12 september 1958
Aan het begin van deze bijeenkomst moet ik u er allereerst op wijzen dat wij niet alwetend, noch onfeilbaar zijn. Daarom verzoeken wij u zelfstandig na te denken, zodat u er zelf het grootste nut van heeft. Het onderwerp heden is: De eerste religies op aarde.
Wanneer ik over de eerste religies op aarde spreek, dan moet u wel begrijpen dat ik mij hier niet kan houden aan Bijbelse definities. Al is de Bijbel zeer waardevol, niet alles staat er in.
Historisch gezien zijn er heel wat geloven die ouder zijn dan het georganiseerd Jodendom, dat uiteindelijk pas tot stand kwam nadat Mozes de boeken schreef. Eerst nadat Mozes begonnen is met op schrift te stellen wat vele stammen tot op die dag geloofden, is er sprake van een kerkelijke samenhang, van een geloofsgemeenschap zonder beperking.
In de allereerste tijden komen wij steeds één element tegen, dat bij elk geloof op de voorgrond komt en vandaag aan de dag nog een grote rol speelt, namelijk het licht. Het licht is zeer belangrijk. Ook bij verschillende esoterische genootschappen en geheimscholen vinden wij het beeld van de duistere grot en de gang naar het licht toe. Dat dit niet zonder meer zo is gekomen kan misschien bewezen worden aan de hand van de laatste onderzoekingen.
Er is een tijd geweest dat het leven aan de oppervlakte der aarde voor de mens zeer gevaarlijk was, een tijd dat hij zijn toevlucht moest zoeken in holen, die soms zelfs heel ver onder de grond waren gelegen.
Voorbeelden:
- In de Pyreneese holenwereld zijn grotten die bijna 700 voet onder de aarde liggen. Deze grotten waren bewoond en er woonden hele gemeenschappen.
- Aan de Dalmatische kust waren grotten die een totale lengte hadden van ruim 120 km. Grotten, gelegen van de ingang af tenminste 60 km ver, waren bewoond.
- In het Abessijnse hoogland, nog niet onderzocht maar toch aanwezig, waren grotten te vinden, die toch altijd nog een 20 à 30 km diep de bergen indringen. Sommigen ervan liggen op een diepte van bijna 800 meter, dus de diepte van een behoorlijke mijngang. Een groot gedeelte van deze grotten was in gebruik en werd bewoond.
In de Oudheid leefde de mens een tijdlang in grotten.
Voor die tijd had hij de wereld gekend in een andere vorm. De mythen van de verloren rijken vertellen ons hoe er een grote beschaving is geweest, met een eigen godsdienst, met een eigen techniek, kortom, een maatschappij die in vele opzichten doet denken aan wat er vandaag de dag bestaat. Deze godsdienst had zich gebaseerd op het licht en de zon.
De weerkaatsing ervan vinden wij in de zonnedienst, zoals die in Mexico en ook in Egypte bestond; in de zonneverering die bv. een deel is van de oorspronkelijke godsdienst van de Tibetanen, terwijl de zon ook in de Hindoegodsdienst, zij het daar met een Goddelijke gestalte als deel van een Godenrijk, een belangrijke rol speelde. De zon was in die primaire tijd van de aarde belangrijk, omdat de atmosfeer zo dicht was. Er waren jaren dat de zon misschien maar 4 à 5 dagen scheen.
Denkt u nu niet, dat het net een Nederlands klimaat was, het was heus heel wat erger. Toch was het die zon – en dat begreep men heel goed op de duur – die vruchtbaarheid gaf. Het was de kracht van die zon, die de mens zich gelukkig deed voelen en die vreugde gaf. Is het een wonder dat de mens vanaf het begin der tijden gedroomd heeft van een zonnige en lichte wereld, waarin alles gekleed is in een gouden geluk en overvloedige vruchtbaarheid?
De mensen van toen, vaak andere typen dan vandaag aan de dag, zijn voor een groot gedeelte ten onder gegaan. Grote kosmische rampen hebben de aarde mee bewogen. Uitbarstingen door menselijke oorlogen veroorzaakten rampen, hebben praktisch alles wat van die beschaving bestond teniet gedaan. Er bleven alleen verwilderde groepen mensen over, die wegvluchtten voor het natuurgeweld, en enkele kleine nederzettingen waarin een zeer bescheiden restant, zowel van beschaving als van godsdienst bewaard bleef. Het is duidelijk dat die droom van licht nog intenser wordt, wanneer zij verteld wordt bij het simpele vuur, ergens diep in de ingewanden van de aarde. Kinderen die de zon nog nooit aanschouwd hebben, bleek en bijziende, dromen van het moment dat zij als volwassenen de eerste maal naar buiten mogen en de vrije natuur zien.
Zo ontstaat het verhaal van de volkeren in de grotten, opgesloten ergens in het vulkanisch binnenste van de aarde, wachtend op een ogenblik van ontwaken.
Overigens in Tibet gelooft men daar nu nog in, want daar spreekt men over de Vorst der Wereld die met zijn volk leeft, ergens diep onder de aarde, bereikbaar door sommige vulkanische spleten en grotten, en die met zijn volk deze aarde zal betreden wanneer de tijden rijp zijn. Een Oosterse versie a.h.w. van de Barbarossa-mythe.
Nu is die zon wel het middelpunt van haast elke godsdienst.
Daardoor hebben al die zonnediensten, ondanks de verschillende namen van hun Goden en de verschillende rituelen, een zekere binding. Er is, ondanks alles, reeds in de eerste tijd een universeel godsbegrip, dat voortgedragen wordt door degenen die zoeken naar het hoe en waarom. Het simpele geloof alleen heeft de mens nooit verder gebracht. Het klinkt misschien erg vreemd, omdat geloof een grote kracht is. Pas wanneer het geloof met de rede wordt gevolgd en men bevestiging zoekt van hetgeen men gelooft, komt men tot ontdekkingen.
Zo zijn er al 5.000 jaar geleden mensen geweest die precies wisten wat de sterren waren. Die de zon kenden voor wat zij was, een hemellichaam. Lang voordat het in Europa een aanvaard besef was, wist men dat de aarde zich wentelde om de zon. Zelfs de bolvorm van de aarde is reeds 4.000 jaar geleden geponeerd, dus ruim 2.000 jaar voor Christus.
Dit onderzoek bracht een wetenschap tot stand. De ongelovigen, met hun proefnemingen en hun behoefte om toch te geloven, brengen vaak het beste tot stand. Zij zijn het die een grondslag leggen voor het priesterdom dat, hoofdzakelijk in de vorm van sjamanen, ook al een soort groepsverband gaat vertonen.
Het is onmogelijk hier een beeld te geven van dit geloof in beperkte zin. Hoe geloofde men in die tijden in Europa? Of in Zwitserland waar toen grote nederzettingen waren (o.a. de paaldorpen in de buurt van de meren). Het is ook onmogelijk te veel details te geven. De primitieve mens geloofde dan dit: Ergens aan de hemel staat een persoonlijkheid, een wezen, een soort supermens, wiens oog zich nu en dan op de wereld richt. Dit oog is de zon. Wanneer hij neerblikt op de wereld en dit goedertierende doet, dan is de aarde vol van vruchtbaarheid. Wanneer hij te fel schouwt, bewogen misschien door alles wat de mensen misdoen, gebeuren er ongelukken, dan verschroeit de aarde, dan is er hongersnood, dan is er dorst.
Hij heeft een gade die hem getrouwelijk volgt. Ook zij ziet soms naar de wereld. Haar oog is de maan. Zon zowel als maan geraken soms in strijd met anderen, Goden van het onbekende.
Gedurende die periode kan ineens midden op de dag een zonsverduistering komen, of zal het licht van de maan doven, lang voor haar tijd, in de nacht. Deze twee wezens regeren de wereld echter niet helemaal. Ook de wereld zelf heeft een persoonlijkheid. Wij vinden haar later bijvoorbeeld terug als een Isis, of Venus. Een soort dierlijke figuur, die het moederlijke en het vruchtbare van de aarde zelf vertegenwoordigt.
In die oude legenden horen wij zelfs, dat er een strijd is geweest tussen de maan, de eerste vrouw van de zon en de aarde, de tweede vrouw. Misschien was dat op ervaring gebaseerd.
Want als vrouwen om een man gaan strijden, kan het er soms heet aan toe gaan….. Aan de andere kant berust dit ook al weer op natuurkundige gegevens. Omdat het zeker is dat, toen Luna eenmaal ingevangen werd in het zonnestelsel, tot satelliet werd van de aarde, er zeker zeer vele rampen zijn geweest, waarbij aarde en maan beide betrokken waren.
Er is voor deze mythen wel een zekere grondslag in de overlevering. Oude gebeurtenissen worden in deze zeer oude tijden zeer goed herinnerd. Er zijn nu nog zwarte rassen in Afrika die u geslacht na geslacht hun familie kunnen opsommen, zo maar uit de herinnering, en daarbij uiteindelijk stranden ergens in de tijd van Salomon. Die gaan gewoon duizenden jaren terug, geslacht na geslacht. Zij herinneren zich bepaalde gebeurtenissen. Zo was het ook in het verleden. Maar juist deze vage overleveringen werden verknoopt met de door mij genoemde mythe van de levende zon, de God, die naar de aarde schouwt. Daarnaast neemt men aan dat de wereld natuurlijk bevolkt is met allerhande elfen, dwergen, gnomen, kobolden, naïaden, nimfen enz. Dit komt pas later. Het geloof aan het albezield zijn van de natuur, in afzonderlijke groepen en door afzonderlijke wezens, kan worden herleid tot maximaal 10.000 jaar geleden.
De Godsverering bracht met zich de Godsgedachte mee. Die heeft nooit het werkelijke volk bereikt. Maar er zijn beschavingen geweest, waar filosofische scholen waren. Het waren geen scholen zoals vandaag aan de dag. Er was zelfs geen overeenkomst met de stoa’s, de wandelgangen, die de wijsgeren van Griekenland zo graag bezochten, om zo uit te zien over de grote stad en de zee. Het waren eenvoudig samenkomsten van mensen, die zochten naar bovennatuurlijke macht, bovennatuurlijke geheimen en vooral naar wetenschap.
Dan vinden wij weer een typische leer die praktisch universeel kan worden genoemd. Men erkent, dat de zon, de maan, de aarde, verschijnselen zijn. Daarachter staat een grote onbekende God. Die brengt uit Zich, zelfbarende, een groot aantal Goden voort. Enkele van die Goden zijn dan o.m. zon, maan, aarde. Er zijn er veel meer. Ook de sterren krijgen persoonlijkheden. Later vinden wij dit bv. terug in de Manitoe-leer, die op komt ongeveer 800 voor Christus, bij zekere stammen in de V.S. Ook elders vinden wij dit zelfde geloof terug. Altijd weer zoekt men naar het onbekende achter de sluier.
Nu een punt dat historisch gemakkelijk te bestrijden is en dat toch volledig waar is. Atlantis heeft bestaan, al beantwoordt het niet precies aan alle overleveringen die daarover in de loop der tijden zijn opgeschreven. In Atlantis waren priesterkasten die heel wat verder zijn gekomen dan al diegenen hen tot nog toe hebben beschreven. Wetenschappelijk niet bewezen maar toch waar is het, dat er geestelijke werelden zijn. En evenmin wetenschappelijk maar evenzeer waar is, dat u allen en wij allen behoren tot die werelden. Je kunt niet zeggen dat je alleen op aarde leeft. Je leeft op de aarde maar ook in alle andere sferen. Alle voertuigen van je geest bestaan, zonder dat kun je niet als mens leven. Dit hebben de oude priesters van Atlantis beseft en zij hebben dit soms tot een machtsmiddel gemaakt. Dan waren het de zwarte priesters. In andere gevallen hebben zij dit erkend en getracht te werken in die sferen om zo het goede, het belangrijke voor mens en geest te vormen. Dit waren de witte priesters die de voorlopers zijn van de Witte Broederschap. Deze Broederschap, die nu nog bestaat en die vele onderafdelingen heeft – geestelijk zowel als stoffelijk – stelt dan reeds in deze periode: “God is een onkenbare Kracht, Die Zich voor ons in licht hult…” Weer dezelfde licht-mythe.
Dit licht wordt aardig omschreven door een filosoof uit de tweede Atlantische periode, die zegt: “Het is geen licht, maar de verblinding waarin ik niets kan aanschouwen, wetend dat er een bron is, die mij belet te zien…”
God blijft het onbekende, Gods uiting wordt steeds kenbaarder. Men begrijpt dat alle werelden bezield zijn. Men begrijpt dat de aarde zelf een onbetekenend klein deel is van een enorm groot organisme, van een groot geheel. Dan komt men tot een ware Godsverering, waarbij het niet meer gaat om een zekere richting van denken, om formaliteiten en formules, maar alleen om de aanvaarding van die God.
Als je aan een God gelooft als een machthebber, als een vorst als het ware, een regeerder, zoals dat vooral in het begin heel sterk wordt uitgebeeld, dan geloof je ook dat die God wetten geeft. De wetten van de Schepper zijn reeds in Atlantis neergelegd. Men heeft ze opgetekend aan de hand van ervaringen, men heeft steeds getracht ze nauwkeuriger te bepalen. Niet alleen vanuit stoffelijk standpunt, maar ook weldegelijk vanuit geestelijk standpunt.
Zo heeft men een basisleer geschapen, waarop de gehele aarde haar verder godsdienstig besef kon bouwen. De godsdiensten van de Oudheid hebben natuurlijk naar de magie gegrepen.
Deze magie was voor de goedwillende alleen maar een bevestiging van de Goddelijke wetten. De volgende verklaring is betrekkelijk jong, ongeveer 600 voor Christus door een boeddhistisch abt uitgesproken: “Wij kennen wetten van de mensen. Zij zijn de onvolledige weergave van de wetten van het Allerhoogste. De wet van het Allerhoogste echter maakt het ons mogelijk meer te doen dan de mens mogelijk acht.” Hiermee wordt het hele magische principe weergegeven, voor zover dit in het witte vlak ligt. Deze magie brengt studie met zich. Alle grote leraren – hun leer zullen wij in de toekomende tijd ongetwijfeld nauwkeuriger beschouwen – zijn in zekere zin ingewijden. Op enigerlei wijze hebben zij allen te maken gehad met magie. Zij hebben een scholing doorgemaakt waarbij zij geleerd hebben wonderen te doen. Ook Boeddha. Van hem is bekend dat hij met allerlei wonderdoeners is opgetrokken, jarenlang, voor dat hij zelfstandig tot de bevrijding kwam. Het ging niet om het wonder alleen.
Het ging om het wonder als de bevestiging van een Goddelijke wet. Het doel van het hele menselijke leven was gelegen in het wonder. Vandaar dat alle godsdiensten van de Oudheid rijk zijn aan wonderen.
Een typisch verschijnsel is verder, dat wij overal horen van “stemmen Gods”.
In de betrekkelijk nabije oudheid was bekend dat orakels, stemmen Gods, of stemmen der Goden, zich in praktisch elke stad bevonden. Zij hadden daar hun tempels, speciaal voor het orakel gebouwd, en in trance verkondigden ze daar waarheden, wijsheden, bevelen en ook wel eens dingen die minder netjes waren. Ongetwijfeld is hier een contact gemaakt met de geestenwereld. De verwording van het oude en reine geloof van de werkelijke inwijdingsleer, tot een zoeken om voordeel te verwerven uit de verschillende sferen, had deze stap naar beneden toe a.h.w. veroorzaakt.
Wanneer wij heden met u spreken, dan doen wij dat niet als stem Gods, ofschoon wij misschien met evenveel recht onze stemmen “Gods” kunnen noemen als de geesten, die bezit namen van de mediums in de grote tempels in het verleden. Maar wij zijn geen Goden.
Dat waren ook de geesten in het verleden niet. Zij oefenden een macht uit op aarde en in deze macht probeerden zij een eigen bevrediging te bewerkstelligen door reeksen van voorschriften te geven. Wanneer je die oudheid bekijkt dan valt bijvoorbeeld op, dat tempelprostitutie een van de oudste instellingen is. Dus zinnelijke bevrediging ter ere van de God.
Weten wij niet dat er heden ten dage vele slechte geesten – of moet ik zeggen “arme geesten”, is misschien beter – hongeren naar dergelijk zingenot en zoeken dit te bevredigen op enigerlei wijze. Er worden gelagen gehouden, er worden plengoffers gebracht van drank, er worden spijzen verbrand. Heden zijn er nog geesten die, omdat zij het licht niet kunnen aanvaarden, hunkeren naar een kleine gedachte van genot, ergens in een kroeg.
Het is niet zo verwonderlijk. Die oude godsdiensten in hun vormgevingen zijn een verwording van de waarheid, omdat de mens niet hoog genoeg grijpt. Wanneer de mens niet het wonder wil zien als een openbaring van Gods wet, maar eerder als een soort dienst door de God aan hem bewezen, waaruit hij gewin trekt en waarvoor hij een zeker loon terug geeft, dan gaat de godsdienst ten onder. Dan wordt het geloof langzaam maar zeker een soort sjacherij, een geestelijke koehandel. Hoeveel mensen zeggen er heden niet: “God, ik zal een kerk voor u bouwen, als u ervoor zorgt, dat ik gezond word”, of zij proberen God te verlokken met: “Ik ben wel erg slecht geweest, maar als je me nu mijn zin geeft, zal ik voortaan altijd erg goed zijn”.
Een simpele omkoperij, die alleen op zijn plaats is wanneer wij in de lagere vlakken van geestelijk bestaan werken. Die hebben met werkelijk kosmische waarden niets van doen. Het is juist hierdoor dat de grote scheiding komt tussen de verlichten, de ingewijden, en de normale godsdiensten met hun gebruiken.
Er zijn in de tijd van de holenmensen priesters, die weten waar de kudden grazen, zodat zij de jachtbuit kunnen aanduiden. Er zijn priesters die aanvoelen welke grassoort voor een cultivering geschikt is, zodat zij vruchtbare korrels draagt en uiteindelijk tot graan wordt.
Er zijn priesters die dit weten, omdat zij de Goddelijke wet kennen.
Anderen zijn niet zo zeker en zo onfeilbaar. Zij moeten een ander hebben, die het voor hen opknapt en daarom creëren zij al heel snel Goden. Een God van de jacht, een God van de landbouw, een God van het gezin, een God van de stam, een God van de krijg en een God van de vrede, een God van het vuur en een God van het water. Zij roepen deze aan onder veel misbaar. Wanneer zij dan zouden falen in hun zelf opzweping het juiste te zeggen, zo is de God verantwoordelijk.
In die tijd kon een priester zich een paar keer vergissen, maar als de Goden steeds iets anders deden dan dat wat de priesters verlangden, dan zei men: “Priester, je deugt niet. Kom, neem de plaats in van een speenvarken, wij zullen je aan het spit steken”.
Per slot van rekening, geen enkele priester voelt er iets voor om opgediend te worden als een soort tournedos uit het stenen tijdperk. En zo werden de priesters langzaam maar zeker bewuste intriganten die, ter wille van hun eigen leven en gezag, hun geestelijke gaven gingen verwaarlozen. Wij allen weten dat komedie, toneel, show, een grote indruk op de menigte maakt. Zeker kan die indruk geestelijk goed gebruikt worden. Wij kunnen een mystieke sfeer scheppen en daardoor juist een mystiek beleven mogelijk maken. Wij kunnen ook een sfeer scheppen, waardoor de grootheid van de priester en Godheid zo sterk worden geopenbaard, dat de eenvoudige mens zich overgeeft aan de God en Zijn vertegenwoordigende priester. Wanneer dat gebeurt dan wordt het een machtsmiddel, dat in de Oudheid zeer veel werd gebruikt. Ik wil u even wijzen – en dan gaan wij de bekende kant uit – op Egypte. Egypte met tempels, zo groot, zo fantastisch prachtig ingericht en gebouwd, zo statig en overweldigend, dat men daar zelfs nu in de ruïnen stil wordt. Stoeten van priesters die elke optocht, die het heden kan bedenken, verre overtreffen. Goden, in pronk en praal van beelden heen en weer gaande van tempel tot tempel. Koor en dans, het gewijd toneelspel, al die dingen samen werden gebruikt om de menigte te verblinden.
Achter dit uiterlijk bestond de waarheid verder. Zo is het altijd geweest. De hedendaagse godsdienst laat gelukkig veel van deze dingen vallen, ofschoon niet alle. Het is daardoor voor de mens van deze dagen makkelijker om te komen tot een inwijdingsbegrip dan vroeger.
Wanneer je werkelijk tot een volledige inwijding zou kunnen komen, dan is die waarheid zo modern, dat men zou vergeten dat zij reeds tienduizend jaar voor Chr. bestond.
De kracht van God leeft in jezelf. Wanneer je streeft naar die God, kun je Hem beleven. Wie God beleeft, wordt vervuld met de krachten Gods en kan volgens de wetten Gods alles volbrengen. Dat is het hele geloof. Dat is de hele esoterische leer. Wegen zijn er te over. Ieder roemt zijn eigen weg als de beste. Maar dit is de waarheid, die altijd werd gesproken.
Dit is het geloof dat is ontstaan uit de eerste worsteling van Atlantis. Dit is het geloof dat bleef voortbestaan toen de mensen voor het geweld van de natuur vluchtten in de holen. Toen beschavingen ten onder gingen en slechts hier en daar een enkele mens met een beetje kennis probeerde de laatste restanten van een oude beschaving te behouden. Deze waarheid is verkondigd in de geheimscholen waar thans de Gobiwoestijn is, en waar toen nog een vruchtbare vallei lag. Die waarheid wordt thans nog verkondigd in de tempels van Benares, maar ook in de nieuwe genootschappen die in Amerika hun zetel hebben gevonden. Die waarheid vinden wij evenzeer bij de vrijmetselaars als in de kern van vele orden van de katholieke kerk. De waarheid is eeuwig. De kern van de godsdienst evenzeer.
De oude godsdiensten hebben op hun wijze deze waarheid in de praktijk gebracht. Zij hebben op hun wijsheid gebouwd om daardoor de mensheid te verbeteren en gelukkiger te maken. Zij hebben hun wijsheid gebruikt om wetenschappen te scheppen, maar ook een geestelijk weten. Wanneer eenmaal het materialisme van deze dagen voorbij is dan, zullen wij die oude godsdiensten zien herleven, dan zullen deze oude wijsheden op alle plaatsen weer verkondigd worden. Elke grote meester kende deze wijsheid en heeft ze op zijn wijze beleefd en in de praktijk gebracht. Elke godsdienst die waar is draagt deze kern in zich. Wanneer het geweld van een gemechaniseerde maatschappij deze maatschappij dwingt onder te gaan of te veranderen, dan is er maar één uitweg, terug gaan tot deze primaire wet, die in de godsdienst van de oudheid erkend werd, maar leven zal zolang er een aarde bestaat, ja, bestaan zal tot het einde van alle dagen toe, wanneer de nacht van Brahman de sluier trekt over al het levende en de duisternis komt waar nu nog licht is.
Dit is de waarheid. De waarheid van het zeer oude geloof, de waarheid van heden. Meerdere malen zijn beschavingen ten onder gegaan, ook deze beschaving zal zich moeten wijzigen, of vallen. Ook dat is zeker.
De beschaving die zich op deze waarheid baseert, de mens die zich baseert op de God, die in hem leeft, kan niet verloren en ten onder gaan, want die heeft het enige gevonden wat hem veilig stelt in elk gevaar, het enige wat hem verheft boven elke stoffelijke wet: De geestelijke eenheid met een Schepper, de kennis van Gods wetten en zo de beheersing van alle dingen volgens de wil van de God, die hij aanvaard heeft.
Was men in die dagen al zover, dat men de bedreiging van de seksualiteit reeds gevoelde en daarom tempelprostitutie invoerde?
Ik geloof niet dat men ooit in de oudheid de seksualiteit als een bedreiging heeft gezien. Men zag het eerder als iets natuurlijks. Daar mankeert tegenwoordig nog wel eens iets aan. Als zodanig zag men het als een van de scheppende functies van de mens. Iets, wat men tegenwoordig vaak wegmoffelt. Juist omdat dit een dienende en scheppende functie is, was het de gewoonte om dit, het edelste van de mens, ter beschikking te stellen van de Goden.
Men wist echter niet, wanneer en hoe de Goden zich zouden tonen, zodat in het begin vrome vrouwen zich gaven aan een ieder, opdat, wanneer een God zou komen en zou verlangen dit met hen te doen, zij hen ook zekerlijk niet zouden weigeren. Daaruit is langzaam maar zeker een soort prostitutiesysteem ontstaan, waarbij wij echter niet mogen vergeten, dat seksueel contact vroeger geen onterende betekenis had. Integendeel. In de Griekse maatschappij waren de hetaeren vaak nog de meest geëerden onder de vrouwen. Onder ons gezegd en gezwegen, vaak de besten ook. De nadruk op de seksualiteit, die u in uw vraag legt, is een product van deze dagen. Seksualiteit is geen gevaar, indien zij niet wordt gemaakt tot een prikkelend geheim. De kinderen snoepen vaak minder van een grote schaal koekjes, die op tafel staat, dan van een schaaltje in de kast, waar zij net bij kunnen komen. De mens van tegenwoordig heeft zich door zijn strenge reglementatie, noodzakelijk voor een sociale samenleving, genoopt gezien het seksuele te maken tot een geheimzinnig, ja, enigszins, beschamend iets. Het gevolg is geweest, dat hetgeen u hier naar voren brengt daaruit voort is gekomen. Men kan dit als een natuurlijke waarde niet helemaal bedwingen. Men zoekt het dan te reglementeren, in de Oudheid was dat niet nodig.
Wordt tegenwoordig ook nog tempelprostitutie beoefend?
Er zijn verschillende sekten die dit doen. Ik geloof niet, dat u er naar toe zult gaan.
Het is meestal in Indië en Afrika. In de moderne beschaafde wereld komt dit niet voor, of slechts in zeer besloten kringen en dan heeft het vaak een eigenaardig bijtintje. Dus alleen bij het primitievere geloof wordt het over het algemeen uitgeoefend, waar de mens dichter bij de natuur staat.
Bij de Adonisverering hadden de vrouwen toch de keus zich de haren te laten afsnijden, dan wel gedurende een dag per jaar zich tegen geld in de tempels, of op de markt, aan vreemdelingen over te geven?
Inderdaad. Daarmede wilde men voorkomen, dat de seksualiteit dus werd tot een bezitsbegrip. Zodra seksualiteit een bezit wordt, dan komen er bepaalde psychische waarden mee in het spel, die de vrede én van de mens zelf én van zijn omgeving wel heel erg belagen. Dat heeft men niet altijd ingezien en daardoor kwam men tot deze gebruiken. Er zijn verschillende inwijdingsgroepen, die ook heden ten dage nog de seksualiteit alleen erkennen, wanneer zij niet monogaam is. Ik zal er niet verder op ingaan. De mens is niet meer gewend over deze dingen eerlijk en openlijk te praten.
U had het over de sluier van Brahman, die uiteindelijk over alles zou vallen.
Dit is Hindoegeloof. Wij nemen aan, dat God schept en dat op een gegeven ogenblik die Schepping ten onder zal gaan. Men noemt dat vaak: “de dag des oordeels”.
Er bestaat ook een ander geloof, dat zegt, dat de levenskracht zelf niet de scheppende macht is. Een bewustzijn schept binnen de levende kracht. Wanneer het in deze Schepping zich bewust is geworden van het totaal van de levende kracht, neemt het de Schepping tot zich terug. Men noemt dit dan: “de Nacht van Brahman”. De levenskracht Brahman blijft echter voortbestaan, zodat, indien in die Schepping één bewustzijn – soms zijn er meer – zover is gekomen, dat het scheppen kan, dan volgt uit deze duisternis een herschepping, waarbij wederom een nieuwe God een nieuw heelal schept, daardoor zich bewust wordt van de werkelijk levende kracht en zich weer terugtrekt. Een dag- en nachtprincipe dus, waarbij de dag is de uiting van de Schepping, de nacht het begrip van de voleinding, waarin de bewuste geest zich terugtrekt binnen het Goddelijke zelf. Zolang als er tegengestelde waarden bestaan, is er uiting, maar is er geen eenheid. Op het ogenblik, dat de eenheid in ons begrepen is en wij alle dingen als harmonisch en één gevoelen, is er geen uitingsnoodzaak en zelfs geen uitingsmogelijkheid meer, zonder dat wij tegen onszelf in strijd komen.