De beheersers der natuurkrachten

image_pdf

Hilversum, 5 juli 1965

U weet dat we niet alwetend of onfeilbaar zijn en dat we het erg prettig vinden wanneer u zelf nadenkt. U hebt er alle gelegenheid voor en u kunt in de pauze erover nadenken met welke vragen u het mij lastig wilt maken, dus, dat is al heel gemakkelijk gedaan.

Ons onderwerp is zo-even al aangekondigd: De beheersers der natuurkrachten

Dat is een tamelijk wijdlopige titel en het is mijn bedoeling om u niet alleen maar duidelijk te maken wat die natuurkrachten zijn, of wat er in werkt, maar u enig inzicht te geven in de werkelijke samenhang der dingen. Allereerst wil ik iets vaststellen dat voor sommigen misschien wat raar klinkt, maar dat toch waar is: Het totaal der levensverschijnselen in de materie- en vormwerelden ontstaat aan de hand van een strijd tussen astrale krachten.

Het klinkt misschien een beetje vreemd. U denkt bij astrale krachten misschien aan wezens. Neen. Elk wezen heeft een zeker astraal en dus een zekere vorm van leven. Een metaal heeft een bepaalde vorm van leven, er is dus energie in, die we levenskracht kunnen noemen en die kracht kun je dan, als je helderziend bent, zien als een uitstraling. Want op astraal terrein is die kracht eenmaal het meest merkbare, dat wil dus zeggen dat het zeer hoge trillingen zijn, in tegenstelling tot andere dingen als bv. zwaartekracht – zeer lage trilling, 1 cyclus per 63 min. ongeveer – en dit zijn dus trillingen die komen tot, zeg maar, een paar miljoen bijna per seconde. Wat veroorzaakt dit alles? Hoe moeten we dat geheel zien? We stellen over het algemeen dat er een spiegeling is, er is een goddelijke wereld en een gespiegelde wereld.

Nu is dit niet helemaal een volledig beeld. Ik mag misschien beginnen met dit beeld iets vollediger te maken. Er is een goddelijke wereld. Die goddelijke wereld is in zichzelf besloten. Uit die goddelijke wereld is eens een kracht, een bewustzijn heen gegaan en heeft vanuit zich scheppend gewerkt in de niet-geopenbaarde potentie van het goddelijke.

Dat is de tweede wereld en die noemen we dan de duivel, de luciferiaanse wereld.

Deze werelden beroeren elkaar voor een deel, omdat vanuit de goddelijke wereld een kracht optreedt, die a.h.w. een brug wil vormen naar dat lagere toe. We noemen deze kracht de Christus, dit is de liefdeskracht.

We hebben aan de andere kant – uit die duistere wereld dus – ook een kracht die a.h.w. het hogere tracht te bereiken en wij noemen deze kracht vaak Bafumed, of, als we het een beetje meer in de zin van bepaalde rituelen willen zeggen: Tinnopaf.

Deze krachten moeten wij dus als direct goddelijk of als direct duivels zien. Zij zijn de tegenstellingen waarbinnen de schepping, het leven van de natuur zich afspeelt.

Wilt u de menselijke wereld en vooral de vormwerelden omschrijven, dan kunt u zeggen: Dat deel van de goddelijke wereld waarin de bafumedische (chaotische) kracht werkzaam is, en dat deel van de luciferiaanse wereld waarin de Christuskracht werkzaam is, tezamen, vormt het geheel dat wij kennen als leven en wereld. Ik hoop niet dat het teveel is hoor, maar het is altijd prettig om de punten zo te stellen.

Dan komen we tot punt 2. “Wat gebeurt er?” Wel, de goddelijke wereld is essentiële kracht, de kern is God, dat is de Bron. In de goddelijke wereld is de pulsatie van het goddelijke licht. Via de Christus wordt die kracht a.h.w. getransponeerd, gespiegeld naar een lager niveau.

In de luciferiaanse wereld is Lucifer, tenminste zo noemen we dan deze kern, meestal ook de bron van kracht. Hij schept, hij kan alleen herscheppen hetgeen in God reeds bestaat, dat is dus zijn beperking. Maar daar in God kracht, pulserende kracht bestaat, schept ook hij een pulserende kracht, vandaar dat men de hel soms voorstelt als een reeks concentrische ringen. Nu wordt die kracht geuit in wat wij noemen het bafumedisch principe, dat is dus a.h.w. de zoon. De Zoon van het demonische en daar tegenover staat de Christus, de Zoon van het goddelijke. Beiden bezielen het totaal der verschijnselen. In de gehele natuur is de Christus het gevende, het leven. Gelijktijdig is Bafumed het ontbindende. Zoals u weet is ontbinding en vorming tezamen het proces van wisseling = bestaan. Daar moeten wij van uitgaan.

Wanneer wij de heersers over de krachten der natuur eigenlijk willen leren kennen, oh, ik zou u niet graag vermoeien met namen, er zijn er een hele hoop, al die namen hebben weer zeer veel synoniemen en omzettingen en niemand weet precies wat de ware is. En degene die het weet, houdt zijn mond wel. Stel dat deze beide krachten optreden: elk van deze heeft een aantal eigen scheppingen of entiteiten. Die scheppingen hebben zich gerealiseerd in wat wij o.m. noemen: de zogenaamde elementen; de materiële elementen wel te verstaan, en niet die van lucht, vuur en water dus, maar in de elemententabel en zo zeggen we: de goddelijke kracht is dus materie. De demonische kracht is antimaterie. Beide zijn aan elkaar gelijk.

Het enig verschil is de spin (draaiing) en de vervanging van het elektron door een neutron, geloof ik. lk weet het niet eens uit mijn hoofd.

Nu gaat het hierom, dat de materie kan geschapen worden op twee manieren: bij antimaterie zou de materie dus niet kunnen bestaan; als materie en antimaterie met elkaar in contact komen, exploderen ze. Er moest dus een tussenvorm gevonden worden en die tussenvorm is een vorm van het element, waarbij laten we zeggen een zeer klein verschil in atoomgewicht is en vaak ook een klein verschil in de baanbepaling van de omlopende elektronen. In elk element, haast zeker in de zwaardere elementen – er zijn er een paar uitgezonderd, zoals waterstof en zo – kunnen we deze meerdere kwaliteiten vinden. We vinden er twee, soms drie soorten van hetzelfde element, die uiterlijk als element precies gelijk zijn, precies gelijk reageren, en die toch onderling kleine verschillen vertonen. Deze zijn met elkaar gemengd.

Het is dus heel goed mogelijk, denkt u bv. aan een stuk lood en dat in dat stuk lood vier of vijf (in lood komen er zeer veel voor) versies van lood voorkomen. U kunt te maken krijgen met kobalt, met uranium, desnoods met ijzer; zilver, met verschillende zouten, met verschillende gassen en als u ze gaat ontleden blijkt steeds weer: verschillende, wel meer kleine verschillen, maar dat er toch verschillende atomen zijn van een iets afwijkende atoomstructuur. Nu kan zo’n klein verschil onnoemelijk veel uitmaken.

Wanneer je bv. een snaar ietwat verstemd, is hij vals. Maar wanneer je nu een zuivere toon aanslaat, dan zal die valse snaar niet zo hard meeklinken, hij reageert niet zo vol. Sla je echter een valse toon aan, dan reageert hij vlot. Een onbeholpen voorbeeld misschien, maar wel om duidelijk te maken wat ik bedoel.

Wanneer een kracht bafumedisch is, dan zal hij dus in de eerste plaats invloed hebben op alle delen der elementen die bafumedisch zijn. Hebben we daarentegen met het rechtlopend, het eigenlijke element te doen, oervorm ervan, dan hebben we te maken met een goddelijke kracht en deze reageert op wat goddelijk is.

En nu hebben we eigenlijk al heel veel verteld. Het klinkt allemaal verwarrend, dat weet ik wel, maar we hebben nu gezegd: er zijn vormen van materie die beheerst worden door het bafumedisch principe, er zijn vormen die door het christusprincipe geregeerd worden. Er zijn twee verschillende vormen van kracht actief en tussenvormen daarvan kunnen we overal aantreffen.

Daar waar de christuskracht het meest direct werkt, werkt deze vormend, opbouwend, naar het goddelijke principe. Op het ogenblik dat deze zijn maximum aan kracht bereikt heeft, is er veelal geen uitbreidingsmogelijkheid. Een groei kan niet onbeperkt doorgaan. Een momentum, een “spin” kan niet onbeperkt gelijkmatig gehandhaafd worden. Op dat moment grijpt de bafumedische kracht in en representeert een verval. Bij dat verval zal ze proberen om alle delen een klein beetje vals te maken, onder eigen regering te brengen. Het resultaat is dat de bafumedische elementen dus minder samenhang hebben.

Denkt u maar aan tovergoud, daar hebt u misschien wel eens van gehoord. Als je een tovenaar hebt – er zijn er die kunnen goud maken – geen alchemist, een gewone tovenaar. Dat goud is volkomen echt als je het bekijkt, alleen als je het in een doosje legt, is het na een paar dagen verdwenen. Een sprookje misschien, maar het illustreert hetgeen ik bedoel. Dat is bafumedisch goud. Stel ik daartegenover christusgoud, dan heb ik dus de materie die blijvende is, maar die haast onaantastbaar is. De alchemist kent dit o.m. als het zgn.: vloeibare goud. Nu wordt dus de materie beheerst door twee groepen van wezens, die schijnbaar met elkaar in strijd zijn, maar die ergens moeten samenwerken, omdat zonder dit, het bestaan onmogelijk is.

Ik zou haast zeggen het is zoiets als mannen en vrouwen die ruzie kunnen maken, maar als er alleen maar mannen of vrouwen zouden zijn, zou er geen mensheid meer zijn. En zo is het hier ook. De vrucht van krachten is “Het Leven”; omdat hierbij de krachten van heel hoge frequentie een rol spelen, spreken wij hier van het zogenaamde astrale licht of het astrale vuur. In dat astrale licht of vuur zet zich het scheppingsproces van beide zijden voort. Want de Christos, de liefdeskracht, schept vanuit zich de harmonische wezens, schept dus wezens waarin de goddelijke harmonie a.h.w. vertegenwoordigd wordt. En zo komen hele hiërarchieën tot stand die allen behoren tot het goddelijke, tot de lichtende wereld.

Daaronder zijn geesten die oude elementen, zoals water, vuur en lucht regeren. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat er bv. luchtgeesten zijn, dat is ergens waar. Die luchtgeesten zijn het goddelijk principe van de atmosfeer. Zij hebben ook deel aan het plantenleven trouwens. Maar dat laat u even buiten beschouwing.

Deze luchtgeesten reinigen – zoals de lucht door zijn verbrandingen de onzuiverheden wegneemt – de ozon, de zuurstof maakt dat mogelijk. Zo zal die geest ook astraal werken en zal zeer veel wegnemen dat minder zuiver is. De sfeer, het geestelijke kan gezuiverd worden.

Daartegenover zijn er ook die andere geesten en nu denkt u misschien, als u even doordenkt, aan de wilde jacht. Waarom in de stormgeesten iets demonisch gezien en waarom in het stille weer iets goddelijks? Wanneer je begrijpt hoe dit principieel in elkaar zit, dan is het duidelijk dat dit stormverschijnsel, indien het dus schadelijk is, indien het zuiver nadelig is, bafumedisch kan zijn. Het is destructief, terwijl de atmosfeer zelf aan de Christos gewijd is – dus positief – dan begrijpt u waarover het gaat. Iemand die harmonisch is met de christuskracht zal dus ook harmonisch zijn met de luchtgeesten. Zo iemand kan dus zeggen: Het zij stil, en het is stil. Maar hij kan niet zeggen: Dat het storme! Dat is bafumedisch. Dat kan alleen als we de chaotische krachten erkennen.

Nu zult u zeggen dat die krachten zelf misschien heerser zijn. Neen. Die krachten zelf die we overal terugvinden in het vuur, het water, overal dus, zijn dus met elkaar ergens in evenwicht. Dat is te begrijpen. Wanneer vanuit het duister, vanuit de luciferiaanse wereld de zoon van het duister opstijgt en hij gaat naar de hemel, dan komt er een ogenblik dat zijn aard moet veranderen óf terugkeren. Hij keert terug. Het is een kringloop.

Aan de andere kant is daar de Christos, die alleen tot een bepaalde diepte af kan dalen in de luciferiaanse wereld en daar óf wel moet vernietigen de luciferiaanse wereld – maar dan wordt hijzelf bafumedisch, chaotisch – óf wel terug moet keren. En dát is eigenlijk een zodanig intense kringloop dat daar alle bewustzijn, alle regels als het ware in zijn vastgelegd.

Het geheel van de kosmos wordt geregeerd door goddelijke wetten. Die goddelijke wetten zijn voortgekomen uit het samenspel van twee krachten. Wanneer nu een mens in staat is, één van die krachten – ook al is het maar voor een kort ogenblik – iets sterker te maken, dan zal daardoor het wezen van die kracht zich kunnen manifesteren. Er is een ogenblik in de tijd en de ruimte waarop die kracht, waarmee men harmonisch is, sterker naar voren zal komen.

De meesters over de krachten der natuur weten dit. Zij zijn soms mensen, soms ook geesten, dus entiteiten die een bestaan hebben gekend en daarna zijn gegaan naar andere vormen, naar andere werelden van bestaan. Zij richten zich op een kracht en die kracht antwoordt, die kracht schept een astraal vuur of een astraal licht. Dit astrale vuur of licht versterkt de actie van alle daarmee verwante geesten.

Dat is, geloof ik, een tamelijk zwaar brok voor u, maar ik hoop dat ik het redelijk duidelijk heb gezegd. Als het niet zo is, dan mag u het zeggen. Niemand waagt zich eraan voorlopig, dus zal het wel te zwaar zijn.

Dan kom ik aan deel twee van deze inleiding. Wanneer wij de ouden horen, de oude mensen van vroeger, dan hebben ze het over elfjes, over aardmannetjes, neaden, dryaden en wat er verder bijhoort; zij spreken van saters, van nimfen en dan vraag je je onwillekeurig af, heeft dat nu werkelijk bestaan? Dat heeft bestaan en dat bestaat eigenlijk nog. De vorm die er aan gegeven is, de sater, is het product van het menselijk denken, zo goed als de sfinx, de gevleugelde draak en al wat er verder is. Maar het wezen dat erin schuilt, in de kobold, in de kleine mensen van Ierland, de dwergen, ze zijn er. Dat wezen is er. Er is astrale kracht in de aarde; er is astrale kracht in het water, in de lucht, overal. En waar die kracht is, daar kan een soort persoonlijkheid ontstaan.

Nu moet u zich deze persoonlijk a.u.b. niet voorstellen als een soort levende tuinkabouter, of als een buitengewoon schaars bekleed mooi meisje dat wegvloeit met de golven. Het is natuurlijk erg prettig als mens er aan te denken. Het zou een leuke verrassing zijn voor menig heer als hij bij zijn viswater zoiets zou zien opduiken, maar zo is het toch niet. U moet hieraan denken als een tijdelijk leven. Er is een bewustzijn, een herinnering, er is een deel astrale kracht dat reageert, maar het is energie, er ontbreekt een ziel, er ontbreekt de goddelijke kracht aan. En dát is nu juist het jammere voor de luciferiaanse wereld. De bezielende kracht, dus het werkelijke leven kan alleen vanuit God komen. Want God is het tijdloze, maar het luciferiaanse bestaan is wel een tijdloosheid, die is zelf geschapen, en om deze te erkennen is het tijdsbesef nodig. God niet, God is.

Het demonische bestaat door zich te uiten en dat is een groot verschil. Daarom zijn alle vormen, die van het duister komen a priori onbezield. Alle vormen die uit het Goddelijke komen, kunnen bezield zijn of worden – maar zoals ik al zei, die grote kringloop van die twee krachten is wel de meest voorname – de meest belangrijke.

Als men het Heelal, het gekende Al zou willen voorstellen als een cirkel, dan kun je zeggen: We delen het in vieren, zetten er pijltjes in en zeggen van links naar rechts verloopt een voortdurende stroom van astraal vuur of astrale kracht.

In de sprookjes hoor je wel eens dat een kobold of een nimf of een elfje, het menselijk leven kan krijgen, kan bezield worden, maar dan moet er een offer zijn. En pas dóór dat offer verwerven ze een ziel. Dan zult u zeggen: dat is ook weer onzin! Het is maar een sprookje. Neen. Wanneer een kracht op een bepaald ogenblik zich offert, dus zichzelf ontkent ten bate van een andere, dan is dit een zó directe uiting van de christuskracht dat de goddelijke kracht erin tegenwoordig is, het is niet maar een verschijnsel, het is een tijdloos iets geworden. De heerschappij over die elfen, nimfen etc., denk dan maar eens aan Oberon en Titania, de midzomernachtsdroom waar Puck ronddartelt, waar allerhande toverkunsten worden vertoond, leuk sprookje; maar dichter bij de werkelijkheid dan je zou denken, want astrale kracht in alles is leven, is in zekere mate vatbaar voor indrukken van buiten, kán dus een bewustzijn kweken.

Wanneer een grote kracht heerst, dan kunnen wij dus ook zeggen dat die kracht de beheerser is van al wat harmonisch is. En Oberon zal niet bestaan als een werkelijk vorst, de nacht, maar hij zal er toch wel zijn. Er is een entiteit; die entiteit zal misschien niet bezield zijn. Er zijn mij een paar van die entiteiten bekend die niet bestaan. Maar nu komt het mooie: ze zijn niet bezield, maar iemand die wel bezield is en dus een goddelijke krachtbron kan aanboren, is harmonisch mét die kracht, dan zal hij zijn potentie, zijn goddelijke energie, die dus zoveel sterker is, niet alleen met die andere in harmonie zijn, hij zal hem beheersen.

De wouden van de druïden zijn tegenwoordig een legende. En toch zijn er nog plaatsen waar die heilige wouden invloed hebben; waar nog ongelukken gebeuren. De volksmond zegt het meestal beter dan de mensen die de wegen aanleggen. Omdat daarin nu eenmaal demonen of oude goden leven. Die beelden bestaan. Je kunt de vorm wegpraten, je kunt het wezen niet wegpraten. Wanneer ik met die kracht één ben en het is een destructieve kracht, kan ik die kracht gebruiken, maar alléén voor een destructief doel.

Ben ik één met een vormende kracht, harmonisch met een vormende kracht, dan kan ik die kracht bevelen, maar alleen in vormende zin. Wie is dus eigenlijk de meester van de natuurkrachten? De mens? De geest? Zeker God. Maar ergens ook wij. Waarom? Omdat wij het vermogen bezitten om ons in harmonie te brengen mét bepaalde krachten en daarvoor bestaat een heel uitgebreide wetenschap, het is magie. En bij die magie, een soort waarschijnlijkheidsleer, richt je jezelf op een bepaalde kracht, je maakt jezelf er zo harmonisch mee, dat op een gegeven moment er geen verschil meer is buiten het ene: ik ben bewust, ik heb de zielekracht, de andere heeft het niet. De natuur gehoorzaamt.

Veel mensen gebruiken het onbewust. Zijn er hier dames of heren die – symbolisch natuurlijk – een groene duim hebben? Bij wie dus alle planten goed groeien? Wanneer u nu eens overweegt wat dit is. Het gaat hier via het natuurlijke proces, u bent er zich niet van bewust, maar u bent harmonisch met die planten. Of die harmonie nu erg groot is of bewust is, ja…. misschien niet, maar ze is er. Uw levenskracht vloeit a.h.w. door en geeft kracht, niet alleen kracht aan de planten, maar helpt zelfs ten dele hun bloeiwijze, hun groeiwijze mee bepalen. Het is net of de plant een beetje gehoorzaamt.

En dat is nu het eigenaardige, dat is dus een voorbeeld van “beheersen” van de natuurkracht. Wij denken altijd wanneer we erover spreken aan de man die tegen de vulkaan zegt: “Oervuur, ga terug totdat ik je roep.” De vulkaan rommelt een beetje; voert nog eens een keer een rookwolkje en ze zwijgt.

Of we denken aan de Tibetaanse monnik, die daar eenzaam staat op een klip ver boven de dalen en de hoogvlakte, en daar zijn handen uitsteekt, en zegt: “Storm ga liggen” en de storm gaat liggen. Natuurlijk, die dingen zijn er, die bestaan. Of we denken aan die mensen die over water kunnen lopen, zonder water te zien. Dat vinden we dan iets ontzettend mooi, iets geweldigs, die beheersing, dat is groot. Maar wat is eigenlijk de werkelijkheid? Dat er mensen zijn die voor zich een soortgelijke harmonie hebben gevonden, alleen gebruiken ze hem niet, niet bewust. Er zijn mensen die zijn als het ware in het water geboren, water is hun vriend, en het gekke is, dat die mensen niet gauw zullen verdrinken, alleen wanneer ze domheden uithalen.

Er zijn mensen die een landstreek doorgaande, zeggen: “Hier liggen de ertsen, of dáár is water” en het is goed. Niet eens met een wichelroede, zomaar. Die mensen zijn harmonisch. Harmonisch met dingen, daardoor spreekt het voor hen. En het gekke is, wanneer het water er normaal niet zou zijn en de mogelijkheid is er, dan heb je nog een grote kans, dat als die harmonie groot genoeg is, er een put wordt geslagen waar iemand heeft geboord en niets heeft gevonden, de ander er 10 meter naast borend, wél water vindt. Tja, onderaardse stromen, dit of dat. Neen. Niet alleen, maar een harmonie.

De meesters der natuur zouden de mensen kunnen zijn. Dat is mijn tweede deel van het betoog.

Nu ja, dan moeten we natuurlijk van dat ‘zouden kúnnen zijn’ naar de vraag: Wie zijn het dan? Ik heb al gezegd: namen noemen we niet.

Kijk eens, wanneer ik kijk naar die christuskracht, dan zie ik dat goddelijke liefde uiteen valt in hiërarchieën met grote engelen, met koren met groepen en met kleinere engelen, met eenvoudig …tja… hoe moeten we het noemen…. de cherubijntjes misschien, die rondploeteren hier op aarde nu en dan, en daaronder weer, de geesten van overgeganen die hun harmonie met het licht hebben gevonden. Dat is een hele piramide.

En aan de andere kant is er ook een inverte piramide. Vanuit het demonische komt de Bafumed. Vanuit de Bafumed komen dus de krachten – dat zijn de heersers van de planeten, d.w.z. de zgn. demonen van de planeten, en al het andere – en dat komt zo langzaam bij elkaar. Nu is elk van deze krachten heerser over de natuurkracht. Elk van deze krachten heerser over de natuurkracht. Elk van die krachten is degene, die de natuurkracht kan ontketenen, het zijn dus twee verschillende.

Wanneer je in een tijd als deze van dit jaar bv. ziet hoe het weer is, en nu ja, hoe de mensen zijn en hoe gek het is dat het materiaal vaak zich wat vreemd gedraagt en onverwacht, dan zou je zeggen: Het zal wel toeval zijn, of “het zijn de kosmische golven, de cycli”; ja, er zit wat anders bij. Wat is op het ogenblik het harmonisch element van het jaar? Saturnus.

Saturnus is niet alleen de god van de Saturnaliën, Saturnus is de rechter. Hij is o.a. meer de beheerser van het lood en van de radioactieve elementen. Saturnus heeft de neiging om de zon weg te drukken. Hij is in zijn optreden tegenover een niet-harmonische wereld, altijd iemand die het licht wegdrukt. Donai, Joth Elohim. Die grote kracht wordt zoveel mogelijk weggedrukt. Alleen waar de mens die harmonie kan vinden, is Saturnus ook weer gelijktijdig een vriend, want dan maakt hij het mogelijk ook compleet die kracht te beleven.

De mensen zijn niet harmonisch. Wat moet er anders gebeuren dan dat het een koud en nat jaar wordt overal? Daar kun je niets aan doen. En Saturnus heeft invloed op bepaalde materialen en op bepaalde stralingen. Wanneer de mens harmonisch is, dan zal hij die dingen perfect maken. De mens is niet harmonisch, dus krijgen we een destructieve, ontbindende invloed. Het demonische komt naar voren vanuit Saturnus i.p.v. wat we noemen de intelligentie, de meer goddelijke kracht. En zo is dit overal. Je kunt dit dus vertellen in de vorm van een sprookje, je kunt het ook gaan zeggen in de vorm van de termen der astrologie, je kunt het alchemistisch doen, je kunt het magisch doen, maar het feit blijft bestaan. Welke benadering je ook neemt, je moet ergens zeggen: Hier zijn krachten waarvan we de aard kennen; is de mens harmonisch dan krijgen we dit effect; is de mens disharmonisch dan krijgen we dat effect.

En zo kom ik dan tot de conclusie die misschien toch wel de moeite waard is. Wat wij noemen de sterren en de planeten, bezielde wezens, zijn vaak van een zodanige grootorde, dat daarin het astrale, het astrale licht sterk aanwezig is, in een sterke concentratie. Dit zijn lang niet altijd bezielde persoonlijkheden, vaak ook wel, maar deze hebben invloed op de totale samenhang tussen alle planeten en sterren. Wanneer ik dus dat astrale vuur of astrale licht actief kan maken, ben ik de meester. Want ik zal uit de krachten rond mij de beheerser, de leider uit kunnen kiezen, die mij kan helpen om mijn doel te volbrengen. Maar als ik het niet bewust doe, kan ik het ook onbewust doen. En daar zit nu juist de moeilijkheid eigenlijk.

Meester zijn over de natuur, dat is uiteindelijk iets voor de wezens die op aarde leven en die bewustzijn hebben. Voor niemand anders. Voor alle anderen is wat er in de natuur gebeurt een nevenverschijnsel, dat is een bijproduct van een kosmische worsteling.

Wanneer we op aarde zijn, of wanneer we aan die aarde gebonden zijn, is het belangrijk. Rechtens zijn wij de heersers, maar zolang wij onszelf niet meester zijn, worden wij – omdat we ook een astraal voertuig hebben, omdat we ook diezelfde kracht bezitten en ergens in de vorm waarin we bekleed zijn, eigenlijk bestaan dankzij de strijd tussen deze twee krachten – en zijn we ermee verbonden. Onbeheerst kan de kracht ons beïnvloeden, beheerst, beïnvloeden wij de krachten. Alle engelen, alle grootmachten, van licht en duister ten spijt zijn wij de sterken, wanneer wij ons bewust zijn van goddelijke dat in ons leeft; wanneer wij het licht en het goud en de kracht kennen die in ons voortdurend bestaan. Wij zijn inderdaad op aarde gesteld om te heersen. We zijn in de sferen gebracht om de heerschappij te leren, opdat wij in een goddelijke perfectie niet slechts zullen zijn ‘product van een uiting van God en een demon’, maar wezens die het goddelijk beeld, het goddelijk wezen in zich dragen.

Dan is het enige antwoord: Wij moeten eerst leren onszelf te beheersen; wij moeten ons losmaken van alles dat ons beïnvloedt, zelfs van die stemmingen die ons soms bevangen; wij moeten ons losmaken van de angst, die ons zo vaak overspoelt en van de begeerten die ons dwingen, tegen ons beter weten te handelen, moeten we de weg zoeken waarin wij getrouw zijn aan onszelf en aan de God die in ons woont. Op dat ogenblik is elke mens meester van de krachten der natuur.

Tot die tijd zal er soms een mens zijn die meester is over de krachten der natuur, een enkeling, en verder zullen het geesten zijn, verder gestegen en gevorderd dan u, die voor u trachten dit geweld der natuurkrachten te leiden en te regeren. Er de meester over spelen, zoals bv. de Groten van de Witte Broederschap dat soms doen. Zij zijn niet de ware meesters, de ware meesters zijt gij. Zij zijn het die voor u optreden als regenten, totdat gijzelf volwassen zijt.

En de demonen met hun vernietigingsdrang. Ook zij gebruiken de krachten die in wezen door u beheerst worden. In u ligt de mogelijkheid van de perfecte synthese, niet het schepsel van de afgrond, in het wezen uit het licht in u…. ín u …. kan de werkelijke schepping en het wezen Gods herleven en kan dat bafumedisch principe weer één worden met het werkelijke; kan de schijnwereld der demonen weer opgaan in de wereld van de werkelijkheid. Dát is uw meesterschap, dát is uw taak, dát is de eindbestemming van de mensheid.

Nu kan ik me voorstellen dat u nog een heleboel dingen te vragen hebt, waarover ik niet sprak. Het staat u volledig vrij dat te doen. U mag mezelf vragen waar de aardmannetjes voorkomen en wat elfjes zijn. Ik zal proberen er antwoord op te geven, maar dit is de essentiële boodschap, dit is die werkelijkheid die u zou moeten beseffen.

Het gaat er niet om het weer mooi of lelijker te maken, het gaat erom in u de harmonie te scheppen, de harmonie waar het weer en de planten en de gebruiksvoorwerpen en de metalen, de aarde, zelfs het water en het vuur aan beantwoordt. U weet waardoor de verschillend werkende delen van één chemisch element zo zeer in zich tot synthese komen, dat er weer eenheid en gelijkheid bestaat. Dat de werking weer is, alleen de weergave van de goddelijke scheppende gedachte zonder verval, dat het oude Butabulé wordt een steen der wijzen. Het groot Arcanum van het menselijk zijn wordt uitgedrukt in de materie.

Daarmee, vrienden, wens ik u een aangename pauze toe. Na de pauze ligt het helemaal aan u waar we verder van spreken. Maar ik zou de voorkeur geven natuurlijk aan vragen over dit onderwerp.

Tweede deel.

U heeft gelegenheid gehad om u bezig te houden met alle problemen die u interesseren, zelfs met de problemen die ik heb geprobeerd aan te snijden. Wat de resultaten daarvan zijn, hoop ik dus te zien uit de vragen en als u schriftelijke vragen hebt ingediend, dan zou ik die graag het eerst behandelen.

  • De wilde jacht hangt samen met Wodan. Is Wodan dus een demonische kracht?

Vanuit het christelijk standpunt wel. Misschien mag ik het zo formuleren. De oude goden die vereerd werden, waren allen natuurkrachten, dus niet alleen Wodan maar ook Baldur e.d. Zij waren net als de griekse en egyptische goden representanten van de natuur. Toen het christendom kwam – dat uit zich weer voortkwam uit, het Judaïsme – is dus in de plaats van de vele goden, die ene God gekomen.

De wilde jacht wordt niet altijd aangevoerd door Wodan, dat mag ik er misschien bij zeggen, maar Wodan is dus inderdaad een luchtgod. En in deze zin is hij voor de christen demonisch, indien hij hem als godheid erkent. Dat is een grote moeilijkheid die tot heel veel onnodige wreedheid en verlies van veel wijsheid op de wereld heeft gevoerd. Men heeft nl. niet begrepen dat het in het christendom goed is, om God te erkennen boven alle dingen en in alle dingen de uiting Gods te zien. Men heeft dus – geleid waarschijnlijk door de vroegere vormen van denken en geloven – antithesen tot God willen scheppen: de duivel. En men heeft al datgene dat niet christen was, duivels willen noemen. Daaraan hebben we de heksenprocessen te danken bijvoorbeeld. Heksen waren in principe en in het begin gewoon mensen, die natuurgoden nog kenden en werkten met de krachten van de natuur. Wij hebben dat gezien bij de foutieve vervolging van de goede alchemisten, er is dus bij de alchemie een splitsing geweest, o.a. bij de Johannieters dat was inderdaad minder mooi en dat had men op kerkelijke gronden kunnen aanpakken, maar de kerk heeft het kind met het badwater weggegooid.

Wanneer wij Wodan zien als een luchtgod, dan is hij onderdanig. Wanneer we  hem zien als een god, dan is hij voor ons heel vaak de personificatie van de bafumedische kracht, dus de demonische kracht en hij is de storm, maar hij is niet altijd de storm en dat moet u niet vergeten. Hij is daarnaast vele andere dingen. Het is één naam waarin zich vele aspecten samenvatten, die eigenlijk elk op zich een personificatie zouden verdienen. Is dit voldoende?

  • Onlangs verluidde: dat de meteoor – die vóór jaren in Siberië neerkwam en geweldige verwoestingen aanrichtte, maar nooit gevonden werd – uit antimaterie zou hebben bestaan. Wil dit zeggen astraal en ook demonisch?

Neen. Dan moeten we eigenlijk een klein beetje weten van atoomchemie en dat is natuurlijk wel moeilijk. Misschien kunt u het zo voorstellen. Ik heb een aantal balletjes, die laat ik rond mijn hoofd draaien met touwtjes eraan. Nu begin ik met andere balletjes te draaien en daar zit een chirurgische laag aan. U weet wel, zo’n heel fijne harde staaldraad. Wanneer nu op een gegeven ogenblik die twee samen komen, gebeurt er dit: de touwtjes slaan door. Explosie dus, de balletjes vliegen weg, maar ook de chirurgische zaag zal gekwetst worden, zal breken, want die gaat een slag maken die ze niet maken mag en ook die vliegt weg. De verbinding wordt opgelost.

Antimaterie, dat is materie waarin de delen ook wel “spin” hebben, maar die is meestal tegengericht; ze hebben dus een draaiing, de delen zijn anders opgebouwd. De krachten die in dit atoom bestaan zijn negatief, waar normaal een atoom positieve kracht heeft. Wanneer die twee velden met elkaar in aanraking komen, het positieve en het negatieve, dan heffen ze elkaar op. De bindende kracht welke die energie in de vorm van het atoom samenhield, valt weg en wat is het resultaat? De zaak explodeert. Dat is antimaterie. Het heeft dus ergens met het astrale te maken en wij zeggen dus over het algemeen, dat de zgn. antimaterie een bafumedische kracht is, omdat zij nl. op het gevormde en bewustdragende Al over het algemeen vernietigend inwerkt.

Terwijl zij op zich – er zijn planeten en sterren uit antimaterie gevormd – wel vormen van bewustzijn dragen, maar niet zo hoog als die van de normale materie. Wij nemen aan dat dat een bafumedische kracht is. Maar als je dat wilt ontleden aan hand van zo’n krantenbericht, dan kun je gewoon zeggen: Er zijn hier twee soorten stof samengekomen, die op elkaar een zodanige inwerking hebben dat alle energie vrijkomt. Ook dat de betrekkelijk kleine meteoor van antimaterie, een zeer grote krater kan slaan en een zeer grote hitte kan doen ontstaan, veel meer dan een grote atoombom. Daar lijkt dus een beetje op.

  • De christuskracht heeft, naar ik meen, niets met christendom te maken.

Dat is een vaststelling die ik volledig onderschrijf. Ik zal er iets meer van zeggen, want anders klinkt het zo vreemd. Wat men christendom noemt, is dus de vergoddelijking van de Christus in een bepaalde figuur, gepaard gaande met een reeks opvattingen, eigen verhevenheid en gerechtvaardigd zijn, die dus niet op harmonie, maar alleen op letterknechterij berusten. Christendom is in vele gevallen strijdig met de Christus en met Jezus die de Christus op aarde droeg, die de Christos als het ware representeerde in stoffelijke vorm. Om u een voorbeeld te geven:

Jezus is tegen alle geweld – heel eigenaardig – maar zelfs wanneer het om Zijn leven gaat, zegt Hij tot Petrus: “Steek op dat zwaard” en Hij maakt het oor van Malchus. Het onheil maakt Hij nog in orde. Jezus zegt: ”Je moet alle mensen liefhebben.” Iemand die je erkent als je naaste, waarmee je dus een relatie hebt, die moet je liefhebben. Ja, zegt het christendom, als hij van onze denominatie is. Maar hoe kan ik nu als hervormde een katholiek liefhebben?

Tegenwoordig is het een beetje anders. Er is een tijd geweest dat ze elkaar dood sloegen. Er is geduelleerd indertijd in een bosje buiten Amsterdam in de richting van Purmerend, omdat twee dominees ruzie hadden gekregen over de vraag: of engelen voeten hebben of niet. De duelerenden waren twee ouderlingen die het voor hun dominee opnamen, is dit christendom?

Jezus maakt geen verschil van natie, maakt geen verschil van ras. Er zijn vandaag aan de dag nog kerken die gesloten zijn voor mensen van een andere huidskleur. Erg christelijk vindt u niet?

Jezus zegt; “Geeft uw bezit weg en volg mij”. Bezit is eigenlijk maar secundair, het bezit moet jou niet hebben, dat is iets dat je gebruikt. Hij gooit niet alle bezit over boord, per slot van rekening Judas droeg de beurs. Hij had heus wel wat, maar dat was niet iets waaraan Hij gebonden was. Dat was geen bezit, dat was iets dat hij gebruikte.

Er is geloof ik geen natie waar men zo zeer op privaat-eigendomsrechten is gesteld als juist de zeer christelijke natie. Jezus zegt: dat je alle mensen vrij moet laten in de prediking, maar óók op alle andere terreinen. Zijn uitspraak wijst erop: “Geeft God, wat Godes is en de keizer wat des keizers is. Wanneer men u niet wil aanhoren, schudt het stof van die stad van uw sandalen en ga verder”. Toch verdedigen wij het christendom te vuur en te zwaard zo nu en dan. We zijn tegen elk idee van communaal leven en communaal bezit, want we verdedigen de vrijheid, maar de christelijke vrijheid is juist gebaseerd op het vrijwillig samenwerken. Er is geen sprake van C.A.O., er is geen sprake van sociale verzekeringen en er geen sprake van liberale, sociale of communistische of bolsjewistische regeringsmaatregelen, daar interesseert Jezus zich niet voor. Hij zegt doodgewoon: Wanneer Ik iemand helpen kan, dan moet Ik dat doen, want het is Mijn naaste. En wanneer iemand Mij helpt, dan mag Ik dat rustig aannemen, want hij is Mijn naaste. Wanneer Ik werk dan werk Ik. Omdat Ik daarmee een ander een dienst bewijs, niet omdat Ik er rijk of beter van moet worden.”

“Ik dien” en dan vraag ik me maar af of het nog dienen is, wanneer – zoals in sommige landen gebeurt – een christelijke partij bv. probeert aan alle anderen zijn inzichten op te leggen.

  • Nu, de vraag had eigenlijk meer betrekking of de christuskracht werkt door anderen dan door Jezus; dat was eigenlijk mijn vraag.

Ja, ja ja.. maar ik was nog niet uitgesproken. Het christendom en de Christus zijn twee verschillende figuren, bv. Jezus werkt op zondag. Dat wordt Hem kwalijk genomen, dat staat dus in de evangeliën. Er zijn toch mensen die ieder ander willen beletten op zondag wat anders te doen, dan op een harmonium te pompen en liederen te galmen. Wat is hier nog voor overeenkomst? Christendom is kennelijk heel iets anders dan de christusgeest. Christendom dat is een naam voor een vorm van godsdienst en – neem me niet kwalijk – van zelfverheffing en zelfrechtvaardiging, in vele gevallen een soort poging om een extra deurtje naar de hemel te vinden, terwijl de christusgeest de liefde is. Niet de stoffelijke liefde of de liefde van: “ik vind je zo aardig” of “wat moet ik toch ons vorstenhuis liefhebben”, maar doodgewoon de liefde: “Hier is een mens, hier is een schepsel Gods.” Die liefde die leeft steeds weer en daarmee leefde Christus steeds weer. Wanneer een mens er toe komt niet aan zichzelf te denken als middelpunt van het Al, met rechten en desnoods met plichten, maar om te leven juist in de uiting van deze genegenheid, deze liefde, deze vrijwillige dienst aan God en het leven. Dat is het echte christendom, en dat is dus heel iets anders dan hier onder het woord wordt verstaan. Dan kan ik dus nu als antwoord op uw aanvullende vraag erop wijzen: er zijn dus zeker ook andere representanten van de Christus dan alleen Jezus op aarde, ofschoon Hij voor deze periode nog de grootste is. Er is een nieuwe wereldleraar die ondertussen een vernieuwing weer voorbereidt op dit terrein, maar tot nu toe is Hij, Jezus, weer de grootste; en er zullen er altijd wel weer zijn. De Christus is een levende kracht, niet een historische meester. Ik geloof dat ik hiermee genoeg gezegd heb.

En denk nu niet dat ik geprobeerd heb om even wat te kraken. Want in het christendom groeit hier en daar langzamerhand een begrip van wat Christus wil, maar er zijn zoveel mensen die christelijker zijn dan de Christus zelf, dat de ware christenen binnen het christendom weinig of geen kans krijgen. En dat is jammer.

  • In mijn bezit is een piramidevormig kristal, ooit gevonden bij een piramide. Kristallen zijn echter nooit aan twee zijden piramidevormig. Wijst deze vondst of een bepaalde harmonie tussen kristal en piramide?

Wanneer een piramidevormig kristal is gevonden, dan zal het waarschijnlijk bestaan uit een reeks ruitkristallen in een zeer fijne band ten opzichte van elkaar en het is de helft van een oorspronkelijk kristal.

Er zal dus wel een tweede helft van te vinden zijn. En wanneer dit het geval is, dan kunnen we wel aannemen dat hier misschien een band of een verbintenis bestaat.

Ik weet nl. dat men kristallen heeft vervaardigd met zeer speciale vormen geslepen, gekloofd en alles, om daarmee bepaalde doeleinden na te streven. Het door u genoemde kristal of de eveneens voorkomende piramidevormige vormpjes werden o.m. gebruikt voor concentratie, bij telepathie en bepaalde hypnotische experimenten in Egypte. Misschien dat het daar iets mee te maken heeft. Ik kan echter niet zeggen of dit a priori iets te maken heeft met die piramide of niet. Maar als het er een tijdje in buurt heeft gelegen en het is een piramide, waarin krachten werkzaam zijn, dan is het wel zeer waarschijnlijk dat het kristal dus niet door de bedoeling, maar eenvoudig door de aanwezigheid op die plaats, zich langzaam georiënteerd heeft op die krachten, welke in die piramide werkzaam zijn. Of dat goede of kwade zijn, dat is niet van belang verder. En die oriëntatie kan dus onder omstandigheden een contact op afstand teweegbrengen, zoals trouwens met die telepathische experimenten vroeger ook wel het geval was. Daar ging het uiterlijk ook om gelijke vorm van concentratie en daardoor van kracht.

  • Toen u dat vertelde van de Christus en de luciferkracht zag ik cirkels die elkaar snijden. Is dat waar of fantasie?

Dat is inderdaad een voorstelling die hieraan wel wordt gegeven. Het is natuurlijk niet helemaal juist. In de eerste plaats zijn het geen cirkels, het zijn bollen in vierdimensionale uitslag die elkaar kruisen. Maar als een simpele voorstelling, kunt u dat zeggen. Het eenvoudig beeld dat u daar voor kunt gebruiken is dus inderdaad twee cirkels die elkaar kruisen; dan krijgt u een lensvorming in het midden en dan zet u in de lensvorm weer een kruis, om daarin de cirkelgang van de kracht uit te drukken. Dat kunt u dus doen, dat is een oude voorstelling zoals die bij de Rozenkruisers bestaat en ook als ik me niet vergis – bij een tra tor van een zgn. Goldkreuzer, een duitse orde van alchemistische origine. U kunt nog iets verder teruggaan, dan vindt u het in de primaire stellingen omtrent de kosmos, meestal onder het zegel van Hermus Temechistros, verkondigd maar behorend tot de structuurleer van Pythagoras. Het is dus geen onjuiste voorstelling ervan.

  • Ja, dat ene punt dat u naar voren bracht, dat eigenlijk de mens hier op aarde de heerser is van de natuurkrachten. Dat heeft mij ineens doen denken aan de in dezelfde richting wijzende mededelingen, die in de boeken van Alice Bailey staan; daarin wordt naar ik meen vooral de nadruk gelegd, dat de mens de taak zou hebben op aarde om deze drie lagere natuurrijken, dus het minerale, het planten- en dierenrijk, te helpen in zijn bewustwording. Is dat juist?

Ik zou het niet zo willen stellen. Dit is een typisch menselijk stellen, waarbij de mens dus de nadruk legt op zijn eigen meerwaardigheid, maar die heeft hij in vele gevallen nog niet. Hij heeft dus die mogelijkheid nog niet. Er komt een ogenblik in de menselijke cyclus, maar die houdt ook geestelijk bestaan in, dat de mens in staat is om te helpen in meestal eerst het mineralenrijk, later planten- en dierenrijk.

Dat is inderdaad dus waar, het is een functie. Ons doel zou ik liever zo omschrijven: onze taak is het in onszelf de goddelijke harmonie, de éénheid met alles, het zijnde, zo zeer waar te leren maken, dat we met alle dingen harmonisch kunnen zijn. Wat hebben we dus bereikt? Dan is er harmonie met God, en God is dan in ons niet meer een vreemde naam, maar Hij is een actief element. God beweegt ons dan. Dat horen we wel eens. Ze worden door God gezonden of bewogen. En dan volbreng je dus vanzelf die taak en die taak zal heel vaak liggen op het terrein van het lagere, maar het kan ook onder de mensen liggen. Daar hebben we dus niets mee te maken.

Wat Bailey doet is allemaal theoretisch heel mooi en juist, dat geef ik graag toe, daar zit heel veel goeds in, maar we moeten één ding niet vergeten: het is een systeem en er zijn tienduizenden systemen geweest, en zullen er nog zijn, die elk voor zich waar en aardig zijn, maar die altijd uitgaan van een bepaald standpunt. En nu is de vraag: maar kun je met dat standpunt harmonisch zijn? Is dat standpunt voor jou een innerlijke weg om tot de beheersing van jezelf te geraken? Wat je dan verder wordt gezegd wat je taak zal zijn, ach, dat is minder belangrijk. Dat is allemaal aankleding van het systeem.

Maar als je het nu eerlijk wilt bezien als mens, dan moet je zeggen: Ik ben in mijzelf het doel en het middel. Ik bereik in en dóór mijzelf, goed, God doet het voor mij, God geeft mij kracht, maar voor mijn bewustzijn ben ikzelf de strevende en mijn werkelijk “ik” is mijn doel. En wanneer ik dit nu maar bereik – onverschillig op welke weg of op welke wijze – dan bereik ik in mijzelf (en dat heb ik toch geloof ik wel heel duidelijk aangestreept) de synthese in het “ik” van de chaotische of bafumedische kracht en van de christuskracht, de directe uiting van het goddelijk. En wanneer ik die synthese vind, dan heb ik dus de ware godsgedaante gevonden. Ik ben de perfecte Adam geworden, de perfecte mens. Ik ben de wereld die God schept, de weergave van Zijn volmaaktheid. En wanneer ik dat bereikt heb, dan ben ik dus vanzelf volgens die wetten ook actief, maar waar die activiteit ligt, dat heeft er op het ogenblik niets mee te maken. Je kunt daar andere visies over hebben, al erken je dat het gestelde op zich niet onjuist behoeft te zijn.

Het is een systeem, en elk systeem is gefixeerd in het menselijk begrip en begripsvermogen, en omvat daardoor nooit het totaal van het werkelijk wezen van de mens, dat immers boven het stoffelijk begripsvermogen uitgaat.

  • Ik wilde geen reclame maken voor de boeken van Alice Bailey, maar ik vond er een parallel in.

Ik geloof niet dat ik antireclame gemaakt heb. Ik heb gezegd wat ik ervan denk. Het is moeilijk om daarover een vraag te formuleren, en toch heb ik het u niet moeilijker gemaakt dan nodig is.

  • Nu het was knap moeilijk.

Ach, het is niet zo moeilijk, maar u moet proberen de zaak los te zien van al die termen. Er zijn twee krachten, er is een mannelijke en een vrouwelijke wereld. Wanneer mannen en vrouwen dus een bestanddeel zijn om tot nieuw leven te komen, dan moeten ze samen komen. Logisch. Zeg dat God de mannelijke wereld is en dat de luciferiaanse wereld, de bafumedische het vrouwelijk element is. Het is niet allemaal waar hoor, anders gaan de dames protesteren. Maar waar die twee elkaar ontmoeten, ontstaat hetgeen wij kennen als De Schepping. Dat is nu het eerste punt.

Het tweede punt is: Als je een kind hebt, dan zitten daar de wetenschappen van pa en ma in, en eventueel van het voorgeslacht natuurlijk. In de schepping zijn de eigenschappen van de goddelijke wereld en de bafumedische wereld aanwezig. Wanneer je een beroep doet – wie van u zich zijn kindertijd nog kan herinneren, weet het wel – op de sociale gevoeligheden van ma, kun je pa vaak een loer draaien. En als pa het met ma niet eens is, en je weet hoe je pa moet aanpakken, dan krijgen die twee misschien wel ruzie, maar jij krijgt je zin. Dat is het hele principe teruggebracht op het heel eenvoudige. Ik heb dus gezegd: Degene die zichzelf beheerst en zijn relatie tot pa en ma bewust weet te bepalen, die bepaalt dus ook bewust wat er gebeurt. Degene, die in de schepping leeft en zijn harmonie zelfstandig bepaalt, en voor mij betekent de enig juiste manier om het maar op pa en ma te houden, want ik vind de kracht van het leven veel belangrijker dan de kracht van verval. Richt u dus op dat goddelijke, leer dat goddelijke in harmonie in jezelf verwerken en begrijpen, want dan ben je krachtens deze harmonie meester over alles. Dan ben je sterker dan de vormen rond je.

Nu dat was eigenlijk mijn hele bedoeling. Ik heb er natuurlijk een hele boel bij verteld en dat heb ik herleid tot de eenvoudigste, kinderlijke termen, die ik me voor kan stellen. Want ik had het u veel zwaarder kunnen maken. Want dan had ik moeten spreken over de 77 grootmachten en dan over de 7 tronen met de 49 stralen. Dan had ik u dus een schema kunnen geven, waarbij natuurkrachten worden toegeschreven aan een bepaalde straal. Om nu eens wat te zeggen: De eerste straal omvat alle hoge leven; de tweede straal omvat het minerale en plantaardige, de derde straal omvat de elementen der hoogste rang. En dan komen die krachten tot uiting in de weerkaatsing van de vijfde, zesde en zevende straal, waardoor de reflex wordt geschapen en uit die reflex ontstaat de vorm enz. enz. Had ik u ook kunnen vertellen, helemaal uitgebreid, maar dan had ik u de bafumedische cultuur moeten vertellen, waarbij je dus een soortgelijke …. ik heb alleen maar gezegd er zijn twee piramides, rechte en omgekeerde. Ik heb heus vereenvoudigd, maar dit is een zeer veel omvattende materie en als je dat allemaal wilt gaan verklaren, dan kom je nooit klaar. Wanneer je te weinig verklaart, dan is er te weinig voor de mensen om na te denken, dan lijkt het onbelangrijk.

Ik heb geprobeerd om u een beeld te geven van de kosmos en zo te verklaren, waarom u eigenlijk meester bent van de natuur, van de krachten van de natuur, althans kunt zijn. Waarom uw erfdeel is, niet alleen deze aarde zoals het in het O.T. staat, waar God Adam stelt als heer over de aarde, maar waarom de mens Heer zou moeten zijn over de natuur en dit alleen kan wanneer hij in zichzelf de eenheid met God weervindt. Dat is, geloof ik, wel erg belangrijk. U moet niet geloven dat ik u een kunstje kan leren om het morgen zonnig te maken, ofschoon het u wel mee zal vallen. Bovendien wanneer ik u dat vertel, dan moet ik u ook het kunstje van regen maken vertellen en dan zou je er helemaal geen weet meer van hebben, want het ene ogenblik ‘warm en zon’ en het andere ‘koud en regen.’ Iedereen wil zijn eigen zin doen. Dat heeft weinig betekenis. Pas als je begrijpt hoe harmoniërend het in de natuur moet zijn en kan zijn, kun je goed en juist die krachten beheersen. Maar principieel zou u het kunnen en zo kunt u ook de materie rond u beheersen.

U vindt misschien dat ik een hele hoop moeilijke dingen heb gezegd, maar weet u nu wat ik heb gezegd? Zullen we het weer heel eenvoudig maken? Als je last hebt met je stofzuiger, ligt het niet alleen aan het defect van het materiaal, want als je met je stofzuiger harmonisch bent, dan voel je waar de fout zit. Je laat hem repareren voordat de fout komt eventueel. Wanneer die fout komt, weet je waar die zit, je neemt een schroevendraaier en je repareert hem even zelf. En ten laatste, dat ding blijft goed functioneren, terwijl het bij een ander al lang kapot zou zijn. Dat zijn heel eenvoudige dingen. Waarom breekt de een altijd kopjes en de andere niet? De heren sluiten we uit, die willen niet afwassen, maar onder de dames zullen er altijd nog wel zijn die zeggen: ik ben zo breeks. Is dat nu alleen maar een kwestie van onhandigheid? Vaak niet, want het breekt nog in de kast, dat is het wegzetten. Hoe kan dat? Dan moet je zeggen: ik ben met die porseleinaarde niet harmonisch. Wanneer ik anders sta tegenover die dingen, staan die dingen anders tegenover mij, al zijn ze menselijk gezien dood materiaal, leven ze niet, er zit een bindende kracht in, astraal. Dat zijn de eenvoudige dingen ervan. En m.a.w. heb ik u de raad gegeven om vanuit uzelf te zoeken naar de instelling, waarbij u alles positief als deel van het goddelijke, van het goede, te aanvaarden hebt. Dan maak je het goede, het levende sterk. Als u chaotisch, als u verwerpt, als u negatief denkt, dan roept u de bafumedische kracht op, dan roept u de krachten van chaos op. En als u dat nou maar onthouden hebt, dan kunt u er misschien toch nog iets mee doen in uw dagelijks leven. En zeker kunt u hierdoor ook iets begrijpen van al die gekke dingen die er gebeuren.

Als er een hoop mensen in de fabriek zonder plezier werken, is het dan gek dat er iets explodeert? Als de mensen een hekel hebben aan die luchtbus, waarmee ze heen en terug moeten vliegen, is het dan een wonder dat er een vleugel begeeft of dat een instrument zegt: ik doe het niet meer? Er is geen harmonie, de mensen trekken de vernietiging, de chaos vaak zelf aan. Als we dat nu gaan begrijpen, dan zult u misschien zeggen: maar wij gaan in ieder geval steeds zo positief mogelijk te werk en dat is toch wel erg belangrijk.

  • U hebt in het begin iets gezegd over de wijze waarop de luciferiaanse wereld werkt. Kunt u dit nog iets langzamer uitleggen?

Ik wil het wel proberen, hoewel het verband met het onderwerp alleen een verklarende zin was, dus op zich niet zo belangrijk. God is een wereld, die moet u zich voorstellen als een soort kring met een middelpunt dat vibreert en van die grens gaat het weer terug. Dat is God en het totaal is het goddelijk bewustzijn. Al wat daarin leeft is aan die golving onderworpen. Nu bestaat daarin ook bewustzijn. Stel nu, dat er zo’n bewustzijn is dat zegt: ik wil niet meer met zo’n goddelijke golving leven. Dan heeft u Lucifer. Lucifer heeft de goddelijke gedachten willen volgen, maar die wil zelf denken, maar door zelf te denken kan hij alleen óf ondergaan in het goddelijke óf het goddelijke ontvluchten. Hij komt dus eigenlijk in een niets. Hij komt in een potentie, in een potentiële toestand, maar daar is hij – zelfs als hij gevolgd is door heel veel engelen – alleen. Er is niets. Hij kan alleen voor zich een wereld vormen wanneer hij God imiteert, wanneer hij van zich uit kracht doet uitgaan en deze kracht evenzeer doet pulseren als God dat doet. Hij moet bepalend zijn voor zijn wereld. Hij moet alleenheerser zijn. En wanneer dat gebeurt, dan is er een goddelijke kracht die leeft in Lucifer. Het is de goddelijke kracht die vanuit Lucifer werkzaam is, dat wel, maar Lucifer heeft zijn relatie met de goddelijke wereld ontkend. Dus zo ontstaat uit de goddelijke kracht, maar gevormd door Lucifers denken, Lucifers wereld.

En nu is het zo: God is volmaakt, dus God is het Alomvattende. Lucifer was in dat Alomvattende maar een deel. Het resultaat is dat Lucifers wereld nooit de volmaaktheid kent, maar dat alles maar een deel is. Het is de onvolmaakte wereld. Ik zou het willen zeggen: God ziet een nijlpaard voor en achter tegelijk, maar de duivel ziet alleen de voorkant. Dientengevolge schept hij een beest – hij voelt dat er een achterkant aan moet zitten – met twee voorkanten. Begrijpt u wat ik bedoel?

Zo zeggen we dus dat uit de goddelijke beslotenheid van de wereld zich een bewustzijn onttrok, dat wij Lucifer (zoon van de morgen of des lichts) noemen en deze kwam in de potentiële ruimte, niet in de bestaande, maar in de potentie die in het goddelijke door de uiting niet in beslag werd genomen. Hij werd gedwongen daar uit zichzelf een wereld te scheppen. Maar hij streeft in zijn uiting toch weer naar de goddelijke wereld, want dit is zijn thuis, als ik het zo eens mag zeggen.

Het symbool van wezen en krachten. De goddelijke wereld erkent dat deel van Lucifer dat van haar is uitgegaan nog steeds, en streeft er naar dit deel Lucifer weer in zich op te nemen. Zo ontstaan van beiden krachten, die uitgaan en die nemen we voor Lucifer, Bafumed of Themovat, de zoon van de verworpen eerste zoon, zoals de duivelsaanbidders het zeggen; van God gaat de Christus uit, de Zoon; de Erkenning, de Liefde van het goddelijke en deze beiden ontmoeten elkaar.

Zo doordringen beide werelden ten dele elkander, maar de krachten kunnen ver genoeg in elkaar. Lucifer kan God niet ondergaan, hij wil zichzelf blijven en de Christus wil Lucifer in zijn geheel wel aanvaarden, maar hij kan daarom God niet prijsgeven. En zo ontstaat dan een soort niemandsland en dat niemandsland noemen we dan: De Schepping, de geschapen kosmos met een aantal sferen daarbij behorend, waarin de krachten van de natuur en de zo genaamde kosmische wetten gelden. Ik hoop dat dit voldoende duidelijk is?

  • Zijn die krachten bv. in het Jodendom bijzonder sterk? De grote hang naar het materialisme en toch die grote liefde voor God?

Ik geloof niet dat je dat zo mag uitdrukken. Het joodse volk is niet dichter bij God of verder van God af dan andere volkeren, daarmee moeten we beginnen. Wat Mozes heeft gedaan, dat is een feitelijk veelgodendom, een vuuraanbidding en een sterren- en zonaanbidding, omzetten in een één-godendom, dat verdacht veel lijkt op de vorm van veelgodendom, welke Amenhotep heeft gepredikt of zeg maar Ichnaton, die kent u beter. Hij heeft dit toen gedaan door die God te scheppen als de speciale God van zijn ras.

Het uitverkoren zijn is het resultaat van Mozes’ pogen met vele volkeren en vele stammen en groepen – die helemaal niet zo’n sterk verband hadden als dat later wel lijkt – het volk van Israël het Joodse volk te scheppen. En nu heeft het joodse volk daardoor het gevoel van uitverkorenheid en isolement gekregen ten opzichte van de rest van de wereld. Aan één kant was dat erg jammer, maar aan de andere kant heeft het er toe bijgedragen dat de Joden hun cultuur 5000 jaren voort hebben gezet, terwijl alle andere culturen afbraken. Er is in het jodendom wel een culturele rijkdom overgeleverd, die hen tot een bijzonder volk maakt. Althans een bijzonder element: zij zijn de geest en de zuurdesem van de mensheid. Daardoor wordt de handel ontwikkeld. Het zijn de Joden die de handel hebben gedreven. En toen de Phoeniciërs met de zeevaart begonnen, waren het – neem me niet kwalijk – Joden die er gebruik van wisten te maken.

Toen Rome met zijn veroveringstochten begon, waren het de Joden – er was een heel getto in Rome, een hele grote wijk over de Tiber waar handel werd gedreven – waardoor buiten de militaire ook menselijke relaties met die wingewesten ontstonden.

Het zijn de Joden die de kunst hebben bewaard. De grote toneelspelers van Griekenland en van Rome waren soms ook Joden. En veel van de danskunst, zelfs die we op het ogenblik nog vinden in het gebied van de Kaukasus bv. en in Griekenland, is nog steeds sterk verwant met de Joden. Dat is begrijpelijk, want de joodse dans was een religieuze dans, die steeds bewaard bleef en zo een vast patroon kreeg, terwijl de meeste andere volkeren – Egypte uitgezonderd – die dan heel snel verwaterde. Vandaar dat er een soort vast ballet ontstond.

Joden zijn ergens wel een bijzonder volk, dat is waar, maar wij moeten de Joden niet zien als Gods enig uitverkoren volk. Dat is iets waartoe ze zichzelf geproclameerd hebben en dat hebben we ook elders gezien. Ik herinner me van Jerusalem dat het vernietigd werd, juist daarom, en ik herinner mij dat Berlijn praktisch plat werd geslagen om ongeveer dezelfde reden. Ik herinner me nog heel wat andere steden en landen die ten onder zijn gegaan, omdat ze dachten dat zij de enige waren. En ik ben bang dat het christendom ook onder zal gaan, omdat veel christenen menen dat zij de ‘enig’ uitverkorenen zijn. Dat is het gevaar dat erin ligt.

Maar dus niet zeggen: Er bestaat een speciale relatie. Maar het zo zeggen: Mozes heeft een één-godendom opgebouwd, niet slechts op basis van een goddelijke openbaring zonder meer, maar op grond van een bestaande Egyptische wijsheid. Mozes zowel als Aäron waren priesters van Egypte en zij hebben bv. in de kabbala zeker ook egyptische waarden overgeleverd. Maar zij hebben ze

behouden, terwijl ze in Egypte ten gronde zijn gegaan en daardoor zijn zo belangrijk.

U kunt zeggen, die Joden met hun hebzucht en alles, goed dat zijn de Arabieren ook en als u onder de negers gaat, dan vindt u ook volkeren die diezelfde opvatting hebben hoor. Bovendien – het klinkt misschien vreemd om het te zeggen – maar de grootheid van het oude Israël is eigenlijk te danken geweest aan de roverstechnieken van de Israëlieten. Ze hebben praktisch genocide gepleegd. Genocide – rassenmoord. Dus, het land Kanaän, dat is het nl. Zij hebben altijd geïntrigeerd, zich van veel dingen meester gemaakt, maar moeten wij ze dat verwijten?

Wanneer we een Armeniër bezien, die is geen Jood, maar die is net zo erg en soms erger om maar een voorbeeld te geven. En de Grieken zijn ook niet vrij van smetten, om dan maar niet te spreken van de Turken en ik kan er nog meer noemen.

Erken het volk voor wat het is, het heeft een eigenaardige mentaliteit en een eigenaardige instelling, daardoor is het voor ons niet zo belangrijk, maar door zijn cultuur en door zijn vastheid waarmee het die cultuur in zich bewaard heeft, daardoor is het voor de gehele wereld waardevol geweest en zal het ook blijven naar ik meen. Nog meer?

We zijn er zo’n beetje geloof ik. Nu, vrienden, dan ga ik de bekende slotrede uitspreken. En nu zou ik het eens een beetje anders willen doen dan anders. Anders krijgt u altijd nog weer een samenvatting, maar die heb ik nu al twee keer gegeven. Nu zou ik het dus voor een derde keer doen. Het is drie keer scheepsrecht en ik zit niet in de boot. Laten we het zo doen:

Slotrede.

Goddelijk Licht en goddelijke Kracht, zijn als een vuur dat brandt in alle dingen, zijn een Kracht en een Eeuwigheid die zelfs de tijd doordringen, die het ons doet beleven, die ons sterk maakt. Die op ons inwerkt, wanneer we die Kracht kunnen aanvaarden.

Gods Licht en Gods Kracht zijn zo sterk dat ze ons kunnen doden; zoals ook de banbliksem van het duistere licht – eveneens een astrale kracht – ons kan doden wanneer wij zwak zijn.

Maar ons wezen is geschapen uit Licht. En Licht zal Licht niet vernietigen en Vuur zal Vuur niet teniet doen, zolang wij in onszelf de Eeuwige Kracht begrijpen die wij zijn.

Wij één met het goddelijk Licht en in het totaal der Schepping zijn wij het goddelijk Licht, dan trekken wij het astrale vuur tot ons en maken het niet tot een verterende gloed, maar tot een Kracht die ons sterk maakt, die ons opheft, die ons maakt tot iets dat dichter staat bij God.

Wij, wijzelf zijn het waarin de werkingen van Gods mirakelen plaats vinden. Wij zijn het zelf waarin dit vuur voortdurend branden kan. Dit vuur dat we kunnen roepen en durven roepen wanneer we rein zijn, dat ons doodt wanneer we onzeker of onrein zijn.

Wij zijn geschapen om Meesters te zijn, niet dienaren. We hebben slechts één Kracht die we dienen, de God waaruit we zijn voortgekomen. Voor al het andere, we zijn gemaakt als Meester over dit deel van de Schepping.

Laat ons dit Meesterschap aanvaarden, maar dan vanuit het Licht. Laat ons sterk worden, opdat we dat Lichtende Vuur in ons kunnen ontvangen.

Laat ons onze gedachten rein en sterk maken, dat die Kracht erin kan leven. We zijn niet geschapen voor slagen van het noodlot, voor gebondenen aan het rad van karma. Dat maken we onszelf.

We zijn niet dieren, beheerst door verschillende natuurkrachten, in goden gepersonifieerd of in demonen. Wij zijn – of we het beseffen of niet – in onszelf, althans potentieel, beeld en gelijkenis van God. Van die Eeuwige Bron van Kracht waarin de volmaaktheid zichzelf kabbelend spiegelt in zichzelf.

Wij, die zijn deel van de volmaaktheid en als wij in onszelf niet spreken over het onmogelijke van de volmaaktheid – niet spreken over de procedures en de wetten, maar proberen sterk en goed te zijn naar ons beste weten en wezen, wanneer wij Gods wet erkennen als de regel boven al, en ons wezen zien als deel van die wet – dan is er in ons het Vuur, dan is in ons de Kracht, dan zijn we waarlijk Meesters van de Krachten der natuur, want wij zijn bovennatuurlijk.

Wij zijn boven tijd, wij staan boven de ruimte in ons werkelijk wezen. Wij zijn Licht en een kabbeling van Licht die God heet.

Wij zijn een vonk, een onmetelijk Vuur, dat Al in stand houdt en verteren kan, een Vuur, dat God heet.

Wij zijn buiten de waan. Als we dit beseffen kunnen we de Krachten, die buiten de waan staan, aanvaarden, dan kunnen wij de Chimera der Schepping, de spiegelbeelden die zo warrig door elkander gaan, beheersen. Dan zullen we ze niet zien als een werkelijkheid die ons regeert. Daarvoor moeten wij de spiegelwaan, die wij ons wezen nu noemen, misschien prijsgeven. Maar daarvoor gewinnen we dan een Eeuwige Waarheid.

Want dat wat God is, leeft in ons. Als ik hoop op de Kracht die God is, dan geeft deze Kracht in mij antwoord. Wanneer ik Licht roep of Vuur uit de hemel, het is in mij en het komt uit mij en ontmoet de Eeuwigheid. Dat is de waarheid van ons bestaan, als mens en als geest.

Dat is de waarheid van onze taak, van ons zijn.

Daarom, vrienden, wil ik deze bijeenkomst besluiten, heel eenvoudig door te zeggen: Moge ons allen het Goddelijk Vuur gegeven worden, moge in ons zijn het Goddelijk Licht, zó sterk als wij het maar verdragen kunnen, zelfs al doet het pijn, opdat wij groeien naar een waarheid en waardig worden dat wat wij in Gods Wezen zijn; verliezen mogen de waan waarmee wij onszelf steeds weer aan banden leggen.

image_pdf