kweken voor al je andere, zeer vooruitstrevende denkbeelden, dan communiceer je, dan is er contact. Maar als je begint met te reageren met een: “wij zijn toch precies hetzelfde, Jansen”, zal de oudere zeggen: “dat moet ik niet”, en je afwijzen. Voor de ouderen geldt overigens hetzelfde. Wanneer je met jongeren te maken hebt, moet je niet beginnen met een houding van: “snotneus, ik zal jou nu ook eens iets vertellen”. U zegt het wel niet, maar vaak doet u net, alsof u dit zou willen zeggen.
Wanneer je met jongeren contact wilt hebben, zul je je toch eerst eens moeten gaan gedragen, alsof ook die anderen volwaardige mensen zijn. En als je vanuit jouw standpunt hoffelijk bent, is het mogelijk dat de ander daarop niet kan reageren, zodat hij iets geks zegt. Zeg dan rustig iets geks terug en je zult zien dat je elkaar wel begrijpt.
Dan is het altijd weer zo dat je moet beginnen met de eerste stap te doen. Vreemd genoeg komen de mensen daartoe meestal alleen maar in meer negatieve zin. Er was een land dat een ander land niet zo goed begreep. Zij hadden natuurlijk kunnen proberen het standpunt van de ander voor een ogenblik in te nemen, dan hadden zij elkander wel begrepen en zelfs tot een overeenkomst kunnen komen. Maar omdat zij dit niet deden en dus de een niet begreep wat de ander eigenlijk wilde en bedoelde, dacht de een: weet je wat, ik ga mijn bewapening verhogen, dan laat ik zien dat ik niet bang ben dat ik die ander wel onder de duim kan houden, wanneer het nodig is. De ander reageert dan: dat kan ik niet tolereren. Die ander is dan zwaarder bewapend, dus moet ook ik gaan bewapenen. Om een lang verhaal kort te maken, nadat de laatste burgers van deze naties begraven waren, is toch uiteindelijk de vrede uitgebroken, maar al die moeite was eigenlijk overbodig, want ook zonder oorlog en wapens was vrede mogelijk geweest.
Vindt u dit gekke verhalen? Natuurlijk. Ik ben ook knettergek en ik weet het. Maar hoe gaat het tussen u mensen? Staat u ook niet ogenblikkelijk op uw achterpoten, zonder na te gaan of daartoe wel werkelijk reden is! Heel veel gereformeerden spreken van oecumene, maar denken nog steeds over de “hoer van Rome”. Nu vind ik dit toch voor een gereformeerd iemand een eigenaardige gedachte. Ik zou mij waardiger denkbeelden voor kunnen stellen. Maar waarom? Zijn die anderen minder dan jij? Zijn die anderen dan zo gevaarlijk? Er zijn mensen die doodsbenauwd zijn voor de geest. Zij beginnen altijd al met: “de geest komt uit het duister”, waarom?
Misschien hebben zij wel ontdekt dat wij geen rekening meer hebben bij het GEB of zoiets. Of: de geest komt van de duivel. Maar wanneer hetgeen waaruit wij leven dan de duivel is voor hen, zou ik toch graag eens willen zien, wat zij dan God noemen. Hoe het ook zij, volgens hen komen wij uit het kwade, het boze, om arme mensenzielen te misleiden. Wij komen zogezegd onschuldige zieltjes slachten. En waarom beweren zij dit alles? Om niet te hoeven te luisteren wanneer wij iets zeggen? Zij willen in ieder geval ons niet begrijpen? Zij willen de waarheid van het geestelijk bestaan niet zien. Voor hen zijn alle geesten hetzelfde. En toch zijn er zoveel verschillende soorten geesten. Net zoals er veel verschillende woorden worden gebruikt en er verschillende soorten mensen zijn. Maar wanneer een van ons eens preekt, dan hoor je onmiddellijk: Dat is alleen maar een Leger des Heils imitatie. En wanneer een ander, zoals ik vaak doe, eens probeert wat te leuk te zijn of waarheden eens wat scherp te zeggen, reageren zij onmiddellijk: zie je dan niet hoe satanisch dit is; hier wordt met alles de spot gedreven, zelfs met het heiligste. Nu weet ik niet welk heiligste zij bedoelen, maar goed. Dan zijn wij dus geesten uit het duister voor hen en waarom? Omdat je je niet wilt onderwerpen aan hun denken? En als die praatjes geen houthakken, hoor je vaak: die geest is nog dommer dan de mensen. Dank u.
Maar wij hebben in ieder geval nog geen Vietnam, geen oorlog en zelfs geen verdedigende verdragen van node. Maar ja, wij zijn dom, wij komen uit het duister. Waarom? Omdat men ons eenvoudig niet wil aanvaarden, wil zien, zoals wij zijn.
Laat mij u maar eens een verhaal vertellen. Het was in een land dat vromer, godsdienstiger was dan u hier nu is. Waarmede ik overigens niets ten kwade over de Nederlanders wil zeggen. Ik sprak daar. Toen ik duidelijk probeerde te maken dat je als geest wel eens iemand op aarde probeert te helpen en te beschermen, kwam er onmiddellijk iemand – jammer dat zij de vinger niet opstak, anders was het helemaal een schooltje geworden: “Mag ik u vragen, broeder ……”
Dat is ook al zoiets: “broeder”. Tjonge jonge, denk ik dan onwillekeurig, wat heb ik toch een
grote rot familie. Maar enfin. “Mag ik u vragen, broeder, bent u dan zoiets als een engelbewaarder?” Nou, ik zag mezelf al met stralenkransje, halleluja, halleluja. Henri met het harpje. En wat meer is, ik heb in die geest geantwoord; het mens was er gewoonweg van ondersteboven, niet begrijpend dat een geest een gewoon wezen is, net zo op weg naar een verder doel als de mensen. Eigenlijk was het een beetje pijnlijk. Ik heb dan ook geprobeerd om het, zo tussen neus en lippen door, weer goed te maken met een ander grapje. Maar is het eigenlijk niet treurig dat je voor sommige mensen als geest alleen een duiveltje of een engeltje moogt zijn, maar dat je niet kunt zijn, wat je bent: een mens die een stapje verder is gegaan en nu in een andere wereld leeft, op een wat andere wijze deel heeft aan het bestaan dan de mensen, waarmede hij toevallig spreekt?
Ook dit valt onder communicatie: je begrijpt elkaar. Je wilt elkaar graag begrijpen. Ik begrijp heel goed dat er hier nu mensen zitten die denken: geef ons liever wat actualiteiten. Hoe gaat het eigenlijk met de boeren in Frankrijk? Ik zou zeggen, laat die boeren maar dorsen, wanneer zij klaar met het uitdelen van protesten, melk en ooft… Of: hoe gaat het met de maanreizigers?
Antwoord: zij hebben een redelijke kans om het er goed af te brengen ofschoon zij over een dag of twee nog een groot gevaar moeten overwinnen. Laat ons hopen dat het lukt. Laat ons vooral hopen dat zij over een uur of 20 niet te verwaand zijn om onmiddellijk de aarde te zeggen: wat moeten wij nu doen, want wij weten het niet precies meer. Want ook daardoor zouden zij zich wel eens aardig in de nesten kunnen werken. Dat zijn dingen die u interesseren. Gemeenlijk wil ik daarover ook graag praten. Maar soms heb ik behoefte ook eens te spreken over dingen die mij interesseren. Voor mij is het zo belangrijk dat wij elkaar aanvoelen. Niet alleen de clown Henri of de vervelende sijbel Henri. Ik heet overigens niet echt Henri, maar zo mogen jullie mij noemen. Het zou moeten zijn: de entiteit Henri spreekt tot de entiteiten die hier nu aanwezig zijn gewoon als gelijke.
Ik heb in mijn leven op aarde ontzettend veel ontbeerd. Ik was dan wel geen neger, maar ik was misvormd. Ik had een scheve schouder. Nou ja, een scheve schouder… zeg maar rustig: een tweede ransel, want mij voornaamste ransel droeg ik op de rug vol kramerij. Ik zag er dus wat anders uit. En dat hebben de mensen niet zo graag. Mijn schuld was het echter niet. Ik had een vader die ook maar een beroerd leven had. Maar dat begreep ik pas veel later. In een dronken bui heeft hij mij, toen hij met mij speelde, aardig laten vallen. Het gevolg was een ruggengraatkwetsuur. En ja, naar de dokter ging je in die dagen niet met dergelijke kleinigheden.
Dus bleef ik klein en krom. Goed. Het is geen leuk leven geweest. Dat maakt mij soms wat bitterder en cynischer, dan sommige mensen nuttig vinden. Aan de andere kant: ik heb altijd voor mijzelf de lach moeten zoeken. Want wanneer je alleen maar verbitterd bent, blijft je er in het leven helemaal niets meer over. Zo is het nu eenmaal. Dit heb ik behouden. Maar ik had vroeger al zo graag eens gewoon in een herberg binnen willen stappen, zonder dat iemand met een scheef oog naar mij keek. Ik had gewoon met de mensen willen praten, terwijl ik langs de weg zat uit te rusten, zonder op hun gezichten te moeten lezen: daar heb je die bult weer. Ik had gewoon een van de mensen willen zijn, weet u.
En nu ben ik een van de geesten. Dat is prettig. Maar ik kan nog steeds niet helemaal vergeten hoe vaak ik apart heb gestaan. Misschien dat ik juist daardoor in mijn optreden zo vaak tot een rebel tegen de gevestigde orde ben geworden. Tegen de orde van de dominee, de pastoor, de dokter, de advocaat en de notaris, de gevestigde orde van de gezeten boeren en de onderdanige landarbeiders. Daarom ook denk ik dat ik zelfs nu nog zo vaak in opstand kom tegen de dingen die jullie allen zo heilig achten. Omdat ik in mijn leven ervaren heb hoe schijnheilig de basis van dit alles is, omdat ik heb moeten ervaren dat, waar een hond nog een klopje op zijn kop kreeg en een bot, een buiteenbeentje alleen maar goed was voor een trap op het tegendeel van zijn hoofd.
Misschien vindt u het vreemd dat ik u deze dingen nu vertel, maar ook dit is een poging tot communicatie. Zeker, tegenwoordig hebt u medelijden met alle misvormden. Ik weet dat wel. U hebt ook ontzettend veel medelijden met de ontrechten. Maar het enige, wat zij werkelijk nodig hebben geeft u ze vaak niet: de erkenning van gelijkheid. En toch hebben zij die het hardste nodig van alles. Ook zij willen volwaardig mens zijn mét de mensen. U hebt soms ontzettend veel respect voor de geest. Maar wat die geest het meeste nodig heeft om u te kunnen helpen en van u te kunnen leren geeft u vaak niet: de erkenning van gelijkwaardigheid.
Denk nu niet dat ik hier mijn beklag zit te doen. Ik ben tegenwoordig werkelijk een man in bonus. Ik heb het goed en ik heb heel veel vreugde gevonden. Maar juist daarom doet het mij vaak zo droevig aan dat zoveel mensen onnodige moeilijkheden hebben. Weet u, ik ben zover gekomen dat het voor mij geen verschil meer maakt of je bijvoorbeeld korte haren of lange haren hebt. Ik kan eigenlijk niet helemaal begrijpen dat het verschil in je menselijkheid en menswaardigheid zou maken, wanneer je tweemaal per dag onder de douche staat of maar eens in de 14 dagen. Ja, natuurlijk, ik geef toe dat dit een kwestie van geur wordt. Maar is die bepalend voor de menselijkheid van iemand?
Dat zijn van die dingen die de communicatie bedroevend moeilijk maken, juist omdat je niet eerst de mens wilt zien en dan pas na wilt denken over hetgeen hij al dan niet heeft hoe hij er uitziet en hoe hij zich gedraagt dat je de geest niet allereerst aanvaardt als een wezen dat werkelijk leeft en dan pas later misschien eens uit zal maken, wat deze geest nu wel of niet heeft. Als wij als gelijken tegenover elkaar kunnen staan, mens tegenover mens, mens tegenover geest, geest tegenover geest, dan is er iets bereikt dat kostbaarder is dan veel woorden. Dan heeft men een gevoel voor elkaar. En dat hoeven jullie dan zelfs geen naastenliefde te noemen, want uit naastenliefde hebben mensen elkaar ook wel eens vermoord.
Laten wij het gewoon menselijkheid noemen. O neen, alsjeblieft geen medemenselijkheid, maar gewoon menselijkheid. Iets voelen voor anderen, omdat zij mens zijn. Iets aanvaarden, niet omdat de geest hoog, laag, heilig of zoiets is, maar doodgewoon, omdat er hier kennelijk een besef spreekt, waarmede je je verbonden kunt gevoelen. Dat lijkt mij heb belangrijkste punt in het gehele bestaan.
Dan moogt u over communicatie verder alles vertellen, wat u naar wilt en dan ben ik waarschijnlijk erg ondeugend, wanneer ik op grond van dit alles tegen de jeugd zeg dat communicatie niet noodzakelijkerwijze in bed hoeft te geschieden, en tegen de ouderen dat woorden lang niet altijd genoeg zijn om te begrijpen en begrepen te worden. Het gaat er maar om, op welke basis wij ons verstaanbaar kunnen maken. Het gaat erom dat wij elkaar erkennen als levende wezens. Dan valt de gehele communicatiestoornis weg. Zie je op een gegeven ogenblik ook minister Schut in jaegeronderbroek met jicht lopen en denk je: arme kerel, nu heeft hij weer tegen de rest in moeten vechten, terwijl hij alleen maar probeert te doen, wat zij hem hebben opgedragen. Dan zie je Luns gaan, en je zegt niet meer: “zo die gaat ook maar weer eens lekker naar het buitenland”. Dan voel je en zeg je: arme kerel, hij heeft zoveel last van zijn eksterogen en nog niet eens tijd genoeg om direct even naar de pedicure te gaan. Dan zie je de mens en niet meer de komedie, wanneer je op de mens zelf gaat letten en je niet meer bepaalt tot de komedie, dan begrijp je elkaar. Dan gaat het er niet meer om of je nu kunstenaar bent, tonelist, progressief of misschien retrograde – dat zou ook kunnen – of je nu sensitief of meer seniel bent. Dan gaat het er alleen nog maar om dat je mens bent met de mensen dat je een levend wezen bent onder levende wezens dat je deel bent van dezelfde waardevolle kracht: het bestaan.
Nu denkt u waarschijnlijk: hoe bestaat het. Toch is ook dit het punt, waarover het gaat. Men schrijft kranten vol. Nu kunnen wij heel populair gaan doen en beweren: de kranten staan maar vol van moord, doodslag, auto-ongelukken en politieke redevoeringen, maar niemand vertelt hoe blij Pietje vandaag was, toen hij er een broertje bij had gekregen of dat de heer Jansen, deze keer er voor het eerst in geslaagd is zijn rozenstruiken tijdig te snoeien en in te dekken.
Maar wanneer je zo praat, begrijp je de mensen niet, dan vertel je zogezegd kolder. Het gewone hebben de mensen zelf wel dat kennen zij zelf wel. Zij zoeken naar het buitengewone, naar hetgeen afwijkt van hetgeen zij zijn. Wanneer je de krant aan wilt vallen, moet je het anders formuleren en zeggen: waarom laten zij niet duidelijker merken dat een misdadiger ook een mens is dat een staatsman zich ook kan vergissen, dat niet alle Biafranen engelen zijn, dat niet alle hoge heren wijs zijn en alle progressieven dom zijn of omgekeerd. Dit laatste, omdat een dergelijk standpunt afhankelijk pleegt te zijn van het soort krant dat je leest.
Laten de kranten eens proberen duidelijk te maken dat de gewone mensen elkaar niet begrijpen.
Het zou een heel mooi iets zijn. Ik zie het al voor mij: Kamerverslag. Heden bleek in de kamer opnieuw dat sommige heren niet in staat zijn elkanders bedoelingen te begrijpen, zodat allen hetzelfde beweerden in andere termen en vervolgens begonnen te strijden over de juistheid van hun termen, zonder erover na te denken, waarom zij eigenlijk in de eerste plaats iets beweerd hadden. Zoiets zou toch in moeten slaan. Of bijvoorbeeld in de UNO hebben vele diplomaten en staatslieden weer hun hoge salarissen verdiend door te doen of zij naar elkander luisterden. Ook dit zou een juiste berichtgeving zijn die dichter bij de menselijke waarheid ligt dan die vermeldingen van uitzonderingen. Men kan beweren: morgen staat er in Nederland geen fatsoenlijke woning meer, maar daardoor zullen alle wegen verstopt zijn door vlees met water in blik. Maar je zou natuurlijk ook kunnen zeggen: de mensen hebben de kans niet gehad om wat te betekenen en vertrouwen nu zo weinig in hun eigen ik dat zij een auto nodig menen te hebben, zo althans enige betekenis gewinnende.
Op die wijze zou men misschien ook een stap verder kunnen komen in de richting van werkelijke communicatie. Men zal het wel niet altijd met je eens zijn, maar zal begrijpen hoe je het ziet en waarom je het juist zo zegt. Maar waarom zou ik meer zeggen? Ik heb gezegd wat ik zeggen wilde, en waarom zou ik meer zeggen dan noodzakelijk is. Hebt u misschien iets over mijn gezegdes te zeggen?
De geest is gewillig en het vlees is zwak. Paulus.
Dat is ook weer zoiets. Soms denk ik dat hij in feite beter zou hebben kunnen zeggen: het vlees is gewillig, maar de geest zwak. Neen dat wordt te moeilijk. Met dergelijke spreuken komen wij er niet. Wij moeten gewoonweg toegeven dat wij bereid zijl vele dingen als waar te erkennen, zolang wij er ons maar niet al te zeer mee bezig hoeven te houden. Nu zegt iemand dat ook dit niet waar is. U hebt gelijk, geheel waar is het niet. Er zijn op de wereld veel mensen die, wanneer zij zoiets horen, zeggen: je hebt gelijk en onmiddellijk beginnen de wereld op te voeden, om dit gelijk te erkennen. O, u doet er zelf heus wel wat aan. Dat besef ik wel. Maar ja, het is moeilijk jezelf in dit verband geheel te begrijpen. En anderen kun je pas begrijpen, wanneer je over de teleurstelling van je zelferkenning heen bent.
Ik bemerk dat u niets meer te vragen, heeft. Dan wil ik graag mijn eigen spelletje nog even spelen. Wanneer u het goed vindt natuurlijk.
Misschien wat actualiteiten?
Ach, de actualiteiten van vandaag zijn de gebeurtenissen van gisteren met een nieuw verfje……..
De tocht naar de maan.
De droom van het verleden, de poging van het heden en mogelijk de wanhoop van de toekomst. Want in de nabije toekomst is het heel goed mogelijk dat mensen die meenden de ruimte al te kunnen veroveren, teleurgesteld zijn wanneer zij ontdekken dat zij met de huidige middelen ternauwernood tot boven het drempeltje van de aarde kunnen komen. Dat er moeilijkheden zijn, zeggen degenen die nu hieraan werken wel zelf, maar dit voornamelijk in de hoop dat een eventueel falen hen vergeven zal worden. Zij dromen echter reeds van de sterren, terwijl zij de planeten nog niet eens allen kunnen bereiken. En voor de mensen de sterren zullen bereiken, duurt het nog wel een duizend jaar. Want zo de mens de sterren in de naaste paar honderd jaren zou bereiken, zal hij dit zeker niet te danken hebben aan de deskundigen op het gebied van de ruimtevaart.
Ja dat geloof ik ook wel.
En staat er niet geschreven: zalig zij die geloven, want zij hoeven niet na te denken?
Wat denkt u van de astronauten die goden waren?
Ik denk dat, nu de mens de goden ziet verdwijnen, doordat de wetenschap hem het onbekende leert kennen als deel van de natuur, hij hoopt in vroegere astronauten of kosmonauten goden terug te vinden die toch zijn aandacht waardig zijn. Wanneer het even kan, moet hij daarvan ook nog afstammen, zodat hij zich toch weer terecht boven de rest van zijn wereld verheven kan gevoelen.
U doelt natuurlijk op het betreffende boek. Wanneer het u zo interesseert, zal ik er kort iets over zeggen. De goden zijn de chimères van het menselijke ras. Ofschoon er wel eens vreemde wezen op de aarde zijn geland, heeft men daarvan zelden goden gemaakt. En wel omdat menselijke goden voor de mensheid de enige aanvaardbare goden schijnen te zijn. De ruimtevaarders die eens op de wereld landden, waren echter niet volgens de normen van die tijd menselijk genoeg, om tot menselijke goden te kunnen worden. Als bewijsvoering is het materiaal niet overtuigend.
Het duidt aan dat er iets geweest is, maar duidt niet aan dat er enige relatie bestaat tussen het aangevoerde bewijsmateriaal en de godenleer, het menselijke geloof en astronauten. In de tweede plaats, worden stellingen als bewijs aangevoerd die geen werkelijk bewijs zijn, omdat het hier dingen betreft die uit de oorspronkelijke context worden getrokken. In de derde plaats: je kunt nooit iets werkelijk bewijzen door alleen op vragende toon iets te beweren. Ik meen dat dit als kritiek voldoende is. En nu gaan wij nog enkele woorden kort omschrijven.
Controverse.
Een controverse is een gelijkheid van meningen die men in tegenstrijdigheden pleegt uit te drukken.
Communicatie.
Hiervoor zijn twee omschrijvingen van node. In de eerste: ware communicatie is een onderling begrip dat woorden bijna overbodig maakt. In de slechte zin: een vloed van woorden, waarin elk begrip pleegt te verdrinken.
Meditatie.
Indien juist: een verzinken in jezelf en het andere, zodat je, jezelf vergetende, je van jezelf bewust wordt als deel van het andere.
Sinterklaas.
Sinterklaas is een Spaanse heilige die zich gedraagt als een regeringsinstantie, door eerst dubbelen dwars betaling te vragen voor hetgeen hij later zal schenken.
Theologie.
Een reeks van stellingen, vaak op zich logisch geconstrueerd, balancerende op de wankele basis van een onbewezen bewering.
Christendom.
Een reeks mensen die zich rond de stellingen en leer van Christus groeperen zonder deze zelf in de praktijk te brengen, omdat zij menen dat Christus’ lijden op aarde dit voor hen in feite overbodig heeft gemaakt.
Liefde.
Daar hebben wij heel wat soorten in. Om echter een algemene omschrijving te geven: Liefde is de zo vreugdige aanvaarding van de ander of het andere dat men dienstbaar is daaraan en daarin zijn zelfvervulling vindt.
Troost.
Troost is het medegevoel dat men vooral dan pleegt te schenken, wanneer men niet in staat is het lijden te begrijpen. Of, om het te herhalen: het medelijden dat men vooral dan zal schenken, wanneer men niet in staat is het lijden te overzien of begrijpen.
Een hippie.
De aanduiding van een modern jong mens dat in anarchisch verzet tegen de oude samenleving probeert van zijn eigen leven iets te maken. Op kosten van de belastingbetaler (zeer zacht). Ik weet het niet, maar ik meen dat je als belastingbetaler nog altijd goedkoper een 100.000 hippies zou kunnen onderhouden dan en leger van 100.000 man. Maar misschien vergis ik mij hierin.
Commune.
Wanneer het juist is: een samenwerking, waarbij niemand andere eisen dan het noodzakelijke aan het geheel stelt, terwijl hij eigen pogen zonder voorbehoud schenkt aan dit geheel.
Maar over het algemeen is een commune iets anders. Dan is het een aantal mensen die werken voor een ideaal, zodat een aantal mensen die zich idealisten noemen, daarvan kunnen profiteren.
De geëmancipeerde vrouw.
De geëmancipeerde vrouw is een vrouw die zich nog zo bewust is van het feit dat zij als vrouw niet geheel volwaardig is dat zij tracht door een zeer volwaardig gedrag haar gevoel van onvolwaardigheid te componeren. Wat er dan vaak weer toe voert dat zij een onvolwaardigheid produceert naar buiten toe die zij in feite niet bezit.
Ja, daar moet u even op doordenken.
Een kapitalist.
Een kapitalist is iemand die zoveel heeft dat hij op grond daarvan verantwoordelijkheid voor anderen moet dragen, terwijl hij gelijktijdig krampachtige pogingen doet om te houden, wat hij heeft.
Een spiritist.
Volgens sommigen een soort vergeestelijkte spiritusdrinker met visioenen, volgens anderen een zoeker naar occulte fenomenen en volgens mij iemand die nog niet geheel begrijpt dat de geest in feite een mens is zonder lichaam. Maar misschien weet u er nog een andere definitie voor?
Zo, vrienden. Dat was het dan. Ik hoop dat ik u niet al te veel geërgerd of verveeld heb. Zou dat toch het geval zijn, dan meen ik, juist in de sfeer van ons onderwerp, te moeten constateren dat het ongetwijfeld aan ons beiden gelegen zal hebben. Hebt u zich geïnteresseerd voor hetgeen ik gezegd heb? (ja, ja) Prettig dat u ja zegt. Ik had het eigenlijk niet verwacht, want het was meer een retorische vraag, maar ik vind het natuurlijk erg prettig dat u het interessant vond.
Want dan zult u er ongetwijfeld over nadenken hoe u zelf iets dergelijks zou willen zeggen.
Wanneer u namelijk weet hoe u zelf zoiets zou willen zeggen, dan begrijpt u waarschijnlijk ook, wat ik gezegd heb. Mag ik daarom, vrienden, u danken voor het bewezen geduld. Dit is maar een beleefdheidsformule hoor, verder niets.