Beheersing van gedachte

image_pdf

30 oktober 1959

Wij zijn niet alwetend, of onfeilbaar. Ik verzoek u daarom zelfstandig na te denken. De beheersing van de gedachte, dit is een buitengewoon moeilijk onderwerp. Wij zouden onze toevlucht kunnen nemen tot de techniek. In het algemeen belang zal ik trachten de belangrijkste facetten van dit onderwerp in eenvoudige woorden duidelijk te maken. Het beheersen van de bewuste gedachte – evenals de beheersing van het verstand, de rede – is wel mogelijk. Door scholing en gewoonte zal men op den duur in staat zijn de eigen gedachteprocessen precies zo te leiden, als men dit wenst. Op het ogenblik dat een te sterke concentratie ontstaat, zal evenals op ogenblikken dat van buiten- af te weinig actieve prikkels worden opgenomen, het onderbewustzijn op treden, dat het denken met stimulansen gaat verzorgen. Hierdoor zal de tot dan toe beheerste gedachte afwijken van de gevolgde lijn. Zo zullen meer afwijkende gedachtebeelden ontstaan, naarmate men zich sterker concentreert, of zich sterker op de stilte in het “Ik” toelegt. Deze afwijkingen zijn schijnbaar geheel onlogisch en onverklaarbaar.

Voorbeeld: u concentreert zich op een plant. U wilt alleen daar aan denken. U beschouwt de plant en denkt er zijn blaadjes aan, heeft een stam, er zijn lange dorens…. . Opeens een afwijkende gedachte: de blaadjes doen mij aan thee denken. Ik moet morgen naar tante Jet om thee te drinken. Hopelijk is het niet weer zo vervelend …… Neen, ik moet alleen aan de plant denken.

Op deze wijze gaat het ongeveer. Deze storingen treden evenzeer op wanneer u tracht aan zuiver geestelijke waarden te denken. Voor u het weet, denkt u aan de tramverbinding die u morgen moet nemen, of het boodschappenlijstje komt in uw gedachten op en vraagt al uw aandacht. Juist deze niet gewilde afwijkingen maken het werkelijk beheersen van de gedachten moeilijk, zo niet onmogelijk. Zij worden niet uit het bewustzijn geboren, maar uit het onderbewustzijn. Het onderbewustzijn speelt in alle gedachteprocessen een belangrijke rol.

Bij vele mensen spelen zich meerdere gedachteprocessen gelijktijdig af. Enkelen beheersen het gebruik van dit vermogen. Zij kunnen dan bv. twee telefoongesprekken tegelijk aannemen, elk van de gesprekken horen, behoorlijk antwoorden, terwijl tussendoor aan een secretaresse gedicteerd kan worden. Hier zijn de processen van het denken bewust, beheerst en gebruikt.

Zij kunnen ook onderbewust optreden. Dan zijn zij niet zo gemakkelijk te regeren. Het onder- bewuste denken volgt eigen gedachtereeksen. Bijvoorbeeld bij associatief denken. Dit betekent dat u de impulsen en gedachten van het heden, zonder dit te beseffen, verbindt met uw herinnering, herinneringen van het verleden, uw hoop voor de toekomst, uw angsten en verlangens. De beelden die op deze wijze te voorschijn komen, hebben één waarde gemeen met het bewuste denken: de aanleiding. Dit is dan ook alles. Verder zal elke associatie een eigen gedachtetrein ontwikkelen. Vandaar dat zich tenminste twee gedachteprocessen gelijktijdig in de mens plegen af te spelen, het onderbewuste denken, op basis van een associatieve basis, vergezelt het bewuste denken.

De gedachten te beheersen kan dus nooit alleen voortkomen uit wilsoefening en beheersing van het bewuste alleen. Ook al wilt u nog zo zeer meester zijn van uw gedachten, geheel zult u dit niet kunnen volbrengen. Wel kunt u natuurlijk zorg dragen voor een zo groot mogelijke beheersing. Dit doet u dan in de eerste plaats wel door er steeds zorg voor te dragen dat uw denken aan uw omgeving aangepast blijft. Het is voor de meeste mensen zeer moeilijk – zo niet onmogelijk – in bv. een vertrek vol rococomeubelen en overdadige ornamentatie, zakelijk en lijnrecht te denken.

U zult dit misschien willen ontkennen, maar wanneer u zich in een omgeving bevindt die een uitgesproken sfeer heeft, zal uw denken daardoor mede beïnvloed worden. Hoe zakelijker de omgeving waarin u zich bevindt, hoe groter de mogelijkheid dat u zakelijk zult kunnen denken en uw denken in deze richting beheersen, zonder dat vervelende of storende, andere gedachten- beelden er steeds weer tussen komen. Hetzelfde geldt voor het religieuze denken. Binnen een stille cel kunt u veel verder in eigen innerlijk doordringen, dan in een druk theater vol van geluid en bonte scènes. Wegdromen is gemakkelijker met de begeleiding van orgel, of klassiek concert, dan bij de klanken van een boogie-woogie beat of rock-‘n-roll. Om tot een zo groot mogelijke beheersing van de gedachte te komen, is het raadzaam de omgeving zoveel mogelijk aan de gedachtereeksen die wij willen beheersen, aan te passen.

Voor menigeen zal dit moeilijk zijn. Het is niet altijd mogelijk rond u de juiste kleur te kiezen, de juiste volheid of leegte te veroorzaken. Ook zal men niet altijd over de juiste muzikale prikkels kunnen beschikken. Zelfs zal men niet altijd kunnen beschikken over het gezelschap dat voor een bepaalde wijze van denken bevorderlijk is. Wij zullen naar een aantal minder ideale oplossingen moeten zoeken, waar immers ideale condities alleen misschien in een groot klooster, een universiteit, of een groot zakengebouw geschapen kunnen worden. Zelfs dan is die omgeving alleen bevorderlijk voor één bepaalde richting van denken.

Daarom doen wij er verstandig aan bij elke poging tot beheerst denken de volgende regels aan te houden. Wij moeten met een zekere zelfkennis te werk gaan. De meesten van ons hebben niet voldoende aan het denkproces zonder meer. Denken dient met een actie verbonden te zijn, wil het in staat zijn het gehele wezen te beheersen en interrupties van ongewenste gedachten- factoren te beperken. Bij een voor u belangrijk nadenken is het voor u vaak goed een toehoorder te hebben. Denk dan hardop. Wanneer u namelijk een echo vindt voor uw gedachten, iemand die uw gedachten mede absorbeert en er op reageert, ontstaat een samenwerking die u stimuleert om dieper over het onderwerp na te denken. De behoefte aan de gedachte uitdrukking te geven helpt u bovendien uw aandacht tot het onderwerp te bepalen. Ook wanneer u geen gehoor kunt vinden, is het toch goed de gedachten uit te spreken, of op te schrijven. Dit zijn middelen tot concentratie die een verdere beheersing van het gedachtebeeld mogelijk maken, terwijl zij tevens in de meeste gevallen aanleiding zullen zijn tot een aanmerkelijke verdieping van de gedachte-inhoud.

Gezien de gewoontevorming die bij de mens nu eenmaal een belangrijke rol speelt, kan het goed zijn de pogingen tot nadenken aan een bepaalde plaats te binden. Voorbeeld: er was een schrijver die zich godloochenaar of nihilist op religieus terrein pleegde te noemen. Hij meende dat alle godsdiensten van de aardbodem dienden te verdwijnen. Wanneer die mens na wilde denken, was hij gewoon binnen te lopen in St. Patricks, een kerk te New-York. Hier vond hij klaarblijkelijk een rust die zijn gedachteprocessen aanmerkelijk bespoedigde en beheersing daarvan mogelijk maakte. Het is opvallend dat deze mens, ondanks zijn geheel andere instelling, toch zijn beste werk leverde, wanneer hij in kerken of conventen, doch vooral in St. Patricks de gewenste rust en stilte kon vinden.

Ook voor u zal er ongetwijfeld een bepaalde plaats of een bepaald gezelschap bestaan, die u bij het ontwikkelen van volgen van uw gedachten helpt. Vindt u dat sommige dingen u helpen uw gedachten in een vaste lijn te ontwikkelen, dan kunt u zich daarbij houden. Door van de geboden gelegenheid regelmatig gebruik te maken, zal het effect van dergelijke plaatsen, personen en handelingen voor u nog aanmerkelijk in werkzaamheid winnen. Wij kunnen later i.p.v. de werkelijke plaats, de voorstelling ervan dan gebruiken met dezelfde voor ons begeerlijke gevolgen. Wanneer u steeds weer in een kerk bent geweest om na te denken, zal op den duur alleen het denken aan die kerk u de sfeer van vroomheid, verbondenheid met God e.d. terug doen vinden in elke andere willekeurige omgeving. De gedachteprocessen die eerst alleen binnen de kerk mogelijk waren voor u, zullen dan overal mogelijk worden.

Verder wijs ik u erop dat men wel eens zegt, dat u zich leeg van gedachten moet maken. Dit proces heeft met het beheersen van de gedachten weinig uitstaande. Hier komt verder bij dat dit u leegmaken door 999 van de 1000 mensen nooit volbracht kan worden. Wat wel mogelijk is het beperken van het denken door het in één enkele richting te voeren. Een contemplatie-oefening, regelmatig herhaald, zal het denkvermogen scholen. Hierdoor wordt het op den duur mogelijk alle gedachten in één enkele richting te stuwen met uitsluiting van storende elementen.

Bij al deze maatregelen ter beheersing van het denken mogen wij niet uit het oog verliezen dat wij voor alles onze eigen persoonlijkheid dienen te ontwikkelen. Een eigen persoonlijkheid, kan nooit verder ontwikkeld worden aan de hand van een eenzijdig gedachtebeeld.

Het associatief denken – het denken in verbinding met onderbewuste waarden en herinneringen – is een noodzakelijk deel van uw wezen. Zonder dit zou u zelfs geen werkelijke mens meer zijn. U kunt in de beheersing van de gedachten nooit zo ver gaan, dat dit voorgoed wordt uit- geschakeld. In dat geval zou immers het voor u meest belangrijke, het persoonlijke effect van de gedachte teloor gaan. Wat wij nodig hebben is een beheersen van het denken door concentratie met een terzijde stellen van alle voor ons bewust niet belangrijk lijkende punten van overweging en onderwerpen.

Een rechtlijnig gedachtebeeld kan vaak wensenswaard zijn. Het zal slechts zeer zelden werkelijk praktisch zijn. Het rechtlijnig denken leidt er toe dat men op de volgende wijze denkt: wanneer ik een arbeider heb, die één steen per minuut legt bij de bouw van een muur, dan zullen 100 arbeiders er 100 leggen. Een wijziging van deze mening vraagt een bewust overwegen van alle bijkomende factoren. Men houdt niet zonder meer er rekening mee dat de arbeiders elkaar in de weg kunnen lopen, dat de materiaalaanvoer hierop eerst dient te worden afgestemd. Theoretisch is het mogelijk binnen een week een stadje te bouwen door maar voldoende arbeiders in te zetten. In de praktijk blijkt dit steeds onmogelijk. Zelfs wanneer u tracht toch op deze wijze te denken, zal er binnen u iets zijn dat u op de onmogelijkheid van de bereiking wijst: een resterend weten, dat commentaar geeft op de hoofdgedachte en deze in een volgens de ervaring aanvaardbare richting leidt. Het zou wel erg onverstandig zijn deze aanwijzingen terzijde te stellen.

Wanneer wij namelijk met inschakeling van alle bewustzijnswaarden beginnen over hetzelfde arbeidersprobleem na te denken, zal het ongeveer als volgt gaan. Eén arbeider legt één steen per minuut. Hoe? Wij zien in onze herinnering de arbeider zijn bewegingen maken. Zelfs zien wij dan ook misschien, dat dit beter zou kunnen. Wij kunnen dan de productiviteit van deze arbeider verhogen. Wij kunnen daarnaast berekenen hoeveel arbeiders gelijktijdig bij een bepaald werk een maximale prestatie zouden kunnen leveren. Onze mensenkennis zegt ons dan welke beloning wij aan de arbeiders zullen moeten beloven om dit maximum aan prestatie ook inderdaad te verwerven. De wijze, waarop wij onderbewuste waarden in elke gedachte mee verwerken, kan een schijnbare afleiding betekenen. Wij zullen daarbij wel zeker punten beroeren die door ons als punt van overweging niet begeerd worden. Misschien denkt u aan steenfabrieken, of rijnaken, terwijl u over het bouwwerk nadenkt. De kunst van het beheerst denken vraagt dan niet dat u deze beelden zult verdrijven. Zij zullen toch terugkeren. De kunst is veeleer, deze beelden in te sluiten in de door ons gewenste gedachtegang door ze terug te ontwikkelen tot aan het hoofdonderwerp van onze overpeinzingen.

Voorbeeld: bij de wijze van betogen die wij volgen, heeft u te doen met een proces dat vaak op hardop denken gelijkt. Mede door het ingrijpen van verschillende vraagstellers, wijken wij vaak zeer ver van ons onderwerp af. U zult wel reeds ontdekt hebben, dat wij na elke afwijking als vanzelf weer het hoofdonderwerp aansnijden. Wij laten ons niet geheel afleiden, maar zullen via een verduidelijkende omweg steeds weer tot het hoofdonderwerp terugkeren. Dit is m.i. de beste weg om een voor de mens hanteerbare en redelijke beheersing van gedachten te verkrijgen. Nadat wij alle maatregelen hebben genomen die het ons mogelijk maken ons denken zo eenzijdig mogelijk te richten, zullen wij de associatieve gedachten niet bestrijden. Integendeel, wij zullen deze welkom heten, waar zij het beeld dat voor ons samenhangt met de oorspronkelijke gedachte, duidelijker, omvattender en ruimer maakt.

Verder moet ik nog opmerken, dat de beheersing van het denken voor een aanmerkelijk deel afhankelijk zal zijn van de wijze waarop wij – bv. door temperament – tegenover de wereld staan. Wanneer wij na rijp beraad tot een beslissing komen, zal deze beslissing over het algemeen voor onszelf geheel aanvaardbaar blijken. Een keuze na rijp beraad in overeen- stemming met de persoonlijkheid, betekent dat geen innerlijke verdeeldheid meer op zal treden. Dit bevordert in hoge mate het beheerste denken. Van bijkomende gedachten zal immers veel minder sprake zijn, wanneer wij alle impulsen in wel overdenken van de zaak reeds mede verwerkt hebben. Het is dan alsof wij ons project opstellen als een architect. Deze begint met een schema, evenals wij, bij het stellen van het punt dat wij willen gaan overdenken. Binnen dit schema zal hij vervolgens de mogelijkheden overwegen die zijn materialen hem bieden. Hij zal rekening houden met de mogelijkheden die beperkt zijn door beschikbare werkkrachten en ruimten. Ook de kostprijs van zijn materialen zal hij terdege overwegen. Op deze wijze tracht hij te komen tot een zo goed mogelijk kloppend geheel, dat enerzijds aan de praktische behoeften en financiële mogelijkheden tegemoet komt, terwijl het aan de andere kant ook de esthetica niet verwaarloost.

Elke gedachte die wij willen beheersen, dient een dergelijk stuk architectuur te zijn. Op het ogenblik dat wij ons te ver met ons denken van de werkelijkheid verwijderen, zullen wij er namelijk niet meer uit komen. Wij zullen niet meer tot een resultaat komen. Realisme in het denken is bij een verlangen naar beheersing wel de eerste vereiste. Op het ogenblik dat men de realiteit loslaat, al is het nog zo weinig, zal er geen sprake meer kunnen zijn van iets wat wij in al zijn betekenissen kunnen overzien. Van beheersing zal daardoor evenmin sprake zijn. Als mens dient men er zich er steeds van bewust te zijn, dat de gedachte bij een bewust denkproces steeds gebaseerd dient te blijven op eigen ervaringen, op wat men in eigen wereld kent en de gevolgen die men in de wereld zelf steeds weer kan aanschouwen.

Een dergelijke denkwijze zal zeker niet voor alle misslagen en vergissingen behoeden. De fouten die hierdoor worden gemaakt, zullen geheel begrepen kunnen worden. In volgende besluiten en overpeinzingen zullen dan ook aan de hand van gemaakte fouten opgedane ervaringen steeds mede verdisconteerd worden. En meester zijn over zijn gedachten is ook hierbij noodzakelijk. Men heeft mij wel eens gevraagd: kunnen wij onze gedachten niet geestelijk richten en zo gelijktijdig geheel beheersen? Het spijt mij u te moeten melden dat dit voor de doorsnee mens niet goed mogelijk is. Zodra hij zich namelijk begeeft in werelden die hij niet kent of zich bezig houdt met gebieden die alleen in gedachten benaderd worden, zonder dat men er feitelijk in leeft en handelt, zal men eerder moeten spreken van een droom of fantasie, dan van een gedachte die beheersbaar is en werkelijke inhoud heeft.

Elke droom en fantasie wordt beheerst door het onderbewustzijn. Voorbeeld: U hebt al wel gehoord van Zomerland. Van ons hebt u menig beschrijving daarvan al kunnen horen. We hebben u geïnteresseerd maar u bent niet in staat zelf de zomerlandsfeer te bereiken. Het gevolg zal zijn, wanneer u gaat nadenken over dat Zomerland, u aan het fantaseren slaat. Die fantasie kan goed bruikbaar zijn voor sommige doeleinden. Er zijn ogenblikken, bijvoorbeeld in de magie, dat fantasie zelfs onontbeerlijk is. In dergelijke gevallen laten wij onze gedachten leiden door onze emoties. Het is de stemming waarin wij dan verkeren, de gesteldheid van ons wezen die bepaalt in welke beelden wij onszelf op dat ogenblik uit zullen drukken. Dit betekent onder meer een zeer sterk afdwalen van het oorspronkelijke beeld, het beginpunt. De voor- stellingen zijn verder zeer vertekend. Ik weet bv. dat iemand die dromende over een inwijdingstempel in de sferen, zich dit voorstelde als het evenbeeld van het theehuis in het Vondelpark te Amsterdam. Alleen waren er in plaats van kelners, acolieten die klaarblijkelijk geleend waren uit een of ander boek over oude godsdiensten. Daarnaast was er nog een geheimzinnig iets dat de persoon in kwestie zelf niet kon verklaren of omschrijven. Deze droom was helemaal in strijd met de werkelijkheid van het Zomerland. Zij bevatte geen reële personen, terwijl de structuur die gezien werd niet in overeenstemming was met het doel daaraan toegekend. Dingen dus die in Zomerland niet kunnen voorkomen.

Wat echter die droom wel bereikt heeft, was een afstemming op geestelijke scholing. Als gevolg hiervan traden reeksen van gedachten op die een beeld van het eigen leven weergaven, doch in samenhang en interpretatie een weerspiegeling vormden van geestelijk ontvangen waarden. Met beheerst denken had dit niets meer te maken, terwijl het uiteindelijk resultaat heel anders was dan bij het begin van de gedachtereeks werd gesteld. De persoon waarover ik sprak had zich namelijk als doel gesteld bepaalde personen in Zomerland te bezoeken. Hij eindigde met een op zich heel mooie geestelijke les die de bereiking van het gewenste echter meteen uitsloot.

Uit dit voorbeeld kunt u begrijpen dat een beheersing van de gedachten niet altijd begeerlijk is, wanneer zij beheerst wordt zal het gehele gedachteproces moeten worden doorgevoerd op een stoffelijke basis.

Vergeet verder niet dat beheersing teloor gaat op het ogenblik dat u door een emotie wordt beroerd. U bent woedend, verdrietig, of blij. Uw gedachten worden nu, althans ten dele, door deze stemming bepaald. Wanneer u blij en vol verwachting bent, zult u niet in staat zijn een gedachte te beheersen die niet direct met deze blijdschap samenhangt. Altijd weer zullen stemmingseffecten uw gedachten richten. Indien u problemen hebt, zullen zij vaak zelfs elke poging om aan iets anders te denken, overvleugelen. Indien u tot een beheersen van de gedachte wilt komen, zult u ook nog moeten leren innerlijk rustig te zijn. U zult moeten leren de dingen naast u neer te leggen. Op het ogenblik dat wij ons voertuig voortdurend bezig houden met de dingen van morgen, of de gebeurtenissen van gisteren, is het heden voor ons beperkt. Er is slechts weinig energie voor de noodzaken van het heden aanwezig. Wij worden niet gestimuleerd door de condities van het heden, maar door onze verwachtingen, of herinneringen.

Hierdoor ontstaat een gevaarlijk irreëel gedachtebeeld. Het beste voorbeeld daarvan kunnen wij vinden in Frankrijk, waar een man reageerde op geruchten. Hij hoorde dat zeer waarschijnlijk de heffing op wijn zou worden verhoogd, terwijl de steun aan de wijnboeren zou worden verminderd. Onder invloed van deze geruchten kocht de man een grote hoeveelheid wijn van minder goede jaren in. Het gevolg is, dat hij een grote hoeveelheid vin rosé heeft die hij niet af kan zetten. Nu beklaagt hij zich over het feit, dat men hem misleid heeft. In feite misleidde hij zichzelf. Hij ging niet af op hetgeen zeker was, of wat redelijk beredeneerd kon worden, doch baseerde zich op een stemming, ontstaan door onberedeneerde uitspraken van anderen. Ook zelfoverschatting en begeerte speelden mede een rol.

Soortgelijke reacties en handelingen zien wij overal. Er zijn zelfs mensen die regelmatig hier komen in de hoop een gratis paspoort voor het Koninkrijk der Hemelen te krijgen. Toch is dat zeker hier niet mogelijk. Op het ogenblik dat u zich te veel bezig houdt met al wat er na de dood komt en alleen daaraan denkt, zullen zelfs de lessen die wij geven, voor u weinig betekenis hebben. Onze lessen moeten toch steeds weer nú een toepassing vinden, in de stof dus. Het vinden van een juiste toepassing is afhankelijk van een juiste stemming. Wanneer u hier komt, bereid om alles zonder meer als zoete koek te slikken, dan zult u zeker niet veel verder komen. Wanneer u hier komt met de vooropgezette bedoeling eens lekker te kritiseren en alles te verwerpen, dan kunnen wij u ook niet veel bieden. Bent u echter bereid, met behoud van eigen recht tot denken en de vrijheid om naar eigen believen te komen en te gaan, te aanhoren wat wordt gezegd en het op zijn merites te beoordelen, dan zal veel van wat op een avond als deze wordt gebracht voor u een grote inhoud hebben.

De wijze waarop u ons benadert, is dus bepalend voor de wijze waarop u deze avond over- denken kan. Dit heeft weer zijn invloed op wat u voor uzelf hieruit kunt halen. Wanneer u zich laat beïnvloeden voor voor- en afkeuringen, is uw oordeel getint, uw reactie niet zuiver meer. Wanneer u boos bent, zegt en doet u dingen die u later zelfs ten koste van uw inkomen terug zou willen nemen, maar dan gaat het niet meer. Bij gedachten geldt hetzelfde. Wanneer u, gedreven door een emotie na gaat denken, kunt u er zeker van zijn dat uw gedachtegang onredelijk, irreëel en onjuist is. Verder kunt u ervan verzekerd zijn, dat in een dergelijk geval niet u de gedachte, maar de gedachte u beheerst. Dit alles is er voor aansprakelijk, dat zelfs de meest geestelijke gedachte vaak niet meer is dan een weerkaatsing van een zeer stoffelijke emotie. Daarom zou ik u willen aanraden steeds, wanneer u ergens over na moet denken, zoveel mogelijk u te ontdoen van stemmingen en bijkomstigheden. Wanneer u ergens verdrietig of boos over bent, heeft het geen zin uw probleem onmiddellijk te gaan overdenken. Zet het opzij, tot de emotie ietwat geluwd is. Wanneer een probleem voor u zeer moeilijk is, is het goed eerst eens te definiëren wat vandaag, nu, voor u belangrijk is. Denk daar dan over na. Leg de rest van het probleem voorlopig terzijde. Wanneer u dit meerdere malen doet, zult u dit steeds beter volbrengen. Die beheersing die zo als vanzelf ontstaat, brengt met zich, dat u steeds juister, zuiverder en rechtlijniger zult leren denken.

Ook mogen wij niet vergeten, dat vele van de geestelijke kwaliteiten en bereikingen die binnen de mens mogelijk blijken, niet op het denken zelf gebaseerd zijn. Het denken is in deze gevallen eerder de weerkaatsing van een proces, dat zich elders in de persoonlijkheid afspeelt. Wanneer u zich met geestelijke waarden bezig houdt, is het verstandig – zolang dit duurt – niet de gedachten in een poging tot beheersen, te binden. Laat de gedachten spelen met alle onderbewuste invloeden die daarbij optreden, met alle afwijkingen van gedachten die daaruit voort kunnen komen. Tracht zoveel mogelijk van de denkbeelden slechts in de gedachten vast te leggen. Later zult u deze dan kunnen ontleden. Bij de ontleding blijkt u dan, dat nu wel een beheerst beschouwen, een rechtlijnig denken mogelijk is geworden. Wanneer de geest in u actief wordt – u bent mediamiek, of hebt een mogelijkheid tot uittreding – mag u niet proberen de gedachten te beheersen. Het vrije spel van de gedachten is hierbij noodzakelijk. Wanneer u later het gebeurde ontleedt, zult u de gedachten moeten richten op het voor u belangrijke.  Bij de ontleding is – om een juist en voor u aanvaardbaar beeld te kunnen verkrijgen – een beheersing van de gedachten zelfs een bittere noodzaak. Een beheerste gedachte is voor mij een denkproces, waarbij een tevoren door de wil bepaald punt voortdurend beschouwd wordt uit verschillende standpunten. Dit met een vooropgezet en ter bereiking van een tevoren reeds bepaald resultaat. Indien één van deze drie factoren ontbreekt, zal ten hoogste van een sterk verminderde beheersing van de gedachten sprake kunnen zijn.

  • Wanneer ik mijzelf opleg niet aan iets te denken, is er dan sprake van gedachten beheersing?

Theoretisch hebt u gelijk. In de praktijk zal juist het verbod dat u zichzelf oplegt om aan iets niet meer te denken, met zich brengen dat het voortdurend als een onderbewuste waarde in uw gedachte komt spoken. Door het verbod dat u voor uzelf uitspreekt wordt namelijk voortdurend een associatie met andere gedachten geschapen. Voorbeeld: u neemt zich voor niet naar die misvormde man, of naar dat lelijke meisje te kijken. U zult ontdekken dat vanaf het ogenblik dat u dit zich voorneemt, het zeer moeilijk wordt de ogen in de juiste richting te houden. Wanneer u het in u opneemt en constateert dat het uiterlijk van geen belang is, blijkt het zeer eenvoudig daaraan ook verder geen aandacht meer te schenken. Zo gaat het met het denken ook. De theorie is wel juist, naar bergt grote moeilijkheden in zich. Hoe sterker u uzelf dwingt ergens niet naar te kijken, of aan te denken, hoe groter de mogelijkheid dat het u gaat obsederen. De tijd en moeite die u besteedt aan het onderdrukken van deze gedachtebeelden, betekent in feite een vermindering van uw denkprestatie en vaak een steeds weer optredende, naar niet helemaal gerealiseerde afwijking van het hoofdonderwerp. De genoemde gevallen betekenen dus voor het verdere denken een verkleining van beheersing.

  • Ik heb er toch wel resultaten mee gehad. Ik ben eens bijna verdronken en had  het bewustzijn daarbij behouden. Ik nam mij voor de ervaringen die ik daarbij had, niet  meer in mijn bewustzijn toe te laten. Ik heb ze ook niet meer gehad.

Waardoor dus een groot deel van deze gedachten en herinneringen naar het onderbewustzijn verdrongen konden worden, maar dit is een enigszins andere wijziging die op de daad berust. Onderbewuste waarden blijven immers aanwezig. Legt u zich nu nadrukkelijk op deze avond hier niet meer aan te denken en u zult zien, dat het onderwerp u voortdurend bezig gaat houden. Juist dit laatste was de reden dat ik uw stellingen niet helemaal onderschreef. Ik zou hiervoor in de plaats de volgende stelling willen plaatsen: wanneer een bepaald onderwerp ons zo voortdurend bezig houdt dat het ons in ons denken belemmert, moeten wij trachten de onbelangrijkheid van dit onderwerp in te zien door het eerst te overdenken. De tijd die wij hieraan besteden is over het algemeen te kort om een werkelijk grote schade, of een te groot tijdverlies te betekenen. Wanneer wij daarna verder gaan met het door ons gewenste onderwerp, zal wat wordt afgehandeld ons niet meer beïnvloeden en dus een beheersing van de gedachten verder mogelijk maken.

  • Wanneer u aan een bepaalde gedachte niet kunt ontkomen, zou u uw denken op  een ander plan kunnen brengen door bv. aan anderen te gaan denken. Zou men zo niet  kunnen werken?

Voor de anderen zal het prettig zijn. Het is immers altijd prettiger wanneer er iemand aan u denkt. In hoeverre het voor u zelf nuttig zal zijn, hangt af van de wijze waarop de verandering van gedachte samenhangt met het gedachtebeeld dat u beheerst. U begeert bv. harmonie, u zou in beheersing harmonisch willen denken, de omstandigheden maken het u onmogelijk. U gaat nu trachten een algehele harmonie te bevorderen door aan anderen te denken. Indirect bereikt u hiermee een stemming in uzelf van harmonie, die een vergeten van de oorspronkelijke stoornis inhoudt. In dit vergeten kunt u uw oorspronkelijke gedachte – of wens – verder uitdrukken. Wanneer wij te ver af zouden wijken van de oorspronkelijke gedachte, wordt dit voor ons denken schadelijk. Voorbeeld: wij komen bij een weg, die opgebroken is. Door te rijden zou te moeilijk zijn. Wij rijden iets terug en slaan af. Wij volgen dan een baan die zo ver mogelijk parallel loopt met de weg die wij ontweken hebben en trachten zo snel mogelijk naar de hoofdweg terug te komen. Op deze manier kan het richten van je belangstelling op andere bepaalde beheersende gedachten teniet doen, je de herwinning van beheerst eigen denken mogelijk maken en zelfs helpen bepaalde psychische blokken te omzeilen. Waar ons onderwerp niet in de eerste plaats de vraag stelt naar wat het beste voor ons is, maar naar de beheersing van de gedachte, moeten wij hierbij voegen: een ontvluchten van een bepaalde gedachte zonder door de ontvluchting tevens een terugkeer tot dezelfde gedachte op meer beheerste en harmonische wijze mogelijk te maken, schiet zo het doel voorbij.

  •  Wat is uw opvatting omtrent dogma’s i.v.m. vrij denken?

Een dogma is niet zozeer een beheerste gedachte, dan wel een poging om de gedachte van anderen te beheersen. Dit brengt met zich, dat elk dogma – ofschoon op zich misschien goed – schadelijk is, doordat het een poging representeert om anderen de vrijheid van denken te ontnemen. Toch zullen er bepaalde dogma’s zijn, waaraan een mens moeilijk zal kunnen ontkomen, omdat er geen inzicht in andere mogelijkheden bestaat. Een van die dogma’s is bv. de regel, dat elke mens eens moet sterven. Theoretisch is dit niet geheel waar en er kunnen dan ook gevallen worden aangehaald van mensen die niet stierven, maar als geheel overgingen naar een andere wereld. Indien u niet aanneemt, dat u onvermijdelijk eens zult moeten sterven, komt u zozeer in strijd met een mogelijk naderend einde, dat een aanvaarding daarvan onmogelijk wordt en heel het leven zijn zin verliest. Wanneer een dogma u zegt dat u na de overgang in de hemel zult komen, dan wel naar de hel zult gaan, kan dit dogma zijn zin hebben: wanneer u zich voortdurend zou uitputten met vragen over het hiernamaals, zou u immers niet teveel baat daarbij vinden. Een dergelijk geloof komt voort uit de toestand van de huidige mens en is m.i. te verkiezen boven een voortdurend zich in onzekerheid afvragen, wat er nu eigenlijk wel zal gebeuren. Een dogma kan dus nut hebben.

Naarmate de mens verder leert denken en de consequenties van eigen gedachtebeelden beter begrijpt, wordt de dogmatische stelling minder houdbaar. Er zullen dan ook vele dogma’s op velerlei terrein zijn die nog lange tijd voort kunnen bestaan. Andere dogma’s wankelen reeds nu op hun grondvesten door het groeiende bewustzijn van de mensheid. De mens vraagt niet naar een beheersing van zijn gedachten door anderen, doch verlangt de vrijheid, ook voor zich te mogen denken. Uit het vrije denken zal de mens alleen werkelijk nut kunnen winnen, wanneer hij niet slechts vrij denkt, maar ook zijn denken weet te beheersen.

  • Wanneer een dogma een stelling behelst, die men in zich als zekere waarheid  kent, wordt het eigenlijk meer een geloof.

Ja. Wanneer wij onze vriend Henri in de buurt zouden hebben, zou hij waarschijnlijk op uw woorden ongeveer als volgt reageren: een dogma is een eigen geloof, dat u een ander opdringt als een te grote hoed. U verwondert u dan, als hij daarin zijn hoofd schijnt te verliezen.

Waarmee ik wilde zeggen, dat iets voor u natuurlijk een geloof kan zijn. Geloof in de zin van een voor u vaststaand, maar niet bewezen feit. Het opleggen van het onbewezen feit aan anderen als zekerheid – zonder dat hun eigen denken dus vrijelijk deze waarde mag onderzoeken – maakt het tot een dogma. Nu blijft ons alleen nog de vraag, of een dogma uit een beheerst denken pleegt voort te komen. Tot mijn spijt constateer ik, dat de meeste dogma’s niet voortkomen uit een beheerste denken, maar uit een emotioneel denken, dat een latere rationalisatie noodzakelijk maakt. Men zoekt naar een redelijke verklaring, waardoor het als juist aangevoelde ook voor anderen aannemelijk kan worden gemaakt.

Op deze wijze ontstonden in de kerk van Rome een aantal dogma’s omtrent de Mariaverering. Hier voelde men aan, dat – gezien de vorm van de eredienst als basis van het geloof – de noodzaak bestond, naast het mannelijke element ook een vrouwelijk element te willen stellen. Dit aanvoelende heeft men de persoon van Maria onder willen brengen binnen de eredienst op een voet van gelijkwaardigheid. De attractie die daardoor voor de gelovigen ontstond, verdiepte de geloofsinhoud van de gelovigen zeer. De dogma’s zijn echter niet helemaal tot een vergoddelijking van de Maria figuur gegaan, omdat men ook na heeft gedacht. Eerst erkende de mens dus een behoefte. Daarna zocht men een middel om daaraan tegemoet te komen. Zo kwam men tot de stelling. Men zocht nu naar de argumenten – hoofdzakelijk theologische – die het mogelijk maakten de stelling te verdedigen. Vandaaruit ontstond de geloofsstelling, waarvan de aanvaarding voor iedere gelovige verplicht wordt gesteld op straffe van uitstoting.  U moet het mij niet kwalijk nemen dat ik voor de kerkelijke en andere dogma’s niet erg enthousiast ben. Juist bij kerkelijke stellingen neemt men mij dit vaak kwalijk.

Bij de politiek is het enigszins anders, wanneer ik zeg: “wij danken Stalin, de grootste krijgsheld aller tijden en de grootste wetenschapsmens, voor de vrede die hij ons heeft gebracht”, dan voelt een ieder wel dat hier ergens iets niet klopt. Toch is het nog niet zo lang geleden dat men dergelijke uitspraken op doek en in steen gebeiteld, overal in de oostelijke landen van Europa langs de wegen kon zien. Het is zeker onzin, maar houdt de stelling van de onfeilbaarheid der pausen niet iets dergelijks in? Voor het kerkelijk gezag is het noodzakelijk dat iemand het oppergezag heeft en voor de organisatie dus de Goddelijke wil perfect interpreteert. Logisch is ook, dat men als deze figuur de paus kiest. Maar moet men zonder meer aannemen dat een paus krachtens zijn ambt en ongeacht zijn persoon, beschikking heeft over de krachten van de Heilige Geest in zaken van geloof? Logisch is dat niet voor mij.

  • Daartegenover kan worden aangevoerd dat de man door zijn positie en gezag,  wordt tot spreekbuis van de krachten die voor de mensen het goede willen. Nolens  volens.

Indien u nolens volens hierbij aanhaalt, kunnen het nooit goede krachten zijn. Goede krachten zullen nooit tegen de wil van de mens ingrijpen, omdat hij nu eenmaal een vrijheid van wil moet blijven bezitten. Zou iemand, al is het maar op een bepaald terrein, geheel beheerst worden door hogere krachten, dan zou hij in feite een marionet zijn van de door u genoemde hogere krachten. Wanneer dus iemand op de door u genoemde wijze in beslag zou worden genomen, is er geen sprake meer van inspiratie, dan kan elke paus onder zegel der onfeilbaarheid – tegen de werkelijke inspiratie in – zijn eigen gedachten als geloofspunt aan de wereld opleggen. Indien er sprake is van bezitname, of absolute overheersing, dan speelt die persoonlijkheid een grote rol. Nu zijn er vele minder aangename figuren paus geweest. Ik denk aan Cesare Borgia en nog enkele anderen. Zou een geest – of kracht – die de zuiverheid zelf is, zich van dergelijke modder bedienen om zich op aarde kenbaar te maken en zijn waarheid uit te dragen? Er is voor mij hier ergens iets in, wat niet helemaal strookt met de waarheid. Onder meer het feit, dat de onfeilbaarheid van de pausen vroeger ook betrekking had bv. op de keuze van en kroning van vorsten. Ook al het feit dat een mens – alleen door zijn positie – nolens volens zich moet laten gebruiken om de wil van hogere krachten uit te drukken. Tegen zijn wil. Ik kan dus het door u gestelde niet aanvaarden.

Ik zou het wel kunnen aanvaarden wanneer u zou stellen: maar de pausen zijn vaak zeer goede mensen. Zij willen het heil der mensheid en zullen dus de spreekbuis kunnen zijn van hogere krachten… Mijn enige bezwaar is dan, dat de goede pausen toch gebonden blijven aan de uitspraken van hun minder goede voorgangers. Ik neem graag aan dat de pausen op geestelijk gebied menigmaal gelijk zullen hebben. Ik verzet mij tegen de interpretatie dat zij in geestelijk opzicht altijd gelijk zouden hebben, zelfs indien men dit nog verder beperkt tot de zuiver kerkelijke geloofszaken. Het woord “altijd onfeilbaar” maakt dit dogma voor mij onaanvaardbaar. Mijns inzien treedt hier een denkfout aan de dag die een beperking van gedachtevrijheid voor velen inhoudt. Binnen de kerk betekent namelijk dit in geloofszaken altijd onfeilbaar zijn, dat het zelfs verboden is om verder na te denken over het al of niet aanvaardbaar zijn van de geloofsuitspraken van een paus.

De mens wordt – naar mijn mening – hier belemmerd in zijn denken op een wijze die tenminste voor sommigen schadelijk zal zijn. Het beheerst denken wordt hier verder haast onmogelijk gemaakt, doordat een soort bezetenheid optreedt, zij het, dat deze niet uit de geest voortkomt, doch uit kerkelijke stellingen en menselijke organisaties. Overigens geldt dit even goed voor het lid van de communistische partij als voor het lidmaat van een kerkgemeenschap.

Hoe fout voor het “Ik” een denken aan eigen onfeilbaarheid kan zijn, zien wij uit de grote zaken, waarin de baas meent onfeilbaar te zijn, wanneer het gaat over de zakelijke belangen en interesses. Deze baas zal te veel moeten doen en denken, zal te weinig vrijheid laten aan degenen die onder hem staan. De houding van degenen die onder hem staan, wordt ambtelijk in de onprettige zin van het woord en baseert zich uiteindelijk op een voortdurend afschuiven van verantwoordelijkheid naar boven toe. De overbelasting van de baas betekent, dat de zaak ofwel met hem ineenstort, dan wel dat het geheel verkalkt en achter blijft bij de tijd.

Persoonlijk zie ik overigens niet in, waarom ik een verschil zou moeten maken bij het denken in staatkundige, zakelijke zin en het denken over geloofswaarden. Op het ogenblik dat de ambtenaar 20 handtekeningen nodig heeft om een bepaald besluit te doen uitvoeren, is de man niet capabel, of hij ziet zich ontheven van een verantwoording die hij in feite zou kunnen en moeten dragen. Gezien de 20 handtekeningen zal de man niet naar eigen inzicht, maar naar de ideeën van zijn meerderen handelen. Het zijn dergelijke dingen die een staatsapparaat topzwaar maken. Een dergelijke houding is het ook, die een zelfstandig denken, laat staan een beheerst denken, ongeveer onmogelijk maakt.

Vele mensen zijn bang na te denken over punten waarvan zij misschien iets minder weten. In plaats van te leren en zich een eigen mening te vormen, volstaan zij dan met het citeren van voorschriften, of uitspraken van filosofen en wetenschapsmensen. Men meent dan met gezag te kunnen spreken. Zeer sterk komt dit op de voorgrond bij specialisten. Zij zullen vaak uitspraken doen die een gebied buiten eigen bekwaamheid betreffen. Zij volstaan er mee stellingen van anderen te citeren, ofschoon zij daarover misschien zelfs nooit nagedacht hebben. Krachtens de prestaties die men op eigen gebied levert, meent men dan zelfs te mogen zeggen: Zó is het en anders niet. Het onbegrip voor eigen werkelijk weten veroorzaakt hier vaak een reeks van dwaasheden die tot waarheid worden door de uitdrukking: “Ik kan het weten, want ik ben een wetenschapsmens.” Ook hier een kwestie van emotioneel effect, waardoor het zelfstandig denken, zowel als de gedachtevrijheid van anderen steeds weer wordt benadeeld.

Laat ons niet vergeten dat men tot een zelfstandig denken zal moeten komen, vóór men met enig succes tot een beheersen van de gedachte kan overgaan. Ik meen, dat bij het stellen van een dogma de woorden “waarschijnlijk” of “bijna altijd” zouden moeten worden gebruikt. Nooit zou men volgens mij de woorden mogen gebruiken – of de synoniemen daarvan – die aangeven: dit is eeuwig, vaststaand, onveranderlijk. De laatste woorden passen niet in de stellingen van het menselijke en zelfs het lager geestelijk bestaan. Bij een groeiend bewustzijn is het niet mogelijk iets uit te drukken als een blijvende en voor alle tijd vaststaande waarde.

  • Wanneer u nu zegt: God bestaat, dan is dat een dogma. Want ik zou even goed kunnen zeggen dat er geen God bestaat.

Dat nemen wij u niet kwalijk. Wij zeggen altijd: “Wij geloven aan een God.” Wij proberen u duidelijk te maken, waarom wij er aan geloven, maar wij zullen nooit zeggen dat u daarom ook aan die God moet geloven. Zoals wij op een avond als deze ook nooit eisen dat u onze woorden als waarheid aan zult nemen, maar u verzoeken ze eens te overwegen. Hierin schuilt nu juist het verschil met een dogma. Voor ons is het bestaan van een God een innerlijke zekerheid, waaraan wij niet kunnen ontkomen. Iets, wat in onze betogen een voortdurende rol moet en zal spelen. Het betekent niet, dat wij nu ook van u eisen, dat u dit zult geloven, of dat wij er ook maar enigerlei gevolgen aan zouden verbinden, wanneer u het niet zou geloven. Anderen eisen vaak van u, dat u zonder meer hun God, of hun waarheid, zult aanvaarden. Daarin is het verschil gelegen tussen een geloof en een dogma. Een dogma stelt: wanneer je niet aanneemt, wat ik je hier als waarheid voorleg, dan stoot ik je uit, sterker, dan ben je verdoemd.

  • Hoe ziet u het begin van het beheerste denken?

Dat ligt voor een groot deel aan de persoon zelf. Ik zou zeggen dat haast elke persoon een bijzondere belangstelling, of liefhebberij zal hebben. Het begin van het beheerst denken is dan een je uitdrukkelijk bepalen tot een bepaald punt – of proces – in verband met die liefhebberij en het geheel daarvan overwegen en uitpluizen. Zolang wij bezig zijn met dingen waar wij graag over denken en waar wij ons graag mee bezighouden, zal het beheersen van de gedachten gemakkelijk zijn. Ook zullen wij over onze liefhebberij voldoende weten.  Dit bevordert weerom het gericht en beheerst denken. Wanneer wij nu geleerd hebben bij deze overpeinzingen afwijkingen te voorkomen, kunnen wij langzaam aan ook op een ander gebied trachten iets te overdenken en afwijkingen terzijde te laten. Het is een groeiproces, waarbij oefening nu eenmaal noodzakelijk blijft. Het beheersen van de gedachte op deze wijze is deel van ons streven in de geest, zowel als deel van uw stoffelijke bewustwording.

Ook wij hebben de absolute beheersing van de gedachten nog niet bereikt. Wel zal onze beheersing meestal groter zijn dan die van een stoffelijk mens. In de geest, of in de stof, zullen wij toch steeds met het gemakkelijkste moeten beginnen. U zegt tegen een kind van de eerste klas ook niet: “Ga nu maar eens een mooie roman lezen, Schuld en Boete van Dostojewski, of Forever Amber”. U leert het kind streepjes zetten. Daarna leert u de streepjes bij elkaar voegen. Dan leert u de letters. Daarna gaat de les verder met het samenvoegen van bv. drie letters en mogen de kinderen het woordje “aap” spellen. Het kind leert eerst letters tot lettergrepen, dan lettergrepen tot woorden te combineren. Misschien komt het met zijn lezen eens zover dat het geen woorden meer leest, maar halve zinnen, dus combinaties van woorden. Het vraagt heel wat oefening om zover te komen.

Met het beheersen van het denken geldt precies hetzelfde. Wanneer u wilt beginnen een lang en filosofisch gedachteproces opeens helemaal te beheersen, zult u het nooit zover kunnen brengen. Dan gaat het niet. Wanneer je met kleine en eenvoudige dingen wilt beginnen, zal je ontdekken dat het wel gaat. Door steeds meer eenvoudige gedachteprocessen te beheersen, zult u op den duur ook in staat zijn de meest ingewikkelde gedachteprocessen en concentraties te beheersen. U leert meer en meer hoe u meester kunt zijn van al wat u denkt.

  • Wanneer u tevreden bent over wat u hebt gedacht, is het goed?

Dat is wel een erg wankele maatstaf. Wanneer u over iets hebt nagedacht en naar u meent alle belangrijke facetten ervan hebt gezien, zal u het moeten kunnen verwerkelijken. Denk hierbij aan een handwerkje, of een knutselwerkje. Het resultaat van de beheerste gedachte moet altijd bruikbaar zijn. U begint met een bepaald doel. Voor een beheersen van de gedachte is een doel noodzakelijk, wij kunnen niet willekeurig en in ‘t wilde weg denken en toch beheerst blijven. Wij moeten dus stellen: wij gaan dit overdenken met dat doel… Heel het denken zal dan ook naar dat doel toegericht blijven. Op het ogenblik dat wij voelen dat ons doel bereikt is en wij dus het overdachte in de praktijk kunnen brengen en/of verwerkelijken, kunnen wij zeggen dat de beheersing van het gedachteproces redelijk is geslaagd. Bij abstractere gedachteprocessen zult u zich een doel stellen dat buiten de stof ligt. Van een directe verwerkelijking is dan alleen in het “Ik” sprake. Zelfs dan zullen, dank zij het denken, zoveel nieuwe mogelijkheden door u worden ontdekt, dat u overtuigd zult kunnen zeggen dat dit juist was, dat het denken beheerst genoeg was…. Gebruik als maatstaf nooit de vraag: “ben ik tevreden over mijn gedachten”, maar stel daarvoor in de plaats: “heb ik met mijn denken iets bereikt, heb ik iets geleerd?” Gedachten zonder resultaten zijn niet veel waard.

  • Het u concentreren op het u herinneren van zoveel mogelijk voorwerpen, is dat  dan gedachteconcentratie?

Neen, dat is een zintuiglijke concentratie, gepaard gaande met een training van het geheugen. U kunt met deze oefeningen uw waarnemingsvermogen aanmerkelijk versterken en uw herinneringsvermogen aanmerkelijk opvoeren. Daardoor zult u een groter deel van uw hersenen en denken bewust gaan gebruiken. Dit heeft echter niets met beheerst denken te doen. De training maakt de waarneming en de herinnering juist tot een automatisme.

Voorbeeld: Hierop bestaat maar één uitzondering die onwillekeurig is.  U kunt zeer moeilijk u concentreren op het alleen maar waarnemen van alle herendassen die u onderweg zult tegenkomen. Dat zal niet lukken. Hebt u een voldoende training, dan herinnert u zich de dassen wel, maar zult u daarbij u ook de kostuums en de gezichten herinneren. De uitzondering? Dit is waarschijnlijk het resultaat van een biologische drang, er zijn vele heren die een haast onbeperkt herinneringsvermogen hebben voor de onderdanen van dames, zonder dat verder ook maar iets in de herinnering blijft van de persoonlijkheden. Dit laatste heeft met beheersing niet veel gemeen. Ik vrees zelfs dat deze eigenschap eerder een blijk van een zekere onbeheerstheid is.

VRIJHEID.

Er zijn mensen die denken dat het woord vrijheid betekent: een onbeperkt leven. Er zijn zelfs mensen die menen dat vrijheid van “vrijen” kan worden afgeleid. Maar zij vergissen zich natuurlijk. Het gevolg daarvan betekent juist weer een vrijwillige gebondenheid. De wijze waarop een mens vrij is, ligt niet in de eerste plaats in de wijze waarop hij in staat is zijn eigen verlangens te bevredigen en eigen wil door te zetten, maar in de wijze waarop hij vrijwillig – dus door eigen keuze – bepaalde beperkingen aanvaardt.

Er zijn in het heelal vele wetten waar wij niet onderuit kunnen komen. Er is praktisch geen mens die zich aan de oneindige reeks schakelingen van oorzaak en gevolg kan onttrekken. Er zijn maar weinig mensen die zich aan de wetten van compensatie kunnen onttrekken en dan nog maar alleen tijdelijk. Er zijn nu eenmaal een aantal regels waaraan wij ons niet kunnen onttrekken, zodat althans vanuit de kosmos onze vrijheid beperkt is.

Verder kunnen wij stellen dat wij vrij moeten zijn om te doen en te laten wat wij maar willen. Mogelijk is dit wel. Maar het heeft consequenties. Vrijheid is immers niet in de eerste plaats een zonder meer je eigen zin doen. Het is eerder een overwegen van de wegen die je openstaan en dan het daaruit kiezen van de mogelijkheid die voor jou het meest aanvaardbaar is. Zelden of nooit zal deze vrijheid van keuze helemaal stroken met onze eigenlijke wensen. Er is eerder sprake van een compromis. Wij zullen namelijk een aantal voor ons minder aangename beperkingen op de koop toe nemen, wanneer wij daardoor de vrijheid gewinnen in een bepaalde richting te handelen. Een koppelverkoop die de staat misschien wel kan verbieden, maar die in de kosmos onbeperkt blijft gelden. Wanneer je de medaille koopt, koop je ook de keerzijde. Hieruit kan men de conclusie trekken dat vrijheid een illusoire waarde is. Wij kunnen onze illusies misschien ten dele verwerkelijken, maar alleen ten koste van een grote gebondenheid.

Er is maar één punt waarin u werkelijk vrij bent: in het voor u zelf aanvaarden van    verplichtingen en taken. U kunt dus wel voor uzelf bv. bepalen: Ik zal vanaf heden alleen nog maar voor mijn medemensen gaan leven. Ik zal te allen tijde alles doen wat die medemensen ten goede kan komen. Er is niemand die u verplicht zo te leven. U zult dan in deze vrijheid vele dingen uit eigen wil volbrengen die u ook zonder dat zou moeten volbrengen. De keuze lijkt misschien wat schamel.

Laten wij de zaak nader bezien. Wat ik doe met inzet van heel mijn persoonlijkheid, uit vrije wil, zonder dat er ook maar enige pressie op mij wordt uitgeoefend, zal ik met een zekere vreugde doen. Ik zal een slagen daarin kunnen beleven als iets groots. Elke keer, wanneer een resultaat in overeenstemming met mijn streven wordt behaald, zal ik mij vrijer, prettiger gaan gevoelen. Ik zal mij één gevoelen met de kosmos en al, wat er rond mij bestaat. Wanneer ik dus vrijwillig een beperking op mij neem, houdt deze in zich reeds een beloning van grotere geestelijke vreugde.

Ik geloof, dat de grootste vrijheid die er bestaat, tevens de grootste gebondenheid vormt. Stelt u zich voor – wij geloven in God – dat wij in God opgaan, geheel vrijwillig. Wij kunnen er buiten blijven, maar wij maken door eigen wil en streven deel uit van Zijn wezen. In de God, waarvan wij dan deel zijn geworden, kennen wij het geheel van de Schepping. Wij kennen volmaakte vrede, volmaakte harmonie. Wij zijn dan geheel vrij, omdat wij onszelf geheel hebben prijs gegeven. Zonder dit laatste is dit alles niet te bereiken. Wanneer wij in God geloven, gelden dan voor ons ook de kosmische wetten niet meer. Wij kiezen dan uit het geheel der Schepping elke beleving die voor ons wenselijk is. Wij ondergaan dit alles zonder dat er ooit een strijd met anderen kan ontstaan, zonder dat er ooit slechte, of onaangename dingen uit voort kunnen komen.

In God – omdat wij deel zijn van God – kunnen wij wel een kant van de medaille krijgen, voordien echter niet. Ik denk dat er veel voor nodig is om je eigen wezen zozeer terzijde te kunnen zetten dat je een wezen, hoe lichtend en groot dan ook, als je Ik kunt aanvaarden, zonder prijsgeven van al wat tot dan je eigen was. Je moet zeker van vele dingen afstand doen. Je moet je binden aan je God. Zo blijkt hier, dat in God, waar de tegenstellingen elkaar ontmoeten, grootste gebondenheid en grootste vrijheid identiek zijn. In zekere zin bestaat deze identiteit ook op aarde. U bent bv. vrij om nu heen te gaan. Natuurlijk zullen er wel wat mensen nijdig naar u kijken, omdat u stoort. Maar dat moet u maar op de koop toe nemen. U bent vrij. Uit vrije wil bent u hierheen gekomen. U had er uw redenen voor. Misschien zit er ook een toeval bij. U bent vrij geweest om te komen, of weg te blijven. U bent vrij om te luisteren, of na te denken over een borreltje, dat u nog wilt pakken, of het kroketje dat u gaat eten in dat ene tentje, waar zij zo bijzonder lekker smaken. Het staat u volkomen vrij. Als u dat doet, zult u de consequenties daarvan ervaren. Zou ik bv. iets zeggen dat voor u juist belangrijk is, dan zou het aan u voorbij gaan, u zou het missen. Vrijheid is wel zeer relatief.

Nu staat het woord vrijheid in het banier van vele bewegingen. Typisch is, dat de meesten van hen denken dat de ware vrijheid gelegen is in het beperken van de vrijheden van anderen. “Liberté, égalité, fraternité” Maar ook: “Aux lanternes, les aristocrates.” “Wij willen de vrijheid van ons volk, wij zullen ons tegen de gehele wereld weten te verzetten, zo men ooit de rechten van het Duitse volk aan zou tasten”. 1934. “Die Fahnen hoch, die Reihen fest geschlossen.”  V II ‘s. Bombardementen van Londen, puinhopen op het continent. “Wij willen de vrijheid van ons land verdedigen en zullen elk element dat die vrijheid bedreigt, of aantast, bestrijden tot het laatste toe.” Senator McCarthy tijdens een tv. uitzending in 1954.

Is dat nog vrijheid? Is er werkelijk sprake van vrijheid, wanneer ik zeg: Mijn mening is de enig juiste, de uwe deugt niet, dus u moet mij volgen, of sterven! Is er sprake van werkelijke vrijheid, wanneer u zo dadelijk naar buiten gaat en rechts moet houden, of een bekeuring krijgt omdat u verkeerd oversteekt? Dat is toch geen werkelijke vrijheid, geen absolute vrijheid? Vrijheid is maar een interpretatie die wij toekennen aan onze gewende manier van leven, verder niet. U bent hier in Nederland bv. vrij om vele vreemde dingen te zeggen over de ministers. U kunt rustig beweren dat de heer Suurhoff zich tijdens de laatste debatten zich wat zuur heeft uitgelaten over de plannen die de huidige regering van de vorige erfde, en die volgens hem wat verzuurd zijn. Niemand zal u zeggen dat het verboden is. Maar er zijn dingen die u niet mag zeggen. Het is misschien ook wel goed dat u die dingen niet mag zeggen. Wanneer u iemand om ras of huidskleur zou beledigen, dan is u dit niet zo maar toegestaan. Er zijn consequenties aan verbonden. Wanneer u het in uw hoofd krijgt om een gek verhaal op te hangen over een bepaalde persoon, die zou stelen e.d. – ofschoon het niet waar is – dan zult u al heel snel ontdekken dat u dit niet straffeloos kunt doen. U bent dus niet helemaal vrij om alles maar te doen wat u lust. Men heeft uw vrijheden moeten beperken, om de vrijheden van anderen in zekere mate te handhaven. Elke vrijheid die theoretisch binnen een bepaalde staat of groepering zal bestaan, houdt tevens een reeks van onvrijheden in.

Nu kunnen wij alleen zeggen, volgens ons idee zijn wij vrij genoeg. Wanneer u het mij vraagt, zult u, ondanks de betrekkelijk grote gebondenheid waarin u in Nederland leeft, u toch wel een vrij mens kunnen gevoelen, maar van absolute vrijheid is geen sprake. Wel van een voortdurende wisselwerking tussen dat, wat de gemeenschap voor u betekent en hetgeen u voor uw gemeenschap betekent. Evenzeer is er een wisselwerking aan te tonen tussen de verplichtingen die de gemeenschap t.o. u heeft en de verplichtingen die u daarvoor tegenover de gemeenschap moet aanvaarden.

Te denken dat men als mens vrij kan zijn, is waan. Zelfs de geest is gebonden aan de mogelijkheden van haar sferen, zoals u gebonden bent aan de mogelijkheden van uw wereld, of misschien zelfs aan de mogelijkheden van uw land. U kunt aan de beperkingen nooit ontkomen.

Wij zijn alleen vrij deze op onze wijze te aanvaarden en er zoveel van te maken als wij maar kunnen. Het beste te maken van hetgeen wij bezitten, is ons recht en onze plicht. Wij kunnen dat alleen volbrengen, wanneer wij à priori toegeven, dat wij niet geheel vrij kunnen zijn. Zelfs de beperkte vrijheid wordt soms zeer dwaas geïnterpreteerd. Er zijn bv. streken waar men de jongelieden vrijelijk met elkaar om laat gaan, doch hen verplicht elkaar te huwen, wanneer er verdergaande gevolgen dreigen. Dwaasheid, omdat juist daaruit zeer vele ongelukkige huwelijken voortkomen. Aan de andere kant is deze regel ook weer een bescherming, wat is een kind zonder vader in deze maatschappij? Er zijn landen, waarin u volkomen vrij bent om te werken, of niet, maar als u niet werkt, kunt u verhongeren.

“Vrijheid, blijheid” nietwaar? U bent hier in Nederland volkomen vrij om te komen en te gaan zoals u wilt, mits u niet zondigt tegen de belangen van de gemeenschap, of wat daar op het ogenblik voor doorgaat. Binnen deze onontkoombare beperkingen zullen wij m.i. zelf moeten zoeken naar wat vrijheid voor ons betekent. Daarbij is de eerste eis: dat wij anderen vrijheid toekennen. Op het ogenblik dat wij van anderen iets gaan eisen, moeten wij onszelf eisen stellen en de beperkingen die de anderen ons dan opleggen, rechtvaardigheidshalve aanvaarden. Wanneer wij aan een ander geen beperkingen opleggen, zullen wij onszelf minder hoeven te beperken. Ik geloof dan ook, dat vrijheid als een basis voor geestelijke vrijheid het best kan worden gevonden door elke medemens toe te staan te leven, te handelen en te denken op zijn eigen wijze. Als enige beperking mag hierbij worden gesteld: tenzij men door het gebruik van die vrijheid aan anderen een onherstelbare schade toevoegt. Deze laatste beperking is nood- zakelijk, omdat u binnen een gemeenschap leeft.

Wat betreft het denken, meen ik, dat moet gelden: elke mens is vrij om te denken wat hij wil. leder mens moet vrij zijn om te zeggen wat hij wil en denkt, mits hij wederom daardoor anderen geen onherstelbare schade toevoegt, of anderen zijn gedachten tracht op te leggen, als zijnde de enig juiste.

Iedere mens behoort vrij te zijn om op eigen wijze te leven, zijn brood te verdienen, te handelen, met anderen samen te gaan. Ook moet hij vrij zijn om alles wat tot zijn aansprakelijkheid behoort, op eigen wijze in orde te brengen. Als men zo leeft, komt de geestelijke vrijheid namelijk wat gemakkelijker. Geestelijk vrij zijn wil zeggen: niet gebonden zijn aan bepaalde richtingen, of groeperingen. Zelfstandig denken en zelfstandig beleven, wat als hogere waarde ervaren wordt. Voor de ene mens zal dat een God met een baard zijn, die Zich Jehova noemt. Voor een ander een abstractie. Voor de derde is het misschien iets, wat hij in zich beleeft, terwijl een vierde zich beperkt tot een eenvoudig beeldje, of een stoffelijk voorwerp. leder moet vrij zijn, zijn God te eren en te beleven, zoals hij wil. Vooral moet iedere mens vrij zijn om, krachtens eigen denken en bewustzijn, verder te gaan in wereld en sferen. Elke poging een ander te binden of te dwingen is onredelijk.

Een argument dat men hier tegen inbrengt, krijgen wij al heel vaak te horen, namelijk: “Wij zijn ouder en wijzer, wij weten het beter, ons is dit geopenbaard, onze waarheid is de enige, of de enig Goddelijke waarheid.” Mijn antwoord is dan: “Dit kan voor u wel zo zijn. Maar geldt dat ook zo voor anderen?” Wanneer u tegen het kind zegt: “Ik weet wat je moet doen, want ik ben ouder en wijzer”. Weet u dan, wat de behoeften zijn van het kind? Weet u precies, wat het beleeft en hoe het denkt? Zolang het kind nog uw aansprakelijkheid is, kunt u het volgens beste weten beperken. Hebt u daarna ook nog een dergelijk recht? U mag niet trachten het leven van uw kinderen te leiden in de richtingen die u misschien goed vindt, maar die voor het kind waarschijnlijk niet passen.

Heeft u het recht een ander voor te schrijven wat hij moet geloven? Beseft u wel, dat voor anderen juist daaruit de grootste innerlijke moeilijkheden voort kunnen komen? Heeft u zelfs maar het recht te zeggen dat u de waarheid kent? Wie kent God? God is de enige waarheid! Bent u in staat – of is een ander op aarde – uit u, of door openbaringen de Goddelijke waarheid kenbaar voor demons, of voor de geest, uit te drukken? Zo neen, dan hebt u zich ook te onthouden van het geliefde gezegde: “Dit is de enige waarheid.” Dan zult u moeten zeggen: “Dit is mijn waarheid, of mijn deel van de waarheid”. Misschien mag u zelfs zeggen dat dit deel is van de eeuwige waarheid. U mag nooit een ander in zijn overtuigingen beledigen, ook mag u nooit een ander dwingen uw meningen als juist te aanvaarden. Hoe meer u een ander vrij laat, hoe meer u de vrijheid bevordert van allen die rond u zijn. Hoe meer u desnoods uzelf beperkt, hoe sterker de vrijheid toch in uzelf zal leven en bestaan. Vrijheid is niet een persoonlijk ervaren, of ondergaan van iets. Vrijheid is een innerlijke gesteldheid, waardoor u alles kunt accepteren in leven en kosmos, wat er ook tot u komt. Een kracht, waardoor u in staat bent, alles als persoon en wezen te verwerken en zo te komen, tot wat u voor uzelf voelt, wat het doel is van stoffelijk of geestelijk leven.

  • Ik heb er bezwaar tegen te spreken over “mijn waarheid”. Zoals u zo-even zei: er is maar één waarheid, die wij echter niet kunnen begrijpen. Te spreken over mijn waarheid is dus onzin.

Dat ben ik niet met u eens. Gaat de zon morgen op?

  •  Dat weet ik niet.

Dat is dan uw waarheid. Ik weet voor mij zeker, dat hij wel opkomt Dat is dan mijn waarheid.

  • Een negatieve waarheid.

Bij u negatief, bij mij positief. Ik weet dit. U hoeft het niet te weten. Wanneer u nu zegt: ik weet het niet – ofschoon u dit niet zegt uit overtuiging, maar om het debat – zegt u iets, dat voor u waarheid is. Wij zijn er immers niet zeker van?

  • Ja.

Voor mij is het wel waar, omdat ik iets verder vooruit kan grijpen en voor mij het feit, dat voor u morgen de zon opkomt reeds nu als een zekerheid bestaat. Alles, wat bestaat in God, is waar. Rond ons is de gehele Goddelijke waarheid voortdurend geopenbaard. Wij zijn er maar een klein gedeelte van. Wij bezitten beiden een deel daarvan. Voorbeeld: wij zijn beiden kleine jongens en hebben een doosje gekregen, waarmee wij stangetjes in elkaar kunnen schroeven. Jij maakt zo een windmolen en ik een vliegmachine. De vliegmachine staat nu voor mijn waarheid en de windmolen is de uwe. Wij hebben de bestanddelen van de waarheid die ons ter beschikking staat, beide op een andere wijze gegroepeerd. Daarom is de waarheid niet minder. Wanneer wij dit begrijpen, kunnen wij onze middelen samenvoegen en zo iets groters maken, wij maken dan samen iets, wat een groter deel van de waarheid bevat, zonder daarom alsnog de gehele Goddelijke waarheid te omvatten. De erkenning van het feit, dat, wat ik in mij draag en dat, wat u in u draagt, even belangrijk is en even waar kan zijn, is mij dan de aanleiding te spreken over mijn waarheid en de uwe. Beide waarheden zijn weliswaar delen van de grote waarheid, maar zijn daarom in zich niet minder waar.

  • Met de zin van uw betoog ben ik het eens, maar ik spreek liever niet over  waarheid, maar over werkelijkheid. Dat is het fenomeen, dat uit de waarheid voortkomt.

U maakt het u moeilijk. Is God de waarheid? Of is de waarheid alleen de wijze waarop wij ons van God bewust zijn? Eenvoudig gesteld: u meent, dat men het deel niet naar het geheel mag noemen, zelfs onder bijvoeging van het woord deel?

  • Dat meen ik inderdaad.

Dat is dan uw waarheid. Wanneer u vermoedt, dat iets waar is, is het niet uw waarheid, omdat een waarheid altijd berust op een innerlijke zekerheid. Ik meen, dat wij het over de betekenis op zich wel eens zijn. Dit is meer een spelen met woorden.

Vrienden, ik hoop dat u in staat zult zijn op uw eigen wijze uw vrijheid te vinden en deze zult weten te baseren op wat ik – zeer verstokt – toch wil noemen: uw innerlijke waarheid. Ik ben ervan overtuigd, dat u op deze wijze veel van het Goddelijke Licht uit eigen ervaren zult kunnen putten.

image_pdf