24 juli 1968
Aan het begin van deze bijeenkomst, weer de gebruikelijke waarschuwing. Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Denkt a.u.b. zelf na, trek zelf uw conclusies en, zo u een conclusie getrokken meent te hebben, breng het in de praktijk. Ons onderwerp van vandaag is: De achtergronden van het occultisme.
Het occultisme betekent, zoals u weet, het duistere, het verborgene. De mens heeft de gewoonte in alles, wat duister en verborgen is, iets bijzonders te vermoeden. De meeste mensen kunnen zich niet realiseren, dat bv. de kennis van de mens t.a.v.de natuur, omgeving en zelfs eigen persoonlijkheid en wezen, maar een betrekkelijk klein deel van het geheel omvatten kan. Voor de rest kent hij geen vaste wetten en vaststaande kennis, geen wetenschap. Wel heeft hij vele gevoelservaringen die hij langs redelijke weg niet geheel kan verklaren. Deze gevoelservaringen plus de mogelijkheid daarvan ook in de praktijk gebruik te maken vormen dan eigenlijk het occultisme.
Wij mogen dus stellen, dat de achtergronden van het occultisme tweeledig zijn. In de eerste plaats: De wereld omvat aan verschijnselen en mogelijkheden meer, dan door menselijk zintuiglijke of zelfs met instrumenten vaststelbaar is. In de tweede plaats: De mens reageert emotioneel op het geheel van zijn milieu en niet slechts op die delen ervan, die voor hem zintuiglijke en redelijk kenbaar zijn.
Dit is dan de basis, maar wanneer ik het onverklaarbare moet verklaren, ga ik onwillekeurig filosoferen. De mens heeft dit altijd gedaan. Hij heeft zich een voorstelling gemaakt van de wereld – men heeft mondiaal-centrisch gedacht – en al denkt men tegenwoordig wel wat meer kosmisch, zo heeft men toch lange tijd de zon als het middelpunt van het Al beschouwd, toen men besefte dat de wereld zelf dit middelpunt niet kon zijn. Dergelijke stellingen kwamen dus niet voort uit bewezen feiten maar werden aan de hand van veronderstellingen en voor bepaalde verschijnselen en inzichten gezochte verklaringen opgesteld.
Wanneer ik ten aanzien van het buiten het normale liggende – het duistere – moet trachten een verklaring te vinden, wat ik wel moet doen, – wanneer ik mijzelf niet tevreden kan stellen door te zeggen, dat er niets is, – zal ik verklaringen en stellingen ontwerpen. Deze stellingen kunnen geheel verkeerd zijn. Het zijn in feite werkhypothesen, punten waarvan je uitgaat, omdat je tenminste iets wilt proberen. Een dergelijke werkhypothese kan dan allerhande werelden en sferen poneren, zij kan de bezieling van al het levende stellen enz. . Maar als wij eerlijk zijn, moeten wij toegeven, dat zelfs het bestaan van een God in feite slechts een soort werkhypothese is. Wij geloven erin, maar om te bewijzen dat die God ook werkelijk bestaat, is heel iets anders.
Wij staan dus in feite met onze emoties tegenover het stoffelijk onverklaarbare en vinden daarvoor dan toch een soort verklaring. Een dergelijke verklaring kan bv. een soort hiërarchische opbouw omvatten, waarbij vanuit een goddelijke wereld, bijvoorbeeld omringd door een lichtsfeer, van waaruit als een spiegeling de archetypen voortkomen enz., omvatten, en mij zo de mogelijkheid geven mij een beeld te maken van het onkenbare en mij de gelegenheid geven mij te beroepen op onzichtbare krachten. Deze krachten geeft men dan namen. Of deze krachten en hun namen reëel bestaan, weet ik niet. Maar ik weet wel, dat er wanneer ik van bepaalde klanken en door mij als krachten omschreven waarden gebruik maak, er iets gebeurt. Dit iets is niet slechts een emotionele verandering in mijzelf. Ik zie ook resultaten, die naar buiten toe, in de normale menselijke wereld, kenbaar zijn.
Nu kun je trachten zoiets redelijk, menselijk logisch, weg te verklaren door een beroep te doen op datgene, wat wij zeker en als bewezen menen te weten. Maar dat gaat niet altijd. Steeds weer treffen wij hiaten aan, waardoor men dan meent te moeten zeggen: de regels, die ik ken, zijn wel juist, maar dit is nu toevallig een uitzondering op de regels. Waarbij men vergeet, dat het optreden van vele gelijksoortige uitzonderingen op de regel aantoont, dat er een regel moet bestaan, welke dezen omvat. En wanneer je deze regel niet kunt vinden, geen menselijk logische benadering kunt vinden, wat dan? Men grijpt ook hier dan, zelfs vanuit een materialistisch standpunt, naar een verklaring, die kennelijk slechts en rationalisatie is. Of wij nu uitgaan van de magie of zoeken in dingen die dichterbij liggen, zoals spiritisme, rozenkruisenleer, steeds weer worden wij in feite geconfronteerd met een rationalisatie. Maar altijd weer is het een rationalisatie van menselijke gevoelens, plus vanuit menselijk standpunt niet geheel verklaarbare feiten.
Waarmede wij een volgend punt hebben geconstateerd en dus een stap verder kunnen gaan.
Wanneer ik de kosmos benader vanuit mijn gevoelens en daarvan een voorstelling heb, kan ik vaak iets tot stand brengen, ook al weet ik niet helemaal wat ik in feite doe. Ik zal trachten u een vergelijkend voorbeeld te geven. Stel u voor, dat u niets af weet van elektriciteit. Wel weet u dat, wanneer u aan een knopje draait, het licht kan gaan branden. U meent, dat dit gevaarlijk kan zijn. Om uzelf gerust te stellen, zult u bv. een beschermende spreuk gebruiken. De neiging om zich tegen het onbekende te beschermen door klanken of gebaren, is haast elke mens eigen.
Ik zeg dus bv. Mumbojombo. Dit woord betekent of doet niets, maar stelt mij zover gerust, dat ik het knopje om durf draaien en zo licht weet te maken. Wat hebben wij nu in feite? Een magisch ritueel, en naarmate dit ritueel meer gebruikt wordt, zal in mijn ogen – en die van anderen – Mumbojombo de kracht worden, die je aanroep, om licht te brengen. De handeling wordt in het menselijk denken ondergeschikt aan het gebruik van de spreuk, de aanroeping. Vele waarden, dingen, gebruiken van de mens berusten op iets dergelijks. Maar het voorbeeld maakt duidelijk, dat, al zijn de namen die men gebruikt, niet van werkelijk belang, maar hetgeen daardoor voor de mens mogelijk wordt, dit wel kan zijn.
Het zal u bekend zijn, dat de mens middels emoties e.d. – waarbij middelen als aanroepingen enz. een rol kunnen spelen, – in een toestand van emotionele opwinding kan geraken, waarbij de wereld anders dan normaal wordt ervaren en gezien. Denk eens aan de jongelieden van heden, die, wanneer zij high zijn, geluiden anders horen, kleuren anders zien, de tijd als een andere waarde ervaren en de vele andere verschijnselen en ervaringen, die in een dergelijke toestand voor hen mogelijk blijken te zijn. – Tussen haakjes, grijp liever niet naar deze middelen en procedures, daar zij je in een andere toestand brengen, waarin je niet meer op je normale wereld, leven en ervaren terug weet te grijpen, zodat het nogal eens riskant kan zijn.
Soortgelijke veranderingen van waardering, emotie enz. kan men overigens ook door bv. geluid tot stand brengen. U komt dan in een stemming, waarin u de wereld anders ziet. Denk als eenvoudig voorbeeld eens aan dat diner bij kaarslicht, waarbij het klagen van een zigeunerviool de omgeving een ongekende romantiek verleent en aan de spijzen een ongekende geurigheid die zij in feite geheel niet bezitten. Maar de inwerking van het geluid, de wijze van belichting enz., vormen een soort emotionele triggerreactie, er springt a.h.w. iets van de rede los, waardoor de eigen reactie en waardering voor milieu enz. een geheel andere wordt.
Zolang men zoiets doet in een meer normaal milieu, zelfs in een restaurant, blijft de vertekening in de persoonlijke sfeer en is er in feite niet veel gebeurd. Maar stel u nu even voor, dat ik iets dergelijks in een kerk doe. In die kerk zitten gelovigen. Deze mensen geloven iets vast, zij denken daaraan. Nu valt door het samengaan van muziek, geuren, kleuren, de grens van de reële menselijke wereld weg. Er is voor die mensen geen redelijk begrensde werkelijkheid meer.
Er is voor het ik een onbegrensde reeks van mogelijkheden. Men durft dan dingen aanvaarden, durft grijpen naar kansen en middelen, die er anders voor het redelijk denken niet kunnen zijn.
Dan kan er een “wonder” gebeuren. Is dat een werkelijk wonder? Waarschijnlijk niet. Zeer waarschijnlijk is het iets, wat mogelijk wordt gemaakt door het wegvallen van de redelijke begrenzingen van het voorstellingsvermogen door de golf van emotionaliteit, ofschoon er in feite regels en wetten te geven zijn, waardoor alles verklaard zou worden. Hetgeen gebeurt is een occult gebeuren – het beleven van iets, wat er redelijk gezien en volgens menselijk denken niet zou moeten zijn.
Onder een dergelijke invloed kan de mens opeens anders, misschien scherper gaan waarnemen en bv. u zeggen, wat u voor bankpapier in uw portefeuille hebt of zoiets. Een ander weet u opeens iets te vertellen over het horloge, dat u van een oudtante hebt geërfd en dat nu in uw vestjeszak zit. Dit klinkt menselijk gezien, vreemd. Maar wanneer wij nu eens zouden kunnen stellen, dat de mens met zijn zintuiglijk waarnemingen op een ander vlak kan beseffen? Dan mag men niet zeggen, dat de ervaring en gevolgen daarvan iets bijzonders zijn, maar kan men volstaan met de erkenning, dat naast het als normaal geldende, andere toestanden van besef, bewustzijn en waarneming mogelijk zijn. Men moet natuurlijk toegeven, dat de begrenzingen van de menselijke redelijkheid hierbij moeten zijn weggevallen. Maar deze helderziendheid, deze psychometrie worden hiermede tot normale verschijnselen, die vanuit de mens zijn mogelijkheden en wereld te verklaren zijn.
En nu het vreemde: de een verklaart dit alles middels geestelijke helpers, een ander spreekt over buitengewone gevoeligheid en weer een ander spreekt over de uitstralingen, of het magnetisme van de menselijke persoonlijkheid, die wordt opgenomen door materialen. Kortom, men geeft voor het verschijnsel, dat men als normaal wil aanvaarden, een rationalisatie. Wat waar is van de stellingen die men gebruikt, dat is onbewijsbaar. Het feit echter, dat iemand in een bepaalde toestand verkeert, prestaties kan leveren, die buiten de geldende norm vallen, en waarbij onverklaarbare prestaties geleverd kunnen worden, is wel bewijsbaar. Men heeft dit in betrekkelijk moderne instituten vast kunnen stellen. Denk daarbij eens aan de proeven van Rhine, de experimenten van de Nederlandse parapsychologen. Deze mensen hebben allen wel een eigen lievelingstheorie, maar moeten toch toegeven, dat er mogelijkheden bestaan, die buiten of zelfs boven de norm liggen.
Ik stel: hetgeen boven de geldende norm ligt en uit het normale milieu en de daarin bestaande kennis niet verklaarbaar is, noemt men occult. Dit alles is natuurlijk meer een inleiding en de meesten van u hebben hier of daar het merendeel van hetgeen ik zei, reeds eerder gehoord.
Mij gaat het o.m. om het vaststellen van de toestand, waarin je kunt komen te verkeren. Een toestand van emotie, een loslaten van beperktheid. Wanneer je de toestand van dit losgelaten zijn eenmaal bereikt, is alles mogelijk, is alles denkbaar. Maar het is altijd nog deel van het Ik, zodat men mag zeggen: de wijze, waarop de mogelijkheden bestaan, is van mijzelf afhankelijk – voor mijzelf. Want niet iedere mens denkt precies hetzelfde. Wanneer je een enkel symbool aan rond 10 mensen laat zien, zullen allen er nog wel iets anders over vertellen. Ook op voorwerpen, kleuren enz. blijkt haast eenieder eigen reacties en eigen associaties te vertonen.
U heeft een eigen wijze van uitbeelden. Wat betekent, dat de emotie voor u in uw menselijke wereld eerst vatbaar, bruikbaar zal worden, wanneer u haar om kunt zetten in eigen beelden en woorden.
Wanneer ik een naam vind, die voor mij een grote magische betekenis heeft – die mij dus emotioneel een los zijn van beperkingen bezorgt en daarmede een nieuw begrip van Zijn – is het zeer wel mogelijk, dat voor mijn buurman diezelfde naam alleen maar een belachelijk en zinloos abracadabra is. Een derde zal het gevoel hebben, dat hij iets dergelijks wel eens heeft gehoord misschien, zonder de klanken thuis te kunnen brengen. Voor het Ik heeft die naam echter een omschreven betekenis, omdat men eigen gevoelens heeft moeten omzetten in klanken, in een begrip, een denkbeeld.
Daar men de idee als mantelachtergrond nodig heeft, zal men geneigd zijn het denkbeeld verder uit te werken, tot het steeds meer van de gekende en vermoede kosmos omvat. Maar het opbouwen van een dergelijk stelsel, waar men mee kan leven en waarin men geheel op kan gaan, is zeer moeilijk. Daarom zoekt men een passende opbouw in een door anderen uitgedacht systeem. En zie nu maar waar u wilt, bij de Rozenkruisers, de theosofen of desnoods de theologen, u zult steeds weer een uitgewerkt systeem aantreffen, dat voorgeeft de gehele kosmos te verklaren en in te delen. Hierdoor wordt het de mens mogelijk emoties te benoemen, ervaringen samen te voegen in een alomvattend denkbeeld, ofschoon er in het Ik zelf geen naam of samenhang ervaren is. De rede krijgt haar mogelijkheid. Maar gelijktijdig zal men, mits men persoonlijk reageert en niet slechts aanneemt, hierdoor een soort trap kunnen bouwen, waardoor een steeds grotere uitbreiding gegeven kan worden aan eigen gevoel voor het mogelijke – dus vrijheid – eigen gevoelens van minder beperkt zijn. Men zal zo eigen mogelijkheden in de praktijk kunnen vergroten.
Het is duidelijk, dat het systeem van godsdienst, of esoterie, in feite gebaseerd is op een van trap tot trap verder klimmen van eigen beleven en besef, terwijl hiervoor een redelijke uitdrukking blijft bestaan. Men kan innerlijk wel met het Hogere contact hebben, maar zonder voorstelling daarbij speelt men het niet klaar, dit contact steeds weer te hervinden. Bijvoorbeeld, kan de mens wel trachten met God de Vader te spreken, maar waar geen voorstelling daarvan bestaat in eigen denken, blijven dergelijke contacten vaag en zonder betekenis. Jezus, als representant van God in menselijke gedaante, staat de mens nader, die kan men zich voorstellen, daarmede durft men als van mens tot mens te praten. M.a.w. Jezus is een voorstelbaar en juist daardoor ook emotioneel aanvaardbaar iets, terwijl God de Vader dit alleen wordt, wanneer men Hem humaniseert, hem in menselijke gestalte gaat voorstellen. Maar door Jezus – de mens – wordt God – de onkenbare, de vormloze – a.h.w. meer aanvaardbaar. Middels Jezus wordt de Vader benaderbaar. Op soortgelijke wijze zal men, van trap tot trap, kunnen komen tot het aanvaarden, bereiken, hanteren van minder menselijke waarden, middels de systemen, die men magische, esoterische e.d. training noemt. De mens leert zijn eigen werkelijkheid te verlaten, te verruilen voor een soort zelf beleefde werkelijkheid, die weinig of niets meer met zijn normale werkelijkheid heeft te maken.
De vraag is nu, waarom de mensen zo graag uit hun eigen werkelijkheid vluchten. Men zou zo zeggen, dat er in de z.g. werkelijke wereld van de mensen reeds problemen genoeg bestaan, zodat er geen redenen zijn om zich moeilijkheden omtrent andere werelden en mogelijkheden op de hals te gaan halen. Zoals de mens in zijn menselijke wereld reeds meer dan voldoende wetten en regels kent, zodat er toch geen noodzaak zou bestaan te zoeken naar goddelijke of kosmische regels en wetten. Ik meen te mogen stellen, dat de oorzaak vooral ligt in het feit, dat de doorsnee mens niet geheel tevreden is met zichzelf en met zijn leven. Het waarom is niet geheel duidelijk te omschrijven. De een zoekt een andere werkelijkheid misschien, omdat hij meent te kort te schieten, of omdat hij zich schuldig gevoelt; de ander alleen maar, omdat er in hem iets zegt, dat er meer moet zijn, dan hijzelf kent en heeft. Ik meen, dat het ongeveer dezelfde redenen zijn, die de mens er steeds weer toe brengen de heuvels aan de horizon te willen beklimmen om erachter te kijken, een gevoel, dat er meer, dat er iets anders moet zijn, dan men kent.
Dit gevoel van onwaardigheid, dit gevoel, dat er ergens iets meer moet zijn, brengt hem ertoe, om ook waar dit overbodig lijkt, problemen te zoeken en te zien en pogingen te doen, die op te lossen en in zijn eigen normale wereld in te voegen. Dit is alleen mogelijk middels rationalisatie, wanneer het om onstoffelijke waarden gaat. Zolang een dergelijke oplossing een theorie blijft, kun je er over vechten. De strijd over details neemt dan de plaats in van de werkelijke bereikingen. U weet zelf wel, hoe vaak er lang en hard werd gevochten over onbelangrijke punten, zelfs in het marxisme van heden. Dit is wel geen godsdienst, maar men kan het toch als een soort materialistisch-esoterisch systeem beschouwen. Daarin vecht men in deze dagen over de vraag, of de emancipatie van de arbeider, nu bestemd is om de arbeider op de duur zijn eigen verdere emancipatie en lot te laten bepalen, dan wel om hem te onderwerpen aan een paternalistische oligarchie, die van plan is de arbeider te vertellen, hoever en in welk tempo hij verder mag emanciperen. Want dat is het werkelijke geschil tussen Moskou en Warschau op het ogenblik – vooral, wanneer het gaat om de ontwikkelingen in Tsjecho-Slowakije.
Overal treffen wij een soortgelijke vlucht in de theorie aan. In de kerken leren zij u dat u moet geloven. Dat men op moet gaan tot God. Men vecht over de wijze, waarop dit het beste zou kunnen geschieden, maar beweert gelijktijdig, dat men het in goed vertrouwen bij de theorie moet laten. Wij horen steeds weer de bewering, dat men dit alles niet te zeer menselijk praktisch mag bezien, dit kan niet, dit is a.h.w. God verzoeken. Nu kan dit voor de kerken inderdaad niet, omdat daarmede de waarde van het systeem zou kunnen worden aangetast. Ook bij het zogenaamde occulte streven raakt de mens vaak verward in dit systeemdenken, waarbij het systeem gaat boven de feiten. De theoreticus acht zich ook hier vaak de meerdere van anderen, maar blijft, gebonden aan, zijn eigen theorieën. Degene, die deze beperking doorbreekt, ontdekt vaak, meestal tot zijn verbazing, dat er dingen mogelijk zijn voor de mens, waaraan hij nooit als een feit, maar slechts als theorie ooit heeft gedacht.
Hij kan bv. iemand genezen. Nu kan men dit genezen wegverklaren door te zeggen, dat dit suggestie is, zelfsuggestie, een mogelijkheid tot het afreageren van innerlijke spanningen als basis heeft enz. Maar de genezing, die men langs z.g, geestelijke weg tot stand brengt, is daarom niet minder een feit. In tegenstelling tot de theoretici meen ik, dat de verklaringen, die man daarvoor geeft, van minder belang zijn, zolang het feit maar bestaat. Met andere woorden, op grond van een werkhypothese, werkende met krachten, waar ik weinig of niets van af weet en die ik voor mijzelf enigszins rationeel een vorm gaf, heb ik iets waar gemaakt, wat in mijn eigen wereld een onomstotelijk feit is. Desnoods grijp ik uit naar een geest, een heilige, een engel.
Maar of dezen nu werkelijk bestaan of niet, zeker is, dat daaraan dat kleine beetje extra kracht ontleend kan worden waardoor het schijnbaar onmogelijke mogelijk wordt.
De occultist is dus feitelijk de laborant van de godsdienst, wanneer ik het eens eenvoudig mag stellen. Het occultisme zou men dan ook kunnen beschouwen als het resultaat van een streven om de stellingen van de godsdienst en de theorieën, die daarin steeds weer voorkomen, een meer praktische betekenis te geven. Maar helaas klopt de praktijk niet altijd met de theorie, helaas. Wanneer men nu bepaalde, in de godsdienst als zeer belangrijk beschouwde stellingen tracht te toetsen, blijkt, dat zij niets uitwerken, terwijl vaak andere dingen, die men in de leer als onbelangrijk beschouwt, of zelfs als duivels beschouwt, wel resultaten afwerpen. De occultist meent, dat het zijn recht en zelfs zijn taak is, van alle zo ontdekte mogelijkheden een juist gebruik te maken.
Het is begrijpelijk, dat ook zij, die resultaten hebben behaald, als allen geneigd zijn, hun stellingen en rationalisaties in een systeem samen te vatten. De meesten van u hebben bv. wel gehoord van Albertus Magnus, vaak aangesproken als “le grand Albert”, evenals zijn werk. Hij is een van de vele mensen die getracht hebben een systeem te vinden voor een praktijk, die zij zelf kenden. Die praktijk was geheel logisch, maar de verklaringen, die zij voor de praktijk en haar mogelijkheden gaven, was alleen maar een rationalisatie. Men mag bij dit alles niet vergeten, dat de stellingen niets te maken hebben met de praktijk, doch daarvoor alleen een rechtvaardiging of verklaring beogen te geven. Indien u dit onredelijk toeschijnt, herinner ik u aan de heksenzalven. De moderne wetenschap heeft ontdekt, dat deze zalven bestanddelen bevatten, waardoor zij ook heden nog aan mensen bepaalde visioenen kunnen bezorgen, mits juist vervaardigd. Opiumtinctuur werd bij bepaalde soorten van magie wel gebruikt; wij kunnen in deze tijd wetenschappelijk aantonen, dat het gebruik van opiumtinctuur een soort droombeleving tot gevolg kan hebben, die voor de persoon zelf zodanig reëel is, dat in de droom ontvangen wonden zich op het lichaam ervaren als spontaan optredende laesies, wonden, of verkleuringen tonen, zodat het beleven in de geest hier kennelijk door het lichaam wordt gereflecteerd. Ik stel dan ook: Magiërs en occultisten hebben een systeem ontworpen, een leer.
Deze op zich is niet zo belangrijk. Wat wel belangrijk is, blijkt de reeks mogelijkheden te zijn, die zij in dit systeem aanduiden en omschrijven.
Maar dan zullen wij nog met iets anders rekening moeten houden. Om boven de norm uit te komen, moet de mens ergens in geloven. Zelfs indien je alleen zedelijk boven de norm wilt leven, heb je een geloof of een ideaal nodig. En een ideaal is in feite een vorm van geloof, zoals u dit misschien beseft. Het blijft dan ook meestal even ver van de alledaagse werkelijkheid verwijderd als bepaalde geloofsstellingen. De rol, die de geloofsfactor speelt in het praktisch occultisme, baart de redelijke mens veel moeilijkheden. Je moet geloven dat iets mogelijk is, voor het mogelijk wordt. De onderzoeker van heden gaat meestal uit van het standpunt, dat het beweerde niet redelijk en dus niet mogelijk is, maar is wel bereid te onderzoeken, of het misschien mogelijk zou kunnen zijn. Daar hij à priori aanneemt, dat er geen of althans geen grote mogelijkheid bestaat het beweerde waar te maken, schept hij in zichzelf niet de noodzakelijke vervreemding van de normale werkelijkheid, waardoor eerst de mogelijkheid tot verwezenlijking zal ontstaan. Dit is een van de grootste moeilijkheden hij het wetenschappelijk onderzoek naar het occulte, naar de parapsychologie.
Het geloof brengt de mens er toe de redelijke grenzen, die hij aan het mogelijke pleegt te stellen, terzijde te stellen. Hij komt nu op een gebied, waar het eigen wezen met al zijn gaven en mogelijkheden zonder meer de feiten ondergaat en eventueel domineert. Dit bergt echter bepaalde gevaren in zich. Zodra men in een dergelijke toestand komt te verkeren, staan eigen vrees en verlangen de mens nader en zijn voor hem meer reëel dan de algemeen erkende “feiten”. De feiten buiten het Ik vormen in deze toestand slechts een verlengstuk van de toestand, die in het eigen Ik bestaat. Zolang men positief reageert, het goede denkt, verlangt, waar tracht te maken, zijn resultaten te verwachten. Waarom deze resultaten in een bepaalde vorm op plegen te treden, kan niemand met zekerheid zeggen. Er zijn echter resultaten, die buiten het Ik kenbaar worden.
Wordt men echter door eigen angsten en begeerten beheerst, dan wordt de mens, die zo zichzelf en niet meer zijn bestrevingen of erkenningen dominant stelt, beheerst door alle tegenstellingen van eigen drang en angst. Innerlijk kan men met deze eigen wereld nog wel afrekenen. Maar daar in de angsten en begeerten nogal wat materiële factoren een rol plegen te spelen, zal de strijdigheid van het ego ook buiten het Ik manifest worden, waarmede men zichzelf in feite ook stoffelijk frustreert. Degene, die zichzelf alleen als agens beschouwt en verder zich geheel richt op de waarden buiten het Ik, zal aan deze onbeheersbare werkingen veelal ontsnappen.
Voorbeeld: Men kan mensen geestelijk genezen. Dit gelukt steeds weer. Nu tracht men een bepaald geval te genezen om bv. een weddenschap te winnen om 100 of 1000 gulden. Wat blijkt? Het genezen gaat opeens niet meer. De reden? Men concentreert zich nu niet meer geheel op de genezing in de zekerheid, dat men genezen kan, maar op de vraag, of men die 100 of 1000 gulden zal winnen. Hierdoor ontstaat een twijfel aan de mogelijkheid van de genezing en daarmede is het resultaat bijna zeker negatief.
Uit dit alles wordt wel duidelijk, dat het vermogen van de mens, de begrenzingen van het zogenaamd redelijk denken, het denken in zekerheden, terzijde te stellen en zich in het occulte streven buiten eigen wezen en belangensfeer te plaatsen, de achtergrond vormen voor een geslaagd werken met zogenaamde occulte krachten. U meent misschien, dat er toch wetten bestaan, die overal van kracht blijven, zelfs in deze occulte wereld. Men mediteert dan graag oorzaak en gevolg. Er kan geen gevolg bestaan zonder oorzaak, terwijl elk gevolg door het verloop van de tijd en de verder schrijdende ontwikkelingen zelf tot oorzaak zal worden. Maar de verhouding oorzaak en gevolg wordt bepaald door een volgorde in tijd, en zal dus alleen gelden, zolang deze tijd als een vast en niet reverseerbaar voortgaan wordt beschouwd. Bij helderziende waarnemingen blijken mensen echter in staat terug te zien in het verleden, maar ook vooruit te schouwen in de toekomst. Men kan dit alles niet afdoen met een “dromen”, daar zowel t.a.v. het verleden als t.a.v. de toekomst vaak duidelijk wordt, dat het beleefde of geziene geheel waar is of wordt. De bewijzen voor deze mogelijkheid zijn op uw aarde wel ruimschoots geleverd.
Men kan dus iets in de toekomst zien en daarop in het heden reeds reageren, maar waar blijft nu de relatie van oorzaak en gevolg? De mens stelt immers, dat de oorzaak altijd voor het gevolg komt? Maar op het ogenblik, dat de normaal geldende tijdsrelatie niet meer geldt, bv. als gevolg van een op waarheid berustend visioen zou men kunnen stellen, dat de toekomstige gebeurtenis de oorzaak vormt voor de reactie van de ziener in het heden. M.a.w. oorzaak en gevolg zijn verwisselbare waarden geworden. Indien u dit hebt kunnen volgen, zult u begrijpen dat de wetten, die men normalerwijze kent en de vorm, waarin men dezen meent te kennen, niet
noodzakelijk hoeven te gelden voor het psychisch gebeuren – wat gebeurt in het geestelijk deel van het Ik, en de uitingen daarvan in de menselijke werkelijkheid -, wat de grondslag vormt van alle occultisme. Dit betekent, dat bij werken met geestelijke krachten het normaal als gevolg beschouwde, op kan treden voor hetgeen als oorzaak daarvoor wordt aangesproken in de mensenwereld, ontstaat.
Verder kan men stellen, dat de geestelijke toestand, de emotie, het geloof enz. ofschoon van niet stoffelijke aard, op kunnen treden als oorzaken voor stoffelijke werkingen, zonder dat hierbij kenbare stoffelijke werkingen als oorzaak optreden. Een voorbeeld hiervan zijn de stigmata. Men kan nu wel stellen, dat dit door engelen, of hoe dan ook, tot stand wordt gebracht, maar in feite is hier sprake van een stoffelijke weergave van iets, wat in de geest van de gestigmatiseerde zich afspeelt. Men kan dit wel als bewezen beschouwen, daar men met behulp van suggestie in staat is, soortgelijke verschijnselen te veroorzaken. Proeven hebben bewezen, dat geen hitte, gloeiend ijzer of zoiets, werkelijk noodzakelijk is, om bij een mens brandwonden, compleet met blaartrekking enz. te doen ontstaan. Denkbeelden blijken deze stoffelijke gevolgen eveneens tot stand te kunnen brengen. Wat inhoudt dat er dus werkelijk materiële gevolgen kunnen bestaan, die niet door een materiële oorzaak worden voorafgegaan. Het is dus mogelijk dingen tot stand te brengen, die liggen buiten de normale gang van zaken en niet behoren tot het als normaal erkende.
Wat doet het occultisme nu? Het stelt in de plaats van een materiële oorzaak steeds weer een geestelijke of mentale oorzaak voor stoffelijke verschijnselen. Verder blijkt een deel van de kenbare resultaten van occult werk te berusten op het feit, dat de menselijke geest kennelijk niet op dezelfde wijze aan tijd en ruimte gebonden is als de mens zelf in zijn stoffelijk milieu.
Tijdswaarden zijn mentaal verwisselbaar, plaatsen zijn besefwaarden, die niet door een meetbare afstand van elkander gescheiden zijn. Daar dit geestelijk het geval is, kan men waarnemen op een afstand, zonder dat dit lichamelijk denkbaar is en zal men reageren op oorzaken, die in de tijd eerst optreden na hun gevolg.
Voorbeeld: normaal is de appel de vrucht van een appelboom, die weer gegroeid is uit het zaad, de pit in een appel. De menselijke geest reageert echter soms ook als volgt: Ik heb een appel nodig. Er is dus een appel. Maar waar een appel is, moet ook een appelboom zijn. Het feit, dat de gedachte de appel stelt, maakt de aanvaarding van het bestaan van een appelboom noodzakelijk en eventueel een verklaring van het feit, dat zich een dergelijke boom “ter plaatse” bevindt. Want de mens gaat in gedachten – de droom is hiervoor wel een bewijs – maar al te vaak van het gevolg naar de oorzaak. Wat als voorbeeld misschien wat onbeholpen aandoet, maar duidelijk maakt, wat ik bedoel.
Daar de mens echter graag redelijk denkt, blijkt ook bij de occultist de behoefte te bestaan, om elk occult bereiken een materiële voorgeschiedenis te verschaffen en zo in de redelijke werkelijkheid zo goed mogelijk in te passen. De magiër zal dus in zijn magisch streven bv. bewust of onbewust mede alle oorzaken scheppen, die als verklaring kunnen gelden voor het magisch bereikte resultaat en, zo dit niet mogelijk is, middels stoffelijke riten voor zich een dergelijke samenhang en verklaring tot stand brengen. Hierdoor worden de werkingen van occulte werkingen, krachten, achteraf moeilijk vaststelbaar. Wanneer je bij het gehele werk aanwezig bent, is het anders. Dan kun je zelf onmiddellijk het resultaat constateren, vooraleer de “voorgeschiedenis” vorm krijgt. Zodra er echter maar enige afstand in tijd bestaat tussen werk en onderzoek, is de bijgeleverde voorgeschiedenis reeds kenbaar en zal de occulte oorzaak nog slechts met zeer grote moeite terug te vinden zijn. Waartoe de onderzoekers zich slechts zelden aangetrokken gevoelen, omdat zij Ocams Razor gebruiken en gezien de nu aanwezige “oorzaken” de occulte werking of invloed eenvoudig ontkennen.
Ik trek nu nog enkele conclusies:
- De emotie, die in mij bestaat, plus mijn aanvaarden van het onbeperkt zijn van mogelijkheden, schenken mij de mogelijkheid, iets uit mijn innerlijke wereld of gedachtewereld in de z.g. werkelijke wereld op ook voor anderen kenbare wijze te concretiseren.
- Daar, waar ik occult iets bereikt heb, zal ik als mens, die leeft in een normaal menselijke wereld, alleen redelijk bewust en redelijk contact hebbende met anderen kunnen voortbestaan, wanneer het bereikte niet op zich blijft staan, maar mede verklaard of afgeleid kan worden uit andere materiële, voor anderen kenbare feiten, werkingen enz. Ik ben geneigd, daartoe alles te suppleren, wat noodzakelijk is, om een zowel mentaal als fysiek aanvaarden van het bereikte in de hand te werken.
- Daar eigen emotie en eigen aanvaarding van de ongelimiteerde mogelijkheid in alle fasen de werking en werkzaamheid in het occultisme bepalen, wordt duidelijk, dat de aanleiding tot de emotie niet belangrijk is, evenmin als de verklaring voor haar ontstaan of bestaan. Belangrijk is slechts, dat die emotie bestaat. Op grond hiervan stel ik, dat elk systeem aanvaardbaar zal zijn, zolang het tot resultaten voert. De waarde, die een systeem voor een persoon heeft of hebben kan, is alleen af te meten aan de resultaten, die hij of zij daarmede behalen kan.
- Om in het occultisme iets te kunnen bereiken, zal men homocentrisch moeten denken, dus zichzelf als mens en de mensheid als geheel beschouwen als het middelpunt van de schepping. Slechts vanuit het menselijke denken, dat men zelf kent, de menselijke werelderkenning, de menselijke schat aan referentiewaarden die men bezit, is het mogelijk het zijn te interpreteren en zich een voorstelling van zowel doel als mogelijkheid te vormen. Daarom zal in het occultisme het systeem, de stelling, altijd homocentrisch zijn en alle krachten, waarmede gewerkt wordt, zodra zij als persoonlijkheid worden gevoeld of beschouwd, als mensen voorstellen. Dit is noodzakelijk, ook wanneer dergelijke krachten geen persoonlijkheid bezitten, of een geheel andere vorm en bestaanserkenning in zich dragen.
- Eenieder kan werken met het z.g. occultisme, wanneer hij of zij een voldoende emotionaliteit en een voldoende voorstellingsvermogen bezit, terwijl men in staat is de beperkingen, die de ratio aan de mogelijkheden pleegt te stellen, voor een kort ogenblik te vergeten of terzijde te stellen. Er bestaat geen enkele school, die meer resultaten geeft dan een andere school; er bestaan wel mensen, die tot betere resultaten weten te komen dan andere mensen.
Hiermede besluit ik mijn bijdrage voorlopig. Heeft u commentaren of vragen?
Wanneer ik occult werk, houd ik mij niet bezig met de voorgeschiedenis. Ik trek mij daarvan niets aan.
Zodat u niet beseft, hoe u de voorwaarden tot het aanvaardbaar worden van het behaalde resultaat zelf creëert, overigens iets, waarover u maar niet te veel na moet denken. Dit achteraf rationaliseren treffen wij overigens niet alleen bij occultisten aan, ofschoon het voor hen vaak zeer belangrijk is. Staatslieden, statistici e.d. verklaren immers ook vaak achteraf precies, hoe alles in elkaar heeft gezeten, zonder te beseffen, dat hun eigen reageren volgens een veronderstelling, die niet met de toen bekende feiten geheel strookte – bv. door het volgen van een lievelingstheorie, ideaal enz.- de werkelijke oorzaak werd voor alle werkingen, die zij nu gebruiken als verklaring.
Het doel is dus de feiten voor de mens logisch te maken?
Logisch schijnt mij wat te veel gezegd. Aanvaardbaar lijkt mij een juister term.
Maar ik heb het niet nodig!
Dat punt zullen wij maar laten rusten. In feite is de constatering in zich reeds een vorm van rationalisatie van het niet verstandelijk geheel kenbare, daar men bepaalde delen daarvan over het hoofd pleegt te zien, terwijl men andere waarden suppleert of in de constatering interpreteert, die niet feitelijk aanwezig waren.
Is het dan zo, dat door de rationalisatie de kenbaarheid eerst ontstaat?
Neen. De rationalisatie heeft niets te maken met denkbaarheid van de feiten. Die zijn zonder meer kenbaar, maar worden voor de mens eerst aanvaardbaar door de rationalisatie. Hierdoor ziet de mens ze eerst in een verband, waardoor hij de geconstateerde feiten kan aanvaarden en er mee kan werken. Hieruit ontstaat dan het systeem. Aan het systeem gaat dus altijd de constatering vooraf, ongeacht de vraag, of deze constatering, de gevonden verklaring en zelfs het systeem zelf, voor anderen rationeel zijn of niet.
Rationalisatie heeft geen zin.
De rationalisatie van vele dingen in het menselijke leven heeft geen zin, dat ben ik direct met u eens. Maar steeds weer blijkt, dat de mens zichzelf en zijn wereld slechts kan aanvaarden krachtens die rationalisatie – of zij redelijk verstandelijk van inhoud is, onlogisch of zelfs een geloofskwestie. Omdat de mens te maken heeft met vele onbekende en onbegrepen waarden in zich en in de wereld buiten zich, zal hij rationaliseren. Hij zal ofwel de feiten wegpraten, dan wel trachten daarvoor een verklaring te vinden, die de feiten doen passen binnen zijn wereldbeeld. Vergeet niet, dat het wereldbeeld, waarmede de mens leeft, niet de werkelijke wereld is, waarin hij leeft, maar een projectie van zijn persoonlijke ervaringen, zienswijzen, persoonlijke interpretaties van de feiten zelf. Eerst op grond van dit alles kan hij zichzelf aanvaarden en waarderen en leert hij leven met de feiten.
Kunt u een voorbeeld geven van het verwisselen van oorzaak en gevolg als gevolg van helderziendheid in tijd?
Ja, u hebt een visioen, waarin u ervaart, dat het gebouw waarin u woont, over tien dagen door een verschrikkelijke storm ineen zal storten. U verhuist en verandert hierdoor de situatie, ofschoon u toch juist hebt gezien. De oorzaak van uw verhuizing ligt nu stoffelijk in het eerst later constateerbare feit, dat uw huis inderdaad in elkaar stort. Bij zien in het verleden is de zaak wat moeilijker. Stel, dat u bij een zien in het verleden constateert dat er, ofschoon niemand dit meer weet op een bepaalde plaats een schat is verborgen. Nu kunt u de schat opgraven en met de opbrengst daarvan verschillende dingen doen. Maar nu hebt u in het visioen gevoeld, dat bv. op de schat geen zegen rust door de wijze, waarop zij verkregen is. Dan zal uw handelen in het heden bepaald worden door niet meer constateerbare feiten in het verleden. Voor de mens is het verloop van oorzaak en gevolg dan nog wel logisch, maar blijkt er een grote hiaat te zitten tussen oorzaak en gevolg, zodra dezen in de tijd materieel beschouwd worden.
In feite zijn verleden en heden dan zo vervlochten geraakt, dat het moeilijk is aan te wijzen, wat nu oorzaak – werking in het verleden – en gevolg – oorzaak in het heden – is. Hopelijk kunt u mij volgen. Het punt in kwestie is nogal ingewikkeld en daardoor zal elk eenvoudig voorbeeld onvolkomen zijn.
Ik meen beluisterd te hebben, dat u het betreurt, dat wij geen uitgebreid parapsychologisch laboratorium hebben …..
Dan hebt u verkeerd geluisterd. Ik stelde, dat het occultisme het laboratorium is van de godsdienst. De godsdienst is een reeks van stellingen, een mondbelijdenis, waardoor een bepaalde emotionele instelling tegenover het leven tot stand wordt gebracht. Het occultisme kan uit hetzelfde geloof voortkomen maar neemt er geen genoegen mee zich aan de hand van de stellingen zelf in het leven te oriënteren, maar trekt conclusies t.a.v. de reacties van wereld en leven op oorzaken die het ik kan stellen, indien de stellingen juist zijn, en probeert het erkende in de praktijk om te zetten. Hierdoor stelt het occultisme de dingen, die het geloof slechts als stellingen behandelt, in de praktijk op de proef, wat in vele gevallen voor de occultist dan weer aanleiding is, om bepaalde stellingen in een geloof anders te zien, of zelfs voor zich te wijzigen.
En nu wij de vragen hebben gehad, zal ik mijn onderwerp nog even afronden. Ik heb getracht u duidelijk te maken, wat de achtergronden van het occultisme zijn. Meen echter niet, dat de door mij gegeven conclusies alleen op het occultisme betrekking hebben. Er zijn vele andere denkwijzen en reacties in het leven waarvoor, zij het aangepast, het gestelde eveneens geldt.
De onmogelijkheid van iets wordt niet alleen bepaald door de feiten of bepaalde natuurwetten, maar ook door de eigen benadering van het probleem. Wanneer wij bij onze benadering van het leven maar voldoende van iets overtuigd zijn, blijken wij vaak in staat, ook de middelen te vinden om iets, wat op zich zeker mogelijk is, tot onmogelijkheid te maken of omgekeerd. Een van de bekende Coué-achtige voorbeelden daarvan is de waarde, die men hecht aan spreuken als: “keep smiling”. En niet geheel zonder redenen. Zolang je je gedraagt alsof alles goed gaat, zul je ook de zelfverzekerdheid tonen van iemand, die het goed gaat en zul je de vele fouten kunnen vermijden, die iemand maakt, die onzeker is geworden. En daarop komt de praktijk van “keep smiling” toch wel neer.
Op soortgelijke wijze kun je je relatie met de mensen veranderen, door er alleen maar op een andere wijze over te gaan denken. Want je eigen reacties worden nu eenmaal voor een groot deel bepaald door de wijze, waarop je je gevoelt. Zeker, ook iemand, die zelfverzekerd is, zal bokken schieten, maar zij betekenen voor hem minder dan voor iemand, die geen zelfvertrouwen heeft. De zelfverzekerde meent, dat zijn fouten onbelangrijk zijn en zal juist hierdoor vaak de mogelijkheid vinden, om de gevolgen van zijn fouten te overwinnen, zo iemand is immers niet bang voor de mislukking? Juist de mens, die bang is voor mislukkingen of mogelijke tegenslag zal de moed niet hebben alles te proberen en juist hierdoor zijn eigen mogelijkheden niet juist gebruiken. Dit behoort tot de psychologie en is algemeen bekend.
Maar waarom zou dit dan alleen maar in het gewone leven gelden en niet in het occultisme? Er bestaat in wezen geen scheiding tussen een wereld van het menselijk normale en een wonderbaarlijke wereld. Beide werelden ziet de mens, maar zij vormen in wezen één geheel.
Slechts de mens, op grond van zijn kenvermogen, maakt vaak een groot onderscheid tussen de werelden die hij meent te kennen en geheel te beleven – al maakt hij met deze veronderstelling vaak ook grote vergissingen – en de wereld, waarvan hij meent niets te kunnen ervaren of te weten. Op de keper beschouwd, weet hij vaak van beide werelden even weinig. Maar zijn eigen wereld meent hij te kennen, zodat hij vol vertrouwen voortgaat door het gevoel van weten, het gevoel van zekerheid, en zal hij zeer veel tot stand brengen. Zodra de mens echter onzeker begint te worden, faalt hij in toenemende mate.
Op de achtergrond van het occultisme vinden wij dan ook m.i. vooral steeds weer een zoeken naar zelfvertrouwen. Het gaat daarbij nog niet eens om het gevoel, dat men alles zal kunnen, maar eerder om het gevoel, dat men iets betekent en alles zal mogen proberen, wat maar mogelijk schijnt. De mens, die zelfvertrouwen heeft, zal ook niet zo snel iets terzijde laten, omdat de wereld zegt, dat het niet mogelijk is. De mens met zelfvertrouwen wil eerst zelf wel eens constateren, of die anderen nu werkelijk gelijk hebben. En daardoor bereikt hij veel. Steeds weer klinkt op de achtergrond mee van alle denkrichtingen die het occulte bezien, dat de mens bereid moet zijn zelf te werken, zelf te zoeken, zelf te beleven. Hij mag a.h.w. alles, wanneer hij maar bereid is zijn ervaringen te verwerken en daarop voort te bouwen.
Ongeacht de vele dogmatisch geworden systemen klinkt dit alles in de leer steeds weer mee. En begrijpelijk: alleen op deze wijze kan men hopen de wereld van het bovennatuurlijke niet meer te beleven als iets, wat apart staat van de natuurlijke wereld, maar beiden te erkennen als voor het Ik enkel verschillend schijnende delen van hetzelfde, zodat natuur en bovennatuur verweven kunnen worden tot een voor de mens hanteerbaar geheel. Dan komt er een ogenblik, waarop je, dit beseffende, een doodgewoon mens bent en gelijktijdig de geest, de geestelijke werelden en krachten – het andere, meestal niet vermoede deel van wereld, persoon en vermogens – aanvaardt als iets, waarmede gewerkt kan worden.
Steeds weer ook klinkt het denkbeeld mee, dat de mens moet trachten aan zijn beperkingen te ontkomen. Een groot deel van de limiteringen van mogelijkheden in de wereld legt men zichzelf op. Wat juist is. Maar tracht dan a.u.b. niet aan uw beperkingen te ontkomen middels theorieën zonder bijbehorende praktijk. Want dan gaat u zich vastklampen aan woorden in plaats de proef te nemen van alles, wat men gelooft. Er zijn mensen genoeg die voorgeven alles te weten over de wereld, God en alle sferen. Zij weten mooi te preken, zij schrijven boeken vol. Maar zij doen verder niets: zij zijn bang, dat hun theorie wel eens niet juist zou kunnen zijn. Probeer deze angst voor mogelijk ongelijk te overwinnen. Tracht ook nooit de waarheid alleen aan jezelf te bewijzen of de wereld te tonen, dat je gelijk hebt. Je moet, hetgeen je denkt, datgene, waarin je gelooft, waar maken. Het gaat er om je geloof, je theorieën, waar te maken.
Occultisme is alleen maar een naam. Helaas een naam, die in deze dagen zelfs, nog een grote betekenis heeft, een naam, die tot ontzettend veel misvattingen voert. Maar wanneer wij dit niet vertalen met het verborgene en duistere, maar met “het mogelijke”, een naam, die zeker duidelijk maakt, dat er voor elke mens nog vele mogelijkheden zijn. Veel meer, dan de wereld aanneemt. De wereld lacht misschien wetenschappelijk schamper over alles, wat de astroloog doet. Maar het feit, dat hij, alleen op grond van het ogenblik van geboorte, tot een zeer redelijke karakteromschrijving kan komen – zonder de persoon te kennen – zou toch wel enig gewicht in de schaal moeten werpen. Wanneer wij de waarschijnlijkheidsberekening hanteren en constateren, dat een goede astroloog gemiddeld 70 van de 100 gevallen juist, of zeer redelijk juist omschrijft, zo blijkt zeer duidelijk, dat, gezien de vele mensentypen, hier iets bereikt wordt dat ver boven de toevalstreffers uitsteekt. Bij prognostische horoscopen wordt door een goede astroloog gemiddeld 10 tot 15% geheel juiste predicties gegeven. Maar gezien de vele mogelijkheden die er bestaan, ligt ook dit percentage ver boven hetgeen aan toevalstreffers verwacht zou kunnen worden. Dergelijke dingen maken duidelijk, dat de horoscoop geen onfeilbaar middel is om de toekomst te leren kennen, eerder zelfs het tegendeel. Maar het aantal juiste resultaten is desalniettemin veelzeggend.
Kennelijk zijn er hier mogelijkheden, die nog niet geheel worden of kunnen worden uitgebuit.
Maar dan is het dwaas, om niet zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden, en dwaas het geheel, om een gering percentage gevaarlijke prognoses of mislukte karakteromschrijvingen, als bijgeloof terzijde te leggen. Want de menselijke wetenschap maakt evenveel fouten of meer, wanneer zij op algemeen aanvaarde en theoretisch geheel bewijsbare stellingen is gebaseerd.
De mens zoekt steeds weer dergelijke mogelijkheden te verheffen tot een feilloos systeem. Hij verzuimt daarbij al te vaak allereerst de mogelijkheid te gebruiken en tot deel van het geheel, het leven, te maken. Volgens mij moet de mens meer open leren staan voor de mogelijkheden van dit bestaan en zich minder binden aan regels, reglementen, opvattingen van anderen en dergelijke beperkingen. Hij moet willen aanvaarden, wat anderen zeggen, maar dan ook, zodra het voor hem belangrijk is, nagaan, of het gestelde wel geheel waar is. Hij moet zelf leren leven en denken en vooral ook de moed vinden om de dingen, waarin hij gelooft op de proef te stellen.
Zelfs de waarden van het geloof moeten, zo al niet verstandelijk bewezen, dan toch door feiten in eigen tijd en wereld zodanig onderstreept worden, dat een praktische zekerheid bestaat omtrent de waarde ervan. Dan eerst zullen termen als occultisme weg kunnen vallen.
Nog steeds is occultisme in feite een aanduiding van het leven achter de aanvaarde feiten, de aanduiding, dat de mens in leven en wezen heel wat meer mogelijkheden heeft, dan men zich realiseert. Want de mens omvat door zijn denken, zijn reacties, zijn gevoelsleven, zijn eigenaardige gevoeligheid voor bepaalde dingen, een veel grotere mogelijkheid tot werkelijk bewust en gelukkig, harmonisch leven, dan men zich op het ogenblik redelijk en logisch willende denken, toestaat zich te realiseren.
Dit is dan mijn betoog voor heden. Indien u meent, dat het alles zo bekende kost is – en mensen, die zo reageren zullen er altijd wel tussen de toehoorders zijn – denk dan toch eens na over alles, wat ik u gezegd heb. Want het gaat niet alleen om de feiten, die u kent, maar ook om de mogelijkheid die feiten op verschillende wijze te rangschikken. Het gaat niet alleen maar om enkele gegevens, die wel algemeen bekend kunnen zijn, maar om hetgeen zij kunnen betekenen, hetgeen je er zelf mee zou kunnen doen. Ik hoop u juist in deze richting enkele kleine tips te hebben gegeven.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Esoterie: Christelijke bewustwording in deze tijd.
Christelijke bewustwording in deze tijd uit zich allereerst in de erkenning, dat het z.g. christendom niet deugt. Helaas realiseert zich de christen, die dit beseft, niet, dat hij zelf mede de oorzaak daarvan is.
Want wat is christendom? Christendom is in de eerste plaats gebaseerd op het geloof aan, het denken aan, de Christus. De Christus is de Goddelijke Liefde, gemanifesteerd op aarde en in de schepping. Christendom zou dus moeten zijn: het praktisch beleven van en werken met de goddelijke liefde op aarde. Hier en daar is misschien wel iets te vinden, wat op werkelijke christelijke liefde lijkt, maar de liefde, die meestal onder deze naam wordt bedreven komt neer op: “het is voor je eigen bestwil, dus doe, wat ik je zeg, anders sla of pest ik je dood.” Wat ik niet direct als een bewustwording of zelfs maar een begin daarvan kan beschouwen.
Tussen haakjes, weet u, wat bewustwording in feite is? De realisatie van iets, wat je eigenlijk reeds eerder had kunnen weten, maar nu op zo een manier, dat je er niet langer meer onder uit kunt het als waarheid te aanvaarden.
Christelijke bewustwording zou dus moeten zijn: een bewust worden van hetgeen christendom in feite zou moeten betekenen. En daar de meeste mensen dit eenvoudig niet wensen te beseffen, omdat het hen dan veel te zwaar zou vallen nog verder christen te blijven, durf ik in deze tijd niet van een algemene vooruitgang van de christelijke bewustwording op aarde spreken.
Als, je mij vraagt, wat christendom in deze tijd zou moeten betekenen, zou ik stellen: In de eerste plaats de erkenning, dat je niet moet strijden met geweld, dat je desnoods onrecht moogt wreken, maar daartoe nooit een ander onrecht aan moogt doen. In de tweede plaats zou het de erkenning moeten omvatten, dat je eenieder de fouten, die hij maakt, zou moeten vergeven, omdat je zelf nu ook niet zo feilloos bent, terwijl juist het vergeven van gemaakte fouten zonder voorbehoud het de ander gemakkelijker zou maken voortaan beter te leven. Ik meen namelijk, dat je een verbetering van degenen, die zich schuldig maken aan iets, wat de wereld verkeerd acht, niet bereikt door ze in gevangenissen op te sluiten, te vernederen enz., maar dat kan ook aan mij liggen.
Ik meen ook, dat christendom, wanneer wij tenminste Jezus leven en leer als basis daarvan beschouwen, de mens ertoe zou moeten brengen afstand te doen van alle overbodig materieel bezit. Hoeveel belastingschuld had het Vaticaan ook weer? Ik meen, dat het christendom de mens leert zo eenvoudig mogelijk te leven en in vrijheid en uit vrije overtuiging dienstbaar te zijn aan allen, die diensten van node hebben en willen aanvaarden. Bij vele goede christenen van deze dagen krijg ik echter de indruk, dat zij uit alle macht hun diensten aan anderen op willen dringen, of dezen die diensten nu begeren of niet. En dat acht ik weer niet christelijk.
Kortom, als u het zo beziet, mankeert er nogal iets aan die christelijke bewustwording in deze dagen. En toch is er op het ogenblik iets aan de gang, dat hoopgevend is. Steeds meer mensen komen immers tot de overtuiging, dat er met het christendom ergens iets niet klopt. En dat lijkt mij nu weer een eerste teken, dat er wel degelijk van een christelijke bewustwording in deze dagen gesproken kan worden, hoe pril dan ook. Wanneer de mensen beginnen te beseffen, dat er dingen zijn, die niet in orde zijn, zoeken zij in het begin natuurlijk dergelijke fouten en hun oorzaken bij de kerk, bij de pastoor en bij de dominee – en niet vergeefs. Maar een waar christen dient anderen hun fouten te vergeven. Het heeft dus geen zin personen en instellingen grote verwijten te maken. Men zou zich eerder af moeten vragen: Hoe staat het er met mijzelf voor?
Intrigeer ik soms niet om een beetje beter baantje te krijgen dan ander? Houd ik de boot niet wat af, wanneer ik een ander zou kunnen helpen, maar meen daarmede enig risico te lopen?
Zo zou je moeten denken. Je zou je als christen eens af moeten vragen, of je eigenlijk niet veel te veel bezit, te veel dingen je eigendom noemt, die je eigenlijk niet nodig hebt. En als je dan toch bezig bent, vraag je dan meteen eens af, of je dit in wezen overbodige stoffelijke bezit niet al te fel verdedigt tegen de al dan niet vermeende aanvallen daarop van anderen. Vraag je eens af, of je niet ommentwille van je positie anderen veel onrecht doet, of gedoogt, dat anderen onrecht wordt gedaan.
Gelukkig komen er in deze dagen steeds meer mensen, die begrijpen, dat de sociale ordening, die de mensen in deze tijd hebben opgebouwd, nu niet direct een ideaal is. Zij gaan zelfs begrijpen, dat het niet belangrijk is christen te zijn in de algemeen aanvaarde zin van het woord – kerkelijk dus – maar dat het voor alles belangrijk is mens te zijn met de mensen. Dus niet anders zijn, niet meer willen zijn, maar eenvoudig leren leven als mens met je medemensen, zonder pretenties, zonder voorbehoud. Want dit is een verder begin van christelijke bewustwording.
Wanneer de mensen zich druk maken over de ellende en nood in andere landen – Vietnam, Biafra e.d. – dan vind ik dit wel mooi, maar wanneer er jonge mensen zijn, die tot de overtuiging komen, dat zij eens iets van hun tijd moeten gaan wijden aan oude mensen, die geheel van de gemeenschap geïsoleerd zijn komen te leven, hecht ik daaraan veel meer waarde, want dit is een teken van christelijke bewustwording. Christelijke bewustwording gaat niet uit van de vraag: wat kunnen wij nu eens goed georganiseerd met een menigte samendoen, maar begint met de vraag: wat kan ik zelf nu eens, zonder op anderen mij te beroepen, nu eens doen voor een ander? Waar kan ik zelf helpen, wanneer dit nodig is?
Dergelijke, voor u misschien niet zo erg belangrijke dingen zijn voor mij het teken dat er in uw dagen toch wel degelijk van een christelijke bewustwording gesproken kan worden. Want christendom bestaat niet uit reeksen van geloofsbelijdenissen, maar is in de eerste plaats, zoals eenieder kan weten, een wijze van leven. Jezus heeft tegen de mensen gezegd, dat zij hem na moeten volgen, maar “De navolging van Christus” is nog iets anders dan een mooi boekje. Het is proberen zo eenvoudig mogelijk te leven met zo weinig mogelijk pretenties en met een zo groot mogelijke dienstbaarheid aan anderen, juist zoals Jezus zelf heeft gedaan.
Wat er helaas bij het christendom ook nogal eens mankeert, is volgens mij werkelijk geloof. Het is oude koek, wanneer ik u eraan herinner, hoe men in Italië de pater, die een roep had als geestelijk genezer en wonderdoener, van het ene klooster naar het ander stuurde. Maar vanuit het standpunt van de kerkelijke autoriteiten was deze zorg over de klandizie van deze pater begrijpelijk. Er zou eens iemand op de gedachte komen om te vragen: als die gekke eenvoudige pater zieken kan genezen, waarom kunnen dan al die wijze priesters, waarom kan de Paus het dan niet? Er dat zou wel eens pijnlijk kunnen worden. Men zegt natuurlijk niet, dat dit de reden is van het verzet tegen de “wonderdoeners” binnen de kerk, maar daar komt het, wanneer je eerlijk bent, toch wel voor een groot deel op neer.
En toch betekent het geloof binnen het christendom, volgens mij, dat je als christen tracht te doen, wat Jezus reeds zijn apostelen heeft opgedragen: “Ga uit, genees de zieken en drijf de duivelen uit in Mijn naam en de Naam des Vaders”. Jammer, dat de christenen menen, dat deze opdracht niet voor hen bestemd was. Want men zou op het ogenblik heel wat duiveluitbanners kunnen gebruiken nu de wereld zich steeds weer nieuwe duivels oproept en schept. Kortom, werkelijk christen zijn betekent voor mij niet dat iemand kerks moet zijn of niet kerks zal zijn, maar doodgewoon, dat men leeft uit de liefde Gods in dienstbaarheid voor anderen en daarbij op Gods hulp durft vertrouwen om alle taken, zelfs de schijnbaar onmogelijke, op zich te nemen.
Dat je op het ogenblik mensen kunt ontdekken, die in deze richting beginnen te denken, is voor mij een verheugend teken. Want wat heb je aan mensen die slaafs meelopen, zeggende, dat het zo allemaal goed is, maar vergeten, dat Jezus leefde voor de mensen. Dergelijke typen gedragen zich maar al te vaak als de levieten in de gelijkenis ven de barmhartige Samaritaan: zij lopen aan gewonden en de werkelijke noden van anderen voorbij, omdat zij “rein moeten blijven voor het offer”. Men meent misschien, dat men hiermede een hoger doel dient, maar volgens mij is dat dan toch wel verkeerd gedacht: men moet God dienen, maar als schepsel zal men God voor alles moeten dienen in zijn schepping, niet alleen met mooie woorden, mooie offers en mooie gebaren.
Ik kan mij overigens niet voorstellen, dat God aan dergelijke dingen zo een behoefte heeft, dat Hij bereid is zijn schepselen nodeloos te laten lijden, om dit alles maar op tijd te krijgen. Iemand, die brandoffers brengt van voedsel, in een streek, waar hongersnood heerst, is volgens mij niet alleen een idioot, maar bijna een misdadiger. Nogmaals, kan God een dergelijk offer onder dergelijke omstandigheden aanvaarden, wanneer Hij, zoals het christendom toch leert, de mensen liefheeft? Volgens mij niet. Naar ik meen, zal God het graag met een paar vrome gebeden minder stellen, wanneer er iets meer wordt gedaan in Zijn Naam voor schepselen die hulp van node hebben.
God heeft de mens geschapen, zeggen zij. God heeft de mens geschapen met een grote vrijheid, met een vrije wil, zeggen ze. God heeft de mens de mogelijkheid gegeven, om goed of kwaad te doen naar eigen wil, zeggen zij. Ik wil het allemaal aannemen. Maar als God de mens met zo grote vrijheden geschapen heeft, denkt u dan werkelijk, dat diezelfde God tegen de mensen zou zeggen: “denk er om, dat ik eerst mijn portie krijg”- ofschoon Hij dit niet nodig heeft, want Hij heeft alles geschapen en heeft dus alles – en laat dan andere mensen desnoods maar verrekken?
Het lijkt er wel eens op, wanneer de collecte voor de bouw van een nieuwe kerk belangrijker lijkt dan het geven van hulp aan de naaste. Daar deugt iets niet. Volgens mij deugt er iets niet, wanneer men voor God grote en kostbare kathedralen meent te moeten bouwen, zolang er nog mensen zijn, die in krotten wonen.
Christelijke bewustwording zal volgens mij betekenen, dat men beseft, dat leven en werken in naam van Christus in de eerste plaats betekent, de naaste helpen in zijn noden, in de hoop, dat hij op zijn wijze God moge vinden. Het betekent volgens mij zeker niet, dat je scholen, kantoren en kerken moet bouwen, terwijl de mensen ten onder gaan, en je traktaatjes moet drukken om uit te delen aan degene, die van honger sterven. De mens is het middelpunt van het gehele christendom. De christelijke bewustwording houdt niet slechts het besef in, dat God onze vader is en ons liefheeft, maar ook de liefde voor de naaste. Het betekent, dat wij de gevangenen moeten bevrijden, de bedroefden troosten, de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden enz. enz.
De kern van het christendom lijkt mij gelegen in het feit, dat geleerd wordt door Jezus, dat wij ons de Vader alleen waardig kunnen tonen door de wijze, waarop wij leven met onze medemensen. Of dit laatste nu vanuit de geest of in de stof gebeurt, het komt allemaal op hetzelfde neer. Het gaat er om te helpen, waar je kunt. Het gaat er niet om dat je belangrijk doet en op spectaculaire wijze helpt, maar dat je zo snel, zo goed en zo stil mogelijk helpt, zo goed als je kunt, waar je maar kunt, wanneer je maar kunt.
En daarnaast – maar hierover krijg ik vast last met de Paulinisten – heb ik eigenlijk zo het idee, dat Jezus nooit tegen zijn volgelingen heeft gezegd, dat zij een kerk moesten stichten. Ik heb steeds maar het gevoel dat die kerk niet zo belangrijk is, dat de kern van het christendom er nog steeds op neer komt: helpen waar je kunt en door God geholpen worden, zelfs om te helpen.
Maar wanneer dit de kern van de zaak is, heb je eigenlijk geen kerken nodig en geen christelijke wetgeving voor de handhaving van de zondagsrust enz. enz, Voor dit alles heb je alleen maar één ding nodig: besef. Besef van God.
In deze dagen beseffen de mensen nog maar heel weinig van God, naar ik vrees. Maar gelukkig beginnen zij al iets te beseffen van de mens en dat lijkt mij toch wel een stap in de goede richting. Want al is dit (g)een punt van geloof: voor mij leeft God in alle mensen, in alles, in de gans de schepping. Daarom is volgens mij degene die begint te begrijpen, dat hij zijn medemensen moet helpen, dat hij vrede en geluk moet brengen, waar hij kan, iemand, die zich bewust begint te worden van wat in feite het ware christendom is. lk geloof, dat het er niet om gaat welke etiketten men de mensen heeft opgeplakt, maar om de inhoud.
Het is misschien hatelijk om het te zeggen, maar als je de kerken tegen elkander tekeer hoort gaan – in oecumenisch christelijke termen – dan lijkt het mij wel een soort wasmiddelenreclames.
De x. kerk wast de ziel witter dan wit. Witter kan het niet! Reclame. Maar wat heb je daar nu aan? Wat hebben wij aan een dergelijke reclame, zolang er oorlogen zijn? Wat hebben wij aan deze reclame voor het juist geloven en goed zijn voor de medemens, wanneer er nog arbeid bestaat, die erger is dan slavernij? Wat hebben wij aan een godsdienst, die erkent, dat God alle mensen geschapen heeft, terwijl halverwege nog delen van de mensheid minderwaardig worden genoemd? Dan haalt zo een reclame voor de enig ware kerk toch ook niets uit?
Laat men realistisch worden en zeggen: “Christendom betekent, help je naaste waar je kunt, acht jezelf nooit de meerdere van de ander, maar doe steeds het beste, wat je maar kunt voor de ander. Zoek niet jezelf te verrijken, – of het nu om kennis gaat of om iets anders, – ten koste van anderen en weet alles, wat je bezit, te delen met anderen. Besef, dat in dit alles God bestaat als de Kracht, die je helpen zal om verder te komen, waar je ondanks jezelf tekortschiet.”
Daarmede heb ik althans de kern van het probleem wel omschreven: bewustwording is er wel in deze dagen. Maar ik vrees, dat het oude christendom niet in staat zal zijn zich in deze tijden nog lang op de oude wijze te handhaven. Ik ben erg bang voor de christenen van deze dagen, omdat zij een revolutie in hun denken, hun geloof en gedrag zullen moeten doormaken. Ik ben bang, dat zij dit niet zullen kunnen volbrengen en dat daarom iets geheel nieuws zal ontstaan, dat zich misschien niet eens christendom noemt en dat deze nieuwe richting de oude kerken met hun hang naar gezag en aantallen zal moeten verslaan, voor er werkelijk iets van het zuivere christendom op aarde beleefbaar wordt.
Wanneer ik het zogenaamde christendom van deze dag bezie, doet het mij denken aan een verzameling van fossielen van het judaïsme, de Griekse filosofen en het Midden-Europees heidendom alles samengepakt rond een paar evangeliën, die hierdoor bijna onzichtbaar schijnen te zijn geworden. Maar daar hebben wij toch geen behoefte aan? Hebben wij soms meer behoefte aan een leergezag dan aan het beleven en erkennen van God in onszelf? Hebben wij behoefte aan prediking van naastenliefde, of aan begrip en hulp aan en van medemensen, wanneer dit nodig blijkt? Hebben wij behoefte aan een God, waarvan wij alles weten, of aan een Kracht, waarvan wij desnoods niets weten, maar die wij altijd in ons gevoelen en waarop wij ons elk ogenblik durven beroepen?
Maar ja, het ligt er maar aan, hoe je het bekijkt. Maar nu laat ik het onderwerp maar even het onderwerp en zeg nog iets vanuit mij zelf.
Je bent als mens net zo veel als ieder ander. Gelooft u dit? Waarom gedraagt u zich dan daar niet naar? Of meent u misschien, dat u niet alleen eenzaam, maar ook nutteloos bent? Wees eens eerlijk: ligt dit niet voor een groot deel aan uzelf? Meer dan aan de wereld of God? Wanneer u probeert deel te zijn van de wereld, moogt u misschien voor uzelf niet veel lijken, maar dan hebt u toch voor die wereld betekenis.
Ook zou ik willen vragen: Mensen, wanneer jullie iets willen, waarom moet het dan allemaal zo groot? In Babel wilde men een toren bouwen tot aan de hemel. Maar, zo zegt het verhaal, het werk was te groot. Toen men halverwege was, kon men elkander niet meer verstaan. Doet u dit niet denken aan de pogingen, die men op het ogenblik doet om de gehele wereldvrede en welvaart te geven? Het is te groot, men kan het niet meer met elkaar eens worden en anderen betalen de rekening. Daarom zou ik jullie willen zeggen: mensen, zoek het niet in al die grote dingen, zoek het eens bij de kleinere dingen. Die kun je tenminste zelf doen, zonder met anderen ruzie te maken. En spreek eenvoudig, spreek over de kleine dingen. Dan zal eenieder je begrijpen. Maar hoe verder je van de eenvoud verwijderd raakt, hoe moeilijker het zal zijn nog begrip te vinden bij anderen en iets te bereiken, dat de moeite waard is.
En nog iets: niemand is op de wereld onmisbaar. Ook u niet. Het spijt mij, maar het is waar. Doe dan ook niet alsof. Realiseer je, dat men je vaak liever kwijt dan rijk is en bedenk, dat het een even goede daad is iemand met rust te laten, wanneer hij rust begeert als om iemand te helpen, wanneer hij geholpen wil worden. Probeer eens niet aan anderen te zeggen, hoe zij alles precies moeten doen, maar tracht wel allen te helpen om zo gelukkig mogelijk te leven.
Maak je medemensen gelukkig in Gods naam zonder jezelf te beroemen, op hetgeen je hebt bereikt of dank te verwachten. Dan ben je niet alleen een goed christen, dan ben je ook een bewust mens. En daar laat ik het bij. Dus, vrienden, probeer het niet zo groots aan te pakken met de christelijke bewustwording in deze tijden, maar probeer eens uit te gaan van uw christelijk besef en de uiting daarvan op het ogenblik. Dat lijkt mij en voor u en voor de wereld veel belangrijker.