De achtergrond van magie en esoterie in de meest praktische zin

image_pdf

11 september 1962

Ik heb enkele organisatorische mededelingen. In de eerste plaats is de leiding overgedragen aan een lid van de Witte Broederschap, zodat wij ons qua methode, werkzaamheden en lesmateriaal aan zijn oordeel zullen onderwerpen. De leider is Langden Adekpath, Heer der Zeven Wijsheden, zoals dat heet.

Verder kan ik u mededelen, dat uit verschillende groepen medewerkers zijn aangetrokken, maar dat in vele gevallen het materiaal zal worden gebracht door sprekers van onze Orde zelf. Er zullen op deze avonden bepaalde experimenten worden besproken en bepaalde esoterische leringen worden gegeven. Wij zullen daarover zo weinig mogelijk discussiëren, maar zullen trachten aan het einde van elke lering kort gelegenheid te geven tot aanvraag ter verduidelijking.

De experimenten, die eventueel worden beschreven en de aanwijzingen, die daarbij worden gegeven, kunnen worden toegepast. De verantwoordelijkheid ligt bij degenen, die de experimenten uitvoeren. Gezien het feit, dat wij hier niet werken onder leiding van de Orde zelf, menen wij dat wij hierop moeten wijzen. Natuurlijk zullen wij helpen, waar wij kunnen. Maar het is mogelijk dat iemand, die niet ver genoeg is gevorderd, zich met experimenten bezighoudt, die voor hem te zwaar of te gevaarlijk zijn; in welk geval schade zou kunnen ontstaan. Denk daarom goed na over al, wat u tracht in praktijk te brengen.

Wanneer bepaalde praktijkregels met nadruk worden gegeven, zijn ze niet gevaarlijk en zijn ze bestemd voor een ieder, die verder wil komen op dit terrein. Wij hopen in korte tijd zeer veel tot stand te kunnen brengen en menen dat u dus verplicht bent de gegeven materie eventueel nader te bestuderen, indien u dit noodzakelijk lijkt. Dan zou ik nu graag overgaan tot een eerste onderwerp.

De achtergrond van magie en esoterie in de meest praktische zin.

Het zal u duidelijk zijn, dat wij op deze avond hernieuwd moeten kennismaken. In sommige gevallen zal daarom oud materiaal door mij worden herhaald, zij het kort. De bedoeling is echter dat u bepaalde gebieden zelf verder bestudeert.

Mijn eerste lezing gaat over de achtergrond van magie en esoterie en wel in de meest praktische zin. Ik zal trachten zo mogelijk toepassingen voor deze dagen hieraan toe te voegen.

De achtergrond van alles, wat men magie en occultisme noemt en zelfs van elke esoterische bestreving, is tweeledig. Alle bereikingen zijn afhankelijk van wil plus geloof.

Menselijke rede is een hulpmiddel, maar is niet beslissend. Wanneer wij alleen uitgaan van ons eigen weten en onze redelijke argument en, zullen wij zelden werkelijk iets bereiken. Een aanvaarden van het onbekende is daarom noodzakelijk.

Het gebied, waarmede wij het meest in aanraking zullen komen zeker wanneer wij ons in het begin bezighouden met occultisme en zelfs spiritisme is het gebied dat men wel het astrale vlak pleegt te noemen. Dit astrale vlak is voor een groot gedeelte bevolkt met z.g. schijnvormen. Over deze vormen is in het verleden voldoende medegedeeld. Ik volsta met te zeggen, dat zij niet bezield zijn. Daarnaast kunnen entiteiten uit andere sferen, mensen die nog op de wereld leven en anderen zich daar schijnvormen opbouwen, die in dit geval door middel van hun meester bezield zijn. Dit gehele astrale gebied ligt onmiddellijk naast de denkwereld van de mens; en dat wil zeggen dat uw gedachteleven, uw wijze van denken en reageren onmiddellijk inwerkt op het astrale vlak, terwijl uzelf door dit astrale vlak bij uw denken sterk kunt worden beïnvloed.

Het astrale vlak is te zien als een gebied van semi-materiele kracht; welke kracht voor een deel ook levenskracht is, althans in een voor de stof aanvaardbare en bruikbare vorm, terwijl omgekeerd bepaalde astrale manifestaties kunnen plaatsvinden door stoffelijke krachten (ook menselijke levenskracht) daarvoor te gebruiken.

U zult begrijpen, dat het gevaarlijk is om te gaan experimenteren zonder meer. Elk experiment moet immers uitgaan van een beheersing, een geloof en een sterke wil, De beheersing kunnen wij alleen verkrijgen door het opnemen van een zekere hoeveelheid theoretische kennis. Deze theoretische kennis op zichzelf is een werktuig. Ze kan later worden gebruikt om het “ik” te ontwikkelen en een ieder zal naar eigen geaardheid voor zichzelf de nodige instrumenten kunnen vormen. Wij vinden vooral in de magie maar ook in de esoterie vaak bepaalde rituelen. Alle ritueel en alle impedimenta, die bij de magie worden gebruikt, zijn hulpmiddelen en niet meer dan dit; d.w.z. dat zij worden gebruikt, omdat de wil van de mens, zijn denk en voorstellingsvermogen, zijn geloof tekort schieten.

Hierdoor zal het mogelijk zijn elk hulpmiddel bij een magische procedure door een ander hulpmiddel te vervangen. Maar in alle gevallen. zal de mens zelf in dit hulpmiddel moeten geloven. Het is dus een vervanging van eigen absoluut geloof in werelden, die de meesten van u nog niet volledig kennen.

In de esoterie heeft u geleerd dat elke mens verscheidene voertuigen in zich bergt, die gezamenlijk de werkelijke persoonlijkheid, het totale ego vormen. De kern daarvan is de ziel, een deel van de goddelijke Vlam, van de goddelijke Kracht. Alles, wat zich binnen dit “ik” afspeelt, zal worden weerkaatst op elk niveau, waarop dit “ik” bewust is. Alle acties, die plaatsvinden zonder bewustzijn kunnen worden vergeleken met dierlijke handelingen; d.w.z. zij staan onder supervisie van een gemeenschapsgeest of groepsgeest, die deze op het terrein waar men zelf nog niet bewust en tot oordelen bekwaam is regelt en het bewuste handelen en het bewuste streven ten dele vervangt door instinctieve drang.

Daaruit volgt dat wij in vele werelden instinctief zullen leven, terwijl wij slechts in enkele werelden bewust zijn. Op het ogenblik, dat wij in een hogere wereld bewustzijn verworven hebben, zullen wij alle daaronder gelegen werelden – ook wanneer wij daarin op dit ogenblik niet bewust leven – kunnen beheersen. Dit is belangrijk.

De ontwikkeling van het eigen “ik”, de zin van het bekende ken uzelf, is dus gelegen in het ontdekken van steeds hogere, steeds fijnere waarden in uw persoonlijkheid, waardoor u een steeds groter gezag krijgt over een groter deel van uw ego. De ontwikkeling van het ego zelf geschiedt geleidelijk en in vele gevallen is het aan de hand van eigen ervaringen niet mogelijk te zeggen welk punt men heeft bereikt. Voor alles moet u twee dingen onthouden.

In de eerste plaats: Alles, wat u innerlijk afwijst, wat u vreest, dient u terzijde te stellen, tot u voor uzelf de overtuiging hebt dat de vrees niet belangrijk is en dat zij kan worden overwonnen.

In de tweede plaats: In alle geestelijk en occult streven dient men een volledige vrijheid van alle wetten en geloofsartikelen te aanvaarden, die niet in het eigen “ik” verankerd liggen en zal men moeten handelen naar beste overtuiging, weten en geloof.

Ik mag hierbij opmerken, dat wij in de loop van deze cursus ongetwijfeld enkele methoden zullen bespreken, die door velen van u minder aanvaardbaar of minder redelijk worden geacht. Wanneer zij worden besproken echter, geschiedt dat, omdat zij deel uitmaken van het geheel. Het al of niet hanteren van deze middelen en methoden is geheel uw eigen zaak.

Terugkerend tot de esoterie wil ik nu vaststellen:  Wat ik van mijzelf besef is een waanbeeld. Ik ken mijzelf niet volledig. De waarheid, die ik omtrent mijzelf kan erkennen in een stoffelijk leven, is in verhouding gering. Een zeer groot gedeelte van mijzelf zal ik nooit volledig kunnen erkennen voor dat wat het is. Dit geldt zelfs voor delen van het stoffelijke. Ik moet uitgaan van het standpunt, dat ik volgens mijn beste weten omtrent mijzelf zowel als de wereld voortdurend moet handelen in positieve zin. Want evenals de aarde een positieve en een negatieve pool heeft, vinden wij ook in de geest een z.g. negatief en een positief gebied. Begrijp wel, dit zijn geen vormen; het zijn abstracte begrippen, die wij over het algemeen uitdrukken door voor het goede of het lichte te zeggen; het positieve, en het negatieve vaak het duistere of het chaotische noemen.

Deze omschrijvingen zijn maar ten dele waar. Een mens, die het absolute bereikt – onverschillig aan welke pool – treedt binnen in een eenheid met het Groot-Goddelijke; die toestand, die men in een bepaalde streek Nirwana. noemt, Nirwana wil zeggen; een volledige verbondenheid met God, waar elke maatstaf ontbreekt behalve die ene; de erkende goddelijke wil en de eenheid van het “ik” met het goddelijk Wezen.

Daarom bestaan goed en kwaad voor ons slechts als maatstaven en zijn wij bij het oordeel omtrent goed en kwaad voortdurend gebonden aan ons eigen beperkte wezen. Een deel daarvan is waan. Wij kunnen ons daaraan echter niet onttrekken. Om zelf verder te kunnen gaan zullen wij steeds het volgens ons goede en positieve moeten zoeken. Daarbij is het niet belangrijk dat wij in ons het goede erkennen. Want wat wij in ons aan goed erkennen, kan waar zijn, maar het zal voor een groot gedeelte ook waan kunnen zijn. Een invloed van dit innerlijk erkende goed op de wereld, waarin wij leven is niet waarschijnlijk.

Een invloed op onszelf is echter wel waarschijnlijk, en wel een invloed die ons van de wereld vervreemdt. Een vervreemding van de wereld kunnen wij niet aanvaarden, ook niet wanneer wij innerlijk streven en het innerlijk pad volgen. Daarom stellen wij: Ik zoek steeds het goede en het lichte in alles en allen, die rond mij zijn. Ik vraag mij niet af, of ikzelf goed of kwaad ben. Ik vraag mij af, of de wereld goed of kwaad is volgens mijn beste begrip en wend mij tot het lichte, het goede. Zolang ik het begrip goed vanuit mijzelf hanteer en daarbij al, wat ik als goed en juist in de kosmos en in de wereld rond mij erken, bevorder en in mijzelf weerkaats, zal ik n.l. de voor mij positieve werkelijkheid leren kennen en daarin voor mijzelf de nodige kennis en beheersing verwerven.

Kennis verwerf ik door de ervaring. Beheersing echter door het begrip dat de innerlijke onwaarheid, die een deel uitmaakt van mijn beperkt ik-begrip, kan worden vervangen door een observeren van het geheel, waarin ik leef (de werkelijkheid rond mij) en mijzelf zodanig te beheersen, dat een redelijke en harmonische aanpassing daaraan mogelijk wordt.

De kwestie van leringen en filosofie is over het algemeen vooral voor de esotericus moeilijk. Men gaat vaak van het standpunt uit, dat hoe ingewikkelder de stelling is, hoe vager en mystieker de woorden klinken, hoe waardevoller het gegevene of gestelde zal zijn. Laat ons aan het begin van deze cursus vaststellen, dat vage begrippen en woorden, ingewikkelde mystiek ongetwijfeld hun nut hebben. Dit nut is grotendeels suggestief. Het brengt de mens in een bepaalde stemming en toestand en uit deze stemming en toestand leert hij voor zich een zekere harmonie, een zekere vrede winnen.

Behalve dit nut echter is eenvoud te prefereren. Eenvoud (ook wel rechtlijnigheid van streven genoemd) betekent dat wij voor alle problemen, die wij ontmoeten, de eenvoudigste en meest directe weg en oplossing kiezen. Wij zijn dit aan onszelf verplicht.

Want elke stelling, die u opbouwt omtrent het hiernamaals, omtrent God en de sferen, verliest haar betekenis, als zij niet in de werkelijkheid staat. Wanneer ik echter in de werkelijkheid steeds de meest directe en eenvoudige oplossing voor elk probleem zoek, voor al datgene wat in mijn leven en het leven van anderen een rol speelt, dan volgt hieruit dat ik mij zal aanpassen aan het werkelijk zijnde.

God is eenvoud, waarheid en eenvoud. Eenvoud brengt de waarheid dichter bij de mens. Dit principe zullen wij ongetwijfeld ook in deze cursus moeten toepassen. Allereerst daarom het volgende: Op het ogenblik dat u zich gaat beroepen op andere autoriteiten en niet uit uzelf en uw eigen gevoelens spreekt, zult u uw werkelijk wezen niet uiten en u zult niets scheppen, dat werkelijk belangrijk is. Kortheid en eenvoud brengen echter met zich, dat u waarheden beseft, dat u de verantwoordelijkheid voor uw beslissing zelve nemende en u oriënterend op al wat licht en goed is in de wereld rond u, automatisch positief streeft en aanvaardt.

Zoals ik reeds zeide brengt deze ervaring kennis. Kennis is het product der ontwikkeling, niet haar oorzaak. Uitgaande van kennis alleen zullen wij weinig of niets bereiken.

Uitgaande van de praktijk zullen wij echter een kennis verwerven, die het mogelijk maakt deze praktijk te beheersen en te richten. Dat geldt voor alle krachten in de mens. Een esoterische bewustwording is niet mogelijk zonder gelijktijdig een esoterisch streven. Stof en geest zijn voor uw bewustzijn zolang u in de stof leeft onverbrekelijk met elkaar verbonden. Al wat uw bewustzijn ook het geestelijk bewustzijn betreft, zal daarom met het stoffelijke verbonden zijn. Een hanteren van twee maatstaven, een voor de geest en een voor de stof is dus niet mogelijk.

Wij spreken altijd over God. Het woord is erg mooi. Het is ook erg belangrijk, zolang het voor ons een begrip uitdrukt; het begrip van eenheid van het heelal. God op Zichzelf is echter zonder meer eeuwig, geen kracht. Ook woorden als eeuwigheid, God e. d. hebben slechts, de inhoud, die wij zelf daaraan toekennen. Dit geldt voor alle abstracte begrippen.

Daarom is het niet mogelijk een abstracte lering zodanig te geven, dat een ongeveer gelijke interpretatie bij allen wordt bereikt. Wil men een zo groot mogelijke gelijkheid althans van begrip bewerkstelligen, dan zal men daarom tot de grondlijn (de basis), tot het principe moeten terugkeren.

Als u wordt gezegd goed te denken, dan betekent dit niet, dat alleen uw denken goed moet zijn. Dan betekent dat, dat uw denken het goede in de wereld moet erkennen, voor zichzelf bevestigen, ook metterdaad en als zodanig in geheel de wereld zien. Het heeft geen zin een ander af te keuren in zijn handelingen, daden, denken en waarderingen. Dit is niet positief. Het is wel zinrijk om van uzelf uitgaande steeds de positieve waarden zelf te verwerkelijken en in de wereld te zoeken naar gelijksoortige positieve elementen, die voor u dus een versterking van uw streven en een vergroting van uw kennis en bereiking kunnen betekenen.

Mag ik aannemen dat deze punten duidelijk zijn? Dit is natuurlijk een inleidend betoog. Dat zult u moeten begrijpen. Later zullen wij nog wel ter zake komen. Dan wil ik u nu graag het een en ander vertellen over de grondregels, die in deze tijd vooral gelden voor de persoonlijke bewustwording, harmonie met de omgeving en al wat erbij hoort. Want dit is zeer belangrijk.

Wij kunnen niet gelijktijdig met onze omgeving disharmonisch leven en innerlijk iets bereiken. Het is niet mogelijk gelijktijdig verkeerd te handelen en geestelijk het goede te doen. Daarom, zou ik u graag het volgende willen voorleggen.

In de eerste plaats: Elk oordeel, dat u over een ander spreekt, zonder daarbij onmiddellijk uw eigen positie te bepalen, is waardeloos. Elke veroordeling van een ander is nutteloos, want u kunt door uw veroordeling niets wijzigen.

Elk begrip voor een ander en elk inzicht in het standpunt van een ander impliceert een zekere band met die ander en een mogelijkheid tot harmonie. Altijd zult u moeten uitgaan van het standpunt, dat de ander het recht heeft op zijn eigen visie en u bent nimmer gehouden aan het aanvaarden van die visie, maar u zult haar ook nimmer mogen verwerpen voor die ander. Dit is een belangrijk punt. Want de menselijke verhoudingen en daarmee ook de houding van de mens t. o. v. de maatschappij is grotendeels gebaseerd op vooroordelen. Men heeft zijn eigen denkwijze, zijn eigen visie; en deze visie acht men zo belangrijk, dat een ieder zich daarbij heeft neer te leggen. Men heeft het volste recht zijn eigen denkwijze en visie tot uitdrukking te brengen en iemand, die een ander daarin tracht te hinderen, toont zich daardoor reeds diens mindere. Maar men heeft niet het recht om wanneer eenmaal een mening is gezegd deze te beschouwen als een agressie of als iets, dat zonder meer terzijde kan worden gesteld. Maar men moet echter beseffen dat elke meningsuiting en elk oordeel onverschillig of zij belangrijke of onbelangrijke waarden betreft het eigen gedragspatroon en daarmede ook het innerlijk leven van de mens tot uitdrukking brengt. Dit geldt zelfs voor de z. g. holle sociale vormen als beleefdheid. Ze zijn niet belangrijk, maar ze geven uitdrukking aan hetgeen in de mens leeft alleen door de wijze, waarop hij het doet.

Wie dit beseft, zal in de eerste plaats voor zichzelf zoeken naar harmonie met de omgeving. Hij zal dit het best doen door tegenover de omgeving niet agressief te zijn maar door passief te zijn in alle gevallen waarbij eigen interesses, belangen of ontwikkelingen niet verknoopt zijn door rechtstreeks tegenover de omgeving uiting te geven van datgene wat z. i. belangrijk is, zonder daarom te vergen dat de omgeving dit accepteert of dat de omgeving daarnaar handelt.

U zou denken dat dit geen esoterie is. Maar een juiste houding in het dagelijks leven, het scheppen van enige harmonie in uw eigen milieu, het scheppen van een zeker zelfvertrouwen is het begin van elke geestelijke ontwikkeling. Op het ogenblik dat u tegen uzelf verdeeld bent, dat u zich laat beïnvloeden door allerhand begrepen en onbegrepen waarden, als u zich laat opzwepen tot melancholie, tot alleen maar aanvaarden van hetgeen anderen zeggen of doen, onverschillig of dit uit de geest of uit de stof komt, verliest u uw persoonlijke interesse, uw persoonlijke mogelijkheid tot lering. Speelbal zijn betekent altijd nadeel lijden in geestelijk zowel als in stoffelijk opzicht.

Het is hier misschien goed op te merken, dat niemand het recht heeft een ander mens te veroordelen om bepaalde stoffelijke handelingen, gedachten of daden. In een ideale situatie zou elke mens elke medemens moeten vrijlaten om op elk terrein uiting te geven aan zijn eigen behoeften en verlangens, mits hij daardoor niet ingaat tegen het gemeenschappelijke belang en de gemeenschappelijke mogelijkheden tot harmonie. Wij kunnen dit natuurlijk voor de grote gemeenschap nimmer vergen, maar wij kunnen in eigen omgeving trachten elk oordeel terzijde te stellen en slechts onze eigen taak zo goed mogelijk te verrichten.

Vele mensen zijn geneigd de belangen en zorgen van anderen tot de hunne te maken. Hoe fraai dit op zichzelf ook kan zijn, men heeft daartoe zelfs niet het recht. Want ik kan nimmer de taak van een ander vervullen. Ik kan nimmer de belangen van een ander zo behartigen als deze het zelf zou wensen en zou doen. Ik kan slechts mijn eigen taak volgens beste inzicht zo volledig mogelijk vervullen en daarbij zo harmonisch samenwerken met alle anderen die elk hun eigen weg gaan.

Vriendelijkheid is een deel van de esoterie. Men zegt wel eens, dat een ingewijde de goedheid uitstraalt, alsof er rond hem een sfeer van vrede zou zijn. In feite is deze mens alleen vredig en vriendschappelijk tegenover heel de wereld en daardoor zal die wereld beter reageren. Doordat hij deze vrede rond zich kent en schept, zal hij ook andere gebieden gemakkelijker kunnen benaderen. Want en dit is ook weer een punt dat ik in uw bijzondere aandacht aanbeveel op het ogenblik, dat een mens door zijn denken, door zijn gevoelswereld, negatief is, zal hij negatieve krachten aantrekken en omgekeerd, onverschillig of deze krachten bezield zijn of niet. Deze krachten werken op hem door.

Positief geldt precies hetzelfde. Iemand, die innerlijk rustig en vredig is, zal dus op astraal gebied onmiddellijk in contact staan met hogere of lichtender krachten, al dan niet bezield door hogere wezens. Het goede van de natuur zowel als het goede van de andere sferen benadert u. Wanneer u in uzelf zoekt naar de grote waarheid, dan zult u naar toch m. i. voor een ieder duidelijk is daaraan zeer veel steun hebben en zullen voor u ervaringen, belevingen en krachten geopend worden, die anders gesloten zijn.

Nu wil ik nog een opmerking maken t. a. v. de menselijke vitaliteit, die bij dit alles eveneens een rol speelt. Vitaliteit of levenskracht is niet gereleerd met het krachtverbruik, ofschoon men dat verkeerdelijk aanneemt. In vele gevallen kan inspanning meer kracht opleveren dan ontspanning. De doorsneemens, die de leeftijd van 35 jaar heeft overschreden, heeft behoefte aan dagelijks 2 korte rustperioden van 2 tot 3 uur. Heeft hij deze, dan kan hij verder actief bezig zijn, mits hij daarbij zorg draagt bij opkomende vermoeidheid tot een andere bezigheid over te gaan. Het is juist de eenzijdigheid van werken, waardoor een grote vermoeidheid kan ontstaan. Het is de eenzijdigheid van denken en van eigen visie op de wereld, die praktisch alle vitaliteit doet afvloeien, alsof er geen kracht meer over zou zijn.

Het is natuurlijk mogelijk een deel van die krachten langs autosuggestieve kracht te herwinnen. De eenvoudigste methode is echter deze; Zorg ervoor dat u niet uw rust het hoogste acht. Rust zoveel noodzakelijk is om een zeker welbehagen te kennen, maar rust nimmer meer dan noodzakelijk is.

Maatstaf: Wanneer ik mijn rustperiode onderbreek, moet ik het gevoel hebben dat ik nog verder zou willen rusten. Maar ik moet reeds voldoende bewustzijn hebben om onmiddellijk op mijn omgeving te reageren. Een onmiddellijk opvoeren van inspanning geestelijk of stoffelijk dan wel het met uitbarstingen van energie plotseling verrichten van geestelijke of stoffelijke taken, verteert meer kracht dan noodzakelijk is en kan in vele gevallen toestanden van lusteloosheid en uitputting doen ontstaan. Een zekere gelijkmatigheid van werktempo is noodzakelijk. Dit werktempo moet zo zijn gesteld, dat het even beneden de grens van grootste kunnen ligt en in overeenstemming of in harmonie blijft met de omgeving, waarin de prestatie wordt geleverd. Ik mag verder opmerken, dat bij velen tot betrekkelijk gevorderde leeftijd het seksueel element hierbij een rol speelt. Een vervlakken van seksuele activiteiten, vaak omdat men lusteloos of vermoeid is, pleegt een verdere lusteloosheid of vermoeidheid te bevorderen. Hiervoor zijn bepaalde chemische oorzaken aan te geven, maar een zekere mentale situatie speelt daarbij ook een rol.

Actief zijn is noodzakelijk. Die activiteit moet redelijk verdeeld zijn. Men beginne nimmer te zeggen: Dit moet vandaag gedaan worden naar wat de buitenwereld ervan zegt. Maar voor zichzelf te stellen; Ik wil voor mijzelf vandaag trachten deze taak te presteren. Stel deze prestatie naar uw erkennen van eigen mogelijkheden vast. Indien u dit steeds doet, hebt u niet alleen de mogelijkheid om in de materie zowel als in de geest voortdurend goed werkzaam te zijn en een goede prestatie te leveren, maar u zult gelijktijdig ontdekken, dat naarmate u dit langer doet uw veerkracht en vitaliteit toenemen.

Belangrijk voor de vitaliteit is verder de voeding. Ook dit is, zij het zijdelings, deel van esoterie en magie. Laat mij het volgende vaststellen. Elke voeding die overmatig is, schadelijk. Elke voeding, die meer dan normaal wet bevat, is schadelijk. Alle vleessoorten, die te zwaar zijn bewerkt of gekruid, zijn schadelijk. Maaltijden laat op de dag genoten dienen beperkter te zijn dan maaltijden vroeg op de dag gebruikt.

Geestelijke activiteiten vangt men bij voorkeur eerst aan ongeveer een uur, nadat een redelijke maaltijd werd genoten, niet voordien. Lichamelijke activiteiten daarentegen kan men wel degelijk onmiddellijk op de maaltijd doen aansluiten. Het is beter na een betrekkelijk grote eerste maaltijd te volstaan met een groter aantal kleine maaltijden, vooral wanneer deze naast de noodzakelijke voedingsmiddelen ook veel fruit bevat. De soorten fruit zult u zelf kunnen uitmaken, maar voor Nederland zou bv. de appel en de peer belangrijker en beter zijn dan bv. steenfruit. Citrusvruchten zijn eveneens aanvaardbaar.

Wanneer u een maaltijd gebruikt, wijd uw aandacht aan die maaltijd. Neem er uw tijd voor. Weest nimmer gejaagd gedurende uw maaltijd. Neem desnoods een half uur extra van uw tijd af om rustig te eten. Volbreng tijdens de maaltijd zo weinig mogelijk andere taken of bezigheden en voorkom vooral dat u zich nog even bezighoudt met het nazien van bepaalde notities, of erger nog met de courant of lectuur. Zelfs de meest geestelijke lectuur is schadelijk voor het lichaam bij de maaltijd. Het lichaam dient zich geheel op de spijsvertering te kunnen instellen. Voor de vitaliteit is verder een goede ademhaling zeer belangrijk. Wen u aan om regelmatig, wanneer u zich in de frisse lucht bevindt, enkele malen diep of zuchtend adem te halen, Het resultaat zal zijn dat uw bloedsomloop en stofwisseling worden bevorderd.

Zeg nimmer dat iets boven uw vermogen gaat, maar stel altijd dat een taak in zo klein mogelijke trappen moet worden verdeeld en trapsgewijs volbracht. Deze gegevens ofschoon zij niet schijnen te passen in deze lezing zijn naar ik meen belangrijk voor u. Want alleen de mens, die een redelijke vitaliteit heeft kan rekenen op een goede geestelijke prestatie en ontwikkeling. Alleen de mens, die voldoende vitaliteit bezit, zal de wil kunnen opbrengen, welke noodzakelijk is voor een magisch bereiken.

Alleen de mens, die voor zich een zekere vitaliteit weet te handhaven, kan aan zijn verplichtingen tegenover zichzelf en de wereld voldoen. Wanneer er ergens een gebrek aan vitaliteit is, dient men daaraan iets te doen, eventueel langs medische weg, indien andere eenvoudige methoden niet helpen. Dit sluit dan zo’n beetje de inleidende les af. Naar ik meen, bent u nog in staat om nog een korte werkelijke les van mijn kant te aanvaarden.

Wanneer ik voor mijzelf weet dat elke kracht die ik nodig heb mij wordt gegeven.

Op het ogenblik, dat een mens in zichzelf even rust zoekt, zal hij trachten alle gedachten af te weren. Zolang dit niet geschiedt met een zeer bepaald doel, bv. uittreding of z.g. mediale bezigheden, is het verstandiger de meest aangename beelden te nemen, die men kent. Laat een dagdroom zich een ogenblik bewust ontwikkelen. Stel, dat geen enkele verantwoordelijkheid op zo’n ogenblik voor u ook maar iets te zeggen heeft.

Wanneer u die toestand bereikt, bent u innerlijk rustig. De dagdroom zal langzaam vervagen en een andere vorm aannemen. De vorm, die hij aanneemt; is over het algemeen een uitdrukking van datgene, wat voor u belangrijk is. Probeer dit nooit geheel te verwerkelijken, dat gaat meestal toch niet, maar zie er een indicatie in van datgene, wat voor u geestelijk of lichamelijk belangrijk is. Weten wat voor jezelf belangrijk is, maakt het je mogelijk de juiste instelling te vinden op het ogenblik, dat je magisch gaat streven.

Wij kennen in de magie verschillende vormen. Een van de minder bekende (demonologie) houdt in het bezweren of oproepen van geesten. Laat mij u hier onmiddellijk vertellen, dat de meeste van deze geesten astrale wezens zijn en dat de doorsneeverschijning, die op deze wijze tot stand wordt gebracht, althans een astraal voertuig heeft gekozen.

Wanneer wij een bepaalde geest of entiteit of een bepaalde persoon aanroepen, dan is het dus nimmer zeker dat wij deze persoon zelf zien verschijnen. Dit is echter ook niet belangrijk. De instelling van onze eigen gedachten. Het geloof en de wil waarmee wil werken, zal bij elk aanroepen of oproepen, van een entiteit, bepalen met welke kracht in het Al wij in verbinding staan.

Op het ogenblik dat ik andere mensen zou willen corrigeren door middel van geweld, krijg ik een kracht, die ik kan vergelijken met Jehova of Jahwe; nl. met een toornige en wraakzuchtige God. Ik moet wel beseffen, dat indien ik voor anderen deze correctie wens, zij mijzelf zal worden gegeven. Wanneer ik in een dergelijke toestand een ander schrik zou willen aanjagen, dan moet ik beseffen, dat de echo van zijn angst mij onmiddellijk beroert. Ik ben dus niet in staat om zelfstandig te handelen, tenzij ik ten goede streef.

Op het ogenblik dat egoïsme of een overwaardering van eigen persoonlijkheid of een poging om zichzelf machtiger en sterker te maken tegenover anderen de hoofdrol speelt, zullen de resultaten voor het “ik” gevaarlijk zijn.

Wanneer wij echter anderen willen helpen, wanneer wij niet voor onszelf streven, dan kiezen wij automatisch al de meer altruïstische en daarom meestal meer positieve kant van alle kracht. Wanneer ik voor mijzelf weet (dat is geloof), dat elke kracht, die ik nodig heb mij wordt gegeven, en ik kan daarop blijven vertrouwen, dan zal die kracht mij in staat stellen om alle levensprocessen bij mijzelf en bij iedereen met wie ik harmonisch ben zodanig te beheersen dat een optimaal resultaat (dus het grootst mogelijke en beste resultaat) wordt bereikt. Op het ogenblik dat ik daarvan niet overtuigd ben en experimenteer met iets, waarin ik maar half geloof en op vertrouw, sta ik voor een mislukking, het kost mij veel meer kracht en het resultaat is navenant. Maar uitgaande van het feit, dat ik een mens wil helpen, kan ik voor die mens alles doen. Ik kan zijn toekomst en zijn verleden zien. Niet omdat die toekomst of dat verleden voor mij wordt geprojecteerd of mij wordt geopenbaard door iemand, maar omdat verleden en toekomst vast liggen in het astrale vlak. Zelfs voor iemand, die overleden is, kan ik een betrekkelijk lange tijd ditzelfde vaststellen. Want ook deze gegevens zijn astraal aanwezig en d.w.z., dat mijn gedachten ze onmiddellijk kunnen absorberen. Pas wanneer door de veelheid van levende mensen en de weinige herinnering aan de persoon de indrukken in het astrale zijn vervaagd, kan ik een dergelijke kracht, een dergelijk verleden niet meer terugvinden.

Het heeft weinig zin een mens te helpen zonder je gelijktijdig af te vragen, wat eigenlijk de toekomst is. Velen zullen zeggen: Ja, maar ik wil bv. alleen genezen. Dat is volledig waar. Maar ik kan een mens pas werkelijk genezen, wanneer ik inzicht heb in zijn toekomstige mogelijkheden en behoeften. Want ik zal mij niet kunnen aanpassen aan het moment nl. Nu is immers verleden, op het ogenblik, dat ik de kracht ontlaad. Ik moet mij altijd richten op de toekomst. En dus zal ik in alles, wat ik geestelijk of magisch tot stand breng, in de toekomst moeten denken en handelen. Dit is mogelijk; en aan de hand van experimenten zult u ontdekken, dat het heel goed mogelijk is om laten we zeggen een toestand van 3 á 4 uren tot zelfs 3 á 4 weken vooruit te beheersen.

Men spreekt bij hypnose wel eens van een posthypnotisch effect; d. w. z. een zeker bevel of een zekere dwang, die blijft vastliggen en die dus het gedrag ten goede kan beïnvloeden in een periode, dat de directe beïnvloeding reeds ten einde is.

Wanneer ik als magiër ten goede van een ander werk, hetzij in genezende of in andere zin, dan moet ik beseffen wat de toekomstige behoefte is en deze met een volledig vertrouwen in de kracht, die door mij werkt, en met een volledige wil om deze over te brengen, leggen in de ander. Wanneer ik weet dat iemand over een jaar depressies krijgt, dan zal, ik beseffen dat alle vitaliteit, die ik nu schep, in die depressie te gronde kan gaan.

Maar besef ik dat die depressie komt en welke oorzaak zij zou kunnen hebben, dan is het mij mogelijk een deel van deze depressie te ontgaan. Ik kan de kracht, die ik nu geef zo stellen, dat zij door deze deprimerende invloeden in de toekomst niet of slechts ten dele worden aangetast. Dit kan bij het behandelen (het magnetiseren) van patiënten belangrijk zijn. Maar het kan even belangrijk zijn bij een samenwerking op magisch terrein, een esoterische samenwerking en al wat erbij hoort. Zelfs t.o.v. geesten met wie u samenwerkt, zult u zich moeten afvragen: Wat is hun ontwikkeling? Is hun ontwikkeling er een, die snel naar het licht gaat en beseft u dit, dan zullen zij uit het hogere licht een grotere kracht voor u kunnen zijn. Indien u dit echter niet beseft en uitgaat van een bestaande toestand, een soort gewoonte, dan komt er het ogenblik dat deze geestelijke krachten u ontgroeid zijn en omdat u zich niet tijdig op hen hebt ingesteld, gaat het contact verloren.

Begrijp wel, dat het zeer belangrijk is, dat een samenwerking steeds wordt gebaseerd op toekomstige mogelijkheden en niet slechts op het nu. Het heden is slechts de bevestiging van datgene, wat wij in de toekomst als goed, als zeker vermoeden, aanvoelen of zien.

U zult zeggen, dat u geen voorspellend vermogen hebt. Elke mens heeft tot op zekere hoogte een voorspellend vermogen. Zover het zijn eigen lot betreft en datgene, wat met zijn eigen lot onmiddellijk is verbonden, zal de doorsneemens in staat zijn enkele jaren zij het fragmentarisch vooruit te zien, d.w.z. dat hij een indruk kan verwerven omtrent hetgeen de toekomst brengt. Indien men zich aanwent om niet slechts redelijk, maar ook inspiratief toekomstige mogelijkheden te ondergaan, zal men in staat zijn in zeer vele gevallen zijn eigen houding geestelijk, esoterisch, magisch en zuiver materieel te gebruiken om een goede, een betere toekomst, een grotere ontwikkeling, een snellere groei te bewerkstelligen.

Deze lessen zijn overigens niet van mij. Ik geef ze door. De lessen die wij moeten geven zijn gebaseerd op dit grondbeginsel. U zult voor uzelf a.h.w. ziende naar de toekomst een zo gunstig mogelijke situatie moeten scheppen. Het heden dient niet alleen te zijn de basis voor toekomstig gebeuren zoals bij de doorsneemens, maar slechts de bevestiging van ons toekomstig streven. Wanneer u geestelijk werkt en streeft, zult u ontdekken, dat deze vestiging van toekomstige bestrevingen in het heden van groot belang is voor de contacten met hogere werelden, dus het zich bewustworden van en zichzelf leren beheersen in werelden, waar men tot op heden op meer instinctieve wijze nog door hogere krachten wordt geregeerd.

Het einddoel van elke mens dient te zijn; een perfecte kennis van zijn eigen wezen, een perfecte beheersing van dit wezen en een zo juist mogelijk gebruik van alle krachten, die aan dit wezen inherent zijn om een zo groot mogelijke harmonie met het erkende Al of een zo groot mogelijk deel daarvan tot stand te brengen. De wijze, waarop de harmonie wordt uitgedrukt, doet niet ter zake. Zij kan van geval tot geval, van ogenblik tot ogenblik verschillen. De harmonie echter moet bestaan.

En nu meen ik dat ik u hiermede voorlopig als inleiding en met een kleine les materiaal heb gegeven, dat meer inhoudt dan u op het eerste gehoor denkt. Houdt u zich ermee bezig en overdenk dit. Trek hieruit voor uzelf de conclusies, die voor u van toepassing en zo positief mogelijk zijn. Zet deze om in praktijk en ga bij deze praktijk uit van het feit dat samenwerking (dus harmonie met de omgeving) noodzakelijk is voor elk voortgaan. Slechts de hoogst bewusten kunnen – ondanks of tegen de invloeden rond hen – in de hoogste harmonieën tot stand brengen. De doorsneemens is wel degelijk afhankelijk van zijn milieu.

Dan besluit ik hiermede het eerste gedeelte. In het tweede krijgt u enigszins andere beschouwingen, die hoofdzakelijk Perzisch georiënteerd zijn, aangezien ik heb gehoord dat Sri Adek van de Witte Broederschap zich voor de inhoud van het tweede gedeelte garant wil stellen.

Besef ook, dat wij nu beginnen. Meent u dat dit reeds te zware materie is, bedenk dan drie maal voor u verdergaat

Achtergronden van magie, magische beleving, mystiek en esoterische bewustwording.

Want zoals ook mijn voorganger heeft gedaan, wij moeten wel allereerst proberen om de grondslagen weer vers in de herinnering te brengen. Dan zijn er natuurlijk voor vele mensen vragen. Maar een vraag vindt haar eigen oplossing. Er zijn nimmer raadselen in de wereld, wanneer wij ons beperken tot datgene, wat behoort bij onze ogenblikkelijke ontwikkeling.

Een mens leeft in zijn lot. Men noemt dat wel eens karma; men noemt dit fatum. Maar in feite leeft hij binnen een vaste vorm en die vorm heeft hij bewust of onbewust vroeger zelf gekozen. Daarin ligt niet vast, wat er precies in je leven gaat gebeuren maar wel de wijze, waarop je zult ervaren. Misschien ook de lichamelijke mogelijkheden, die je zult hebben. Dit lot gaat gepaard met problemen, die precies bij ons eigen leven horen.

Elke mens maakt tijden door, waarin hij met zo’n raadsel, met zo’n probleem wordt geconfronteerd, dat hem of haar in het bijzonder aangaat. De mensen, die zwak zijn, vluchten vaak daarvoor, dat zijn degenen, die zelfmoord plegen of die een leven beginnen, waarin zijzelf niet meer geloven. Anderen hervinden zichzelf, overwinnen hun mismoedigheid en schijnen opeens het positieve te kunnen zien om voor zich het juiste tot stand te brengen. Dat wil alleen zeggen, dat zij hun probleem hebben opgelost, meer niet.

Wanneer u voor een probleem komt te staan, dan heeft dat natuurlijk geestelijke en stoffelijke achtergronden. Ge moet echter altijd wel beseffen, dat een geestelijke achtergrond van een probleem meestal gelegen is in een te hoog grijpen.

Wanneer je 1 meter groot bent, kun je niet met een schrede een trap met treden van 5 meter betreden. Dat is onmogelijk. En wanneer je geboren bent om te zingen, dan zal elke poging om de hoge filosofie tot uiting te brengen je eigenlijk frustreren en kun je niet meer verder. Het heden brengt zijn probleem, maar ook zijn oplossing, indien wij niet te ver grijpen.

Alles wat je in jezelf vindt en gevoelt, alles wat je uit jezelf naar de wereld zendt, wordt geboren uit dit deel van je bestaan. Al was je duizend maal een hoog bewuste geest in het verleden, in het heden is je probleem hetzelfde als van een onbewuste geest; als je dit lot hebt gekozen tenminste. Daarom,  beginnen wij met de oude wijsheid, de eenvoudigste wijsheid, die er bestaat: Wanneer gij in het heden de oplossing vindt voor het heden en morgen niet vreest, is elke komende dag rijker.

Wanneer ge uw aarzeling van heden overwint, zo zal morgen uw kracht groter zijn.

En zo ge heden handelt, zult ge morgen meer kunnen bereiken. Maar wie vandaag grijpt naar het hoogste, is morgen arm en bezit niets meer.

Geen slaaf kan vorst worden in een dag en een vorst kan het probleem van een slaaf niet oplossen, al wil hij het nog zo graag. Wees bewust en verstandig in uw leven.

Wanneer ge voor een geestelijke keuze staat, wanneer er een stoffelijke moeilijkheid optreedt, vraag u niet af: Hoe zal het zijn, zoals ik mij dat ideaal voorstel? Vraag u af: Wat kan ik doen? Wat is nu de eerste oplossing? En denk niet dat ge daarbij fouten maakt van uit het standpunt van de Eeuwige. Want al zal een mens misschien later uw oplossing veroordelen, ge hebt daarmede voor uzelf de ervaring gewonnen, die gij noodzakelijkerwijze moet meebrengen om geestelijk verder te stijgen.

Zeg ook niet, dat uw leven u geen gelegenheid laat tot geestelijk werk; of dat het geestelijk werk u geen tijd laat om uw stoffelijke taak te vervullen. Want deze beide mogen niet gescheiden zijn, zij moeten samenwerken.

Wanneer ik in de stof iets bouw, zo zal ik in de geest meebouwen. En de kracht van mijn stoffelijke inspanning is gelijktijdig. De rijkdom van mijn geest. Maar wil ik afzonderlijk geestelijk bouwen, beide bouwsels (het stoffelijke en het geestelijke) worden bedreigd.

Denk nimmer dat ge in uzelf God kunt vinden en daarmee een einddoel bereiken. Want door het lot waarin ge hier leeft, de keuze die ge eens hebt gedaan, zult ge eerst de geestelijke bewustwording en wijsheid moeten vinden waarschijnlijk in een andere wereld en dan pas zult ge misschien eens de werkelijkheid van uw God dagelijks kennen.

Hier begint de eenvoud, waarover mijn voorganger sprak. Niet wat ik morgen zal doen, maar wat ik zo dadelijk zal doen, is de vraag die ik het eerst moet beantwoorden. Niet wat ik over 5 weken zal doen, maar wat de dag van morgen is, is hetgeen ik het eerst moet afhandelen. Wanneer ik zo werk, ben ik sterk en dan groeit in mij een verbondenheid met het lot, met. deze keuze, die ik heb gedaan. Een volkomen eenheid, waarbij mijn geest uit elke stoffelijke handeling en ervaring voor zich nieuwe waarden en krachten puurt.

De achtergronden van de mystiek zijn hetzelfde. Ik kan mij natuurlijk verdiepen in het mystiek beleven van het Hogere. Ik kan ondergaan in een oceaan van lichtende krachten en ik kan trachten deze oceaan in mij op te nemen. Maar evenmin als een kind met een stukje speelgoed een zee kan vatten, kunt gij de mystieke werkelijkheid omvamen en in uw eigen wereld stellen. Ge kunt er slechts krachten uit putten.

Alle mystiek en mystieke beleving is een vlucht van het “ik”, niet om blijvend hoog te zijn, maar slechts de vlucht van het “ik”, dat zich verfrist en krachten haalt en deze krachten doet nederdalen in de eenvoud van het stoffelijke. Zeg niet, dat een mystieke beleving of een mystieke bestreving ooit kan zijn een ontvluchting van de werkelijkheid. Er zijn mensen, die mystiek dachten en streefden. Zij hielden gesprekken met hun God, zij waren één met de engelen der sferen en trokken zich terug uit het stoffelijk leven. En ziet, terugkerend tot de geest moesten zij ontdekken dat zij hadden gefaald. Want al hadden zij leren kennen verre landen van hooggeestelijke en lichtende kracht, de sleutel die de poort tot die landen opent hadden zij vergeten.

Leef de eenheid met al het hogere, waarvan gij droomt; maar leef die eenheid slechts in de krachtbron. Als ge denkt dat uw God of een geestelijke kracht of meester u onmiddellijk bijstaat, puur daaruit krachten voor uzelf, maar tracht niet om steeds in dat andere te leven. Degene, die mij deze lezing heeft voorbereid, gaf mij daarbij een aardig beeld, dat ik zal trachten in woorden om te zetten.

Dichter staat men bij het hoge doel en bij de werkelijkheid, wanneer de snaren klinken en de fluit speelt, wanneer het hart vreugdig is en de bokaal wordt geheven, dan in de eenzaamheid. Want in de volheid van het leven ligt de mystieke werkelijkheid verborgen en niet kan het leven vanuit een hoger mystiek besef beheerst zijn. En hij zeide mij: Ziet, velen die feest vieren en schijnbaar lichtzinnig door de wereld gaan, leren voortdurend en zij scheppen voortdurend het goede. En zij kennen hun ogenblikken van verrukking en eenheid met het Hogere, maar zij blijven dansen in de wereld.

Gelooft ge niet dat als er een vorst is in de hemelen, dat hij hun, die voor hem dansen dankbaar zal zijn. Maar dat hij hen, die met plechtstatigheid trachten hem te tonen, hoezeer zij hem gelijk zijn, zal uitlachen en verachten, zoals de mens de aap die zijn gebaren na-aapt?

Er zijn vele punten in de mystiek en in de esoterie, waarbij wij geneigd zijn de werkelijkheid achter ons te laten. Laat ons simpel terugkeren tot wat wij op aarde moeten zijn.

Een mens, die op aarde leeft, is geest gebonden in stoffelijke vorm. Kracht der geest gehuwd met kracht der materie. En deze zijn een twee-eenheid, tot het voorbestemde ogenblik van scheiden, waarop de geest verzadigd zegt tot de stof: Ziet, leeft gij verder in het levende en laat mij gaan in het bewustzijn en de gedachte, waaruit ik ben voortgekomen. Zo zijn wij in eenvoud stof en geest. En wie een God dient met zijn gedachten, zal Hem moeten dienen met zijn lichaam. Soms lijkt dat overdreven. Maar de oude priester, die mij het beeld gaf, dat ik u tracht voor te leggen, sprak als volgt:  Is het niet beter te bidden tot stenen goden, opdat het hart de ware Godheid beroert. Dan in rede te zeggen: Dit is slechts steen en daardoor het contact met de eeuwigheid te verliezen?

Het beeld van de God, Die je dient, het beeld van de taak, die je je stelt in het leven, kan abstract zijn, maar hij is nooit je werkelijke persoonlijkheid. Je werkelijke persoonlijkheid is dit voor jezelf haast onverbrekelijk verbonden mengsel van stof en geest. En daarom moet je ook wanneer je zoekt naar het magische, naar de macht a.h.w. beseffen dat zij is gebouwd uit stof en geest.

Wanneer ik met mijn gedachten de demon niet vrees en mijn lichaam siddert voor hem, zo ben ik toch zijn slaaf. Daarom mag ik nooit een kracht wekken, die groter is dan ikzelf. Maar omgekeerd mag ik nimmer trachten mijn eigen krachten en mogelijkheden te onderdrukken, alleen omdat ik de consequentie daarvan vrees.

Ga in uzelf en denk na. Gij zijt stof. Stof heeft hersenen om de ervaringsbeelden vast te leggen. De materie ontmoet de materie en vormt de materie uit de gedachte. Maar de geest, die gij zijt, is ook geest met krachten van de geest. En er kan geen mens leven op aarde, die niet gelijktijdig de taak tot stoffelijk beleven en vormgeven en de taak tot het beleven van geestelijke krachten is opgelegd.

Hoe nu deze geestelijke krachten te zien? De geest leeft uit haar eigen wet. We krijgen kracht; en deze kracht is niet in overeenstemming met het stoffelijk gekende. Zij ligt buiten het gebied der rede. Het is een wereld, die geen volgorde kent van tijd en ruimte zoals uw eigen wereld. Ze kent krachten, wier trillingen zo hoog zijn, dat zij zelfs onvoorstelbaar zijn voor hen, die de hoogste trillingen van de stof reeds kunnen meten. Maar die kracht leeft in u; die trilling is er, dat vermogen is er. Nu stelt ge de rede terzijde.

Niet voor de resultaten in de stof, want dat is uw stoffelijk werken. Maar het gaat om het gevolg in de materie, daar zult ge zelf mogen constateren en redelijk zijn. Maar waar het gaat om het hanteren van de krachten van de geest, daar zal de rede moeten stilstaan en daarvoor in de plaats moet de zekerheid komen.

Ook ik ben deel van hoge Lichte wereld ook in mij bestaat de kracht, waarmee ik scheppen kan. En zo ik niet voor mijzelf vraag maar voor het Al, zal heel het Al, dat mijn geest beseft, zich uiten voor mij en door mij spreken, handelen en zijn werken doen.

Een vreemd woord misschien, maar onze goede Meester zeide mij: Gij allen, gij tracht de mens te leren naar uw denken te leven. Maar de mens kan niet leven naar uw denken of naar uw geestelijk weten; hij kan slechts leven naar wat hij is. Zeg daarom die mens dat wat gij suggestie noemt en in feite een vorming is van werelden, die na aan de stof verwant zijn, dat werkt in uw wereld direct en onmiddellijk uit.

De suggestie kan de mensenogen laten zien wat niet is. Zij kan een lichaam pijnen doen vergeten, die werkelijk waren. Ja, zij kan de gang der ouderdom stilzetten, zij kan een ogenblik, de jeugd doen terugkeren en zij kan de droefenis veranderen in vreugde. En toch is dit slechts een gedachte, meer niet. Maar wie op die gedachte vertrouwt en bouwt uit die gedachte, die maakt een werkelijkheid. En dit is slechts de geringste kracht, die men bezit. Want suggereert niet elke mens zichzelf iets te zijn? Zoals de proever, die aan de tafel van de vorst staat en zegt: Wee degene, die gif gebruikt. Want ik, die proef, zal sterven en mijn vorst zal geen zekerheid meer hebben”. Maar de vorst glimlacht; want zoveel onderdanen als er zijn, zoveel voorproevers bezit hij. Zo is het nu met ons. Wij zijn geneigd te denken: Wij zijn uniek en onmisbaar. En wij beseffen niet, hoe onbelangrijk wij feitelijk zijn. En die onbelangrijkheid juist is onze grote kracht. Want ik heb vermogen. Ik heb geestelijke kracht in mij, en zolang ik geest en ook in de stof ben behoud ik die kracht. En als de geest kan uitgaan buiten de tijd. Waarom zou ik mij dan als de voorproever vastklampen aan de functie van het stoffelijle redelijk bestaan van het ogenblik? Maar ik heb ook een eis te stellen.

Wanneer mijn geest uitgaat over ruimte en tijd, moet dat, wat zij mij brengt aan weten, ook bewezen zijn. Elke mens, die leeft, bezit de volgende gaven krachtens de geest, die in hem bestaat. Hij is als geest onafhankelijk van ruimte en tijd, want dit is eigenschap van de geest, die redelijk bewust is, hij bezit de kracht om alle vermogen van de geest om te zetten in kracht van de stof. Hij bezit het vermogen om het menselijk denken beperkt als het is te maken tot een voertuig van de geest en dat zelfs stoffelijk begripsvermogen verheft naar de hogere werelden, van waaruit men veel kan overzien wat voor mensenogen en mensen denken gesloten blijft. De geest kent werelden van licht en van vrede. Alle vrede, alle kracht, alle bewustzijn en licht, dat in de sferen bestaat, waarvan ge deel uitmaakt, kunt gij brengen in de stof als een gevoel; maar een gevoel, dat wordt tot een pulserende kracht, die de zenuwen vult, die het bloed rustiger en gestadiger doet stromen, die handen die sidderen, vastmaakt en ogen hun veerkracht weergeeft, tot ze schouwen, dichtbij en ver met onvergelijkelijke helderheid. Gij bezit in uzelf de kracht van de geest om u waarlijk te verbinden met een ander. Want de geest die harmonisch is met een ander, deelt met die ander zo hij wenst alle dingen; alle beelden van het verleden, alle gedachten. Er is geen enkel voorbehoud, behalve dat wat door gebrek aan volledige harmonie wordt gemaakt.

En zo hebt gij op aarde dezelfde mogelijkheid. Indien gij uw geest doet werken op de juiste wijze, zo deelt gij geestelijk alle dingen. En ziet, gij zult in de stof zijn als een, uw handen zullen de taak verrichten en opdragen zonder dat gesproken of gedacht wordt, want ge zijt één; het zijn vier handen van een denken. En uw voeten zullen gaan, en het zal zijn, als of er vier voeten zijn en slechts een wil. En dan behoeft gij die harmonie niet te beseffen, want soms kan de wijzere, de lichtere de onbewuste benaderen. Hij kan dit geestelijk contact tot stand brengen en hem dragen eenvoudig door a.h.w. de geestelijke harmonie, die de ander nog niet beseft, in zijn leven te doen doordringen en een juiste wijze van denken en handelen te doen ontstaan, waaruit eens die ander zichzelf beseft en beantwoordend aan de harmonie. uit zichzelf nu de vrije eenheid vindt, die noodzakelijk is. Geestelijk leven en geestelijk werken, worden zo vaak hoog aangeslagen. Maar is het niet waarlijk zoals de ouden zeiden: De koopman, die mij wind verkoopt, bedriegt mij en verrijkt zichzelf. De mens, die zichzelf de gedachte van geestelijke wijsheid verkoopt maar haar niet daadwerkelijk kan uiten in zijn eigen bestaan, bezit die eigenlijk wel iets, bedriegt hij niet zichzelf? Betaalt hij daarvoor soms niet een hoge prijs?

Gij allen en het zou moeten gelden voor allen, die mens zijn gij zult moeten weten; wat ik ben en wat ik doe (dus menselijk denken, voor zover het mijn geestelijk streven betreft en veel van de menselijke gedachten), is onbelangrijk. Verlopen in de tijd, als zand dat door de vingers glijdt. Maar wanneer er een klein stukje goud zit in dat zand van de vele gedachten, blijft het achter; een bezit. Niet de veelheid van wat ge leert en van wat ge behoudt is belangrijk; maar belangrijk is, dat de werkelijke waarde, die erin schuilt, voortdurend kenbaar met u is.

Wanneer ge u beroept op de geest, waarin gij gelooft en zij helpt u niet, dan zijn er maar twee mogelijkheden; of gij gelooft niet juist en waarlijk of de geest bestaat niet. Want gelooft gij aan die geest en is die geest werkelijk, dan zal zij u kunnen helpen. Ik wil u ook nog wijzen, zo zegt onze vriend, op oude gebruiken, die juist voor degene, die zich bezighoudt met esoterie zowel als met magie, een zekere richtlijn inhouden.

Wanneer in de oude tempels van de godin van de maan en van de zonnegod een mens in de kleuren van het zilver en het goud de krachten van de goden wilde ontmoeten, zo ging hij en bood zichzelf aan als gave. Maar hij stelde daarvoor slechts een eis; dat hij nu ook de kracht van de zon of van de maan zou zijn.

En dan lacht men in deze dagen vaak over deze magiërs, deze esoterici in de oudheid.

Ingewijd in het begrip eenheid met hogere kracht, volbrachten zij dingen, die nu onvoorstelbaar zijn en die men in het menselijk denken tracht te ontwijken. Want als ik mij geef aan mijn God, aan een lichtende, voor mij positieve kracht en ik stel geen eisen behalve die ene: Ik wil de uiting van Uw kracht zijn, dan ontstaat er een perfecte harmonie, die door geen menselijke rede of wetenschap kan worden beperkt of verklaard.

Dan leeft de kracht van zo’n hoge geest in een mens.

De christenen zeggen, dat Jezus God op aarde was. En zij hebben dit verklaard als een mirakel. Maar het was eenvoudiger; de mens aanvaardde zijn God en vroeg voor zichzelf niets. En ziet, de kracht van zijn God was in hem; zo onbeperkt als hij zich gaf, zo onbeperkt sprak de hoge Kracht in hem.

En dit nu zult ge moeten onthouden en beseffen. Want indien ge voor uzelf iets eist, zo gaat ge een handel aan, een overeenkomst met hoge geest of lage demon. Er zijn demonen die u zoals in oude legenden misschien rijkdom kunnen verschaffen, en er zijn demonen, die u bijzondere gaven kunnen geven. Maar ge vraagt voor uzelf en daarvoor moet ge betalen. Uw levenskracht en levensvreugd en zelfs uw vrijheid van handelen verliest ge daarmee.

Wie een verdrag wil sluiten en voor zichzelf eist uit de geest, beneemt zichzelf de vrijheid en het leven. Maar wie zich geeft aan het Hogere en toch wil leven in zijn eigen wereld als deel van het Hogere, die brengt dat volledig tot uiting.

De grootheid van een vorst komt op twee wijzen tot uiting, zong een oude dichter, want groot is de vorst, die met zijn strijdwagens en zijn geweld staten onderwerpt en legers verbrijzelt. Maar groter nog is de vorst, die geeft en in zijn geven schept de vreugde en de vrede, tot allen gelukkig zijn uit zijn gaven. Dit geldt voor de magiër en voor de esotericus.

Ge kunt uittrekken en met uw kennis en uw weten de onbekende gebieden van het mystieke en het occultisme overwinnen. Gij kunt. heersen; en misschien zult ge groot zijn. Maar de waarlijk groten zijn zij, die leren te schenken zonder voorbehoud en voortdurend. Niet met een eis of een doel, “ik” alleen omdat zij één willen zijn met de grote Kracht.

Hier aarzelt mijn herinnering aan het beeld mij gegeven om u voor te leggen. Want hier komen de beelden als een volgorde van manipulaties, rituelen en van uitdrukking. En ik weet dat als ik ze u zo voorleg, u ze niet zult misverstaan. Maar indien gij de juiste houding vindt, het juiste gebaar, de juiste daad en uw geest daarbij in het Hogere uitzendt, zo wordt dit op zichzelf onbelangrijk gebeuren tot een manifestatie van hoogste Kracht.

Er zijn sferen van licht, waarin de bewuste geesten leven. En deze bewuste geesten bezielen vaak de mens, wanneer hij aanvaarden kan. Misschien beseft ge wat ik wil zeggen. Dat wil niet zeggen dat gij plotseling in staat zijt om de taken van alle mensen over te nemen; maar dat wil zeggen, dat ge nu zelf de taak duidelijk ondergaat, dat ge kracht hebt om haar te volbrengen. Steeds weer zult ge u gedwongen voelen om het juiste ritueel, het juiste woord, de juiste bezwering in uzelf te herhalen, zoals men eens zong:

Gij, Heer van Licht, Die leeft in zon en in de bliksem, daal tot in de tempel, spreek in mij Uw bliksem, leen mij Uw licht, opdat Uw grootheid zij geopenbaard.

Drijf mij, maar laat mij toch mijzelf blijven. En dan koos de mens, die zo gebeden had, een taak. Sommigen gingen uiten deden wonderen. Evenals de helden met de bijbel en andere historiën gingen zij uit en sloegen water uit de rotsen, zij wekten doden op en genazen zieken; zij drongen door in de geestelijke duisternis der mensen en brachten hen naar het licht, zodat zij weer konden leven en ademen in hun eigen wereld. En zij deden het, omdat het licht van Bel in hen was. Zo werd mij het beeld getoond en meer nog.

Alle dingen hebben hun eigen band, hun eigen sympathie. Er is geen voorwerp dat niet straalt, er is geen enkel stukje materiaal dat niet een eigen straling heeft en vaak zal degene, die in zich het bewustzijn draagt, ontdekken: dit materiaal vult aan wat mij tegemoet straalt uit een mens, uit een dier of uit een plant. Breng die tezamen en het tekort is weg. En zo zullen zij beginnen met kruiden te geven en magische rituelen te gebruiken, waarbij mens en dier, of mens en mens in aanraking komen. Dan gaan zij beseffen; het gaat niet om het metaal maar om de straling. Wanneer ik weet wat een mens nodig heeft, dan hoef ik hem immers niet de stof te geven, wanneer hij behoefte heeft aan de geest.

Zo waren er in de oudheid reeds mensen sterker dan alchemisten, want zij maakten waarlijk goud. Niet het menselijk goud, waarmee wordt betaald. Maar zij wisten dat goud soms noodzakelijk is voor een mens, dat het zijn lichaam harmonisch kan maken en zij vonden in zich de stralende kracht van het goud en bouwden deze op uit hun gedachten, zij wierpen dit op de mens en hij was gezond. De starheid en stramheid van zijn leden was verdwenen en hij was jong en levendig als een dier, dat voor het eerst in de wei komt; zonder het stoffelijk goud. En anderen hadden een tekort aan arseen en de uitstraling van arseen werd gegeven. En ziet, zij werden gezond. Zo ging het met alle stoffen, met de planten, met de dieren. Want de uitstraling, zo wisten zij in de oudheid, is belangrijk.

Wij leven allen in contact met onnoemelijk veel planten, dieren en voorwerpen, om niet te spreken van de mensen, die rond ons zijn. Welnu, elk van hen straalt iets tot ons uit en als wij leren te voelen waar een tekort is ook al kunnen wij dit niet met een gedachte omschrijven en wij kunnen dit tekort uit onszelf aanvullen, dan scheppen wij in de ander harmonie. Stoffelijk en misschien geestelijk reeds scheppen wij van uit onszelf harmonie met anderen. En zo klimmen wij in het bewustzijn van de velen, aan wie wij geven, op naar een nieuw weten; een wereld, waarin de harmonie der straling voor ons een bewust ervaren is geworden. En dan zegt gij, dat ge in een wereld zijt gekomen van licht, van kleur en van straling, zoals wij in de Orde altijd hebben gezegd. Maar zij van grote Broederschap zeggen: Dit is de wereld, waarin alles zijn plaats heeft gevonden. Want alle trilling, alle straling, alle kracht en elk beeld zijn samengevloeid en er is een onverbrekelijke harmonie, waarin men zelf leven kan.

Zo wordt mij dit beeld getoond en gegeven. Een ieder, die oprecht wenst en wil, die oprecht gelooft, kan de eenheid met het Hogere verwerven. Maar dan kan ook een ieder, die dit oprecht wenst, dit met heel zijn wezen wil en gelooft, dit begrip van stralingseenheid, van stralingsharmonie rond zich leren bevatten. O, het is traag. Want langzaam eerst moet men leren, als door ervaring, de instelling te vinden. Het menselijk denken is soms traag, maar men kan het bereiken.

En hier wordt dan de synthese gegeven van magie en esoterie, van occultisme en normaal menselijk leven.

Harmonie en evenwicht is de wet, waaruit alles groeit, waaruit alles voortkomt en a.h.w. zich langzaam maar zeker vormt tot volmaaktheid. En zo kunt ge ook, indien ge wenst, leren. En zeg dan niet: Ik wil weten wat het stralingstekort is van een mens, want dat zijn geleerde woorden. Maar vraag u af: Wanneer ik de mens zie, wat komt er op mij af, wat is is hiervan te voelen, wat is het tekort. En denk het u in een woord, in een begrip of in een kleur, denk aan een deel, waarvan ge innerlijk een rijkdom bezit, vorm het en zend het met uw gedachten naar die ander toe en bevestig het met uw wezen. Dan hebt ge de harmonische vorm gevonden van bewustwording, de grote Eenheid, die eens zal moeten bestaan. Wanneer alle krachten van de stof en alle krachten van de geestelijke werelden terugvloeien tot de grote Eenheid.

Wanneer uw hart spreekt tot de wereld, wanneer uw wezen en uw denken de eenheid zoeken met die wereld, dan zal die eenheid voor u werkelijk zijn. Met volgens het stoffelijk begrip dat gij u vormt, maar in de innerlijke vervulling van uw wezen.

En dit, is de grote les. Want zoals zij in de Broederschap een ogenblik niet meer zichzelf willen zijn en slechts willen zijn uitdrukking van het Hoge, het Witte, dat zij kennen en dat zich als een zee over hen uitstort, die eenheid, zo kan een ieder in het kleine de hogere Kracht beleven.

Grijp niet naar de goden, die gij niet kent. Maar wanneer gij iets goeds kent al is het maar een gedachte of een woord, dan heeft het zijn weerklank in het Hogere. Laat het in u klinken tot een beeld, een begrip wordt. Zend het van u uit en het keert versterkt uit de oneindigheid, tot u terug. En wanneer ge weten wilt, hoeveel ge een ander kunt geven, zo laat het in uzelf groeien en zend het die ander toe. En ziet, het is alsof hij plotseling voor u volmaakter wordt.

Want slechts als de ander, door hetgeen ge hem aan gedachten zendt, op u een volledige indruk maakt, is er een waarheid. Dan kunt gij geven. En is uw gave niet voldoende, hebt ge een andere, probeer dit. Maar geef uit uw denken, geef uit uw leven. Laat de nuchterheid van de rede terugtreden voor het begrip der harmonie. En wanneer ge de harmonie in u beleeft en haar uitzendt en het ogenblik van handelen is voorbij, schouw dan met mensenogen en ge zult zeggen: Welk wonder is aan mij volbracht.

Een laatste punt, een laatste beeld nog wordt mij hier door Heer Adek getoond. Dit is het werk van de Witte Broederschap; en hij gebruikt zijn beelden, en niet de onze. Maar als ik het vertaal is het ongeveer als volgt.

Een eeuwigheid bestaat uit saam gevlochten linten van velerlei kleur. Hij, die het koord kent in al zijn kleuren, bouwt aan de toekomst. Hij vlecht a.h.w. de losse delen samen tot zij een geheel worden.

Dat is de taak van de Witte Broederschap, die zij op zich neemt en die zij volbrengt op een wijze, waarvoor gij zoudt huiveren. Want soms sterven vele mensen, omdat de Witte Broederschap ingreep; en soms trekt zij zich terug voor menselijk geweld, wanneer gij zoudt menen dat zij zou kunnen redden. Maar zij weet; alles moet afwisselen. Niets kan altijd gelijk blijven. De vele kleuren worden voortdurend dooreen gestrengeld en slechts wanneer het een kleur is, die zij beheersen, kunnen zij handelen.

Zoek niet in uzelf de ongebroken continuïteit van een bestreving, maar laat steeds in u datgene wekken, wat nu behoort tot het heden. Laat het in u klinken en vraag u af: Heb ik een antwoord daarop? Hebt ge een antwoord, dan is het uw taak. Zo vormt ge de toekomst voor uzelf en voor allen, die behoren tot uw wereld. Maar indien gij eist: Dit is mijn taak en waarheid en geen andere zal er zijn, dan zal het licht van heden het licht van morgen doven; dan zal de kracht van heden de uitputting en zwakte van morgen betekenen.

Daarom, vraag u af, hoeveel dingen er in uw leven zijn en laat ze alle afwisselend spelen, terwijl ge voelt: nu is het de tijd. Want wanneer gij voelt; dit is de tijd en ge zendt uw geestelijke kracht uit, dan vindt gij de stoffelijke mogelijkheid en de stoffelijke daad, dan vindt gij de stoffelijke belangrijkheid, niet volgens redelijke beelden, maar voortvloeiend uit een voor u redelijk niet te begrijpen noodlot misschien. En dan bouwt ge daad na daad aan uzelf, aan uw innerlijk begrip, aan de eenheid en broederschap van allen. En daardoor alleen door dit steeds streven met de kracht van het heden, gericht op de eenheid en de voleinding der dingen zult ge waarlijk, magisch, esoterisch en menselijk slagen.

Hoe meer één gij kunt zijn, hoe meer ge kunt schenken. Hoe meer kracht en harmonie, hoe groter en sterker gij zult zijn. Hoe beperkter gij zijt in uw denken en in uw daden, hoe moeilijker het u zal zijn voort te gaan.

Dit zijn achtergronden, meer niet. Ook voor u geldt dus in dit tweede gedeelte: denk er over na. Laat de invloed een ogenblik op u doorwerken. Laat de beelden eens opnieuw in u rijzen en vraag u af; Wat kan ik daarmee doen? Want dit is het voetstuk, waarop wij het beeld van een bewuste, een lichtend levende mens kunnen bouwen. De mens, die wij zelf kunnen zijn. De geest, die wij behoren te zijn en de ware eeuwigheid, waarvan wij deel uitmaken.

En hiermede, zijn wij voor deze maal aan het einde gekomen. Een volgende maal zult ge misschien meer interessante stof krijgen. Maar die stof kan u nooit verder helpen, indien gij niet begint met wat u heden is geleerd. Misschien zult ge zeggen: Belangrijk is dit. Maar belangrijk wordt het pas, wanneer ge beseft dat ge vandaaruit moet voortgaan met werken.

Al wat ge zult horen over magie, al wat ge zult horen over innerlijk streven en ritueel heeft slechts zin, Wanneer het wordt gebaseerd op het persoonlijk erkennen, waaruit het “ik” kan compenseren daar, waar een tekort is en dat het “ik” kan aanvaarden, waar een teveel is. Zo kan eenheid worden geschapen, waarin alles zijn juiste plaats heeft, waarin alle mogelijkheden en krachten verstrengeld zijn tot dat Ene; de kosmische waarheid, waaruit wij alleen kracht kunnen putten en waarin alleen het bewustzijn bereikt wordt.

Geen verder afscheid, voor deze maal. Verontschuldig mij, als ik misschien met deze wat onbelangrijke woorden afscheid moet nemen. Maar mijn wens vergezelt u, dat gij al wat gebracht zal worden soms misschien zelfs door Meesters, die meer zijn dan de hogeren in onze Orde zult aanvaarden en verwerken en dat ge niet zult zeggen; dit gaat mij te ver of te hoog. En zo ge niet kunt aanvaarden of beleven, onderga voor een ogenblik en vergeet; want dan is dit niet voor u bestemd.

image_pdf