De betrekkelijkheid van goed en kwaad

image_pdf

10 april 1972

Allereerst de opmerking, dat wij, sprekers van deze groep, niet alwetend of onfeilbaar zijn. Er wordt dus van u verwacht, dat u zelf nadenkt en een oordeel vormt.

Nu zal niemand kunnen ontkennen dat sommige dingen “goed” en andere dingen “niet goed” of “kwaad” zijn. De vraag is alleen, of deze zaken absoluut bepaalbaar zijn. En dan komen we toch wel voor grote moeilijkheden te staan.

“Goed” is iets, wat de “goedkeuring” heeft. Met andere woorden, wat vandaag goed is, kan morgen verkeerd zijn. Er is een tijd geweest, dat minirokken erg in de mode waren. Dat ligt ver in het verleden. Er is ook een tijd geweest, dat ze erg kwaad waren, omdat je niet de zondige gedachten van de mens op moest wekken. Er zijn tijden geweest dat gemengd zwemmen als kwaad werd beschouwd door velen en er is een tijd, waarin men het als normaal beschouwt. Dan zegt men: het is alleen maar goed, wanneer de mensen gewoon met elkaar omgaan, zonder dat er een scheiding is tussen de seksen, tussen de rassen of wat anders. Laat de mensen het zelf uitzoeken.

En ik geloof dat je daar eigenlijk de grote moeilijkheid hebt. Want we kunnen ons natuurlijk beroepen – en dat wordt dan ook heel vaak gedaan – op bv. de Tien Geboden. En dan kunnen we zeggen: Ja, daar staat dan toch precies in, wat goed en kwaad is. Ja, ho even! Staat het er precies in of: lezen wij het erin? Dat is een erg moeilijke kwestie.

Er staat bv.: “Gij zult geen vreemde goden voor mijn aangezicht stellen.” Wat betekent dat nu eigenlijk, vreemde goden? Dan zeggen ze: ja, dat zijn beelden! Ik geloof niet dat daar beelden mee bedoeld zijn. Ik geloof dat je eerder moet zeggen: een mens mag geen voorstelling van macht stellen tussen zichzelf en zijn God. En wanneer iemand dus zegt: ja, maar wij mogen de heilige Aleachus vereren, dan zeg ik: ja, dat is best voor u misschien, maar voor mij is het niet goed.

Ik hoop dat u gaat begrijpen, waar het om gaat. Het is eigenlijk doodeenvoudig. Ik sta hier, voor mij is dit rechts en dat links. Hoe is het voor u? Juist, precies omgekeerd, hoe komt dat nu? Ik kijk deze kant uit. U kijkt die kant uit. Goed en kwaad zijn eigenlijk dingen, die daar erg op lijken, omdat wij goed en kwaad helemaal niet bezien vanuit een absoluut geheel, maar bezien vanuit bv. een maatschappelijke situatie, bezien vanuit een gewoonte, zoals dat heet, vanuit het cultuurpatroon. Je kunt het bezien vanuit de religie. Maar, wanneer ik op een bepaalde wijze geloof, dan is dat voor mij een accepteren van iets, mogelijk – maar dat is lang niet zeker – een innerlijk beleven van iets. Voor mij staat het dan wel vast, ik sta zo. Maar er kan een ander zijn, die precies andersom staat en precies andersom gelooft. Wat ik dan goed noem, dat noemt hij kwaad, begrijpt u? Daar zit nu de grote moeilijkheid. Goed en kwaad zijn betrekkelijk.

De mens meet over het algemeen – en dat heeft u zelf ook al wel eens ontdekt – met heel verschillende maatstaven. Stel dat ik een mens ben en een beetje rabiaat wordt. Ik steek mijn hand uit en ik wurg een van u. Dan heb ik iemand gedood. Verkeerd, want ik heb iemand gedood, en: “Gij zult niet doden”. Ik ben een vertegenwoordiger van één of andere regeringsinstantie en daar zit een schurk, die Nederland zal verraden. “Ik wurg hem, ik dood hem”. Goed, want ik heb mijn land gered. Maar blijft die daad dan niet precies hetzelfde? Ik heb in beide gevallen een mens gedood. Kan ik dat de ene keer goed noemen en de andere keer kwaad? Kan ik het kwaad noemen, wanneer iemand in India voorbijloopt aan een heel stel armen, die creperen op de straat en zegt: “ach, laat ze maar”. Ik ken wel een paar mensen, die steun nodig hebben, die kunnen wat bereiken, maar deze mensen zijn toch afgedaan, daar hebben we niets meer aan, laat ze maar doodgaan. Dan roepen we: Schande. En gelijktijdig roep je dan: Hoera, God staat achter ons en met de wapenen zullen wij de democratie in Vietnam handhaven. Zo is het toch?

Waar blijf je dan? Waar is een mens consequent? En die inconsequentie gaat overal verder: Gehoorzaamheid aan de wet is goed, maar wanneer u hier werkelijk precies 50 rijdt, zoals aangegeven, dan kan niemand erdoor, dan loopt het verkeer vast. Er staat wel 50 km maar rijdt u alsjeblieft 70. Is die wet nu niet goed? Of wat is er aan de hand, waarom?

De mens heeft regels gemaakt, een hele hoop regels. Hij heeft gedecreteerd dat je God op een bepaald punt zult ontmoeten: in de kerk. Hij heeft gedecreteerd dat je je medemens als je naaste moet zien. Waarna vervolgens zeer vele mensen hun naaste de das omdoen. Hij heeft gedecreteerd dat wij leven voor de eeuwigheid. En in naam van de eeuwigheid wordt een hele hoop gedaan om op aarde kapitaal te vergaren. Wat is nu goed, wat is nu kwaad?

We kunnen natuurlijk voor onszelf een absolute norm zetten. Maar als we die norm zetten, dan is dat nog een norm, die voortkomt uit ons denken, ons geloof, onze achtergrond. Zeker, er is een mogelijkheid om voor jezelf iets te krijgen, wat absoluut is. Er is een mogelijkheid dat je als het ware komt tot die mystieke beleving waarbij het Hogere een ogenblik tot je spreekt en waarbij eigenlijk alle aardse dingen bijkomstig worden. Dan weet je: dit is goed en dat kan ik niet aanvaarden, dat is verkeerd, dat stoort mij in mijn contact met het goddelijke dat is persoonlijk, zuiver persoonlijk.

Armenzorg: Vroeger geloofde men dat men goed deed als men naar de armen ging met een mandje levensmiddelen. Tegenwoordig gelooft men dat het goed is wanneer je aan ontwikkelingshulp doet door de mensen je producten te geven zonder betaling of tegen lening op lange termijn. Maar op het ogenblik gelooft men ook dat het niet goed is wanneer een mens van de weldadigheid, de goedwillende willekeur eigenlijk, van de medemens afhankelijk is, wanneer hij in nood zit. En op het ogenblik begint men ook te geloven dat ontwikkelingslanden iets anders nodig hebben dan de weldadige gift van de rijken. Dat ze mogelijkheid nodig hebben om zichzelf te worden. Wat is nu goed? Wat is nu kwaad?

Als er geen ontwikkelingshulp was, dan zouden we kunnen zeggen: dat is kwaad. En als niemand iets voor de anderen zou doen, zouden we kunnen zeggen: het is kwaad. Maar waarom is de ene manier om het te doen nu beter dan de andere? Omdat wij anders denken.

Wij zijn het, wijzelf, wij zijn de arbiters, die wel eens even uit zullen maken wat goed en kwaad is. Niet alleen in algemene zin, maar voor onszelf en vooral voor onze medemens.

Kijk eens, je kunt sommige dingen beredeneren. Wanneer ik zeg, dat je met LSD bepaalde mystieke, kosmische ervaringen kunt opdoen, dan lieg ik niet. Maar, wanneer ik zeg dat deze beleving nimmer volledig is, dat ze van de chemie afhankelijk is, dan zeg ik iets, wat bewijsbaar is. En wanneer ik zeg dat diezelfde beleving op een andere wijze, inniger mystiek bereikt kan worden zonder schadelijke hulpmiddelen en zonder het gevoel van leegte en onbevredigdheid, dat er altijd op volgt, dan zijn er in ieder geval heel veel mensen, die dat beleefd hebben. Dus ik kan zeggen: wanneer we al zoeken naar een kosmisch contact, naar een geestelijke ontplooiing, dan is het beter wanneer we het vanuit onszelf doen, dan wanneer we daarvoor bepaalde middelen gebruiken. En dan kan ik zeggen: omdat die middelen je schaden, is dat, zeker bij veelvuldig gebruik, kwaad. Dan zeg ik niet, dat het kosmisch kwaad is, let wel. Dat kan ik helemaal niet zeggen. Want er zijn toch ook wel mensen geweest – er zijn indianenstammen bv. – die peotl kauwen en deze mensen komen tot een intens contact met een hogere wereld, die ze dan wel vertalen als goden en voorvaders. Maar wat geeft het, wat we voor naam geven aan de Oneindigheid. Niemand kent de Oneindigheid, kan de Oneindigheid beschrijven. Maar wil dat nu zeggen dat zij dus verkeerd zijn? Neen, voor hen is het goed, omdat voor hen, dit iets is, dat ze aankunnen. En voor een ander is het niet goed, omdat hij, ongeacht de resultaten, de methodiek niet aankan. Ik dacht, dat we nu dichter bij de bepaling zaten.

Iemand, die goed kan chaufferen, die kan zich wel permitteren om ook op een vochtig wegdek 120 te rijden. Er zijn er een hele hoop, die het doen en die eigenlijk niet over het reactievermogen, de kennis beschikken, om, wanneer die wagen in een slip gaat, die slip op te vangen en te zorgen dat er geen ongelukken van komen. Die doen dus verkeerd. Maar dat goed en verkeerd gaat dan van één ding uit, weet u, van de weg, van de auto, van een bepaalde snelheid. Wanneer ik hier goed en verkeerd zeg, ga ik verder uit van het standpunt dat het veroorzaken van ongelukken altijd kwaad is. En ik geloof niet, dat dat altijd het geval is. En dat het vermijden van ongelukken altijd goed is, wat meestal, maar niet altijd het geval zal zijn. Vindt u dat een vreemde verklaring? Nu, laat ik u een voorbeeld geven.

Ik zie, dat wanneer iemand nog even verder doorrijdt, een hele autobus zal verongelukken. Ik druk hem van de weg af. Ik maak dus een ongeluk. Ik spaar 30 mensen en er gaan er twee naar de haaien. Nu ja, de haaien is misschien een wat sombere omschrijving voor de sferen, die bij ons bestaan, maar ‘t is een zegswijze.

Ik heb een keuze gemaakt. En bij die keuze ben ik uitgegaan van wat het belangrijkste is, voor MIJ. Ik heb gezegd: hier zie ik een bus met, zeg, 30 kinderen, een schoolreisje. En daar zie ik een paar mensen, die bovendien zelf dat gevaar veroorzaken. Maar nu zou het kunnen zijn dat die twee mensen, die haasten, misschien een kostbaar serum over moeten brengen om het leven te redden van een heel belangrijk persoon. Kan ik toch niet weten. Dan kan ik goed en kwaad nimmer beschouwen als absolute waarden, eenvoudig, omdat ik niet genoeg weet. Goed en kwaad zijn betrekkelijke bepalingen, die niet op de zaken zelf kunnen worden toegepast, maar die door ons worden toegepast, wanneer wij reageren op de verschillen tussen bepaalde toestanden of bepaalde zaken. Iemand, die daarmee niet akkoord is, zover?

  • Niet helemaal, maar dat komt straks wel.

Goed, daar komen we straks op. Misschien beter ook. Kijk eens, wanneer ik dit allemaal zo stel, dan weet ik, dat ik één van de grondslagen van de maatschappij aantast. Uw maatschappij gaat uit van een concrete waarde: “goed” en een concrete waarde “kwaad”. Maar zijn die er?

Uw maatschappij is gebouwd op wetten. Als morgen uw maatschappij verandert, veranderen uw wetten. En als uw wetten veranderd zijn, dan verandert ook uw visie op goed en kwaad. Er is een tijd geweest, dat men in een bepaald kerkelijk geheel zei dat het beter was om niet te huwen, want dat had de apostel gezegd. Dat betekende niet dat je dus ook niet diende te copuleren, dat was heel wat anders. Je mocht alleen niet trouwen. En in deze tijd leeft dat zelfs wel weer een beetje op. Ik heb me laten vertellen dat men in verband met het celibaat bv. in Italië iemand de raad heeft gegeven: maar man, als je niet trouwen kunt, dan neem je die vrouw toch als huishoudster. Daar zal toch niemand iets van zeggen. Begrijpt u?

Maar waar gaat het dan om? Het is beter, niet te huwen. Dus het is goed om ongehuwd te zijn, het is niet zo goed om gehuwd te zijn. Een andere mogelijkheid is niet genoemd, dus, die is aanvaardbaar of die is niet kwaad. Wie wil me dat nu eens vertellen? Ik ben niet meer op een leeftijd, dat ik een onpartijdig arbiter op dit terrein ben. Zo zijn er zoveel van die dingen.

  • De paus?

U noemt de paus. Goed. De paus zegt dat men moet geloven in – en dan noemen we maar wat – zeg bv. de lijfelijke ten-hemel-opneming van Maria. Hoe moeten we daar nu achter komen, of het waar is? Is het goed, dat wij zonder meer zijn gezag aanvaarden? Maar dan moeten we onze eigen vermogens uitschakelen. Dan moeten we marionetten worden, op een bepaald terrein, van een ander. Is dat de bedoeling?

  • Neen.

Neen. Dat zijn dan mensen die zeggen: als de paus het zegt, is het waar, afgelopen. Er zijn ook mensen, die zeggen: wanneer Biesheuvel het zegt, is het waar. Ik wil dus helemaal niet zeggen, dat het iets bijzonders is, zo’n verklaring. Of als de professor het zegt, dan is het zo. Of als Mamma het zegt, dan is het zo. “En hou verder je mond!” komt er dan meestal achter.

Er zijn enorm veel autoriteiten op deze wereld, enorm veel. En ze zeggen allemaal, dat dit juist is. En er zijn anderen, die zeggen, dat het niet zo is. Moeten wij dus maar accepteren, dat een bepaalde groep van uitverkorenen weten wat goed en kwaad is?

Maar hoe zit het dan? Je kunt natuurlijk zeggen, de paus is onfeilbaar in geloofszaken. Dat zeggen we er dan nog bij. Er zijn te veel bewijzen dat pauzen erg feilbaar kunnen zijn, weet u. Maar wanneer ik zeg, als hij dan in geloofszaken de waarheid moet zeggen, hij moet het allemaal weten. Hij moet direct verbonden zijn met God.

Hoe zit het dan bv. in de tijd van de Borgia’s, van de Orsini’s. De pausen waren politieke moordenaars blijkbaar. Maakt dat dan geen verschil uit? Maar als dat geen verschil uitmaakt voor een direct contact met God, dan is wat zij gedaan hebben: goed. En wie zal het dan verbieden, wie zal het dan durven afkeuren? Maar als ik zeg, dat wat die pausen gedaan hebben, niet goed is, moet ik dan toch accepteren dat een leergezag van onfeilbaarheid direct uit God neerdaalt op iemand, die op die plaats zit? Een heel moeilijke kwestie.

Er zijn zoveel van die dingen. Laten we bijvoorbeeld zeggen: Alles wat in de Evangeliën staat is waar. Wij hebben dat onderzocht en het merendeel klopt aardig. Dat zeg ik er direct bij, dus wij zijn er wel van overtuigd. Maar u behoeft dat niet te zijn. Want in de laatste tijd, o.m. aan de hand van de Dode Zee rollen, die uit de Esseense bibliotheek komen, heeft men toch wel gezien dat er een verhaal bestaat, dat een enorme overeenkomst heeft met dat verhaal over Jezus. Nu ja, in de tijd georiënteerd zal dat waarschijnlijk 80 jaar eerder zijn geweest, ook van een grote Meester, een grote Bevrijder, daar komen leerlingen in voor en die hebben namen.

Maar wanneer men de namen van de apostelen, die u kent, omzet in het Aramees, dan blijken ze te kloppen met de functienamen, die de volgelingen van die grote wijze hadden.

Hoe zit dat nu? Moet je dan zonder meer zeggen: Jezus heeft geleefd? Jezus heeft geleefd. Of moet je misschien zeggen: ik ga in mijzelf zoeken naar waarheid. Ik zeg niet: die Evangeliën zijn goed en het verwerpen ervan is kwaad; en ik zeg niet: het verwerpen ervan is goed en het aanvaarden is kwaad. Ik zeg: de mens zelf kan alleen uitmaken wat goed en kwaad is. En om dat te kunnen doen, moet hij in zichzelf keren.

De mens is een wezen dat met de kosmos verbonden is. Hij is een direct deel van die kosmos. Wat hij betekent naar buiten toe, dat kan hij zelf niet weten. Er zijn grote misdadigers geweest op deze wereld, die toch een impuls hebben gegeven, zo enorm positief, dat je zegt: “ja, wat ze gedaan hebben, was uiteindelijk goed”. Er is zelfs een redenering te vinden, waardoor je zou kunnen waarmaken bv. dat Hitler uiteindelijk voor de wereld goed is geweest, Napoleon voor de wereld goed is geweest, de Keizer goed is geweest. Al die dingen. Dat kunnen we aantonen, als je maar redeneert. Je kunt recht krom en krom recht praten en niemand weet precies, wat er van waar is.

Maar de mens is een kosmisch wezen. Wat ik zeg, geloof ik. Ik kan het niet bewijzen. Dat moet u goed onthouden. Misschien vindt u, wat ik zeg, mooi. Maar of het goed is, dat ligt eraan, of u in uzelf een soortgelijke beleving kunt vinden. Ik ben deel van de Oneindigheid, ik ben deel van God. Wat ik in God vind, dat is geen absoluut oordeel van goed en kwaad. Maar dat is een functie, ik heb een taak, ik ben een deel van Gods uiting en als zodanig heb ik datgene, wat ik kosmisch en eeuwig ben, waar te maken, in elke gestalte, in elke vorm en altijd. En alles, wat daartoe bijdraagt, is goed. En alles, wat daarvan afwijkt, is kwaad, ook al zou de hele wereld het bejubelen als het beste, wat er bestaat.

Ik ben deel van de kosmos, heb ik gezegd. Ik heb een taak. Die taak kan ik misschien zelf niet bepalen, maar ik voel in mijzelf, wat goed en wat kwaad is. En het vreemde is, dat goed en kwaad weinig te maken hebben met wenselijkheden. Sommige dingen, die ik in mijzelf zou verlangen of begeren, erken ik gelijktijdig als kwaad. En sommige dingen, die ik begeer, erken ik als goed, en ook dingen, die ik helemaal niet begeer, die ik zou willen vermijden.

Waar ik het daarnet toch over de Evangeliën heb gehad – het is misschien wel een krankzinnig voorbeeld – maar voor Jezus was die kruisdood helemaal niet “goed” in persoonlijke zin. Men beweert dan ook, dat hij in de Hof van Olijven gezegd zou hebben – hoe ze het weten, is een andere vraag, maar goed, – het staat er dan geschreven – “Heer indien het Uw wil is, dat deze beker aan mij voorbijga”, en erachteraan: “doch niet mijn, doch Uw wil geschiede” Ik geloof, dat dat de verklaring is van het goede. Er is in ons iets, zeer persoonlijks overigens, een persoonlijke relatie, die we hebben via het onderbewustzijn en de genetische invloeden en de geestelijke ervaringen en de karmische mogelijkheden misschien, maar ergens dan toch met God, Die God, dat onbekende, dat onbeschrijfbare is voor ons de persoonlijke arbiter. Hij is degene, die ons zegt: dit is goed en dat is kwaad. En dan zeggen we: ja, ik wil het liever niet, maar het is goed. Dan moet ik het aanvaarden.

En soms, dan zeg ik: ja, ik zou het graag willen, maar het is kwaad. Dan moet ik het niet doen. Daar heeft toch verder niemand iets mee te maken, zou ik zeggen.

  • Voor zover niemand er onder lijdt.

Zelfs dat, geloof ik, is niet juist gesteld. Toen Jezus stierf, was het zijn verkiezing. Tegen wil en dank misschien, maar het waar maken van datgene, wat hij zag als het goede. Zijn moeder heeft eronder geleden, de apostelen hebben eronder geleden. Aanvaarding van het lot heeft Iskariot tot een verrader gemaakt. Hij heeft Petrus hem doen verloochenen, wat hem zijn hele leven heeft getekend. Hij deed anderen leed. Hij heeft anderen leed gedaan daarmee. Nu zult u zeggen: Ja, maar Jezus staat erboven. Nu, dat is altijd gemakkelijk. Jezus of een grote Meester waren grote mensen. Wij zijn eenvoudige mensen, voor ons geldt het niet. Maar is dat eigenlijk geen verontschuldiging?

Trouwens, wat zei Jezus tegen die rijke jongeling? Een argument dat we de laatste tijd wel eens meer moeten gebruiken. Hij zei dus: “indien ge mij wilt volgen, geef uw bezit weg aan de armen, verlaat uw ouders, vrouw, kind, enfin, laat de hele familie achter, en volg mij”. Dacht u, dat dat leuk zou zijn? En wat moeten vrouw en kinderen, als die vent al zijn geld en goederen aan de armen heeft gegeven, waar moeten ze van leven? En die ouders zijn dan maar opeens hun zoon kwijt, die trekt er zich niets meer van aan. Dat zou toch een lijden zijn, nietwaar?

  • Het lijkt de weg van de minste weerstand.

Neen. Het is niet de weg van de minste weerstand. Het is de grootste weerstand, die je moet overwinnen. Want hij voelt wel degelijk een zekere verplichting, bij die rijke jongeling. Hij zegt ook: Heer, dat kan ik niet volbrengen. Het is juist de rechtlijnigheid van het goede, dat rechtlijnige kan niet bestaan in een wet. Dat kan niet bestaan in de regels van een communiteit. Dat kan alleen in jezelf bestaan. Wanneer ik weet, dat iets goed is, dan moet ik het waarmaken, wat het ook kost. Ik geloof, dat daarom de mensen zo bang zijn voor de realisatie, dat goed en kwaad maar betrekkelijke dingen zijn. Dat ze gewoon blind willen zijn voor het feit, dat zij zelf aansprakelijk zijn voor het waarmaken van wat er in hen leeft. Zij zelf het zijn, die in feite aansprakelijk zijn, ook voor het luisteren naar God, naar het Hogere, of hoe je het noemen wilt: de stem van het onderbewustzijn, mijnentwege.

Het is zo gemakkelijk, wanneer er wetten zijn. Weet u, u had het over de weg van de minste weerstand. Weet u wat de weg van de minste weerstand is? Gehoorzaam leven, zonder zelf te denken en eenieder laten zeggen wat goed is en wat kwaad, waar je aan mag komen en waar je af moet blijven. Dat wil zeggen, jezelf, bewust of onbewust, voortdurend terugbrengen tot de status van een geestelijk onvolwaardige, om zo aan de aansprakelijkheid van je eigen daden te ontkomen.

Men heeft het de Duitsers verweten, dat ze hebben gezegd: “Wir haben es nicht gewusst” en “Befehl ist befehl”. En dondert het nou wat, waar die bevelen vandaan komen, mensen? Of ze nu komen van Van Agt, of van Hitler, van Nixon, van de paus, of iemand anders, maakt het wat uit, waar die bevelen vandaan komen? Heeft men toen niet gezegd: “je moet zelf aansprakelijk zijn”. “Jij bent het zelf, die denkt, jij bent het, die handelt”. Niemand kan, door je een bevel te geven, je van je aansprakelijkheden ontheffen, die je hebt als mens.

Degenen die zeggen: ja maar, bevel is bevel, en ik ben machteloos, die kiezen de weg van de minste weerstand. De mens die zegt: ik weet in mijzelf, dit is waar en dit is goed, die neemt de weg met enorm veel weerstand, maar de enige weg, waardoor voor hem goed en kwaad concrete waarden, zijn, die je leven kunt. En elke definitie, die een ander ervan geeft, is betrekkelijk, die hangt van zijn oordeel af.

Wat ik wil zeggen, en met nadruk wilde zeggen, is: Hoe kunt u weten, wat goed is voor een ander? Hoe kunt u weten, wat kwaad is voor een ander? En hoe kunt u verloochenen, dat u in uzelf weet, wat goed is volgens uw eigen persoon, uw eigen inhoud, en wat verkeerd is. Alles, wat je op de wereld hebt aan wetten, is een aantasting, niet alleen van de menselijke vrijheid, het is ook een teniet doen van de menselijke aansprakelijkheid. Het is een aantasting van de menselijke zelfstandigheid. Wanneer je dan dit onderwerp stelt, dan geloof ik, dat je daar eerst eens op moet wijzen.

Er is een tijd geweest dat een homoseksueel – of wat men daar tegenwoordig ook tegen moge zeggen – het verwerpelijkste wezen op aarde was. Sodomie en weet ik wat. En tegenwoordig zijn het mensen, die ‘anders zijn’, maar die je moet begrijpen en die je moet ontvangen. Zou het niet veel beter zijn om te zeggen: ze zijn mensen, zoals wij, ze moeten leven naar hun eigen begrip van goed en kwaad. Ik heb er toch niets mee te maken, wat een ander doet.

De mensen hebben zich opgewonden indertijd over de rapporten van McKinsey. Ik weet niet of u die kent. Het eerste deel ging over de man. Dat mocht, Het tweede gedeelte ging over de vrouw. Dat mocht niet. En u zult me niet geloven, maar van Graham af tot de meest orthodoxe toe. Van de mensen, die alleen maar geloven van het goede leven in Amerika tot degenen, die eigenlijk zeer linkse sympathieën hebben, waren er, die hun afkeuring uitriepen. Waarom? Omdat ze het feit niet konden verteren dat een vrouw ook seksueel bestaat buiten het directe verband dat de man pleegt te leggen. Daarom was het kwaad. Maar is het daarom minder waar? En als het voor de man niet zo erg is, moet het dan voor de vrouw wel erg zijn? Waar haal je de maatstaf vandaan?

Zeker, we hebben de Tien Geboden, ik heb ze zo-even al genoemd. “Eert Uw vader en Uw moeder”. Ja zeker, je vader en je moeder eren. Maar er zijn vaders, die kun je gewoon niet eren. Wie is dan die vader en wie is die moeder? Hoe moet ik dat interpreteren? Degenen, die mij voortgebracht hebben, moet ik eren. Maar als ze nu zo zijn, dat ik ze niet eren kan? Wat dan? Kan ik ze dan alleen eren, als degenen, die mij voortgebracht hebben, dus een relatie-erkenning? Ik geloof dat dat mogelijk is. Maar het kan toch nooit de betekenis hebben, dat de ouders de absolute zeggenschap hebben over hun kinderen.

“Gij zult niet doodslaan”. Ik heb er het mijne al over gezegd. “Alle leven zult gij sparen”. En nu geef ik u een machinegeweer, of een vliegtuig met een atoombom en zeg u: “in de naam van God, die achter ons staat, verdedig het vaderland.”

“Gij zult niet stelen.” wat is stelen? Als iemand van u 10 gulden vraagt, voor iets, wat 1 gulden werkelijke waarde heeft. Denk niet, dat het nooit voorkomt, want dan bent u nooit achter de schermen van de parfumerie geweest. Steelt hij dan eigenlijk niet? Hij speculeert op uw begeerte. U noemt het handel, maar ik geloof, dat het dan diefstal is, want er wordt geen rechtvaardige beloning meer gekregen. Wat dat betreft, zouden we ons ook nog wel eens af kunnen vragen, om actueel te blijven, hoe het eigenlijk zit met AKZO; is 33% zuivere winst op het kapitaal werkelijk noodzakelijk of is het diefstal?

“Gij zult niet stelen”. Betekent het alleen maar, dat het bezit van een ander heilig is? Of betekent het, dat je rechtvaardig moet zijn tegenover een ander? Vertelt u het me maar. Er zijn genoeg mensen die het allemaal weten, die het verkondigen. Maar ik vraag u alleen: is die betekenis dan alleen, dat je niet ergens voorbij mag lopen en een appel in je zak steken? En maken de omstandigheden dan niets meer uit? Als daar een brood ligt van een ander en jij hebt honger, moet je er dan afblijven? Wat betekent het eigenlijk, zo’n gebod?

“Gij zult geen onkuisheid plegen.” Ja, wat is onkuisheid? Nu wordt het helemaal lastig. Voor sommige mensen is het elk lichamelijk contact tussen de seksen, plus nog wat andere dingen.

Ja, maar dan zijn we allemaal kinderen van de onkuisheid, als we op uw wereld leven. Dat kan niet de bedoeling zijn. Is het dan misschien een kwestie van – hoe heet het ook weer – “buiten de pot om”? Ik zou zeggen, dat kan het ook niet altijd zijn. Ik geloof dat het pas onkuisheid is, op het ogenblik dat je wat dan ook doet om te provoceren, zonder dat je er innerlijk achterstaat. Hoe dan ook, dat is voor mij onkuisheid. Nu kunt u zeggen, dat ik ongelijk heb, maar voor mij is het zo.

Dan staat er ook nog iets over ‘niet begeren’. Gij zult niets begeren van wat een ander toebehoort. Ik weet niet hoe het tegenwoordig is, maar in mijn tijd flaneerde men en begeerde men. Dat was een deel van het maatschappelijk leven, lieve mensen. Zonder dat zou er nooit wat gekomen zijn. En “Gij zult niet begeren”? Etalages vol, en maar staren, of je het betalen kunt of niet, en maar hunkeren en maar begeren. Is dat nu zondig of is dat nu niet zondig? Niet zondig, omdat het behoort tot de commercie. Maar waarom is het andere dan wel zondig? Ik kom er toch ook niet aan? Begrijpt u, wat ik bedoel?

Ik wil de Tien Geboden niet ontwaarden, daar gaat het mij helemaal niet om. De Tien Geboden zijn de basis van uw maatschappij. Maar het is wel opvallend, dat ze altijd precies zo worden uitgelegd, dat de machthebbers er profijt van hebben. Dat vind ik verdacht. Moet u mij niet kwalijk nemen. Ik had er ook nog andere geboden bij kunnen halen, natuurlijk. Ik zeg alleen dit: Goed en Kwaad aan de hand van woorden bepalen, dat betekent nog altijd, dat die interpretatie geldt. En wie is dan diegene, die als de Goddelijke Arbiter die geboden kan vertalen in de praktische termen? Is er één mens, die het kan doen? Alleen weer God! Het onbekende of mijnentwege het kosmisch bovenbewuste uitgedrukt in het onderbewustzijn van de mens. U moogt het precies zeggen, zoals u wilt.

En waar komen we dan terecht? Nu, ik heb het eigenlijk al duidelijk genoeg gezegd en we zullen er niet te lang over doorgaan. Dan heeft u dadelijk de kans, om ook eens wat te argumenteren.

Wanneer ik in mijzelf, door zoeken, door luisteren, door als het ware erkennen van een inspiratie, die absoluut niet redelijk behoeft te zijn zelfs, probeer God nader te komen. Wanneer ik in de stilte, de stilte, die ik ook zelf probeer te zijn, de Oneindigheid in mij laat spreken, dan weet ik, wat goed en kwaad is voor. Dat, weet ik.

Dan kan ik de Tien Geboden formuleren in hun betekenis, voor mij, dan kan ik de waarde en waarheid van Gods openbaring formuleren, voor mij. Maar nooit voor een ander. En als ik verander, dan zal die waarde in mijzelf veranderen. Want de Wet is geen strakke, stoere wet aan het begin gezet en voortlopende tot het einde der tijden. De wet is een ogenblik, waarop een goddelijke waarheid kristalliseert en zich oplost en in elke tijd opnieuw moet kristalliseren in elk wezen, in elke mens. En altijd opnieuw. Want de werkelijke macht, die achter het gebod staat, kennen we niet, kunnen we niet begrijpen, kunnen we niet interpreteren. Er zijn zoveel krachten en mogelijkheden en werkingen, dat wij ze niet eens zouden kunnen bevatten.

Moeten we dan aannemen, dat dat ene brokje, dat ene suikerkorreltje uit een kosmische hoeveelheid suiker, Gods enige gekristalliseerde waarheid is? Iets wat buiten ons staat? En dat, terwijl de zoetheid van de eeuwigheid in ons doorwerkt, op het ogenblik, dat we onze tijdelijkheid kunnen vergeten.

Ja, de betrekkelijkheid van goed en kwaad. Ik heb er het mijne over gezegd. U moet zélf leven, U moet zélf de weg vinden, waardoor u uzelf waarmaakt en waardig bent aan het hoogste, wat u in uzelf erkent. Uzelf moet u de tijd, de rust gunnen, om stil neer te zitten en niet te denken aan stoffelijke zaken en omstandigheden, maar alleen te wachten, tot er iets spreekt. U zelf moet uw kosmisch erfdeel waarmaken, voordat u kunt, weten, zelfs maar voor uzelf, wat goed en kwaad is.

En daarmee is voor mij – en dat hoeft voor u niet waar te zijn – de betrekkelijkheid van alle goed en kwaad wel aangetoond. Goed en kwaad zijn een oordeel, een oordeel, dat geveld wordt door hen, die niet weten, waarover zij oordelen. Die niet weten, wat hetgeen zij beoordelen, betekent en die niet kunnen beseffen wat de werkelijke waarde en betekenis daarvan is in de totaliteit van de schepping. Misschien dat daarom ook wel staat geschreven: “Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld worde”. Ik zou eraan toe willen voegen: Geoordeeld worden door het oordeel, dat je gesproken hebt. Want dat, wat ge anderen oplegt, hebt gij uzelf opgelegd en zult gij moeten dragen. Wee u, indien ge het niet waar kunt maken, ook onder de omstandigheden, waaronder ge het van anderen hebt verlangd.

Vragen.

  • Groepsmoraal, die zetelt toch in een bepaald cultuurpatroon.

Ja, maar is die groepsmoraal juist? Dat is de grote vraag. Kijk eens, een groep kan afspraken maken en zolang ik die afspraken voor mijzelf erken en deelheb aan hetgeen behoort bij die afspraken, ben ik eraan gebonden. Dat is geen kosmische wet. Dat is de wet van menselijkheid, van medemenselijkheid. Het is de wet van contact met jezelf en de wereld, je kunt jezelf niet geheel loszetten van uw wereld, zonder daarbij ook al datgene, wat die wereld voor je betekent terzijde te schuiven en geheel op jezelf te staan. Dat kun je als mens niet. Het kan dus zijn, dat ik een groepsmoraal aanvaard binnen de groep, niet omdat ze volgens mij honderd procent misschien het juiste is, maar omdat ze voor mij niet kwaad is, niet verkeerd vanuit mijn innerlijk besef. En het mij houden eraan voor mij noodzakelijk is, om met mijn medemensen te kunnen communiceren, met hen te kunnen samenleven. Dan heeft die groepsmoraal inderdaad betekenis. Maar ze heeft dus geen absolute waarde, Datgene, wat de groepsmoraal naar voren brengt als goed of kwaad, kan binnen de groep als zodanig gehanteerd worden en zolang het niet ingaat tegen een innerlijke werkelijkheid, zal ik het respecteren.

Ik zeg niet, omdat die Tien Geboden zo moeilijk in hun werkelijke betekenis zijn vast te leggen, hoef je je er niet aan te houden en moet je maar net doen, of iedereen, die zich er wel aan houdt, een gek is; dat zou heel wat anders zijn. Integendeel, wanneer de Tien Geboden de basis zijn van de maatschappij waarin u leeft, zult u ze volgen tot op het ogenblik, dat uw innerlijke kracht, uw weten, zegt: Maar zo is het juist. Dit is voor mij het belangrijkste. En dan zul je handelen naar datgene, wat je innerlijk ware, je innerlijk lichtende wezen, je zegt. En pas wanneer dat alles voorbij en afgehandeld is, kun je weer terugkeren tot die groepsmoraal, die dus geldt als een middel voor menselijk verkeer, niet als een werkelijke maatstaf voor aanvaardbaarheid of verwerpelijkheid der dingen, der gedachten, der handelingen.

  • Maar kan de groepsmoraal niet vlugger tot een juistere waarheid komen, omdat er altijd een aantal mensen zijn, zoals bv. vroeger de oudsten, die het voorlegden aan de rest van de stam – bij wijze van spreken- omdat het groepsverband sterker werkt op eventuele waarheden dan de eenling, het individu. Zoals meditatie sterker werkt met velen.

Dat laatste is ook maar zeer betrekkelijk, dat meditatie sterker werkt met velen. Wanneer we dat zeggen – ik ga even op dat laatste in – dan houden we rekening met de spanning die wij gezamenlijk opbrengen, zonder ons te realiseren, dat het resultaat zo goed hysterie als mystieke beleving kan zijn.

En wat betreft de stamoudsten? Ja, wij zullen natuurlijk altijd weer staan tegenover degenen, die het naar ons beste besef, goed weten. Maar ze kunnen fouten maken. Hun goed is niet altijd goed, hun kwaad is niet altijd kwaad. Maar in een primitief stamverband zal dus het gemeenschappelijk erkennen van goed en kwaad bepalend zijn ook voor het oordeel van de oudsten. Vandaar dat een democratie, bv. altijd een grotere geestelijke vrijheid toelaat dan een absolutisme. Democratie geeft geen praktische grotere vrijheid, dat lijkt maar zo, maar wel een geestelijk grotere vrijheid omdat dus een diversiteit van denken en oordeel wordt toegestaan.

En in deze zin is dus een groep, die door de Oudsten of door enkele belangrijke mannen worden geregeerd, die dus een soort rechter zijn voor de gemeenschap ook, gezond, zolang de rechters geen macht hebben, buiten het spreken van een oordeel, dat dan door de anderen als juist aanvaard moet worden. Op het ogenblik dat hun oordeel absoluut bindend wordt, krijgen we te maken met een dictatuur, waarbij elk afwijkend gedrag en elke afwijkend gedachte, ook wanneer deze verankerd is in het besef van bv. een volk, terzijde wordt gesteld. Om u een voorbeeld te geven: De invasie in Tsjecho-Slowakije. Dat is dus het gevolg van een leiderschap, dat niet gebaseerd is op de mens. Het resultaat is dus een soort psychische dood, althans gedeeltelijk een soort psychische dood van een groot gedeelte van het volk. Een absoluut wegvallen van alle belangstelling voor ontwikkelingen e.d. Blijft alleen nog over; gaat het goed of gaat het niet goed.

En ik dacht dus, dat, dat voor alle groepsmoraliteit moet gelden. Zolang de moraal uit de groep geboren wordt en geen uitvoerend orgaan kan bestaan, dat zonder de goedkeuring van de totaliteit, bepaalde regels kan opleggen en forceren, dan hebben we in ieder geval te maken met een groep, waarin de fluctuaties in het besef van het geheel automatisch ook tot uiting komen in het oordeel dat wordt gesproken en zo in de uiterlijke vorm, die de groepsmoraliteit aanneemt.

  • Bij de opvoeding, van kinderen sta je ook weer voor; dit mag wel, dat mag niet. Op school wordt dat niet als goed beschouwd enz. Hoe moet je dat bekijken?

Ik dacht dat het kind dus in feite niet wordt opgevoed door wat het leert, en met dat goed en fout ook niet. De opvoeding van het kind is doodgewoon, enerzijds het kind een zekerheid geven, waardoor zijn tekort aan vermogens ten aanzien van de wereld enigszins gecompenseerd worden en anderzijds dus helpen om zichzelf waar te maken. Maar het merendeel van de opvoeding in uw wereld is nu eenmaal dressuur, zeker in de westelijke wereld. Voor een groot gedeelte in de Oostbloklanden ook.

Dus, kort, en goed. U dresseert uw kinderen, omdat ze alleen op die manier in het maatschappelijk patroon passen. Dat heeft niet met goed en kwaad te maken. Dat heeft niets met juist en onjuist te maken. En ik geloof dat het voor de kinderen goed zou zijn, tenminste, wanneer ze rijp genoeg zijn om het te begrijpen – je moet er dus gewoon mee beginnen – om hen duidelijk te maken dat iets wat algemeen aanvaard is, niet noodzakelijkerwijze goed is. Maar dat het wel verstandig is, om je eraan te houden, omdat je anders enorme weerstand ontmoet. Dat is uiteindelijk datgene, wat het merendeel van de volwassenen ook bepaalt in hun gedrag, neem mij niet kwalijk.

Maar als je het kind helpt om dat in te zien, dan geloof ik dat je dus vele van de complexen, die bij een strenge opvoeding of bij een zeer liberale opvoeding, die toch op een goed – fout principe is gebaseerd, dat je die wegneemt. Dat je daardoor het kind duidelijk doet kiezen voor een aanvaard-worden of niet aanvaard-worden. En daarbij kan het kind dus zijn eigen keuze maken en zelf die keuze ook beter kunnen maken.

Het vreemde, dat zich voordoet, is, dat het kind dan een deel van het onderwijs zal afwijzen, het heeft daar dan nog geen interesse of vat voor, maar op het ogenblik dat het kind dus iets beseft als nodig voor aanvaarding of voor prestige in de wereld, dan wil het er wel wat aan doen. En dan zouden we dus mensen krijgen, die in hun opvoeding hun maximale capaciteit gebruiken, dus een beter resultaat van de opvoeding, een gedegener kennis en, door verschuiving van een aantal aspecten, krijgen we dus ook een opvoeding, die zich het hele leven door blijft uitstrekken en niet – de grote fout van uw maatschappij – een onderwijs, dat op een gegeven ogenblik met een diploma of een bul afgesloten wordt geacht, waarna je dan verder maar doet, of je de wijsheid in pacht hebt. Ik zal nog één vraag beantwoorden en dan gaan we pauzeren.

  • U had het daarnet over het vervullen van een taak. Dat we hier zijn om een taak te verrichten. En U liet toen doorschemeren, dat goed is, wat het vervullen van die taak bevordert en kwaad, wat het vervullen van die taak tegengaat, of verhindert. Inderdaad. Is dat een absoluut gegeven?

Dat is het enige absolute criterium, dat er kan bestaan. Wanneer wij geloven in een God – en dan moet ik vooropstellen, dat is geloof, we weten niet, of hij er is, maar soms kunnen we iets ontmoeten wat we God noemen in onszelf, nietwaar – wanneer we daarin geloven, dan is dat het enige, wat de zin, de inhoud, de betekenis van ons leven werkelijk kan bepalen. Dan is het ook logisch dat elk criterium ontleend aan deze kracht, als enig juist mag gelden, zover het onszelf betreft.

  • Daarop aanhakend kan ik zeggen, dat iemand in München, een Yoga-school, ook voor gevangenen, lessen geeft en probeert deze mensen duidelijk te maken, dat het niet gaat om goed of kwaad, maar om juist of onjuist, daar heeft hij bijzonder veel succes mee, namelijk in die zin, juist en onjuist, wat is juist om als mens te leven en wat is onjuist, wat verhindert je als mens te leven.

Dat is dus op zichzelf een heel mooi principe. En ik geloof, dat je dan ook iets verder moet gaan. Wanneer de man Yoga onderwijst, zal hij dan waarschijnlijk ook wel de transcendentale vorm van meditatie onderwijzen. En dan zou je eraan toe moeten voegen dat het werkelijk criterium van je mens-zijn gelegen is in datgene, dat je in het bovenzinnelijke vindt en dat dat het enige is, wat er voor het geheel van je wezen, een aanvaardbare inhoud geeft aan je bestaan.

  • Dat is het doel, waarnaar hij streeft, maar zover is het nog niet.

Dat moet er dus bijkomen. Zonder dat zou dus de leer aardig zijn, maar niet voldoende. Omdat juist en onjuist ook weer zeer relatieve termen zijn, die bepaald worden door een maatschappij.

  • Nee, maar die juistheid of onjuistheid als het ware afgestemd op het doel, wat je hebt.

En daarom heb ik dat erbij gezegd. Ik hoop dat u het niet euvel duidt, dat ik de zaak hier even laat rusten. We gaan pauzeren.

Tweede deel.

Ik zou nu graag over willen gaan tot het beantwoorden van opmerkingen en vragen en graag met die, welke schriftelijk zijn binnengekomen.

  • Waarom verwachten wij mensen altijd, dat God boven ons is. Kunt U hierover iets zeggen.

Nu, ik denk dat het veiliger is als Hij op een afstand blijft. Want als je God neemt, zoals Hij werkelijk is, een kracht die alles weet wat je doet, dan voel je je toch niet erg prettig. Dan heb je zo het idee, dat overal pottenkijkers bij zijn, Ik dacht dat dat het juiste antwoord was, hoor. Het is een psychologische factor, dat voor de mens het denkbeeld zelf, dat hij voortdurend met God te maken heeft, afwijst en daarvoor een God projecteert, die ergens in de verte staat. En die wel voor hem kan zorgen, maar die dus niet in staat is, om hem te controleren. Ik dacht, dat dat het was.

  • U sprak over de rijke jongeling. Hoe kon Jezus de verantwoording op zich nemen, om die man te zeggen, zijn gehele familie gewoonweg te verlaten?

Ik dacht dat Jezus die verantwoording gemakkelijk op zich kon nemen, om de doodeenvoudige reden dat de man daartoe alleen zou kunnen besluiten, indien hij een innerlijke waarheid had gevonden, die zo groot was, dat hij er alles voor achter zou laten. En ik meen dat een mens, die zich door allerhande zogenaamde verplichtingen en belangetjes laat binden, wanneer hij een innerlijke waarheid vindt, een grote dwaas is. Maar dan moet het ook werkelijk een innerlijke waarheid zijn en niet ergens alleen maar een ideetje. En je laat geen vrouw en kind achter, omdat die andere twintig jaar jonger is. Dat vind ik niet redelijk. Maar, wanneer je zegt: zonder dit kan ik mijzelf niet waarmaken, dan meen ik, dat je dat wel moogt en zelfs, dat je dat moet doen, omdat je zonder dat niet waarlijk meer kunt leven.

  • Er zijn anders voorbeelden genoeg van mensen, die brokken hebben gemaakt, omdat ze het nodig vonden om een of andere geestelijke vereniging of beweging te gaan werken en hun gezin te verwaarlozen.

Ik dacht dat het gezin dan ook zelf moet bepalen, wat de houding is ten aanzien van de persoon. Kijk eens, de grote fout, die men maakt, is altijd: het bestaan van het gezin is afhankelijk van de man. Dat is helemaal niet waar. De vrouw kan heus zelf ook wel werken. En er zijn allerhande mogelijkheden, zelfs voor de kinderen, om toch redelijk terecht te komen, zeker in uw maatschappij. Een kind, dat op twaalfjarige leeftijd alleen komt te staan, heeft het altijd nog beter dan een kind, dat ouders had, vijftig jaar geleden. Vergeet dat niet. En de zelfstandigheid, die we nodig hebben allemaal, die kun je niet krijgen door een voortdurende bescherming. Ik weet niet of u wel eens kasplanten hebt gekweekt. Wanneer er één tochtje bijkomt, verwelken ze. Wanneer u van kinderen, en ook van echtgenotes, kasplanten maakt, beschermt tegen al het gure van de maatschappij, dan hoeft er maar een kleinigheid te komen en ze gaan ten onder eraan. Ik meen dat dat een volledig foute benadering is van de werkelijkheid. Ik meen dat de vrouw zo goed als de man in het leven staat, dat ze zo goed als de man haar verantwoordelijkheid heeft te dragen en dat ze geen beroep kan doen op grond van bv. een veel gehoorde kreet: maar ik heb jou de beste jaren van mijn leven gegeven. Dat heeft ze ook niet gedaan, omdat ze het zelf niet wou. U begrijpt, wat ik bedoel.

  • Ja, maar dat is heel wat anders.

Neen, dat is niet heel wat anders. Dat hangt hier direct mee samen. Het denkbeeld dus, dat Jezus een verantwoordelijkheid neemt, is gekoppeld aan het denkbeeld, dat er bepaalde verplichtingen bestaan, zuiver stoffelijke, die boven elke geestelijke noodzaak uit innerlijke geestelijke verlichting uitgaan. Ik meen, dat dat niet juist is.

  • Ik geloof niet, dat er alleen maar van materiële verplichtingen sprake is. Ik kan toch ook wel ideële verplichtingen voor stellen.

Dat kunt u inderdaad. Wanneer dat een reële verplichting is, zal deze immers in de erkenning van een innerlijke waarde tot uiting komen? Dan zal ze in die innerlijke waarheid wel degelijk aanwezig zijn en dan zal ze van daaruit ongetwijfeld doorwerken. En dan zullen van daaruit misschien de idealen de juiste vorm vinden om aan die verplichtingen te beantwoorden.

  • Ja, dank U.

U moet mij niet kwalijk nemen. Ik ben bang dat deze maatschappij te zeer is gericht op de afhankelijkheid van anderen. En ik vind dat afhankelijkheid van anderen ergens een verwerpelijk iets is, omdat, juist door die afhankelijkheid voortdurend te vergroten, de zelfstandigheid en de zelfstandige mogelijkheden van de mens verminderen, maar vooral, en dat is wel het belangrijkste, zijn besef van eigen betekenis, waarden en verplichtingen.

  • Dat houdt dus in, dat er nooit absolute macht is, wanneer de een altijd te veel afhankelijk is van de ander en dat doorgevoerd tot aan de top, (laatste deel vraag onverstaanbaar)

Dat is dus inderdaad absolute macht ook. Afhankelijkheid is mede gebaseerd op macht. En eenieder, die macht begeert, probeert anderen tot afhankelijken te maken. Dat kunt u in uw wereld voortdurend nagaan. Zullen we aan het volgende punt beginnen?

  • Is het kwaad, dat mensen andere mensen hebben aangedaan en nog aandoen, vroeger bv. in het raam van de Inquisitie en in onze tijd in de folterkamers van de Nazi’s voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de folterkamers van de Zuid-Amerikaanse staten, en van de Sovjet-Unie ook slechts betrekkelijk te noemen?

Dat is inderdaad betrekkelijk te noemen. Om de doodeenvoudige reden, dat dergelijke dingen plaatsvinden, omdat sommige mensen het goed vinden, dat ze gebeuren. Omdat hun ideologie of hun wijze van denken iets dergelijks vereisen. Hier heb je dus ook een betrekkelijkheid en wordt het standpunt heel vaak bepaald, wat goed en wat niet goed is. Er zijn een hoop mensen, die zich druk maken om het feit, dat Londen onbarmhartig is gebombardeerd, maar die zich er helemaal niet druk over maken dat Berlijn is gebombardeerd. En als u daar rekening mee houdt, dan ziet u, hoe betrekkelijk de dingen zijn.

Indien we echter afgaan op de vraag, of het kwaad kan zijn, dan kan ik ten hoogste antwoorden: Volgens mijn beste weten en besef is elk leed, dat je aan een ander aandoet, op andere gronden dan een innerlijk erkende noodzaak, geheel voor eigen verantwoordelijkheid en zonder enige steun, achtergrond of verplichting ten aanzien van anderen: slecht. Ik geloof dus inderdaad, dat het slecht is. Maar u moet één ding niet vergeten. U haalt de Inquisitie erbij. Er zijn inquisitore geweest, die zelf geleden hebben onder het lijden of het leed, dat ze anderen aandeden en die – arme dwazen dat ze waren – meenden dat dit noodzakelijk was om de zielen van die mensen te redden. Voor hen was het een noodzakelijk kwaad, dat bedreven werd, om het goede tot stand te brengen. Ik meen dat heel veel mensen op deze wereld kwaad doen, omdat ze menen daardoor het goede tot stand te brengen, zonder te begrijpen, dat iemand, die een handeling verricht, die volgens zijn eigen besef kwaad is, daarmee alleen het kwade kan voortbrengen en nooit het goede.

  • In hoeverre kunt U de jonge Amerikaanse dienstplichtigen, dikwijls niet ouder dan 18 jaar, verantwoordelijk stellen voor het doden van mensen in Vietnam, waartoe zij het bevel hebben ontvangen?

Ik stel hen daarvoor in zoverre verantwoordelijk, als zij door eigen onverschilligheid en buiten de hen opgelegde conditionering om doden. Dat komt heel vaak voor. Een “gook” is immers geen mens? Daar ligt het euvel. Het gaat er niet om of je een vijand doodt. Als je soldaat bent, ben je geconditioneerd om dit te doen. Het gaat er wél om, of je dan iemand, die mogelijk een vijand zou kunnen zijn, bij wijze van voorzorg alvast maar doodt, of hem eenvoudig doodt omdat hij in de weg zit, want je hebt er toch al zoveel gedood, één meer of minder telt niet. Hierbij is elk begrip van verhoudingen, zelfs binnen het kader van uw maatschappij, zoek. En de grote fout, die de USA mijns inziens heeft begaan, is wel, dat zij mensen hebben gebracht in een milieu, waarin al die maatstaven langzaam maar zeker zoek waren. Ik meen dat de USA daarvoor op het ogenblik betaalt door het toenemend gebruik van allerhande zware verdovende middelen en wel in zo hevige mate, dat dit hier en daar de huidige maatschappij bedreigt of zal ontwrichten. Maar dit zijn oorzaak en gevolg. De drugaddict die, omdat hij moest doden of gedood worden (door zijn eigen mensen), gedood heeft en die daardoor drugaddict is geworden, heeft volgens mij een vlucht voor zijn eigen aansprakelijkheden gezocht en ook zijn eigen innerlijke waarheid verloochent.

Wanneer hij terug kan komen tot die innerlijke waarheid en het verleden aanvaarden, op grond van die erkende waarheid in de toekomst te handelen, dan heeft hij geen drugs meer nodig.

  • Men zegt: het doel heiligt de middelen. Is dit wel juist? Ik dacht dat de keuze van doel en middelen vanuit dezelfde gezindheid worden gedaan en dus geen discrepantie mogelijk is.

Wanneer je tegenwoordig de wereld ziet, dan zou je haast denken dat de middelen het doel gaan heiligen. Maar het doel kan de middelen niet zonder meer heiligen. Niet zonder meer. Wanneer het doel goed is, kan het zijn dat ik middelen daartoe gebruik, die met het doel harmonisch en volgens mijn besef daarmee onverbrekelijk verbonden zijn, die toch door anderen veroordeeld kunnen worden.

Met andere woorden: het oordeel van anderen is niet bepalend voor de al of niet aanvaardbaarheid van de middelen. Maar ik moet deze middelen zelf als juist en strokend met het doel kunnen aanvaarden. Want indien deze eenheid niet bestaat, zal ik door het gebruik van die middelen, die volgens mijzelf onjuist zijn, een doel bereiken, dat sterk verschilt van datgene, wat ik mij gesteld heb.

  • Wilt u nu goed en kwaad nog eens belichten vanuit de Wet van Evenwicht?

In de Wet van Evenwicht zijn er geen goed en kwaad. De Wet van Evenwicht bestaat in twee machten of grenzen, die vanuit ons standpunt een bepaald statisch karakter dragen. Sommige van de ontwikkelingen daarin zijn voor ons niet aanvaardbaar, andere wel aanvaardbaar. Wanneer het niet aanvaardbare beseft wordt, dan houdt dit in, dat ons besef een bepaalde reikwijdte heeft. We zullen dan even veel goed beseffen. Het is misschien het gemakkelijkst om het zo te formuleren: Hoe groter de heilige, hoe groter potentieel zondaar hij is. Omdat hij, met zijn besef van het goede, ook het tegendeel daarvan moet beseffen. Je kunt bezwaarlijk goed zijn zonder de tegenstelling van dit als goed ervaren eveneens te erkennen.

  • Het is dus niet zo, dat goed vanzelf ook kwaad baart en omgekeerd.

Ja, dat is dus wel zo. Maar ik heb dit willen uitdrukken in termen van bewustzijn. Kijk eens goed en kwaad zijn betrekkelijke waarden die door onszelf gesteld worden. Het is onze eigen plaatsing te midden van de door ons beleefbare kosmos, waardoor wij komen tot het stellen van sommige waarden als goed en andere als kwaad. En wanneer wij bepaalde waarden als goed stellen, creëren wij automatisch het negatieve beeld daarbij, dus het kwaad. Wanneer wij goed doen, dan verstoren wij daarmee iets van de evenwichtigheid en zal er dus iets op volgen, bij anderen misschien, dat volgens ons kwaad is, ofschoon dit – en dat mogen we niet vergeten – voor die anderen wel degelijk goed kan zijn.

  • Betekent dat dan ook, dat, wanneer iemand zich helemaal concentreert en instelt op het kwade, dat er dan daardoor steeds meer van het goede tot stand gebracht zal worden?

Dat is inderdaad waar. Alleen word je van het goede bewust als een vijand, in dat geval. En als je je helemaal op het goede concentreert, word je bewust van het kwade en zie je dat als vijand.

  • Wat kan die paus dan bezield hebben, waarvan U zegt, dat het volgens de geschreven wetten niet mogelijk is, dat hij een afgezant van God is, geneigd tot rechtvaardigheid, maar die toen, zoals U gezegd heeft, dat die paus de wapenen zegende, wat dacht U dat die toen gedacht had?

Waarschijnlijk heeft hij toen gedacht als elke wereldlijke heerser: Mijn macht is het belangrijkste wat er bestaat. God zal het belangrijkste handhaven, dus, God is met ons. Dat staat overal, zelfs op de gulden.

  • Kan het niet zelfs enorm moeilijk zijn, om tussen alternatieven een keuze te maken? Moet men dan maar zo goed mogelijk gokken?

In vele gevallen is het beter om te gokken, dan om niets te doen. Want één van de dingen, die het meest vernietigend voor ons is, is stilstaan. Er zijn alternatieven, we kunnen beide meestal niet overzien, d.w.z. in de consequenties, die ze voor ons, of vanuit ons standpunt, voor anderen zullen hebben. Maar één ding is zeker. Wanneer wij op dit ogenblik handelen volgens ons beste weten, dan zullen wij – ongeacht de door ons niet voorziene consequenties daarvan – voor onszelf ons eigen wezen bevestigd hebben. Let wel, ik grijp hier dus terug op het innerlijk wezen. We hebben een innerlijke aanvaarding van “goed”, of het “juist” is voor ons. En wanneer wij ons later druk maken over de consequenties, dan vind ik dat een beetje dwaas. Wij hebben die consequenties niet gezocht of niet gewild. Wij hebben het beste gedaan, wat wij konden, de consequenties brengen nieuwe realisaties met zich mee, dan moeten we ook daarin het goede waarmaken, zoals we dat zien en gevoelen. We kunnen namelijk niet alle dingen kennen, dat kan alleen God. Wij kunnen niet alle dingen voorzien, dat kan alleen God. Of liever gezegd: God ziet alle dingen in het tegenwoordige. Maar wij kunnen alleen waarmaken, wat we zijn. En het is heel goed mogelijk, dat we met onze beste bedoelingen tot beul van anderen worden. Maar dan kan dat beul zijn, vanuit het goddelijke, onvermijdelijk en noodzakelijk zijn.

Het is echter belangrijk, dat wij niet bewust tot de beul van een ander worden, maar dat wij het goede in ons waarmaken. En als daaruit voortvloeit, dat we daardoor onbewust toch tot beul geworden zijn, dan kunnen we dat betreuren, maar, het onvermijdelijk aanvaardende, zullen we het goede wederom waarmaken. Hij die treurt over datgene, dat hij verkeerd heeft gedaan, heeft meestal daarvoor zo veel tijd nodig, dat hij het goede, dat nu voor hem mogelijk is, achterwege laat.

  • Jezus zal terugkomen, om nog weinig gelovigen – goede mensen – te vinden. Hoe ligt hier de waarheid?

Nu, ik weet niet, waarop u doelt. Ik ken dat bewuste geval niet. Vermoedelijk heeft u het hier over de Openbaring van Johannes, waarin dus wordt gesteld, dat Jezus terug zal keren en dat het getal der uitverkorenen 144000 zal zijn.

  • Ja, dat bedoel ik.

Maar het getal 144000 is, zoals trouwens het geheel van de Openbaring, symbolisch. En het houdt in het getal 9 en wel het getal negen versterkt door driemaal de kosmos, drie keer de nul. Dat zou dus inhouden, in de praktijk, dat de drie-eenheid in de kosmos, alle mensen in staat stelt voor God te treden en dat eenieder die dat doet, behoort tot de uitverkorenen. Maar dat is een bijbeluitleg. U moet zich maar eens bezighouden met een kabbalist, die kan u ongetwijfeld de cijferbetekenissen duidelijker zeggen. Zoals ook het Beest trouwens een versie is van het getal negen. Want ook het kwaad kan in zijn hoogste vorm alleen bestaan, wanneer het voor God kan treden.

  • Zijn er goede kabbalisten? Is die niet verloren gegaan, de oorspronkelijke Kabbala?

De oorspronkelijke Kabbala is niet geheel verloren gegaan. Er zijn een groot aantal mensen op aarde, die in meerdere of mindere mate die Kabbala beoefenen. Maar de grote fout, die men maakt, is vaak dat men zich blind kijkt op de zogenaamde magische mogelijkheden van de Kabbala en men niet begrijpt, dat deze alleen te hanteren zijn, wanneer men de hiërarchische opzet, o.a. “De Tuin der Pomegranaten” waarbij dus de kosmos in een bepaald beeld wordt gesteld, als basis gebruikt. Verder zijn er veel slechte kabbalisten. Je kunt dus de Kabbala niet in één opzicht beoefenen, je moet haar in haar geheel kennen en dan in harmonie met het geheel van het gekende kun je inderdaad komen tot letteromzettingen, naamomzettingen, getalsomzettingen en verklaringen en wat dies meer zij. Die mensen zijn er wel. Maar ik wil er wel bijzeggen: ze adverteren niet in een krant, dat u een kabbalistisch advies kunt krijgen voor f 25,-

  • Mag ik nog even terugkomen op wat u daarnet zei. Hoe stelt u zich dat voor of hoe verklaart u dat, dat het kwaad van God kan komen?

Nu, dat is heel eenvoudig. Wanneer wij stellen dat het kwade buiten het goddelijke bestaat, stellen we, dat God geen absolute God is. Maar wanneer wij stellen, dat er waarlijk één God is, als enig Schepper en alomvattende macht, dan moeten we ook aanvaarden, dat het kwaad een deel is van God. Het absolute kwaad is dus niet anders dan de verpersoonlijking van één zijn van het goddelijke, gezien door onze ogen. Vandaar het getal 666, dat samenloopt in 18, oftewel het creatieve, dat de oneindigheid in tweedelige waarde openbaart en samenkomt tot het getal negen, dus weer de mens, die voor God treedt.

  • Maar ik dacht, dat datgene juist het kwade was, omdat het een volledige ontkenning van God was.

Een volledige ontkenning van God is niet mogelijk, want deze houdt on-bewustzijn in. Daar het geheel van het geschapene een deel is van God, zal elke erkenning van bestaan, een erkenning van God inhouden, ook wanneer daarvoor andere namen of aanduidingen worden gebruikt. Een uitblussing houdt in dat het besef ophoudt te bestaan. Het is dus duidelijk dat het kwade alleen in een erkenning kan plaats vinden en deze erkenning een deel van het goddelijke moet omvatten en als zodanig ook een weg is, die ook tot God voert.

  • Maar dan lijkt het mij toch ergens een omslag te hebben.

Mag ik u een vraag stellen? Ik heb hier een cirkel, stelt u zich die even voor. Of ik wil linksom of rechtsom gaan, zit er ergens een slag in? Nee. Ik kom steeds op hetzelfde punt weer terecht. Hoe ik ook ga, ik kom op hetzelfde punt weer terecht. Stelt u zich dat nu maar voor ten aanzien van God. God is het alomvattende.

Welke weg wij ten aanzien van dat alomvattende ook bewandelen en in welke richting wij ook streven, we zullen altijd te enigerlei tijd op ons beginpunt terugkeren. Dat geldt ook voor de bewustwording.

  • En welk verschil is er dus met de bewustwording van anderen?

Het verschil in bewustwording is alleen dit, dat men elkander zal zien als het kwade, wanneer men elkaar passeert in tegengestelde richting.

  • Dus bij wijze van spreken doe u het er niets meer toe, of men nu elkander vermoordt of wat dan ook.

Waar trekt u die consequentie uit?

  • Ik probeer eventjes praktisch te worden.

Ja, dat is wel een heel gemakkelijke methode van argumenteren die u hier gebruikt. Maar dan zeg ik u, dat wanneer een mens uit innerlijke overtuiging van juistheid, dus volgens zijn eigen wezen, dat allemaal doet, dan volgt hij ongetwijfeld een weg die voor hem toch juist is, die voor hem toch God ergens weer doet ontstaan. De enige vraag is, of hij, de weg afgelegd hebbende, dan bereid is, zichzelf te erkennen als deel van die God. Doet hij dat niet, dan moet hij zichzelf ontkennen en dat is dan, wat men noemt: de eeuwige duisternis. Erkent hij zichzelf, dan heeft hij precies hetzelfde gedaan als iemand, die altijd goed heeft gedaan. En wat dat betreft, heeft een vriend van mij een uitspraak gedaan. Hij zegt: de kwaden belazeren meestal de mensen, de goeden meestal zichzelf. Ik geloof dat hij daarin gelijk heeft trouwens.

  • Hoe moet zelfmoord gezien worden? Is dit een gevolg van een vorig leven, dat naar eigen inzicht niet geleefd is? Geldt dit in zeker opzicht misschien ook voor een moeilijk verlopend leven?

Voor een moeilijk verlopend leven kan het volgende gelden. Een gebrek aan voldoende innerlijke harmonie ofwel een voor eigen besef, falen ten aanzien van uiteindelijke bereiking. Wat zelfmoord betreft kan worden gezegd: zij is gemeenlijk een ontvluchten van de bestaande omstandigheden, als zodanig een gebrek aan moed, om de werkelijkheid onder ogen te zien. Of men deze zelfmoord pleegt voor anderen of voor zichzelf, kan in de geestelijke toestand na de dood inderdaad een groot verschil uitmaken.

In de betekenis van de zelfmoord op zichzelf doet zij dit niet. Zelfmoord is een ontkenning van het leven, op welke wijze dan ook en zal als zodanig altijd voor het Ik een negatieve factor zijn, met uitzondering van de enkele gevallen, waarin de zelfmoord voor het Ik deel is van een erkende waarheid of opdracht, die men niet gaarne aanvaardt, maar waaraan men zich niet kan onttrekken. Laten we even terugkomen op Jezus. Hij wist wat ging gebeuren tijdens het Laatste Avondmaal. Hij had zich dus aan het geheel, dat daarop volgde, kunnen onttrekken. Hij heeft dus bewust zijn leven beëindigd. Want zelfmoord pleeg je net zo goed, wanneer je jezelf doodt als wanneer je bv. voor een auto stapt, zodat een ander voor je dood aansprakelijk kan worden geacht. Jezus heeft dus – in de exacte zin van het woord – zichzelf gedood, door anderen en hun macht en hun werkingen te aanvaarden en zich daaraan niet te onttrekken. Hij heeft dit m.i. gedaan omdat hij wist dat dit voor Hem het goede, het ware was. En in die zin zal volgens mij, bepaalde gevallen van zelfmoord dus, de normale reactie kunnen zijn, voortkomende uit een innerlijke erkenning. Maar ik wil daarbij onmiddellijk zeggen dat het dan nimmer een vlucht is uit het leven, maar eerder een vaak haast treurend afscheid nemen van het leven, omdat men erkent, dat het einde van dit leven voor de innerlijke waarheid een onvermijdelijk iets is geworden.

  • Dus in feite komt dat erop neer, dat het offer van Jezus, zoals de Kerk dat stelt, toch nog een farce ( ?) (slecht verstaanbaar)

Ik kan niet inzien, hoe u daarop terecht komt, maar laten we het zo stellen; een ander voorbeeld nemen. Er is een geval geweest, enige tijd geleden. Er was een oefening met scherpe handgranaten. Een van die granaten ging niet af, de jongelieden gingen naar voren en die stonden er net omheen, toen de officier van dienst erbij kwam en hoorde, dat de granaat actief was, hij hoorde het sas. Hij wierp zich, omdat hij wist dat er geen tijd meer was, over de granaat en stierf dus zelf. Hij deed dit, omdat hij meende dat dit verplicht was, gezien zijn verantwoordelijkheid tegenover de eromheen staande soldaten. Was zijn dood nu nutteloos? U zegt: een heldendaad. Dank u. Dus ik zou zeggen, met Jezus was het precies hetzelfde, dat was ook een heldendaad. Hij heeft dit niet voor zichzelf gedaan, maar voor anderen. En we kunnen dus niet zeggen, dat het zinloos is. Maar de propaganda van “het offer”, als iets wat buiten alle omschrijving van het normale staat, wil ik niet aanvaarden. Wanneer de kerk zegt, dat Jezus een offer heeft gebracht voor de mensheid, dan wil ik dat aanvaarden, mits men dan ook aanvaardt, dat Jezus in deze voor zijn eigen dood aansprakelijk is en dat het dwaasheid is, om hetzij de Joden, hetzij het Sanhedrin, hetzij Pilatus, hetzij de Romeinen voor die dood alleen aansprakelijk te stellen.

  • U hebt laatst het leven vergeleken met een weg met zijwegen. Moet ik die zijwegen zien als noodzakelijkheid om tot het voor mij goede te komen? Wat zijn eigenlijk die zijwegen?

Wanneer men spreekt in een gelijkenis over één of andere weg met zijwegen, dan moet men erbij vermelden, dat elke zijweg uiteindelijk op de hoofdweg terugkeert. Als zodanig zijn de zijwegen zeker geen noodzakelijkheden of onvermijdelijkheden, het is alleen een verlenging van de weg, die je af moet leggen. M.a.w. een grotere vermoeidheid voor het bereiken van hetzelfde doel.

  • De uitersten raken elkaar, volgens Pascal. Is een extreme beleving van de relativiteit in dit geval van goed en kwaad, een van de paden tot natuurlijke bewustzijnsverruiming?

Ik meen dat dat inderdaad het geval is, omdat het besef van relativiteit je terugwijst naar jezelf, je eigen aansprakelijkheid en je eigen leven. Een mens, die zichzelf door anderen laat leven, omdat hij meent, dat zij de beslissingsrechten hebben, zal over het algemeen geen bewustwording ondergaan, omdat hij te veel van zijn leven als het ware delegeert aan anderen en daaraan zelf niet voldoende deelheeft.

  • Moeten we inderdaad door de diepste diepten der hel om de goddelijke poort binnen te gaan, zoals Dante beweert in zijn Goddelijke Komedie?

Mag ik daar bijvoegen, dat er ook in de geloofsbelijdenis staat:

“Die is afgedaald ter helle, de derde dag is herrezen uit de doden”. Inderdaad, er is een kringloop. Maar het duister van de hel is een woestijn, die aan onszelf te wijten is. Wij gaan door de hel, wij erkennen het bestaan van hen, die in het duister leven, maar wij zijn zelf niet duister. Als zodanig kan de meest lichtende figuur door de hel gaan, voor hij opgaat naar het Grote Licht en, er zal een ogenblik komen, dat voor hem het bestaan in beide waarden, absoluut licht en het duister, waarin anderen leven, een gelijktijdige ervaring is.

  • Als ik het geweten, de moraal en de ethiek als onnutte producten van deze maatschappij opzijzet en dan ga handelen met alle onbegrip, die dit op zou roepen, is het dan wel verantwoord ten opzichte van de medemens, ook al zal ik een aantal waarheden zuiverder ervaren?

Wanneer iemand meent dat de rust van de medemens belangrijker is dan de waarheid, beseft hij niet wat de waarheid is en heeft hij het nooit beleefd. Want wie de waarheid beleefd heeft, weet dat het handelen volgens deze waarheid voor het Ik een noodzaak is, de enige weg om waarlijk jezelf te zijn. En dat hij die handelt naar de innerlijke waarheid en de innerlijke erkenning van wat voor het IK juist is, dit altijd zo zal doen, dat hij anderen daarbij zo weinig mogelijk schaadt, choqueert of ergert. Maar dat hij onder geen beding zichzelf in zijn waarheid en uiting zal kunnen beperken, zonder gelijktijdig zichzelf en zijn bewustwording te verloochenen.

  • Hoe denkt u over de liefde als maatstaf voor goed en kwaad en de poging van elk individu, om zich daaraan zoveel mogelijk te houden?

Dat ligt eraan, wat u onder liefde verstaat. Wanneer wij liefde zien als de erkenning van gelijkwaardigheid en eenheid, dan geloof ik, dat die uit de innerlijke waarheid voortvloeit en als zodanig een uiting is van een erkenning van het goddelijke in jezelf. Als zodanig is ze van betekenis. Wanneer u de liefde beschouwt als een weg, om daartoe te komen, is ze slechts één van de vele wegen, en als u het mij vraagt, de modderigste en de meest misbruikte.

En daarmee vrienden, meen ik dat ik duidelijk gemaakt heb, hoe ik erover denk. Daarmee moet ik sluiten en dank u voor uw aandacht.

Als het kan, misschien kunt u een paar gedachten van deze avond later nog eens uitwerken, om misschien iets te vinden wat uw waarheid is. Dan zult u uit de relativiteit van goed en kwaad dat kiezen, dat voor uw innerlijk besef het ware goede is.

image_pdf