De geschiedenis van de Wessacvallei

image_pdf

10 mei 1966

Ik zou met u willen ingaan op de geschiedenis van de Wessacvallei en alles wat daarbij behoort.

Wanneer wij een Wessacfeest zien, dan moeten wij goed begrijpen, dat dit feest op zichzelf eigenlijk het karakter heeft van een zekere ritus. De mens en ook de geest kan zich vaak het best concentreren en tot de zuiverste voorstelling komen van waarden, wanneer hij een bepaald aantal vaste handelingen daarbij verricht en daarbij een vaste instelling, vaste gebaren, woorden, opstelling van mensen en voorwerpen gebruikt. Dit ritueel is dus ergens overbodig. Aan de andere kant kan juist door het ritueel een zeker contact ontstaan, een zekere ontvankelijkheid ook, die anders door een groot aantal entiteiten gelijktijdig moeizaam zeer moeizaam slechts bereikt kan worden.

De Wessac, de vallei van eens, heeft reeds lang plaats moeten maken voor een andere locatie op aarde. De oude Karakorum heeft zich vervangen gezien door de steilere en haast gevaarlijker toppen, de nog feller uit de grond getrokken dalen van de Andes, de Noordelijke Andes. Maar voor de rest blijft eigenlijk alles hetzelfde.

We zoeken een oriëntatie. Die oriëntatie is niet zo erg belangrijk, maar voor het gevoel van de mens, voor de instelling van de mens, kan ze belangrijk zijn. En aangezien zowel mensen als geesten deelnemen, werd dus de oude opstelling in een zoveel mogelijk aan de oorspronkelijke locatie gelijk komende oriëntatie opgesteld.

Dan wil ik graag duidelijk maken wat er achter deze rite schuilt, terwijl ik u van de rite zelf slechts enkele voornaamste delen geef. Menselijk denken en ook geestelijk denken is hiërarchisch denken. Er moet dus een zekere rangorde zijn. Deze rangorde kan niet alleen bereikt worden door een aantal personen aan te wijzen, of door volgens traditie bepaalde entiteiten de voorkeur te geven. Zij moet wel degelijk mede het resultaat zijn van beleving, van meditatie. Want degene die vooraan staat, die eigenlijk celebrant wordt, medecelebrant wordt in de ritus, moet in staat zijn de volle kracht van het Licht te verdragen. En zelfs wanneer het woord Licht hier overdrachtelijk wordt gebruikt, zo moeten wij beseffen dat dit een kracht is, die het eigen wezen ten zeerste kan aantasten. Er moet dus een zekere rijpheid zijn.

Dit is dan het z.g. altaar, een meestal als rechthoek opgestelde groepering. Daarachter vinden wij een soort vierkant. U zoudt kunnen zeggen, dat de ontvangst (de receptie van de kracht) plaatsvindt op het altaar dat de absorptie van de kracht plaatsvindt op het vierkant. En daarachter vinden wij een soort maanvormige opstelling. Men zou kunnen zeggen; van daaruit geschiedt eventueel weer de diffusie van de kracht. Er zijn dan nog de z.g. vleugels of zijbanken een aantal entiteiten die niet onmiddellijk in de ritus deelnemen, maar als toeschouwer aanwezig kunnen zijn.

Nu wordt de kracht geroepen. Dit roepen van de kracht moet beginnen vanuit de maan, vanuit de laagste opstelling a.h.w. Want eerst wanneer deze in staat is het licht in zich te ontvangen en te verwerken, kunnen de anderen in actie komen. Wanneer blijkt dat iemand de mentaliteit heeft, de instelling, de openheid t.o.v. het licht, die voor deze halve cirkel noodzakelijk is, dan zal hij dat begrijpt u wel daarin betrokken worden. Want hoe groter het aantal bewuste elementen in een der eenheden, hoe groter de kwaliteit van hetgeen kan worden opgevangen, uitgestraald, enz. Op deze wijze is er op deze bijeenkomst nogal wat uit gewisseld.

Wij hebben gezien dat de z.g. maan of halve cirkel aanmerkelijk versterkt werd. We hebben daarnaast gezien dat het vierkant werd uitgebreid, zelfs met een betrekkelijk hoog aantal, n.l. met 96 entiteiten. En daarnaast hebben wij ook bij het altaar enkele nieuwe figuren gezien. Misschien dat dit versterken van het geheel mede aansprakelijk is geweest voor de effecten, waarover u op de vorige vrijdagavond reeds iets hebt kunnen vernemen.

Nu gebeurt het volgende: Er is de bede. Deze bede, gezegd door de halve cirkel, herhaald door het vierkant, wordt bij de rechthoek, bij het altaar groepje tot een incantatie, het wordt een directe aanroeping. Hierbij stelt men zich de Oneindigheid voor, de Goddelijke Wil. Men probeert deze Goddelijke Wil a.h.w. in zichzelf te kennen en de kracht van die Goddelijke Wil in zich te ervaren.

Hieruit bouwt zich dan. een soort piramide op, waarbij wij dus de krachten van de mens en het bewustzijn van de mens zien uitgedrukt en daarnaast bewustzijn en krachten van de verschillende sferen, die deel hebben. Aan de z.g. top van de piramide zien wij in vele gevallen ook bekende entiteiten, die eens op aarde geleefd hebben, gemanifesteerd als grote leraren en meesters. Deze zouden misschien aan de andere kant kunnen staan. Maar de gehele opzet betekent meer dan alleen maar een uitwisseling van krachten. De hele opbouw is a.h.w. een weergave van het werkelijke doel, het werkelijk bestaan van de aarde.

De Witte Broederschap is hierbij instrument en vervult dus een grote bestemming. Zij kan binnen het kader van deze bestemming zelf besluiten nemen. Zij kan een zekere pressie en kracht uitoefenen. Maar zij is niet in staat om zelf zonder meer besluiten te nemen buiten elke limiet om. Er is een limiet, en deze limiet is de Goddelijke Wil. Dan komt het contact met die Goddelijke Wil. Wij noemen dit de eerste straling. Er ontstaat dus een band, die u zoudt kunnen uitdrukken als een veelkleurigheid van licht (een soort noorderlichtverschijnsel), die langzaam uitgroeit tot een straal, die de altaar groep en het onbekende verbindt. Hierbij stelt men dan het volgende en ik hoop dat u mij deze uiteenzetting niet euvel duidt:  De aarde is eeuwig, want zij bestaat in de eeuwigheid. Buiten tijd omvat zij alle mogelijkheden en is zij tenslotte bezien vanuit menselijk standpunt een oneindig aantal werelden met een oneindig aantal vervulde mogelijkheden. Maar dat is op het niveau van het Goddelijke.

Wanneer wij contact maken met dit Goddelijke, dan gaat dat vanuit een wereld, waarin door de arbeid van de geest, van de bewuste mens, een erkenning is ontstaan. Wij hebben een wereldbeeld en wereldvoorstelling. En deze beheerst onze bede. Door die bede nu richten wij ons dus niet alleen op de Goddelijke kracht, maar op de Goddelijke kracht geuit in het totaal aantal mogelijkheden, dat tezamen het eeuwige begrip aarde vormt. En wij kiezen uit dit eeuwige begrip aarde het ene moment of het ene beeld, dat het meest sterk past bij de huidige aarde. Alleen daar in het Hogere is alles dus evenwichtig. Is het concept volledig. Wat wij op aarde kennen is een deelconcept. En het contact ontstaat dus een aanvulling.

Daarom stellen wij: De uitstraling van kracht is eerst dus de mens die zich richt op het Hogere, op God. Daarna het Goddelijke, dat in harmonie komt met de mensheid en de geest, die deze mensheid helpt. Daaruit ontstaat de ontlading van kracht. Maar de kracht omvat tevens het evenwichtig beeld van een waarde, die zoveel mogelijk verder gelijk is aan de huidige. Hierdoor zal de bewuste de onevenwichtigheden van de eigen aarde erkennen en zien, in welke richting zij gecorrigeerd zouden moeten worden. Hierbij wordt dus de zin van de rite misschien ook iets duidelijker, want ieder zou dit voor zich kunnen ervaren en beleven.

Maar door dit gezamenlijk te doen, ontstaat er een gedeeld bewustzijn juist omtrent die te korten (die onevenwichtigheden op aarde, die dus gecorrigeerd moeten worden) en een besef van de mogelijkheden, die er zijn.

Dat maakt natuurlijk de samenwerking veel eenvoudiger. Ongeacht de hiërarchie, die er in de Witte Broederschap bestaat is er qua planning, qua uitvoering dus eigenlijk geen sprake van hiërarchische verhoudingen. Wij weten allen wat er gaande is. Wij beleven allen, wat er aan kracht beschikbaar is. Wij erkennen dus allen, wat noodzakelijk is. En pas na deze erkenning, krijgen wij een volgend deel van de rite, dat het best omschreven kan worden als een soort absorberen en danken.

Hierbij krijgen wij dus de Godserkenning van de altaar groep, de Godsaanvaarding van het kernvierkant en daarnaast krijgen wij het begin, van het uitdragen van het aanvaarde (de daadkrachtige verwerking, van het ontvangende) in de maan.

Het lijkt u misschien vreemd, dat de laagste groep als wij al van hoog of laag mogen spreken in dit geval dus de kracht diffuseert. Maar wij moeten niet vergeten, dat haar taak een betrekkelijk geringe is in vergelijking met het opnemen van die Kracht en ook het opwekken van die Kracht.

Men blijft een tijd samen en daarna gaat de zaak uiteen. Het eerst het altaar. Het altaar, dat eigenlijk een menselijke groep is, verdwijnt dus. De entiteiten, die er deel van hebben uitgemaakt, gaan langzaam over naar de buitenkant van het vierkant. Het vierkant breekt op, gaat dus uiteen, en daarbij voegen zich dan langzaam de uiteinden van de halve cirkel of maan. En degenen, die in de stof aanwezig zijn, gaan gezamenlijk terug maar een plaats, waar gemediteerd kan worden, waar een maaltijd genoten kan worden, etc. Zij, die in de geest aanwezig zijn, zullen in sommige gevallen bij de groep blijven en in andere gevallen teruggaan naar hun eigen sfeer en eigen bezigheden.

Het zal u bekend zijn naar ik aanneem dat dus deze keer na het zuiver witte licht, dat zich openbaarde, er een tweede zeer sterke naglans was, die wij als goudkleurig omschrijven. Hier moeten wij dus stellen, dat in tegenstelling tot het gebruikelijke een splitsing van de uitgestorte kracht kenbaar wordt. Er is niet alleen het alomvattende licht en de idee, maar er is daarnaast het gouden licht, dat toch een zekere emotionaliteit inhoudt en dat daarnaast ook voor de aarde zelf bepaalde energieën inhoudt. Er is sprake van een tweeledige werking dit jaar.

Een ander punt, waarover wij dus nogal waren opgewonden (als ik die term mag gebruiken) was het zich tonen van een aantal grote entiteiten en wel naast het punt, waar voor ons de bron van de straal ligt. De grootorde kunnen we zo langzamerhand wel precies bepalen. Die grootorde ligt in sterrengeesten en daarboven. We dachten eerst dat het misschien ook planeetgeesten konden zijn, maar deze krachten staan nog hoger. Dat spreekt dus voor een aantal krachten van elders, die zich mede in deze aarde althans in deze mensheid gaan interesseren.

De resultaten komen nu in de Grote Raad. En deze Grote Raad moet u zich voorstellen niet als een praatcollege, maar als een aantal entiteiten, waarvan sommigen nog in de stof, die in staat zijn de ontvangen indrukken te recapituleren. Onder hen vinden wij de meesten van hen, die bij de plechtigheid onder het altaar resulteren, daarnaast een aantal personen uit het vierkant. Een vermogen dus om het beeld, dat gezamenlijk werd ondergaan opnieuw op te roepen en dit met de feitelijke wereld en zelfs de feitelijke gedachte-uitstraling van de mensheid te vergelijken, maakt het hen dan weer mogelijk om een zekere planning te vormen, een zeker nemen van besluiten binnen het kader van de opdracht, die in het licht voor ons aanwezig was.

Dit nemen van besluiten heeft geen dwingende, geen wetskracht. Het is doodgewoon een aanwijzing in welke richting men het beste actief kan zijn. En in de praktijk zal dan ook de Broederschap zich daaraan onderwerpen of daarmede althans rekening houden. Nu is natuurlijk voor u dit alles wel aardig en interessant, maar mag ik van hieruit een ogenblik een parallel trekken naar uw eigen wezen?

U hebt in uzelf krachtbronnen, waarvan u de aard niet kent. U hebt in uw eigen wezen emoties, die niet geheel verklaard kunnen worden uit zuiver materiële reacties. U hebt in uzelf onevenwichtigheden en u hebt in uzelf ogenblikken van innerlijke balans. Indien wij nu stellen, dat de mens vergeleken kan worden bij een dergelijke Wessac-bijeenkomst, dan moeten wij stellen: Het innerlijk erkennen – de hoogste waarde dus van het ik, een kwestie van aanvoelen en gelijktijdig ook uitdrukken – is het altaar. Wanneer wij ons bewustzijn richten dan moeten wij echter ook in staat zijn de kracht op te nemen. Dit kunnen wij hoofdzakelijk emotioneel doen. Wij kunnen die kracht niet onmiddellijk en bewust verwerken.

Willen wij die kracht tot uiting brengen, dan hebben wij behoefte aan ons stoffelijk bewustzijn, waarin zowel de rede, de kennis, als de mogelijke ervaring van het onderbewustzijn van belang zijn. Zodra een eenheid ontstaat tussen deze, zal in de mens iets kunnen ontstaan, iets voor kunnen komen, dat zij het waarschijnlijk in geringere kracht overeenstemming vertoont met die grote jaarlijkse plechtigheid van de volle maan in mei. En wanneer wij aannemen dat de mens dit kan, dan geldt ook voor de mens.

Er bestaat in het tijdloze een totaal aantal mogelijkheden voor het ego. Dit omvat alle vormen, alle acties, alle toestanden, maar….evenwichtig. Wanneer het ego zich op deze totaliteit afstemt vanuit zijn huidige onevenwichtigheid, ontstaat vergelijkingsmateriaal. Er komt een beeld van een ideale en ook te verwezenlijken toestand dit mag dus niet verward worden, met een ideëel dromen er ontstaat een beeld van een wezenlijke toestand, waarin het evenwicht zo groot mogelijk en zo stabiel mogelijk zal zijn. Dit beeld kan dan op zijn beurt actieve trend worden voor de rede en daarmede voor de directe daadstelling van de mens. De krachten, die hij normalerwijze misschien zal ontberen, put hij uit de emotie, die in staat is om hem lichamelijk en geestelijk enorm veel meer kracht te doen ontwikkelen, ja zelfs de omzettingsprocessen in zijn eigen lichaam aan te passen aan het noodzakelijke.

Hierbij wordt dus het Wessac-feest eigenlijk de uitdrukking van de mogelijke menselijke bereiking. En dat zou ik zeggen kan men niet terzijde schuiven. Wanneer wat de Witte Broederschap kan doen, voor de mens als eenling, als eenvoudig wezen bereikbaar is, dan zullen alle krachten van de kosmos, die voor de Witte Broederschap bestaan beheersbaar en bruikbaar zijn, dit eveneens kunnen zijn voor de mens.

Het zij verre van mij aan u nu de eis te stellen, dat u als eenling datgene tot stand brengt wat de Witte Broederschap in vele, vele eeuwen heeft moeten leren en heeft kunnen ontwikkelen. Maar het is toch goed daarop te wijzen. En dan stel ik:

  1. De mens is in zijn huidig bestaan de uiting van één punt uit de oneindigheid van zijn totale wezen. Dit totale wezen kan als een kringloop of rad worden voorgesteld. Het punt, dat daaruit nu verwezenlijkt is, wordt voor het bewustzijn van de mens en in zijn aardse bestaan niet volledig uitgedrukt. De ontbrekende factoren kunnen worden aangevuld. Er is echter geen mogelijkheid tot een verdere evolutie zonder dat eerst een beroep wordt gedaan op de eeuwigheid en daarna in een nieuwe situatie dus, de ontwikkeling wordt voortgezet.
  2. Daar de energie, die de mens maximaal ter beschikking heeft, gelijk moet zijn aan het maximum der energie in het overeenkomstig punt binnen zijn eeuwige kringloop, zal aan de uiting en de bereiking van de mens in zijn materieel bestaan een grens gesteld zijn. Deze grens geldt echter alleen zijn eigen persoonlijkheid. Voor zijn actie t.a.v. de wereld zowel van de geest als van de stof geldt slechts de harmonische verhouding als bepalend, niet de in het eigen moment gelegen kracht.
  3. Op het ogenblik dat een mens tot het besef komt van de oneindigheid, die in hem leeft, zal hij niet slechts weten hoe hij zijn huidige beperking tot groter evenwicht moet brengen, maar hij zal vanuit deze oneindigheid ook kunnen waarnemen, kunnen beseffen en kunnen leren omtrent de beperkingen en mogelijkheden, die voor hem nu, maar ook in een toekomstige ontwikkeling vanuit het heden gelegen zijn.

Een drietal stellingen, die in dit onderwerp misschien wat vreemd aandoen. Maar wanneer de Witte Broederschap plannen maakt soms voor meerdere jaren, soms voor een kortere termijn om op deze aarde actie te voeren, zo kan zij dit alleen doen vanuit het harmonisch moment in de eeuwigheid, dat zij voor een ogenblik ook in zich waar maakte. Voor de mens en de Broederschap is dit hetzelfde.

Wij mogen daaruit dus ook nog de conclusie trekken, dat een mens over het algemeen voor betrekkelijk weinige, maar dan ook belangrijke delen van zijn bestaan op langere termijn plannen kan maken en de werkelijke mogelijkheden dus ook overzien. Voor een zeer groot gedeelte van de in hem levende waarden en krachten is hij echter altijd op de onmiddellijke reactie aangewezen. Ook de Broederschap zal op vele voor haar toch nog onverwachte gebeurtenissen spontaan en vaak als improviserend moeten reageren.

Hierdoor lijkt mij, dat de eenling, die dit tenminste beseft, dus de mogelijkheid verkrijgt tot het harmonisch zijn en in dit harmonisch zijn weer tot het behoren tot de Broederschap. Want op het ogenblik, dat ik in mijzelf volledig ben, zal ik buiten mij de componenten vinden, waardoor mijn wezen groter, althans vollediger kan worden. Het ik bestaat niet alleen, maar wordt aangevuld door krachten van buitenaf. Naarmate de harmonie met die krachten bestaat, zal de eigen functie van de mens geestelijk zowel als stoffelijk zich kunnen wijzigen.

Nu begrijpt u misschien, waarom ik getracht heb om deze samenkomst van de Wessacvallei toch even op een meer menselijk niveau te plaatsen. Zo goed als er in die plechtigheid van dit jaar een aantal – laat ons zeggen – promoties zijn geweest en mensen, die eerst daadmensen waren (de maan, de halve cirkel) overgingen naar de ontvankelijkheid, het opslaan van krachten in het vierkant, zo moeten wij begrijpen dat er op aarde dus mensen kunnen zijn, die daadmens zijn, van daadmens tot een soort beschouwend bestaan kunnen komen, waarin zij energie verzamelen, en van daaruit misschien nog verder kunnen komen naar een persoonlijk bereiken van eeuwige bronnen.

Hierdoor zal de levenshouding, de gewoonte van de mens, zich uiterlijk misschien weinig veranderen. De innerlijke waardering voor alle dingen zal echter een bijna volledige verandering moeten ondergaan, omdat eenvoudig de reactie op de krachten, op de stimuli van het leven, een andere moet worden.

Wanneer ik nu terugkeer tot de Wessac-bijeenkomst, dan zie ik dus dat degenen, die de gedachte op het altaar a.h.w. volledig ontvingen, degenen zijn, die nagaan wat er gedaan zal moeten worden. Zij zijn de plannenmakers.

Degenen, die uit het vierkant komen, doen meer denken aan de penningmeester van de een of andere vereniging, die voortdurend nagaat of de geplande acties wel in overeenstemming zijn met de aanwezige kasmiddelen. En hierdoor wordt eigenlijk het geheel van die Wessac bijeenkomst toch weer menselijk.

Het is zo gemakkelijk deze dingen te projecteren als een bovennatuurlijk gebeuren zonder meer. Het is zo uitermate eenvoudig om alleen maar over het wonder van de kracht te spreken. Maar als we begrijpen hoe dicht het staat bij het normaal menselijk leven, dan kan ook die Witte Broederschap een andere betekenis krijgen. Want voor heel veel mensen is die Witte Broederschap een soort dooddoener. De Witte Broederschap zegt, de Witte Broederschap doet, maar de Witte Broederschap kan alleen zeggen vanuit de mensheid. Ook wanneer degene, die zegt, in de geest leeft. Want wat gezegd wordt is het resultaat van de reflex van deze wereld, zoals zij nu is in het tijdloos kosmische en het daarin besefte evenwichtsmoment, dat harmonische mogelijkheden bood met het heden.

Er is geen vreemde sferenwereld, die de aarde dicteert. Er is een eeuwige samenwerking tussen verschillende werelden, dat is waar. Maar het is een samenwerking, die gebaseerd blijft op u, op de wereld, op dat heden. Anders is niets bereikbaars. Anders is alles een illusie en wordt het een steeds toenemende waan.

Dat geldt ook voor u. Vanuit uw stoffelijke mogelijkheden groeien ook voor u de grote geestelijke krachten, de inzichten, de mogelijkheden. Zoals voor de geest de actiemogelijkheid op aarde ontstaat, zo kan voor de mens een actiemogelijkheid t.o.v. de geest ontstaan en groeien. Maar zij kan dit alleen op grond van de harmonische mogelijkheden, die op aarde bestaan: Het concrete heden.

Nu kunt u mij voorwerpen, dat dit niet allemaal zo erg esoterisch is. Maar wat hebt u aan uw innerlijke krachten, wanneer er geen mogelijkheid is die kracht te openbaren? Of anders gezegd wat hebben wij aan het vierkant, wanneer er geen halve cirkel, geen maan is, waardoor de kracht weer gediffuseerd, meegegeven kan worden aan de wereld? En wat hebben wij aan een altaar, waarin een enorme krachtsontlading ontstaat, wanneer er niet de mogelijkheid van het vierkant is om die kracht op te nemen, vast te houden en via een andere groep langzaam en gericht te verspreiden?

Esoterisch innerlijk kunt u de grootste wonderen doen. Maar als u niet in uzelf zover komt, dat u naast het punt (noem het geloof), waarin God bereikbaar is, het punt hebt van de georganiseerde kracht van uzelf, uw wil, uw begrip voor een deel ook, uw emotie vooral, waarin de energie kan worden opgevangen, waaruit zij kan worden verdeeld, waaruit (om het eens deftig te zeggen) de chakra kunnen worden geactiveerd door hogere krachten………., dan hebben wij niets aan de rede en aan de wil. Zoals wij niets aan de redenering en aan de wil zonder meer hebben, wanneer wij niet die hogere kracht bezitten.

Het innerlijke pad is niet alleen maar een kwestie van streven, innerlijk, tot het Oneindige. Het is een scheppen van een verbinding tussen de oneindige waarheid, die voor ons bereikbaar is, en het heden; Het eigen ik en al wat er omheen is.

Je kunt een wereld niet veranderen door haar met kracht te veranderen. Maar je kunt haar verplegen, je kunt haar vertroetelen.  Nu is dat misschien wel een heel gek woord een esotericus, die de wereld moet vertroetelen. Maar u kunt het misschien vergelijken met een tuinman. Juist de planten, die het belangrijkst zijn, zal hij verzorgen. Hij zal er voor zorgen, dat zij schaduw hebben. Hij zal zorgen dat zij water krijgen en eventueel bemesting. Hij zal trachten de aarde rond de wortels los te houden, wanneer dit gewenst is. Maar hij kan de groei van de plant zelf niet beïnvloeden.

Datgene wat wij op aarde doen vanuit de Witte Broederschap is ook zo iets. Wij proberen de condities te scheppen, waarbij het bewustzijn van de mens en de harmonische relatie tussen mens en God zich kan ontwikkelen.

En u in uw innerlijk moet precies hetzelfde doen, u kunt niet innerlijk God afdwingen, dat gaat niet. En u kunt uw wereld niet dwingen, wanneer u eenmaal die God bereikt hebt, om die God voor u onmiddellijk te reflecteren. Maar u kunt al datgene, wat in uzelf als het Hogere erkend wordt, a.h.w. beschermen, helpen en verzorgen. En daardoor krijgt men dan de reflex op aarde, die wij vanuit de Broederschap dan de bewustwording van de mens noemen en die wij ons als doel stellen.

Het is erg praktisch. De vaagheid, waarin je zo vaak wegvlucht, heeft hier geen zin. Ook al ligt de Wessac op een voor de doorsnee mens op een niet eens gekende of bereikbare plaats, ook al zijn die plechtigheden voor de doorsnee mens zo iets als een sprookje, de werkingen daarvan zijn reëel.

En zo is het in ons ook. Het geeft niet of ons innerlijk leven, ons innerlijk wezen, ergens onbegrijpelijk is voor anderen en onbenaderbaar. Het is niet belangrijk of datgene, wat wij zien, wat wij beleven, voor anderen een sprookje is of een waarheid. Maar het mag niet resulteren in een vlucht naar die onwerkelijkheid. Die onwerkelijkheid moet juist worden de kracht, de bron, waaruit de manifestatie ín de werkelijkheid plaatsvindt.

Dat die manifestaties ook in dit jaar zullen plaatsvinden, ach, dat zult u snel genoeg bemerken. Want de Witte Broederschap maakt natuurlijk gebruik van de kosmische  tendensen, van de verschillende stralen en kleuren, die optreden. Zij maakt gebruik van al hetgeen zij op deze bijeenkomst opnieuw heeft mogen beseffen en leren. Maar haar werk is materieel. Haar werk is op het ogenblik voor een groot gedeelte het verstoren van de materialistische zekerheid van de mens, om daardoor een vergroting van de geestelijke vrijheid en ontvankelijkheid van de mens te veroorzaken. En wanneer zij dat doet, dan is dat zeker niet alleen een kwestie van de val van een paar koersen ergens op een beurs. Dat is dan een kwestie van ingrijpen op allerhande terrein. Dan is dat een kwestie van het stimuleren van alles, wat dodelijk kan zijn voor het materialisme. En er wordt daarbij geen oplossing aan de mens gegeven. Er wordt een doel nagestreefd.

Wanneer de plant verkeerd groeit, kan de tuinman haar alleen wieden. En wieden is een taak van God. Dat doet de Witte Broederschap niet. Maar zij kan natuurlijk ingrijpen, waar de omstandigheden gunstig zijn voor deze geestelijke vernieuwing, die zich nu reeds langere tijd heeft aangekondigd, die ergens al vaste voet begint te krijgen in het menselijk denken en die nu ook in de praktijk tot uiting moet gaan komen.

Wanneer dat daarnaast dus een erkenning inhoudt van onvermijdelijke gebeurtenissen, natuurrampen en zo, dan moeten we niet zeggen, dat de Witte Broederschap die dingen wil.

Maar het is misschien als met een huisvrouw, die een ei niet wil breken, maar die wanneer het breekt er dan maar een omelet van maakt. Zo zal veel van hetgeen er op de wereld gebeurt al wordt het dan niet gewenst en veroorzaakt door de Witte Broederschap, door die Witte Broederschap gebruikt worden.

En zoals de huisvrouw het ei niet laat in de toestand, waarin het gebroken is, maar het moet klutsen om er een goede omelet van te maken, zo zal het vaak noodzakelijk zijn, om wanneer een onvermijdelijke ramp plaats vindt de gevolgen daarvan dus hier en daar te stimuleren om ze misschien iets ernstiger te maken in zeker opzicht. Dan kunt u als mens zeggen, dat dit niet aanvaardbaar is. Maar het is een goddelijke waarheid, een goddelijke kracht, die op deze manier wordt omgezet in een kenbare praktijk.

Ik kom zo langzamerhand aan het laatste deel van dit betoog en dat wijkt iets van het voorgaande af.

Er zijn heel wat systemen op aarde, waarmee wij een uitleg proberen te geven voor hetgeen God is, wat God voor ons betekent, wat de wil Gods is, wat de werkelijkheid is, wat er na dit leven of voor dit leven bestaan heeft of bestaan zal. Maar deze systemen op zichzelf zijn alleen maar wegen om te komen tot een voldoende harmonie.

Wanneer u dit vergelijkt met het normale bestaan, dan zie ik, dat heel veel mensen naar geld streven. Ze willen graag veel geld hebben. Maar dat vele geld is tenslotte niets waard, tenzij het voor hen een begrip van macht, van luxe, van koopkracht, van bereiking inhoudt.

Zo is het dus met deze systemen. Wij leren er bepaalde waarden mee verdienen. Maar wanneer wij ze verdiend hebben, dan moeten wij ze kunnen besteden. En deze besteding op aarde is eigenlijk een magisch principe, waarbij een groot aantal wetten, waarvan u de meeste wel kent, in actie zijn.

En nu zijn er enkele punten, die ik hier in het bijzonder wil aanstippen, omdat zij eigenlijk direct zijn af te leiden van de invloed van het licht. Juist om de dualiteit van de uitstraling deze keer (wit licht en onmiddellijk daarna geel licht) wil ik dit dus in het bijzonder formuleren.

Wanneer een eerste oorzakelijkheid geschapen is, ontstaat daarnaast als spontaan een tweede, ietwat differente oorzakelijkheid. Het resultaat van beide oorzakelijkheden is weer een gevolg. Of om het anders en magisch te zeggen de kracht, uitbeelding en wilsrichting van de mens, plus zijn invocaties doet niet slechts ontstaan het beeld van zijn wil of macht in de geestelijke sferen en de reflex daarvan, maar daarnaast in de sferen een eigen actie, welke door de magiër niet beheerst wordt en ín het gevolg mede verdisconteerd zal zijn.

Dit zijn dingen, waarover je even moet nadenken. Want je zult als mens proberen rechtlijnig en eerlijk te handelen en je zult tot je verbazing zien, dat het anders gaat dan je had gedacht.

Alleen de magiër, die zo zeer de harmonie bepaalt, waaruit hij werken kan, dat het secundaire verschijnsel a.h.w. kenbaar wordt, kan het gevolg berekenen.

En zo gaat het met die Witte Broederschap. Wanneer we alleen het witte licht hebben, dan is er ergens natuurlijk toch nog een andere kracht, een andere invloed. Maar deze is niet volledig kenbaar geworden. Wanneer ze wel volledig kenbaar wordt, dan houdt dit dus in, dat het gevolg van wat wat er nu allemaal ontvangen is, beter bezien kan worden.

En dan kunnen we dus zeggen: Ja, voor de mensheid vloeien hieruit wel zeer bijzondere en sterke spanningen voort. Want er zal een aantasting uit voortvloeien bv. voor de industrie.

Maar gelijktijdig zullen de emoties oplaaien. Wij kunnen zeggen; een ingrijpen van de Broederschap tegen het materialisme zal gelijktijdig in het materialisme zelf een nieuwe beschouwing, een nieuwe denkwijze doen ontstaan. Dat is zo af te lezen.

En de resultaten zijn daarom naar wij mogen stellen toch heel wat optimistischer, heel wat positiever, dan je alleen aan de hand van het Witte licht en de ontvangen. indrukken anders zou denken en zeggen.

In uw eigen leven geld weer precies hetzelfde. U doet bepaalde dingen. U voelt in deze dingen een geestelijke, een grote waarde. Maar er is daarnaast een tweede oorzaak en gevolgwerking. Wat u doet wijzigt iets in uw omgeving. De wijziging in uw omgeving nu zal mede bepalen vat het uiteindelijke resultaat is van de daad, van uw instelling, van de door u uitgezonden gedachtekracht.

Waar dit in het werk van de Witte Broederschap zo sterk tot uiting komt, moeten wij ook aannemen dat dit voor de mensen meer dan normaal gaat gelden. Daarom zeg ik u: Bij uw geestelijk streven zult u zich goed moeten realiseren, wat er uit voort kan vloeien. Als ik zo ben, dan is het niet alleen wat wil ik daarmee en wat kan ik daarmee bereiken. Maar ook wat wijzigt zich dan in mijn omgeving.

Begrijp heel goed dat de relatie tussen u en uw omgeving, geestelijk en stoffelijk, van veel groter belang is dan voorheen. Wanneer wij in de Wessac-bijeenkomst een bijzondere grote kracht zelfs dubbel zien, dubbel geopenbaard krijgen, dan houdt dit toch wel in, dat het voor u als mens nog veel sterker is. Want u hebt er toch al mee te maken. Maar nu wordt dat bijzonder scherp.

Degene, die bewust wil streven en handelen in geestelijk en in materieel opzicht, zal in deze dagen niet slechts mogen rekenen met eigen instelling en wil, maar zal daarnaast zo goed mogelijk moeten beseffen wat dit voor zijn omgeving, wat dit voor andere entiteiten enz. betekenen kan. Hij zal dan vaak ontdekken, dat het beter is om eigen gerichtheid iets te wijzigen en zo dus harmonischer te worden met de omgeving, opdat het resultaat meer beheersbaar en berekenbaar moge worden.

Ik hoop u met deze les – want als zodanig beschouw ik het toch wel – enige hulp te hebben gegeven voor de onberekenbare veranderingen en situaties van de toekomst. Het onverwachte regeert, juist omdat u meestal niet in staat bent de werkelijkheid te realiseren in deze tijd. Wanneer u uw innerlijke houding op de juiste wijze tot stand brengt, dan wordt die wereld weer beheersbaar wordt zij hanteerbaar en kunt u uw innerlijke geestelijke waarden ook materieel uitdrukken. Dan behoeft u niet meer een tegen uzelf verdeeld mens te zijn, maar dan kunt u als een compleet mens met complete geestelijke waarden een bewust gezien en bewust verwezenlijkt resultaat bereiken.

0-0-0-0-0-0-0-0-0

Gastspreker.

Wanneer men mij vraagt als gast het een en ander u te zeggen, dan is het altijd moeilijk om mij te realiseren, dat er vaak zo’n hiaat, zo’n grote lacune is tussen het besef van de mens en het besef waarin wij leven.

Wie in de stilte van een meditatie de wereld een ogenblik achter zich laat, betreedt daarbij een totaal nieuwe wereld met geheel andere wetten. Want als mens zie je dat zo. En toch is het verschil van die wetten eigenlijk onbelangrijk. Het verschil van die werelden is niets zeggend. Wanneer ik een paleis heb en in dit paleis heb ik een kamer, die groen is en ik verander haar, totdat alle kleuren blauw zijn, dan lijkt het alsof de kamer een andere is geworden. Maar zij is precies dezelfde.

En zo is het eigenlijk ook wanneer het gaat om de waarden van innerlijke werelden, van de geest, de sferen of van de mens. Wat wij veranderen is de kleur, de wijze waarop wij zien. Maar wij veranderen niets aan het feitelijke huis, waarin wij leven.

Men spreekt dan graag over het Huis des Vaders. Het Huis des Vaders is de schepping. En dat daarin vele woningen zijn, daarvan getuigt zelfs de avondhemel met haar flonkerende sterren. Maar het Huis op zichzelf is gelijk. Het is een en hetzelfde Huis. En al zijn er nog zo vele woningen in; de wet blijft gelijk.

De wet nl., die ons allen beheerst in alle werelden, is de wet van aanvaarding of verwerping. Daar waar ik aanvaarden kan, daar kan ik ook verwerken daar kan ik beleven, daar kan ik een zijn met het Goddelijke en met al het geschapene. Daar waar ik verwerp, verwerp ik een deel van mijzelf zo goed als een deel van de wereld. Ik wijs van mij niet alleen af mijn eigen ervaren of mijn beperkte angsten en begeerten, maar ik wijs het leven af, de wereld, God. En zo worden onze werelden eigenlijk gemaakt door datgene, wat wij kunnen aanvaarden.

Aanvaarding lijkt mij een van de belangrijkste waarden in het hele bestaan. O, niet omdat er geen dingen zijn die voor de mens misschien slecht kunnen heten. Niet omdat alles altijd harmonisch en mooi. is. Maar omdat de ontkenning, die in een verwerpen is gelegen, gelijktijdig betekent een vervreemden van jezelf. Een vervreemden van alles wat betekenis heeft.

Aanvaarding is de grote wet. En die aanvaarding kan alleen geschieden op de enige maatstaf en basis die wij bezitten. Wanneer een kind schelpen heeft en het speelt winkeltje, dan betaalt het met schelpen. En heeft het iets anders, knopen bv. dan betaalt het met knopen. Wanneer wij in de totaliteit van de kosmos ons levensspel spelen, zo is de enige waarde, die wij kunnen hanteren, onze eigene. De aanvaarding gaat van onszelf uit en van niemand anders. Daar waar ik aanvaard moet ik niet alleen aanvaarden, wat buiten mij bestaat, maar ik moet het aanvaarden als een deel van mijzelf. Wat ik erken, dat ben ik.

Er is een oude spreuk; dit zijt gij. Wanneer je rond je ziet en je zegt “dit zijt gij,” dan betekent dat niet, dat je toevallig, een vogel of een plant bent. Al kun je door het beschouwen ervan beseffen hoe deze dingen leven en a.h.w. er zelf deel van worden. Het betekent dat wat je in jezelf kent daarvan ook moet erkennen in datgene buiten je.

Als je leven en lijden erkent in jezelf, dan moet je dat ook erkennen bv. in een dier. Niet omdat het lijden van het dier belangrijk of onbelangrijk is, maar omdat het toebrengen van lijden voor jou betekent het onaanvaardbare voor jezelf aan een ander aandoen. En omdat het voorkomen van lijden betekent, dat je je eigen verlangen om vrij te zijn van lijden, bevestigt in de wereld rond je.

Er zijn mensen die dit allemaal te eenvoudig vinden. Het is te simpel, zeggen zij, wanneer wij de mens willen zien als alleen maar iemand, die zichzelf moet ontmoeten in alle dingen en zichzelf moet respecteren in alle dingen. Want zij zoeken het in de mooie beelden van lang vergane tijden, van kosmische openbaringen, van profeten die uit de hemel dalen. Maar kunnen zij daardoor aan zichzelf ontkomen?

Wanneer een mens zegt; ik geloof in Jezus Christus, dan is dat een mooi woord. Maar wanneer hij erkent, wat die Jezus is, dan moet de aanvaarding, die in die Jezus ligt, ook in hem zelf bestaan. Een erkenning, die geen aanvaarding inhoudt, is waardeloos. Wanneer ik de dingen zie en ik zie ze niet bewust, bestaan ze voor mij niet. En wanneer ze mijn leven beïnvloeden, dan zijn het onverwachte schokken, dan is het een noodlot, dat toeslaat. Maar zie ik en besef ik, dan is het een wereld, waarin ik bewust en vrij leef.

Men denkt, dat bv. de oproep om uw naasten lief te hebben een oproep is om goed te zijn in naam van God. Maar dat is niet waar. Je naasten liefhebben, dat is wel degelijk God erkennen natuurlijk. Maar daarnaast – en toch wel bovenal – erkennen in de naaste; jezelf. Jezelf zijn.

Wij zijn niet geschapen als slaven. Mens en geest hebben de volledige vrijheid gekregen van de totale schepping. En in deze schepping zouden zij – mits zij zichzelf blijven – volgens de Goddelijke wet alle dingen kunnen zijn en alle dingen kunnen doen en alle dingen kunnen. leven. Maar dan moeten ze ook alle dingen aanvaarden. Het is uit de bewuste aanvaarding dat de vrijheid ontstaat. En het is de vrijheid, waarin wij God vinden.

Ik heb zoveel wegen aangeprezen gehoord als de enig juiste weg, die tenslotte naar een moeras voeren, niet omdat zij uitgaan van een eventuele splitsing of veroordeling in het Goddelijke, maar omdat zij daarop vooruit grijpen. Omdat zij de mens een aanvaarding of een verwerping bijbrengen, die gelimiteerd is die bepaald is door waarden, die buiten die mens bestaan. Want ik weet heel wel, dat een mens niet alle dingen en onmiddellijk kan aanvaarden. Er zijn dingen voor u, die u eenvoudig niet kunt accepteren. Ze zijn zodanig vreemd aan uw wezen, dat het u te veel moeite zou kosten om u daarin in te leven om te beseffen wat het ook nog kan zijn of betekenen.

Maar er zijn zoveel dingen, die je vanuit jezelf eigenlijk niet vreest, die je vanuit jezelf niet verwerpt. Maar, die je verwerpt, omdat het je geleerd is, of omdat de waarheid of de openbaring of misschien de stem van een meester heeft gezegd, dat die dingen verwerpelijk zijn. De grote hiaat, die er ligt tussen de lichtende werelden van de geest en de wereld van de mens, is eigenlijk terug te brengen tot dit ene feit: In het lichtende aanvaard je, zonder meer. In de wereld verwerp je vaak, zonder meer.

Er zijn op uw aarde vele dingen, die onredelijk zijn. En wanneer ik u in uw moderne tijd een God predik, dan wordt het erg moeilijk voor u om die God nog thuis te brengen. Die God past niet in uw wereld. En als ik aan Hem eigenschappen toeschrijf, die u niet kunt vastleggen, dan zult u die eigenschappen bewust of onbewust terzijde schuiven. Maar als u ze bewust verwerpt, dan bestaat de God, die ik predik, voor u niet. En dan kunt u ook niet leven volgens de wetten van die God, want dat zou dwaasheid zijn.

En wanneer ik u een leer predik en u gaat die leer aanpassen aan uw gebruiken en uw behoeften, dan is het mijn leer niet meer. Dan kan ik niet rekenen met al hetgeen in die leer is ondergebracht, al hetgeen er uit zou voortvloeien, de beloften misschien, die eraan verbonden zijn.

Het is eigenlijk zo eenvoudig, het leven. Ik leef. God heeft mij geschapen, althans dat geloof ik. Want wie ben ik, dat ik bewijzen zal hoe ik ontstaan ben. Ik aanvaard, dat God mij geschapen heeft, zoals ik zo vele dingen aanvaard, waar ik geen andere uitleg voor heb.

Waarom zou ik verwerpen, dat God mij geschapen heeft? Waarom zou ik mijzelf het product van een toeval noemen, wanneer in mij het idee van bestaan een planmatigheid is. Wanneer ik mij een leven niet kan denken zonder een suprême wet? Toch zijn er mensen die het doen. Die tegen zichzelf ingaan om een God te verwerpen. Mensen, die tegen zichzelf ingaan, om een eeuwigheid of een mogelijkheid tot eeuwig bestaan te verwerpen. En toch hunkeren ook zij naar een betekenis, die langer duurt dan een mensenleven. Is het misschien een gebrek aan dat belangrijkste, wat er bestaat in de kosmos: Liefde?

O, weest u niet bang. Wanneer ik u de vrije liefde predik, is dat niet in de gangbare opvatting, die op aarde omtrent dit woord bestaat. En toch zou ik willen zeggen de liefde, is volkomen vrij. Liefhebben is aanvaarden. Het is meer. Het is waarderen. Het is een je verbonden voelen. Het is iets van jezelf verliezen en iets van het andere worden.

Deze liefde is het raadsel en gelijktijdig de oplossing. Want wij vragen ons af, hoe wij een kunnen zijn met alle dingen. Het lijkt zo moeilijk om bv. de slang lief te hebben, die daar giftig dreigend schuifelt in het zand. En het is zo moeilijk om het onkruid lief te hebben, wanneer wij een rijke oogst verwachten en het onkruid die bedreigt.

Maar de liefde wil nog niet zeggen, dat wij de dingen zonder meer laten. Er zijn ook in dit begrip van volledige aanvaarding bepaalde regels en wetten, er zijn normen. Maar de normen vloeien voort uit de natuur, uit ons wezen. Niet uit de eigenschappen van de slang zonder meer. Wanneer de slang dreigt en mij zal doden, dan zegt de natuur dat ik mijzelf beschermen moet. En ik zal de slang verjagen. En als dat niet gaat, zal ik haar doden. Maar indien ik begin met haar te aanvaarden, dan is de kans groot dat ze mij aanvaardt. Dat de tegenstelling ophoudt te bestaan, die in de natuurwet schijnbaar onvermijdelijk is.

Wanneer ik te maken heb met de geest of met paranormale dingen, met wonderen en mirakelen, dan kan ik daarop hopen en mij daartegen verzetten. En dan maak ik ze onmogelijk. En ik kan er volledig mee één zijn maar dan zijn het geen mirakelen meer. Dan is het eenvoudig de eenheid van krachten van geest en stof. En daarom predik ik u eigenlijk vandaag de aanvaarding, waaruit de vrijheid geboren wordt. En de liefde in vrijheid, waarin God door de erkenning van alle dingen vorm en gestalte krijgt voor ons op onze wijze.  Vrede op aarde is altijd een leuze geweest. Want de mensen, die vrede willen, willen een bepaalde vrede. En zij, die vrede op aarde willen willen die vrede op een bepaald stukje aarde.

Men zegt; je kunt niet generaliseren. Maar juist wanneer ik mij te zeer specialiseer, dan schep ik onvrede, dan schep ik disharmonie, dan schep ik verdeeldheid. Vrede op aarde is een vrijelijk liefhebben van alle mensen, omdat zij mens zijn. Dat is een vrijelijk liefhebben van alle landen, omdat zij deel zijn van de aarde. En een vrijelijk liefhebben van alle luchten en alle klimaten, omdat zij gezamenlijk de wereld vormen en het leven betekenen.

En als ik daarin vrede wil, dan wil ik alleen het wegvallen van strijd. Ik wil geen bepaalde wet en geen bepaalde vervulling. Maar waar zijn de mensen die dat begrijpen? Het is soms goed om jezelf te beperken, wanneer je jezelf vreest. Maar hij, die zichzelf vreest, is een dwaas. Want wie zichzelf vreest, verwerpt een deel van zich en eigen leven. En hij kan er weinig mee doen.

Wij zijn hier bij elkaar, wat mensen, wat geesten. Hoevelen van u verwerpen een bepaald deel van hun eigen wezen, van hun eigen denken en bestaan? En waarom eigenlijk? U wilt geestelijk bewust worden, u wilt de hogere waarheid kennen. U wilt doordringen tot in de sferen, waarin de meesters zijn. U wilt het grote waarmaken. Maar hoe kunt u het grote waarmaken, wanneer u de eerste regel, de eerste wet van alle leven niet eens op uzelf kunt toepassen? Wanneer u uzelf niet kunt aanvaarden? Aanvaard uzelf. Strijd niet met uzelf, omdat u wat anders bent dan u meent te moeten zijn. Wees uzelf. Maar als u uzelf bent, erken vanuit dat volledige ik de wereld. Leer die wereld lief te hebben door uzelf te erkennen in al het zijnde, te weten dat al wat je beschouwt, al wat je beleeft, wat je ziet, een deel is van je wezen. En dat je je daartegen niet kunt richten zonder ergens je tegen jezelf te richten.

Ach, misschien stel ik teleur. Er is u een meester aangekondigd en meesters prediken. Zij spreken plechtig en gedegen over de hogere dingen, vaak in beeldspraak. Maar parabelen gebruik je toch eigenlijk alleen, wanneer het niet anders kan. Hoog zijn in de geest wil niet zeggen ingewikkeld of vaag zijn. Het wil alleen zeggen; harmonisch zijn. En een eenvoudig mens op deze wereld, die werkelijk de harmonie kent, die die innerlijke aanvaarding kent van het totale leven, van God en al wat er bestaat, die leeft in de hoogste wereld en de hoogste sfeer. Hij kan nergens anders leven. Want in die aanvaarding leeft hij niet slechts in een klein  stukje van wat eens het Huis Gods zal zijn. Maar dan leeft hij in het Huis des Vaders. En dan doorloopt hij alle woningen. En in elk huis, en elke woning, in elke plaats vindt hij hetzelfde; weer God.

Spreken over God, ach vrienden, ik heb vaak over God gesproken. Ik heb veel grote betogen geschreven, mystieke betogen over al datgene, wat God betekenen moest en hoe wij onszelf in meditatie moesten instellen. Ik heb geschreven de schoonste gebeden misschien wel van deze tijd. En waarom heb ik dan zo lang moeten wachten, voordat ik die harmonie kon vinden?

Omdat ik niet bad met mijn wezen, maar met mijn verstand en met de artikelen des geloofs.  En daarmede kun je niet bidden, daar kun je alleen maar mee blasfemeren. Ook al doe je het nog zo mooi en zo vroom. En al mijn vrome verhandelingen, ze waren misschien goed maar zij waren niet een aanvaarding van God en van het leven alleen. Zij waren in het stellen van een grens. En dit andere is duivels en demonisch. Maar wat kan er duivel zijn, wat kan er demonisch zijn, tenzij wij eerst zelf de demon erkennen.

Er zijn mensen die zeggen; maar zelfs Jezus werd door de duivel bekoord. O zeker, het staat zo geschreven. Maar zegt deze zelfde Jezus dan niet, dat Satan achter hem moet gaan? Hij moet volgen dus. Hij verwerpt zelfs de Satan niet. Hij erkent alleen de disharmonie, het onderscheid niet, dat de Satan hem aanpraat. Maar hij verwerpt zelfs de Satan niet. En wij moeten de Satan dan haten? Dat is dwaasheid. Wanneer je de duivel haat, dan spreek je hem aan in zijn eigen taal. Wanneer je hem liefhebt, dan kan hij slechts aanvaarden of vluchten. Wanneer wij alle dingen liefhebben, dan kunnen zij de eeuwigheid niet meer te niet doen. Zij kunnen hoogstens aanvallen en niet aanvallen en daardoor zichzelf plaatsen in die eeuwigheid of zichzelf eruit verdrijven.

Het is soms zo dwaas. Je zoekt naar een antwoord en het antwoord is eenvoudig. Het is; aanvaard de dingen zoals ze zijn. Aanvaard het leven. Spreek geen oordeel uit. Aanvaard. Heb lief. En als je dat antwoord geeft, dan zegt de mens: Maar is er dan geen reïncarnatie en is er geen karma? Zijn er dan geen wetten en geen openbaringen en staat het niet zo in de bijbel? Hoe dwaas. Alle wijsheid, ook de uwe, kan herleid worden tot dit ene; de aanvaarding en de harmonie.

Misschien stel ik u teleur. Want een zo eenvoudige waarheid lijkt de moeite niet waard. Maar God is eenvoudig. En het leven. is eenvoudig. Alle dingen zijn eenvoudig, tenzij u ze zelf moeilijk maakt. Het moeilijke, het verwarrende wordt uit ons geboren. Wanneer wij proberen redelijk te verklaren wat een sfeer en wat een wereld is, dan is er verwarring. Maar als wij de wereld, de sfeer zien en haar aanvaarden, dan komt de erkenning vanzelf, al is ze niet redelijk te omschrijven.

Er zijn twee wegen in het leven. De eerste is de omschrijving, waardoor de verwarring ontstaat en dan uit de verwarring langzaam toch de aanvaarding van het eenvoudig ware. En de tweede? Het eenvoudig ware accepteren. Zonder meer. En dan komt daaruit langzaam maar zeker ook de omschrijving, als je ze ooit nodig hebt. Ach, misschien vindt u dat dit allemaal overdreven is. Maar mijne vrienden, u zit hier nu zo bij elkaar en sommigen denken; nu is het wel genoeg geweest. Hij kan toch niet veel meer zeggen. Het is altijd hetzelfde.

Wie van u kan met zijn gedachtekracht iets bereiken? O neen, niet alleen maar wat u uitstraalt naar de wereld, want daarvan ziet u niets. Maar werkelijk, iets doen met uw gedachten alleen en dan resultaten zien. Gaat dat niet? En het is toch zo eenvoudig. U moet eenvoudig niet meer praten, niet beredeneren wat die gedachtekracht moet zijn en doen. U moet erkennen en met uw hele wezen er in opgaan en het is gebeurd.

O, u zou graag zien helderzien. En helderhoren. En u zou precies willen weten, waar de heersers zijn van de verschillende stralen en wat uw heerser is. En u zou willen weten wat uw toekomst is. En wat uw verleden is geweest. Maar u bent al die dingen. Aanvaard uzelf zoals u bent en dat andere is er.

Heb God lief boven alle dingen en al het andere zal u gegeven worden. Dwaasheid? Neen. De grootste wijsheid, die er is. Aanvaard God. Aanvaard de totaliteit van het bestaan en het andere vloeit daaruit voort.

O ja, u vindt het mooier, wanneer ik mijn stem plechtig verhef. Wanneer ik in de oude zingzang van vergeten incantaties krachten bezweer, die voor u haast merkbaar en zichtbaar rond u zijn. Maar kijk dan eens goed. Is er in deze eenvoud niet net zo veel licht? Is er in die eenvoudige woorden niet net zo veel betekenis en kracht als in al dat andere?

De wereld van vandaag, hoe goed kan ik haar begrijpen. We willen het allemaal zo graag in onderdelen kennen. Als je een voorbeeld zoekt? Ik heb hier een horloge. Dat heeft zeer veel onderdelen. Als je nu alleen wilt weten hoe laat het is, waar heb je dat allemaal voor nodig? Wat u nodig hebt is geestelijke rust, geestelijke kracht, de innerlijke ervaring. Meer niet. Waarom dan de dingen ontleden? O, het is misschien interessant maar u hebt het niet nodig. Het enige wat u nodig hebt, dat is dit ene, waaruit het licht geboren wordt. Dat is God, God, God, God, en nog eens God. Leven, kracht, aanvaarding. Dat is al wat je nodig hebt. Als je dat hebt, komt het andere vanzelf.

En de hiaat, die er ligt tussen uw wereld en de mijne, die komt hieruit voort, dat wij eerst op het horloge kijken, maar dat u de onderdelen alle afzonderlijk wilt kennen en daardoor hun samenhang vaak niet meer begrijpt.

Kijk, dat is nu alles. O, misschien niet erg meesterlijk, zo’n rede. Ik weet het wel. Maar waarom zou ik meester zijn? Ik ben een van u. En u hoort thuis in dezelfde wereld, waarin ik woon, ook al leef ik in een sfeer, die voor u thans nog erg verheven lijkt. Het enkele verschil is; ik weet het, omdat ik het aanvaard. U weet het nog niet, omdat u het niet aanvaarden kunt. Probeer het dan te aanvaarden. Wat kan ik u nog meer zeggen?

Ik geloof dat nog een van uw eigen vrienden, met een klein nawoord wil besluiten. Ik heb gezegd wat ik zeggen wilde. Misschien nog niet indringend genoeg, maar ik heb het gezegd. Wij zijn één in dit grote geheel. Op het ogenblik dat u niet meer verwerpt maar aanvaardt, zult u dat ook zelf beleven. Moge dat voor u zeer spoedig zijn.

0-0-0-0-0-0-0

Ik wil hier nog een klein commentaar aan, toevoegen.

Degene, die met u gesproken heeft, behoort inderdaad tot de zeer hoge sferen. Het is bijna een uitzondering, dat je zo iemand bereid vindt en ook gelijk de mogelijkheid daartoe ziet, om zoals hier te spreken binnen het kader van onze groep. En ik moet eerlijk zeggen; ook ik had daar eigenlijk iets anders van verwacht. Misschien heb ik dezelfde fout gemaakt die velen van u misschien maken door te zeggen Ach, dat weten we nu wel.

Aan de andere kant is het voor mij ontzagwekkend eigenlijk, dat iemand een dergelijke hoge trilling heeft en zonder voorbereiding toch eenvoudig in een medium voldoende beslag weet te leggen. Dat zo iemand geen grote afschermingsmaatregelen vraagt. En dat zo iemand eigenlijk spreekt, ja, misschien eenvoudiger dan wij het zouden doen. Misschien dat dit wel het kenmerk is van een ware grootheid. Al moet ik toegeven, dat ik haar in haar werkelijke en volle betekenis soms niet eens kan omvatten. Maar ik ben niet gekomen om in de eerste plaats commentaar te geven.

Het wordt tijd voor ons dat wij deze bijeenkomst gaan besluiten. En ik geloof, dat wij dat in de sfeer doen van deze laatste spreker – al is het dan niet in zijn woorden – wanneer wij daar aan het einde van de bijeenkomst een ogenblik dit zeggen:

Ik, die mijzelf klein weet, moet mijn eigen grootheid eerst aanvaarden, voor ik waar kan zijn het kleine en het grote.  Ik, die de kosmos zie als voor mijzelf geschapen, moet eerst beseffen, dat ik zelf kosmos ben.

Want zo ik mijzelf zie als een tegenstelling tot de kosmos, wordt de laatste ‘t wapen, waardoor ik word verslagen. En als ik roep tot God en ik wil slechts in die verte spreken naar het Allerhoogste Begrip, dan zal ik hierdoor zelf breken de band met de eeuwigheid die in mij reeds bestaat. Het ik, dat God erkent en in zich ondergaat, erkent de waarheid meer dan hij, die vele woorden spreekt. En toch, ik moet mijzelf zijn, ik moet mijn eigen denken denken, mijn eigen leven leven, mijn eigen strijd mij strijden en zelf de gave geven, die ik geven kan aan al ‘t bestaan. Ik moet in mengsel van een waarheid en een waan mijzelf hervinden. En zo ik niet mijzelf zie als machtig, groot of sterk, niet zie als leider van het zijn of als het voorbestemde werk van een Oneindige Kracht, voorwaar ik zal de macht vinden in mijzelf om waar naar waarheid zelf te zijn. En in de waarheid alle waan verwinnen en alle vrijheid winnen en alle kracht verkrijgen en uit het onbegrepen woord ‘t begrijpend zwijgen vormen, waarin mijn God en ik tezamen een en toch gescheiden verstaan wat waarheid is.

 Ik geloof dat ik met deze woorden in deze korte tijd van overbrugging uw bijeenkomst mag beëindigen. Wij danken voor uw aanwezigheid en aandacht. En wij hopen dat u iets van de grootheid hebt kunnen begrijpen en aanvoelen, die ik zeg het nogmaals ook mij hier aanwezig overrompelde.

image_pdf