27 maart 1953
Aan het begin van de bijeenkomst maak ik u erop attent dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn.
Ik zou u eens willen vragen – er is een bericht verschenen dat er een wereldleraar of een grote meester uit het verre Oosten op weg is naar het Westen toe – zou u in verband hiermee voor ons willen behandelen de geschiedenis van Tibet, vooral de ontwikkeling van de laatste tijd?
Ja, dat zou ik wel eens kunnen doen voor u, maar ik maak u er allereerst op attent dat ik natuurlijk niet in kan gaan op de werkelijke intenties en bedoelingen van diegenen die in de laatste tijd daar leidend optreden, dat gaat niet, dat zijn hun eigen geheimen en ze zullen die openbaren wanneer het tijd daarvoor is. Maar u vraagt de geschiedenis van Tibet, goed. Het is heel, heel lang geleden dat er op de aarde een grote ramp gebeurd is, in die tijd trok het water op en werden vele delen van de wereld – zoals men dat tegenwoordig noemt – geïnundeerd en kort daarop, toen de nevelen waren weggetrokken – er zit ongeveer een vierduizend jaar tussen – toen werd het ontzettend warm, het was net of de zon een verdubbelde kracht kreeg, het was net of dat beneden het water kokend vol met stoom en damp, de wereld onder een dichte nevel wilde bedekken. En in die tijd leefden er volkeren in de laagvlakten van China maar ook van Indië, zelfs in gebieden die tegenwoordig woestijnen zijn. En zo is het dan gebeurd dat, toen dat allemaal zo aan de gang was, de mensen zijn gaan vluchten en ze zijn natuurlijk naar de bergen gevlucht, maar een deel van hen is verder getrokken. Deze mensen kwamen terecht in een land, over een paar vreemde passen – de Khaibar pass is daar bv. één van die passen geweest, die toen in die dagen reeds betreden werden – kwamen terecht in een hoogland, doorsneden met korte – ik zou haast zeggen venijnige ravijnen – waar ontzettend veel schaduw was, waar wat water was, al is het niet veel, en waar voor alles wat zekerheid was.
In de naam die vandaag aan de dag door sommige van de inwoners nog wordt gegeven aan Tibet, kunt u nagaan hoe het toen was, men noemt het buiten “het dak van de wereld” ook wel eens “de wieg van de wereld”. En dan moet u bij “de wieg van de wereld” niet al teveel denken aan de wieg in de zin van geboorteplaats, maar dan moet u gaan denken in de zin van wiegen, wiegen – zoals dat vooral in de noordelijke gebieden van Mongolië nog wel gebeurt – door gewoon een soort hangmatje, waar het kind in ingevlochten is en in gedragen wordt, ook overdag op te hangen aan een tentstaak en dit zachtjes heen en weer te doen slingeren.
Zo wiegde toen die hele grootse hoogvlakte en zo heeft de mensheid zich toen ook vaak teruggetrokken in verschillende holen in de bergen, maar een aantal daarvan is verder doorgegaan. Dat daarbij allerhande soorten mensen waren zult u begrijpen, daar zijn wat veeboeren bij geweest en wat handelslieden, er zijn wat priesters bij geweest en wat intellectuelen en wat regeerders. In dat land nu woonde reeds een volk dat het betrekkelijk ver had gebracht in bepaalde takken van magie en op de grond daarvan als het ware werden toen al deze andere gebruiken geënt, vandaar dat u – wanneer u over Tibet spreekt – over het algemeen niet allereerst denkt aan Boeddhisten, ofschoon het werkelijk een Boeddhistisch land is. Men denkt aan magie door Boeddhistische monniken bedreven.
De grootste scholen ter wereld van zuiver magische en vaak van zeer zwart-magische inslag bestaan op het ogenblik daar nog. Deze scholen zijn opgebouwd juist door die mensen die toen gekomen zijn. Samenwerkende met de oorspronkelijke tovenaars zijn ze gekomen tot een eigenaardige serie rituelen, waarbij de Indische Yoga-mystiek evenzeer inwerkte als de veel primitievere vorm van geesten oproepen van de Sjamanen van het Noorden, daar werd de ietwat filosofische en dienende magie van de Chinees evenzeer in inbegrepen als de wraakzuchtige magie van sommige Deltabewoners die vooral geesten gebruikten om vijanden te doden. Dit alles bij elkaar heeft geleid tot een beschaving die zeer oppervlakkig was en meer en meer verruwde, zich vereenvoudigde bij de gewone bevolking, terwijl daarentegen in de hogere regionen vooral de tovenarij, de magie en het priesterdom sterk de overhand kregen. Het is in dit land geweest dat later de Boeddhistische eerste openbaring een zeer sterke invloed kreeg, waardoor een tweede sekte, naast de oorspronkelijke tovenaars – die alleen vereerders van natuurkrachten waren – invloed begon te krijgen.
Dit is de ondergrond waarop de laatste Boeddha voortgebouwd heeft en waaruit zijn voortgesproten een groot aantal zuiver wijsgerige systemen waarbij de magie vaak als neventoon nog even meeklinkt, maar de werkelijke gedachte toch meer wordt gericht op de verlossing en de bevrijding van de mens.
Hier heeft u dan een korte schets van Tibet, een land dat droog is, veel woestijngebieden kent, woestijngebieden waar in sommige jaargetijden het gras welig tiert maar dat het grootste gedeelte van het jaar – dat gras – is gestorven en dan zien we daar sneeuwstormen van ontzettend geweld, de mensen vaak dwingen om terug te keren. In het heetste jaargetijden zien we er zandstormen en haast altijd jaagt er een stevige wind door. Daardoor werd dit land langzaam maar zeker afgesloten van de buitenwereld. En nu gaan we het grootste wonder zien. In deze eenzaamheid in deze rust, kunnen wijsgeren, kunnen esoterisch geschoolden zich op een opvallende wijze verbergen, zonder daarvoor zich te moeten overgeven aan, laten we zeggen, de nieuwsgierigheid van de mensheid die hen vaak inperkt en omringt met allerhande niet geheel gewaardeerde zorgen en begeerten.
Zo zien we dan reeds dat ongeveer een drie duizend jaar voor Christus, twee duizend jaar voor Christus, – dus dat is de periode van de Chinese Hang-dynastie o.a. ook reeds, niet waar en de Ming-dynastie – zien wij een voortdurende trek van zoekers, juist naar dit gebied.
Het is te begrijpen dat er zich op die afgelegen plekken dan ook scholen vormen, waarbij de sensatiezoeker en degene die persoonlijke bevrediging zoekt meer en meer uitgeschakeld wordt, die gaan naar de grote kloosters toe waar men, toch nog altijd – laten we zeggen – zo’n 50 tot 60 minimaal bijeenbrengt, maar in vele gevallen steden heeft die vele kloosters zijn eigenlijk en die 1500, 1600, 2000, 3000 mensen omvatten. Deze kloosters nu blijken dan, vooral de grote kloosters die zorgen voor een bepaalde ritueel en daar zien we dan ook steeds nog de demonendienst een sterke overhand hebben, dat gebeurt vandaag aan de dag nog.
Doordat echter in het verleden, bij deze vlucht naar het hooggebergte, vele schatten zijn meegenomen en men later nog getracht heeft vele van deze schatten van een oude wetenschap weer mee te nemen, vinden wij een zeer groot assortiment van oude wijsgerige geschriften, inscripties en dergelijke, ja ook beeldende voorstellingen die – wanneer zij aan de dag werden gebracht – waarschijnlijk wel een zeer grote verwondering zouden wekken bij degenen die zich tot op heden achten te zijn werkelijke experts op het gebied van de historische ontwikkeling.
Wij vinden daar bv. – ik mag wel een paar van die schatten even aanhalen, het is misschien wel aardig – allereerst verschillende tafels van brons gegoten en ingelegd met goud en verschillende gesteenten, het zijn niet alleen edelstenen, maar daar zien wij bv. ook een inleg met een afwisseling van een marmersoort en een soort basalt, dat is zeer klein bewerkt en de bewerking die doet denken aan een zeer vroege vuursteenbewerking die hier ook bv. in Iberië – het Spaanse Schiereiland dus – nog gevonden werd en daar aan de oerbevolking wordt toegeschreven. Dan vinden wij daar verder – uit been gesneden – buitengewoon fraaie paarden- en ossenkoppen bv. sommigen voorzien van inscripties in een soort beeldschrift, een schrift dus dat enige verwantschap heeft met het Chinese, doordat elk teken op zichzelf staat voor een geheel woord of zelfs voor een aantal woorden. Dan vinden wij er verder een groot aantal geschriften gegraveerd in platen van verschillende metalen, we vinden er zelfs zorgvuldig gekopieerde geschriften op hout, wij vinden geschriften met inkt, met gravures, kortom alles wat er maar enigszins denkbaar is aan geschriften, dat vinden we daar.
Door de geschiedenis heen is daar steeds weer zeer veel van het wijsgerige materiaal van de wereld naartoe gegaan. Het is begrijpelijk dat met deze schatten, voor degenen die er waren, een hoger peil konden bereiken, juist in een rustige omgeving, dan elders het geval zou zijn geweest. En het is dan ook niet te verwonderen dat juist deze rustige omgeving van waaruit een sterke geestelijke intensiteit uit kan gaan, gekozen werd door een aantal personen die de geheimen van het normale leven reeds geheel overwonnen had.
Ze waren er dus zover overheen, ze konden veel langer leven dan u, ze hadden een veel geringere voeding nodig, er zijn erbij die jarenlang alleen op wat zonnekracht en wat lucht konden leven, dat is een heel gewoon verschijnsel overigens, dat kunt u in Indië en dat kunt u in Tibet en zelfs in het Zuiden van China hier en daar nog wel vinden, dus dat is nu niet zo geheel geheimzinnig. Maar zij kenden daar nog andere geheimen bij en één daarvan was wel speciaal het uitzenden van gedachten, gerichte gedachten. En zo komt het dat bv. – om even wat aan te stippen – uw theosofen de wijsheid van het Oosten zoeken.
Die wijsheid heeft vroeger al een hele lange weg afgelegd voordat die daar kwam en een deel van die wijsheid komt zeer zeker uit het Westen, maar deze is nu op dit ogenblik daar.
En nu maken we een hele sprong in de geschiedenis en nu gaan wij in de nabije geschiedenis een ogenblik kijken wat er gaande is. We vinden dan daar, plus in het Karakorum gebied ongeveer een 50-tal kleine nederzettingen, waarin te allen tijde personen wonen die een hoger geestelijk bewustzijn bereikt hebben dan normaal mogelijk is, ze zijn dus als het ware een groep waaruit selectief steeds weer het beste kan worden genomen en kan worden ingewijd.
Dit zijn de leerlingen. Tussen hen leven figuren die, hetzij incarnaties zijn van of de personen zelf – dat wil ik in twijfel laten, omdat dat voor de verschillende figuren n.l. nogal heel veel verschilt – maar van bekende godsdienstleraren etc. uit het verleden. Al deze dingen tezamen hebben ertoe meegewerkt dat van hier uit de eerste activiteit naar het teveel gematerialiseerde Westen is uitgegaan en vandaar dat wij dan spreken over de meesters van Tibet.
Dit zijn over het algemeen geen Tibetanen vrienden.
Het zijn maar heel weinig Tibetanen die deze meestertitel – als we al een meestertitel toekennen – verdienen. Het is een vaak vreemde samenstelling, waarbij we evenzeer de Europeaan vertegenwoordigd zien als de neger en de rode rassen of de gemengde rassen die elders op de wereld verblijf houden. En hieruit zien we dan een aantal groepen ontstaan die een zeer sterke geestelijke activiteit uitoefenen.
Er bestaan grote centra en één daarvan heeft een aantal personen bij elkaar gebracht die regelmatig op een geestelijke wijze ingrijpen in het wereldgebeuren, zij behoren tot de z.g. Witte Broederschap en zijn niet Boeddhist, ze zijn er wel mee verwant maar ze hebben zich daarvan vrij gemaakt. Aan de andere kant zien wij een onderwijzende organisatie die wij noemen de Gele Broederschap en beide organisaties staan in verbinding met – wat ik zou willen noemen – onze sferen. Ze zijn dus in staat om te komen tot een uitwisseling van verschillende berichten en waarnemingen. U moet zich niet vergissen en denken dat wij hier dus spreken over die magiërs die bv. een 120 mijl van Tibet afgelegen in N.O. richting, pardon N.W. richting, natuurlijk ja, daar een klooster hebben waar ze eens per jaar een paar doden opwekken, dat is uiteindelijk een magisch gebeuren en die doden worden niet opgewekt, alleen wordt een pas gestorven lichaam tijdelijk door een andere geest bezield en gebruikt onder ontzettende krachtsinspanning. Dus dergelijke dingen, laat u daardoor niet imponeren, die hebben niets te zeggen voor de werkelijke geschiedenis van Tibet.
Dan zien wij hoe in de jaren van – nou laten we zeggen – 1900 niet waar, 1850 tot ongeveer 1910 de invloed van het Westen zo groot wordt dat ook Tibet meer en meer daarmee te maken krijgt. De strijd tegen de westerling en de westerling gaat ook daar invloed uitoefenen en zo zien we vanzelf dat op een gegeven ogenblik, vrienden, de rust en de eenzaamheid voor een deel verdwenen zijn, vandaar dat vanaf dat ogenblik op verschillende gebieden in de wereld nederzettingen worden gesticht waarbij de afstammelingen van deze oorspronkelijke dorpen, de bewoners uitmaken. In elk van deze groepen vinden wij dan een aantal mensen – het zijn over het algemeen tenminste zeven, meestal meer – die ingewijd zijn in alle geheimen dus volgens uw idee wel als meesters zouden kunnen fungeren.
Hun taak is een zekere voorlichting. En toen in het jaar 1928/29 – tijdens een zeer intense crisis – in deze wereld de behoefte aan geestelijke wijsheid groter begon te worden, heeft men meer dan normaal zendelingen de wereld ingestuurd. Deze zendelingen zijn geen predikers, maar ze zijn mensen die zoeken naar personen die voldoende rijp zijn voor inwijding om hen door telepathisch contact verder te ontwikkelen. Deze personen zijn over het algemeen incarnaties van wezens die vroeger gefaald hebben en die daardoor zekere eigenschappen hebben behouden, eigenschappen die nu dan erg nuttig zijn en misschien kunnen dienen om dit leven nu eens een beetje gezelliger te maken, een beetje beter, in geestelijk opzicht.
Zo is het dan dat vanaf die tijd meer dan normaal de reizen worden gemaakt, we zien bv. reeds twee jaarlijkse reizen van enkele ingewijden door Europa in het jaar 1930, wij zien dat zeer sterk zelfs in het jaar 1912, wanneer tegelijkertijd een viertal zendelingen of gezondenen zich bevinden in Duitsland, in Polen, in Nederland en in Frankrijk. Dus dat is wel zeer opvallend dat daar zo’n intense werking op het ogenblik gebeurt, waarbij men naar medewerkers zoekt, dus begrijpelijk dat sedertdien de gebeurtenissen niet hebben meegewerkt tot een verdere intensivering van dit verkeer, integendeel het aantal gezondenen is lange tijd teruggelopen – dat is ook begrijpelijk – omdat er voor deze mensen op dit ogenblik, in een wereld die nog teveel van – laten we zeggen – daadwerkelijke haat was vergiftigd, geen werk kon worden gedaan, het was voor henzelf zeer schadelijk en het nut wat het afwierp was zeer gering.
Men heeft zich toen dan ook teruggetrokken en slechts enkelingen – ik meen dat het ging over één of twee personen – zijn toen jaarlijks de wereld rondgereisd, waarbij dan bepaalde werelddelen eens per twee jaar inderdaad ook werden bezocht.
Maar dat was meer een in stand houden van verbindingen. Nu echter in de laatste tijd zien wij, dat vanuit verschillende centra gelijktijdig een aantal mensen wordt gezonden en dat op verschillende plaatsen van de wereld zelfs, leven en werkzaam is onder het mom van alledaagse mensen, zij doen hun werk zo goed als ze dat kunnen en zij zijn dan eigenlijk degenen die voor u dan dat Tibet vertegenwoordigen. Het Tibet zelf is al – en dat al sedert enkele honderden jaren – als een normaal rijk te beschouwen, een soort theocratie, waarbij de godsdienstige en wereldlijke macht door twee Hogepriesters wordt gedeeld.
Het doet een beetje denken aan de structuur van de oude Joodse staat van de tijden dat men bezet was door de Romeinen en ook in de tijden van Babylon. Wij zien verder dat deze elkaar over het algemeen omwille van de macht sterk bestrijden, want men spreekt dan wel van de Dalai Lama, maar deze is toch heus niet degene die nu de allergrootste invloed heeft, dat zijn anderen, dat zijn monniken die in verschillende kloosters leven zogenaamde reïncarnaties vaak, kortom zij zijn de eigenlijke machthebbers en hun macht gaat vaak meer de kant van het wereldlijke uit dan die van het geestelijke. Zo zijn er bepaalde kloosters die zich er een lange tijd op toe hebben gelegd om van hun priesters krijgslieden te maken, ze behoefden niet veel te weten – een paar formules moesten ze op kunnen dreunen – maar ze moesten toch goed een vechtstok kunnen hanteren en eventueel een mes.
Ze moesten in staat zijn langere tijd te rijden of wel te voet te trekken en ze werden en masse verhuurd wanneer een karavaan soldaten nodig had om deze karavaan tegen de gebruikelijke rovers te beveiligen. U ziet dus het eigenlijke Tibet heeft een iets andere geschiedenis die vol is van eigenaardige bigotterie – schijnheiligheid – en een zeer zakelijk en nuchter verstand.
Tibet is echter een hele lange tijd een soort van achter watertje geweest – een soort van doodlopende arm – van het leven van de mensheid op de wereld, daardoor was het er rustig en in die rust hebben zich vele edele dingen en veel slechte dingen ontwikkeld.
En zo zou ik dan willen zeggen is de echte staat Tibet lang niet meer van zo’n sterke geestelijke importantie als zij vroeger was, maar wat u verstaat onder Tibet, dan denkt u vooral aan de meesters die er leefden (meesters vind ik een ongelukkige titel overigens, maar ja, het is nu eenmaal aangenomen) dat zijn helemaal geen meesters, ze zijn geen regeerders, ze zijn niet degenen die u nu eens even de punt op de neus zetten en zeggen: Zo is het en niet anders, maar ze zijn degenen die u trachten te leiden in een bepaalde richting.
Maar deze meesters dan, bevinden zich op het ogenblik dus over de wereld verspreid en bevinden zich in de meest verschillende gebieden, ze hebben echter overal kleine neder- zettingen, soms gecamoufleerd als nederzettingen van mensen, soms in een zo afgelegen gebied dat alleen de inboorlingen er iets vanaf weten en dat de enkeling die er komt zich niet bewust is van het eigenaardige van de plaats – het dorpje – waar hij dan een ogenblik is geweest. Ik hoop dat ik hiermee dan voldoende heb verteld daarover.
Is dat inderdaad ook waar dat wanneer er een Lama of een… ja hoe ik hem precies noemen moet weet ik niet … maar wanneer die overleden is of overgegaan is, dat ze dan op zoek gaan naar een nieuwe Lama?
Nou, dat gaat er alleen over als het inderdaad – het is dan ook een Lama, ja – maar als het gaat over een abt van een klooster over het algemeen. Het is n.l. zo: Men gelooft in Tibet dat een aantal personen reïncarnaties zijn van zeer oude leraren, die regelmatig terugkeren en soms hele domeinen onder hun beheer hebben. Wanneer zo’n lichaam dus sterft is – volgens het Tibetaanse volksgeloof – de persoon zelf niet weg, hij blijft volledig gerechtigd om zijn plaats in te nemen, alleen hij is in de gestalte van een kind hier of daar en dus wordt astrologisch vastgesteld welk kind geboren kan zijn – of beter gezegd welke bevruchting plaats kan hebben gehad – op het ogenblik van het overlijden en waar dit ongeveer gebeurd kan zijn.
Het gaat door middel van astrologie en bepaalde orakels. En dan gaat men op zoek en dan blijkt al heel gauw dat na een jaar of vier, vijf, een groot aantal ouders die er allemaal erg veel belang bij hebben natuurlijk, dat hun kind zo’n machtige abt wordt van een of ander groot klooster, die gaan dan zeggen: Ja maar, wij hebben hier nu de werkelijke incarnatie.
En dan gaat men dan proeven nemen en dan blijkt inderdaad dat sommige van die kinderen in staat zijn, dingen die ze niet konden weten of de ouders weten, aan te duiden als hun persoonlijke eigendommen. Dat zij dus inderdaad het bewustzijn in zich dragen van zo’n overleden abt. Het is zelfs zo sterk geweest dat één keer een bepaalde abt gevonden werd in een incarnatie 14 jaar later. En in die tussentijd had men, om zekere redenen de kamers en de vertrekken die boven waren gelegen – je moest dus met een trapje naar boven, daar had je de eigenlijke vertrekken dan van die Lama, van die abt – die had men iets veranderd, men had een andere trap gebouwd en men had zelfs enkele van de meubels vervangen.
En toen deze nieuwe abt – een jongeling van 15 á 16 jaar – op het ogenblik dat hij daar binnenkwam dit ontdekte, begon hij onmiddellijk de verantwoordelijke personen uit te schelden, want het was zijn kamer geweest en ze hadden hem eerst wel eens moeten vragen voordat ze dat veranderden. Daar heeft u dus een eigenaardige anekdote op dit gebied, die bewijst dat het inderdaad bestaat, maar we willen er meteen bij zeggen: we moeten niet geloven dat deze incarnaties, deze herhaalde incarnaties dus, om een bepaalde plaats te bekleden, te allen tijde echt zijn. Heel vaak gebeurt het ook dat om bepaalde politieke reden een persoon naar voren wordt geschoven en ook dan – daar kunt u van overtuigd zijn – zijn de wonderverhalen precies gelijk. We zouden zelfs zover kunnen gaan dat we zeggen dat van de oorspronkelijk ongeveer 200 voortdurende incarnaties die leefden in Tibet, op het ogenblik misschien nog drie á vier zijn die echt beschouwd kunnen worden, terwijl de anderen al gedurende honderden jaren toch eigenlijk niets anders zijn dan bedrogfiguren die om bepaalde redenen naar voren worden geschoven en waarschijnlijk wel voornamelijk om de invloed van bepaalde groepen te handhaven.
Woont er nu op dit moment ook nog zo’n meester hier in Nederland?
Laat ik erg voorzichtig zijn en zeggen dat het niet onmogelijk is dat er zo’n meester in Nederland woont, maar dat het wel waar is in ieder geval dat hier in Nederland en in het Westen van Duitsland op het ogenblik een drietal gezondenen rondgaan die niet zijn, wat we zouden kunnen noemen meesters, maar die toch in ieder geval adepten zijn die een zekere inwijding ontvangen hebben.
In de Zohar staat geschreven: Aangezien de vorm van de mens alles in de hemel en op de aarde bevat, heeft God hem gekozen als Zijn eigen vorm. Niets kon bestaan voor de formatie van de menselijke vorm, die alle dingen omvat, en alles bestaat bij de gratie van het bestaan van de vorm van de mens. Hoe moeten wij dit begrijpen?
Nu, dan moet u teruggrijpen naar een heel oudere geschiedenis eigenlijk, naar een heel oude mythologie zelfs en filosofie ook, waarbij sprake is van de absolute mens.
De absolute mens dat is een figuur waarin de totaliteit van al het goede zijnde, dus van al het zijnde aanwezig is en waarin bovendien wordt geschapen de mogelijkheid tot waarneming en tot reflex. Eerst wanneer deze mens er is, kan door deze mens God komen tot de schepping en dit is dus inderdaad Zijn eerste Schepping, God schept de mens en later in het Paradijsverhaal bv. zien we deze mens als engel. Wanneer deze mens eenmaal in de schepping staat echter, dan verloochent hij zichzelf – of beter gezegd zijn meester – verdeelt daardoor zichzelf tegen zichzelf en komt daardoor tot zijn onvolmaakte vorm waarin u op het ogenblik de mens nog kent. In deze onvolmaakte vorm wordt echter stoffelijk de opbouw gehandhaafd van de oorspronkelijke mens, waardoor het organisch geheel met zijn totaliteit van samenwerking alles in zich draagt wat noodzakelijk is om de gehele schepping te omschrijven.
Om het anders te zeggen: In u zijn aanwezig alle eigenschappen voor het grootste dier, alle eigenschappen voor de vissen, in u zijn ook echter aanwezig micro-organismen zoals schimmels, zoals bacteriën van verschillende soorten en dergelijke, die in uw lichaam alle tot één samenwerken en daardoor tot een betrekkelijk volmaakt geheel zijn gemaakt.
Indien u zichzelf dus zou kunnen verheffen tot het peil waarop deze oorspronkelijke mens stond, dan zou u zijn de volmaaktheid en als zodanig de drager van God, want God is volmaaktheid, ofwel het beeld van God, als u het zo wilt zeggen. Ik geloof dat deze uitlegging voldoende is. Ik moet natuurlijk kort blijven, er zou nog heel wat meer over te zeggen zijn.
Welke betekenis heeft de lering van J. Krishnamurti voor onze tijd?
Voor deze tijd heeft die lering heel weinig te zeggen om de doodeenvoudige reden dat deze tijd niet rijp was om ze te aanvaarden en deze tijd meer zoekt naar een persoonlijke God – of beter gezegd naar een persoonsverering – dan wel naar een absoluut filosofisch begrip. Diegenen echter die zich de moeite willen geven om de verschillende dingen die hij geschreven en gezegd heeft, na te gaan – beter gezegd de redevoeringen van hem die in druk en schrifturen zijn verschenen – die kunnen zich vooral het beste wijden aan de – misschien voor de Westerling wat dichterlijke beschrijving van “De Stille Vijver”. Wanneer hij daarin komt dan geeft hij inderdaad een levensbeschouwing ten beste die voor elke Westerling bruikbaar zou zijn, als hij afstand zou willen doen van het verpersoonlijkt aanschouwen van een God of een zending Gods en daardoor zichzelf maken tot centrum van de Goddelijke krachten, zover als hij daartoe in staat is.
In een gesprek met antroposofen kwam de vraag naar voren of het wel de bedoeling van God is dat een mens in trance gaat, dus zelf uitgeschakeld wordt en geen verantwoording draagt voor eigen daden en gezegden.
M.i. is het volledig in overeenstemming met de wil Gods, want hij leert ook dat men zich aan God en Gods leiding moet overgeven. Wanneer dit in trance gaan dus geschiedt op de wijze omschreven, zich overgeven aan God, eventueel zelfs met een specifiek zich instellen op God en Gods wil, dan geloof ik niet dat er iets op tegen is. Het is alleen het vrijwillig zich onderwerpen dus aan God en Gods raadsbesluiten en indien dit gebeurt, dan zal God zeker wel de maatregelen treffen dat hier iets goeds gebeurt en niets slechts. Het feit alleen al dat trancetoestand mogelijk is bewijst m.i. reeds dat het in de bedoeling Gods heeft gelegen dat dit gebruikt werd, anders dan zou men ook geen waarde kunnen toekennen aan bv. de profeten, waar van verschillenden wordt opgemerkt in de Bijbel – als u het door wilt lezen, niet waar, o.a. Ezechiël – dat deze op een gegeven ogenblik als het ware door de geest genomen werden.
Is een grote muzikale figuur bv. Wagner, die behalve musicus ook dichter en filosoof was, in uw wereld nog te beleven en in welk opzicht dan ook?
Elke dichter, elke musicus, elke kunstenaar, zal – indien zijn kunst werkelijk een zielsbehoefte van hem was – in onze sferen doorgaan. Wanneer hij doorgaat met werken, dan werkt hij op een andere manier maar op een veel volmaakter manier ook en hij kan dus een veel volmaaktere schepping tot stand brengen. Die zal niet in overeenstemming zijn met werk dat men op aarde van hem kent, maar zal over het algemeen – juist door zijn volledig uitleven van de gedachte en niet met de beperking van middelen zoals de aarde die kent – een vaak wonderlijke grootsheid en schoonheid naar voren brengen en deze wordt dan door ons – wanneer wij tenminste ons daarop af kunnen stellen – ook beleefd en is voor ons als zodanig een zeer grote gave. Ja, ik hoef het hoop ik niet elke keer te herhalen, als ik iets onvolledig zeg, of als ik iets verkeerd zeg volgens uw inzichten, vertelt u het mij dan even, dan kunnen we daar even verder over doorgaan.
Is er in uw wereld nog onderscheid tussen man en vrouw? Spreken vrouwen net zoveel middels een medium als mannen?
Over het algemeen is het verschil tussen de vorm man en vrouw alleen nog een uitdrukkingsvorm die gebruikt wordt als we op aarde komen en zelfs hier kunnen we van afstappen, want al zou u het waarschijnlijk niet geloven, maar ik ben werkelijk een vrouw geweest vroeger. Onderscheid bestaat dus verder niet, onderscheid tussen sekse wordt opgeheven, een geest is een geest gelijk, alleen de eigenschappen van de vrouwelijke geest kunnen verschillen van die van de mannelijke geest, kunnen verschillen dus doordat de vrouwen op een andere wijze leven, meer intuïtief over het algemeen, terwijl mannen over het algemeen meer beredeneerd leven. Maar dat is ook niet altijd waar, want er zijn veel vrouwen die beter de zaak beredeneren dan sommige mannen.
Wanneer u straks dit medium verlaten hebt, kunt u dan ons nog waarnemen en kunt u bv. ook de schilderijen zien die hier aan de muur hangen? Hoe kan iemand, die pas over is aan uitstralingen de persoon kennen?
Nu dat is heel eenvoudig uiteindelijk. U bent gewend om de uitstraling altijd met de persoon te verbinden, dus de waarneming van de uitstraling zal de illusie van die persoon bij u opwekken, u heeft dit soms al wanneer u personen zeer goed kent – dus u geestelijk daarmee verbonden voelt hier op aarde – dan voelt u wie er binnen komt en wanneer u aan dit voelen een visuele uitdrukking, uitbeelding, verbindt, dan krijgt u vanzelf dus de indruk dat een bepaald iemand bij u is en zo kunt u heel veel waarnemen en dat is iets wat – vooral wanneer de geest vrij is – zeer snel komt, dus ook vlak na de overgang.
Wat het waarnemen van de mensen hier betreft, dat is iets moeilijker. Wij kunnen ze natuurlijk waarnemen, maar we nemen ze waar als geheel en als zodanig zijn we dan ook vaak met een zeer grote groep aanwezig en beschouwen dit als een soort leerzame theatervoorstelling, we zitten hier dus allemaal te kijken als een soort – laten we zeggen – verpleegsters die een cursus volgen in het ziekenhuis, die allemaal zitten te kijken wat de chirurg daar beneden in het theater uitspookt. Wat die schilderijen betreft, we kunnen ze wat vorm betreft niet zien en toch zijn deze schilderijen die hier hangen, voor een gedeelte althans voor ons bijzonder uitdrukkingsrijk, omdat ze nog een bijzondere uitstraling bezitten die voor ons wel zichtbaar is en daardoor voor ons een bewijs zijn dat ze ook inderdaad met onze wereld in verband staan.
Als man en vrouw meer dan eenmaal getrouwd geweest zijn, hoe staan ze dan tegenover elkaar als ze zijn overgegaan?
Nu ik geloof dat dit eigenlijk een beetje een lastige kwestie zou worden als daar de aardse vrouwen nog zouden voortbestaan, maar zoals u weet – of zoals ik u net verteld heb – het sekseverschil dat blijft alleen nog als uitdrukkingsvorm bestaan en het seksuele drijven en begeren is althans bij degenen die de wereld van het licht kunnen aanvaarden en willen aanvaarden, niet meer aanwezig en daardoor valt dus ook elke reden tot haat, nijd of iets dergelijks weg en zal men dan over het algemeen best kunnen begrijpen dat zoiets gebeurde en als resultaat zal men dan heel gemoedelijk gezamenlijk verder gaan.
En wanneer die band met die vrouw sterk genoeg is geweest met die ene man, dan is door de geestelijke band ook de andere daarmee verbonden en krijgen we dus een drietal personen die zeer op elkaar zijn ingesteld en die elkaar soms nog een heel eind kunnen helpen.
Er bestaan in de wereld velerlei vormen van huwelijken bv. monogamie, bigamie, polygamie en zelfs polyandrie, verder het z.g. vrije huwelijk en het buitenechtelijk geslachtsverkeer. Hoe oordeelt men in uw sferen hierover? Dank u.
Nu, ik dank voor de buitengewoon interessante vraag, dus dan is de beleefdheid terug. Dan zou ik eventjes dit willen zeggen: onverschillig welke vorm van huwelijk of huwelijksverhouding wordt aangegaan, geldt voor ons over het algemeen deze stelregel.
Dat de innige verbintenis van twee mensen op geestelijke en stoffelijke basis, geestelijk in de allereerste plaats, stoffelijk aanvullend als – hoe moet ik het zeggen – een aardse bevestiging van het contact dat bestaat, dit is voor ons te allen tijde geldig, onverschillig in welke vorm het huwelijk wordt gesloten en in welke verbinding het wordt gedaan.
Wanneer in bepaalde behoeften dus veelwijverij, of in andere omstandigheden, veelmannerij tot stand komt, dan kan dit goed zijn, indien inderdaad een geestelijke band bestaat, waar dit uit zuiver utiliteitsredenen gebeurt bv.: Ja, ik ben nu toch met de oudste broer getrouwd, laat ik nu maar met de jongste trouwen ook – wat in sommige streken voorkomt – dan achten wij dit niet goed, omgekeerd natuurlijk ook. Wanneer men alleen voor zijn eigen zinnestreling, zonder enige verdere reden, er een aantal vrouwen op na zou houden als dieren, dan geloof ik dat ik mij – niet alleen als vrouw, maar ook als mens – daar zeer sterk tegen zou verzetten en dat ik het als geest in ieder geval afkeur, daar het een aankweken is van de slechte eigenschappen in de mens.
Ontmoet men ook personen uit vorige eeuwen? Hoe verstaan we elkaar en hoe zien we elkaar?
Nu verstaan is doodeenvoudig. Ik denk en u denkt, we hebben een aantal denkbeelden gemeen, onze woorden daarvoor zouden misschien heel verschillend zijn geweest, maar we erkennen allebei hetzelfde voorbeeld, als ik denk een boom dan ziet een ander ook een boom en als ik die boom nu denk als lindeboom en hij heeft iets dergelijks gekend, dan zal hij dus ook een lindeboom zien, anders dan ziet hij datgene wat in zijn opvatting het meest aan het ontworpen beeld benadert. Daardoor zij we niet volkomen gelijk in onze uitdrukking maar kunnen we toch elkaar praktisch – zonder enige taalbelemmering – erkennen en begrijpen. Het zien is uiteindelijk precies hetzelfde, het is dus het opvangen van een gedachte-indruk die tot een beeldvorming leidt. En wat dat betreft kan ik er ook nog bij verzekeren dat u bij ons mensen uit vorige eeuwen treft, hoor. Er zijn erbij die zijn werkelijk heel oud, maar van onze kant blijven ze gelukkig elegant, dus je kunt drie duizend jaar oud zijn en toch nog knap. Maar dat bestaat dus inderdaad.
Wat is het grote geheim van genezende kracht? Hoe staat u tegenover zelf genezing? In een Soefi-geschrift komt o.a. voor: “Er is niemand in de wereld zonder geloof, het is echter voor onszelf verborgen”. Waardoor? Over deze uiterst belangrijke vraag, mysterie, zouden wij graag meer willen weten. Zou u ons kunnen inwijden?
Nu, Inwijden is voor mij een beetje teveel gevraagd, vooral om het korte ogenblik dat mij ter beschikking staat, maar dan zou ik dit willen zeggen: Iedereen heeft een geloof, maar over het algemeen willen de mensen hun werkelijke geloof niet erkennen, dan vinden ze zichzelf te kinderlijk en ze bouwen zich dan een schijnfaçade op, die ze tegen de buitenwereld zolang vertonen totdat ze zelf geloven dat ze het zelf zijn. Op het ogenblik dat u tot bewustzijn komt dat datgene dat u tegenover de buitenwereld is, niet uw werkelijke persoonlijkheid is en uw eigen persoonlijkheid gaat zoeken, zult u ook uw eigen geloof vinden. En dan is het inderdaad waar dat geen enkel mens zonder geloof is. Wat zelfgenezing betreft indien uw geloof sterk genoeg is kunt u uzelf genezen, of beter gezegd dan bent u nooit ziek.
Maar wanneer u dus geloofsgenezing moet ondergaan dan is dat over het algemeen dat uw eigen geloof niet sterk genoeg is en u dus van anderen deze kracht wilt hebben. Dan moet u een ander hebben die zoveel mogelijk zelfverloochening heeft en daarbij dan natuurlijk vol zelfopoffering u de kracht die hij kan ontvangen, doorgeeft. En dan kunt u – krachtens het geloof van een ander – genezen worden en dan behoeft u daar slechts in zeer ver verband mee in relatie te staan.
Waarom zijn de meeste mensen zo bang voor de dood?
Waarom zijn zo veel mensen conservatief en houden ze niet van verandering? Dat is precies hetzelfde. Ik weet wel wat ik heb, maar ik weet niet wat ik krijg. En ik kan mij voorstellen dat het voor veel mensen inderdaad wel een grote kwestie is, want als men terug gaat kijken op hun leven dan zegt men: nu, we hebben uiteindelijk toch maar heel veel kwaad gedaan. En dat is nu weer een natuurlijk pessimisme van de mens, omdat, het meest goede dat men doet, dat onthoudt men niet, omdat men het zelf te onbelangrijk acht.
Het is juist de dienst aan de medemens bewezen, die waarde heeft en niet volgens uw oordeel maar volgens het oordeel van de kosmos, dus volgens de kosmische wetten. En daarom weet u ook over het algemeen slechts zelden hoeveel goed u werkelijk heeft gedaan, terwijl datgene wat u aan kwaad heeft gedaan, daar krijgt u altijd uw trekken van thuis en dat kunt u zo op uw vingers narekenen, vandaar een zekere angst. Maar over het algemeen geloof ik dat de mens die werkelijk in God gelooft en in God vertrouwt, toch voor de dood niet zo bang hoeft te zijn en dat het dan meer een usance wordt en dat men zegt: Nu ja, ik weet nu eenmaal, ik zit hier en ik heb nog zoveel dit en ik heb nog zoveel dat, ik zou dat eerst wel eens af willen maken. En dan is het gekke, het is net een kous die nooit af komt. Er is altijd wel wat te doen.
Kunnen wij de inhoud van het boek van Spalding “De Meesters van het verre Oosten” als absolute waarheid aanvaarden?
Laten we zeggen: neemt u het als een groot aantal werkelijke waarheden met een symbolisch gewaad omhuld en versterkt met enkele sensationele mededelingen, die niet geheel juist waren, maar die zeer zeker de lezenswaardigheid van het betrokken boek ten goede komen.
Kunt u ons iets vertellen over de vierde dimensie?
De vierde dimensie is gelijk aan de tijdlijn van uw dimensionale wereld. U kent een driedimensionale wereld die wordt begrensd door de tijd, elke verandering valt dus in tijdsverband, daardoor wordt deze verandering als naast elkaar liggende. Wanneer deze in de vierde dimensie worden gezien, dan vormen ze één geheel, zodat de gehele wording als het ware samen ligt in de totaliteit, daardoor krijgt men een uitklappen van vlakken dat mogelijk wordt en kan men zeggen dat de werkelijk getoonde vorm niet de vorm is in de vierdimensionale wereld maar daarentegen als het ware uitgebracht – ja het is erg moeilijk om u dat voor te stellen – maar zo bv. dat een 16-vlak uit een enkel vlak wordt gemaakt, wordt uitgeklapt dus in een bepaalde vorm en krijgt men daardoor de reële vorm waarin alle vormen zitten. Denkt u zich bv. eens een bol in, u heeft gewoon een bol, u gaat hem vierdimensionaal zien, dan krijgt u te zien een ovaal waarin een bolvormige opening en een bolvormig gevuld iets d.w.z. de totale samenhang van yin en yang eigenlijk, dus van de twee tegengestelde begrippen als één intergepoleerd door een nieuwe waarde die niet is tijd maar die is wording, die is kracht. En nu heb ik heel veel verteld en nu heeft u er heel weinig van begrepen waarschijnlijk.
Maar ik zal proberen het heel duidelijk te maken. Stelt u zich voor, u heeft een zaadje in uw hand, dan heeft dat zaadje in uw wereld de mogelijkheid om uit te groeien tot een bloem of tot een boom. Wanneer u het echter heeft, dan heeft u een totaal geslacht van bloemen in uw handen n.l. de totaliteit van de gehele wording van deze bloemenreeks en u ziet ze als zodanig, u ziet al deze waarden gelijktijdig daarin uitgedrukt en u kunt als het ware met streepjes op het stammetje of op het vormpje aan gaan geven: Kijk, dit was zo en dat was zo en dat was zo, dit was 3000 voor Christus, dat is 5000 na Christus, is het totaal, tijd uitgeschakeld. Dat is het vierde-dimensionale.