27 januari 1958
De titel: “De geheime genootschappen van Afrika” is opzettelijk betrekkelijk algemeen gekozen. Want u zult begrijpen, dat een groot gebied als Afrika – ook wat geloof en gebruiken betreft uiteen moet vallen in meer gebieden. Wij zouden dan kunnen onderscheiden:
- de Arabische en onder Arabische invloed staande bevolking in het Noorden;
- de verschillende negerstammen van het Middengedeelte van Afrika;
- en daarnaast de weer bijzondere eigenschappen vertonende stammen van het Zuiden van Afrika.
Elk van deze groepen heeft haar eigen benadering tot het probleem godenbezwering en wat dies meer zij. Het resultaat is dan ook, dat niet één lijn kan worden getrokken voor de inhoud der genootschappen. Wel kan worden gezegd, dat de machtspolitiek, door deze genootschappen veelal gevoerd, in praktisch geheel Afrika op hetzelfde neerkomt.
Om dus allereerst deze algehele betekenis een ogenblik vast te leggen: De geheime genootschappen worden geregeerd door magiërs, medicijnmannen e.d.; in het noorden ook soms door fanatieke hoofden van Islamitische sekten. Deze groepen hebben zich tot doel gesteld om door hun optreden en werken hun eigen omgeving onderdanig te maken aan de goden; en in vele gebieden komt daar nog bij dat men tracht van de omgeving ook een onderdanigheid tegenover de leden der genootschappen te verwerven. In alle genootschappen is in meer of mindere mate sprake van magische handelingen. Verder zien wij algemeen over Afrika z.g. paranormale eigenschappen of ook wel imitaties daarvan, die bepalend zijn voor het lidmaatschap en ten slotte ook zeker voor het leiderschap. Algemeen verbreid vinden wij b.v. de z.g. giftproeven voor degenen, die een hogere rang gaan bekleden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van plantaardige vergiften in het Midden, enkele organische giftige producten in het Zuiden. In het Noorden echter bij voorkeur van levende slangen en wat dies meer zij. Dus ook giftige dieren.
Bij alle genootschappen is verder opvallend de concepten t.o.v. het Goddelijke, en vooral de hiërarchie, die bestaat in de geestelijke wereld. Bij de Moslims vindt men heel vaak een z.g. visioen als grondslag voor het oprichten van een sekte of genootschap. Wanneer dat visioen voldoende krachtig is, dan vloeit hieruit voort een systeem van samenzweringen en al heel snel zien wij b.v. derwisjen ontstaan. Dus een soort monniken. Deze monniken hebben dan een geheim verbond en kennen daarbij een eigen ritueel. Zij zijn de leiders van rituele bijeenkomsten der leden, die echter niet volledig ingewijd zijn. Symbolen: in sommige gevallen beelden; bij de Moslims echter zijn vaker bepaalde plaatsen, bepaalde planten en in enkele gevallen ook wel dieren dan het middelpunt van deze magische bezweringen, deze eigenaardige bijeenkomsten. Ongetwijfeld heeft u toen u hoorde: Geheime genootschappen van Afrika, allereerst gedacht aan de z.g. Luipaardman, en misschien secundair aan de Mau-Mau. Wel, het zal mij een genoegen zijn om dan allereerst uw nieuwsgierigheid in dit opzicht enigszins te bevredigen. Wanneer wij horen spreken over de Luipaardmannen, dan zijn deze bekend als bloeddorstige moordenaars, die ‘s nachts hun slachtoffers overvallen en daarbij tenminste gebruikmaken van ijzeren klauwen of in sommige gevallen van in hout gezette echte klauwen, waarmee verminkingen worden aangebracht, alsof een luipaard hier een slachtoffer gemaakt had. Maar een dergelijk genootschap heeft natuurlijk achtergronden, die wat verder gaan. We moeten de neger maatschappij goed begrijpen. Er is een zeer sterke en directe splitsing tussen man en vrouw. De mannen en de vrouwen der stammen zijn geestelijk gezien a.h.w. van verschillend ras. Zoals de man zijn eigen geheime genootschappen heeft, heeft ook de vrouw de hare. Bij de man is het principe de dood. Deze dood is overheersend, omdat nu eenmaal de man als jager, als krijger, zijn doel heeft gesteld in het uitoefenen van geweld. Men zal zeggen, dat dit niet voor alle stammen zuiver zal kloppen – daar heeft u ook gelijk in – maar de grondslag daarvan bestaat toch nog steeds. Zo heeft de man gezocht naar geweld als de directe uitdrukking van zijn wezen; en in zijn magie komt dan ook steeds het schrikaanjagende, het wonderlijke, op de voorgrond.
Hij weet heel wel, dat zijn goden, zoals hij die aanbidt op de geheime plaatsen, geen werkelijke goden zijn. Maar hij gelooft in een vreemde verwantschap. Hij gelooft n.l., dat hij verwant kan zijn met wat men hier misschien zou noemen de groepsziel van een bepaalde gemeenschap, van een bepaalde klasse dieren, e.d. Hij meent verder, dat deze groepsziel kan worden uitgebeeld in houten beelden, die op een vreemde wijze met de essence van een dergelijke geest doordrongen zijn. Wil hij komen tot een nog sterkere uiting, dan maakt hij een masker. Dit masker – niet door een ieder vaak zo maar zonder gevaar te dragen – heeft een z.g. stem, vaak een soort holle slinger, die een eigenaardig huilend of snerpend geluid maakt; in andere gevallen ook wel een soort ingebouwde fluit, die de maskerdrager tussen de tanden neemt en waarmee hij dan sissende en fluitende geluiden kan maken. Het masker zelf wordt vereerd als god. Het is geschikt om gedragen te worden, maar voordat het gedragen wordt, moet er een offer plaatsvinden. En het offer – dat is alweer begrijpelijk – is bloed.
Bloedoffers zijn dan ook in Afrika algemeen. Niet alleen de offers van dieren of van mensen, maar ook het z.g. vrijwillige bloedoffer, waarbij een of meer van de aanwezigen zich een snede toebrengen, soms bij de borstspieren, maar vaker in de hand, en dan enkele druppels van hun bloed laten vallen op het masker of op de leren lappen, die het masker begrenzen. Hiermee tracht men dus een grote eenheid met die god te bereiken. Wanneer nu een mens dit masker draagt, wordt hij tijdelijk bezeten door die god, die eigenaardige geest, die groepsgeest. Op dat ogenblik kan hij vele dingen doen, die anders onmogelijk zijn.
Nu zou ik hier eigenlijk moeten gaan spreken over het optreden van een psychische factor onder autosuggestie. Want degenen, die zo’n masker dragen zijn wel degelijk in staat tot prestaties, die normaal niet mogelijk zijn. Om u voorbeelden te geven: Niet alleen dat ze spreken over verleden en toekomstige gebeurtenissen en zien op afstand, maar ze zijn ook in staat de gedachten te lezen van de aanwezigen. Ze zijn verder in staat om vaak fenomenen te vertonen als b.v. levitatie. dierbezwering, e.d. Nu zijn die Luipaardmannen een dergelijk genootschap. Zij kennen hun masker, dat verborgen is ergens in het woud, meestal op vijf á zes uren gaans van één of meer dorpen. De plaats moet zo zijn, dat niemand haar normalerwijze benadert. Ze wordt verdedigd door een soort Boma (een doornenhaag) en wie daar binnen komt, moet behoren tot dit genootschap, anders wordt hij meteen zeer ritueel vermoord. De bijeenkomsten zelf kunnen worden onderscheiden in drie fasen. In de eerste plaats krijgen wij het z.g. “roemen”. Bij het “roemen” treden de verschillende leden, die een slachtoffer hebben gemaakt, naar voren en maken duidelijk, hoe zij dit slachtoffer hebben verslagen, brengen vaak ook kleine delen daarvan of iets van het bezit daarvan mee en offeren dit dus dan aan de grote geest. Dit gaat gepaard met plastische dansen, die een soms heel eigenaardig effect hebben.
Wanneer dit gebeurd is, dan krijgen wij te maken met een soort trommels. Op dit ritme voort men een aantal bijna orgiastische dansen uit. Na deze dansen komt het masker en doet zijn uitspraken. Die uitspraken – dat kunnen we overigens wel meteen vertellen – zijn heel vaak niets anders dan de conclusies van de leidende leden van een dergelijk genootschap. Zij hebben besloten, dat die of die moet sterven, want hij heeft zich verzet, of hij is gevaarlijk.
Verder hebben ze misschien gehoord, dat er vreemdelingen komen. En gezien het feit dat de offers wel worden aangenomen door het masker, maar in het bezit geraken van de voormannen is natuurlijk het verwerven van enige plunder ook belangrijk. Daarnaast bestaat een dergelijke groep, soms zelfs uit verschillende stammen opgebouwd. (Er zijn b.v. groepen van Luipaardmannen, die naast elkaar omvatten de Sisi en de Ngombi, dus twee stammen, die normaal vijandig zijn.) Een dergelijke gemeenschap zoekt een autonomie te verwerven. Ze heeft dus een bepaald rijk, een bepaald jachtgebied. Haar heerschappij is niet alleen ten kwade. Net zo goed als in een arbeidersbond gangsters voor zouden kúnnen komen, zo kan dat natuurlijk ook bij een dergelijk geheim genootschap. Maar dat neemt niet weg dat de voorlieden daarvan heel vaak wijze mensen zijn, intelligenter dan de doorsnee en lang niet altijd zo bloeddorstig als een blanke zich voorstelt. Hun doel is b.v. in een groter gebied eenheid te verwerven om zo vijanden gemakkelijker te kunnen afslaan of aan te vallen. Hun doel is heel vaak – en vooral in de laatste honderd jaren – om vreemde invloeden van de stam verre te houden. Want zij weten heel goed, dat wanneer b.v. een missiepost gevestigd is, een bestuurspost gevestigd is, dat het uit is met de oude gebruiken van het volk, die zij zo belangrijk achten. Dan worden hun goden verdreven, ze worden armer, de tovenaars hebben verantwoording af te leggen, kortom er gebeurt veel, dat hun niet bevalt.
Een dergelijk politiek streven heeft b.v. in de Mau-Mau de grootste impuls betekend. Men heeft hier misschien gedacht, dat het een afzonderlijke geheime bond was. Dat is niet waar. De Mau-Mau – waarover u zoveel hoorde – was opgebouwd uit verschillende geheimbonden; tot zelfs Krokodilmannen waren erbij. Want er zijn veel groepen, die aan dieren gebonden zijn. Je hebt Leeuwmannen, Luipaardmannen; je hebt de Krokodilmannen, zoals ik al heb gezegd; je hebt de Slangen; je hebt een wurgers sekte, e.d. Die sekten nu maakten gaarne gebruik van de ongelukkige omstandigheden van een bepaald volk om hun eigen haat te luchten tegen de blanke en zijn invloed in hun gebied. En zo werd dus het pseudo magisch karakter van deze in feite politieke bond geboren.
Wanneer ik nu echter zo spreek over al die genootschappen der mannen, is het misschien ook belangrijk dat we de geheime bonden en genootschappen der vrouwen een ogenblik bezien.
Ook in deze zelfde gebieden dus. De vrouwen worden geleid door de z.g. ouden. Deze ouden zijn tovenaressen en hebben vaak een opmerkelijk groot arsenaal van tovermiddelen, waarvan er vele werkelijk werkzaam zijn. Wij vinden bij de vrouwelijke tovenaars b.v. vaak grotere kruidenkennis dan bij de mannelijke. Verder zijn zij ook bijzonder geschoold in de kunsten van de passieve weerstand o.a. – zoals bij de vrouw trouwens wel een eigenschap is op velerlei terrein. Hun bijeenkomsten worden meestal dichter bij het dorp gehouden. Maar wanneer zij hun heilig woud ingaan – dus een deel van het bos, dat aan de vrouwen is gewijd – dan zal geen man het wagen om daar binnen te treden. In tegenstelling tot de maskers, die door de mannen worden aanbeden en vereerd, meestal uit hout gesneden, vinden we bij de vrouwen over het algemeen z.g. rietmaskers of bladmaskers. Ze zijn dus anders van structuur en lijken vaak op een puntmuts, die tot over de schouders afhangt. De tovenaarsters hebben zich allereerst tot doel gesteld elk kind, dat tot vrouw wordt, elk vrouwelijk kind dus, op het ogenblik van rijpheid in te wijden. En het is niet passend, dat de man, de tegenstander in deze maatschappij, dus de maagdelijkheid zou nemen. Men heeft daarom een aantal gebruiken, die daarin voorzien. Daarnaast worden de meisjes beproefd door hen te laten vasten. In sommige gevallen komen daarbij kwellingen, in haast alle gevallen verder tatoeëringen. Dit tatoeëren heeft niet alleen een symbolische betekenis, maar is gelijktijdig een soort stempel van afstamming, waardoor het toebehoren tot een bepaalde stam ook tevens kenbaar wordt.
Hebben ze deze eerste periode van opleiding en van vasten plus het verdere doorstaan, dan worden de jonge vrouwen weer binnengebracht in het dorp en wel in triomf. Want een ieder moet zien dat zij vrouw zijn geworden. Zo’n feest duurt enkele dagen, daarna verdwijnt schijnbaar het gehele vrouwelijke regime weer. Maar dat is maar schijnbaar. Want nu wordt nagegaan, wie van de meisjes gedurende de beproeving visioenen heeft gehad, wie van hen bijzondere kwaliteiten heeft. En dezen worden voor de geheime genootschappen geworven.
Deze vrouwen zijn ook zeker zelf in staat om te doden, om te helpen e.d. Men moet zich niet voorstellen, dat het dus hulpeloze vrouwen zijn. Integendeel, menig mannelijk geheim genootschap vreest vrouwelijke genootschappen. Want zij gebruiken list, waar de man niet tegen op kan. Ja, dat is voor sommigen der aanwezige dames schijnbaar een verheugend feit.
Maar – laten we dan eerlijk zijn – ook in de westerse wereld heeft de vrouw meermalen de gifbeker gehanteerd en daardoor was ze gevaarlijker dan de man, die het nog met het zwaard of met de dolk wilde afdoen. En het hanteren van giften is dan ook wel één van de meest gevreesde middelen. Vrouwen zijn in de giftenkennis over het algemeen ook weer wat verder dan de man. Daarnaast zijn ze bijzonder knap in het verwerven van inlichtingen. En wanneer de zusters van een dergelijk genootschap contact hebben – zoals vaak gebeurt – vijf á zes stammen ver, zijn zij door hun methoden in staat om te beslissen over oorlog en vrede. Zij zijn verder in staat door hun bezweringen bepaalde plaatsen gevaarlijk te maken. En hier komt één vreemd verschijnsel naar voren: het blijkt, dat bij deze geheime genootschappen der vrouwen vooral de methode der suggestie en wel speciaal hypnotische en posthypnotische suggestie een hoogtepunt vindt.
De wijze, waarop men zijn slachtoffers maakt, is niet bloedig, maar soms heel wat onaangenamer. Wanneer de Luipaardman aanvalt, heb je misschien weinig kans. Maar wanneer de vrouw besluit je door illusies zo ver te brengen, dat je vrijwillig daar gaat baden, waar je zeker een slachtoffer wordt van hetzij de slangen, hetzij van de krokodillen of misschien van ander wild gedierte dan is dat toch wel heel wat erger, want je kunt dan niet ontkomen. Ze weten een zodanige schrik te suggereren, dat het slachtoffer op zo’n ogenblik praktisch in coma valt. U ziet dus wel, deze geheime genootschappen – die ik nu zo vluchtig eventjes heb aangestipt – zijn zeker geen dingen om mee te spotten. Maar dat is ook duidelijk, wanneer men nagaat waar ze vandaan komen. En dan moeten we een hele tijd teruggaan.
U herinnert zich misschien, dat in Egypte de goden uit het zuiden wel eens op bezoek kwamen. Ze werden vergezeld door priesters en priesteressen. En die priesters en priesteressen, die soms jarenlang in Egypte – vooral in Boven Egypte – verbleven, werden daar uitgenodigd als gasten van het Egyptische priesterschap. Dus de priesterkaste nam tijdelijk deze vreemdelingen in haar midden op. Daardoor werden deze tovenaars in staat gesteld om van de toenmalige wetenschap een behoorlijk begrip te verwerven. Ze leerden niet alleen incantaties en bezweringen, maar ook operatief ingrijpen, het werken met giften en tegengiften, het gebruikmaken van suggestie en van bepaalde kennis om een illusie te wekken. Kortom, ze waren goed onderricht wanneer ze terugkwamen. En deze macht, verworven in een groot centrum, gaven ze heel vaak door aan hun kinderen. Maar toen de grote negerrijken uiteen vielen, toen is eigenlijk langzaam maar zeker die overlevering bij bepaalde stammen terecht gekomen, verminkt geworden en zo de grondslag geworden van wat thans de tovenarij heet.
Die tovenarij heeft dus wel degelijk een kern van weten in zich.
Ze is verder vaak gebaseerd op een bloedverwantschap, die een duizendtal jaren oud is. U moet helemaal niet vreemd kijken, wanneer er een tovenaar is, die stamt van meer dan twintig geslachten van tovenaars. Selectie bij huwelijk e.d. zijn ook mede de aanleiding, dat vooral de grotere priesters en tovenaars wel een zeer bijzondere kwaliteit hebben verworven.
Natuurlijk laten zij toe, dat naast hen andere tovenaars en andere krijgers komen tot een zeker weten en een zeker gebruik van magische middelen. Maar ze behouden hun speciale kwaliteiten en eigenschappen bij zich. In Midden-Afrika is het helemaal niet verwonderlijk, wanneer iemand een bedevaartstocht maakt van 5 à 600 km. te voet en door moeilijk terrein, of misschien in een of ander eenvoudig vaartuig over de rivieren met alle gevaren van dien, alleen om een medicijnman te bezoeken. Want er zijn enkelen, die een zeer grote roem hebben.
Dat deze medicijnmannen ongetwijfeld juist door hun invloed in staat zijn de richting te bepalen, waarin de geheimzinnige genootschappen van Afrika streven, zal duidelijk zijn. Zij zijn dan ook vaak de werkelijk inspirerende kracht van menig geheim verbond, menig geheim genootschap. En zij zijn het, die in staat zijn over alle stamgebondenheid heen de leden van deze geheime genootschappen invloed te verschaffen door praktisch geheel Afrika.
En nu we het midden hebben gehad, zou ik toch gaarne eerst naar het Zuiden gaan, voordat we de Noordelijker genootschappen beschouwen. We krijgen daar te doen met geheel ander volk. Werd het gebied, dat ik zo even heb beschreven, praktisch begrensd in het noorden door de Massai, nu komen we in het rijk van de geheimzinnige Zoeloe, de Bosjesman, de Keboe.
Deze stammen van zeer oude en nu reeds lang verloren gegane beschavingen. Er is een tijd geweest, dat in het zuiden van Afrika negerrijken met grote steden en met een zeer redelijke cultuur bestonden. Volkeren met een wetenschap, die vaak op het paranormale gebaseerd was. Men kan dit weer in verband brengen met de slavennederzettingen, die zelfs nog in de Atlantische tijd daar in die buurt geweest moeten zijn. Zonder echter zover terug te gaan, wil ik er op wijzen, dat juist in het zuiden van Afrika bouwmeesters waren, die praktisch de dolmenbouw kenden – een bouw dus, die we terug kunnen vinden zowel in het noorden tot de Russische gebieden toe, als wel b.v. in bepaalde delen van Amerika – en wel met heel weinig varianten. Verder waren ze tempel- en stedenbouwers, ze waren goede beeldhouwers. Ze hadden ook een zeer eigenaardig begrip van de natuur, waar deze oude stammen geloofden dat elke natuurkracht op zichzelf een speciale persoonlijkheid had. Deze speciale persoonlijkheid word dan gezien als iets, dat je kunt aanroepen. Zo vinden we onder de Bosjesmannen vandaag aan de dag nog de z.g. luchtspoorzoekers, die dus a.h.w. in de lucht een spoor ruiken en vaak tot op twintig of dertig km. afstand u kunnen zeggen: daar en daar is een blanke met zo en zoveel dragers; en daar gaat ergens een ossenwagen of daar ligt iemand in nood. Dan ken je verder de z.g. waterzoekers, die in staat zijn op grote afstand precies aan te duiden, waar zich water bevindt. En we kennen nog degenen, die spoorzoekers genoemd worden, maar die oorspronkelijk de heren der dieren waren. Een groepering, die zich dus speciaal had gebaseerd op de jacht.
Deze mensen behoorden vroeger tot aparte genootschappen, die onder priesterlijke leiding stonden. Uit hen kwam ten slotte een raad voort en deze raad vormde dan de legers. De machtige Impies, die men nog gekend heeft in de tijd van de Zuid-Afrikaanse republiek, waren eigenlijk maar een zwakke schaduw van de werkelijke legers, die men eens vormde. En daar had men ook mensen nodig, die op afstand gedachten konden wisselen. Zo ontstond een groep van telepaten. Deze groeperingen hadden hun eigen geloof en hun verering van de speciale krachten, waarmee ze zelf werkten. Als normaal gevolg van deze verering ontstond een afzonderlijk ritueel, gepaard gaande met belijdenissen, bezweringen en offers. Nu is de herinnering aan dat grote rijk eigenlijk zo’n beetje uitgewist. Het is een soort legende geworden, waarover men nog wel eens spreekt. Maar zal men zich de grootheid van die nog gaan herinneren, de grootheid van Maboeloe, die eens regeerde, is geheel vergeten. Toch is die scholing blijven voortbestaan. En ze heeft geleid tot het ontstaan van bonden van zuiver religieuze geaardheid.
In deze bonden praktiseert men o.a. het bezweren van duivels, het oproepen van geesten en doden; verder het z.g. geesten spreken, waarbij iemand in trance gaat en beschrijvingen geeft van iets, dat heel ergens anders gebeurt. Het is b.v. aardig hier te vermelden, dat in de laatste wereldoorlog door een van dergelijke sprekers een verbluffend verslag werd gegeven omtrent een luchtaanval op Londen. Dus dat is allemaal nog recent. Deze groepen hebben zich tot doel gesteld hun oude macht en het oude verband met de natuur te handhaven. Ze zijn dus zeer sterk gericht tegen elke bemoeiing die het oude stamgebruik zou wijzigen. Ze zijn ook sterk gericht tegen elke vernietiging van hun eigen band en de band van hun volk met natuurlijke krachten. Dit heeft met zich meegebracht, dat een lange tijd deze genootschappen b.v. werkers op grote boerenhoeven aannamen als leden, wanneer ze kwaliteiten hadden. Maar toen de grote trek begon naar de steden, het werven van arbeiders voor de industrieën e.d., heeft men daar onmiddellijk een streep onder gezet. Dat gebeurde overigens rond 1920.
Daarna zijn deze groepen voortdurend gaan agiteren tegen de blanken. En ze maken daarbij gebruik van bezweringen en magische middelen, van fetisjen e.d. op een verbluffende manier.
Een blanke komt daar niet snel achter. Maar vaak zijn het deze genootschappen, die hun zetel hebben ergens in het achterland – waar misschien maar een enkele keer een bestuursambtenaar komt – die besluiten, wanneer er een opstand moet zijn b.v. op het Randgebied. Zij zijn het vaak zelfs, die besluiten waar een moordaanslag zal worden gepleegd in een stad. Ze zijn voor de blanken onbegrijpelijk, waar er schijnbaar geen methode in schuilt. Zij zoeken n.l. niet de kopstukken te vernietigen – dat laten ze over aan andere krachten – maar wel b.v. blanken – die zij op een of andere manier in staat hebben gevonden of in staat achten – om met hun eigen speciale gebied in aanraking te komen. Ook hier zien wij hetzelfde wat we in Midden-Afrika zagen: de bezweringsfeesten hebben vaak een orgiastisch karakter en ze gaan gepaard met dans, dronkenschap en ook offers. Opvallend is, dat de bloedoffers in het zuiden de laatste tijd weer talrijker zijn geworden, zelfs mensenoffers.
Dan krijgen we het Noorden. In het Noorden hebben wij te maken met een geheel andere structuur. In de eerste plaats hebben de oude kalifaten de Moren der kustbevolking wel degelijk een beschaving bij gebracht, die – zij het verschillend van de westerse – toch diepgaand mag heten. Men heeft daar een eigen cultuur en een eigen gedachtegang. Verder is men in contact gekomen met zeer vele vreemde volkeren. Reeds de oude Grieken hebben hun stempel gedrukt op bepaalde delen van Noord-Afrika. Voor hen de Egyptenaren, nog verder voor hen zelfs de trekkende Kelten. Het is begrijpelijk, dat hier dus een soort menging is ontstaan, die oorspronkelijk weinig richting had. Wij kennen de z.g. piratenbonden, een verbond van vele vorsten; we kennen ook de z.g. legerbonden, waarbij gebieden dus alleen veilig waren voor degenen, die aan één van die leden een zekere som hadden betaald. Maar eerst toen eigenlijk Mohammed het veelgodendom in zijn omgeving trachtte te veranderen in een één godendom, begon er werkelijk een band te ontstaan, die ook zeer verschillende groeperingen samenriep.
De geheime genootschappen, die zich gevormd hebben, zijn meestal op de een of andere wijze gebaseerd op islamitische beginselen. Die groeperingen stellen zich ook een doel en wel in de eerste plaats natuurlijk de verbreiding van de Islam. Dat is nu eenmaal een algemeen verschijnsel en daar ontkomt men niet aan; dat ligt in het militante karakter van deze godsdienst. Daarnaast echter zocht men ook al heel snel te komen tot een buitengewone bereiking, een offerbereidheid, een mogelijkheid om zonder wonden te ontvangen door de krijg te gaan e.d. Zo zien we hier de oude magie – ten dele van Egypte, ten dele van andere Noord-Afrikaanse stammen – gemengd met de werkelijke Islam. De priesters, de Imams, zijn in vele gevallen ook ten dele bekend hiermede en soms zelfs de geheime voorlieden. Toch werd oorspronkelijk de verbinding tussen deze genootschappen tot stand gebracht door de z.g. karavaandrijvers en handelslieden. Zij waren op den duur zo machtig door de verbindingen, die zij vormden, dat zij een zeer grote invloed verwierven, die zich uitstrekte tot ook in het Turks gebied. Deze groeperingen hebben dus hun invloed doen gelden zelfs in Europa tot b.v. Albanië toe. Op het ogenblik zijn ze daar minder sterk, maar in Turkije werken nu nog van die bonden en genootschappen. Zij trachten nu a.h.w. Allah welgevallig te zijn door bepaalde offers. Wij kennen daarbij zwaarddansen, waarbij de slachtoffers in razernij zichzelf verwonden. We zien verder de eigenaardige sekten van slangeneters e.d. Dit is het uiterlijke.
Daarachter schuilt een zeer koel en beredeneerd gebruikmaken van magische krachten, waarbij menige demon of djinn wordt opgeroepen en uitgezonden. En het vreemde is, dat ook deze magie werkzaam is. Daarnaast een geheime kennis van het terrein en een reeks van overleveringen – b.v. omtrent zon en sterren – die verbluffend is, indien men in aanmerking neemt, dat de westerse astronomie daar toch wel niet zo sterk en ver zal zijn doorgedrongen.
Dit laatste staat in verband met de vroegere geschiedenis van de Sahara, waar we o.a. de z.g. blonde mannen hebben gevonden – ook weer Atlantische restanten a.h.w. Deze blonde mannen hadden een typische beschaving, waarbij astrologie – niet astronomie – een zeer grote rol speelde. Vandaar dat de invloed van de sterren bij de genootschappen in Noord-Afrika veel sterker geldt dan elders. Daarentegen bekommeren zij zich niet zo veel om tekens in de lucht, als vorming van wolken, regenval op bepaalde dagen, etc. Hun doel werd sterker politiek, dan het in de andere gebieden ooit kon zijn, en wel omdat de Islam een onmiddellijke bestrijder heeft gevonden in praktisch alle westerse staten. De Algerijnse en de Tunesische opstanden vonden wel degelijk steun en heel vaak impuls juist in dergelijke geheime groeperingen. Hier is godsdienst en politiek zo onverwarbaar verknoopt, dat gesproken kan worden over een pseudoreligieuze oorlog; dus over een streven, dat – uiterlijk politiek – in feite religieus is. Ook in Egypte vinden we dergelijke groeperingen; en de banden, die daar worden geknoopt, gaan zeer ver. Het is b.v. een feit, dat op de hoogvlakte van Abessinië vooral de herdersvolken daar met hun eigen geheime verenigingen contact onderhouden tot zelfs aan de Westkust toe. Dat is wel zeer typisch.
Ja, nu heb ik u een algemeen beeld gegeven. Ik wil nu nog trachten u iets te vertellen over de inhoud van deze genootschappen. Wanneer wij een familie hebben, dan bestaat daartussen een zeer grote band. Wanneer ik een gast heb echter, is die band groter. Wanneer ik iemand als gast aanvaard heb, dan zal ik – zelfs ten nadele van mijzelf en mijn familie – die gast moeten verdedigen. Daarboven staat een band van bloedbroederschap, dus een eenheid van wezen. Daarboven staat de mystieke eenheid in de hogere kringen der geheime genootschappen. Er wordt hier een band gesloten, die zodanig bindend is, dat de leden menen, dat zij op aarde slechts kunnen leven, als zij hun plicht tegenover de naaste – het lid van de groepering dus – volledig volbrengen, wanneer zij volledig uitvoeren alle opdrachten van de hogere klasse of de hogere geesten, die leiding geven; dat zij verder geestelijk gebonden zijn aan hetgeen zij aanvaard hebben.
Dat is zeer belangrijk. Voor hen geldt die band met een geheim genootschap dus niet alleen voor het leven, maar indien het genootschap hen niet vrijgeeft, zijn ze daar ook in de geest, in een voortbestaan aan gebonden. En in dit voortbestaan is dan zodanig van invloed, dat daardoor je herverschijnen op aarde zou kunnen worden bepaald. Zo geloven de Luipaardmannen b.v., dat zij terug kunnen keren als luipaard, dan wel als een mens met alle kwaliteiten van een luipaard. Een soort weerwolf dus. Zo geloven de groeperingen in het Zuiden, dat zij terug kunnen komen als een oud vorst. Dus als iemand, die een ontzettend groot gezag heeft, een grote kraal, grote rijkdom en wat dies meer zij.
In het Noorden gelooft men niet aan deze terugkeer. Hier is de invloed van de Islam en ook natuurlijk van het Christendom in verschillende vormen te sterk. Daar gelooft men dus niet zo sterk in die reïncarnatie en die terugkeer; maar men gelooft daarentegen wel, dat het verbond, dat door het geheim genootschap wordt gelegd, geldend is voor God en voor de duivel. Wanneer je je taak in een geheim genootschap volledig volvoert, dan zul je gaande over de smalle brug – U weet tussen het paradijs en het land der levenden ligt een brug, scherp als een zwaard; daaronder ligt de afgrond, het Gehenna (de hel) – niet gegrepen kunnen worden door de duivels. Men gelooft n.l., dat de duivels, die anders moeite doen om de rechtvaardige te doen vallen, degenen van een geheim genootschap, die hun plicht hebben gedaan, niet zullen doen vallen. Dus een onmiddellijk binnengaan in het paradijs b.v. Men gelooft verder, dat in sommige gevallen men de gehele overgang – dus de dood met zijn beproeving en oordeel – terzijde kan stellen. Men gelooft, dat men zelfs – zou men in de hel terecht komen – daar door het genootschap gered zal worden en tegen kwellingen beschermd, enz. Er is dus een streven in het hiernamaals verbonden met het geheim streven op deze wereld.
De goden, die men vereert, de maskers, die men kent, het aanroepen van bepaalde krachten, staat niet alleen in verband met hetgeen hier op aarde gebeurt. Het heeft een betrekking met alle krachten der natuur en met alle krachten der doden. En alle krachten der doden, dat wil heel wat zeggen. Want alle overgeganen en voorouders staan direct in contact met dergelijke geheime genootschappen, zo zij daar deel van uitmaken. Het lid van een geheim genootschap, dat uitgaat om te moorden of te doden, gaat niet alleen maar met een leger van geesten. De tovenaar, behorend tot een geheime groepering, die een oordeel spreekt of laat spreken b.v. door de wijzende staf, door de slang, door het werpen der botten of het vallende vuur – het zijn verschillende methoden – die doet dit niet alleen. Hij doet dit met de medewerking van een heel leger van geesten. Geesten van hen, die tot zijn groepering behoren.
Verder wordt men gediend door de demonen, die geknecht zijn door het genootschap. Vooral in het eenvoudiger voorstellingsleven van vele negervolkeren zal dus een genootschap een importantie krijgen, die ver uitgaat boven de enkele stoffelijke voordelen. Men zal kunnen worden opgezweept tot een onmenselijkheid, die niet te begrijpen is, tenzij men wederom hier bedenkt, dat dit immers de wil der geesten is. Iets dat krachtiger is dan al het menselijke en al het stoffelijke. Het maakt het ook begrijpelijk, hoe vaak een soort trance optreedt veelal als gevolg van uitspattingen en verdovende middelen. Ook hier weer – dit optreden kan vaak zelfsuggestie zijn; maar het neemt niet weg, dat de daden, in die staat gesteld, een onmiddellijke uiting zijn van de wil der goden of van het leger der geesten. Zo verknoopt zich geloof en bijgeloof met de nuchtere gebruiken als daar zijn: roof, afpersing, en dergelijke. Echter wordt die roof en die afpersing – tussen twee haakjes – anders bekeken natuurlijk, dan u het doet. Om een voorbeeld te geven: De tovenaar, die offers vraagt voor een geheim genootschap van een gemeenschap, voelt zich zeker niet schuldiger dan een monnik, die vroeger aflaten verkocht. En door de gemeenschap wordt het ongeveer zo aanvaard. De dode, die een slachtoffer kiest, voelt zich zeker niet schuldiger dan het lid der Inquisitie dat een slachtoffer aan de wereldlijke autoriteiten gaf voor de brandstapel. U moet dus goed begrijpen dat die geestelijke verhouding een geheel andere is. En kan men dit eenmaal begrijpen, dan wordt het ook duidelijker, hoe juist door dit geloof vele schijnbaar kinderlijke handelingen toch hun zin hebben.
Neem een voorbeeld: de jaarlijkse giftproef, die in vele van die genootschappen voorkomt. Bij die giftproef is het bekend, dat de tovenaars een grote hoeveelheid plantaardige olie verzwelgen, zodat zij met een vette en beschermde maagwand – vaak worden er nog producten aan toegevoegd, as e.d. – in staat zijn om b.v. enkele uren lang een anders dodelijk gif zonder enige last bij zich te dragen. Nu zal men zeggen: dat is bedrog. Neen, het is geen bedrog, want die methode hebben zij geleerd van hun meesters. Maar er wordt gesteld, dat op het ogenblik dat één der aanwezigen niet waardig zou zijn, hij onmiddellijk geslagen zou worden door de goden, door de geesten. Dan zou zijn maaginhoud zich dus ledigen, zou het lichaam door het gif zijn aangetast en hij zou sterven. Dat gebeurt dan ook nog wel eens.
Verder geldt, dat hoe meer gif je in kunt nemen, hoe sterker de bescherming is, die je hebt van de geesten en de goden. Dus hoe veel te hoger je plaats in de hiërarchie. Een dergelijk duel komt tussen de tovenaars vaak voor, maar in enkele dier gemeenschappen is het bepalend b.v. voor de opvolging van het hoofd, dus de leider.
Dan bestaat er verder een eigenaardig gebruik en dat is wel de nabootsing. Men gelooft, dat wanneer – b.v. in een dans, maar vaak ook in een veel werkelijker strijd – twee krachten worden uitgebeeld (laten we zeggen b.v. in de dans: een mens jaagt een bokje), dan is hier werkelijk sprake van een mens en een bokje. Slaagt de jager er dus in om het bokje te wonden, dan is hiermede het jachtgeluk verzekerd. Nu is dit een beeld, dat stamt uit de meer gewone maatschappij en behoort dus niet bij de geheime genootschappen. Maar U zult begrijpen, wanneer we dit over gaan zetten in andere termen – dus die dan van een luipaard, die een z.g. onschuldig man aanvalt en hem inderdaad hevige wonden toebrengt zonder hem te doden – dat men hierbij alleen een magische werking tracht te bereiken, waardoor de gehele gemeenschap in staat zal zijn de nodige slachtoffers te maken.
Zo gelooft men ook wel, dat wanneer b.v. één van de leidende profeten van zo’n groep het masker draagt en hij zegt iets, waar men het niet mee eens is, dat de enige proef dan is om die mens dus te doorsteken. Men werpt dan meestal een spies naar hem toe, in enkele gevallen gebruikt men tegenwoordig ook wel messen. Wanneer hij daardoor ernstig gewond wordt, zodat hij niet zonder enige hapering doorspreekt, dan is het een demon, die bezit van hem heeft genomen. Men doodt hem en daarmee de krachten in de god, die men niet wenst.
Alles bij alles vaak een bloeddorstig verhaal dus, wat ik u hier als inleiding vertel. Maar we mogen niet vergeten dat de primitieve mens leeft in een omgeving, waar de dood een natuurlijk verschijnsel is. Waar de strijd om leven en dood zich voortdurend afspeelt op elk ogenblik van het leven en in elke omgeving. Voor hen is de betekenis hiervan dan ook een andere dan voor de westerse mens. Echter wat het westen zeker zou moeten beseffen en naar ik vrees nog niet voldoende begrijpt, is dit: Wanneer men tracht om de magiërs hun krachten te ontnemen, zullen zij symbolisch en reëel trachten om zoveel mogelijk van de tegenstrijdige krachten te doden. En gaat dit niet, dan zullen zij liever zichzelf offeren om die kracht zo te bestrijden, dan zich prijsgeven.
Men kan deze vreemde krachten en de Afrikaanse wereld niet overmeesteren door beschaving en cultuur zonder meer. Men kan het slechts doen door eerst de omgeving van de mens te wijzigen, dan hem daarin zich te doen aanpassen. Eerst dan zal het oude volksgeloof kunnen uitsterven of veranderen en daarmee de betekenis van de geheime bonden. Dat ze desondanks altijd een deel zullen uitmaken zelfs van een meest beschaafd Afrika, is naar ik meen een onomstotelijk feit, gezien de vreemde mentaliteit, die bij de meeste stammen en volkeren daar heerst en vraagt naar een dergelijke geheimzinnige band met goden en geesten.
Vragen.
U vermeldde bij de magie van de Bosjesmannen o.a. de luchtzoekers. Kunt U iets van de techniek dezer magie vertellen?
Dat kan ik inderdaad doen. Zoals U weet, bestaat er een theorie die m.i. wel waar is – dat al hetgeen geweest is als spoor nog lange tijd aanwezig blijft. Wanneer je voorbij bent gegaan op een bepaalde plaats, dan heb je daarmee dus a.h.w. iets aan die plaats veranderd.
Wanneer je op een zekere plek bent dan verander je het wezen van die plek. Deze z.g. luchtzoekers zijn m.i. zeker geen snuffelaars (Neemt U me de uitdrukking niet kwalijk. Het klinkt meer in de richting van recherche of zo. Al werken ze daar wel eens voor, dat is toch zeker niet wat ze doen), maar ze zijn zeer gevoelig voor indrukken. Zo gevoelig, dat zij door hun instelling een afwijking van het normale langs een spoor a.h.w. aanvoelen; dat ze verder binnen de grens van hun mogelijkheid tot waarneming bepaalde sterkere afwijkingen opmerken. Zo meen ik dan ook, dat hier sprake is van supersensitiviteit, dus een grote overgevoeligheid op een bepaald terrein, die in het eerst toch wel mag worden genoemd: geestelijk of onderbewust althans. Deze sensitiviteit wordt vereenzelvigd met het spoorzoeken der dieren en in die voorstelling krijgen we dus het ruiken. Vandaar dat de illusie van ruiken ontstaat aan de hand van waarnemingen d.m.v. de psyche.
Hoe komen de grote magiërs aan hun kwaliteiten? U sprak van vererving. In het algemeen zijn deze krachten het gevolg van verdiepte geestelijkheid van de persoonlijkheid. Is dit hier ook het geval? Zo niet, hoe komt dan hun bereiking tot stand?
Ik wil dit onderwerp proberen diepgaand te beantwoorden. En dan wil ik in de eerste plaats wijzen op incarnatie en reïncarnatiemogelijkheden. Ik hoop, dat u mij dan niet zult verplichten om dit onderwerp op deze avond nog verder te bespreken.
Wij nemen aan dat een incarnatie plaatsvindt in een omgeving, waar de geest een zekere harmonie, gelijkgestemdheid, ontdekt. Wanneer dus een magiër zijn milieu geheel op magie heeft afgesteld, wanneer zijn eigen wezen en ook zijn omgeving voortdurend a.h.w. dit magisch contact uitstralen, zal elke incarnatie binnen dat gebied plaatsvinden in verband met die magie en een bepaalde houding van degene, die daar geboren wordt t.o.v. die magie impliceren. Zo is er dus een zekere geestelijke predispositie voor magische werkingen.
Daarnaast zal de magiër altijd bij zijn magie ook bepaalde lichamelijke regels in acht nemen. Hoe meer geslachten dit doen, hoe sterker een erfelijke verandering daardoor plaatsvindt binnen het geslacht. Hierdoor krijgen we dus ook een stoffelijk gepredisponeerd zijn voor de oefeningen, instellingen, concentraties, die bij de magie behoren. Zo zou dus na enkele geslachten reeds in een familie van magiërs een kind kunnen worden geboren, dat en lichamelijk en geestelijk bijzondere kwaliteiten heeft juist voor verdere magische ontwikkeling.
Het is duidelijk, dat dan het proces van wat u noemt geestelijke verdieping – in feite is dit voor de neger heel vaak voorstellings- en gevoelsleven – het dus mogelijk maakt om zo’n kind op te voeden in deze a.h.w. vererfde functie. Die opvoeding begint over het algemeen reeds als het kind ongeveer zeven of acht maanden oud is. Zeven á acht jaar is het kind oud, wanneer het geheel uit het invloedsgebied der moeder wordt genomen en van af dit ogenblik dus door de magiër zelf wordt opgeleid en opgevoed. U zult begrijpen, dat een dergelijke opvoeding op haar beurt veel bij kan dragen tot het verwerven van magische capaciteiten.
Ik wil hier nog eventjes bij aanstippen, dat ook in sommige gevallen de magiër – en dan meestal uit zijn naaste omgeving – kinderen kan adopteren als zijn eigene en die ook die opleiding geven. Hierbij is dan vaak de stoffelijke mogelijkheid wat minder, maar worden bijzondere geestelijke krachten erkend. Op deze wijze dus dit vererven van vader op zoon, in andere gevallen van moeder op dochter. Het is hierbij misschien ook nog goed er op te wijzen, dat juist de tovenaars bij heel veel stammen afwijken in hun huwelijksgebruiken van die der stam zelf en hier dus a.h.w. een soort teeltselectie plaatsvindt. Ik hoop, dat u het woord niet te cru vindt.
Ik dank U wel, maar ik wou toch weten of hier toch een integratie van de persoonlijkheid van de magiër optreedt. Daar bedoel ik mee, dat hij toch dus bewust werkzaam is op ander gebied.
Dat kan, maar het is lang niet noodzakelijk. Als U mij de vergelijking toestaat: Je kunt natuurlijk zover komen, dat je zelf een dynamo wikkelt, een aandrijving maakt en zo elektrische stroom produceert. Maar wanneer de leidingen er eenmaal zijn, hoef je maar zover te komen, dat je het knopje weet om te draaien. Heel veel van die magiërs komen niet verder dan het omdraaien van het knopje, terwijl ze maar een zeer beperkt begrip hebben van de kracht, waarmee ze werken, en heel vaak een verwrongen voorstelling van de bron daarvan.
Die integratie is dus niet noodzakelijk voor het bereiken van magische resultaten. Wanneer we te maken hebben met een hoogstaand witmagiër is het anders. Dan moet de persoonlijkheid inderdaad zijn mogelijkheid vinden om op andere geestelijke gebieden te werken en daar bewust te zijn. Maar zoals u al heeft kunnen begrijpen uit het eerste gedeelte, zijn dergelijke magiërs nog zeldzamer in Afrika dan de goede gewone magiërs.
Zijn er naast de genootschappen, die resten zijn van Atlantische en Egyptische beschaving, welke door hun zelfzuchtig aanwenden van magische kracht zwart genoemd kunnen worden, ook genootschappen van de grote Witte Broederschap? En zo ja, is er een grote controverse, die op stoffelijk gebied merkbaar is?
Ja. Er bestaat inderdaad hier en daar een controverse, die wel heel sterk merkbaar is. Het meest kenbaar wordt ze waarschijnlijk wel in de buurt van zuid Egypte, en ook van Abessinië. Daarnaast vinden we aan de Goudkust b.v. een dergelijke tegenstelling stoffelijk ook heel sterk uitgedrukt. Hier is sprake van wit magische groeperingen, die niet – zoals de geheime genootschappen door mij besproken – feitelijk leden werven. Men groeit hier naar toe en wordt dan binnengeleid. Maar men wordt dus niet geworven voor een dergelijk genootschap en men ondergaat ook niet een reeks van stoffelijke beproevingen daarvoor. In de door mij genoemde gebieden staan bepaalde dorpen, die t.o.v. de omgeving vijandig heten. In feite doen ze niets anders dan de witmagiërs, die in hun midden leven verdedigen. De Witte Broederschap, zijnde één der grootste broederschappen op dit gebied heeft hier leden over de gehele wereld. En die leden kunnen soms om hun eigen werkzaamheid te versterken, of beter het uitwerken van hun opdracht mogelijk te maken, dus ook groeperingen oprichten. Maar waar deze niet het attractieve element kennen van de orgie, de verrijking, de geheimzinnige bezwering e.d., zijn ze bij het normale volk niet erg populair. Integendeel, wanneer wij de zwartmagiër bestrijden, dan zal de zwartmagiër vaak proberen op zuiver stoffelijke wijze zijn tegenstander uit de weg te ruimen. Dat lukt zelden. Er zijn inderdaad enkele van die magiërs, die ook roem hebben verworven door hun vermogen om z.g. doodsbezweringen weg te nemen en zieken te genezen, die door de magie werden gedoemd te sterven.
Wat voor betekenis moeten wij hechten aan de resultaten der onderzoekingen van de ruïnes van Zimbabwe? Is dit de residentie van een priester-koning of – getuige de vele kralen, welke men vond – een heiligdom van een vrouwengenootschap?
Zimbabwe was een soort bedevaartsoord. Met andere woorden we hebben hier te maken gehad met een betrekkelijk sterke stadsstaat, die door een speciale godenverering daarbinnen een bijzondere aantrekkingskracht heeft uitgeoefend op het omliggende volk. Wij mogen hier wel spreken van een priester-koning om de doodeenvoudige reden, dat de hogepriester de meester was. Opvallend is echter, dat in de eredienst zelf een vrouw een godin verzinnebeeldde. Dat genootschappen hier ongetwijfeld hun contacten hebben gehad, mag ik niet ontkennen. Ik zou toch niet de stad willen zien als in de eerste plaats in verband staande met de geheime genootschappen. Men moet haar eerder zien als een overblijfsel van een oude religie, waarbij de vrouwenfiguur ons in sommige opzichten doet denken aan Isis, in andere aan Venus. De mannelijke priester is een priester van de maan en niet van de zon.
Staat Abessinië, met zijn koptisch Christendom niet buiten al deze geheime genootschappen?
Zoals u uit het zo even gesprokene heeft kunnen vernemen, zeker niet. Het koptisch Christendom bereikt hier en daar een peil, dat aan heidendom gelijk komt; en er zijn bepaalde monnikengemeenschappen, die eerder gevreesd worden om hun magische begaafdheid dan beroemd zijn om hun vroomheid. Abessinië als zodanig is een land, dat zeer eigenaardige klimatologische toestanden heeft. Het kan gedeeld worden in: beneden in de dalen praktisch een tropisch klimaat; daarna een zone, hoofdzakelijk op de berghellingen, die een gematigd – dus Europees – klimaat imiteert; terwijl boven op de hoogvlakte een bar vastelandsklimaat heerst. En dit heeft ook zijn invloed gehad op de bevolking, die dus in verschillende groeperingen optreedt, ondanks de verdere gelijkheid van ras e.d. In de groeperingen van de herders, de trekkers dus, vinden we het bijgeloof sterker dan elders. Dit ligt aan de natuurgebondenheid, die alle herdersvolken nu eenmaal leren kennen. De landbouwbevolking daarentegen in het tropisch klimaat, kent voorstellingen, die ons toch wel heel sterk doen denken aan de Egyptische eredienst in de tijd van Amenhotep IV. Dus hier is het Christendom ook weer vervormd. De uiterlijke belijdenis is nog lang niet gelijk aan de waarde, die men hecht aan de symbolen, die gebruikt worden. En zo hebben we hier in Abessinië dus te maken met een vreemd land, dat aan de ene kant de moderne techniek gebruikt, aan de andere kant nog ver voor de middeleeuwen ligt. Een land, waarin de christelijke leer enerzijds erkend en verkondigd wordt en anderzijds de bijgelovige gebruiken, de orakelspreuken e.d. van de vroeg Griekse periode voorkomen. Het feit dat Egypte ook zijn sterke invloeden heeft uitgeoefend op het Abessijnse gebied – getuige alleen al de steengroeven, die ze er hebben gehad – zal natuurlijk de magie een bijzondere nadruk hebben gegeven. Deze magie wordt over het algemeen gepraktiseerd; en er zijn heel veel van de nederzettingen – kleine dorpen eigenlijk – waarin de priester minder belangrijk is dan de magiër. Praktisch alle grote stamedelen, stamhoofden, hebben daar dan ook hun privé magiërs en wichelaars. Ik geloof, dat dit omtrent de toestand van Abessinië reeds voldoende zegt.
Is het bestaan van deze genootschappen geen remmende factor voor de ontwikkeling van de mensheid?
Ongetwijfeld is dat een remmende ontwikkeling daarvoor – een rem op de ontwikkeling voor de hele mensheid. Maar datzelfde mag worden gezegd van grenzen, van invoer- en uitvoerrechten, e.d. Met andere woorden, ofschoon deze invloed misschien geestelijker is, bevordert ze alleen de verdeeldheid, die de mensen ook elders kennen. En deze genootschappen zoeken evenzeer naar privileges als staten, bonden, e.d. De invloed is dus – zij het in uiting verschillend – in wezen gelijk. Ik meen, dat wanneer de mensheid leert om alle mensen als mens te erkennen en dus afstand te doen van grenzen, te groot nationaliteitsbegrip, te grote zelfverheffing op huidskleur en ras, ook dergelijke bonden zullen ophouden een belemmering te zijn voor Afrika’s geestelijke groei.
Hoe komt het, dat deze genootschappen er nog niet in geslaagd zijn de blanken te verdrijven, vooral ook waar deze genootschappen over zulke grote krachten beschikken (suggestie door vrouwen uitgeoefend, etc,)?
Dit ligt aan de komische inslag van menige mens – en dus ook van menige neger – om te proberen meer te verdienen, desnoods bij zijn grootste vijand. De Nederlanders leverden kruit aan de Engelsen, toen ze bij Duins slag moesten leveren. Op een dergelijke manier werkt de neger voor de blanke, die hij haat. Maar zo lang de blanke, krachtens zijn productie en techniek, in staat is aan vele der begeerten van de negers tegemoet te komen, zullen er negers zijn, die de blanke verdedigen en hun dus een blijven mogelijk maken. Daar komt verder bij, dat de blanke invloed in Afrika er één is, die zich praktisch tot de randen beperkt. Het zijn dus vooral de kustgebieden, waar echter de blanke ook met geweld gemakkelijk naar voren kan komen. Het resultaat is geweest, dat degenen, die niet met de blanken van doen wilden hebben, zich hebben teruggetrokken en meenden verstandiger te doen geen algehele uitroeiing en geen verlies van hun bezittingen te riskeren door zich te verzetten. Hierdoor werd de blanke op den duur aanvaard door de doorsneeman, de doorsneeneger dus, als een gezaghebbende en rijke persoonlijkheid. Hier werd het dus mogelijk om de blanke beschaving op te leggen aan de negers. En wij krijgen een klasse – we vinden die b.v. op het ogenblik sterk in Belgisch Congo, en ook in de Homi – van half beschaafde negers, die enerzijds nog gebonden zijn aan bepaalde groepsgedachten, stamgedachten en kunnen behoren tot geheime genootschappen, maar anderzijds zich als ideaal stellen om hoofdklerk te worden of misschien wel inspecteur van politie. Dit eigenaardig zich gaan bewegen in de wereld van de blanken wekt weliswaar verzet bij hen, die merken, dat zij niet verder kunnen stijgen. Maar voor zij zover zijn gekomen, hebben zij – door zich te moeten aanpassen aan de blanke beschaving – zich zover vervreemd van genootschappen en van stamgedachten, dat zij er nog wel door worden beheerst, maar de stam als zodanig, het genootschap als zodanig, hen verwerpt. Ik mag hierbij opmerken, dat overal, waar geheime genootschappen met geweld zijn opgetreden, meestal meer “afvallige” negers werden gedood dan blanken.
Zijn de leidende kringen van de Europeanen in Zuid-Afrika op de hoogte van de betekenis van de geheime genootschappen?
Ik denk van niet. Ongetwijfeld heeft men de gegevens wel ter beschikking. Maar wat dat betreft zou ik kunnen opmerken, dat in 1923 al een publicatie over een drietrapsraket werd uitgegeven door een Duits geleerde in samenwerking met een Engelsman. Het heeft geduurd tot eerst de V-1 was neergekomen, voordat men raketten ernstig ging nemen. Op dezelfde wijze zijn de gegevens van de geheime genootschappen ongetwijfeld bekend, maar men begrijpt nog niet, welke mogelijkheden daarin schuilen. De enigen, die dit wel doen, zijn – ik zou haast willen zeggen “helaas” – de leden van het oostelijk blok, die in agitatie nu eenmaal verder zijn dan vele andere volkeren. Het resultaat is dus, dat men wel weet, dat deze dingen bestaan, maar meent met politiemaatregelen daartegen de zaak af te doen. Het gevolg is, dat men een macht heeft geschapen, waarvan men zelfs de invloed nog niet kan begrijpen. En voor Zuid-Afrika zou dat betekenen, dat de moeilijkheden der segregatie ongetwijfeld steeds intenser en groter worden, totdat de genootschappen ook op niet-leden een voldoende invloed hebben verworven, waarna het voor vele blanken – voor al voor degenen, die in afgelegen districten wonen – wel eens heel somber zou kunnen zijn. Wanneer de blanken dan weer voldoende slachtoffers hebben gemaakt, blijft het wel weer even rustig.
Eerst wanneer de blanke de mentaliteit van de neger beter door heeft en begrijpt, hoe hij diens ambitie kan bevredigen zonder hem daarbij toe te laten op plaatsen, waar hij schade kan aanrichten, zal men in staat zijn om de werking van de geheime genootschappen – althans in de meer bevolkte gebieden – te neutraliseren.
Is het de bedoeling, dat het door u geschetste godsdienstige leven in Afrika b.v. door het Christendom verdreven zal worden? Zo ja, houdt dit een westerse beschaving van de Afrikaanse volken in of een verdwijnen van deze volken?
Een tot ware Christenen maken van de negers – volgens westers concept – zou betekenen een snel uitsterven van de meeste stammen. Dat neemt echter niet weg, dat de christelijke leer en de christelijke gedachte, mits aangepast aan begripsvermogen en eigen instellingen van deze volkeren, ongetwijfeld veel er toe zouden kunnen bijdragen de wit magische krachten – de krachten van begrip en naastenliefde ook – sterker te maken, dan ze tot nog toe zijn. Helaas gaat men bij het verbreiden van het Christendom vaak in de eerste plaats uit van westerse moraal en niet van de gedachte van Jezus, de naastenliefde in de eerste plaats. Gaat men echter uit van een westerse moraliteit, dan tast men daarmee het wezen van stam en samenleving aan. In vele gevallen zijn polygamie, e.d. nu eenmaal noodzakelijk binnen een bestaand bestel. Begint men deze door het Christendom uit te roeien, dan schept men tevens een verzet en een nadelige factor in de stam, waar dit gebeurt. De verzwakking daarvan betekent dan weer aantasting door de omgeving, tot op den duur ook in de restanten van de stam een zodanig verzet opvlamt, dat men Christendom haat; niet om wat het leert, maar om wat het betekent door zijn moralistische opvattingen. Dat is heel vaak de ondergang geweest van christelijke predikers in Afrika. Maar ik mag daar gelukkig bijvoegen, dat men de laatste tijd een andere techniek van benadering gebruikt, waarbij o.a. de Orde der Witte Paters buitengewoon goede resultaten weet te behalen, terwijl ook bepaalde zendingen – ik denk hier o.a. aan een Presbyteriaanse Zending – juist door de mensen te helpen te leven binnen hun eigen normen op een betere, meer verdraagzame wijze, langzaam maar zeker toch licht kan scheppen.
Mag ik iets opmerken? Een zending, die haar best zal doen om op de meest voortreffelijke wijze te werken als ze op het ogenblik kan, zal toch altijd de invloed van deze geheime genootschappen tegenover zich vinden, omdat daarmee een inbreuk wordt gemaakt op de maatschappij, die zij hebben gevormd.
Inderdaad. Dat is volledig juist. Dat heb ik dan ook al opgemerkt. Deze groeperingen verzetten zich tegen elke verandering. Dus ook tegen het bouwen van grote wegen, aanleg van spoorwegen, openen van ontginningen, mijnbouw, plantages e.d. Zij verzetten zich tegen elke invloed, die het oude stambestel zou kunnen verstoren. Maar wanneer de invloed betrekkelijk klein is en grote voordelen biedt, zal zelfs een geheim genootschap het niet zo snel wagen daar rechtstreeks tegen in te gaan. Men doet dit dan via omwegen. En bij die omwegen komt het dan de blanke soms tot schade, maar hij beschikt over een techniek, die de magie wel eens belachelijk kan doen lijken. Ik zou er b.v. wel even op willen wijzen, dat zelfs een Nederlandse pater van genoemde Orde zich de laatste tijd als magiër vooral heeft getoond. Niet als priester maar als magiër. Hij geldt in de omgeving als een grote tovenaar en is zelfs ingewijd in een bepaald geheim stamgenootschap, zij het dan, dat dit niet van grote betekenis is. Hiermee heeft hij een veel groter resultaat behaald, dan wanneer hij twee volle kerken had op elke zondag. Want hij raakt hier de kern van de bevolking en van het volksgeloof; en hier kan zijn invloed op den duur een Christendom geboren doen worden, dat werkelijk waardig is en aangepast aan de mensen zelf.
Hoe staat u tegenover de kerstening der negers? Met andere woorden is de christelijke godsdienst beter voor hen, dan datgene wat zij nu hebben met al hun tovenaars, enz, ? Hoe wordt dit in de toekomst?
Ja, die vraag valt in twee delen uiteen. Het Christendom zoals het westen het kent is niet geschikt voor de negers van het ogenblik. Echter de grondslag van het Christendom is van zodanig grote geestelijke en esoterische betekenis, dat zij overal door alle tijden en bij alle volkeren een zeer belangrijke invloed ten goede genoemd kan worden. Op den duur zou het dus in Afrika waarschijnlijk zich kunnen ontwikkelen tot een redelijke zelfstandigheid, waarbij christelijke gedachten meer en meer wijziging brengen in de bestaande gebruiken, zonder dat daar gesproken kan worden van een zich ook tot het Christendom bekennend geheel. Wat dat betreft, heeft de Islam waarschijnlijk op velerlei gebied een voorsprong, Uitgezonderd misschien in het Congobekken.
Aangezien verschillende Europese volkeren karmische banden hebben gemaakt met de genoemde Afrikaanse rassen, wordt gezegd, dat sommigen van deze “Afrikanen” geïncarneerd zijn in Europese volkeren. Heeft dit nog bepaalde gevolgen in de Europese gemeenschap?
Als U me toestaat even te schertsen: Het schijnt zijn invloed op de populaire muziek al sedert enige tijd te laten gelden. Maar ik geloof niet dat die banden een feitelijke invloed zullen hebben, omdat wie geboren wordt binnen een volk, in dat volk ook vanzelf beleeft en de levensconcepten van dat volk overneemt. Dat is een resultaat van omgeving en opvoeding, die dus de eventuele negereigenschappen toch wel enigszins in toom houden.
Hoogstens zou bij een dergelijke incarnatie een bijzondere begaafdheid op bepaalde gebieden naar voren kunnen treden.
Kunt u enkele prestaties vertellen, welke de tovenaars kunnen verrichten?
Nu? Als ik u daar een genoegen mee doe …. In de eerste plaats: Het z.g. oordeel. Bij dit oordeel gaat men uit van suggestie. De waterproef houdt in, dat een vat water boven een vuur met kruiden wordt gezet. Is het lauwwarm en voldoende bewierookt, dan doopt men daarin een soort van bundeltje met blad en besprenkelt daarmee persoon na persoon. De schuldige zal plotseling brandblaren krijgen en veelal een kreet van pijn niet kunnen onderdrukken. De prestatie berust op suggestie.
Dan – om bij het oordeel te blijven – uit een aantal aanwezigen kan een tovenaar een schuldige doen aanwijzen door een stok te plaatsen in evenwicht op een andere stok, als een soort wijzer, dus op een as. Deze wordt dan a.h.w. “bezworen” en blijft staan. De stok die niet in de grond is geplaatst blijft recht overeind staan, de daarop liggende tak blijft evenzeer in evenwicht. Bij de volgende bezweringen begint het geheel te draaien en zal stilhouden en vallen, precies aanduidende met de top van beide takken de persoon, die schuldig is aan diefstal, dood slag e.d. Zover wat recht betreft.
Genezing. Feitelijke mogelijkheden: In de eerste plaats is men met kruiden in staat om moeraskoortsen zeer snel te genezen; in staat om bepaalde gevallen van elefantiasis te genezen; bovendien kan men samen met bezweringen, met zekere magnetische krachten plus een drankje, dat vaak zeer onsmakelijk is, de haast dodelijke gevolgen van slangengif tegengaan. Men is in staat om – wederom door het gebruik van bepaalde tovermiddelen plus bezweringen – zekere mensen voor langere tijd immuun te maken voor de beet van giftige dieren, b.v. twee à drie maanden. Men is in staat om bepaalde mensen te beschermen en zogenaamd tot onzichtbaren te maken. In een dergelijk geval wordt zo iemand gezalfd en het eigenaardige is dan ook, dat hij juist daardoor in zijn omgeving voortdurend schijnt op te gaan. Hij past zich op de een of andere manier zozeer aan zijn omgeving aan, dat hij net als een kameleon of b.v. een giraffe verdwijnt tegen zijn achtergrond.
Dan – het tegendeel: doodwensen. Een tovenaar kan door het uitspreken van bezweringen een visioen oproepen van een bepaalde persoon. Heeft hij dat visioen opgeroepen, dan is hij in staat – door dit visioen a.h.w. te bewerken met symbolische gebaren – bij iemand, die zich soms een vijftig, zestig km. verder bevindt een ernstige ziekte, soms zelfs de dood te veroorzaken. Dan kennen wij de z.g. doodspreking, waarbij de tovenaar luidkeels uitroept in het dorp, dat hij die en die gaat doden. Dan hoeft hij verder niets te doen, dan sterft de patiënt wel van angst. Dus suggestie.
Dan – om nog eens wat anders te noemen: het roepen (dus het lokken) van dieren of het afstoten van dieren. Er zijn magiërs, die in staat zijn om olifantskudden b.v. te lokken of weg te drijven. Hetzelfde geldt voor andere soorten van wild. Er bestaat een bepaalde stam – dat is een pygmeeënstam – waarbij de tovenaars o.a. in staat zijn de grote apen (gorilla’s e.d. dus) te beheersen en te brengen tot een zeer redelijk gedrag, waarbij ze – zij het vluchtig – de mens soms helpen. Ze zijn wel gauw afgeleid maar kunnen dan toch met die mens samenleven.
Ja, wat hebben we nog meer zo, dat u interesseren kan? 0 ja, het gaan op water. Dat zal U misschien ook interesseren, ofschoon er een zekere truc bij zit. Dan maakt de tovenaar gebruik van blazen, die dus aan de voet zijn gebonden en begeeft zich daarmee in het water. Hij gaat door het water heen. Gelijktijdig heeft hij zich ingesmeerd met een stof, die krokodillen afschrikt, zodat hij dan de plaatsen, waar deze gevaarlijke dieren zijn, kan betreden, over water kan gaan naar de zandbanken, waar ze rusten, e.d. Een eigenaardige kwaliteit is verder, dat velen van hen in staat zijn aan te voelen, welk dier een bepaald iemand heeft verslagen of heeft genuttigd.
O ja, vuurlopen kennen sommigen ook. Dus het gaan over vuur of het zich bevinden te midden van brandende materie. Dan de z.g. rookproef. Ze kunnen kruiden verbranden en zijn daar immuun tegen, terwijl anderen door een soort slaaplust worden aangegrepen, buiten bewustzijn geraken, en als de magiër maar lang genoeg doorstookt, sterven aan de stoffen, die worden afgescheiden. Dan heb je nog – ja, het is ook een soort magie – mensen, die in staat zijn om bepaalde bomen, die een dodelijke uitwaseming hebben en planten, die een dodelijke uitwaseming hebben, te benaderen zonder dat ze er schade van ondervinden. Dan heb je natuurlijk het weten waar dieren zijn. Dat vinden we elders ook, zoals een slangenbezweerder ook soms kan zeggen, nietwaar dat er een slang in uw huis is, en die er ook uit kan lokken. Zo kunnen zij dat ook. Nu, dan hebben we verder het geesten oproepen, toekomst voorspellen, het z.g. “paren”, dus in harmonie brengen met elkaar van bepaalde mensen. Het gebruik van vele eigenaardige medicamenten, heel vaak met zekere erotische werkingen. Ze zijn in staat in gevallen van bloedvergiftiging door middel van hun bekende plantensappen zeer snel vergiftigingen weg te nemen en ontstekingen te genezen. Ze zijn in staat om ook symptomen van melaatsheid e.d. op te wekken, wanneer het nodig is. Enkelen – maar dat zijn er niet velen – zijn ook in staat om slaapziekte te verdrijven. Nu, daar heeft U dan zo’n paar van de dingen, die ze kunnen doen.
Mag ik hierop aansluiten? Ik heb gezien, dat ze een persoon horizontaal lieten zweven. En de persoon in kwestie was een meisje, dat met haar hoofd en hals rustte op een support, op een steun, terwijl ze met haar benen vrij hing. En om te bewijzen, dat er werkelijk geen steun was, sloeg de magiër met zijn zwaard eronder door. Hoe heeft hij dat bereikt?
Nu, wat U daar noemt, is een betrekkelijk bekende truc. En die truc berust op een borstband met een verlengd contact, dus dat is een ijzeren band a.h.w. of een zeer sterke leren band met een ijzeren roede, die de ruggengraat steunt. Dus hier wordt heel vaak getrukeerd. Maar wanneer U de werkelijke truc heeft gezien – die ook bestaat, dus die magisch is – dan wordt ook het laatste zwaard weggenomen, waarna het meisje of ook vaak een jongen – ze moeten meestal maagdelijk zijn daarvoor – in kwestie omhoog zweven tot vijf à zes meter en daarna naar beneden komen. Heeft u dat gezien, dan heeft u kans, dat u de werkelijke truc heeft gezien, n.l. levitatie. Er zijn ook magiërs – maar dan moet u zijn in het noorden van Afrika, vooral in de buurt van Suez; daar heb je van die eigenaardige randsteden van een droog, woestijnachtig gebied, een bergachtig en woestijnachtig gebied – en die kennen b.v. de truc (of truc, de magie dan), die nodig is om b.v. metalen staven te laten dansen, zonder dat er iets aan vast zit. Dat is een kwestie van levitatie, die in verband staat met de z.g. Poltergeistverschijnselen, dus een uitstraling van de persoon zelf in concentratie, waardoor iemand of iets kan worden opgeheven, mits een zekere affiniteit daarvoor bestaat.
Hoe wordt de werking van de zwaartekracht dan opgeheven bij die levitatie?
Wanneer het ernst is, dan wordt de werking van de zwaartekracht niet opgeheven, maar eenvoudig tegengewerkt. Met andere woorden men brengt – maar nu in een voor u niet zichtbare vorm – een steun aan, die in staat is om de werking van de zwaartekracht op te heffen. Zoals u dus iemand zó zou kunnen optillen, doen zij dat dan via een kracht, die onzichtbaar is. Er is dus wel van een feitelijke steun sprake. De levitatie, zoals die aan de noordrand van de Sahara wel wordt beoefend, berust weer op iets anders, n.l. op het genereren van een eigen veld. De persoon in kwestie verandert zijn eigen uitstraling zodanig en brengt erin een zekere vibratie tot stand, dat hij voor de magnetische werkingen op aarde ongevoelig is, en een volledig eigen werking genereert. Hierdoor ontstaat een praktische zwaarteloosheid, die natuurlijk alleen in stand gehouden kan worden, zolang als die eigen toestand blijft voortbestaan. Dergelijke mensen laten dus niet een ander omhoog gaan, maar gaan zelf omhoog. En dan moet U nog heel voorzichtig zijn, wanneer u zo’n proef ziet, omdat er ook mensen zijn, die gewoon van massasuggestie gebruik maken om een dergelijk effect tijdelijk te creëren. Om niet te spreken van de trukeringen waarbij met dunne koorden wordt gewerkt.
Hebben de Afrikaanse magiërs nog contacten met westerse magiërs?
Ik denk speciaal aan witmagiërs, die met hun westerse broeders wellicht tot een betere wereld zouden kunnen bijdragen. Al degenen, die binnen de Witte Broederschap verenigd zijn, staan in voortdurend contact met elkaar, zij het dat dit contact veelal geestelijk en slechts uitzonderingswijze ook stoffelijk is. Voor de andere magiërs is dit contact over het algemeen niet aanwezig.
Hoe zijn de negers aan hun zwarte kleur, enz. gekomen? Waren zij al zo in de Atlantische tijd?
In de Atlantische tijd hadden we nog niet die koolzwarte rassen, die je tegenwoordig nogal tegenkomt. Dus de kleur was grauw. Maar de kleur zelve is een kwestie dus van pigmentatie, die erfelijk ontstaan is. U kunt hier ook mensen vinden, die een praktisch tropisch uiterlijk kunnen hebben, ook in de wintertijd, dus door pigmentering van de huid. Het verblijf in een land, waar de zonnewerking over het algemeen sterker is dan b.v. hier in Nederland, bevordert natuurlijk deze pigmentatie ten zeerste en kan op de duur dus ook een volledige zwarte kleur veroorzaken. U kunt dit nog zien. Wanneer u een neger bekijkt, is die kleur niet overal gelijk, maar er zijn delen van het lichaam, die zelden of nooit direct aan de zon zijn blootgesteld en die toch in actie komen; b.v. handpalmen, voetzolen, soms nog andere plaatsen van het lichaam. Hier is de kleur dan b.v. tot chocoladeachtig toe, terwijl de verdere kleur donkerbruin tot zwart is. Dus hier is het een kwestie van klimatologische omstandigheden plus erfelijkheid, die ertoe hebben bijgedragen, dat dit ras donker is geworden en gebleven. Dat er in het begin natuurlijk ook reeds een bron aanwezig was, dus een erfelijke voorkeur voor zware pigmentatie, een zware en donkere pigmentatie vooral van huidpigmenten, is begrijpelijk. In de Atlantische tijd bestonden echter nog niet de “zwartjes”, zoals u ze nu kent. Wel de donkere persoonlijkheden, die het slavenvolk vormden, in tegenstelling tot de z.g. “Blonden”, die de meesters waren van de “lichtere donkeren”, die de middenstand vormden, de opzieners van de slaven en zo.
Kunt u ook iets mededelen over de geheime Orde, die gesticht is door Ichnaton? Bestaat deze heden ten dage nog in haar oorspronkelijke vorm? Is het een geestelijke Orde, die dient om de mensheid op een hoger plan te brengen? Is dit zo, waarom is het dan een gesloten Orde?
De z.g. Orde van Ichnaton, de zoon van Aton, is in feite in het begin een priesterschap geweest met inwijding. Het treurig verloop van Ichnaton eigen leven en de toestanden na afloop van zijn bestaan hebben dit al heel snel gemaakt tot een geheim genootschap, dat op het ogenblik nog bestaat o.a. in Egypte en ook verder in de noordelijke gebieden van Afrika. Dit genootschap kent niet meer de directe zonaanbidding zoals vroeger.
Integendeel, we vinden er heel veel christelijke en ook wel meer joodse gedachten in terug. Het genootschap zelve is en blijft besloten, omdat het een geheimschool is en als zodanig slechts die leden kan opleiden, die ook in staat zijn de proeven van het genootschap te volbrengen. Het geheel behoort bij de Witte Orde en is indirect aangesloten bij verschillende andere genootschappen. Zo vinden wij sommige van die leden, de hogere leden b.v., terug op belangrijke plaatsen in de Egyptische Vrijmetselarij. Daarnaast zien wij contacten o.a. met Rozekruisers en nog dergelijke groeperingen.
Zijn bij de negers in Amerika de geheime genootschappen geheel opgehouden te bestaan?
De Afrikaanse genootschappen hebben indertijd een deel van hun weten, kwaliteiten en eigenschappen overgedragen op de slavenwereld van Amerika. Maar daar heeft het zich afzonderlijk ontwikkeld en daar komen we dan bij de geheime genootschappen terecht onder de bekende voodoo. Deze voodoo, die vooral in Haïti, Jamaica zijn centrum vindt, is praktisch verspreid over alle plaatsen, waar een redelijk grote negerbevolking bestaat. En daar zijn ook verscheidene meer geheime groeperingen bij, terwijl anderen meer openbaar werken, maar naast hun openbare werk toch ook weer die oude geheime praktijken hebben. Zij zijn vaak en politiek en ook op financieel gebied van heel grote invloed voor hun omgeving.
En zij die terugkeren naar Liberia, zijn dat niet hoofdzakelijk Christennegers?
Dat ligt er aan, wat u een Christenneger noemt. In het huidige Amerika zijn er onder degenen, die b.v. rechten studeren, toch wel Christennegers? Er zijn veel negers, die althans uiterlijk het Christendom aanhangen, als u dat bedoelt. Maar wanneer ik u mag wijzen op de eigenaardige wijze waarop de neger zelfs het Christendom, dat u kent, interpreteert, wanneer hij dat volledig aanvaardt dus, zult u begrijpen dat de ontevreden elementen, die b.v. naar Liberia uitwijken e.d., zeker niet die elementen zijn, die behoren tot de vroomste Christenen. Integendeel, in hun voorstellingswereld leven vele andere belangen, waardoor ze vaak snel vatbaar zijn voor de nationale invloeden ter plaatse.
Dus de magie is alleen maar voor materiële doeleinden geschikt?
Uiteindelijk wel. Dat is het typisch karakter van de zwarte magie, zoals u weet. De zwarte magie zoekt voor zichzelf te bereiken. De witte magie zoekt voor anderen of ten minste mede voor anderen te bereiken. De zwartmagiër vraagt zich niet af, hoe de belangen van een ander zullen zijn; hij vraagt zich slechts af, wat dat voor hem betekent. Met andere woorden om een voorbeeld aan te halen: Er was een magiër, die met zijn doodwensen – veelal door middel van vergiftigingen, soms door suggestie – buitengewoon veel succes had. Hij kreeg nu bezoek van iemand, die hem vroeg een ander op die wijze te vermoorden. En de prijs daarvoor was vier koeien plus zout. Dat was behoorlijk, een zak zout en vier koeien. De tegenpartij hoorde dat en ging naar die magiër toe en gaf hem ook vier koeien en een zak zout, als hij die bezwering ongedaan maakte. En bovendien nog eens vier koeien en twee zakken zout, als hij die ander om zeep hielp. U begrijpt wel, wie is gegaan. Daar heeft u een typisch beeld van de wijze, waarop de meesten deze magie dus beoefenen.
Is er dan geen witte magie onder de negers?
Dat hebben wij zo even al vastgesteld. Wij hebben ook vastgesteld, dat dat sporadisch voorkomt en dat deze witte magie dus niet persoonlijk streeft. Dat kunt u uit het voorgaande afleiden.
Nu vrienden, er zijn geen vragen meer. En nu kan ik u natuurlijk nog wel een beschrijving gaan geven van zo’n stambijeenkomst, maar ik mag daarvoor toch niet al te veel tijd nemen. Stelt u er prijs op dat ik dit nog doe?
Ja
Goed.
BIJEENKOMST VAN EEN GENOOTSCHAP.
Het is misschien erg moeilijk voor u om u een jungle voor te stellen. Het is niet, zoals u denkt een ondoordringbare wildernis. Het is een afwisseling van parklandschap met moeras; dan weer een dik bomen dak met grote lanen, maar zelfs op de dag nog duister; dan weer een gebied, dat geheel doorgroeit is, dus waar je niet kunt doordringen zonder meer. Een dorp is meestal bij vrije plekken of aan een waterloop gesitueerd. Stel u nu verder voor, dat ergens in dat oerwoud op een van de meest ondoordringbare plekken rond een grote boom een open plaats is gemaakt. De plaats is kaal, we vinden er wat resten van vuren en verder niets. Dan gaan we een eindje verder en vinden we – gescheiden van die open plaats weer door doornen, lianen, kortom al, wat in een oerwoud woekert – een tweede plaats, kleiner; en op die plaatsvinden we een betrekkelijk groot huis. Het bestaat uit een afdak en gevlochten muren, die met klei zijn bepleisterd. Dan hebben we hier het hoofdbureau van een geheim genootschap.
Dat genootschap zelf bestaat uit een betrekkelijk grote groep. De afdeling is n.l. wel 60 man sterk. Dit is veel, want er zijn al groeperingen van Luipaarden e.d., die niet meer dan 6 of 8 leden tellen in die afdeling. Nu wordt het avond en u merkt, dat van verschillende kanten mensen aankomen. Ze verzamelen zich op die open plaats. Drie of vier daarentegen ziet u verdergaan; die gaan dan naar dat huis toe. En daar zijn ook verschillende anderen naar buiten gekomen, meestal oudere mensen. Zij brengen verf aan, zetten maskers op en ondertussen is op de open plek reeds een vuurtje – zij het een laag vuur – aangelegd. En nu moet u opletten, want nu begint het eigenlijke schouwspel.
We stellen ons nu voor, dat wij op die open plek zijn. Daar klinkt in het bos een geheimzinnig diep gehuil. Het wordt kort daarop van een andere kant herhaald. Het lijkt, alsof dit gehuil rond het gehele bos gaat; dus aan alle kanten hoort u steeds weer hetzelfde gehuil. De toon wordt snerpender en hoger. En dan ineens, zonder dat u precies heeft kunnen zien hoe – de schaduwen verhullen dat – staat daar een gestalte, ongeveer twee keer zo hoog als een normaal mens. In dit geval draagt die figuur een vreemd, lang masker, dat er ietwat roestig uitziet door het bloed, dat erop geofferd is. De mantel, die wordt gedragen, is gemaakt van dierenhuiden. En deze vreemde figuur komt met vreemde, schuifelende passen naar voren.
Achter hem zien we drie of vier kleinere maskers. De aanwezigen knielen neer en verbergen hun aangezicht. Het masker met vreemde, schuifelende tred, totdat het bij die ene grote boom daar in het midden staat. Daar rust het, en een laatste keer horen we – en nu zien we hoe het gebeurt; met een soort klos, die wordt rondgeslingerd – dit eigenaardige gehuil. Nu staan allen, die geknield zijn, weer op, en wij zien hoe ze dichterbij komen. Er wordt een dier aangebracht. Dit dier wordt geslacht, en het bloed laat men uitdruipen op de resten van dit masker. Daarnaast staat nu een oude man.
Nu begint er één met een soort trommel te werken. Het is gewoon een gespleten stuk hout, dat enigszins is uitgehold. De toon is betrekkelijk hoog, de klank eenvoudig en ook het ritme is betrekkelijk simpel. Hier en daar zien we nu op het ogenblik de mensen dichterbij komen, die ook nog een offer hebben. En een ieder buigt zich en bevochtigt daarna met het bloed van een aanhangend stuk van het masker zijn eigen gelaat. Ze gaan nu terug en iedereen inspecteert schijnbaar zijn buren of hij goed geschilderd is. We zien de meest fantastische lijnen, meestal aangebracht met klei, pijpaarde en met bloed. En nu – terwijl die vuurtjes branden – begint er een tweede trom, die veel dieper is. Dit is werkelijk een locali, dus a.h.w. een signaaltrom. De reeksen van roffels geven te kennen, dat iedereen weg moet blijven, omdat de grote goden hier zijn; dat het bos gevaarlijk is. En gelijktijdig beginnen zich nu andere trommen mee te roeren.
Het wordt een langzaam aanzwellend geluid, We zien vijf, zes, zeven trommen in werking. Men slaat daarop met stokken; we zien er zelfs met de hand op slaan. Het is een vreemd dof geluid, waarin nu een van de krijgers naar voren komt en begint rond te warrelen. In zijn dans zien we dat hij een heel gevecht uitbeeldt. En in dit gevecht steekt hij telkenmale met de speer in de lucht. Nu komt er een ander aangeslopen. Ja, hij verbeeldt nu op het ogenblik degene, die offeren zal. Hij draagt een grote bal van klei. Let u op, hij slaat nu de vechter op het hoofd en doet of hij hem de klei in de keel en de neusgaten duwt. Dit is dus een Krokodilman. Hij probeert nu een ogenblik zijn slachtoffer mee te slepen, deinst terug, komt weer terug. Alles met een vreemd, kwispelend gedanst. Hij sleept dan zijn slachtoffer tot bij het masker. Daarna staan beiden op. Slachtoffer en danser verdwijnen.
Nu beginnen er een paar anderen tegen elkaar. Het wordt een soort schijngevecht. Steeds feller en feller wordt het ritme. En nu zijn het niet meer twee, nu zijn het reeds bijna allen, die dansen. Zelfs een van de trommelslagers gooit op het ogenblik zijn stokken neer en begint mee te dansen. Het is nu een heel getrappel van waanzinnig geworden negers in een vreemde roes. Zo dadelijk zullen zij hier een offer gaan brengen dat ik u niet nader zal beschrijven.
Naarmate de spanning hoger wordt, wordt het vuur iets lager. En nu kunt U daar zien dat het masker weer is opgezet door die oude man. Hij draagt hier een soort testje bij zich, een soort kalebas, en daaruit wordt nu kruid op het vuur gegooid. Er komt een vreemde rook af, een vreemde, geurige rook. De aanwezigen deinzen op zij. Toch blijven zij nog die eigenaardige trekkende bewegingen maken. Nu is er geen enkele trommelslager meer. Ze dansen allemaal.
Het is één waanzinnig gewarrel. En nu de trommen niet meer slaan, horen we slechts het geschuifel en het vreemde geklap, dat ontstaat, wanneer men met stokken of speren tegen schilden slaat, of – zoals anderen – zich met ritmische slagen op het lichaam begeleidt. Dan ineens hoort u weer die vreemde kreet. Met dat kleinere masker, dat daar opzij stond en dat zo even nog meedanste. Er vallen er een paar bewusteloos neer, die zijn uitgeput. Schuim op de lippen. En nu wordt dan het offer gebracht.
Het offer is gebracht nu. (We gaan er dus even aan voorbij.) En nu zien wij, hoe de kleinere maskers naar voren komen en één daarvan ademt nu wederom kruiden in. De geur is een andere. En nu begint er een vreemde, holle stem te spreken. Die man is a.h.w. in trance. Het schijnt heel erg onverstaanbaar te zijn, maar er zitten twee of drie van de oudere heren bij, die klaarblijkelijk heel aandachtig luisteren naar wat er wordt gezegd. Nu begint ook het grote masker te schreeuwen. Die ander valt schijnbaar ook in trance, begint te dansen, roept vreemde woorden uit. We horen weer een trom op de achtergrond en ineens is het stil.
Nu spreekt het grote masker. Het is net, of je een buikspreker hoort. Die stem is hol. Waarschijnlijk omdat er binnen een gesloten masker wordt gesproken. Maar het is toch duidelijk. Er wordt een opdracht gegeven. En één der aanwezigen wordt aangewezen voor een offer. Dit kan hem zijn eigen leven kosten, tenzij hij binnen één maan, dus binnen achtentwintig dagen, een levend mensenoffer kan brengen op deze plaats. Nu wordt er weer uit de opening, uit de ruimte, waar die anderen vandaan kwamen, spijs en drank aangebracht.
Hoofdzakelijk lijkt het hier een reeks van kalebassen en betrekkelijk fraai bewerkte aarden kruiken ook, met een vreemd soort bier. Het is zeer verdovend, zoals u ziet. De roes begint hoe langer hoe sterker te worden. We zullen nu weggaan voordat we taferelen te zien krijgen, die beter niet beschreven worden. Op dergelijke wijze vergaderen vele negers op vele plaatsen van Afrika. Het gebied dat ik heb genomen echter, was gelegen aan het bovenstroomgebied van de Zambezi, waar dit gebruik heden ten dage nog voorkomt en ongeveer, zoals ik u beschreven heb. Dan hoop ik u daarmee misschien nog een kleine indruk gegeven te hebben van wat er dus al zo kan gebeuren bij geheime genootschappen. Het is niet beslissend voor wat overal gebeurt, maar een beschrijving van een plaatselijk gebruik bij een dergelijke geheime groepering.
En daarmee, vrienden, zullen we dan de bijeenkomst gaan besluiten. Ik hoop dat dit onderwerp u toch iets meer inzicht heeft gegeven in de mentaliteit van Afrika, in de vreemde krachten, die daar vandaag aan de dag nog hun spel drijven.