21 januari 1969
Inhoud en uiting.
Wanneer wij willen spreken over de werking uit de geest naar de stof, dan moet ik beginnen, en ik hoop dat u dat niet vervelend vindt, met een paar omschrijvingen die wat meer van technische aard zijn. “Geest” is de omschrijving die u geeft aan een bestaan in een andere wereld dan de uwe, meestal in een andere dimensionale verhouding dan de uwe. Dit zou een absolute scheiding betekenen tussen uw wereld en die van de geest, wanneer het eigen “ego” van de mens niet van een bijzondere constructie was. Misschien mag ik proberen daar iets over te zeggen:
Het ego van de mens is een totaliteit die niet gebonden is aan plaats of aan tijd, zoals uw huidig voertuig uw huidige voorstelling van dat “ik”. Een ego kan worden omschreven als een kracht die zich van andere krachten onderscheidt door een opeenvolgende reeks van ervaringen. Hierdoor ontstaat de differentiatie van reactie, van besef en ook uiteindelijk van conclusie. Denkvermogen is, dat kunt u in de stof al zien, in feite grotendeels iets wat voortkomt uit het vermogen tot herinnering. Hoe meer u zich kunt herinneren en als herinnering onmiddellijk kunt terugvinden, hoe meer u denkt, omdat u voortdurend het heden vergelijkt met de herinnering. Voor de geest geldt dat natuurlijk ook en zeker zal dit gelden voor het “ik” als totaliteit. Dit “ik” heeft geleefd in een andere tijd. In die tijd hebben verbindingen en relaties bestaan tussen dat ik en andere delen van het bestaan. Het zal u duidelijk zijn dat deze relatie van het “ik” nog steeds bestaat. Zij wordt misschien in de stoffelijke vorm niet herinnerd maar ze is wel degelijk aanwezig. Er zijn sferen geweest d.w.z. toestanden van niet aardse structuren waarin het ik heeft bestaan, daarin heeft het geleerd, daarin heeft het verbindingen gehad. Die blijven bestaan. Zou men het geheel kosmisch tijdloos willen uitdrukken dan zou men misschien dat ego als volgt kunnen omschrijven:
Een zichzelf als “ik” ervarend geheel van erkenningen dat met alle werelden en sferen waarin het bestaan heeft, vanuit menselijk standpunt, bestaan zal, vanuit menselijk standpunt voortdurend verbonden is en op al die vlakken gelijktijdig aanwezig is.
(Vanuit het tijdloos standpunt is er geen verleden of toekomst).
Wanneer ik dus dat “ik” zie, is het gerelieerd met praktisch alle sferen, alle toestanden, alle werelden en ook alle tijden. Ik wil daarmee niet zeggen dat een ego alle mogelijkheden uit de kosmos omvat, maar het omvat een zo grote reeks van mogelijkheden dat we, zeker redenerend vanuit een menselijk standpunt, kunnen zeggen: men is eigenlijk met alle werelden en sferen ergens verbonden. Die verbindingen kunnen bewust zijn, men weet het, men kan ze ook onbewust ondergaan. Dit onbewustzijn zal vooral optreden op het ogenblik dat men zich concentreert op één enkel deel van dit totale “ik” of een bepaalde fase van dit “ik” en dan volgt daaruit: op het ogenblik dat de concentratie van aandacht gebonden is aan plaats en tijd, verbleekt voor het eigen bewustzijn tijdelijk de relatie met andere werelden. Dat is meteen de verklaring waarom iemand die op aarde leeft zijn werkelijke ik niet kent. Hij kan er ten hoogste een deel van omvatten. Maar eerst wanneer hij de menselijke toestand kan verlaten, kan hij zich bewust worden van zijn werkelijkheid.
De geest werkt nu in op de mens. En de meeste mensen stellen zich voor dat het een soort hemel is, een soort toneelhemel waar een geest heerst en heen en weer wiekt, die zo nu en dan een hand uitsteekt om iemand overeind te helpen of om iemand een klap op het hoofd te geven. Dat is kolder. Er is een groot verschil in wereld, in mogelijkheid. Maar wat is er wel? Er is in het ego van die mens op aarde vast wel een fase die overeenstemt met de sfeer waarin het “ik” van die geest zich op dit moment bewust is. Dan is er dus een, zij het niet gebruikt kanaal aanwezig, waardoor een harmonie, een verbinding kan worden verkregen met dat ik op aarde, via deze verbinding dan allerhande gedachte-instigaties, soms zelfs puur impulsen aan de mens op aarde worden gegeven. De geest werkt dus naar de stof toe. Wanneer er nu stof is die nog niet bezield is, dan is dat heel eenvoudig. Je hoeft alleen maar je aandacht te concentreren op dit stoffelijk “ik” dat in tijd en plaats behoort tot de mogelijkheden van het werkelijke ego en je bent die ander. En naarmate die concentratie groter wordt, sluit je meer alle andere fasen van je bestaan uit. Heb je als geest te maken met een wereld waar je in zou willen grijpen dan wordt het iets moeilijker. Je moet dus harmonische factoren zoeken. Nu bestaan er heel verschillende mogelijkheden om dit te doen. Je kunt ten eerste wachten tot iemand zozeer zijn bewustzijn van zijn eigen wereld verliest dat hij zich op een ander deel van het ego kan gaan richten. Dat wordt op aarde dan bv. een toestand van verrukking misschien een bepaalde vorm van trance, een vorm van meditatie buiten de werkelijkheid en al die dingen meer. Dan vindt dus een contact op basis van gelijkheid plaats, de geest is niet de meerdere. Het zijn a.h.w. twee mensen uit verschillende buurten die elkaar ergens ontmoeten en met elkaar spreken. Deze contacten zijn uit de aard der zaak wel gewenst maar ze kunnen maar heel zelden zo tot stand worden gebracht dat bij de hernieuwde concentratie van het bestaan in tijd en ruimte, dat men mens noemt, voldoende van deze impulsen van een andere wereld waarin men zich eerst bewust was kunnen worden overgebracht. Het resultaat is dus veelal een onderbewuste impuls of drang. In sommige gevallen een vage en meestal vervalste herinnering. Er is nog iets wat in dit geval schadelijk kan zijn. Een mens denkt associatief d.w.z. hij is gewend bepaalde begrippen op een bepaalde wijze met elkaar te verbinden. Wanneer hij dus geestelijk iets ervaart dan zal hij trachten dit duidelijk te maken door zijn associaties daarbij in het spel te brengen. De begrippen die voor hem met het gevoel of met het ontvangen denkbeeld zouden stroken. Hij beschouwt deze dan als de werkelijke weergave van een geestelijke ervaring, wat zeker niet waar is. Het is alleen zijn eigen omschrijving van datgene wat voor hem, meestal emotioneel, parallel loopt met die ervaring.
Wanneer ik nu de verbindingen “geest-stof” wil nagaan op een andere wijze nl. de geest daalt af tot de stof, dan moet ik mij realiseren dat de geest nooit vanuit haar eigen wereld zich volledig tot de stof kan richten. Zij moet eerst immers de waarden terugvinden die behoren tot de wereld. Een geest die ergens leeft in een wereld die helemaal niet menselijk is, niets met vormen te maken heeft, zal eerst in zijn ego moeten zoeken naar een punt dat wel menselijk is, dat wel vorm heeft, voor dat hij kan komen tot de menselijks uitdrukking. Hij zal zich daarop moeten concentreren. En al is die concentratie dan misschien niet zo sterk als die van een mens die in de materie leeft, ze is toch sterk genoeg om een groot gedeelte van zijn verdere mogelijkheden als totaal “ik” af te sluiten. Nu lijkt het erger dan het is omdat een geest die in een sfeer leeft dat ook enigszins doet. Pas wanneer je meer bewust begint te worden, ook in de geest, krijg je toegang tot dit werkelijke “ik”, die hele reeks van herinneringen en mogelijkheden die gezamenlijk je wezen uitmaken. Kom je in die denkvorm aan de stof ontleend tot de mensheid, dan heb je vele waarden met haar gemeen, maar niet alle. Vb. wanneer ik medicus ben geweest en ik ben dat geweest in 1600 dan kan ik als medicus naar de aarde van nu komen, maar de grote moeilijkheid is dat ik mij zodra het om die medische wetenschap gaat ga uitdrukken in de termen die ik vroeger heb gebruikt en dan spreek ik dus niet over penicilline injecties of over de mogelijkheid om iemand een hormoonbehandeling te geven, maar over lavementen en aderlatingen. En dat kan erg verwarrend zijn. Wil ik een andere term gebruiken, wil ik ze omschrijven, dan moet ik ze eerst leren. Ik kan haar alleen leren wanneer ik met mensen een zodanig sterk rapport heb dat ik bij hen de woordomschrijving kan vinden en vaak ook de ideeomschrijving van hetgeen ik als juist besef in mijzelf. Hier zijn dus een groot aantal belemmeringen die dus ook voor degenen onder ons die doorkomen altijd weer blijken te bestaan.
Willen wij dit inspiratief doen, dan is het dus nodig om met het ik van die mens een verbinding te vormen hoe dan ook. Dat is meestal op gebied van het levenslichaam en van daaruit onze gedachten te projecteren. Er ontstaat dan een reeks denkbeelden in de mens die buiten zijn eigen denken en vermogen om gaan, maar wel gebaseerd zijn op zijn eigen mogelijkheden tot denken. Het is a.h.w. of ik een instrument heb dat normalerwijze als kerkorgel fungeert en dit gebruik om er beatmuziek op te spelen. Ik gebruik het dus voor een ander doel, maar ik heb hetzelfde instrument. Bij inspiratieve beïnvloeding heb ik altijd te maken met het brein van degene die ik inspireer.
Wil ik iets verder gaan dan kan ik proberen om dus iets van de beheersing over te nemen en daarbij heb ik één voordeel. De associaties van de mens die bij een zuivere beïnvloeding van buitenaf optreden, kan ik voor een groot gedeelte onderdrukken. In het geval dat ze niet geheel onderdrukt kunnen worden, kan ik ze omgaan door daar nieuwe begrippen aan toe te voegen en op deze manier krijg ik dus een contact dat iets meer mijn werkelijke bedoeling zal weergeven.
Nu kennen we dus ook nog vormen van half-trance waarbij dus inbeslagneming plaats vindt zoals dat heet. Dat inbeslag nemen wordt door de meeste mensen weer voorgesteld als een geest die naar beneden komt, het vrijgekomen lichaam van een of ander medium aantrekt als een soort hansop om vervolgens een scène op te voeren. Nou is dat niet helemaal waar. Een half-trance wordt over het algemeen bewerkstelligd door een soort aansluiting te maken op de zenuwen meestal op het achterhoofd bij de atlas daar en vandaar de zenuwkanalen te beïnvloeden. Het is dus een afstandsbesturing. Bij diepere vormen van trance kunnen we ditzelfde doen, maar dan moeten we het lichaam ook enigszins afsluiten. We spreken dan van versluiering. Hierbij zou dus een entiteit die uit een sfeer komt zich a.h.w. groeperen als een mantel om de persoon met wie hij werkt en dan een soortgelijk contact maken. Maar nu doet men nog iets anders, men zet meestal een tweede contact aan, waar men weleens zegt dat het derde oog zit. Dus op een knooppunt even tussen de frontale hersen lobben en waarbij men dan bovendien veelal tracht door te grijpen naar één van de kleine afscheidende organen die zich daar bevinden. Dat is op zichzelf niet zo belangrijk, maar hierdoor krijg je dus de mogelijkheid om veel juister te manipuleren en de mogelijkheid om als een soort marionet de persoon ook te laten bewegen. Ga je nog verder dan krijg je wel de diepste vormen van trance waarbij men ofwel werkelijk dus de gehele persoonlijkheid overneemt, wat bezwaren heeft, zowel voor het medium als voor de geest die dat doet, ofwel oversluiert men dus, maar men grijpt in het zenuwstelsel op vele punten aan. U zou waarschijnlijk zeggen: Je maakt een contact tussen de bemanteling, de oversluiering, en de chakra’s, hierdoor is het mogelijk het lichaam volledig te beheersen terwijl gelijktijdig alle functies, die het eigen ik van een medium normaal zou vervullen ook geestelijker kunnen worden overgenomen. Dit houdt in dat we de hersenen werkelijk ook als instrument kunnen blijven hanteren en dus niet genoodzaakt zijn om daar sterke herinneringen in vast te leggen, om daarin de gewende gedachtesporen misschien te onderbreken. Dat is alles wanneer het gaat om de beïnvloeding van een mens. Maar nu kan het ook zijn dat ik te maken krijg met iets wat niet menselijk is of althans niet zodanig benaderbaar is als iemand die mediamiek is aangelegd, of ontvankelijk. Dan zal ik moeten grijpen naar een materiële vorm. Nu kan de normale materie vanuit de geest moeilijk beheerst worden zonder dat men zich daaraan geheel bindt. Het vergt dus een absolute concentratie waarbij alle andere herinneringen vervagen en wegvallen en daarmede ook meestal het motief dat men heeft. Slechts zeer bewuste entiteiten zijn in staat in zo’n lichaam daar toch iets in te leggen, een soort herinnering een soort gedrevenheid misschien, een functie van het onderbewustzijn dat toch in het hele leven die vervulling waarborgt.
Maar normalerwijze ga je dus naar een sfeer waarin we te maken hebben met de materie maar nu met de fijnste delen. Zeg maar de niet gebonden kleinste delen, dat is het eenvoudigste. Wanneer gedachten gebruikt worden op de juiste manier dan kunnen ze beschouwd worden als een magnetisch veld. Dan denken we aan die kleinste delen als een soort ijzervijlsel dat zich daarbinnen rangschikt. We hebben dan een soort voertuig waarin onze energie aanwezig is en van waaruit, en dat is heel belangrijk, materiële vormen van energie kunnen worden voortgebracht en eventueel ook kan worden toegegrepen. Men zou dus op een gegeven ogenblik tot een bijna materiële vorm kunnen worden, en dan noemt men dat materialisatie. De materialisatievorm heeft de mogelijkheid om stoffelijke voorwerpen te verplaatsen enz. Het is een proces dat voor de doorsnee entiteit niet zo erg aantrekkelijk is. Enkele specialisten en enkele kwajongens houden zich daar graag mee bezig. Dit is dan de relatie “geest”- “stof”. Uw stof heeft dus ook voor u alleen maar één punt van het totale bestaan. De functie die wij hebben als “totaal ik” is ongetwijfeld evenwichtig onszelf te kennen. Deze concentratie op één punt brengt ons op een zekere wijze in contact met de kosmos en dit contact helpt ons dan weer om als geheel harmonischer te zijn met de kosmos.
Het ik en zijn meesterschap.
Uit hetgeen ik u verteld heb, wordt wel duidelijk dat een “ik” eigenlijk geen meesterschap kan kennen zodra wij uitgaan van hetgeen stoffelijk als “ik” of “ego” wordt omschreven. Maar er is wel een andere mogelijkheid. Wij hebben in het verleden allerhande dingen beleefd, materieel en niet materieel, wanneer we op aarde zijn. Nu kan het zijn dat wij een beleving hebben of in een toestand verkeren die zoals wij zeggen harmonisch is in veelal bijna gelijke aan, of parallel met ervaringen uit het verleden. Op dat ogenblik zullen de ervaringen en instellingen uit het verleden gaan inwerken op het ego zoals het dus in de stof bestaat. We krijgen een aanvulling van waarde. Vb. Iemand heeft muzikale ouders, talent voor de muziek. Die keuze is door die geest waarschijnlijk geschied omdat men ook voor deze vorm van uitdrukking belangstelling heeft. Maar er is geen herinnering. Het kind heeft in het begin absoluut geen lust om zich met muziek bezig te houden. Nu komt er een bepaald melodisch fragment, misschien vier of vijf tonen, en het kind gaat ineens deze niet alleen opvangen maar ook zuiver reproduceren. Vanaf dat ogenblik ontstaat wel belangstelling voor de muziek en vreemd genoeg ook een vermogen tot zekere muzikale vormgeving. Zodat we te maken kunnen krijgen met zeer jonge componisten, denkt u eens aan Chopin, Mozart, bepaalde kinderen van Bach ook. Hier is dus eigenlijk iets wakker geworden. De belangstelling in de muziek en de kennis misschien uit een verleden, werd door een combinatie die praktisch gelijk was aan hetgeen vroeger een rol heeft gespeeld, bevestigd in het huidig bewustzijn. Het is of er iets naar voren komt dat de mens mede gaat verrijken, mede gaat domineren. Nu gebeurt dit dus onbewust. Maar ik zou dat misschien ook bewust kunnen doen. Daartoe zou ik natuurlijk de mogelijkheden moeten kennen uit mijn verleden. Die ken ik als mens niet. Resultaat dus meestal nihil. Maar er zijn algemene menselijke waarden waarmee ik, wanneer ik ooit mens geweest ben, altijd te maken zal hebben gehad en die ook in vele sferen een belangrijke rol spelen. Die moet ik dan ervaren maar met een zo groot mogelijke uitsluiting van alle storing van buitenaf. Ik moet een methode vinden, zeg van contemplatie of meditatie, dat is uiteindelijk maar een omschrijving, waardoor ik mijn eigen wereld uit kan sluiten zonder dat mijn gedachten en de harmonische waarden die die gedachten oproepen daarbij ook buiten mijn waak bewustzijn vallen. Hierdoor zijn vele technieken in gebruik. En wanneer ze juist worden gehanteerd, zijn ze ook vaak heel nuttig. Bepaalde vormen van Yoga bv. “de koninklijke weg van de Yoga” vooral is daarvoor nogal geschikt en ook de karmayoga kan daartoe bijdragen. Maar ook discipline, meditatiediscipline zoals bv. de orde van Ignatius kent, hebben vaak een zeer goede invloed. Het belangrijke is daarbij dat de mens zich richt op algemene menselijke waarden en zich daarvan een voorstelling tracht te maken.
Omdat hierbij zowel de emotie als de erkenning een rol spelen zal meestal een emotioneel akkoord in het grote Ik worden aangeslagen. Er zal dus meer van het totale Ik bewust ervaren worden. Dat is geen meesterschap over het ik of een meesterschap van het ik over anderen. Dat is iets wat een mens ervan maakt. Maar het is doodgewoon toegang tot krachtbronnen of bronnen van kennis in het ego die normalerwijze dus gesloten blijven. Wanneer de mens ver genoeg gaat dan zal hij een aantal sferen ook leren kennen en hij zal daaruit conclusies kunnen trekken. Wat hij daar menselijk uit voortbrengt aan denkbeelden is weer associatief. Het zijn op menselijke waarden gebaseerde analogieën die meestal niet volledig zijn. Maar goed, je komt er dichterbij, je krijgt dus begrip van de waarden van bepaalde sferen. Je krijgt misschien beter inzicht in de structuur van materie of van leven. En omdat je die kennis bezit, ontstaat dan een zekere beheersing van die dingen die ook materieel uitdrukbaar zijn. In zoverre kan het ik tot een meesterschap komen. Maar het zal in menselijke vorm zichzelf niet kunnen voltooien tenzij er sprake is van een volledige bewuste incarnatie met een volledig bewust ingelegd levensdoel, plus een bewust in stand houdend contact met de hoogste waarden in het ik, in het totale ik.
Enkele praktische wenken:
- Begin uzelf te aanvaarden zoals u bent. Tracht niet anders te zijn dan u bent. Maar tracht, beseffende wat u bent, datgene wat u het meest positief acht in uw eigen wezen zo sterk tot uiting te brengen dat de rest er voor u niet meer op aankomt.
- Ga nimmer uit van systemen en leerstellingen van anderen als een absolute zekerheid. Beschouw ze hoogstens als een referentiewaarde waardoor u uw eigen ervaring kunt uitdrukken. Uw eigen ervaring is belangrijker dan de stelling van anderen. Heeft u een innerlijke eigen ervaring, sta dan niet stil bij deze ervaring als iets innerlijks, maar tracht haar daadwerkelijk te uiten. Eerst dan kunt u nl. volledig begrijpen en voor uzelf formuleren wat die ontdekking betekent.
- Zorg ervoor dat u leert u lichamelijk op de juiste wijze te ontspannen. Dat wil dus niet zeggen dat u noodzakelijkerwijze aan gymnastiek moet gaan doen of iets dergelijks, dat betekent alleen dat u moet leren met uw gedachten uw lichaam bv. het bevel te geven ontspan je, zodat uw gedachten uw lichaam kunnen beïnvloeden en u in staat bent met een althans enigszins bestaande beheersing uw lichaam in een toestand te brengen waarbij geestelijke ervaring mogelijk is. Beschouw nooit de beheersing van het lichaam zelf als doel, beschouw het ten hoogste als een middel om te komen tot geestelijke ervaring.
- Wen u aan niet alleen te mediteren over grote en abstracte zaken, maar probeer ook regelmatig na te gaan bv.: wat heb ik vandaag gedaan, dus uw eigen leven en denken. Hierdoor brengt u in het heden bestaande waarden in een scherper brandpunt voor uw totale persoonlijkheid en zo daarin harmonische waarden bestaan, is er dus een veel grotere kans dat deze op u inwerken zodat u meer van uzelf bewust wordt.
Inhoud en uiting.
Ik zal beginnen met een heel eenvoudige opmerking. Je kunt nooit iets uiten wat je niet in je hebt, tenminste nooit oprecht. Een mens heeft natuurlijk wel een buitenkant, maar die buitenkant is eigenlijk maquillage en verf. Het is opmaak, daarom bent u allemaal beschaafd. Wat er inzit is dus een totaal aan mogelijkheden en dat is niet alleen aan denkbeelden maar ook aan reactiemogelijkheid. Het is niet alleen parate kennis maar het is ook begripsmogelijkheid. Het is soms niet een veelzijdigheid van feitenkennis maar eerder een vermogen tot correlatie van feiten. Zo is er dus in het ik iets wat bepaalt hoe de uiting gericht zal zijn. Uw werkelijke wezen zoals het op aarde bestaat met daarin bestaande alle geestelijke achtergronden die mee kunnen werken, bepalen dus de uiting naar buiten toe, zover deze althans door de dikke laklaag van zo hoort het, door kan breken. Nu zult u zich afvragen: wat is dan het belangrijke bij de uiting? Ik zou zeggen in de eerste plaats moet een uiting, hoe spontaan ook, altijd beheerst zijn. Een mens die iets wat in hem is tot uiting brengt en beseft dat hij iets uit, zal in staat zijn het vorm te geven. Hij wordt daardoor niet alleen meer bewust van hetgeen hij tot uiting brengt, zoals je vaak dingen eerst begrijpt wanneer je ze gezegd hebt; dat is de kwestie van uiting in vele gevallen. Wat in ons is moet geuit worden. Maar het moet zo geuit worden dat we blijven weten dit is mijn uiting. Wanneer je een driftgolf hebt en je overvalt de hele wereld, dan weet je niet meer wat je doet en dan heb je er ook niets aan. Het is wel een uiting van iets wat in je leeft maar je weet niet meer hoe het in elkaar zit. Kun je diezelfde driftvlaag beheersen, dan ga je scherp omschrijven wat je geprikkeld heeft, waarom je boos bent misschien, maar daardoor ga je ook inzien in hoeverre je gelijk hebt en ongelijk. Je gaat dus ervaren.
Een mens die alleen uiting geeft aan een deel van zijn wezen, kan natuurlijk de wereld bedriegen. De grootste leugen die mogelijk is, is een halve waarheid. Omdat een halve waarheid controleerbaar is, weet u, en daardoor vaak voor een hele waarheid wordt aangenomen. Er zijn dus een hele hoop mensen die zeggen: ik ben een fatsoenlijk mens, misschien een deftige mens. U kunt dit controleren, u neemt dit aan maar er zit een heel beest achter waarvan de mens wel weet dat hij het heeft, maar dat houdt hij verborgen, daar komt hij niet mee naar voren. Dan doet die fatsoenlijke deftige mens iets waardoor je op een gegeven ogenblik zegt: ja maar hoe kan dat nu, dat had ik nu nooit achter hem of haar gezocht. Hier blijkt dus dat de uiting naar buiten toe heel vaak onvolledig is en in uw wereld is die onvolledigheid bijna obligaat, je kunt haast niet anders. Wanneer u naar buiten loopt en u ziet daar een politieman in vol ornaat aankomen dan denkt u wat heeft die vent een knopneus, maar u moet het niet tegen hem zeggen begrijpt u, dat kan eenvoudig niet. Dat kan natuurlijk wel maar dan zijn er meestal veel gevolgen aan verbonden.
Daarom moeten wij ons realiseren dat de uiting van de mens in het normaal maatschappelijk bestaan, onvolledig, daardoor oneerlijk en ten aanzien van de waarheid vertekenend is. Wanneer dezelfde waarheid van een ik moet worden geformuleerd in bepaalde termen, dan wordt het nog moeilijker. Een prediker op zijn kansel heeft in zich een gevoel van waarheid. Hij wil die waarheid overbrengen maar hij moet dit doen in de termen van … en noemt u maar op: van evangeliën, van een brief van een apostel enz. Hij kan dat niet, hij zal daardoor, al geeft hij zichzelf nog zo volledig, eigenlijk dingen zeggen die niet waar zijn, die hij niet zo bedoelt, die niet zo zijn. Uiting is dus heel sterk in de mensenwereld afhankelijk van omstandigheden en bijna altijd onvolledig. Een uiting die volledig vrij is, zal in vele gevallen volledig onbegrijpelijk zijn voor anderen. De mensheid is opgebouwd op een norm, op een maatstaf, een samenvoeging van woorden die niet algemeen gangbaar is, wordt door de mens niet begrepen. Een poging om een beeld dat je in jezelf ziet uit te drukken in kleuren en lijnen zal niet begrepen worden, tenzij het behoort tot een zeker systeem. We zijn als mens altijd aan een uitdrukkingssysteem gebonden, zelfs wanneer je als geest in de mensheid tracht te spreken. En daardoor blijft de uiting in de eerste plaats altijd beperkt. De vraag is nu: in hoeverre is een uiting waar? Wanneer elke uiting wordt beschouwd als iets dat een waarheid inhoudt, zelfs een leugen, dan zullen wij op grond van alle uitingen de waarheid kunnen benaderen, zij het vanuit een zuivere persoonlijke zienswijze.
Dat is juist de moeilijkheid. Iemand die liegt, zegt iets wat waar is. Als ik zeg dat zwart, wit is dan zeg ik dat er iets bestaat dat zwart of wit kan zijn. Achter elke reeks van vertekeningen van waarheid, ligt een grondbeginsel een kosmische waarheid, die altijd waar is. Wil men op aarde de inhoud leren kennen aan de hand van de uiting, dan zal men in de eerste plaats wel af moeten gaan op datgene wat als grondwaarheid, als kernwaarheid achter de uiting wordt aangevoeld. Zodra je nl. die kern te pakken hebt, zal een terugzoeken in de verklaring doen zien waar zij hiaten heeft. De halve waarheid wordt nu tot waarheid omdat wij weten dat er iets aan ontbreekt. Op die manier kun je de wereld gemakkelijker benaderen en begrijpen. Maar je kunt aan de andere kant leren om die wereld juister te benaderen. Maar nu zult u zeggen wat zijn de praktische regels die je in dit geval kunt geven:
- We moeten uitgaan van een standpunt. Menselijke samenlevingen onverschillig hoe zij cultureel en technisch nu staan, zijn gebonden aan een gemeenschappelijke reeks van normen. Deze normen omschrijven het verkeer met de gemeenschap, niet de noodzakelijke waarden van het ego. Ga dus uit van de norm zodra u zich tot de gemeenschap wendt, beleef uw ego zo goed als u dat kunt voor en vanuit uzelf, maar zorg ervoor dat de uitingen daarvan aan de norm worden aangepast, zodra zij de wereld betreffen.
- Daar ik wat in mij is nooit volledig kan uiten moet ik zoeken naar een preferentie voor datgene wat ik wil uiten. Het te onmogelijk alle gevoelens die in je leven bv. gelijktijdig uit te drukken. Het is veelal wel mogelijk achtereenvolgens de verschillende fasen van gevoelen, die op één moment in je bestaan, te omschrijven. Leer u aan datgene wat u wilt uitdrukken in volledigheid uit te drukken in achtereenvolgende fasen. Probeer nooit het geheel zonder meer weer te geven, maar bouw uit de delen een geheel op; ook wanneer dat meer tijd of moeite vergt. Eis van de wereld nooit dat zij uw uiting zal aanvaarden of verstaan, maar eis van uzelf wel dat u ernaar streeft u zo duidelijk mogelijk te uiten. Besef dat uiting niet alleen beperkt is tot woorden, klanken en lijnen, maar dat hetgeen deel is van uw bestaan, alle delen daarvan, uw lichaam, uw gebaren en tal van andere dingen die er bestaan, uiting is. Door een bewust gebruik te maken van uw wezen kunt u uw uiting dus aanmerkelijk vollediger doen geschieden.
Hiertoe is het noodzakelijk dat u, tot een gebruik van uw totaal wezen, slechts dan overgaat wanneer u iets uiten wil. Beperk u in datgene wat u wil uiten, tracht dit zo volledig mogelijk te uiten. Meen nimmer dat de inhoud van een andere mens uitbaar is, maar door uiting kan een aanvoelen ontstaan waardoor zij innerlijk aanvoelbaar wordt. Harmonieën tussen mensen bestaan nimmer op een volledig besef omtrent elkander innerlijk, of een volledige aanvaarding van elkanders uitingen. Ze bestaan uit een emotioneel besef waarbij een verbondenheid met een groot deel van het innerlijk wordt aanvaard en een groot deel van de uiting a.h.w. terzijde wordt gelegd. In uw contact met mensen dat van belang is, is het dus goed de uiting te beschouwen als een aanleiding tot rapport niet als een op zichzelf staande en op zichzelf belangrijke waarde.
Nog één ding. Daar alle uitingen, die niet uit een persoonlijkheid zelf voortvloeien, maar worden geknutseld, worden gemaakt aan de hand van stellingen en denkbeelden die algemeen zijn, zijn in wezen onwaar. Houdt u ook daar rekening mee.
Wat ik u heb gezegd is de waarheid zoals ik die ken en zoals ik die zie. Het is niet noodzakelijkerwijze een kosmische waarheid. Uit mijn eerste onderwerp blijkt dat ik in deze uiting aan zekere beperkingen onderhevig ben. Daarom moet u zelf erover nadenken wanneer u het de moeite waard vindt. U moet zelf proberen er iets mee te doen. U kunt de verantwoordelijkheid ook niet op mij schuiven, dat kunt u alleen op uzelf doen. Want u moet uw conclusies trekken en u moet zelf vinden, voor uzelf, de manier van leven en denken waardoor een contact met het totale ik misschien mogelijk wordt, waardoor in u die nieuwe mogelijkheden ontwaken door het harmonische met andere fasen van uw bestaan in het totale ego. Uzelf zult de vorm van uiting moeten vinden die voor u juist is. Onthoudt één ding. Het is beter je vele malen vergeefs te uiten dan je niet te uiten. Maar dwaasheid zou het zijn om je vele malen te uiten alleen om de veelheid ervan. Wanneer de uiting voor het ik belangrijk is, dan alleen heeft zij zin.
Ik hoop dat er werkelijk iets in heeft gezeten voor u. Er zijn dingen die buitengewoon belangrijk zijn. Bv. wanneer u een belofte aflegt, legt u die nooit aan een ander af, altijd aan uzelf dat vergeten de meeste mensen., Wanneer je tegen een gedane belofte ingaat, ben je niet ontrouw aan anderen, maar ontrouw aan jezelf. In hoeverre die ontrouw aan jezelf belangrijk is, kunt u dan zelf verder besluiten. Wanneer u zich voegt in uw uitdrukkingen of in uw gedachten naar de norm van de gemeenschap, betekent dat niet dat u zo moet zijn. Dan betekent dat alleen dat de communicatie die voor het menselijk leven noodzakelijk is op dit vlak te vinden is.
Naarmate u innerlijk verder leert zien en ervaren wordt de scala van uitingen, die voor u mogelijk is, groter. Maar daarmee verandert uw plaats en uw functie in de wereld en naarmate die plaats en functie veranderen, zal uw wereld mee veranderen. Denk dus nooit dat u gebonden bent aan wat de wereld nu schijnt te zijn, of dat u alleen trouw moet zijn aan uzelf. Wees zo trouw aan uzelf als u kunt, zonder het contact met uw wereld te verliezen. Het is een raad die belangrijk is en die in de komende tijd weleens buitengewoon belangrijk zou kunnen zijn.
Onthoudt daarbij verder: abstracties zijn zinloos zodra daar geen praktische uiting tegenover kan staan in de wereld. Wie sterft voor een abstractie is een dwaas, wie sterft omdat hij uit de abstractie een actie brengt is een wijze. Ook een punt om over na te denken. En voor de rest denkt u er a.u.b. aan dat het leven heus niet zo zwaar is als u het meestal maakt. Een mens die in zich zoekt naar de betere en de lichtere kantjes ziet dat de wereld licht is. De waarlijk wijze is vrolijk, het is slechts de dwaas die altijd bedroefd is