uit de cursus ‘Geestelijke ontwikkeling’ 1956
De vorige maal (zie ‘Realiteit van de sferen’) heb ik u erop gewezen dat een sfeer een realiteit is, een werkelijkheid voor de geest. Zij kan deze niet ontgaan. Zij kan zich daaruit niet zonder meer losmaken. Die sfeer is voor haar een vaststaande wereld. Een wereld met eigen waarden en eigen begrippen. Het is echter begrijpelijk dat zij niet in één sfeer kan blijven. Voortdurend groeit zijzelf, groeit haar bewustzijn en in deze groei komt ook het weten omtrent grotere mogelijkheden. Dit weten omtrent grotere mogelijkheden jaagt haar voort en dwingt haar a.h.w. te zoeken naar een nieuwe weg, een nieuwe mogelijkheid, een nieuwe wereld. Een dergelijk begrip noemen wij dan over het algemeen bewustwording, ook wel verhoging in sfeer.
Hoe dit zich afspeelt is een punt waarover veel is geschreven en veel is gesproken. Ik zal hier verschillende dingen naar voren moeten brengen, die een klein beetje ketters klinken in de oren van menige spiritist en spiritualist. Toch kan ik u verzekeren dat al hetgeen ik u hier zal meedelen volkomen gebaseerd is op onze eigen ervaringen en ‑ behalve voor de hoogste sferen ‑ op dit ogenblik door leden van onze groep is vastgesteld en geconstateerd. Er zijn nl. geen scholen zoals men zich die op aarde graag voorstelt. Ook zijn er geen grazige weiden waarop in het wit geklede kinderen ronddansen onder het toezicht van welwillende engeltjes. Het is misschien jammer dat we met deze romantiek moeten afrekenen. Maar past zij misschien in het denken van de mens, echter zeker niet in het weten van de geest. Voor de geest bestaat er geen groot of klein. Er bestaat ook geen dom of wijs. Er bestaat alleen een bepaald bewustzijn dat bepaalt in welke omgeving je leeft en wat je kunt waarnemen rond jezelf. Op het ogenblik dat je bemerkt dat er meer is dan je voor jezelf kent en ervaart, treedt een verzadiging op met de wereld die je reeds kende. Je bent er volkomen van overtuigd dat deze wereld voldoende was, maar dat je eigen wezen dit niet meer beleven kan. Nu moet je zoeken naar lering.
Ook wij spreken heel vaak over onze meesters, over onze leraren en helpers. U moet zich dat niet voorstellen in een klasse‑verband. De bewustwording is het delen van andere gedachten. Wanneer een meester ons een les geeft, dan is dat geen betoog, geen poging om iets te illustreren, dan is het doodgewoon een uitstralen van zijn eigen beleven en zijn eigen wereld naar ons. En dan zijn er voor ons in dat weten hiaten. Elk hiaat vertegenwoordigt een waarde die tot een hogere sfeer behoort en in de onze niet gerealiseerd wordt. Bij ons eigen beleven zijn we ons niet ervan bewust dat er bepaalde hiaten in onze wereld bestaan. Maar deze hogere geest kent immers de andere waarden. Door diens denken worden we gewezen op de gebreken van onze eigen wereld, van onze eigen gedachten. Dan begint het proces van bewustwording.
Je vraagt je af: “Wat kan er zijn?” Op deze vraag “Wat?” is voorlopig geen antwoord te geven. Maar je kunt gaan combineren. Je kunt zeggen: Het ligt tussen deze twee punten. Bijvoorbeeld tussen wat ik licht noem en wat ik als kleur zie, ligt nog een onbekend ge bied. Dit moet dus beide waarden klaarblijkelijk in zich dragen. Gelijktijdig echter moet het een verfijning betekenen van mijn eigen wereld. Het hiaat ligt niet precies tussen licht en kleur, maar zal en in licht en in kleur bestaan. Ik voel het er alleen maar tussen.
Heb ik dat bewustzijn eenmaal verworven, dan kan ik verdergaan. Nu ga ik trachten om in het denken van mijn leermeester a.h.w. een glimp op te vangen van dit raadselachtige onbekende. En meer en meer word ik mij ervan bewust dat ik diens gedachtegang, diens methode van levenservaring en levensaanvaarding volgende, kleine, haast onbestemde wijzigingen in mijn eigen beleven maak. Zo stapelen die zich op; hier een kleine verandering, daar een kleine verandering. En dan ben ik bewust en kan ik naar een nieuwe sfeer overgaan.
Dat overgaan naar die nieuwe sfeer is soms het resultaat van honderden jaren werken. Honderden jaren zoeken en streven. Want alles wat ik heb leren aanvoelen, moet ik in mijn eigen wereld voor mijzelf tot werkelijkheid maken. Dit is het voornaamste punt van alle bewustwording in geestelijke werelden. Niet een begrijpen alleen, neen, een werkelijk maken. En hier ligt de verhoging van sfeer eigenlijk in begrepen. Wanneer ik van uit mijzelf voor mijzelf ‑ meestal ten bate van anderen ‑ alle bewustwordingen metterdaad kan uitdrukken, heb ik daardoor mijn eigen wereld veranderd. En die wereldverandering brengt mij dan in contact met anderen die de wereld zo reeds kennen.
Tot zover is het ongetwijfeld begrijpelijk en eenvoudig. Maar nu het volgende: Bewustwording in de sferen kan gebaseerd worden op zeer vele verschillende richtingen, op zeer veel verschillende methoden van denken. Ik wil er enkele van omschrijven.
In de eerste plaats (en dan neem ik een aardmens, pas overgegaan, als beginpunt) een zgn. beroepsontwikkeling. Voorbeeld: Deze mens is geneesheer geweest. Hij ziet het als zijn zending om de stoffelijke kwalen van de mensen te genezen. Deze mens zal dus blijven streven naar het verbeteren van de stof en wel speciaal in organische samenhang. Dit leidt tot een doordringen in zijn materie, zijn studie‑materie, op een zodanig intense wijze, als stoffelijk nooit mogelijk is. Een dergelijke geest zoekt en speurt en ziet in het menselijk lichaam het zenuwstelsel volledig in werking. Hij ziet het hart kloppen, hij ziet het bloed gaan en kan elke verandering, onverschillig hoe klein of hoe groot, geheel en volledig volgen. Zo leert hij veel omtrent de samenhangen die bestaan tussen dat menselijk leven, die gezondheid en andere invloeden. Hij leert afwegen van stoffelijke invloeden tegen geestelijke. Hij leert begrijpen hoe zuiver geestelijke stromingen ‑ in zijn eigen sfeer kenbaar ‑ op aarde stoffelijke effecten hebben.
Heeft de mens dit eenmaal begrepen‑ dan kan hij aan een volgende fase van zijn bewustwording gaan werken nl. een vermindering van zijn belangstelling voor het zuiver stoffelijke en een overdracht van zijn belangstelling op het geestelijke. Zijn volgende periode houdt zich dan ook over het algemeen vooral bezig met het vaststellen van wat men zou kunnen noemen: geestelijke afwijkingen. Hij probeert zich te realiseren hoe een mens tot bepaalde denkwijzen komt. Hij gaat zich realiseren hoe de sferen en de verschillende tussengebieden zoals het astrale hun invloed doen gelden op het menselijk lichaam. Hij leert zo de wetten kennen die de geest en de tussenwerelden beheersen. Hij past nu methoden toe om mensen daardoor te helpen. Dat ziet hij immers als zijn roeping. Het resultaat is dan dat deze mens op een bepaald ogenblik een geheel ander wereldbeeld heeft verworven. Nog blijft bij hem de drang “genezen” bestaan, maar hij ziet het nu anders, als een geven van bepaalde zuiver geestelijke energieën.
Zo gaat zo’n werking voort. Hij geeft nu overal energie, hij tracht aan te vullen, tracht ook overvloed hier en daar te remmen en probeert dus voor zichzelf een evenwicht te handhaven in dat deel van de wereld, dat hij beschouwt als zijn werkterrein. Hier leert hij weer dat er andere krachten zijn, groter dan hijzelf, die evenzeer ingrijpen. Waar hij niet aan tijd is gebonden, zoals de mens, wordt het hem verder mogelijk in te zien, hoe een schijnbaar verstorend en vernietigend ingrijpen van hogere machten soms toch weer een vormend principe vertegenwoordigt, een bewustwording.
Hij is nu al gekomen van de zuiver geestelijke genezing naar een aanvaarden en erkennen van bewustwording door middel van ervaring als hoofdzaak. En zo kan hij verdergaan.
Een andere methode is die van geloof. De weg van het geloof betekent in de eerste sfeer van geestelijke bewustwording veelal een beschaamde verwachting. Op aarde heeft de mens zich een beeld gemaakt van het hiernamaals. Dit beeld werd gebaseerd op zuiver stoffelijke vormen en normen en hij kan zich niet onthouden van een beeld, waarin hij ook zelf paste. Dit beeld blijkt niet te bestaan. Wanneer de teleurstelling is overwonnen en de werkelijkheid wordt geaccepteerd, is toch nog steeds het geloof de drijfveer. Hij gelooft nu i.p.v. dat God hem tot Zich heeft genomen, dat God hem ergens heeft geplaatst om te bewijzen wat hij is. Hij zoekt dus steeds weer de wil Gods te kennen. Dit zoeken naar de hoogste waarde in al hetgeen hem omringt, brengt hem noodzakelijkerwijze in contact met geesten van hogere orde. Zo wordt wederom een wijziging in wereldbewustzijn, sfeerbewustzijn tot stand gebracht en een langzame stijging mogelijk gemaakt.
Een daaropvolgende weg is de weg van de rede. Zij is de mooiste, maar misschien ook de moeilijkste weg. Zij is erop gebaseerd dat het menselijk begrip steeds naar een verklaring zoekt. Iemand die God heeft verworpen, die niet gelooft aan een voortbestaan na de dood en geplaatst wordt tegenover een feitelijk voortbestaan, zal daardoor genoopt zijn een nieuw beeld van het leven voor zichzelf te ontwerpen. Een beeld, waarin een voortbestaan wel wordt geaccepteerd. Zijn eerste vluchtpoging betekent een zich terugdenken in de wereld, maar dit blijkt niet houdbaar. Dan moet hij dus een tweede, een nieuwe wereld accepteren. Het zoeken naar een verklaring daarvoor brengt hem tegenover de geheimen die deze wereld voor zijn eigen begripsvermogen nog bezit. Naarmate hij scherper op het onbekende afgaat en het onderzoekt, wordt hij door dit onderzoek tevens weer wijzer en zal hij dus zijn eigen houding tegenover de wereld moeten wijzigen. Gaat die wijziging gepaard met zijn bewustwording, dan zal hij al zeer snel een volgende sfeer kunnen betreden, waar hetzelfde proces ‑ maar nu met minder verwerping van het onbekende ‑ zich herhaalt.
Dit nu zijn alle gebeurtenissen, voorkomende in werkelijk geestelijke werelden. Maar er zijn andere omstandigheden, waarbij de geest in de stof ook een geestelijke bewustwording kan doormaken. Ik meende in deze lezing u zeker ook deze gegevens niet te mogen onthouden.
Op het ogenblik dat de mens zich bewust wordt van de tweeledigheid van zijn wezen, nl. een geest en een stoffelijk voertuig, zal hij komen tot een streven dat in de eerste plaats geestelijk gericht is. Want de geest als hogere, werkelijke persoonlijkheid dient immers het lichaam te beheersen. Op zichzelf heeft dit weinig nut of doel; maar het leert de mens dat hij zijn geestelijk streven moet weten te verwerkelijken in een stoffelijke wereld. Hoe meer hij tot deze verwerkelijking geneigd is, hoe scherper ook zijn beeld van de geestelijke wereld zich openbaart.
Nu heeft die mens over het algemeen zeer bekrompen opvattingen omtrent de werkelijkheden van geestelijk bestaan. In het beeld dat hij zich – nog gebaseerd op stoffelijke werelden ‑ schept, zal hij echter toch steeds weer in contact kunnen komen met hogere krachten en hogere geesten. (De wijze waarop zij zich openbaren, zal ik zo dadelijk nog even bespreken.) Het contact met deze hogere geesten, deze hogere werelden ongeacht het feit dat de voorstelling daarvan foutief, onjuist is brengt met zich een steeds beter begrip omtrent de mogelijkheden van stoffelijke werkzaamheid. Eveneens een groter begrip omtrent eigen geestelijke mogelijkheden. Naarmate dit wordt uitgebreid, zal de mens geestelijk sterker worden, maar gelijktijdig zijn verbindingen met hogere, met mooiere sferen dus, ook verinnigen. Hierdoor treedt een periode op waarbij de mens naar willekeur kan leven in de stof en in de geest.
Heeft hij dit bereikt, dan speelt zich voor hem een geestelijke bewustwording af, onder dezelfde normen als genoemd voor degenen die reeds overgegaan zijn. Dit houdt in dat een geest die bijzonder wilskrachtig is, bijzonder ook verlangt naar hoge geestelijke waarden, in staat is van uit de stof reeds de hoogste sferen te betreden en onmiddellijk na het verlaten van het voertuig daarin rechtens te leven en te verkeren.
Nu de wijze waarop hogere geesten zich kenbaar kunnen maken. Dit is altijd een beetje een pijnlijk punt. De mens stelt zich voor dat die hogere geest met luide stem zal komen vertellen, hoe het nu eigenlijk is. Hij stelt zich voor dat lichtende visioenen hem zullen openbaren waar de werkelijkheid van het geestelijk bestaan nu eigenlijk in gelegen is. Dit is slechts zelden waar. Wel echter kan de hogere geest zich openbaren in de gedachten. De eerste tekenen van een contact met hogere werelden en sferen zijn altijd weer terug te vinden in een inspiratief denken. Bij dit denken wordt het onredelijk element ‑ volgens zuiver stoffelijke norm ‑ steeds groter. Gelijktijdig echter blijkt een ontstellend grote logica aanwezig te zijn, die wel geheel gebaseerd is op werkelijk bestaande stoffelijke normen. Hierdoor krijgt men een andere methode van leven, een andere wijze van denken. Naarmate men echter verder gaat, ziet men de ideële krachten, de ideële mogelijkheden van de wereld sterker naar voren treden. De tweede fase betekent dan ook over het algemeen een vaak geïnspireerde deelname aan velerlei werk dat speciaal zich richt tot de medemens, dat de verbetering ‑ moreel, zedelijk maar ook stoffelijk – van alle mensen tracht te bewerkstelligen.
Nu komt het hierin zover, dat men op een gegeven ogenblik moe wordt. Het klinkt misschien vreemd, maar men heeft zo het idee, dat het nutteloos is, dat het hopeloos is. En dan trekt men zich terug uit de grote groeperingen en wendt zich over het algemeen of tot een kleinere groep of tot enkele individuen. In het werken daarmee gaat men een steeds groter begrip krijgen voor hetgeen in de wereld gebeurt. Men meent vaak dat het uit het ik voortkomt, maar dat is niet het geval. In al de omschreven fasen is het de hogere geest die door de invloed van haar eigen wereld, haar eigen gedachten, de mens brengt tot een reeks van handelingen die hijzelf slechts ten dele kan accepteren of begrijpen. Is het eenmaal zover gekomen, dan gaat de openbaring in vele gevallen de onbewuste uittreding gebruiken als werkelijk middel. De mens droomt; zijn dromen zijn vaag. De beelden die hij daarvan onthoudt zijn over het algemeen wazig en vreemd. In feite is dit slechts een beperkte herinnering van zijn werkelijke belevingen door zijn geest weergegeven in het denkvermogen. Hij treedt dan uit ‑ zoals dat heet.
In een geval van werkelijke bewustwording in de stof, zal de geest deze uittredingen onder geleide maken. Het is ook wel mogelijk zonder geleider, zonder helper grote tochten te maken in verschillende geestelijke gebieden, maar met een helper kan men hoger stijgen, kan men meer begrijpen dan anders het geval zou zijn. Hier volgt dan a.h.w. een privé cursus, waarbij men door één of door verschillende entiteiten wordt ingeleid in steeds hogere werelden. Op een gegeven ogenblik komt men zover dat men ook in deze hogere werelden zich naar willekeur kan bewegen. Is dat ogenblik gekomen, dan schakelt het onbewuste veelal op het bewuste uittreden over. Hierbij wordt dus de geest – nu met een volledig bewustzijn, zij het niet omtrent de vormen dan toch wel omtrent de toestanden ‑ naar hogere werelden gezonden en is het lichaam zich volledig bewust van de taak die de geest op zich heeft genomen, zowel als van eigen rusttoestand gedurende de tijd dat de geest afwezig is. De periode van bewuste uittreding gaat gepaard met het zgn. bewust helpen. Hierbij brengt de geest dus ‑ alsof zij vrij zou zijn van de stof ‑ zowel in stoffelijke als geestelijke werelden haar eigen ervaringen in de praktijk. Zij zet deze praktijken stoffelijk verder voort.
Is ook deze fase overwonnen, dan openbaart de hogere geest zich nu plotseling als een redelijk contact. Dat wil zeggen dat het ik op elke gestelde vraag een onwillekeurig antwoord verwerft en wel een antwoord als gesproken. U moet niet denken dat het klinkt in Uw oren; het klinkt eerder in de schedel. Maar het is alsof iemand tegen u spreekt. Ook is dat gesproken woord niet een fluistering of een suizing, het is een duidelijke stem. Heeft men dit contact bereikt, dan zal verdere ontwikkeling afhangen van eigen streven, eigen denken en van de leiding die men zich daardoor weet te verwerven.
Gezien de mogelijkheden, die zowel in de sferen als ook reeds in de stof voor de geest bestaan om haar eigen bewustzijn op een zodanige wijze te vergroten, dat zij meer werelden leert kennen en beheersen, wordt het voor ons noodzakelijk het begrip “sfeer” duidelijk uit te drukken als tegengesteld aan een andere sfeer. Men moet zich goed realiseren dat een bewustzijn aan een norm gebonden is. Zo gaat het bij u op aarde ook. De uitdrukking daarvan is uw maatschappij. Nu kan men binnen een bepaalde maatschappij bestaan en leven zolang men het grootste aantal der daar heersende omstandigheden en daar gekende waarden voor zichzelf nog aanvaardbaar acht. Op het ogenblik dat dit niet meer bet geval is, zoekt men naar een nieuw milieu, naar een nieuwe omgeving, waarin de persoonlijkheid zich wel thuis kan voelen.
Een sfeer is eigenlijk niets anders dan een conglomeraat van vele geesten die ongeveer gelijke eisen kennen, ongeveer dezelfde voorstellingen hebben, Zij kunnen daar op velerlei wijze uitdrukking aan geven, maar waar zij dezelfde normen aanvaardbaar achten, waar zij dezelfde waarden kennen, kunnen zij onderling met elkaar in contact treden en bestaat voor hen de mogelijkheid tot samenwerking en samenleving op voet van volkomen gelijkheid. Op het ogenblik dat de geest niet meer past binnen het milieu, waarin zij zich tot op dat ogenblik heeft bewogen, zal zij moeten zoeken naar een hoger milieu, waarin haar streven, haar denken wel acceptabel is voor de meerderheid en zijzelf het denken en streven van de meerderheid als acceptabel kan ervaren.