De gouden eeuw

image_pdf

7 juni 1957

Aan het begin van deze avond moet ik u erop wijzen, dat wij niet alwetend zijn, ook niet onfeilbaar. Wij hopen, dat u daarmede rekening houdt, ook al doen wij natuurlijk alles om elke fout en elke vergissing te vermijden. Vandaag heb ik als onderwerp gekozen het sprookje van: De gouden eeuw.

Het is n.l. door alle tijden heen steeds bij de mensen weer gebruikelijk geweest om te geloven aan een rijk in de toekomst. Soms noemt men dat het “Duizendjarig Rijk”, – ook al blijkt, wanneer zij beginnen het te verwerkelijken, het soms minder dan twintig jaar te duren – maar een duizendjarig rijk, waarin alles weer goed is. Anderen geloven aan een paradijs en een terugkeer naar de paradijstoestand. Weer anderen geloven aan een groot geestelijk rijk, waarbij Jezus zelf terug zal keren.

Wanneer wij spreken over een duizendjarig rijk, dan moeten wij zeggen, dat het getal “1000” maar een figuur is; het is maar een getal, dat zo genomen wordt. Dan vragen wij ons onmiddellijk af: wat kan dat getal “1000” dan betekenen? Kabbalistisch blijkt het in zich te dragen een veelvoud van 10, namelijk 10³, terwijl de telsom – de kabbalistische optelling -, 1 draagt, 1 is het getal van God. 10 is het getal van de geuite Godheid. Een veelvoud en wel 3 X 10 zou dus de drievoudige uiting van God betekenen. Je kunt ook zeggen de uiting, het kenbaar wordende van de Heilige Drievuldigheid. Dat Heilige Drievuldigheid is een term, die u niet moet opnemen in zuiver kerkelijke zin. Ik bedoel hiermede dus; de mogelijkheid tot kennen:  A. van een Schepper als onmiddellijke Leider en Instandhouder, de Grote Kracht;  B. het kennen van de Schepping in zijn geheel en  C. een bewustzijn, dat in staat is de Schepper met de Schepping te identificeren. Dat bedoel ik dus met de uiting van de Heilige Drievuldigheid.

Nu stel ik mij zo voor, dat een dergelijke toestand nooit kan ontstaan door invloeden van buitenaf. U kunt natuurlijk wel denken, dat een of andere grote leraar komt en hij dat rijk sticht op aarde; maar dan mankeert er iets. Want zoals Jezus al heel treffend heeft opgemerkt: “Het Koninkrijk Gods leeft in de harten van de mensen”. In ons, geest en stof, allemaal tegelijk. Wanneer wij in ons dit rijk realiseren, dan wordt eigenlijk onze hele maatschappij, onze wereld, onze sfeer een theocratie in de zuivere zin van het woord. Niet een regering namens God, maar een regering door God. En in zo’n rijk kan er inderdaad niets zijn, wat ten ondergaat. In zo’n rijk kan er ook werkelijk niets voorkomen, wat strijdig is met de wetten Gods en als zodanig zal een ieder Gods Wil aanvaarden en volbrengen. Wij krijgen dan dus een volmaakte uiting in de Schepping, met gelijktijdig een volledig bewustzijn van alles, wat de Schepper uit in Zijn Schepping. Dus een aanvaarden. Nu horen wij in die mythe van het duizendjarig rijk in verschillende versies steeds weer spreken over een verborgen heerser. In Tibet is het de Heer der Wereld, die met zijn raad uit de grotten van het onderaardse rijk naar boven zal komen om de wereld te regeren. Bij bepaalde Polynesische stammen zijn het de Ouden, dus de voorvaderen, die terug zullen keren uit de aarde, waarin zij zich hebben teruggetrokken. Bij de indianen is het het terugkeren van de Manitou uit de grote Hemelse Jachtvelden naar de aarde. Bij de christenen is het de Zoon des Mensen, die weerkomt, gezeten op een wolk. Het is dus wel opvallend, dat alle volkeren een gelijk beeld eigenlijk hebben. Zij zien alleen de plaats een beetje anders. Dat ligt aan de volksaard. Altijd stellen zij dat rijk in onmiddellijke verbinding met een Persoonlijkheid.

Dat heeft mijn aandacht en ik heb dat ook eens voor mijzelf nagezocht. Toen kwam ik tot deze conclusie. Op het ogenblik, dat ik God ken, ken ik ook ongetwijfeld alle Krachten, die uit God zijn. Wanneer de mensheid zich dus zover ontwikkeld heeft, dat zij in staat is om het Godsrijk te realiseren, de kosmische wetten in zichzelf te verwerkelijken zonder enige discussie, dan zullen zij ongetwijfeld ook de Krachten waar kunnen nemen, die door de loop der tijden aan de verschillende volkeren van de aarde leiding hebben gegeven.

Dat zou inhouden, dat Jezus, die eigenlijk een Kracht is, voortdurend werkzaam op deze aarde, maar niet meer ken- of zichtbaar voor de huidige mens, weer kenbaar en zichtbaar wordt. Dat zou inhouden, dat de Manitou’s, die uiteindelijk eigenlijk rassengeesten zijn, gedeeltelijk ook grote heldenfiguren en leraren van de indianen, ongetwijfeld ook nu nog bezig op aarde, kenbaar worden. Dat de krachten, die de wereld regeren, zeker zich dan openbaren in Tibet, enz. Verder zou een dergelijke toestand inhouden, dat al degenen, die nu op aarde werkzaam zijn, onverschillig van uit welke sfeer, kenbaar worden voor die mensen op de wereld, zoals bij de Polynesiërs de terugkeer van de Ouderen. Zo krijg je dan een beeld van een “Duizendjarig Rijk” dat wel merkelijk verschilt met het beeld dat menig gelovige zich daarvan vormt.

Wanneer ik het zo bezie, lijkt het mij een rijk van buitengewoon grote vrijheid. Je bent alleen gebonden aan God. En door je bewustzijn aanvaard je God zonder meer. Dus je bent vrij te leven, zoals je wilt, mits je Gods Wetten volgt. In Gods Wetten ben je zelf herboren. Het is een opvallend aardig iets, want dan kan er nooit meer iets bestaan, wat werkelijk schadelijk is. Dan kan er nooit meer iets gebeuren, wat van moedwil of kwade wil getuigen zal. Dus een schijnbare volmaakt- heid. Als wij verder gaan, dan komen wij tot de conclusie, dat die volmaaktheid moet liggen in de geesten van de mensen en dus stoffelijk lang niet zeker volkomen gerealiseerd wordt. Het laatste punt is misschien wel het meest opvallende en het meest treffende. Stelt u zich nu eens een keer voor, dat wij geestelijk volmaakt zijn, dan kunnen wij stoffelijk nog niet alles doen, wat wij willen, tenzij wij Gods Volmaaktheid hebben en zo volledig herscheppend optreden. Wij zijn dus gebonden aan wetten van een materie, – wanneer wij op aarde leven in zo’n periode -, die niet geheel in overeenstemming zijn met ons eigen geestelijk bewustzijn. In het duizendjarig rijk zouden dan een hoop frustraties optreden. Dat is, iets niet doen, en toch o zo graag willen, tot je er half gek van wordt. Neem nu eens aan, dat de mensen alleen doen, wat zij weten wat goed is, maar dat zij gelijktijdig, ondanks hun geestelijk bewustzijn, gebonden zitten aan de dierlijke factoren op aarde, dan kan er maar één ding gebeuren; ofwel de mensheid verandert geheel lichamelijk en al, om te beantwoorden aan de eisen van de geest, ofwel er komt een ogenblik, dat zij zozeer door de verlangens worden geprikkeld, om terug te keren tot het stoffelijke. Dat lijkt mij dan weer in overeenstemming te zijn met de Openbaring van Johannes. Er wordt gesproken over Armageddon, waar de strijd plaats vindt tussen goed en kwaad. Men heeft natuurlijk geprobeerd om elke wereldoorlog en zelfs menige kleine oorlog, ook een soort Armageddon te noemen, maar dat is het niet. Armageddon moet zijn een splitsing van de mens in twee delen, want alleen dan kan een kenbare strijd worden uitgevochten door de mensheid. Aan de ene kant krijgen wij dan de stoffelijken en aan de andere kant de geestelijken. De geest is stoffelijk gebonden en kan dus niet zoals zij wil. De stof is geestelijk a.h.w. verminkt en heeft niet de volle geestelijke capaciteiten. Dat zou ons in een wereld stellen, waar twee gelijkwaardige krachten tegenover elkaar staan. Het is heel aardig, want de mens is meestal dualist in zijn Godsbegrip. Hij ziet twee waarden: een God van het goede en een God van het kwaad, ook al noemt hij de ene God en de andere de duivel, maar hij ziet daar dan de verpersoonlijking van deze waarden.

Die verpersoonlijking brengt ons tot de conclusie, dat voor wat leeft in de mens, de geest, de stof nooit ten volle aanvaardbaar kan zijn, tenzij de stof geheel volmaakt is volgens het Goddelijk scheppingsplan. Omgekeerd kunnen wij aannemen, dat de stof nooit zal kunnen beantwoorden aan de waarden van de Hoge Geest, alweer tenzij God ingrijpt en de volmaaktheid daarin realiseert in een status, dus in een blijvende toestand, zonder verandering. Dan is ons zoeken naar het duizendjarig rijk alleen maar een aanloop. Dan wordt het niet een zoeken naar het ogenblik van verlossing, maar eerder een zich voorbereiden op de grote strijd. Dan kom je tot gedachten, waarbij je onwillekeurig ook weer twee punten gaat zoeken. Dan zeg je: Kijk, hier heb ik het Vormende Principe, het Goddelijke, maar ik heb daar de chaos, het vernietigende. Ongetwijfeld beide Aspecten van dezelfde God, maar voor ons zijn zij gescheiden. Wanneer in de mens de chaos èn het Goddelijke gelijk sterk zijn geworden, moet er een strijd komen. Die strijd kan niet ontbranden, vóór dat een van beide, of beide waarden, zodanige noodzaak hebben gevonden om een sterke tegenstander aan te vallen, dat het er inderdaad om erop of  eronder gaat. Er moet dus een periode van rust komen, vóór dat de grote strijd tussen stof en geest, tussen vorming en chaos, wordt uitgevochten. Als wij dat geloof van al die oude volkeren nagaan, de Openbaring van Johannes erbij op slaan, dan blijkt ons steeds weer dat in de periode, voorafgaande aan het duizendjarig rijk, wat men noemt de doodzonden, dus de chaotische verschijnselen die in het stoffelijk bestaan, op de voorgrond treden. Er moet eerst een periode komen van ondergang a.h.w. van zeden en moraal met aan de andere kant een verzet ertegen en een herleving van geestelijke waarden.

Dan krijgen wij de periode van rust. Zo’n periode kan nooit bestaan uit een technische beschaving of ontwikkeling. Het kan ook niet bestaan uit een “terug naar de natuur”. Zij moet een geheel eigen vorm en een geheel eigen mentaliteit kennen. Nu zie ik dat duizendjarig rijk zo: Het ogenblik, dat de mens probeert om de aarde te overwinnen, zijn innerlijk a.h.w. te openbaren in alle aspecten, zonder aanzien des persoons, zonder respect voor materiële normen, dan zijn wij er. Dan valt alles, wat voor velen nog zo belangrijk is, weg. De samenleving in zijn huidige vorm kan dus niet meer bestaan. Want handel is niet meer aanvaardbaar, voor wie die geestelijk hoog staat. Dat is geen verwijt aan de handelslieden van deze dagen, want ik ben het er onmiddellijk mee eens, wanneer er gezegd wordt “navigare necesse est”, scheepvaart is noodzaak, maar voor de handel is het net zo. Zonder dat kun je in deze maatschappij niet leven. Maar handel is uiteindelijk niet een scheppende werking. Het is geen zelfuiting, het is alleen maar een spel met waarden, die zover het de persoon in kwestie aangaat, veelal eigenlijk niet eens reëel bestaat. In de grote handel is dat zeker vaak zo. Die dingen vallen weg. De behoefte tot reizen en trekken zal ongetwijfeld ook wegvallen. Want een mens die geestelijk leeft, heeft geen onrust meer die uit doet trekken naar vreemde oorden.

Een grote samenleving in stadsverband is dan niet meer aanvaardbaar, want dan ben je te veel onder de mensen. Je zoekt naar een plaats, waar je rust kunt vinden. Voor geestelijk werk heb je rust nodig. Wie Gods Bevelen kent in zichzelf, Gods Wetten bewust nastreeft ten koste van alles, die erkent geen wereldlijk gezag. Hij zal dus vanuit staatkundig standpunt waarschijnlijk een anarchist zijn, het erkennen van geen enkel gezag. Niet door vernietiging, maar eenvoudig door negatie. Zij kijken er niet naar om. Ik geloof, dat juist daar het gevaar ligt van de mythe van het duizendjarig rijk. In deze toestanden zal het heus moeilijk genoeg zijn om te leven. Het zal een gelukkig leven zijn, want je hebt het idee dat je iets bereikt. Maar desondanks zal het geen gemakkelijk leven zijn. Als ik zo al die sagen en legenden hoor, dan kom ik zo tot de conclusie dat de mensheid gelooft, dat er eens iemand met een toverstaf deze wereld zal beroeren en dan is alles goed, dan is alles peis en vree, dan heeft iedereen voldoende te eten en te drinken, dan heeft ieder wat hij begeert. En dat kan niet.

Het is niet de wereld, die veranderen moet. Het is de mens, die veranderen moet. Ja, als je het nu zo bekijkt, dan ligt ons duizendjarig rijk eigenlijk net zover af of zo dichtbij, als wij het zelf willen zoeken. Want dat duizendjarig rijk is een innerlijke toestand. Gezien de mogelijkheden van het ogenblik, zal ik waarschijnlijk niet op uw wereld terugkeren. Maar indien dat het geval zou zijn en ik zou voor mijzelf kunnen leven vanuit een kosmisch bewustzijn, ongeacht de maatschappij, dan zou ik voor mijzelf leven in een duizend jarig rijk. Dan zou voor mij God de beslissende factor worden en de materie zou ik eenvoudig kunnen negeren, want ik ben geest. Geest wil zeggen vormzoekend. Stof niet. Stof is vorm behouden. De geest daarentegen zoekt vorm na vorm. Zij vervult zich a.h.w. met elke uiting, die mogelijk is om daaruit, in de veelheid van de openbaring, het beeld van haar Schepper te vinden. Stof niet. De stof zoekt alleen de terugval van haar eigen wezen tot kracht. En het ogenblik, dat zij dat niet kan verwerven, zoekt zij een blijvende toestand of vaste vorm. Zo stel ik mij nu voor, dat ik in zo’n geval door de wereld gek genoemd zou worden, maar gelukkig zou leven, al zou mij veel ontbreken van hetgeen u noodzakelijk acht.

Ieder mens kan dat. Maar het is moeilijk om eraan te beginnen. Vandaar, dat ik niet alleen wil spreken over de mythe van het duizend jarig rijk, maar ook over de mogelijkheden om er te komen en om het voor jezelf te verwerkelijken. Er zijn een paar grondregels. Om zo te horen, zijn het heel erg eenvoudige regeltjes, de last komt pas, wanneer je ze toe gaat passen. 1. Ik weet niet wat God is, maar ik weet, dat God is. 2. In de Schepping meen ik Wetten te erkennen, die voor mij Gods Wezen uitdrukken. Ik zal alles doen om deze Wetten te volgen, ongeacht de kosten voor mijzelf. 3. In de stof of in de sferen ben ik te allen tijde geest. D.w.z. krachtdragend bewustzijn. Als krachtdragend bewustzijn zal ik niet zoeken naar de handhaving van mijzelf, maar naar een zo groot mogelijk deelgenootschap met al, wat is. Ik zal mijzelf dus achterstellen bij het zijnde. Dit is de leer van naastenliefde met zo’n paar kleine tikjes erbij, zo. 4. Ik zal trachten te allen tijde mijzelf te zijn in overeenstemming met Gods Wil, zoals ik Deze erken. Het klinkt allemaal gemakkelijk, maar probeer het maar eens. De doorsneemens doet niets anders, dan zondigen tegen zichzelf. D.w.z. dingen doen, die hij volgens zijn eigen opinie beter zou kunnen laten. Daar bestaat 3/4 van zijn leven uit. Denk je dat 3/4 weg, zet daarvoor een recht-door-zee-gaan, ongeacht de consequenties, een gelijktijdig dienen van een ieder, die je dienen kunt, en je bent er.

Maar als je die regels werkelijk kunt gebruiken, als je in staat bent die werkelijk helemaal uit te leven, zeggen ze misschien, dat je gek bent. Maar ik kan je garanderen, dat je gelukkig bent. Dan kunnen anderen misschien denken, dat je niet weet, wat leven is, maar ik garandeer u, dat u intenser leeft, dan u tevoren geleefd heeft. Dan hebt u dat punt gevonden van het duizendjarig rijk, daarmee is het op de aarde nog geen werkelijkheid. Maar ieder mens, die een dergelijke stap doet en, al is het naar een deel van zijn leven kan besteden aan het uitdragen van deze gedachte, dit Gods Wil vervullen ongeacht de kosten, het dienen van een ieder, die hoop nodig heeft, ongeacht de prijs, dan wordt de wereld vanzelf rijp gemaakt voor een nieuwe benadering van de problemen. Dan zal het grote ogenblik komen van Armageddon. Niet van uw wereldoorlog met atoombommen, dat is maar dwaasheid. Wereldrampen zijn opvoedkundige maatregelen, moet u maar denken, door de Hogere Krachten. Neen, dan komt de werkelijke strijd. Dan, voor de eerste keer zal een ieder, in gemeenschap met anderen, in staat zijn te bepalen, waar hij wil staan, wat zijn waarde is. Materie of geest? Ik kan u er wel bij vertellen, dat, zoals ik het zie, de geest moet winnen. Het bewustzijn moet altijd winnen van het dierlijke. Ook al kan de strijd lang en moeilijk zijn. Dan zal de mens zich bevrijd hebben van elke ban, die uit de stof voortvloeit.

Vandaar, dat menig geloof zegt, dat de doden op zullen staan. De Polynesiër zegt: “Al, wat eens leefde, zal leven”. De christenen zeggen: “Wij geloven in de opstanding des vleses, de herrijzenis uit de doden.” Hoe je het ook uitdrukt… Het is immers mogelijk nu de wereld zelf door de strijd en door de overwinning van de geest zich tot chaos heeft teruggebracht om eindelijk de perfecte status te krijgen, de perfecte vorm, waarin de geest en de stof samengaan, zonder ook maar één puntje of jota van beweging of onvolmaaktheid. Al wat erkend wordt aan het Goddelijke, levend in de stof. Al, wat er aan bewustzijn is, niet alleen uitgedrukt in een wezen, maar ook in de vorm. Dan zal die wereld voor mensen, zoals wij hier op het ogenblik zien zitten, voor wezens, zoals wij in de sferen, ophouden te bestaan. Dan kun je alleen nog maar volmaakt zijn, anders niet. Volmaakt of niet. En als je het niet bent, dan zul je ongetwijfeld een factor zijn, waaruit naast de bestaande volmaaktheid weer een nieuw bewustzijn groeit, ergens misschien op een andere wereld, in een ander heelal, wie zal het zeggen?

Maar de geesten, die daaraan beginnen, die zullen de gedachte aan die strijd nog met zich dragen. Die zullen net, zoals u, waarschijnlijk weer fluisteren over een duizendjarig rijk. En als zij u ooit vertellen, dat het duizendjarig rijk op komst is, onthoudt dan maar één ding. Een duizendjarig rijk kan nooit geregeerd worden door een dictator, kan nooit opgelegd worden door een religieuze of politieke groep, kan nooit geboren worden uit uiterlijke omstandigheden of uitgedrukt worden in wetten. Het kan alleen geboren worden uit het bewustzijn van de mensen. En wanneer zij u dan zeggen, waarom denk je dat? Dan weet u het antwoord: Eén is God, de Schepper, tien is de Schepper in Zijn volle uiting, erkend door de mens. De mens, die zijn God aanschouwt en beleeft. Deze waarden zijn beide in het getal 1000 behouden. Zo zullen zij, althans voor ons, de zekerheid weergeven, dat de legende van het duizendjarig rijk niet meer is dan een sprookje, minder dan een politieke belofte, alleen maar een werkelijkheid, die ligt in ons eigen wezen, in ons eigen hart. Nog vragen over dit onderwerp?

  •  Hoe lang duurt dat?

Zoals ik al gezegd heb. Het duizendjarig rijk kan in één leven worden gerealiseerd, wanneer je dat werkelijk wilt en er alle offers voor brengt. Met één generatie zou het al kunnen zijn, dat het duizendjarig rijk begint. Kijken wij naar de mensheid met de ogen van mensen, dan zeggen wij, dat het wel eeuwen duren zal. Willen wij het bepalen in tijd, dan kunnen wij zeggen: dit is voor ons niet te overzien. Er is geen aantal te stellen voordat een rijk van duizend jaren begint. Zo min als er een tijd is te stellen voor Armageddon. Dit Armageddon is een strijd die op het ogenblik al wordt gevochten. Op het ogenblik zijn het de voorhoede gevechten al. Het duizendjarig rijk is er nog niet eens. Daar kun je geen tijd op zetten. Om de eenvoudige reden, dat de waarden, die hiermee gemoeid zijn, waarden zijn van de geest en de geest tijdloos is. En dus niet in tijd kan worden beëngt, beperkt en uitgedrukt, wanneer het gaat om haar bewustwording en haar handeling. Als u het mij vraagt, dan ben ik optimist. Ik denk, dat het duizendjarige rijk van toestand, misschien over een 7 à 800 jaar gerealiseerd zal kunnen worden. Maar ik heb een hele hoop pessimisten tegen me, ook in onze kant. Die zeggen, dat het wel eerder een 70.000 jaren zal worden. Ik weet het niet. Wel weet ik, dat de mens van het ogenblik onder invloeden verkeert, die de geestelijke bewustwording bevorderen. Ik weet, ook dat de stelsels, die op het ogenblik op de wereld bestaan, voortdurend sterke drang uitoefenen op de mens om de stof wat te verwaarlozen en de geest te vinden, al denkt men, dat men nog te materialistisch is op het ogenblik. Maar het dieptepunt is dan ook pas voorbij. Daarom durf ik te zeggen: over 7 à 800 jaren kan praktisch het duizendjarig rijk over misschien heel de wereld gerealiseerd zijn. Wanneer u mij vraagt, of het 1000 jaar duurt, ik weet niet, of het 1000 jaar duurt, of niet; ik kan er geen duur op zeggen. Wel weet ik, wanneer Armageddon eenmaal komt, dat het een zeer korte slag is. Op de aarde is die in een paar dagen uitgevochten, maar als wij het willen zien voor de kosmos, dan kunnen wij zeggen, dat Armageddon waarschijnlijk gelijk komt aan drie scheppingsdagen. Dat wil dus zeggen, na – laten wij zeggen – een paar duizend miljoen jaren. Voor de geest kan een dergelijke periode zijn als één seconde. Laten wij maar hopen, dat voor ons zoiets één seconde duurt en dat wij aan de winnende kant staan.

  • Hoe komt u aan die berekening? Wanneer slechts mensen als mens zouden incarneren in een besloten groep, dan zou ik het nog begrijpen. Maar er incarneren toch  ook dieren naar het mens-zijn toe?

Ik wil niet zeggen, dat dit een berekening is. Het is eenvoudig een vergelijken van de omstandigheden en het daarop vellen van een oordeel. Stel nu eens, dat het bewustzijn groeit bij de mensen. Dan wordt een dergelijke denk- en leefwijze langzaam maar zeker de basis van de menselijke samenleving. Alles, wat daarin incarneert, wordt dus in een dergelijke gedachtegang en leefwijze mee opgenomen. Dat is nu de truc van de geest. De omgeving kan zozeer domineren, vooral, wanneer zij door een Hoog Geestelijk Bewustzijn wordt geleid, gedragen, dat de lageren, ook al beseffen zij nog niet volledig de consequenties, tot een aanvaarding komen, en in deze aanvaarding de mogelijkheid vinden om in veel kortere tijd dan anders mogelijk zou zijn, ook de bewustzijnswaarden te verwerven die noodzakelijk zijn voor een actief deel hebben aan dat Rijk Gods. Dus wij moeten nooit zo pessimistisch zijn. Per slot van rekening, als je naar de mensen kijkt, lijkt het zo nu en dan wel een dierentuin. Een hoop mensen bv. zijn geboren struisvogels. Zij steken de kop in het zand, als iets hen niet bevalt, dan zien zij het niet. Maar een dier, dat in een mens incarneert, moet bepaalde menselijke eigenschappen hebben. Wanneer dat dier dan werkelijk naar bewustzijn streeft – dat heeft het nu gekregen, zelf oordelen, “ik”- schouwend bewustzijn -, dan is het aannemelijk, dat het uiterst materialistisch wordt en terugvalt tot het dierlijke, want dan hoort het niet meer bij de mensen. Dan valt het uit de samenleving van de mensen weg en is daar geen invloed meer, ofwel het aanvaardt de menselijke denkwijze en zal zich overwinnen, dat zal stoffelijk niet zo ver gaan, als van iemand, die geestelijk hoog staat. Maar de anderen kunnen dat begrijpen en zullen juist dergelijke lagere zielen dienen en helpen. En dan daardoor het mogelijk maken, dat ook zulke wezens deel zijn van die grote gemeenschap.

Esoterische wijsheden, ware esoterie.

Op het ogenblik zou ik graag uw gedachten hebben voor esoterie.  Ik zou  hardop eens gewoon willen nadenken erover. Want als ik esoterie hoor, dan merk ik bij heel veel mensen: O ja, dat is hoog en goed… Esoterie is iets, wat in je dagelijks leven thuishoort. Hoe kan ik nu esoterisch denken en leven? Daar moet je toch een eindje weg denken van het daagse, of je moet in het alledaagse geheel nieuwe en andere waarden vinden. Daar heb je een zekere methode van denken voor nodig en die methode van denken kunnen wij illustreren met een aardig verhaaltje. Er was een koning. Deze goede koning wilde weten, wie de wijste man in zijn hele rijk was. Zo zond hij iemand uit om een wijsgeer te zoeken en deze ging alle universiteiten af. Ofschoon zij veel wisten, waren er maar weinigen, die wijs waren. Van deze wijzen waren er maar enkelen die in staat waren hun wijsheid zo voor te dragen, dat de koning inderdaad toe moest geven, dat er inhoud was. Toen stuurde de koning zendboden uit – als koning kun je dat doen – door het hele land. Hij zei: “Breng mij nu van iedere kerk, van ieder geloof, iedere filosofische richting, wat je ook maar vinden kunt, de denkers. Ik wil wijzen hebben.”

Er kwamen er een stelletje. Sommigen voelden zich zeer wijs en waren uitdrukkelijk niet wijs. Anderen waren bescheidener, maar niemand onder hen was nu werkelijk zó wijsgerig, was in leven en denken gelijktijdig zó wijs, dat hij die koning kon overtuigen. “Als dit alle wijsheid is in mijn rijk, kan ik beter ergens anders gaan zoeken. Nog één keer zend ik de boden uit en het hele leger erbij, allemaal. Mijn ministers ook, want jullie hebben toch niets te doen.” Ja, daar hadden zij geen kwestie van huuropslag, hoor. Zo werd het hele land overspoeld met allerhande mensen en zij zochten allemaal. Zo vonden hier en daar wel mensen, die wijs konden zijn. Soms filosofen, soms ook warhoofden. Het was, vooral voor de soldaten, heel erg moeilijk om het verschil tussen die beide soorten te vinden, maar toen uiteindelijk de hele oogst was gesorteerd, zei de koning: “Hebben wij nu werkelijk niets beters? Is er nu heus helemaal niets beters? Hebben jullie nu werkelijk overal gekeken?” Eindelijk sloeg één van de raadsheren zich voor het hoofd en zei: “Sire, ik heb wat vergeten.” “Ja, daar ben je raadsheer voor. Maar wat heb je vergeten?” “Sire, wij hebben helemaal uw paleis vergeten.” Toen zijn zij alle mensen van het paleis nagegaan. Eindelijk vonden zij één man, die zij over het hoofd hadden gezien. Dat was een heel gewone man, die daar zo beetje het grint harkte wanneer het koninklijk rijtuig een paar karrensporen in de mooie vlakte had gemaakt. Als hij tijd over had, dan deed hij boodschappen voor de kok en hofdames en niemand had ooit gedacht, dat die man werkelijk wat kon. Toen zij hem gingen vragen, stonden zij even perplex. Zij vroegen hem n.l. “Weet je, wat wijsheid is?” Hij antwoordde toen “Wijsheid? Dat is een gevoel in jezelf. Als je dat gevoel naar buiten brengt, dan ben je een wijze. Als je het niet naar buiten brengt, ben je een dwaas.”

Degene, die dat hoorde was een politicus. Die vond dat wel een eigenaardig antwoord en hij meende, dat je dat ventje eens nader onder de loep moest nemen. Zij brachten de man in een kamer en daar zaten een hel stel professoren van verschillende universiteiten, daar zaten dominees en pastoors, alles, wat er maar te denken was aan specialisten op een bepaald gebied. Zij begonnen hem vragen te stellen. De één zei tegen hem; “Geloof je in God?’.’ “Neen, zei de eenvoudige man.” “Waarom dan niet?” “Omdat ik weet, dat Hij bestaat.” Zij stonden perplex. Een ander viel hem onmiddellijk aan. “Welke kerk is dan de juiste?” “Elke kerk”, zei de man. Toen waren zij helemaal in de war, behalve een paar professoren. Die zaten heerlijk te gniffelen achter hun groene tafel, want zij waren atheïsten. “Waarom dan, man, elke kerk?” “Het is toch eenvoudig. Een kerk is een gemeenschap, waarin ik God dien. Als ik meen God te dienen in een kerk, is die kerk voor mij goed”. “Deze man is dwaas, daar kunnen wij niets mee beginnen” en zij liepen boos weg. Een van de professoren met een geleerd gezicht: “Wat denk je van de geschiedenis?” “Och, ik heb mij er nog nooit mee bezig gehouden, het is zo onbelangrijk.” “Onbelangrijk?” De professor was op zijn tenen getrapt. “Vertel mij dan eens, waarom is geschiedenis onbelangrijk?” “Wel,” zei de eenvoudige man, “wat in het verleden waar is gebeurd, weten wij niet meer. Of als wij het weten, mogen wij er niet over praten. Dus waarom zou ik mij bezig houden met de mogelijke fouten en feilen van een verleden en de legenden over heldendaden, die ik zelf niet kan verrichten. Wanneer ik probeer in het heden goed te leven is dat veel belangrijker dan de geschiedenis.” “Die vent is idioot”, zei de professor, wierp zijn grote zwarte toga om zich heen en hij weg. Een tweede vond het erg leuk, een bioloog; “En wat weet jij nu over de mens?” “Veel en niets.” “Waar weet jij niets van?” “Ik weet niet, hoe de doctoren een lichaam noemen en ik weet helemaal niet, hoe je een lichaam moet behandelen. Van geestelijke ziekten weet ik ook niets af.” “Je bent tenminste eerlijk”, zei de bioloog, “maar vertel mij eens, wat je wel van de mens weet?” “Dat de mens alleen een mens is, wanneer hij leert niet alleen aan zichzelf te denken.” “Hm, onzin, heb ik geen houvast aan.”

Naast de bioloog zat een mathematicus. Hij zei: “Mijn waarde vriend, ik heb een lijn hier. Wat is dat?” “Dat is een lijntje, dat u hebt getrokken. Het kan veel zin hebben en het kan onzin zijn.” “Dat vind ik interessant. Vertel mij nu eens, wanneer het zin heeft. En wanneer is het onzin?” “Het heeft zin, wanneer het een beeld is van een werkelijkheid, maar onzin, wanneer het een theorie is, waar niemand wat aan heeft.” “Ik geloof niet, dat u wiskundig aangelegd bent”, zei de prof en ging weg. Zo kwamen er nog een heel stel. Zo zat er ook de generaal. “Gelooft u in de noodzaak van landsverdediging?” “Neen.” “Waarom niet”, zei de generaal. “Als ik tegen iemand lang genoeg zeg, dat hij een dief is, dan wordt hij een dief. Als je lang genoeg jezelf gaat verdedigen tegen een aanvaller, die er niet is, komt er een aanvaller. Dus ik geloof niet in landsverdediging.” “Maar, man, als zij nu eens hier komen?” “Dan zal ongetwijfeld in die tijd de oplossing gevonden worden”, antwoordde de gewone man.” Ik heb de zorgen van vandaag”. De generaal liep weg en zei tegen de laatste raadsheer: “Knap jij het maar op”. “Waarde vriend”, zei de raadsheer, “ik heb je nu heel veel mensen horen ergeren. Zul je mij nu iets kunnen zeggen, wat mij niet ergert?” “Neen”. “Waarom niet?” “Omdat ik zou moeten liegen. Als ik zou liegen, zou u het aangenaam vinden, maar ik zou mezelf niet meer zijn.” De raadsheer ging naar de koning en zei: “Hier is een man, daar kan niemand iets mee beginnen. Hij heeft overal een eigen oordeel (over), ook al weet hij nergens iets van.” “Laat die man maar eens hier komen”, zei de koning. Toen de man daar kwam, zei de koning; “Zou je graag mijn plaats in willen nemen? Als koning?” “Och , sire, als het uw verlangen is, … mij kan het niet schelen.” “Kan het jou niet schelen?” “Neen, mij kan het niet schelen, sire. Per slot van rekening, waar ik ook leef en wat ik ook ben, ik zal mijn eigen zorgen en vreugden houden. Ik kan nooit de uwe nemen, net zoals u de mijne niet kunt nemen.” Toen zei de koning: “Vriend, blijf jij bij mij. Jij zult mij met twee voeten op de grond houden, jij bent een wijs man.” Dat is met esoterie precies zo. Op het ogenblik, dat je met een esoterisch systeem begint, bouw je stapelende gedachten op tot hoog in de wolken. Al is het nog zo’n smalle basis, waar je op bouwt, je bent als mens geneigd er boven op te gaan zitten en naar beneden te gaan kijken. “Kijk, die is nog niet zo ver en die is nog veel minder ver.” Dan gaat de hele bedoeling verloren. Esoterie is helemaal niet stijf. Een mens denkt wel eens, dat geestelijke bewustwording stijging is. Dan denken zij aan een moeizame klauterpartij een berg op en als je toevallig een goede leraar treft, dan krijg je een extra beetje geestelijke krachten en mag je in de lift. Zo is het niet. Esoterie is eigenlijk je eigen houding weten te bepalen, vanuit jezelf, tegenover alles, wat er bestaat. Nu wordt het u misschien een beetje duidelijker, hoe ik over esoterie denk. Nu kan ik het erop riskeren om een paar kleine citaatjes weg te gaan geven, die heus in de esoterie thuis horen, wanneer ze voor u werkelijk betekenis hebben.

“Geen mens kan God zijn, maar God is elke mens!”‘

Alleen zijn wij niet, maar met God in ons, is God eigenlijk geuit, o.a. in de mensheid.

“Wijsheid is de tegenstelling van het weten”.

Schijnbaar een tegenspraak. Het weten is het in je bewaren van hetgeen je geleerd hebt, wijsheid is het gebruik ervan.

“Wie zoekt naar Licht, vindt duister. Wie duister zoekt, vindt Licht. Doch slechts wie waarheid zoekt, vindt Licht en duister.”

Wanneer je zoekt naar Licht, dan zul je de tegenstelling met wat je zoekt onmiddellijk zien. Je bedoelt het zo goed en het gaat zo slecht. Zoek je naar het negatieve, dan vind je overal steeds weer krachten, die nog goed zijn, positief, en je ergert je er aan. Maar zoek je naar de waarheid, dan zie je, dat positief en negatief krachten zijn, die elkaar in evenwicht houden; dat goed en kwaad tezamen een eeuwige balans vormen, waarin de Schepping tot uiting komt, waarin de beweging en de voortgang wordt geschapen.

“Ik ben één met mijn God”, zei de dwaas… “God is één met mij”, zei de wijze.

Wanneer je zegt: “Ik ga in God op”, dan stel je daarbij een zelfstandige daad buiten het Goddelijke om, dat kun je niet. Maar wanneer je zegt; “God is één met mij”, God vanuit Zijn Wil, vanuit Zijn Kracht wenst de eenheid, dan is het wel mogelijk. U denkt misschien, dat esoterie een woordenspel is of een werken met paradoxen. Niets is minder waar dan dat. Het is een wereldbeeld, het is een visie… Esoterie is een visie van de wereld. Daarover heeft eens een heel groot ingewijde gezegd:

“Het is niet mogelijk de waarheid te zeggen, slechts om haar te ondergaan. Het is niet mogelijk de weg te leren, doch wel mogelijk de weg te beleven. Het is niet mogelijk God te beschrijven, maar wel mogelijk God te kennen.”

Hij bedoelde daarmee: In ons eigen wereldje en onze eigen beperkingen kunnen wij niet ver gaan. Daar valt alles weg. Maar wanneer er een ogenblik komt, dat wij vanuit onszelf, zonder poging tot uiting, opgaan naar het Hoogste, dan vinden wij het contact, dat noodzakelijk is, iets, waarover je niet kunt praten, wat je niet kunt meedelen, maar dat in je leeft. Een werkelijkheid.

Ik heb hardop gedacht, ik heb een verhaaltje verteld en spreuken aangehaald. Maar weet u nu, wat esoterie is? Neen. Waarom weet u het niet? Omdat u denkt, dat esoterie iets bijzonders is. Weet u, wat ware esoterie is? Op het ogenblik, dat heel uw leven voortdurend gebaseerd is op de gedachte aan God, de bevestiging van al hetgeen wat u als Goddelijk erkent, dan beleeft u esoterie. Dan zult u merken, dat de Goddelijke krachten zich in uw eigen leven steeds weer openbaren. Daardoor zult u ze kennen. Het is alleen maar een kwestie van: hoe wil je leven? Wanneer je stelsels op gaat bouwen en grote geheimscholen, wanneer je gaat zeggen: “je mag niet roken, je mag niet drinken, je mag geen koffie en geen thee gebruiken, onthoud je van vlees, e.d.”, het klinkt allemaal heel mooi en wanneer je gaat leven op de juiste wijze, zul je ongetwijfeld die dingen gaan laten. Niet meer, omdat ze je door zelf ontzegging ontnomen worden, maar omdat je er geen behoefte aan hebt.

Er was eens een mens die wonderpillen uitgevonden had. Die wonderpil was zuivere kracht. Als die man er één innam, dan kon hij er drie weken op leven. In het begin kostte het hem even moeite om zo’n pil te nemen en anderen met een heerlijke biefstuk rond te zien wandelen. Er kwam een ogenblik, dat hij geen behoefte meer aan voedsel had. Toen zeiden de mensen: “wat ben jij toch vreemd, dat je nooit eet.” Zijn antwoord was: “pas toen ik niet meer at, heb ik ontdekt, hoeveel van mijn energie ik met eten heb verspild”. Daar heb je iets van de esoterie. Je moet niet beginnen met een grote daad te stellen, want anders loop je voortdurend met een knagende honger in jezelf. Je moet jezelf de dingen niet zo gaan ontzeggen, zodat ze je overheersen. Je moet heel gewoon zo goed mogelijk leven, steeds weer positief streven naar God, steeds weer zoeken naar dat innerlijke beleven. Hoe? Heel eenvoudig. Denk, bid, mediteer, gewoon voor uzelf en verwacht geen wonderen. Dan zult u merken, doordat u geen wonderen verwacht, juist plotseling uw meditatie, uw gebed voor u nieuwe betekenis krijgt. Als je als mens zoiets hebt, dan zeg je: het is net, alsof ik er even uitgwipt ben en ergens anders kracht op ben gaan doen. Heel gewoon, dat is niets bijzonders. Het komt voort uit je eigen streven. Het is een kwestie van harmonie tussen jou en Hogere Krachten. Als je zo heel rustigjes je gang gaat, dan krijg je steeds meer krachten en omdat je die krachten hebt, heb je minder behoeften. Dan zul je uit gewoonte nog heel erg lang aan die behoeften blijven voldoen. Er komt een ogenblik, dat je zegt: ach, waarom zou ik eigenlijk nog zus of zo? Zoals die geleerde man in het begin ook nog ongetwijfeld gezondigd heeft door stilletjes nog eens een paar saucijsjes met bloemkool naar binnen te slaan. Er komt een ogenblik, dat je zegt, neen, ik heb het niet meer nodig.  En dan ga je verder, want je hele leven, dat is het fatale dieet van iedere mens: zorg. Je maakt je zorgen over wat je gisteren gedaan hebt, over wat je morgen moet doen, over verplichtingen, die je hebt aangegaan en die je nog niet volbracht hebt, enz. Dag in, dag uit. Maar kom je zover, dat je werkelijk de esoterie beleeft en niet alleen maar als een leerstelsel ziet, dan komt er een ogenblik, dat je zegt: ik maak me geen zorgen… en dan heb je zoveel kracht over, en voor geestelijk werk en voor het volbrengen van uw verplichtingen en taken op aarde, dat je zegt, “waarom heb ik mij vroeger ooit zorgen gemaakt, nu ik me geen zorgen meer maak, merk ik goed, hoeveel kracht ik daarmee verspild heb, wat ben ik blij, dat ik zoveel groter ben geworden in kracht. Ik heb zoveel, laat me het weggeven”. Dan geef je het links en rechts. Je helpt die, die ga je een beetje steunen, die vertel je wat, en die leer je wat. En je speelt net zo met de hond, als dat je preekt tegen de mensen bij wijze van spreken. En in die manier van leven ga je meer begrijpen. Doordat je zoveel geeft aan die anderen, ga je leren, wat zij zijn.  Dan komt die eenheid met de Schepper in jou tot uiting. Dat is nu ware esoterie. Het grote geheim is helemaal geen geheim. Tenminste in woorden niet, in beleven wel. Slechts wie beleefd heeft, kan weten. Het gehele geheim is dit: Wanneer je weet te passen in je wereld, op de meest volmaakte wijze, volgens je bewustzijn van God, dan ben je er, dan heb je nergens last van. Dan pas je in je wereld en dan ken je God in je wereld en in jezelf. Daar gaat het maar om.

Daar zit iemand te spreken, dat de vorige spreker en ik waarschijnlijk broertjes zijn geweest en ik de jongste. Dat is niet helemaal waar. Ik behoor wel tot dezelfde studiegroep in onze sfeer. Wij hebben ook een eigen methode van denken bij ons. De ene groep denkt nu eenmaal anders dan de andere. Al denken wij ook anders, wij werken samen, wij helpen elkaar. Daar ligt nu de kern van de ware esoterie in. De kracht, die één van ons heeft, hebben wij allemaal. En het bewustzijn, dat één van ons heeft, kan een ieder verwerven, die in staat is te aanvaarden.

Ik heb zoëven mijn babbeltje gemaakt en ik geloof, dat ik u toch zo tussen neus en lippen door, een paar esoterische lesjes heb gegeven, die de moeite waard zijn. Zou ik me vergissen, mijn excuses, hoor. Dan sla ik mijzelf misschien hoger in mijn eigen denken aan, dan u het doet. Ga nu pauzeren, denk niet te veel na, over wat ik heb gezegd als grote wijsheid en diepzinnigheid. Bekijk het maar gewoon, maar probeer dan ook net zo gewoon de dingen, die ik gezegd heb, in je eigen leven in praktijk te brengen. Dan zal je bemerken, hoe de innerlijke wijsheid het ware esoterische geheim is en hoe die niet voortkomt uit het leren alleen, maar die voortkomt uit het leven.  Tussen ons gezegd en gezwegen, het is misschien een rare wens op een avond als deze – veel vreugde in je leven. Want vreugde in je leven,  dat betekent, dat je je leven accepteert, dat je het een beetje baas kunt. Hoe bewuster je leeft, hoe meer je vreugde en hoe groter je vreugde wordt. Dus daarom kan ik niets beters tegen u zeggen dan: veel vreugde in je leven, dan heb je een goed begin voor alle verdere ontwikkelingen die nog volgen.

  • Hoe moet men de profeten uit de Bijbel beschouwen? Waren zij mediums, die geïnspireerd spraken? Konden zij inderdaad zoveel eeuwen vooruit zien?

Het feit, dat veel van de profeten in feite zieners waren, dus personen, die onder invloed van geestelijke werkingen in staat waren de toekomst aan te voelen en te profeteren wat dat betreft, is zeker niet te ontkennen. Toch mag ik de nadruk erop leggen, dat verschillende profeten eerder geprofeteerd hebben over toestanden en mogelijkheden, die in hun eigen tijd al bekend en afleidbaar waren. Zij waren in veel gevallen eerder critici dan zuivere profeten. Wat echter van hun uitspraken is opgetekend, vaak op een verwarrende wijze, toont alleen de werkelijk profetische waarden en uitspraken aan. In veel gevallen waren de uitspraken van de profeten eerst geruime tijd na hun leven definitief te boek gesteld, waarbij kerkelijke – en dat is voor het Jodendom ook politieke – invloeden heel vaak de verwerping van bepaalde vragen en alinea’s betekenden. In doorsnee echter was de profeet in meerdere of mindere mate ziener en vaak gedurende zijn profetieën ook bezield, d.w.z. onder de invloed, hetzij geheel als medium, hetzij inspiratief van Hogere Krachten.

  • Als een Dalai Lama is gestorven, wordt een opvolger gezocht, die uit hoofde van  geestelijke ontwikkeling in aanmerking komt. Zijn de methoden welke daarvoor worden  gebruiken juist? Vindt men daardoor de juiste persoon?

Zoals blijkt uit de herkenning van voorwerpen van de oude Dalai Lama door de vaak zeer jonge kinderen, die worden uitverkoren voor deze hoge toestand, blijkt dat een incarnatie in deze kinderen van een vorige persoonlijkheid, althans het overbrengen van een deel van het bewustzijn van de vorige Dalai Lama op zo een kind, zeker niet uitgesloten mag worden geacht. Op grond hiervan kan worden gezegd, dat de methoden, zij het zuiver magisch en vaak beheerst door de politiek in de Potala, toch in zich een zekere waarde bergen. De grote gevaren echter, die schuilen in de zeggingskracht van enkelingen omtrent deze keuze, de mogelijkheid verschillende pretendenten tegenover elkaar te stellen, maakt politieke intrige een te groot gevaar om de methode als volledig goed te betekenen.

  • Kunt u iets vertellen over genezing door magnetisme? Aan welke eisen moet de  genezer en ook de patiënt voldoen om tot een goed resultaat te komen? Zijn alle ziekten  door magnetisme te genezen?

Magnetisme, zoals het foutievelijk wordt genoemd, is het overdragen van levensflux op een andere persoon. De mens vergaart een zeker deel van die hoeveelheid uit zijn eigen omgeving. Daarnaast is hij in staat uit geestelijke gebieden, via zijn hogere voertuigen, verdere additionele kracht aan te trekken. Door de wil wordt deze op de patiënt gericht en in de patiënt vindt een algehele versterking plaats, waarbij de kracht in het bijzonder veelal wordt gericht op die delen, die een tekort aan energie vertonen. Hierdoor kan het lichaam van de patiënt genezen. Een magnetiseur geneest niet, hij maakt slechts de zelfgenezing van zijn patiënt mogelijk. Magnetiseur en patiënt zouden over het algemeen aan de volgende voorwaarden dienen te beantwoorden: – Magnetiseur: gedreven door naastenliefde, vertrouwen in eigen gaven, zeker geestelijk bewust   zijn.  – Patiënt: vertrouwen in de magnetiseur, de wens om genezen te worden en een bewuste aanvaarding van deze krachten, zodat de genezingsprocessen zonder enige psychische belemmering zich binnen de patiënt kunnen afspelen. Uiteraard is niet de genezing van elke ziekte door een magnetiseur mogelijk. Mag dit theoretisch misschien wel juist zijn, in de praktijk blijkt ons, dat de magnetiseur niet over voldoende krachten beschikt of zelf door middel van geestelijke waarden slechts zelden over voldoende geestelijke krachten kan beschikken om werkelijke ziekten geheel te verdrijven in korte tijd. Waar nu de woekering van een ziekte soms door de magnetiseur slechts geremd, maar niet overwonnen kan worden, daar de kracht, die hij daarvoor kan geven, te gering is, zal een medisch ingrijpen noodzakelijk zijn. Hierbij geldt dus, dat elk ziekteverloop, dat een snel ingrijpen noodzakelijk maakt, zeker door een magnetiseur niet genezen, wel verminderd kan worden. Slechts enkele bepaalde kwalen kunnen, waar het kritieke punt overwonnen kan worden en dan de toestand automatisch tot normaal terug brengt, wel genezen worden, zoals bv. een dreigende aanval van appendicitis, doch op het ogenblik dat de ontsteking van de blindedarm volledig is geworden, is het niet meer mogelijk door magnetisme te genezen. Kanker in een beginstadium kan door een magnetiseur worden onderdrukt. Bij een werkelijk zware woekering daarentegen zal de magnetiseur onder gunstige omstandigheden een inkapseling tot stand kunnen brengen, waarbij langzaam over een periode van jaren misschien de nodige vervalproducten door het lichaam worden afgescheiden, zodat de kwaadaardige cellen langzaam maar zeker uit het lichaam verdwijnen. Dit neemt dan echter perioden van 7 tot 14 jaar. Bij vergevorderde kanker is het dus niet gewenst dergelijke risico’s te nemen. Meerdere voorbeelden van ziekten zou ik nog kunnen geven, die dus over het algemeen niet te genezen zijn, daar niet snel genoeg kan worden ingegrepen. Dat dit ingrijpen niet plaats kan vinden, is te wijten aan het feit, dat er over het algemeen niet voldoende krachten ter beschikking staan.

  • Wat is de invloed van de maan op de mens, plant en dier? Wat is maanziek?

De invloed van de maan is in de eerste plaats een verstoring van evenwichten. Deze is periodiek en loopt ongeveer met de getijden. Op een gegeven ogenblik kan de mens gemakkelijk overgaan, wanneer de maan de invloeden van de aarde wijzigt. Vandaar, dat zwakke personen heel vaak overgaan naar onze wereld, juist wanneer de maan in een bepaalde stand staat, meestal gedurende de nacht. Daarnaast is het maanlicht gepolariseerd. D.w.z., dat het eigenaardige kwaliteiten bezit, die o.a. sapdrijvend kunnen werken en sapverdikkend voor planten, zodat maanlicht bepaalde kwaliteiten van een plant scherper tot zijn recht doet komen. Bij de mens betekent het gepolariseerde licht een eenzijdige beïnvloeding, die tot een verstoring van een labiel psychisch evenwicht kan leiden, dus een wankele geestestoestand. Maanziekte is een vallende ziekte, dan wel een geestesziekte, die ontstaat doordat de patiënt onder invloed van volle maan, – het licht hoofdzakelijk -, komt tot een reeks van niet-reële handelingen, dan wel tot stuiptrekkingen als bij vallende ziekte. In de ergste gevallen bestaan er auto-suggestieve processen waardoor een mens onder invloed van dit maanlicht zich kan gaan gedragen als een dier, bv. een hond, wolf, weerwolf. Verder heeft het maanlicht over het algemeen weinig invloed op directe weefsels, maar kan het gepolariseerde licht onder omstandigheden ontbinding bevorderen bij daarvoor bijzondere kwetsbare delen van lichamen en planten, mits de ontbinding reeds is ingetreden op het ogenblik, dat het maanlicht zich kenbaar maakte. Dit is dan een versnelling van het proces.

  • Een astraal mens ondervindt geen weerstand van het grofstoffelijke lichaam van  de aarde mens. Het lichaam van de aarde mens bevat echter ook een astraal lichaam.  Biedt dit dan geen weerstand aan het andere astrale lichaam? Hoe rijmt dat zich?

Het astraal gebied bestaat uit zeer fijne materie, in zeer losse samenhang. Vergelijkend met een gas. Twee gassen kunnen elkaar doordringen, zonder dat één van hen daardoor bijzondere weerstand ondervindt. Op gelijke wijze kunnen dus astraallichamen elkaar doorkruisen, zonder dat een werkelijke weerstand wordt ervaren. Wanneer echter de gedachte, die voor de vorm van de astrale materie bepalend is, zich scherp concentreert, is het mogelijk om dit astraal lichaam een zekere mate van vastheid te geven, waarmee dan ook weerstand tegen andere astrale invloeden gepaard gaat. Het zitten op stoelen e.d., ook stoffelijke stoelen, is een gevolg van gewoonte en hier bepaalt de gedachte de houding, ofschoon in feite voor het zitten de stoel niet noodzakelijk zou zijn.

  • Kunt u mij vertellen, of een overgegaan persoon enige waarschuwingen en bepaalde vooruitziende blikken kan geven, die alleen bestemd zijn voor degenen die ze  kent?

Onder omstandigheden is het niet uitgesloten. Waarschuwingen geven is mogelijk voor elke geest, die op enigerlei wijze een mens kan benaderen. Hetzij door een medium, hetzij door personen met voldoende sensitiviteit onmiddellijk. In deze onmiddellijke vorm, hetzij als een helderhorend ervaren, of helderziend ervaren waarschuwing, dan wel een zeer sterk opkomende gedachte, of inspiratie. Wat betreft vooruitzien: in deze gevallen is het bewustzijn van bedoelde geest bepalend voor de mogelijkheden van vooruitzien, zodat sommige van die waarschuwingen ongetwijfeld worden gegeven, niet op basis van wekelijk komende feiten, maar op grond van veronderstellingen, gebaseerd op de huidig waargenomen gedachten en toestanden.

  • Wilt u mij vertellen of een persoon, die mediamieke gaven heeft, deze zelf kan  ontwikkelen, of dat deze ontwikkeld moeten worden?

Wat men mediamieke gaven pleegt te noemen, is in feite hetzij een bijzondere lichamelijke, hetzij een bijzondere geestelijke gesteldheid. Bij mediamieke kwaliteit, op lichamelijke waarden gebaseerd, is een ontwikkeling niet mogelijk. Wel een training, waarbij de gaven zelf verder niet worden ontwikkeld, maar het hanteren daarvan eenvoudiger wordt. Wat betreft geestelijk ontstane mediamieke begaafdheid, zal hier een zekere training en oefening een verveelvuldiging van mogelijkheden kunnen betekenen. In dit geval moet echter rekening worden gehouden met het feit, dat de geest leiding dient te geven hierbij. Een stoffelijke ontwikkeling stuit op enige moeilijkheden. De grootste moeilijkheid daarbij is het onvermogen, dat de mens over het algemeen heeft om te bepalen, welke invloeden eventueel optreden, of bezit nemen.

  • Mag men de huidige technische vindingen zien als heilzaam voor de mensheid. Zijn  dit vindingen van het satanisch intellect?

Al wat bestaat, heeft twee mogelijkheden. Goed en kwaad. Indien de mens zichzelf beheerst en ten goede streeft, zal elke uitvinding van de laatste tijd zegenrijk zijn voor het mensdom. Indien de mensheid echter prefereert de kwade – negatieve – zijde van zijn ontdekkingen allereerst te ontwikkelen, zoals veelal gebeurt, zullen zij ongetwijfeld verderfelijk kunnen zijn. De uitvinding op zichzelf en het bezit van de kennis hebben hier dus weinig betekenis. De wijze waarop men geestelijk in staat is die kennis en deze mogelijkheden te hanteren, is bepalend voor het al of niet zegenrijk zijn.

  • De scheppingen op literair gebied, wat denkt u daarover?

Het is een vraag, die mij enigszins roert, gezien mijn vroegere bezigheden. Ik zou zeggen, de werkelijke literaire schepping is een poging tot weergave van eigen innerlijk leven en beleven, veelal in gedramatiseerde vorm of in dichterlijke woorden. Veel van wat men literaire schepping noemt echter, is niet veel anders dan een plagiaat, opgesierd met enkele beelden van de niet al te voorbeeldige mensheid. Wordt dit niet voorbeeldige van de mensheid op de voorgrond geschoven, dan spreekt men heel vaak van moderne literatuur. Persoonlijk kan ik daar niet voor voelen.

  • Is het de mens mogelijk, die eerlijk tracht en naar zijn uiterste vermogen Gods  Wetten na te streven, uit zijn levenslessen het voor hem bepaalde levensplan te  herkennen? D.w.z. dat men de bedoeling van hetgeen voor hem is weggelegd, verstaat?

De bedoeling van wat is weggelegd verstaan, is vaak moeilijk. Echter de bedoeling doorgronden van wat men ondergaat, is ongetwijfeld mogelijk. Wie zelf streeft, naar Gods Wetten te leven, die verder streeft naar het goede in zichzelf en het leven ziet, niet als een doel in zichzelf, maar als een middel tot hoger doel en bewustzijn, zal ongetwijfeld begrijpen en leren begrijpen, waarom bepaalde gebeurtenissen en omstandigheden in het leven moeten worden doorgemaakt.

image_pdf