10 september 1968
Als je de bijbel bekijkt, aan kun je er heel veel rare dingen uit leren. Maar of die nu voor het leven zo bijzonder geschikt zijn, is een andere vraag. Het begint al direct: De man laat zich verleiden. Twee broers plegen doodslag. Noë is zat als een ladder. Als je nu deze dingen bekijkt, dan is er niet zoveel moois in te vinden. Natuurlijk, er zijn in de Predikers, in Spreuken bijzonder mooie uitspraken. Maar die vinden we overal. Je kunt de bijbel, indien je die als handleiding wilt gebruiken, zelfs voor het dagelijks leven, zeker niet gaan beschouwen als iets waaruit je de mooie stukjes knipt. Als je alleen de mooie stukjes mag gebruiken, dan kan ik u bewijzen dat Hitler een heilige was, dat Macchiavelli werkelijk de duivel was en niet alleen maar een miskend staatsman. Na dit begin wordt u al duidelijk wat ik wil zeggen.
De bijbel als handleiding nemen, als leidraad voor het leven, is een heel gevaarlijke kwestie. Zeker, er staan onnoemelijk veel wetten in. Maar waar komen ze eigenlijk vandaan? Een groot gedeelte van het vermaan stamt van de verschillende Profeten en niet te vergeten van enkele van de Richteren. Maar moeten we die nu zo au serieux nemen?
De mens zegt: Dat was God, Die daar sprak. Ik zeg: Dat kan best zijn, maar God sprak tegen een bepaald volk, in een bepaalde tijd en onder bepaalde omstandigheden. Als daarin zelfs de Messiaanse belofte steeds wordt vervlochten, dan krijg je soms het idee, dat het op dezelfde manier wordt gedaan, als ze het in de Prawda voortdurend hebben over het komend marxistisch‑socialistisch paradijs. Dat is natuurlijk niet prettig om te horen, maar zo is het toch.
De Profeten hebben het over hun volk; maar vooral in verhouding tot andere volkeren. Het is een kwestie van politiek. Ze roepen de mensen op om zich te verweren, om de Godsstaat tegen de heidenen te verdedigen. Daar komt het op neer. De Richteren vertellen de mensen hoe ze moeten leven om als een goed socio‑economisch organisme onder een theurgische staatsvorm te kunnen leven en werken. Zeker, er zijn mensen, die zeggen: De bijbel is Gods woord. Daar mag je niet aan knoeien. Zij zullen het niet met mij eens zijn. Maar dan vraag ik me af, waarom ze er zelf zoveel mee knoeien? Want die mensen maken van de bijbel eigenlijk iets, waar je de spreuken uithaalt, die je nodig hebt. Want je kunt er van alles uithalen. Denk eens aan Suzanna in het bad. Dat is een voorloper van de hedendaagse seksfilm. David en Uria: moord in een driehoeksverhouding. Salomo en zijn zoon Absalom. Hij had lange haren; een echte beatle. Het is treurig met hem afgelopen, zeker. Maar dat wil nog niet zeggen, dat je daarom geen lange haren moogt hebben.
Kortom, als ik van het Oude Testament alles bij elkaar neem, kom ik tot de conclusie: er staat onnoemelijk veel moois in. Er staat zeer veel in, dat je op zichzelf als waardevol kunt beschouwen. Maar gezien in het geheel leert het oude Testament ons: dat we God te vriend moeten houden; rechtvaardig moeten zijn tegen degenen, die net zo denken als wij; dat we voor de rest geduld, geloof en vertrouwen moeten bezitten. Dat is heel veel, maar toch eigenlijk niet genoeg om daarmee je leven op te bouwen.
We komen dan vanzelf tot dat meestal misverstane deel: Jezus van Nazareth. Ook daarvan hebben ze van alles gemaakt. De Christenen, evenals ook de Joden hebben gedaan, maken van hun geloof precies dat wat ze ervan willen maken. Zeker, de Katholieken hebben de Jezuïeten; de joden hadden de Farizeeën. Eén pot nat, vrienden.
Jezus brengt ons de werkelijke levensleer, de werkelijke leidsnoer voor het dagelijks leven. Hij is dit, hij is dat. Dan lopen we weer vast. Want dan komen we terecht in een mythos, een verhaal dat geen kritiek meer toelaat. Maar als het geen kritiek toelaat, laat het ook geen interpretatie toe. Ik kan niet zeggen: Het is heilig en onaantastbaar en niemand mag eraan komen, maar …..ik mag dat wel. Ik mag het uitleggen.
Wat is Jezus? Jezus is zeker vóór het begin van zijn openbaar leven (over de rest zwijgen we dan maar) een rondtrekkende rabbi, een geestelijke leraar, zoals er zoveel zijn in het land. Hij doet denken aan de wonderrabbijnen van de chassidim. Hij spreekt in gelijkenissen, in verhaaltjes. Hij is goedmoedig, hij is teder. Hij probeert het grote kenbaar te maken uit het kleine. Dat is Jezus. Maar dan moeten we ook begrijpen, dat daar niet precies staat wat er is bedoeld. Dan moeten we begrijpen, dat Jezus iets impliceert; en die implicatie is niet algemeen. Je kunt niet zeggen: Jezus vertelt het verhaal van de Verloren Zoon. Dus als je eens lekker wilt eten op kosten van je ouders: hang de beest uit en maak je erfdeel op. Zo is dat ook niet bedoeld. De Verloren Zoon is niet één ding; hij kan duizend dingen zijn. De zuurdesem: niet één ding; het kan duizend dingen zijn. Het zijn gelijkenissen, eigenaardige spreuken, die de rabbijnen gebruikten en soms nog gebruiken. Bijvoorbeeld: een zekere Mosjowitch in New York, die nog steeds op dezelfde manier met verhaaltjes werkt; een beetje moderner misschien, maar dezelfde verhaaltjes.
Jezus probeert om ons onszelf te laten zien, zoals elke grote Leraar dat doet. Hij geeft je een gelijkenis en vraagt niet dat je dat letterlijk neemt, maar hij vraagt, dat je erop reageert. Een gelijkenis is niet bedoeld als leerstuk; het is bedoeld als een aanleiding tot een persoonlijke erkenning, een persoonlijke reactie. En als die persoonlijke reactie er is, dan kan de mens door die reactie worden geconfronteerd met het hogere, het andere, met God, met het Koninkrijk Gods. Dus, vrienden, ook hier zitten we met moeilijkheden.
We kunnen niet zonder meer zeggen. Nu neem ik even de bijbel, de Evangeliën (en laat alsjeblieft de Zendbrieven v.d. Apostelen eruit, want die snapten er zelf ook niet al te veel van, die hebben het ook heel persoonlijk geïnterpreteerd en dat kan voor u wel eens onjuist zijn) en nu weet ik hoe ik moet leven. Wat de bijbel in zijn geheel ons wel leert, is dat er vele verschillende mensen zijn onder vele verschillende omstandigheden en dat elk van hen reageert volgens die omstandigheden. En daarbij is goed wat men als juist aanvoelt.
Als Gideon mensen nodig heeft om de Midianieten aan te vallen in een kamp, dan heeft hij maar een paar mensen nodig en er zijn veel vrijwilligers. Hij laat ze dan drinken. Degenen, die op een bepaalde manier drinken, worden uitgekozen. Volkomen willekeurig. Maar hij wint. Wil dat zeggen, dat hij met de anderen niet zou hebben gewonnen? Nee. Maar het zegt iets over de noodzaak een beslissing te nemen. Als je zelf geen juiste of verantwoorde keuze kunt doen, neem het lot. Laat het lot beslissen, zoals Gideon dat heeft gedaan om zijn vrijwilligers te vinden.
Als we naar Salomo kijken met al zijn wijsheid, al zijn glorie en grootsheid. De man met het grootste leger van zijn tijd. Een man, die alleen al aan de Rode Zee 2.000 strijdwagens had staan. Een man, die kopermijnen exploiteerde, o.a. in de Sinaï woestijn. Een man, die steengroeven had ver weg in Abessinië, die hout haalde overal vandaan. Een man, die zo machtig en zo groot was, die wordt ons niet alleen voorgesteld als een vorst van wijsheid. We zien dat hij steeds zoekt naar het begrip. Dat moeten wij ook doen. Wij moeten de mensen begrijpen. En als we dan een beslissing moeten nemen, dan gaat het er niet alleen om: wat denk ik nu dat juist is. Nee. Wat zou de juiste reactie zijn, indien het gestelde waar was. Niet ik kan beslissen, maar ik kan de ander ertoe brengen de beslissing te nemen.
Op het ogenblik dat Salomo denkt: Nu kan ik het zelf wel af, dan aanbidt hij vreemde goden, zoals men zegt. Nu denk ik, dat daar wel een beetje venijn van verschillende godsdienstleraren bij is, die niet dezelfde, voor hun tijd wonderbaarlijke dingen konden doen als Salomo. Salomo was magiër. Maar hij heeft toch zo hier en daar wel een scheve schaats gereden. We weten wel niet hoe scheef, maar de koningin van Sheba is nog spreekwoordelijk, wanneer Salomo ter sprake komt. Het zijn mensen.
Denk aan Bileam, met zijn ezel. Als hij niet wil reageren op wat hij voelt dat juist is, dan reageert een ezel en spreekt. Nu is dat tegenwoordig geen wonder; er zitten er heel veel in het Parlement en op vergaderingen enz., maar in de oude tijd wilde men daarmee toch iets zeggen. Een lastdier, het niet‑menselijke zal spreken, wanneer de mens weigert te horen. Kijk, daar kun je ook wat van leren: Als ik innerlijk voel dat iets mogelijk, juist of goed is, dan moet ik niet zeggen: Ik heb andere afspraken of verplichtingen. Dan moet ik mij afvragen: Wat zou hier het juiste zijn? En als ik dat niet doe, nu ja, dan zullen de dingen rond mij verkeerd gaan; dan zullen de dingen mij voorhouden, dat ik onjuist heb gereageerd. Als ik dan de dingen daarvan de schuld geef, ben ik een dwaas, een ezel. Menselijk gezien kun je dus heel veel leren, zelfs uit het Oude Testament.
Aan de andere kant echter kun je toch niet zeggen, dat er vaste voorschriften zijn. Wetten maken mensen. God geeft alleen maar een blik op de waarheid. Als we de waarheid zoeken van het Oude Testament dan vinden we daarin de waarheid van mensen; doodgewoon mensen; van het menselijk zijn en het menselijk leven. Dan is het ineens niet zo vreemd meer dat er zoveel moord en doodslag voorkomt, want mensen zijn nu eenmaal zo. En dan is het ook niet vreemd, dat er zoveel onbehoorlijke dingen gebeuren; dat daar een Hooglied wordt gezongen, dat natuurlijk in deze tijd alleen symbolisch bedoeld kan zijn, maar dat in feite een van de meest fijnzinnige erotische verzen is, die in het verleden geschreven is. Komen we bij het Nieuwe Testament, dan heb ik te maken met Jezus, de Leraar. En ook deze confronteert mij ‑ maar nu niet zoals in het Oude Testament ‑ met de mensen, maar met mijzelf. In zijn gelijkenissen, zijn leerreden, houdt hij je de spiegel voor. Hij zegt niet tegen je, dat je zus en zo moet doen; dat hebben de mensen er van gemaakt. Maar hij zegt, dat je op God moet reageren; dat je je bewust moet zijn van je reactie op God.
Misschien valt het nu toch wel een klein beetje mee voor de ernstige bijbelvorsers. Als ik dus moet proberen regels in de bijbel te vinden voor de praktijk (dat is mijn opdracht vanavond), dan zou ik willen beginnen met:
- Laat nooit iemand voor je beslissen. Adam heeft het gedaan. En zelfs nu hebben de vrouwen nog een langer leven dan de mannen.
- Begrijp, dat je in je eigen waardigheid moet leven. Als je dat niet doet, word je jaloers op een ander. Die jaloezie brengt moord en doodslag: Kaïn en
- Je bent een drager of draagster van een heel geslacht. Al wat vóór jou is geweest, is tegenwoordig ín jou. Je bent een deel van het tijdloze, dat op een bepaalde wijze vorm geeft aan de tijd.
- Leef zelf, en leef volgens dat, wat je weet te moeten zijn in je milieu met je afstamming. Schaam je er niet voor. Als je kijkt naar Numeri (al die namen), dan lijkt dat zinloos. Het lijkt alleen iets om de tijd te bepalen, totdat je gaat begrijpen dat het om iets anders gaat; dat het gaat om de continuïteit. Die continuïteit bestaat voor ons, als we mens zijn, ook, want wij dragen als kleed een deel, een schakel van een stoffelijke keten.
- Bedenk verder, dat God je kan helpen en leiden, maar dat je eerst moet geloven en dat je niet het wonder op de proef moet stellen. Je moet niet denken, dat je je kunt terugtrekken van de zondige wereld bv. of van de dwaasheden van anderen. Mozes deed dat; hij werd Hij zag iets wat hij niet kon begrijpen: het brandende braambos. Hij werd nieuwsgierig, hij ging er heen. God sprak tot hem. Heeft die God nu werkelijk een stem gehad of is het een buikspreker geweest, die met een brandend braambos aan de gang was? Ik denk, dat het veel eenvoudiger was.
In de verwondering over het leven worden we met de kostbaarheid ervan geconfronteerd, maar ook met onszelf. Wij zijn een taak; niet alleen hébben wij een taak. Wij zijn iets; en dat moeten we waarmaken. Dan kunnen we verder horen hoe God bv. de Israëlieten veilig uit Egypte wegvoert. Dan roepen we: Halleluja!. Maar we vergeten één ding: ze zijn er zelf heengegaan, in hongersnood. Ze wilden heus niet allemaal terug.
Dan de kwestie: Mozes gaat tot God op de berg. Maar als je naar een leider opkijkt, dan denk je niet aan God; dan denk je aan de leiding. Als die leiding weg is, dansen de muizen op tafel en het volk der joden om het Gouden Kalf. Dat moet je hun niet kwalijk nemen. Die jongens hadden ook een aardige reis gehad; ze wilden wel eens een feestje hebben. Zo zijn de mensen nu eenmaal. Maar je kunt er ook iets van leren: Als wij in het leven werkelijk iets met het hogere van doen willen hebben, dan moeten we niet beginnen met een leider uit te zoeken, onverschillig wie en onverschillig wat. We moeten de moed hebben om zelf de berg op te gaan; ook als dat eenzaamheid betekent, ook als het betekent dat het wel eens een keer een beetje moeilijk is; en vooral ook als de wereld ons teleurstellingen brengt.
Denk nu eens aan die goede Mozes. De hele tijd stond hij daar voor het aangezicht Gods, gebaad in het zweet. (Ik denk, dat hij ook wel gebibberd zal hebben van binnen.) Hij heeft de Tafelen met de wet erop klaar gemaakt en komt beneden. Dan zegt hij “Bah” en gooit ze kapot. Hebben wij of Mozes het recht dat te doen? Nee. Hij moest toch weer naar boven om nieuwe te halen. Als we in ons iets kostbaars vinden, laten we dan niet zeggen: De wereld verdient het niet. Laten we zeggen: Dit is ín ons vóór de wereld
Dan moet je het nu nog praktisch doen: het dagelijks leven. Het klinkt zo mooi, maar het is o, zo abstract. Heel gewoon, vrienden: Het Oude Testament leert ons, dat we moeten luisteren naar datgene, wat in ons is; dat we niet moeten kijken naar anderen, maar dat we zelf moeten handelen; dat we ons niet door anderen moeten laten verleiden (en dat we als het even kan ook niet anderen moeten verleiden); dat we eigenlijk moeten zoeken naar een wijze van leven, waarvan we weten dat het goed is. Om het heel eenvoudig te zeggen: De 7e dag moet je rusten. Nu ja, er zijn mensen, die zouden natuurlijk 6 van de 7 dagen willen rusten (de vakbonden tegenwoordig) maar dat is toch eigenlijk niet zo belangrijk. Want we zeggen nu wel: God werkte 6 dagen en de 7e dag rustte Hij. Maar Hij zag eerst dat het werk goed was. Dus mensen, als je iets doet, zorg dat het eerst af is en ga dan rusten. Sta niet op je recht van rust. Sta op je recht om perfect werk te leven, om iets goed te doen.
We kunnen natuurlijk het hele Oude Testament afgrazen, maar dan komen we toch niet veel verder. Je kunt hoogstens nog zeggen, dat de mensheid zichzelf maar moet openbaren. En als je de waarheid niet weet, dan moet je het probleem stellen, waardoor die waarheid kenbaar wordt. Denk aan de twistende vrouwen om het kind en het oordeel van Salomo. Het leek wreed, maar het was doelmatig. Het maakte duidelijk wie de moeder was. Nu wil ik niet zeggen, dat u met zwaarden op kindertjes moet lostrekken, maar wel dat u in vele gevallen, indien u de waarheid wilt weten, u moet afvragen: Wat is de proeve, de toets van werkelijkheid? En als u dat gevonden hebt, zo goed als u kunt, pas het toe en houdt u dan aan de uitkomst; dat is heel erg belangrijk.
Er zijn altijd enorm veel beloften. De Messias‑verwachting doorloopt het hele Oude Testament. Wat hebben we eraan? Het enige, wat we zeker weten is, dat voordat Jezus kwam er al vele honderden mensen zijn geweest, die zich voor de Messias hebben uitgegeven en dat er na Jezus ook nog een stelletje is geweest. Nee, die verwachting is niet zo belangrijk. Belangrijk is dat we begrijpen. En daar komt Jezus eigenlijk in het geding.
Jezus, die de mensen liefde, naastenliefde predikt. Hebt uw naaste lief gelijk uzelf en God boven alle dingen. Fantastisch mooi. Ach ja. Heb je naaste lief gelijk jezelf, natuurlijk. Behalve als hij van de Viëtkong is. Dwaasheid, nietwaar? De naaste liefhebben gelijk jezelf dat wil zeggen, dat je niemand iets aandoet wat je zelf niet zou willen ondergaan. Dat betekent: een ander de vrijheid gunnen, die je voor jezelf graag zou hebben. En God boven alle dingen wil zeggen: waar je Gods werk erkent, daar moeten je eigen wensen, je eigen denken maar eens een ogenblik rusten, want Hij is belangrijker. Nederigheid. Dat leert Jezus ons ook. Werk met de krachten, die je in je hebt. Doe wat je voelt dat goed is. Vraag je niet af, wat een ander ervan zal zeggen. Jezus geneest op de Sabbat en dan krijgt de hele goegemeente een halve beroerte. Maar Jezus zegt: Genezen is belangrijker dan zo’n wet, die eigenlijk maar menselijk is. Ook dat moet je in je dagelijks leven maar eens verwerken. Menselijke wetten zijn pas dan belangrijk, indien we door ons daarnaar te voegen geen belangrijkere goddelijke wet overtreden. Een wet van naastenliefde misschien.
Jezus wordt ons vaak voorgesteld als een soort zeden predikende Meester, een super-kuisheidsapostel, goed georganiseerd door zijn leerling Paulus, die hem misschien wel eens gezien, maar nooit gekend of gevolgd heeft.
Wat doet Jezus in feite? Jezus redt de overspelige vrouw, Jezus schenkt wijn door een wonder aan de bruiloftschare in Kana; en die waren al bijna lazarus, al was Lazarus er niet bij. Hij trekt zich dus daar kennelijk niets van aan. Hij spreekt in Samaria bij een bron met een vrouw die vele mannen had gehad. Zelfs zijn leerlingen zijn er een beetje door gechoqueerd.
Een mens is een mens. Het gaat er niet om, of die mens geleefd heeft volgens wat anderen goed vinden. Het gaat erom, of die mens het goede wil. En dat betekent voor u, dat u zich niet al te veel van de praatjes van anderen moet aantrekken; dat u een mens moet proberen te beoordelen naar datgene, wat hij op dat ogenblik is, wat hij tracht te zijn. Dat wil zeggen, dat mensen steeds kunnen veranderen, maar dat er ergens in hen iets van goedheid, goedmoedigheid of wat anders is, dat steeds weer naar voren treedt. Dat is de kern van die mens, waarmee we te maken hebben. Al het andere is eigenlijk het modekleed: Vandaag gaan we naar een geestelijke bijeenkomst en dus kijken we ernstig. Morgen gaan we uit, dus joelen we. Overmorgen gaan we naar de kermis, dan kopen we gierig lootjes en kijken heel bedrukt, als we niet een van de prijzen hebben gewonnen. Dat moeten we niet doen. We moeten niet zeggen: Die mens kijkt zo gemeen nu hij geen prijs heeft. Nou, die kermis deugt niet. Of: die mens, nou, die weet er wat van. Als je ziet wat die allemaal uitspookt. Niets mee te maken. Wat is die mens, als het er op aan komt?
Judas Iskariot was een spaarzaam en goed volgeling van Jezus; van goede familie. Johannes was niet van zo’n goede familie. Maar hij was veel beter. Johannes droomde misschien; en in zijn dromen vond hij iets van waarheid, van werkelijkheid. Dat is toch veel belangrijker?
Denk aan Maria en Martha. De een voortdurend aan het ploeteren en de ander zit maar naar de Meester te staren. Dan kun je zeggen: Wie van de twee is de beste? De wereld van vandaag zou ongetwijfeld zeggen “Martha”, want Martha doet al het werk. Maria is ook maar een luie. Maar Maria vond op haar manier geestelijke dienstbaarheid. Kunt u zeggen, of een ander nu lui is of niet? Je kunt het niet zeggen. Je kunt alleen denken: Je zou ook wel wat van die taak kunnen doen. Maar weet u of die ander niet wat beters te doen heeft? Bouw niet teveel op een ander en eis niet teveel van een ander. Doe zelf wat je kunt. Zeg nooit, dat iets onmogelijk is.
Wanneer Jezus wordt geroepen bij zijn zieke vriend Lazarus, maakt hij een ommetje. En als hij eindelijk komt, dan voelt iedereen zich eigenlijk een beetje benepen. “Maar Meester, Lazarus is dood”. Hij riekt reeds. (Dat is Bijbeltaal. Tegenwoordig zeg je “stinkt”, maar in de bijbel riekt iemand.) Met andere woorden: we hebben het nu wel geconstateerd: ontbinding; er kan niets meer gebeuren. Daar kun je ook niet tegenop. Weten wij wat God wel en wat Hij niet kan? Weten we wat de mens wel en niet zou kunnen? Als iemand wil helpen, laat hem helpen. En als het niet gaat, dan is het nog tijd genoeg om kritiek te hebben.
De meeste mensen willen uit de Evangeliën halen, dat we braaf moeten zijn, gehoorzaam aan de overheid; dat we alles moeten doen, zoals anderen het voor ons hebben uitgestippeld. Maar de mensen in de bijbel, die helden zijn in het Oude Testament, dat zijn geen brave jongens. Denk maar eens hoe het zit met David. Is dat nu zo’n brave jongen? Nee. Hij was zo gemeen als hij klein was. Lees het maar na. En al die andere grote figuren, Samson bv., is dat nu een fijne jongen? In uw tijd zou de dierenbescherming hem onmiddellijk in de gevangenis laten gooien. Hij neemt levende vossen, bindt brandende fakkels aan hun staarten, zodat die arme beesten dus met een geschroeid achterwerk lopen en jaagt ze de graanvelden in waar ze dan in de vlammen omkomen. Erg liefelijk, vindt u niet? En als hij een stel vijanden tegenkomt, dan kijkt hij eens rond zich, neemt een ezelskakebeen en begint onmiddellijk een slachtpartij.
Saul was ook geen lieve jongen. Salomo, die heeft het ook geweten. Bekijk ze allemaal maar. Kijk naar uw profeten. Er is een profeet, die door een kleine jongen wordt uitgejouwd: Kaalkop, kaalkop. Nu zou je zeggen: een profeet, een man Gods, die zou toch lachend moeten begrijpen. Nee. Hij roept een paar beren uit het bos en laat die een paar onschuldige kinderen verscheuren. Het lijkt de politie wel bij een tienerbijeenkomst. Nee, er zit iets verkeerd. Dat begrijpt u toch zelf wel.
De bijbel is niet wat men ervan heeft gemaakt: een zedenleer. Zij is een ontmoeting met de mens, die leeft in Gods wereld. Dat is het Oude Testament. Het Nieuwe Testament is de ontmoeting van de mens met zichzelf, opdat hij zich durft spiegelen in Gods werkelijkheid. Dan is die gids voor het dagelijks leven in een paar woorden getekend: heb uw naaste lief.
O, u zult wel meer horen in deze tijd. De meesten begrijpen niet wat het betekent. Sommigen denken: liefhebben, lekker klef doen en dan rechten daaraan ontlenen. Dat is geen liefde. Het kán een deel van de liefde zijn. Maar dat is geen echte liefde. Liefde, dat is begrijpen; dat is die ander niet zien als iets, wat buiten je staat, maar wat een deel van jezelf is. Heb uw naaste lief. Niet op de ene manier wel en op de andere manier niet. Dat staat nergens geschreven.
Als Jezus ons dan eindelijk eens een paar dingen geeft, waarin je je tanden kunt zetten, dan zijn het onmogelijke dingen. Gevangenen bevrijden. Liefhebbers om naar de gevangeniscellen te gaan om even een paar gevangenen te bevrijden? Zieken verplegen. Nou, vrijwilligers misschien, een beetje. Maar denk eraan, dat je de openbare gezondheidsdienst niet in de wielen rijdt. Dorstigen laven. De enige manier om dat tegenwoordig te doen is kastelein worden, geloof ik. Het klinkt allemaal zo gek. Het past niet in deze wereld. Als er iets is waar de mensen mee in de knoop zitten, dan is het juist met die dingen. Toch is het doodeenvoudig: de bedroefden troosten, niet door smoesjes maar door hen te helpen leed te overwinnen, zo daadwerkelijk mogelijk als het even kan. Gevangenen bevrijden door niet te vragen waarom zo gevangen zitten, maar door u te realiseren wat elke mens boven alles van node heeft, waar hij recht op heeft; zijn vrijheid. Hongerigen spijzigen. Natuurlijk, als u geen honger lijdt en een ander wel, dan is het beter dat u beiden met een klein beetje honger rond gaat. Dorstigen laven. Ik heb het al gezegd: het klinkt gek. Maar als iemand nu werkelijk trek in iets heeft (of het nu een glas water is of iets met procenten erin en u heeft het), help hem. De naakten bekleden. Dat betekent niet dat je als een zedelijkheidsapostel naar het strand moet gaan om over alle bikinietjes gauw een deken te gooien en alle naakte standbeelden broekjes aan te trekken. Dat betekent, dat u aan degenen, die ergens niets meer hebben (of dat nu kleding is of denkbeelden zijn of hoop is) iets geeft van wat u heeft, opdat zij weer beschut zijn, want kleding is bescherming.
Heel eenvoudig: leef elke dag, of je pas geboren bent, maar ook of het je laatste dag is. Leef die dag met liefde voor de mensen en probeer zoveel mogelijk mensen iets te geven uit dankbaarheid voor het feit, dat je mag leven. Dat is de hele leefregel, die men eruit kan halen.
Ik weet het, ze hadden misschien beter een dominee op u af kunnen sturen. Die had het u waarschijnlijk veel mooier gezegd. Hij zou u duidelijk gemaakt hebben dat sommige woorden in de Griekse vertaling vele betekenissen hebben en dat sommige Aramese woorden zo onduidelijk zijn, dat ze alleen uit de context kunnen worden verklaard. Maar zoudt u daar wat aan hebben? We moeten losraken van de letter en we moeten gebonden raken aan de geest. Dat is eigenlijk alles wat de bijbel ons steeds weer vertelt. We moeten proberen om ons nu eindelijk eens niet te beroepen op wat er geschreven staat, wat de wet is en wat de deskundigen zeggen, maar ons te beroepen op de mogelijkheid, die we bezitten om anderen te helpen. En als u dat doet, bent u heus geen heilig boontje. Dan doet u heus wel eens dingen, waarover u misschien zoudt blozen als ze in de krant zouden staan. Dan doet u wel eens dingen, waarvan u later zegt: Had ik dat nu eigenlijk wel moeten doen?
Ach, mensen, het is onbelangrijk. Het enig belangrijke is dat je elke dag leert geven en steeds minder te eisen. Als er één ding is dat Jezus ons voortdurend leert, dan is dat het Koninkrijk Gods. Dat is heel wat belangrijker dan de kruisiging en de opstanding bij elkaar. Het is alleen maar een bewijs, dat er een leven is na de dood. Erg belangrijk voor de mens, dat geloof ik wel. Maar het werkelijke leven na de dood ‑ onverschillig of er dan een dood komt of niet ‑ dat is het Koninkrijk Gods. En het Koninkrijk Gods is een verbondenheid met de totaliteit.
Probeer te leven met het geheel van het zijnde. Probeer een beetje nederig te zijn. Het kost misschien moeite. En als je eenmaal nederig bent, ben je er zo trots op, dat je nederigheid ook weer misschien iets anders wordt. Probeer het in ieder geval.
Tracht te begrijpen, dat elke mens zijn eigen rechten heeft. Dat zegt de bijbel. Werk met de middelen, die je worden gegeven.
Streef er niet naar jouw waarheid in de wereld kenbaar te maken, maar de waarheid te erkennen, die in de wereld leeft.
Probeer niet de wereld jouw stellingen als raadsels op te geven, maar de raadsels op te lossen, die het leven je geeft.
Begrijp, dat heel weinig geloof en heel weinig goede wil al voldoende zijn om wonderen te doen. Kijk naar het mosterdzaadje. Klein als een speldenknop. Werp het in de aarde en het wordt een grote struik.
Denk vooral niet, als er wordt gesproken over de dorre vijgenboom bv., dat je nu met alle geweld vrucht moet dragen. Dat doet Paulus wel, maar die doet er zelf ook niets aan. Vruchtdragen in je leven dat wil zeggen: de wereld een klein beetje anders, een beetje beter, misschien een beetje gelukkiger achterlaten, als je voorbij gaat. Dat is vruchtbaar. De dorre boom in de gelijkenis, die wordt omgehakt, is niet de boom die helemaal geen blad of mooie schijnvruchten heeft, het is een boom waarin het sap van menselijkheid ontbreekt.
Daarmee kan ik mijn inleiding wel gaan besluiten. Wees bewust mens. Wees bewust deel van de mensheid en wees u in dit mens‑zijn voortdurend bewust van God. Als u dat doet, ga dan verder uw gang maar. Dan zult u niemand schaden. Dan zult u nooit onrecht doen, bewust en willens. Dan leeft u met God; en al het andere wordt u dan gegeven.
Nu, dat is een aardige aanval en een grote waarheid. Ik ben benieuwd of een tegenpartij zich zo dadelijk zal melden, die met allerhande losgerukte bijbelwoorden komt aandragen of die mij gaat verwijten, dat ik de bijbel niet zie als Gods woord.
Vragen.
U sprak erover om wanneer je in moeilijkheden zit en niet weet welke kant je uit moet, het lot te laten beslissen. Kunt u ons aanraden van deze methode onbeperkt gebruik te maken?
Ja. Als u werkelijk niet weet welke kant u uit wilt gaan, dan kan ik dat onbeperkt aanbevelen. Maar vergeet één ding niet. Er zijn heel veel mensen, die zeggen: Ik weet niet wat ik moet doen. Ze bedoelen: Ik weet het wel, maar ik heb er helemaal geen zin in. En dan is het natuurlijk geen methode. Iets anders: Indien u het lot laat beslissen, hoe dan ook, dan moet u niet zeggen: Het bevalt mij eigenlijk niet, ik probeer het nog een keer. Er zijn mensen, die zeggen: Als het nu kruis is, dan gaan we naar de bioscoop en als het munt is blijven we thuis. Dan is het kruis, maar ze hebben niet veel zin om hun sloffen uit te trekken, dus ze gooien nog eens en nog eens, net zo lang tot het munt is. Dan zeggen ze: Zie je wel, we blijven thuis. Dat moet u dus niet doen. Wat ik daar heb gezegd, heeft zijn reden. Als je niet weet, hoe je verder moet gaan, dan is de normale reactie stilstaan. Dat wil zeggen: daadloosheid. Door de daadloosheid kom je niet verder. Maar laten we nu eens zeggen, dat het lot voor u verkeerd heeft beslist. Dat merkt u gauw genoeg. Dan weet u weer wat u moet doen. Het is dus niet een middeltje om nu met een dobbelsteen of met een ander trucje; desnoods met wichelroede of een horoscoop eens uit te maken wat je moet doen. Het gaat er doodgewoon om: ik weet het niet. Ik sta voor een alternatief. Ik kan geen keuze doen. Laat het lot dan de keuze maken. Als u niet weet, waar u naartoe wilt en er komen twee trams aan de halte, neem de eerste de beste die aankomt en als u dan aan het eindpunt bent, ziet u zelf wel weer verder. Het valt dan meestal wel mee.
Dan kun je niet beoordelen wat je hebt gedaan, als je ziet dat het verkeerd is.
Ja. Maar dan zul je ook nooit meer zeggen: Als ik hier sta, weet ik niet welke tram ik zal nemen. Je leert. Als je nu de geschiedenis ziet, zoals Jezus ons dat duidelijk maakt, dan is het opvallend, dat Jezus helemaal niet zegt dat je geen fouten moogt maken. Hij zegt alleen, dat je je fouten moet erkennen. De Verloren Zoon maakt fouten, maar hij erkent ze. Daardoor is hij in feite de meerdere van degene, die geen fouten heeft gemaakt, maar die dan ook geen initiatief heeft gehad.
Jezus heeft het over de onrechtvaardige rentmeester. Die goeie man was dus een soort “goed‑heertje” van zijn tijd, want op rekening van zijn baas zei hij: Je bent zoveel schuldig, schrijf maar wat minder. Toch zegt Jezus: Hij was een goed man, want hij maakte zich vrienden uit de Mammon. Toch was het een vuile oplichter; maar hij krijgt een compliment. Waarom? Omdat het er niet zozeer om gaat wat je doet, als wel om wat je eruit leert. Die man zal daarmee verder moeten leven. Op een gegeven ogenblik wordt hem de rekening wel gepresenteerd. Maar zijn heer ziet dat en zegt: Het is zo vreemd nog niet. Die man heeft het beste gedaan wat hij kon doen. Dat is eigenlijk toch een verstandig mens. Hij heeft tenminste iets gedaan.
Dat is de reden waarom ik u zeg: Indien u niet weet wat te doen en wat te laten, laat het lot beslissen. Maar als het lot dan beslist, accepteer het en leer ervan. En als u het betreurt, u maakt een dergelijke fout heus geen tweede keer. De ervaring van het leven bouw je op. Daar word je wijs van. Het is niet de braafheid. Laten we nu zeggen, dat iemand zo zoet en braaf is, dat hij denkt dat seksualiteit het een of ander leervak is aan de universiteit. Zijn hele leven heeft die man in een sleurtje rondgesloft. Wat heeft hij geleerd? Hij heeft geen mens werkelijk lief gehad. Hij heeft geen mens werkelijk gehaat. Hij heeft nooit iets slechts gedaan, maar ook nooit iets goeds. Hij is er alleen maar geweest; hij heeft gevegeteerd. Het is een plantenbestaan. Als je dan overgaat, sta je nog precies op hetzelfde punt, waar je bent geboren. Dat is niet de bedoeling. De bedoeling is, dat je je leven gebruikt om te groeien, om het lagere en het hogere in verhouding te beseffen en jezelf op het hogere te richten.
Als je het lot hebt laten beslissen, dan krijg je de gewaarwording van plezier of displezier met de uitkomst van het lot. Dan weet je dus wat je eigenlijk wilde in de eerste plaats.
Natuurlijk. En als dat het geval is, dan ga je dus niet verder met het lot te raadplegen, maar dan ga je gewoon verder. Dan zeg je: Nu weet ik wat ik wil.
Dus dan hoef je het lot niet opnieuw te raadplegen?
Nee. Maar als je niet weet welke van de twee de beste is, ga dan niet zeggen: Nu zegt het lot dit, dus nu zal ik dat maar gaan doen. Als u zegt: Nu heb ik dit, maar dat zou niet leuk zijn, dan vraagt u zich alleen af: waarom vind ik het niet leuk? Waar ligt mijn ervaring, waardoor ik zeg: Nou, dit is minder. Dan weet u niet alleen wat u wel wilt, maar u kunt bovendien ook begrijpen waarom u die keuze doet. U zult haar dan in de eerste plaats beter volvoeren; in de tweede plaats: u zult er meer geestelijk nut van hebben.
Erkent de katholieke, protestantse of joodse godsdienst de reïncarnatie?
De joodse godsdienst erkent een hele tijd eigenlijk zelfs geen direct leven na de dood; alleen een opstanding, een herboren worden in God a.h.w. na de sluimering van de dood, als het leven helemaal is afgelopen. Daar is dus geen reïncarnatie bij. Later, onder invloed van andere geloofsvormen, komt daar voor velen wel een geloof aan een hiernamaals bij. Er zijn enkele sekten, waar we wel iets van die heilige woorden horen. Dat zijn vooral in de Oriënt levende joodse gemeenschappen.
De Protestanten. Ja, er zijn vrijzinnigen, die zeggen dat de reïncarnatie wel mogelijk zou zijn. Maar als we uitgaan van de totale reformatie, dan moeten we zeggen: het merendeel ontkent het.
De Katholieken praten er helemaal niet over. Want als een mens het leven zou kunnen overdoen, zou er immers geen reden zijn om zo gehoorzaam te zwoegen in dit leven. Nee, geen officiële erkenning.
Vreemd genoeg staat er in de bijbel niet, dat er geen reïncarnatie is. Vreemd genoeg vinden we in de Evangeliën hier en daar zinsneden, die we zouden kunnen uitleggen als een mogelijkheid, dat er reïncarnatie is. Anders gezegd: In de kern van het christendom wordt de nadruk niet gelegd op reïncarnatie, maar aan de andere kant vinden we het denkbeeld van terugkeer wel degelijk. Denk bv. aan Ezechiël (dat is het jodendom) van wie men zegt dat hij zal weerkeren. En dan kunnen we dat misschien gaan vergelijken met de legende dat Barbarossa ook eens zal ontwaken. Ergens is het er dus wel. Maar van het geloof officieel deel uitmakend: nee.
Ik geloof, dat dat heel begrijpelijk is. Want de reïncarnatieleer gaat uit van een verwaarlozing van de materie. De mens leeft in een voortdurende cyclus. Als hij probeert iets goeds te doen, dan doet hij dat om in zijn volgende cyclus beter te zijn. Hij vindt rust in zijn huidige status, omdat hij vandaag misschien een mens zonder kaste is, maar morgen waarschijnlijk in een hogere kaste kan worden herboren. Die aanvaarding ligt dus ook in het sociale systeem, in het totale geloof. Het vreemde is, dat er andere volkeren zijn geweest, waarmee de joden in contact zijn gekomen, die in beperkte zin in reïncarnatie geloofden, o.a. de Babyloniërs. De Egyptenaren geloofden aan de mogelijkheid voor de ziel om terug te keren op aarde, maar niet zonder dat ze een voertuig heeft; vandaar de mummies, de beelden, enz. Zo heeft elk land eigenlijk zijn eigen manier om dit te benaderen. Het neemt echter niet weg, dat er reïncarnatie is.
Officieel erkennen ze het niet.
Officieel wordt het niet erkend. En die officiële erkenning is in het kader van de religieuze organisatie praktisch onmogelijk. In het jodendom omdat door een erkenning van een reïncarnatie de betekenis van de overleveringen (de Thora) een heel andere wordt en daarmede dus eigenlijk de vaste weg wegvalt. Voor de Katholieken en Protestanten is het ook heel begrijpelijk. Bij de Katholieken is het geloof een discipline en bij de Gereformeerden een mengsel van discipline, zelfrechtvaardiging en zelfverheffing. Neem de betekenis daarvan weg (zeg dus niet: Jij kunt de hemel winnen in één keer en anders kom je in de hel) en de mogelijkheid tot veroordeling van anderen, tot verheerlijking van jezelf als uitverkorene valt weg en daarmee de zin van de aanvaarding van een hiërarchisch verband, dat vaak tegen de menselijke rede ingaat.
Dit is als punt 1: de totale structuur van het christendom en ook van elke andere godsdienst, die uitgaat van een onfeilbaar woord Gods. Punt 2: de daaruit voortvloeiende vaste woordwaarheid of dictiewaarheid (van de een of andere profeet) is bindend.
In de reïncarnatie kan niets volkomen bindend zijn, omdat er voortdurende hernieuwing ontstaat. Het is dus logisch, dat elke godsdienst, die zich niet zelf daarop baseert, een dergelijk begrip zo ver mogelijk van zich af houdt.
Het is ook heel opvallend, dat wij bij bepaalde joodse sekten vormen van bijeenkomst kennen, die uitgaan van de bezieling. Met andere woorden: die de spiritistische seance toch wel heel dicht benaderen. Alleen, men zegt daar: Het is Gods woord, dat door Zijn engelen of door andere krachten ons wordt gegeven. In de kerk van Rome vinden wij mensen, die kennelijk onder inspiratie reageren; die misschien helderziend zijn. Denkt u maar aan Bernadette Soubirous. Nu het vreemde: zolang dit in kerkelijk verband gebeurt is het heilig, profetie. Zodra het buiten het kerkelijk verband gebeurt is het demonisch, een list van de duivel. Ik weet niet, hoe je dat moet bekijken. Kennelijk moet God dus eerst goedkeuring vragen aan de kerkelijke autoriteiten om te voorkomen dat Hij demonisch is, wanneer Hij bepaalde krachten Zijn wil doet openbaren. Het is maar hoe je het bekijkt. In uw dagelijks leven (want we hebben het daar eigenlijk over) betekent dat dus, dat u zich niets moet aantrekken van de absolute eis tot gehoorzaamheid. U moet zelf denken, zelf leven, zelf geloven, zelf besluiten. Anderen kunnen u vertellen hoe dat in een bepaalde groep gebeurt; zij kunnen u niet zeggen hoe het volgens Gods wil moet gebeuren.
Heeft Jezus zich willens en wetens laten kruisigen om de zonden van de mensheid?
Zelfmoord is doodzonde. Wie dus bewust de dood zoekt en zich daaraan niet onttrekt, indien dat mogelijk is, is een verdoemde. Geen heilige, geen martelaar ‑ een dwaas. Toch eren de kerken martelaren en ook Jezus Christus. Maar misschien zien wij het verkeerd. Jezus laat zich niet kruisigen, omdat hij daarmee de zonden van de wereld uitboet. Dat zegt hij zelf ook niet. Dat zeggen ze voor hem. Het zijn woorden, die zij hem in de mond leggen. Jezus sterft voor de mensheid; dat is iets anders. Want Jezus heeft de mensen waarheid gebracht. Door te vluchten zou hij zichzelf en die waarheid verloochenen en daarmee de Vader (God), die hij gebracht en gepredikt heeft. Daarom moet hij die kruisiging aanvaarden.
Dus als hij dat ontlopen had, zou hij dan de waarheid om hals hebben gebracht?
Dan had hij niet de waarheid om hals gebracht, maar dan was Jezus door zijn vlucht voor zijn leerlingen niet meer de Meester geweest. De verbreiding van zijn woord was dan tot stilstand gekomen. Hij zou waarschijnlijk zelfs wat medelijdend bespot zijn. Hij zou de minnaars van macht en recht (letterlijk recht) in het gelijk hebben gesteld. En daarmede zou hij zijn boodschap, zijn gevoel van gezonden zijn en ook de band met God, waaruit hij dit alles brengt, verloochend en onwerkzaam hebben gemaakt. Het was voor hem dus een noodzaak dit te aanvaarden. Het is natuurlijk dwaas erover te speculeren wat er allemaal gebeurd zou zijn, indien hij anders zou hebben gehandeld.
Maar ligt de nadruk van een waarheid niet juist daar, waar een mens voor zijn geloof aan die waarheid zijn leven geeft? U hoeft niet zo ver te zoeken. Denkt u maar aan Che Guevara. Een politiemannetje onder Castro. Eigenlijk een rebel en een beetje dwaas, maar iemand, die gelooft in het recht van de massa. Alles, wat hij is geweest, had niets betekend, indien hij niet was gestorven. En als ze hem de kans hadden gegeven om rustig weg te vluchten en alles verder met rust te laten of hem misschien zelfs tot bekering hadden gebracht en een staatsbaantje hadden bezorgd, dan zou Che Guevara en alles waarvoor hij stond ridicuul zijn geworden. Realiseer u dat en denk dan eens, hoe dat geweest moet zijn bij iemand, die Messias was, die eigenlijk was gehuldigd als de grote Profeet. De mens, die zelfs de Koning der joden werd genoemd. Want het is niet voor niets dat men Jezus Nazarenus Rex Iudeorum heeft geschreven boven het kruis. Het is waar. Men heeft het erboven geschreven. Het was een steek van Pilatus, die het de priesters niet kon vergeven dat ze hem de kans niet hadden gegeven om zijn handen voor die zaak helemaal te wassen. Maar het bewijst, dat die legende in omloop was. Jezus had de keuze om een opstand te ontketenen of te sterven. Dat wil zeggen: velen te doen sterven of zelf te sterven; of weg te gaan en daarmee misschien het tegendeel te bereiken van hetgeen hij wilde bereiken. Het is toch duidelijk, dat de goede man het moest accepteren.
Maar zijn volgelingen verwachtten toch dat hij zichzelf door een wonder zou redden. Dan zou men hem op die manier toch wel hebben geaccepteerd.
Ja. Maar dan zou hij bovenmenselijk geweest zijn. Hij zou dan van het kruis afgekomen zijn, zoals de twijfelaars, die in hun ongelijk gelijktijdig hun twijfel legden, hem hadden toegeroepen: “Indien gij de Messias zijt, kom dan af van het kruis!” Had Jezus dat gedaan, dan had hij meelopers gekregen. Niet om wat hij leerde, niet om de essentie van hetgeen hij wilde zijn op aarde, maar doodgewoon omdat hij a.h.w. de held van het ogenblik was. Een soort geestelijke Elvis Presley, met bezwijmende vrouwen, door iedereen vereerd, waar iedereen wat van wil hebben, maar waar niemand naar luistert. Het was beter te sterven en op te staan uit de dood.
Maar is het dan niet waar, dat hij alles reeds wist, voordat hij op aarde kwam?
Laat mij u een tegenvraag stellen: Uw ziel of uw geest wist, voordat ze in dit lichaam kwam, heel veel van wat u in dit lichaam zou beleven. Weet u het nu nog?
U gaat me toch niet met Jezus vergelijken?
Nee. Maar ik stel iets, wat voor elke mens, die een beetje bewust incarneert, geldt; dat hij een algemeen overzicht (geen gedetailleerd) heeft van wat zijn leven gaat betekenen. U weet het toch ook niet? Jezus wist wel, dat eens die aanval onontkoombaar was. Dat is een van de redenen, waarom hij zo weinig in Jeruzalem is geweest. Maar op een gegeven ogenblik kon hij niets anders meer doen; hij moest naar Jeruzalem gaan, naar het centrum. Dat was zijn enige weg. En hij wist wat er ging gebeuren. Toen hij dus onder die invloed naar Jeruzalem kon kijken (hij zag het daar voor zich liggen), zei hij; “Wee u, Jeruzalem….enz”. Hij voorzag dat die stad zou vallen.
Jezus heeft onnoemelijk grote gaven. Hij zal ook zeker geweten hebben, dat men hem niet vrij kon laten. Maar vergeet één ding niet; dat Jezus, voordat hij werd gekruisigd, tenminste vijfmaal (waarschijnlijk meermalen) de mogelijkheid gehad heeft zichzelf te verloochenen. Als hij voor Herodes een wonder had gedaan, dan had deze hem vrijgelaten. Als hij had ontkend wat de aanklagers hadden gezegd en tegen het Sanhedrin had gezegd, dat hij trouw was aan het leergezag, dan hadden ze hem heus niet laten kruisigen. Hij was misschien in een cel gegooid voor een tijdje. Bij Pilatus had hij de mogelijkheid om zich te beroepen op de Romeinen. Hij deed het niet; hij zweeg. Hij had een beroep kunnen doen op het volk op het ogenblik, dat Pilatus hem als tegenhanger van Barabbas aan het volk toont. De keuze. In al die gevallen kan Jezus dus vrijkomen van de kruisdood; maar alleen door wat hij ís en léért te verloochenen.
Vindt u het juist om het kruis symbolisch te zien als een betekenis voor het uitkruisen van je eigen ego?
Kijk eens, het kruis kunnen we als een symbool zien, zeker, maar dan toch wel een beetje anders dan om het ego te definiëren. We kunnen hoogstens zeggen: Het kruis is voor ons het kenteken van het leven, waar wij ‑ komende uit de chaos (de materie) ‑ opwaarts streven en in onze erkenning gebonden zijn aan ons bestaan. Dan heeft u volkomen gelijk. En dan kunt u zelfs verdergaan en zeggen: Het kruis is de groeiende levensboom. Maar waarom zoudt u eigenlijk? Het kruis is al zo lang een symbool. Ga maar eens kijken in India. Daar kunt u hier en daar beeldhouwwerken zien met kruizen, die van 800 ‑ 900 v. Chr. zijn. Het zijn restanten, zeker, maar het kruis werd gebruikt. Ga kijken bij de Inca’s. Lang voordat de christenen daar voet aan wal zetten om ellende te brengen, kenden zij o.m. het kruis. Het kruis geeft voor de mens eigenlijk aan de kruising tussen de levenskracht, die in hem is en het besef, waardoor die levenskracht hem op een bepaald punt definieert. De weg van God tot God wordt doorkruist door de weg van besef in tegendelen. Dat is het kruis. Daarom moet u uw eigen “ik” niet symbolisch aan een kruis nagelen. U moet niet zeggen: Neem je kruis op en wandel; of: zo ben ik. U moet gewoon zeggen: Ik leef uit de essentie van de levende kracht. Mijn bestemming ken ik niet, maar die ligt in ieder geval rechtlijnig boven het begin; en daaruit heb ik mijn besef. Om mijzelf te zijn, om dus bewust het leven te ervaren, moet ik de tegendelen kennen, die gezamenlijk en als een balans uitdrukken wat ik zelf ben vanuit die levende kracht.
Is het dan niet zo, dat de mens …(opmerking verder niet te verstaan).
Dat zeggen ze nu wel, maar ik zie er nooit een schijntje van. Christus was Christus. Als Christus Jezus is, alleen maar Jezus, zoals ze hem kennen, dan is het humbug. Het is niet denkbaar. Maar als je zegt: Christus is de totale Goddelijke liefde, natuurlijk, die leeft in mij. Niet ik leef, God leeft; en vanuit God levend, besef ik mijn bestaan dat uit God is. Ik heb u al gezegd: De bijbel nemen als handboek voor het dagelijkse leven is heel erg moeilijk, omdat ieder voor zichzelf eigenlijk moet zoeken naar zichzelf.
U bent mens. Mens zijnde betekent dus niet bepaalde menselijke eigenschappen niet erkennen en andere wel. Het betekent: alles erkennen wat je bent. Het betekent ook: de medemens niet alleen eenzijdig bezien, maar ook erkennen dat hij bestaat in velerlei opzichten; dat hij ook ervaringen en mogelijkheden heeft en misschien fouten. Dus de ander zien zo goed als je kunt. Dat is hetgeen de bijbel ons toch vooral leert. En het hele dagelijkse leven ‑ neemt u me niet kwalijk als ik het zo zeg ‑ brengt u steeds weer in contact met deze noodzaak. Als een man één keer liegt, dan is het niet erg; twee keer is ook niet erg; als hij blijft liegen en het blijft een grapje, dan is dat ook niet erg, maar als hij u het een belooft en het ander doet, dan breekt hij in feite zijn woord. Als hij dat één keer, twee keer heeft gedaan, dan zal hij het altijd doen. Zo kun je de mensen en ook de wereld beoordelen.
Ik heb al gezegd: Goed leven is niet een kwestie van plannen op lange termijn en dan volgens de letter van de Schrift of van het een of ander wetboek. Het is leven bij de dag. Maar elke dag ook weer proberen er iets goeds van te maken. Elke dag leven, alsof je geen morgen kent. In de bijbel worden we steeds weer geconfronteerd met mensen, die morgen wel iets zullen doen, maar dat dan misloopt. En de anderen (de dwaze maagden bv.): Ga maar slapen. Als hij komt, dan zullen we het wel zien. Maar ondertussen was de olie in de lampjes op. Nu kun je erover vechten wat de olie in de lampjes betekent, maar in ieder geval zaten ze in het donker.
De kwestie is dus: Als ik iets wil doen, als er iets moet gebeuren vandaag, dan moet ik niet zeggen: Nou ja, dat komt wel eens. Als ik dat vandaag niet wil doen, dan moet het niet belangrijk zijn. Doe alles wat je belangrijk acht nu. Begin morgen opnieuw. Probeer niet om de plannetjes van gisteren nu nog uit te voeren. Kijk eerst, of ze vandaag nog wel passen en doe dan wat je kunt. Dat is iets wat de bijbel ons leert: elke dag opnieuw beginnen. Elke dag leven, alsof we geen tijd meer zouden hebben om plannen op langere termijn af te maken. Houden we tijd over na het noodzakelijke, dan kunnen we ons bezighouden met de toekomst; en daarvan weten we eigenlijk niets.
In de tweede plaats leert ze ons: Dat we boven ons een God hebben. De meesten van ons zijn het daar wel mee eens. (Ik geloof daarin. Ik weet dat er een is.) Die God wordt ons op vele verschillende manieren voorgesteld. Per slot van rekening is Hij nu niet direct een aardige God, als Hij de eerstgeborenen van Egypte doodslaat. En ik vind Hem helemaal nu niet zo prettig, wanneer Hij mensen, die hun eigen land verdedigen tegen de Filistijnen rustig door miraculeuze krachten laat uitroeien. Dus de eigenschappen van God schijnen ook steeds te veranderen.
Jezus leert ons echter dat God ons liefheeft. Onze relatie met God is een persoonlijke; dat leert ons de Evangeliën. Maar als er een persoonlijke relatie is, dan moeten we dus een zekere dialoog kunnen voeren met God. We moeten het besef hebben om te luisteren. We moeten God niet dicteren wat Hij moet antwoorden of hoe Hij moet antwoorden. We moeten eenvoudig op Zijn antwoord wachten. Daardoor leeft God in ons als een inspiratie, indien we Hem niet willen dwingen binnen onze wensen en maatstaven. Dan leert ons verder de bijbel, maar hoofdzakelijk de Evangeliën, dat we rechtvaardig moeten zijn, maar rechtvaardigheid kan niet op grond van een wet worden uitgevoerd, want niemand kent alle dingen behalve God. Wie kan rechtvaardig zijn op deze manier? Oordelen, rechtvaardig zijn: is vaardig zijn in het recht, leven volgens de rechten die je erkent, maar nimmer een ander kwetsen in de rechten die hij bezit.
Wat betekent dat nu voor alle dag? In de eerste plaats: Elke dag als je opstaat, je even afvragen: Heb ik er nu de p …. in of niet? Denk je dat je er de p… in hebt, realiseer je dat een ander niet daaronder mag lijden. Probeer dus extra vriendelijk te zijn. Het kost moeite, maar je vergeet de p…
In de tweede plaats: Tracht nooit iemand te schaden of te benadelen. Onthoud één ding: Dat je nooit iemand kunt schaden in zijn illusies, maar alleen in zijn werkelijkheid. Schaad niemand in zijn werkelijkheid. Maak je geen illusies omtrent je mogelijkheden, je rechten, je status e.d., alleen de feiten tellen. Op grond van die feiten mag je een recht hebben, inderdaad. Sta op die rechten. Gooi ze niet opzij. Onthoud echter één ding: Als u iemand ziet, die minder recht heeft dan u en die meer zijn recht van node heeft, dan moet u voor die medemens zoveel sympathie kunnen voelen, dat u hem zijn recht geeft, zelfs indien u prioriteit zou hebben. Voor de automobilist is het dus: neem voorrang vastbesloten, maar als u ziet dat een ander een enorme haast heeft of u niet ziet, blijf niet op uw recht staan. Het spaart u veel schade, tijd en brengt u vooral een nieuwe mentaliteit bij. Scheld niet op die ander. Heb een beetje medelijden met hem.
Heb je naaste lief. Liefde is niet te omschrijven. Maar het beste teken van liefde is vrijwillige dienstbaarheid. Leer dienen in de kleine dingen. Zoek niet naar het grote, want dan is uw dienen zelfverheffing. Onopvallend en in het kleine dienen om zo een beetje licht, een beetje geluk in het leven te brengen. Als u dat kunt doen, elke dag een klein beetje, dan leeft u goed, dan leeft u heel dicht bij het Koninkrijk Gods.
Predik nooit een leer, maar beoefen de praktijk. Want tienduizend woorden zijn minder werkelijkheid dan een daad, die je uit volle overtuiging en met je hele wezen volbrengt.
Aarzel niet om een offer te brengen, indien het nodig is. Maar offer slechts dan, als u werkelijk wilt offeren; als u begrijpt: dit is belangrijk. Offer u nooit op voor onbelangrijke dingen. U maakt er uzelf ongelukkig mee en meestal ook anderen.
Geloof. Niemand zegt hoe u moet geloven. Maar als u gelooft, leef volgens dit geloof. Trek u niet teveel aan van alle conventies en opvattingen. Als iedereen zegt, dat u thee met melk en suiker moet drinken en u houdt er meer van met een beetje rum, drink rustig uw thee met rum, maar lach geen ander uit, omdat hij thee met melk en suiker drinkt. En laat u niet door anderen beïnvloeden om hetzelfde te doen.
Leef uw eigen leven. Maar leef uw eigen leven met God, met het geloof.
Dan een laatste punt: God kan alle dingen. Waarom zouden we ons dan verbazen over wat Hij doet of ons afvragen, hoe Hij het doet? Wanneer Gods kracht in ons, rond ons, door ons kenbaar wordt, aanvaard dit.
Leer leven met het wonder als een normaal iets; met de kracht van wonderen als een normaal deel van uw bestaan. Want alleen hij, die de totaliteit van de Goddelijke macht, de kracht en de openbaring durft aanvaarden als een normaal deel van zijn leven, kan werkelijk contact hebben met God. God is je Vader; niet de een of andere superpresident, die alleen met eerbied via zijn lijfwachten en secretarissen kan worden benaderd.
Laat het lot beslissen, indien u zelf niet weet waar u naar toe moet. En voordat u het lot laat beslissen, is het misschien verstandig te zeggen: God, ik weet het niet meer. Uw wil geschiede volgens het lot, dat ik nu aanvaard.
Voor de rest weet u het allemaal: Roddel niet teveel over anderen: ze doen het al genoeg over u. Klaag niet teveel over wat anderen u aandoen, want u bent zelf ook niet altijd zo mooi, lief en prettig geweest als u denkt. Leef gewoon met elkaar. Aanvaard iedereen, maar zo, dat je jezelf kunt aanvaarden, dat je je niet schaamt voor God en dat je de vreugde voelt van het nut hebben in het bestaan, al is het maar door een gedachte die je uitzendt, door een woord dat je spreekt
Dat is de hele leer van de bijbel. En al het andere is humbug. U ziet dus hoeveel ze kunnen maken van weinig.
In den beginne was het Woord.
En sindsdien is het woord misbruikt,
totdat de kracht van ‘t Woord is gefnuikt.
En de mens bedorven,
geestelijk bijna gestorven,
zichzelf looft om eigen goed
en braafheid, eigen moed.
Maar wie leeft uit het Woord,
leert het leven zelf verstaan.
Hij kent de waarden van de dood
en vreest niet dit vergaan.
Want God is altijd met hem.
In hem is leven en bestaan.
Bestaan oneindig groot.