4 december 1967
U weet het allemaal, onfeilbaar zijn wel natuurlijk nooit. Maar van onderstaand onderwerp weten we wel iets af, zelfs ik: Het is dan ook het werk van onze orde. Wat wij u voorleggen is niet om te geloven, maar om over na te denken. We spreken deze maal over: De begrenzing van de persoonlijke vrijheid.
Nu wil ik daarover van te voren iets zeggen. Een dergelijk onderwerp helemaal volledig te behandelen is natuurlijk niet mogelijk; er zijn alleen al psychologisch zoveel dingen aan te stippen, daarmee kunt je een jaar bezig blijven. Daarnaast hebben we ook nog maatschappelijke, sociale invloeden tenslotte de geestelijke achtergrond.
Ik wil eerst graag met u spreken over de beperking van de persoonlijke vrijheid, zoals deze in de mens tot uiting komt en bestaat. En in het tweede deel van mijn beschouwing zou ik ook iets willen zeggen over de begrenzing van de persoonlijke vrijheid, zoals deze maatschappelijk tot uiting komt en wat ik ook meer praktisch gezien – vanuit mijn standpunt (vergeet u dat niet) de meest juiste weg, de meest juiste oplossing vind.
Nu dan we eens beginnen met de kwestie van de persoonlijke vrijheid, zoals die innerlijk beperkt wordt. Het zal u duidelijk zijn dat alleen het feit dat je mens bent, een begrenzing van je mogelijkheden betekent. Wanneer wij vrijheid interpreteren als de mogelijkheid om dat te doen wat je wilt en te zijn wat je wilt, dan blijkt er bij de mens al weinig over te blijven. Maar zelfs binnen het menselijk bestaan in uw eigen wereld bent u onderhevig aan een aantal beperkingen van uw persoonlijke handelingsvrijheid. U kunt wel voor een groot gedeelte willen, maar u kunt het niet altijd doen. Bv. u kunt vele dingen niet een juiste vorm beseffen omdat er remmingen bestaan.
De eerste rem bij uw vrijheid is mentaal en die zou ik de logica willen noemen. Menselijke beredenering en menselijke logica trachten een sluitende keten van oorzaak en gevolg vooruit te zien, maar bij deze projectie is de mens niet in staat om werkelijke achtergronden waar te nemen. Hij hinkt als het ware van het ene rijtje waarneembaarheden naar het andere punt dat nog waarneembaar is, maar al de tussenliggende minder direct kenbare waarden pleegt hij uit het oog te verliezen.
Punt 1 is wel: In onze mentaliteit zit een grote beperking van onze vrijheid, omdat onze beredeneringen het ons niet mogelijk maken onszelf te uiten zoals we dat zouden willen. Zeker op aarde geldt dit. Daarnaast hebben we te maken met de opvoeding of als u de term toestaat, dressuur. Op het gevaar af sommigen van u te vertoornen, zou ik hier willen stellen dat het zogenaamde geweten in feite een dressuur-reactie is, op ongeveer dezelfde wijze tot stand gekomen als de reacties van de honden van Pavloff.
Pavloff was een geleerde die de reacties van dieren wilde bestuderen en die onder meer honden voederde, terwijl er een bel werd geluid. En nu bleek dat na verloop van tijd speeksel vorming ontstond als de bel werd geluid, ook wanneer er geen voedsel werd verstrekt.
Het ging natuurlijk nog veel verder, maar dat is een van die proeven.
Een geweten is eigenlijk precies hetzelfde. Dat is: het mag wel en het mag niet. In het begin van je leven gaat dat gepaard met een beloning, met een straf. Op deze wijze ontstaat een voorkeur voor bepaalde handelwijzen. Ook wanneer de redenen, de beloning en de straf in feite niet meer aanwezig zijn. Wij zouden hier kunnen spreken van een enigszins sublimale conditionering en vastleggen van een aantal normen en waarden in het onderbewustzijn.
In het onderbewuste, dat een groot gedeelte van de menselijke persoonlijkheid uitmaakt, leggen we trouwens nog meer beperkingen van de vrijheid aan. We weten dat herinneringen die onaangenaam zijn, op een gegeven ogenblik verdringingsverschijnselen (zo noemt men dit dan) tot stand brengen, waarbij mensen niet meer in staat zijn om iets te beseffen zoals het is. Ze gaan het veranderen. Ze gaan het zover interpreteren, dat ze niet meer rechtstreeks op de feiten kunnen reageren. Ze hebben schrikreacties, waarvan ze de oorzaak niet beseffen – die liggen dan in het onderbewuste – maar waardoor zij tot bepaalde handelingen niet overgaan uiteindelijk.
Zo kun je er heel wat meer noemen. In het onderbewuste ligt ‘n grote reeks beperkingen. Sommige daarvan kunnen zelfs al uit een prenatale periode stammen. Dan hebben we daarnaast in de diepte van wat men het onderbewuste bij de mens noemt, invloeden die we misschien het beste ‘karmische stromingen’ kunnen noemen. De geestelijke persoonlijkheid is geconditioneerd, dat weten we allemaal, door vorige levens en ervaringen. Er bestaan bepaalde neigingen en bepaalde afkeer. Deze in beelden af te drukken, is voor de geest niet mogelijk. Maar haar aanwezigheid in het bewustzijn schept toch een zekere preferentie. Die voorkeur komt vooral sterk tot uitdrukking door het keuze-element, bij de mens. Wanneer u kiest dan denkt u heel vaak dat u dat volledig vrij doet. Maar een bezoek aan een zelfbedieningszaak kan u wel anders overtuigen; u koopt onder de drie wasmiddelen die u niet kent, die ene met dat pakje, omdat dat rood zo aardig is of omdat de tekening bijzonder aanspreekt, dat is een reactie vanuit het onderbewuste.
In het leven hebben we bestrevingen, doelstellingen. Nu blijkt dat die karmische stroming ons daarmee ook weer in contact brengt. Zij richt ons op bepaalde doelstellingen en probeert ons van andere af te houden. Wanneer we, door verstandelijke beredenering of door ervaringen ingaan tegen deze karmische stroming, ontstaat er een heel eigenaardig effect. Het is het zogenaamde noodlot dat dan ingrijpt. Alles wat we doen gaat mislukken. We krijgen geen resultaten meer. We hebben een verkeerde richting gekozen en juist daardoor valt alles tegen. Gaan we de zaak tot op de kern ontleden, dan blijkt dat wij, voor een groot gedeelte van dit falen en dit zogenaamde toeval, zelf wel aansprakelijk zijn. Daarmee is ook wel een beperking van de vrijheid aanwezig, want kennelijk is het hier voor de mens onmogelijk een doel na te streven dat strijdig is met wat men zijn karmische achtergrond zou kunnen noemen. Op het ogenblik dat hij daartoe overgaat, brengt hij zichzelf voortdurend tot mislukkingen.
Dit zijn dan een aantal punten waarover we eens even na kunnen denken. De vrijheid van de mens is voor een groot gedeelte afhankelijk van zijn opvoeding van zijn ervaringen (ook de ervaringen die hij niet kent), verder van de soort logica die hij volgt. Die mens is eigenlijk niet vrij. Zijn vrijheid ligt in een vlak dat met zijn eigen persoonlijkheid harmonisch is. Op het ogenblik dat een mens dingen gaat doen die met zijn wezen strijdig zijn, schept hij wat men noemt schuldcomplexen e.d. In ieder geval toestanden waardoor hij faalt. Hij maakt het zichzelf onmogelijk om vreugde te hebben, om iets te bereiken op het ogenblik dat hij tegen zijn persoonlijke harmonie ingaat.
Wanneer ik dat geestelijk gezien probeer te herleiden, dan kan ik een aantal eenvoudige regels opstellen. De eerste is deze: Achter al hetgeen de mens doet, ligt (meestal bepalend voor het slagen of falen daarvan) de kosmische stroming. Dit in hem aanwezige bewustzijn conditioneert hem tot slagen of falen.
De tweede: Het denken van de mens is schijnbaar vrij, maar in feite is het steeds weer eenzijdig en er zijn hiaten. Hij is zeker niet vrij om elke weg te gaan. De in zijn bewustzijn verankerde waarden vormen vaak obstakels die hij moet overwinnen om zijn doel te bereiken. Slaagt hij daarin niet, dan kunnen we er zeker van zijn dat hij niet alleen het doel niet bereikt, maar ook dat hij daar psychisch een weerslag van ervaart die zelfs in zijn fysiek merkbaar wordt.
De derde regel is: Ofschoon de mens graag werkt met de ratio, met de rede, blijkt zijn redelijkheid zodanig onvolkomen en vaak ook eenzijdig gericht te zijn, dat wij – zover het redelijke processen betreft – moeten zeggen: Het onvermogen om de twee kanten van de medaille te zien, maakt het de mens eveneens onmogelijk onbevooroordeeld waar te nemen en daardoor vrij te reageren en te handelen. Conclusie ten aanzien van dit punt: de vrijheid van de mens is een beperkte; de vrijheid van de mens is afhankelijk van hem zelf.
Nu komen we aan het tweede punt dat we ook willen bespreken, n.l. de sociale kwestie. De mens leeft in een in gemeenschap. In deze gemeenschap heeft hij een bepaalde functie. Deze functie is verbonden aan zijn deel zijn in de gemeenschap, dat houdt niet in dat je een bepaald beroep uitoefent of zo, maar het betekent dat je als deel van een gemeenschap een voortdurende wisselwerking kent met alle andere mensen. Deze wisselwerking beperkt ook uw mogelijkheden. Want een mens die handelt volgens zijn eigen wil, zou daarmede of wel zichzelf van de gemeenschap vervreemden – iets dat zijn bestaan over het algemeen moeilijk en zelfs ondragelijk kan maken – of wel, en dat komt ook voor, hij zou binnen die gemeenschap zoveel mensen schaden dat de weerslag van zijn daden, de consequentie ervan, voor die mens aanmerkelijk belangrijker is dan het resultaat van de daad.
Er is hier maatschappelijk gezien een soort evenwicht nodig. Dit evenwicht houdt in: Het bestaan als deel van een gemeenschap, het beantwoorden aan datgene dat voor de gemeenschap noodzakelijk is en daarbij zoveel mogelijk beantwoorden aan datgene dat jezelf bent. Dat is een heel moeilijk probleem.
In die gemeenschap hebben we dan verder te maken met, wat men noemt, de regels van het spel. De wet bv., maar ook de wetenschap, de godsdienst. In al deze gevallen kun je heel rustig stellen dat de mens wetten en regels schept, stellingen hanteert zonder dat deze te allen tijde juist zijn. Een groot gedeelte van de mensen leeft in feite krachtens een reeks onwaarheden binnen een maatschappelijk verband. Maar op het ogenblik dat ik die waarheden verwerp voor de totaliteit van de gemeenschap, vernietig ik haar. Zij kan zonder dit niet bestaan. Hiermede maak ik ook weer voor mijzelf het leven onmogelijk. Mijn vrijheid wordt beperkt niet alleen door de noodzaken en de waarheid in de gemeenschap, maar zelfs voor een groot deel door haar illusies.
Hier hebben we een beperking van de vrijheid zoals deze ligt in u de maatschappij. Maar nu gaat die mens verder in die maatschappij daarbij zijn eigen mogelijkheden en vrijheid beperken. Om u een voorbeeld te geven, een heel eenvoudig: u neemt aan om werk te verrichten tegen betaling. Daaraan zijn vaste werkuren verbonden. Om eerlijk te blijven en aan uw verplichting tegenover die maatschappij te voldoen, moet u, wanneer u dat salaris vraagt (ruilmiddelen voor levensonderhoud in feite), ook een aantal uren eerlijk ter beschikking stellen van die maatschappij, of een deel ervan dat u uitbetaald krijgt. In deze tijd bent u de uitvoerder van de wil van anderen en niet meer zelf vrij. U vormt een gezin. Dat is een feit van keuze waarbij natuurlijke drijfveren een rol kunnen spelen, daarnaast ook andere gevoelens en zelfs geestelijke waarden. Op het ogenblik dat u dat doet, ontstaat een compromis, u hebt een verplichting aanvaard wederom. Door die verplichting is uw vrijheid beperkt geworden. Naarmate u die verplichting duidelijker en vollediger stelt en afspreekt, is uw vrijheid minder. De persoonlijke handelingsvrijheid zal dus ook maatschappelijk aan zeer vele beperkingen en belemmeringen onderworpen zijn.
Nu blijkt heel vaak dat wat geestelijk en karmisch voor een mens goed is, in strijd is met wat maatschappelijk goed voor hem is. Want een mens heeft soms de behoefte aan bepaalde problemen en bepaalde conflicten en de oplossing ervan, omdat deze voor zijn geestelijk wezen de afronding betekenen van een fase. Het is de laatste kennis die je nodig hebt voor een soort overgangsexamen.
Maar die problemen zijn voor de maatschappij onaanvaardbaar. De oplossing die je daarvoor zoekt zelf is in strijd met hetgeen de gemeenschap in dergelijke gevallen pleegt te zeggen of te doen.
Er is dus een strijd mogelijk tussen de karmische stroming en de zogenaamde maatschappelijke regels en noodzaken. Daarnaast blijkt ook dat het onderbewustzijn en het onbewuste voor de mens beslommeringen kunnen vormen die hem in strijd kunnen brengen met de gemeenschap. Ook hier weer onderbewuste waarden brengen een conflict tot stand. Men zal proberen om dit conflict zodanig om te buigen, dat de reacties maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Oplossen kun je die dingen zelden. De mens is niet vrij en ook in de oplossing van zijn problemen niet vrij.
Dan is er een laatste punt, dat heel vaak over het hoofd wordt gezien en dat is n.l. ook dat een mens droomt. Een mens heeft een droomleven, een gedachteleven. Hij stelt zich de dingen niet voor zoals ze zijn, maar hij stelt ze zich voor in verband met zijn wensen, zijn verwachtingen. Dat is wel een zeer curieuze kwestie, want hij gaat niet uit van het mogelijke maar van het voor hem wenselijke. De neiging van de mens om zijn wens in de plaats te stellen van de werkelijkheid, in feite een werkelijkheidsvervalsing dus, beperkt ook weer zijn vrijheid van handelen, want iemand die weet met welke middelen hij werkt kan, al moet hij soms improviseren, veel bereiken. Maar iemand die een droom heeft en deze voor waar aanneemt ziet niet welke middelen en mogelijkheden tot zijn beschikking zijn. Het resultaat is weer dat hij niet kan bereiken wat hij wil. Vrijheidsbeperking komt uit de de persoonlijkheid voort zowel als uit de wereld buiten hem.
Dan wordt het nu tijd dat we er eens ernst van gaan maken. De situatie zoals ik u die heb geschetst, maakt wel heel duidelijk dat er grote beperkingen zijn voor het uiten van jezelf, dat de persoonlijke vrijheid bepaalde grenzen kent. Nu moeten wij proberen vanuit een geestelijke standpunt die grenzen te bepalen. Dan zeg ik: Elke overschrijding van het bestaande, zelfs illusoire, begrenzing van mijn persoonlijke vrijheid die in mij een bewustzijn van schuld of disharmonie doet ontstaan is voor mij onaanvaardbaar, ongeacht de resultaten. Dat is begrijpelijk, als u even nadenkt dan weet u het. Wanneer wij leven dan is in dat leven een harmonie, een verbondenheid ten aanzien de mens en van de geest altijd noodzakelijk. Zodra wij ons geïsoleerd voelen, eenzaam zijn, ontstaat voor ons een enorme pressie, die niet alleen emotioneel maar ook vaak verstandelijk zich uitwerkt die soms onze scheppingskracht op een ander terrein stimuleert, maar toch in negen van de tien gevallen onze beëngt. Wij moeten harmonie kennen. Wanneer ik schuld gevoel, wanneer ik voor mijzelf een overtreding voel, als strijdig met mijn wezen, dan moet ik deze begrenzing van mijn persoonlijke vrijheid erkennen omdat elke overschrijding onmiddellijk repercussie met zich brengt.
In de tweede plaats: Een mens moet zich ook ten aanzien van de begrenzing van zijn persoonlijke vrijheid, allereerst baseren op de feiten. Het is heel goed mogelijk dat u buiten de grenzen wilt gaan van uw gemeenschap of uw geloof en dat u dit inderdaad zoudt kunnen doen. Maar de mens die zichzelf niet kent, niet weet over welke mogelijkheden en middelen hij kan beschikken zal niet een juiste beslissingen kunnen nemen. Er ontstaat een verwarring. Deze verwarring wekt disharmonie. Disharmonie wekt tenminste ongeluk en heel vaak mislukking. Ik stel daarom dat wij een redelijke mate van zelfkennis moeten nastreven. De begrenzingen onze persoonlijkheid zullen aanmerkelijk minder beëngd zijn wanneer wij eerst hebben geleerd onszelf enigszins te herkennen.
Het is duidelijk dat u uw hele wezen niet kunt kennen. Wat u van uzelf weet op aarde is uiteindelijk een interpretatie in materiële termen beïnvloed door uw onbewuste wereld. Maar als zij rekening houdt met uw mogelijkheden – dit kan ik, dat kan ik niet – met uw eigenschappen, dan kunt u reeds hierdoor een opmerkelijk grotere vrijheid krijgen en met die vrijheid ook goede dingen doen.
Een besef van uw wereld hebt u allemaal. Maar ook die wereld moeten wij trachten te zien zoals zij is. Dat is niet altijd vleiend, voor uzelf niet en voor die wereld niet. Maar op het ogenblik dat ik die wereld zie zoals zij in wezen is, met haar fouten, met haar deugden, met haar mogelijkheden, met haar hiaten, kan ik in de wereld bewust werken. Ik kan er bewust iets tot stand brengen. Op grond hiervan: “Ken uw wereld” en niet alleen “Ken uzelf “! Maak in de wereld een keuze, zeker een keuze zal u beperken in uw mogelijkheden, dat weet ik wel. Maar je kunt nooit alle dingen tegelijk zijn en niet alle dingen tegelijk doen. Kies voor uzelf een taak uit, kies voor uzelf een doel, kies de middelen die u wilt gebruiken, kies uw eigenschappen of gaven die u in het bijzonder wilt ontwikkelen. Maar stel deze voortdurend op de proef. Dat is zeer belangrijk. Door je voortdurend met je werkelijke mogelijkheden te confronteren, kun je iets bereiken. Bereiken, uitdrukking van de wil, is een vorm van persoonlijke vrijheid.
Op het ogenblik dat dat bereikt is, lijkt het mij verstandig dat men niet zonder meer verder gaat in dezelfde richting. Elke keer wanneer u een fase hebt afgesloten en iets hebt gemaakt, iets hebt bereikt, moet u uzelf afvragen: “Wat heb ik” voor gaven, wat zijn de mogelijkheden in de wereld, wat is er in mij, wat wil ik werkelijk?”. Het is beter tien kleine dingen goed te doen, omdat je daarin opgaat, dan te falen in een groot project, omdat je na elke bereiking minder rekening houdt met de werkelijkheid en rekening houdt met de eisen van je eigen wezen.
De geestelijke kant speelt natuurlijk een heel grote rol. Nu kunnen we daar wel weer een heel ingewikkelde beredenering van maken. Ik kan u vertellen hoe de geest bepaalde mogelijkheden en krachten heeft en al wat daarbij komt, maar misschien is ‘t eenvoudigst wanneer ik het zo stel: In u zit een onbekend iets. Dat is ook voor uzelf geestelijk niet kenbaar, dat is ook voor mij en mijzelf niet kenbaar. Dit werkt als een soort generator. Het geeft kracht af en wel naarmate ik deze nodig heb. Wanneer ik deze bron besef zonder haar wezen te kennen, maar haar aanwezigheid besef, kan ik door mij daarop te concentreren mijn energie aanmerkelijk vergroten. Ik kan daarmee mijn lichamelijke functies en werkingen enigszins beheersen, stimuleren. Je kunt jezelf heel wat gezonder denken en maken, maar je kunt daarnaast ook alle geestelijke waarden activeren en werkzaam maken. Het lijkt zo of de mens gebonden is aan zijn eigen tijdsruimtelijke plaats op de aarde, maar helemaal waar is dit niet. Het zal u waarschijnlijk heel vaak zijn opgevallen dat sommige mensen iets vooruit kunnen zien in de tijd en dat andere mensen aanvoelen wat er op een andere plek gebeurt, dat er weer andere mensen zijn die het verleden als het ware af kunnen lezen. Er zijn dokters, als je daar naar toe gaat, dan kijken ze naar je en dan geven ze al een diagnose. Ze zeggen, dat zijn begaafden, dat zijn geboren diagnostici. In feite zijn dit mensen met een sensitiviteit voor de medemens. Zij constateren niet aan de hand van het onderzoek. Zij nemen waar en bevestigen dat eventueel door hun onderzoek. Deze mensen hebben gaven die buiten het ‘ik’ uit gaan, buiten het menselijk normale. Nu stel ik: Zowel in de menselijke psyche als in de geest die in de mens woont, zijn een groot aantal mogelijkheden, en zelfs gaven verborgen, die normalerwijze niet of onvoldoende worden gebruikt. Een ontwikkelen daarvan langs bewuste weg is mogelijk. Maar voor vele mensen moeilijk en vaak ook niet op harmonische wijze in te voegen in hun eigen bestaan. Elke mens echter beschikt over wat je noemt “chakra’s” , men zegt ook wel eens de lotus waarin de verbinding van geest en stof tot uiting komt. Deze verschillende organen hebben de eigenaardige eigenschap dat zij niet stoffelijke energieën kunnen absorberen en aanvoelen en ook kunnen uitstralen.
Nu blijkt dat een heel groot gedeelte van wat wij die gaven noemen en ook die geestelijke gaven, samen te vallen met wat elders als de functie van de chakra’s wordt omschreven. Ik wil ook op de chakra’s niet te veel ingaan op het ogenblik nu, maar ik wil wel dit zeggen: De energie die op een bepaald chakra kan worden uitgeoefend via eigen wil, blijkt voor de functie daarvan van het grootste belang te zijn. Zo lang dit onbewust gebeurt, zullen alleen de zogenaamde geopende – dus in het normale leven reeds gebruikte gaven en acties, en meestal niet al te sterk, zich kunnen uiten. De mens echter die naar de innerlijke bron kan grijpen, zal die gaven aanmerkelijk sneller kunnen uiten en zal ook – zoals dat heet – hogere chakra’s tijdelijk kunnen openen.
Dit nu is een heel interessant punt, want wanneer ik stoffelijk beperkt ben, blijkt dat mijn ‘geestelijke’ vermogens een groot deel van die beperkingen teniet kunnen doen. Mijn vrijheid wordt aanmerkelijk groter, wanneer ik bereid ben om mijn geestelijke en ook psychische gaven te ontwikkelen en te gebruiken. Hierdoor kan ik vaak datgene aanvullen, wat mij lichamelijk bv. niet mogelijk is.
Nu merkt u vanzelf wel dat we een overstapje hebben gemaakt. We zijn terecht gekomen in nu in een wereld waarin een halve werkelijkheid menselijk gezien, zweeft. Ik ga nu nog een stap verder en stel: de begrenzing van onze persoonlijke vrijheid wordt psychisch bepaald door ons vermogen, onze perceptie, vermogen tot waarneming, en ons vermogen tot correlatie, het met elkander in overeenstemming en verband brengen van feiten. Aangezien dit mentaal het geval is, maar ook fysiek van betekenis blijft, zal zelfs de fysieke, de zuiver materiële wereld door een verhoging van die twee vermogens juister en beter verlopen. Ik zal daarin meer bereiken. Ga ik daarnaast ook nog de geestelijke krachten inschakelen, dan kan ik moeilijk meer spreken over een beheersing. Omdat een beheersing kennis zou veronderstellen, maar voor de doorsneemens blijft de geestelijke wereld eigenlijk altijd een beetje zwevend en vaag. Maar in de plaats van wat ik kennis noem, kan ik stellen harmonie. Harmonie, dat mooie en veel misbruik woord, geeft gelijke afstemming of overeenstemming, niet noodzakelijkerwijze gelijke waarden. Ga ik innerlijk uit van al datgene dat harmonisch is met mijn ervaren en ik durf dat van moment tot moment vast te stellen zonder mij voor een keer aan iets blijvend te binden, dan zal geestelijk op elk ogenblik het geheel van de gaven, van de kracht ook van de kern kunnen worden geuit. Zelfs, wanneer ik mij materieel niet precies voor kan stellen hoe het gebeurt.
Dan kom ik weer tot een aantal kleine conclusies en regels en wanneer die wat ingewikkeld blijken, moet u er zich niets van aantrekken. Wat voor u belangrijk is, begrijpt en onthoudt u wel.
Punt 1. Het is niet belangrijk wat ik geloof, zolang ik het zonder twijfel en volledig geloof. Elke volledige aanvaarding is een uitdrukking van harmonie, die zowel mijn geestelijke krachten activeren zal, alsook mijn wilsvermogen zal opvoeren en zo een grotere gerichtheid in het leven mogelijk maken. Daar deze gerichtheid uit mijn eigen keuze voortspruit, al is die keuze beperkt, mag hier gesproken worden van een veel grotere projectie van de vrije wil dan normaal, en dientengevolge een verschuiving van de normale begrenzingen van het vrij zijn van de vrije wil.
Punt 2. Een mens, die een stelling, een reeks handelingen, een denkgewoonte of wat dan ook eenmaal aanvaardt en niet bereid is haar te wijzigen, beperkt hiermee niet alleen zijn persoonlijke vrijheid, maar hij zal daarnaast ook beperken- dat is heel belangrijk – zijn vermogen tot beseffen, zodat hij te maken heeft met een steeds kleiner worden van zijn vrijheid van keuze en daarmee een steeds grotere kans op a) tegen een karmische stroming of werking in te gaan, b) althans in die zin niets meer voor zich kan bereiken.
Raad: Ga in op alle dingen waarin u gelooft of die u begrijpt op dit moment als juist. Maar gebruik ze als punt van uitgang voor verdere ontwikkelingen. Zodra u iets, wat dan ook, voor uzelf als volledig gefixeerd beschouwt, beperkt u uzelf in besef, in vrijheid en mogelijkheid.
Punt 3. Geestelijke gaven worden vaak begeerd, maar zelden juist beseft. Daar u niet in staat bent uit te maken welke geestelijke gaven voor u de meeste belangrijke en de meest mogelijke zijn, is het goed uit te gaan van de geest als totaliteit. Streef niet naar het bereiken van bepaalde paranormale begaafdheden afzonderlijk, maar tracht met begrip van het paranormale dat mogelijk zou kunnen zijn en uw innerlijke kracht, a.h.w. geestelijke en materiële faculteiten te richten op één bepaald doel.
Punt 4. Een verplichting die u aangaat is bindend zolang de waarden en voorwaarden, waaronder de verplichting tot stand kwam, gelijk blijven. Elk ter zijde werpen van een aangegane verplichting betekent een niet controleerbare oorzaak- en gevolgwerking reeks, welke uw persoonlijke vrijheid in feite aanmerkelijk beperkt, daarnaast voor u vaak emotionele spanningen doet ontstaan, waardoor een bewust en gericht handelen eveneens steeds minder mogelijk wordt. Maar niemand kan voor u verplichtingen aangaan, dat kunt u alleen zelf. Niemand kan u blijvend verplichtingen opleggen. Uzelf kunt nimmer blijvend verplichtingen aanvaarden, tenzij u u volledig bewust bent van de verplichting die u aangaat, ook in het aspect blijvend of eeuwigdurend. Dit betekent: Er bestaat geen enkele verplichting op het ogenblik dat u deze verplichting niet meer beseffen kunt. Meent u dat een bepaalde verplichting ophoudt te bestaan, dan moet u zich afvragen in hoeverre voor u en voor anderen de condities waaronder zij tot stand kwamen nog op dit moment van kracht zijn. Is dit niet het geval, dan is de verplichting nietig. Maar alle gevolgen door de verplichting geschapen zullen nog steeds volledig onder uw verantwoordelijkheid vallen zodat u deze niet met de grondverplichting gelijktijdig terzijde kunt stellen, maar afzonderlijk zult moeten afhandelen. Ik hoop dat ook dit duidelijk is.
Dan heb ik nog een punt en dat is misschien wel een “zeer” punt ergens. Elke gemeenschapsregel, of deze religieuze, juridisch of moreel is spruit voort uit de behoeften van een gemeenschap die echter zichzelf niet meer beseft als zijnde opgebouwd uit eenheden. Geen enkele maatschappelijke, sociale, morele, godsdienstige verplichting kan daarom waarlijk bindend zijn voor de eenheden binnen de gemeenschap, tenzij zij deze vanuit zichzelf bewust en volledig kent en bevestigt. Dat is een heel belangrijk punt. In uzelf hebt u mogelijkheden en eigenschappen die heel vaak beperkt worden door bv. religieuze stellingen. Wanneer men nu zegt: “Dat mag je niet eens denken, dat is al zondigen”, dan heeft men iets gezegd dat helemaal niet meer strookt met uw wezen.
Een dergelijk gebod, een dergelijke beperking van vrijheid kan alleen gelden wanneer u dat zelf volledig hebt geaccepteerd. Zodra u dit als volledige waarheid aanvaardt en blijft aanvaarden – u kunt dus veranderen, want u ontwikkelt zich – is deze regel voor u van kracht. Zelfs wanneer het de grootste onzin is die er bestaat. Op het ogenblik dat uw persoonlijk besef anders is, is de regel niet meer van kracht en kan zij u door niemand dwingend en bindend worden opgelegd vanuit een geestelijk standpunt. Ze kan wel materieel en met kracht worden afgedwongen in uiterlijkheden. Op grond hiervan mogen we een regel stellen:
Ik begin met het respecteren van alle godsdienstige, sociale en morele wetten, regels en stellingen met dien verstande dat ik een ieder het recht toeken deze als juist en onvervreemdbaar te beschouwen. Voor mijzelf eis ik het recht op te handelen volgens mijn juiste besef en ik zal daarbij zorg dragen niemand meer te schaden dan onvermijdelijk blijkt bij het waarlijk uitdrukken van mijzelf. Let bij dit laatste heel goed op, want heel vaak bent u bereid op grond van die stelling risico’s te aanvaarden, terwijl u – later beseffend wat u anderen hebt aangedaan – toch tot schuldbewustzijn komt. Overdenk dus altijd de betekenis van de voor u noodzakelijke vrijheid voor anderen en tracht deze op harmonische wijze tot stand te brengen.
Dan heb ik nog een punt, dat geestelijk, karmisch zelfs, sociaal, kortom dat overal geldt. De mens die niet zelf stimuleert, maar alleen reageert, maakt zich afhankelijk van anderen. De mens die voor zichzelf beslist vanuit zichzelf handelt, ontwikkelingen stimuleert (of deze juist zijn of niet) drukt tenminste zijn persoonlijkheid uit ten aanzien van de gemeenschap. Dit laatste is veel belangrijker.
Hieruit kun je de conclusie trekken, dat niemand op enigerlei wijze nut kan hebben van het ondergaan van de omstandigheden en het wachten op mogelijkheden. Een ieder dient voor zichzelf mogelijkheden te scheppen. Een ieder dient zelf, kiezend uit de verschillende wegen, binnen de omstandigheden te reageren in de richting hetgeen hij als juist ervaart. Dat heeft heel wat meer consequenties dan u denkt waarschijnlijk, maar aan de andere kant maakt het ook juister hoe je de zaak moet benaderen. Elke mens heeft het recht van een zekere vrijheid van handelen en daar hoort ook bij, elke mens heeft het recht om gelukkig te zijn, maar ook om ongelukkig te zijn. Niemand mag hem daarin belemmeren. U moet nooit proberen om anderen te richten naar uw eigen ideeën en uw eigen denken. Dan zoudt u daarmee hun vrijheid beperken. Maar door uw ingaan op de ander zou u ook vanzelf uw eigen persoonlijke vrijheid meer begrenzen. Ik geloof niet dat dat juist is. Ieder mens heeft recht op zijn vrijheid. U hebt niet het recht iemand enigerlei vrijheid te ontzeggen, mits u bereid bent voor uzelf zodanige consequenties te trekken t.a.v. die vrijheid, dat voor u een harmonie met de ander mogelijk blijft of door een nieuwe gerichtheid een andere harmonie bereikbaar wordt. Harmonie is de kern.
Nu heb ik daarmee eigenlijk het onderwerp afgedaan, maar ik hoop dat het niet onsamenhangend klinkt. U hebt het geheel wel kunnen volgen.
De geest n.l. is ook niet alles, dat weet u wel. We hebben er kosmische harmonie, wat men God noemt e.d. het zijn namen. Je kunt je één voelen met alle dingen. Soms heb je dat ten aanzien van een landschap of een medemens, soms heb je dat t.a.v. een idee of een melodie. Je voelt je er één mee. Op dat ogenblik van harmonie ben je als het ware gelukkig en beleef je die andere dingen volledig.
Hierbij is interessant op te merken dat degene die dit doet op aarde, daarmee andere dingen uitschakelt. Hij richt uit het totaal van zijn persoonlijkheid tijdelijk op het geheel van zijn besef, van zijn perceptie op één punt bv.. Hij ondergaat. In dit ondergaan wordt hijzelf actief doordat hij kiest ten aanzien van de mogelijkheden tot ondergaan. Wanneer ik van een landschap geniet, dan is dat in feite ondergaan. Vind ik daar de harmonie in, dan kies ik deze harmonie zelf en n.l. door de wijze waarop ik het landschap beleef. Dat is niet alleen instinctief, dat kan ik bewust doen.
Voor de geest geldt precies het zelfde. De persoonlijke vrijheid van de mens is betrekkelijk klein, wanneer hij geestelijke gaven inschakelt, wordt zo iets groter. Maar op het ogenblik dat het deelhebben aan het andere, een steeds belangrijker deel van je leven is geworden, ook van je bestaan, van je denken, ga je eigenlijk meer gelijktijdig doormaken, ervaren en ben je aan de andere kant ook minder beperkt.
Twee mensen die met elkaar in harmonie werken kunnen meer doen dan één mens afzonderlijk. Een entiteit die een gevoel van harmonie of eenheid met een deel van de kosmos bereikt, ervaart in de totaliteit van de kosmos en vervult vanuit die kosmos voor zichzelf, de mogelijkheden daarin gelegen.
Onze persoonlijke vrijheid is minder begrensd naarmate ons wezen meer met de totaliteit harmonisch wordt. Hieruit blijkt dat het opgaan in God eigenlijk niet een ondergaan of een neergaan is, maar het is een zozeer leven in andere dingen, dat je vrij bent omdat er niets meer is dat je niet op harmonische wijze kunt kiezen en ondergaan. Het zal duidelijk zijn dat een algemene harmonie nooit bereikt kan worden op een stellige en voortdurende disharmonie. Daarom wil ik u t.a.v. het dagelijkse leven dan ook nog op grond hiervan een paar raadgevingen meegeven.
Denk positief, zoek naar het goede, niet naar het kwade. Reageer positief. Maak uit alles het beste. Later kunt u nog altijd constateren wat er eventueel ontbreekt. Wanneer u mogelijkheden ziet ga niet na wat er eventueel voor verkeerds aanwezig is, maar probeer eerst het goede te beseffen. Wanneer uw wezen daarin opgaat kunt u vanzelf door die stimuli te gebruiken tot verdere harmonie, voor zelf een beter besef, een beter begrip verkrijgen. Onthoudt daarbij dat elk harmonisch begin in zichzelf (dus een positief begin) bijdraagt tot verdere harmonie, ook wanneer de vooropgezette reeks van gebeurtenissen of ontwikkelingen niet waar worden. Het is n.l. niet de oorzaak- en gevolgsequentie die ons verrijkt, het is de harmonie waarin wij ons momenteel uiten.
Dus zoek het goede, zoek het positieve, reageer daarop. Ga niet uit van het feit dat wie A gezegd heeft, B moet zeggen enz., want het leven is geen alfabet, het is een roman. Uit letters kun je heel veel woorden vormen. U hebt inderdaad het hele alfabet van mogelijkheden, maar u schrijft daarmee uw eigen levensprogramma. Schrijf het zo dat u daarin steeds het goede terugvindt. Beroep u nimmer op het verleden om uw fouten van heden te verklaren, maar gebruik het goede dat u in het verleden kende om vandaag juister en harmonischer te handelen. Wees niet bang, het helpt u meestal toch niet. Tracht zo veel mogelijk vrezen te erkennen, overwin ze waar dit noodzakelijk is, vermijd het gevreesde waar dit eventueel mogelijk is.
Door niet te vrezen kunt u in een levensaanvaarding zeer veel tot stand brengen. Aanvaard daarbij alle werelden van God en van de geest. Niet door erin te geloven, dat is niet noodzakelijk, maar door te erkennen dat het onzichtbare een even grote rol kan spelen in het leven als het zichtbare. Deze erkenning alleen reeds geeft u een voldoende harmonie met ongeziene krachten om ook daarmee de samenwerking, harmonie en belevingsmogelijkheid te scheppen.
Wees kritisch tegenover jezelf. Dat is erg belangrijk, maar begin niet in de eerste plaats kritisch te zijn tegenover het andere. In veel waarop je kritiek kunt hebben steekt vaak iets dat voor je van belang is. Menigeen zal door zijn kritiek op de wereld en al wat erin bestaat, het goede verdoemen en van zich afwijzen dat hij werkelijk van node had, zonder uit zijn kritisch besef en begrip voor zich iets anders op te kunnen bouwen dat daarvoor in de plaats komt.
Vraag nooit naar zekerheden, want waar zekerheden bestaan begint eigenlijk reeds uw eigen onvermogen. Vraag naar mogelijkheden. Overweeg de mogelijkheden. Wees niet bang alle denkbare mogelijkheden te overwegen, maar kies volgens datgene dat in, jezelf harmonisch is. Wees altijd trouw aan jezelf, maar besef dat trouw zijn aan jezelf mede betekent, trouw zijn aan datgene dat je in de maatschappij, in geloof, in je erkenning van kosmische waarden wilt zijn. Idealiseer jezelf niet, maar tracht wel met een erkenning van je eigen fouten en onvermogens die dingen waar te maken die je, in het ideaal misschien, vanzelf tot stand zou brengen.
Nu een laatste raad en dat klinkt misschien wel heel gek in dit verband, maar het is toch voor een overwinnen van vele grenzen van persoonlijke vrijheid van overwegende belangrijkheid inderdaad. Ik zou haast zeggen, het is het meest belangrijke wat je je denken kunt. Dat is dit: Elke dag één stap volgens mijn begrip van harmonie naar het doel dat ik juist acht, zonder daaraan een verplichting voor morgen te verbinden, geeft mij een ontwikkeling waardoor ik harmonisch en juist tot stand kan brengen hetgeen onmogelijk scheen.