14 januari 1964
Bij deze bijeenkomst hebben wij een tweetal gastsprekers, naar ik zou graag eerst een paar punten willen inleiden. Ik hoop dat u daarvoor begrip hebt. Wanneer wij ons bezighouden met esoterie, met godsdienst, kortom met al datgene wat reikt naar werelden, die verder liggen dan de menselijke, worden we op aarde geconfronteerd met een later.
Wanneer u op aarde goed leeft, komt u later in de hemel. Wanneer u nu streeft om uw innerlijke weg te gaan, dan zult u eens later daarvan de vruchten plukken.
Ik vind dat een beetje vreemd. Stel u voor dat u naar een advocaat gaat met een zaak en hij zegt: Dat kan ik voor u bemiddelen en u zult die zaak ongetwijfeld winnen, nadat u dood bent.
Dat een medicus zegt: Ik wil u wel genezen en ik zal dat ook doen, maar dan moet u eerst 25 jaar geduld hebben. Dan gevoelen wij ons niet prettig; dan zeggen we: Dat is onzin. Wij verwachten van een arts dat hij ons onmiddellijk geneest. Van een raadsman dat hij ons nu en zo snel mogelijk zal bijstaan, en tot resultaten zal helpen.
Wanneer wij met godsdienst te maken hebben, met esoterie en al wat daarbij behoort, dan meen ik dat wij ook in de eerste plaats de eis mogen stellen, dat het nu betekenis heeft. Het gaat er niet en wat wij later misschien zulle krijgen, wat wij eens later zullen bereiken. Het gaat er en wat wij nu zijn, en wat wij nú tot stand brengen. Naar ik meen is de werkelijke esoterie zowel als de werkelijke godsdienst op dit ogenblikkelijk effect afgestemd. Al datgene, wat alleen maar met beloften in een verre toekomst schermt zonder ogenblikkelijke mogelijkheden te scheppen, moet ergens verkeerd zijn, toont een gebrek aan inhoud, een gebrek aan waarde.
Wanneer wij te maken krijgen, zoals op deze avonden steeds weer gebeurt, met entiteiten die veel hoger staan dan wij en die wij meesters noemen, dan zijn wij ook heel vaak geneigd om hun leringen aan te nemen als iets, waarmee wij dan later iets zullen bereiken. Dat is m.i. volkomen verkeerd. Dit alles wordt gebracht omdat het dan belangrijk is, niet omdat het later eens belangrijk zal zijn. Je kunt natuurlijk op het ogenblik veel leren, wat u pas later, wanneer u veel rijper bent geworden kunt gebruiken. Dat ben ik met u eens. Maar het criterium is niet de tijd| het criterium is uw persoonlijkheid en uw persoonlijk wezen.
In dit verband wil ik nog op iets anders wijzen. Er zijn mensen die dromen van een koninkrijk Gods, dat eens op aarde gevestigd zal worden. Er zijn mensen die dromen, dat zij eens in het koninkrijk Gods zullen ingaan. En toch heeft Jezus gezegd: Het koninkrijk der hemelen is in en rond u. Jezus heeft daarvan dus ook weer iets onmiddellijk gemaakt, niet iets wat op een afstand ligt.
Dit is zeer belangrijk, wanneer wij die meesters en hun leringen bezien. Want hoe mooi, hoe fraai ze ook spreken, hoe wonderbaarlijk de openbaringen misschien kunnen zijn die zij ons geven, wij hebben als mens en als geest het recht daaraan een bepaalde maatstaf aan te leggen. En die maatstaf zal deze zijn: Wat betekent dit nu voor mij? Wat kan ik hier nu onmiddellijk mee doen?
U zult het misschien niet met mij eens zijn. Mensen nemen graag afstand van de godsdienst. Zij nemen ook graag afstand van God en van hogere waarden. Zij zijn vaak bang zich te verwikkelen in uiteindelijk misschien niet geheel volmaakte procedures. Ze zijn bang zich geconfronteerd te zien met zaken, die eigenlijk minder prettig, minder eenvoudig, minder gemakkelijk zijn. Wanneer wij echter oprecht en eerlijk willen streven, dan zullen wij m.i. niet moeten uitgaan van iets wat op een afstand is. Deze dingen zijn niet ver weg. En al die stellingen zijn niet bedoeld en eens later tot werkelijkheid te worden gemaakt of als een mooie theorie in een boek te worden ingeschreven. Ze zijn bedoeld om nu in de praktijk om te zetten.
Er is nog een punt, dat m.i. hierbij belangrijk is. Rond en in de mens leeft ook die wereld, die men het paranormale noemt of het occulte. Ook van deze wereld bent u deel of u wilt of niet.
U kunt uzelf ervan afsluiten, maar daarmee houdt de zaak op. Het is er altijd. Wanneer wij geconfronteerd worden met het occultisme, geconfronteerd worden met al hetgeen daaruit kan voortvloeien, dan moet dat ook voor ons een onmiddellijk iets zijn. En wij mogen niet de fout maken dit eerst in theorieën te wikkelen. Als een kind wordt geboren, dan zijn er twee dingen, die onmiddellijk dienen te geschieden. Het eerste is: Zorgen dat het kind van de moeder gescheiden wordt. Het tweede punt is: Wachten op de eerste kreet; en als die niet komt, proberen het zover te krijgen, dat de longen, toch hun functie beginnen.
Wanneer wij te maken hebben met een lering van een meester, een gebeurtenis die grote betekenis voor ons heeft, dan moeten wij ook hier bereid zijn om dat occulte te zien als deel van onszelf. De idee, die in ons wordt geboren, is het kind. Dat moet van de moeder (van de voortbrenger) gescheiden worden. Dat is een eerste vereiste. Het is niet de persoonlijkheid van de meester, die de waarde van de les bepaalt. Het is de geboorte van de les uit de meester die haar tot ons brengt. En daarvoor moeten wij haar scheiden van de meester. Ze moet op zichzelf komen te staan. Daarna zullen wij eerst moeten zien, dat deze mooie lering, deze theorie, deze invloed voor ons spreekt. Zij moet in actie komen, zij moet betekenis hebben. En pas wanneer dit is geschied, kunnen wij het eventueel in de doeken van drogredenen, van rationalisaties e.d. inwikkelen.
We hebben nu een aantal van deze bijeenkomsten gehad. En u begrijpt dat wij, broeders van deze orde, geïnteresseerd zijn geweest in uw reacties. Ze zijn niet altijd even prettig geweest. Want voor velen van u werd het een ondergaan, dat niet meer voerde tot een persoonlijke conclusie en toch is die persoonlijke conclusie het eerst noodzakelijke. Het was een in u opnemen van woorden en begrippen, van een sfeer, maar niet een besef, dat zodra het in u levend is gescheiden kan worden van degene die het brengt en voor uzelf een directe en onmiddellijke invloed moet betekenen. Het is daarom dat ik gebruik heb willen maken van deze gelegenheid door omstandigheden misschien iets beperkter dan anders mijn bedoeling was om u dit eens voor te leggen.
Natuurlijk, u bent het die denkt en leeft. U bent het, die uw eigen weg gaat van bewustwording. U bent het, die op uw eigen vlak en uw eigen wijze contact moet zoeken of vinden met de krachten rond u. Het is uw eigen taak en de in u rusten, de gaven naarmate ze tot ontplooiing komen op de meest juiste wijze te gebruiken. Maar dat wil nog niet zeggen, dat we stil kunnen blijven staan bij een geduldig luisteren naar de schoonheid en de sfeer van een meester, wanneer daaruit niets voortkomt.
Wanneer een boom geen vruchten voortbrengt wordt hij omgehouwen. Ik ben bang, dat wij dit ook hier steeds onszelf voor ogen moeten stellen. Het is eens eerder gebeurd dat we hebben gezegd: Neen, deze boom brengt geen voldoende vruchten voort. En ofschoon wij in dit geval maar een zeer beperkte zeggenschap hebben, willen we u toch waarschuwen. Waarschuwen dat niet weer hetzelfde gebeurt, dat niet weer zeer veel een theorie blijft, een begrip op de achtergrond, iets wat men niet ziet als dagelijks leven, als deel van eigen bestaan, als een direct innerlijke zaak, die het eigen “ik” volledig beroert en aangaat.
Nog een kort woord. Men gaat vaak aan de inhoud van zo’n lezing (vooral van een meester) ergens voorbij. Men beweert: Het zegt mij weinig of niets. Of: Het is maar een beetje gezegd of gepreekt. Of ook wel: Maar dat wisten wij reeds lang. Misschien hebt u vanuit uw standpunt gelijk. Maar daar staat tegenover, dat droog brood misschien niet voor u de meest ideale voeding is, maar dat daar waar hongersnood dreigt brood kostbaar is.
De eenvoudige waarheden, de eenvoudige lezingen en daarbij ook de hoge krachten, die onze gasten waarschijnlijk ook vanavond weer zullen trachten u te brengen, zijn misschien ergens broed, niet erg smakelijk, maar ze zijn noodzakelijk. Verwerp niets. Onderga niets zonder kritiek, zonder persoonlijke reactie. Reageer zelf. Bepaal zelf uw standpunt. Alleen wanneer u dit doet zijn lezingen, als die nu toch ook en ten koste van enige offers worden gebracht, waardevol en belangrijk. En dan kunnen we zeggen Deze bijeenkomsten dragen waarlijk vrucht.
Ik geef nu het woord over aan de eerste gastspreker.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Eerste gastspreker.
Altijd wanneer ik terugkeer naar de wereld, word ik getroffen door haar enorm beroerd worden door het onbelangrijke. Er zijn in elk leven waarden van werkelijk belang, en er zijn in elk leven bemoeienissen, toestanden en zaken, die in wezen weinig of niets betekenen. Waar nu ligt hier voor u de belangrijke scheiding? Waar ligt de grens tussen het betekenisvolle en het onbetekenende?
Allereerst kunnen wij stellen dat in elk mens een veelheid van gedachten, dromen en begeerten leven, die voortdurend worden gefrustreerd, worden tegengewerkt door de omstandigheden, die op zijn pad komen. Het lijkt een voortdurende keten van oorzaak en gevolg, een karmische werking, waaraan men zich niet kan onttrekken.
Wanneer wij de tegenstelling tussen deze beide zien, tussen onze wensen en onze werkelijkheid, dan hebben wij een eerste begrip voor de werking die voor ons optreedt. Wij worden n.l. beïnvloed door datgene, wat wij wezenlijk zijn; en dit beïnvloedt ons gebeuren. Dit is zo ge wilt uw karma. Wij kennen onze dromen. Wij hebben onze verlangens en gedachten, die nooit waar schijnen te kunnen worden. Deze zijn voor deels de uitdrukking van onze werkelijkheid, die geestelijk bestaat. Het is deze geestelijke werkelijkheid, die wij steeds meer moeten doen domineren boven de materiële werkelijkheid, waaraan wij menen gebonden te zijn.
Menigeen gaat gebukt onder een vloek die voor hem niet waarlijk bestaat, doch die alleen is voortgekomen zijn onbegrip, zijn onvermogen om meester te zijn over zichzelf en de omstandigheden. Menige mens wordt in geestelijk op zich belemmerd in elke bewustwording door zijn grote angst, zijn grote afkeer misschien ook voor al datgene wat ín hemzelf leeft.
Wees daarom overtuigd, dat al datgene wat in u bestaat zeer belangrijk is. Gij zijt – of ge dit wenst of niet – deel van een geopenbaard en geuit geheel. Alle krachten der eeuwigheid zijn ook in u vertegenwoordigd. En strekkingen en verhoudingen, dat gij de weg in uzelf niet kunt vinden door te denken, te beredeneren. Zelfs in de mathematica, die soms een zeer zuivere taal is voor al datgene, wat ligt buiten het direct menselijk kenvermogen, kan aan vele begrippen geen uitdrukking geven.
De wet van de kosmos is een wet van eenheid. Eén zijn alle dingen in hun bron en in hun betekenis, één zijn alle dingen, in hun bestemming. Deze eenheid kan en mag men niet ontkennen. Maar eenheid betekent ook gelijk waardigheid. Het betekent dat elke afzonderlijke instelling, denkwijze en kracht deel van u wordt, zodra gij het geheel kunt aanvaarden. Het betekent, dat gij slechts door aanvaarding waarlijk veel kunt hebben aan anderen. En deze aanvaarding is niet beperkt. Wanneer gij uw God aanvaardt, kunt ge geen grens stellen en geen voor behoud. Gij kunt uw God slechts aanvaarden of verwerpen voor uzelf.
En in het laatste geval zult ge nog niet slagen dan voor uw eigen bewustzijn. Precies hetzelfde geldt voor de wereld, voor de sfeer, voor de kracht. Gij kunt niet een deel aanvaarden en het andere verwerpen. Ook hier kunt ge slechts de gehele wereld aanvaarden of niets aanvaarden.
Men heeft tot mij gezegd: Maar ik heb toch bepaalde groepen mensen liefgehad. Ik heb mijn dierbaren, die ik bemin boven alles. Is dit dan geen liefde? En ik heb hen geantwoord; Neen. Dit is zelfzucht, een zelfzucht, die ten dele uw recht is, wanneer ge niet meent hiermede te voldoen aan uw verplichting tot werkelijke liefde voor naasten, voor God, voor wereld. Dit zijn verschijnselen in uw eigen bestaan. Maar het is het onbegrensde van uw aanvaarding dat belangrijk is.
Men heeft mij gezegd: Er zijn toch denkwijzen, die wij niet kunnen aanvaarden. Er zijn systemen, die voor ons niet passen. Ik heb hen geantwoord: Zo gij steeds het geheel zoekt in alle dingen, kunt gij elke stelling mede aanvaarden. Dan is elk systeem bruikbaar. Ongeacht uw politieke inzichten, ongeacht uw eigen toebehoren tot een groep, zult gij ook het andere moeten respecteren, een aanvaarding die het geheel ook voor uzelf leefbaar maakt. Dat wat gij werkelijk aanvaardt in volledige liefde voor de totale mensheid, maakt gij tot goddelijk, tot lichtend en tot sterk. Datgene wat gij verwerpt maakt gij tot een wapen, dat uzelf bedreigt en waarmede gij met of zonder uw wil anderen kwetst.
Moeilijk is het steeds geweest om de gedachten van universaliteit en vrijheid de mens voor te leggen. Ik heb tot de mensen gezegd: Vrij zult ge zijn van elke band en binding buiten de kracht, die in u leeft. En men heeft mij gezegd: Dit is dwaasheid. Waar geen wet is, waar geen regel is, waar een ieder zou kunnen doen wat hij wil, daar is alle en weg naar anarchie ene chaos. Ik heb daarop echter geantwoord: De mens, die waarlijk vrij is, zoekt steeds het geheel in zichzelf te vinden. Hij kent geen kleine regels meer, omdat er slechts een grote wet of regel is, die alles overheerst. Ik heb u gezegd: Aanvaard uw wereld, aanvaard het zijn en heb het lief. En zo zeg ik tot u: Dit kunt ge slechts doen, indien ge vrij zijt. Want hij die zich bindt aan regel en wet, dij die zich bindt in het kleine, kan het geheel niet aanvaarden.
Men heeft mij gezegd: Gij zijt een gevaar voor de staat en de godsdienst. Ik heb hen echter geantwoord: Niet ik ben een gevaar, doch zij die een staat of een godsdienst stellen boven hun verplichting t.o.v. het geheel. Zij die een regel of wet stellen boven het beantwoorden aan de God, Die in hen leeft, zij zijn een gevaar voor zichzelf en voor de velen, die nog niet bewust genoeg zijn om in vrijheid hun weg te kiezen.
Men heeft mij voorgehouden: Gij noemt uzelf leraar. Maar al lerarende bindt gij ons aan uw begrippen. Ik heb hen geantwoord: Een ware leraar is hij, die in staat is zijn kennis aan anderen over te dragen en hen gelijktijdig toe te staan daarmede te doen naar hun believen.
Deze vrijheid geef ik u. Uit deze woorden bouwt zich ongetwijfeld voor u reeds een beeld op. Niet alleen een beeld van mijn persoonlijkheid, waar sommigen zich op het ogenblik zorgen over maken, want ik ben slechts een deel van het geheel, zoals gij. Maar ook het beeld van de leer, die in deze tijd moet domineren. Er is geen plaats meer voor grote of kleine geschillen tussen mensen. Er is geen plaats meer voor een groot verschil in geloofsaanvaarding. Er is geen plaats zelfs meer voor een missiewerk, dat anderen tracht te maken aan wetten. Er is slechts nog plaats voor een innerlijke bewustwording, die een steeds grotere vrijheid betekent voor een ieder en een steeds persoonlijker beleving van een steeds groter heelal. En ziet, daarin heb ik (dit besef ik) gefaald. Ik ben niet de eerste en niet de enige die gefaald heeft. Wanneer ik u de namen van de grootste heiligen der wereld noem, de meest geëerde die ook nu nog de meeste volgelingen tellen, zo zullen ook zij zeggen: Wij hebben gefaald.
Universaliteit is iets, wat een mens niet ligt, wat hij niet aanvaarden kan. Wanneer ik hem bereken hoe te bouwen, hoe een machine te construeren, dan zegt hij: Ja. En geef ik hem een. vernieuwing, dan vraagt hij: Wat is het nut? En is er een nut, dan aanvaardt hij. Maar zo ik hem zeg: Uw eigen wezen gebruikt ge verkeerd en ik toon hem aan, dat hij dit doet en waarom, dan zegt hij: Neen, dit mag ik niet aanvaarden, want hierdoor komt mijn wereld in gevaar. Zo is het geweest met de grote wijzen uit het verleden, zo zal het misschien, zijn in de toekomst. Maar in een tijd, dat de mensheid voor grote beslissingen wordt gesteld, moeten wij trachten om nuchter te zijn. Om even de vooroordelen opzij te zetten en deze te grote gebondenheid aan een bepaalde onfeilbaarheid of godsdienst te verwerpen.
In deze dagen is niet alleen die vrijheid noodzakelijk. Er zijn andere dingen belangrijk. Gij zijt geest en stof. Ontwikkel deze beide harmonisch. Zo gij uw geest wilt verzorgen, dient gij uw lichaam te hoeden. Zo ge uw lichaam goed wilt gebruiken, zult ge uw geest moeten hoeden.
Want deze beide zijn voor u als mens één. Gij kunt tussen deze beide geen ware scheiding maken, want zij vormen beide uw wereld en het is in deze wereld en deze wereld alléén, dat gij nu kunt bereiken, dat gij nu meer deel kunt worden van de grote werkelijkheid, dat gij nu meer de taak kunt aanvaarden die ge daarin bezit.
Er is niet een deugdzame en een misdadiger. Er zijn slechts mensen. En elke mens is deel van u. Dit deel zijn komt tot uiting in een samenwerking, die zowel het begrip en de geestelijke kracht vergt als de materie, de materiële hulp, het materiële begrip. Maar hoe kunt gij beantwoorden aan een materiële noodzaak, indien gij niet in staat zijt uw materie te beheersen, te richten, te gebruiken?
Ik zeg u niet; Geef al uw bezit aan de arme. Maar wel zeg ik u: Daar, waar gij in een ander uzelf erkent, dien uzelf in de ander, en ge zult zien dat daarvoor bezit noodzakelijk is. Ik zeg u niet: Maak van uw lichaam een afgod, die ge verheerlijkt. Maar ik zeg u wel: Train uw lichaam, dag na dag. Tracht het gezond te maken door uw gedachten, uw daden en uw leven. Ontzeg het lichaam niet het noodzakelijke. Ontneem het lichaam niet wat het nodig heeft. Maar ook, dwing het tot die oefeningen en die prestaties, die noodzakelijk zijn om het tot een goed en gezond organisme te maken. Want in de wereld zijn er anderen. En anderen die ge kunt beseffen, indien ge waarlijk zoekt naar eenheid als deel van uzelf. En hoe zult ge deze delen van uzelf kunnen helpen en dienen, hoe zult ge uw eigen persoonlijkheid kunnen uitdrukken, indien ge door uw lichaam genoopt zijt om van hen steun te vragen? Uw taak is vanuit uzelf te geven. Uw tweede taak is ook te ontvangen. Zoals een mens zichzelf niet dankbaar is voor datgene, wat hij zichzelf schenkt, doch daarover slechts vreugde kent, zo zeg ik u: Wees vreugdig over datgene, wat ge uit de wereld ontvangen moogt, maar wees er niet dankbaar voor. Het is uw recht, het is deel van uw wezen.
Zoals gij voor uzelf een weg kiest en uzelf ontberingen oplegt, wanneer het noodzakelijk is, zo zal de wereld u soms ontberingen opleggen, omdat ze noodzakelijk zijn. Verzet u daartegen niet. Tracht ze te beseffen, tracht ze aan te passen aan uw werkelijke wezen en noodzaak.
Maar bedenk steeds, ge zijt deel van het geheel.
Men heeft mij altijd weer de vraag gesteld: Bewijs ons, wie gij zijt. En ik heb geantwoord: Zo gij mij wilt aanvaarden als deel van het geheel, het “ik” u het bewijs gegeven. Zo gij dit niet wenst te doen, kan ik u geen bewijs geven. En daarom hebben ze mij gezegd: Ge zijt een bedrieger. Gij zijt een oproerkraaier. Gij zijt een gevaar. En misschien hadden ze gelijk, vanuit hun standpunt.
Voor uzelf kan diezelfde vraag soms gelden. Hoe bewijs ik mijzelf, dat wat ik doe goed is? Uw enig antwoord is: Door de innerlijke vrede, de aanvaarding in uzelf, die ontstaat. Een ander bewijs kan niet gegeven worden.
Men heeft mij eens gezegd: Doe een mirakel. En ik heb geantwoord: Neen. Want ziet, mirakelen kunnen uit het duister komen en uit het licht. Mirakelen kunnen voortkomen uit de dwaasheid zowel als uit de wijsheid. Gij echter zoudt mij aanvaarden om mijn teken zonder te beseffen waaruit het is voortgekomen. Dan is het beter dat gij mij niet aanvaardt en zo spreek ik ook tot u heden: Het is beter dat gij niets aanvaardt, dan dat ge aanvaardt ommentwille van enkele tekenen, waarvan ge de oorsprong niet eens kent.
Elke mens is voor zichzelf de enige juiste rechter over zichzelf. Maar hij is ook de enige juiste rechter over de kracht en het optreden van zijn God. Vergeet dat niet. Gij zelf en alleen gij zelf kunt de kracht opbrengen, die in u leeft. Gij kunt weten wat voor u juist is en niet. Gij kunt weten hoe God tot u spreekt, en waar God voor u zwijgt.
Niemand kan uw lasten dragen. Men heeft tot mijn broeder gezegd: Gij zijt waarlijk de verlosser. Maar kun je iemand verlossen van zichzelf? Wie echter verlost is van zichzelf is deel van God, van het Eeuwige. Hij behoeft geen verlosser. Men heeft tot mijn broeder gezegd: Gij zijt de profeet en in u is de waarheid van de Schepper. Maar was niet in hem hetzelfde wat er was in alle mensen? Hoe kan hij dan sterker zijn dan anderen?
Gij zoekt naar de kracht en de steun van de groten. Gij spreekt over ons als de meesters en de grote krachten. Maar zijn wij dan niet deel van u en gij deel van ons? Zijn wij niet deel van dezelfde kracht, van hetzelfde geheel? Hoe kunnen wij dan meer zijn dan gij? Hoe kunt gij ooit meer zijn dan wij?
Eenheid betekent dat er geen verschillen bestaan. Toch weten. wij dat ook een geheel in sommige gevallen geregeerd wordt t.o.v. zijn functies door een enkel onderdeel. Wanneer wij de machine zien, dan zijn het de zuigers van de motor, die de beweging produceren. Het is de as, de krukas, die de beweging zijn gerichtheid geeft, zijn draaiing. Het zijn de kamraderen, die de snelheid van het uiteindelijk optredende effect en de kracht daarvan betekenen. Elk heeft een functie. Ook gij, ook ik. Maar onze functie maakt ons niet meer of minder dan anderen. Het betekent slechts, dat wij een bepaald deel van de kosmische werking vanuit onszelf moeten beheersen. Het betekent, dat wij alleen in dat opzicht, alleen in die taak, meerdere zijn en verder niet. Het is goed dat gij ook dit beseft.
Ik heb eens een man beledigd, ofschoon ik dit niet wenste. Want ik zeide tot hem: Waarlijk, gij zijt als staatsman niet meer dan de veger, die de ruimte schoonhoudt. Want zo hij goed veegt, en gij uw staats taak slecht vervult is hij uw meerdere. Hij heeft mij dit kwalijk genomen Men had mij zelfs de grens willen wijzen. Waarom? Is het dan niet waar dat een mens, die datgene wat zijn taak is goed doet, meer waard is dan een, die de grootste taken der wereld draagt en ze onwaar, onvolledig of onjuist volbrengt?
Besef de gelijkheid tussen u en alle anderen, tussen u en de geest. In deze dagen is de wereld, die gij die van de geest noemt, dichter bij de uwe dan ooit tevoren. Ge zult steeds sterker geconfronteerd worden met geesten, die uw hulp nodig hebben of die u hulp willen bieden. Ge zult geconfronteerd worden met hun verschijnselen. Wees steeds ook hier de gelijke. De arme, die u om raad vraagt, die u om kracht vraagt, kunt ge slechts uw wezen geven. En hij is een wezen gelijk gij. De sterke die u hulp biedt en raad, hij is aan u gelijk.
Want hij heeft eenzelfde wezen als gij. Uw taak kan het zijn en armen te helpen, om de kracht van de sterke te ontvangen of beide. Maar deze dingen zijn deel van een normaal direct bestaan. Hoe meer ge zoekt daaraan belangrijkheid te geven of te ontlenen, hoe minder gij in staat zult zijn waarlijk iets te verrichten. Op kousenvoeten gaat de werkelijke kracht door de wereld. Zij sluipt onhoorbaar en barrevoets door de steden en straten, door de wouden. En overal is zij. Maar zij is haast onhoorbaar en geruisloos. Want zo zult ge moeten beseffen; de waarheid is eenvoudig. Zij is niet meer het denken, zij is het zijn.
Het zijn in eenheid met de Schepper en de schepping is ons aller doel en bestemming, zo zegt men. Ik zeg u echter: Het is de enige ware staat van leven, die voor ons mogelijk is. Besef dit dan. Streef er niet naar toe als iets wat ver weg ligt, maar aanvaard het nu als deel van uw bestaan. Zoek niet naar de grote krachten, die u helpen. Maar wees een met die krachten, die u zouden kunnen helpen en de hulp is u geboren. Zoek niet naar de theorie, de uitleg die u duidelijk zal maken hoe te handelen, te werken, te leven. Maar besef uw eenheid met het Al en ge zult ook zonder theorieën en leringen juist handelen.
Op aarde heb ik geleerd, dat dit soort vermaan de meeste mensen niet aangenaam is. Men heeft mij gezegd: Gij ontneemt de mens zijn geloof in het Hogere en de steun die hij daaruit ontvangt. Men heeft mij gezegd; Gij verleidt de mens tot trots en wilt hem maken tot een demon. Men heeft mij gezegd: Gij stelt te zware eisen, waaraan de mens niet kan beantwoorden. Misschien rijzen deze gedachten ook bij u. Maar laat mij u daarom nogmaals, zeggen: Al wat ik naar voren heb gebracht is nu onmiddellijk waar. Gij kunt niet zwakker worden daardoor, ge kunt niet minder of meer worden daardoor als mens. Gij kunt slechts meer één worden met de waarheid, meer vrij in uw leven en beleven, de vervulling van taak en lot. En ongetwijfeld zult ge daarin gelukkiger zijn. Want het geluk, waarnaar de mens streeft en zoekt in de wereld der mensen of in hemelwerelden, is niets anders dan deze oneindige verbondenheid met al het zijnde.
Laat mij u daarom nogmaals zeggen: Weest vrij. Wees vrij en bemin alle leven, alle zijn. Beschouw alles als deel van uzelf en gelijkwaardig aan uw begrip van uzelf. Dan eerst zult ge de werkelijke kracht van deze tijd kennen en ervaren. Dan eerst zult ge weten hoe klein juist in deze dagen en de komende eeuwen de scheiding is tussen eeuwigheid en een tijdelijk bestaan van mens en geest.
Ik ga nu elders mijn boodschap brengen, hopend dat wat in mij leeft weerklank moge vinden.
Opdat de eenheid gevonden worde, die noodzakelijk is. Opdat de gelijkheid worde erkend, waarin voor anderen en voor mij het enige ware geluk is gelegen.
0-0-0-0-0-0-0-0
Tweede gastspreker.
Gij hebt mijn broeder gehoord en misschien heeft het u geleken dat zijn leer ergens hard is en leeg. Wij leven in dromen. En het leven wordt ons een droom, waaruit wij soms voor een kort ogenblik de werkelijkheid proeven. Wij scheppen onszelf leed en een afgrond, vreugde en hemel. En wij kennen onszelf niet eens. Altijd wanneer je tracht de werkelijkheid en eeuwigheid weer te geven, klinkt zij de mensen hard. Want zij is te groot om de kleine gevoelens van mens en van geest veel waarde toe te kennen. En daarom wil ik trachten op mijn wijze iets toe te voegen aan de woorden van mijn broeder.
leder van ons, die nu het licht betreden hebben, heeft gedroomd zoals gij. En voor ons is ook vaak de zon aan de hemel of de verfrissende regenval belangrijker geweest dan God Zelf. Ook wij hebben onze daden uitgezaaid op de akkers van het leven en ook wij hebben ons vaak verwonderd over de oogst. Dit te vergeten is niet goed. De waarheid is hard, maar ze is niet liefdeloos. God zelf is als een blinkend zwaard, maar niet zonder genade. En zo moeten ook wij gezamenlijk in ons zoeken naar beleving, naar bereiking, naar antwoord op onszelf, niet al te hard zijn.
De waarheid is er en haar te ontkennen is dwaas. Rond u is het koninkrijk der hemelen, ik weet het. En gij weet het misschien ook. Maar kan een koninkrijk der hemelen werkelijk van ons zijn, wanneer het geen deel is van ons beleven? God is ín ons. Maar kunnen wij ons een God realiseren, wanneer wij onszelf machteloos voelen? En het is juist hier, dat ik op deze avond wat wil aanvullen. Alles rond u leeft en is deel van het rijk Gods. Alles rond u ademt licht en kracht en felheid. Alles rond u spreekt tot u. Gij moet leren te verstaan. En u te zeggen dat ge dit uit uzelf moet leren is ergens de uiteindelijke waarheid. Maar wij, die deel zijn van al wat rond u is, en zelfs van veel wat in u leeft, wij moeten en mogen u daarbij helpen. En dit betekent veel.
Gij, mijne vrienden, zoekt soms door te dringen in uzelf. En ge kunt niet verder. Waarom laat ge ons dan niet doordringen in uw wezen? Denk niet meer aan het “ik”, maar denk aan de kracht, die u dit deel van de weg is. Ge zult zien, dat die kracht wel doordringt en de grenzen opzij werpt, die voor u onoverkomelijk lijken. Wanneer ge meent dat ge tekortschiet, waarom dan niet ons gevraagd om kracht? Waarom niet God gevraagd en kracht? Zeker, het zijn delen van uw wezen, die dan spreken. En wij spreken alleen tot u, omdat wij deel zijn van uzelf, ergens. En God antwoordt u met kracht, omdat Hij deel is van uw wezen. Maar waarom zoudt ge niet vragen?
Uit de eenvoud kan het grote soms geboren worden. Een zaad, zo klein als een stofje, kan een struik of een boom voortbrengen, die veel schaduw geeft. Een steen, hoe groot hij ook is, blijft een steen.
Onze eenvoud kan er niet alleen een zijn van de harde feiten. Het zal er een moeten zijn van begrip en misschien van bijgeloof. Er moet iets zijn, waardoor ons wezen kan groeien; kan groeien als deel van het landschap, van de kosmos. En zo zie ik niet alleen naar de harde waarheid, maar ik zie daarnaast zoveel andere dingen. Wanneer gij in uzelf alleen naar gelooft aan God, behoeft ge Zijn naam niet te spreken en behoeft ge u niet uitdrukkelijk op Zijn kracht te beroepen. Wanneer in u dit begrip is, dan is het voldoende; en dan zult ge van daaruit kunnen werken. Dan kunt ge uitgaan om te leraren, en zieken te genezen, demonen te verdrijven, licht te brengen in het duister, gevangenen vrij te maken en te troosten hen, die nog bedroefd zijn. Het is alleen die kracht in uzelf, want deze is u voldoende.
En wanneer wij dan toch willen roepen tot God, wanneer wij willen spreken in de geheime namen, wanneer wij de riten en de formules willen volvoeren, wanneer wij voor onszelf een keten willen bouwen die reikt door alle sferen, dan doen wij dat niet omdat het noodzakelijk is, maar omdat alleen zo het zaad dat in ons ligt zich kan ontplooien. Omdat alleen zo dat kleine, kosmisch onontwikkelde wezen, dat wij zijn, kan wezen het vol bewuste deel van die kosmos, dat het behoort te zijn.
Gij ziet rond u veel dingen, waarmee ge u één kunt voelen, soms in uw gedachten, soms in uw begeren, soms in uw wensen of dromen. Maar als gij zegt: Ik ben één hiermee en in uw wezen weet ge dat het waar is, zijt ge dan niet één voor alle tijd? Wanneer ge zegt: Zie, één met deze bloem ben ik, dan kan het uiterlijk van de bloem verwelken, maar haar geur zal deel uitmaken van uw leven zolang ge bestaat, in elke sfeer en wereld. Als ge zegt: Zie, deze kracht is deel van mijn wezen, dan behoeft ge er niet over te spreken, dan behoeft ge het niet aan te roepen of verder te formuleren zelfs. Dan is die kracht er. En zolang uw wil en wezen die kracht zendt; in het leven en in de wereld, zo spreekt zij tot een ander, zo wekt zij zich zelf in anderen, zo verwerkelijkt zij zichzelf in anderen.
In ons eigen wezen liggen de tegenstellingen zo dicht naast elkaar. Er ligt de dood vlak naast het leven en het licht naast het duister. God in zijn openbaring naast de verlatenheid. In ons en zolang wij eenzijdig zijn, zolang ons wezen weigert om al te aanvaarden, gelijkelijk zijn die dingen dan als dood, als duisternis, eenzaamheid, lijden en voor ons de val, die ons leven ons stelt. Niet alleen in deze wereld, waarin ge nu leeft, maar in alle wereld en alle tijd. Maar wanneer leven en dood een worden in u, licht en duister een worden in u, wanneer ge niet meer gedreven wordt door het oordeel, maar gedreven wordt door de kracht in u, waar is dan de grens u gesteld buiten het zijn van de Eeuwige zelf?
Men bouwt zich soms een brug. Een brug van begrijpen en gedachten om zo waarheid te vinden. En de bouwstenen van zo’n brug zijn soms de meest wonderlijke. Het is een meester, waarin je meer gelooft dan in je God misschien. Het is een wet, waarvan je weet dat ze niet waar is, maar die voor jou belangrijk wordt. Het is een waan, een illusie, die je eigenlijk voor jezelf zou kunnen ontmaskeren, maar waar je je aan vastklampt, omdat je vreest zonder dit niet verder te kunnen gaan. Zo bouwt ieder mens in zich bij zijn bewustwording (en zelfs in zijn leven) bruggen. Bruggen die bestaan uit onwerkelijkheden en gedeeltelijke waarheid. Maar is de brug belangrijk, indien zij tot het doel voert?
Tussen de wereld en de hemel ligt volgens de legende de messcherpe brug van Gehenna, van de hel. Tussen uw wereld en uw leven en uw begrip en de eeuwige werkelijkheid ligt ook die smalle brug van bijgeloof, van onbegrip, van stellingen, die onjuist zijn. Maar als ge die brug kunt betreden, kunt ge de Eeuwige bereiken. En daarom wil ik niet zo hard zijn als mijn broeder zoeven, maar ik wil u zeggen: Wanneer ge uzelf al een brug bouwt, wees er zeker van dat zij gedegen is. Want er zijn vele wegen, langs welke de mens en de geest uit tijdgebondenheid kunnen komen tot de onbeperktheid van de eeuwig rustende ruimte. Maar elk van die wegen eindigt in waarheid. Elk van die wegen is opgebouwd uit onwaarheden, die steeds kleiner werden.
Bouw uw brug. En zo voor u een brug wordt gebouwd door anderen, noem haar niet de enige en noem niet de bouwer de brug. Maar zo ge werkelijk streeft zo’n brug over te gaan, begin dan waar ge nu zijt. Wanneer gij nu op dit ogenblik wilt zoeken naar licht, begin dan daar waar ge denkt licht te vinden. Uit uw illusie van licht wordt de waarheid van licht nog geboren voor en indien ge zoekt naar een absolute waarheid, begin dan bij hetgeen nu voor u waar is. En wanneer ge vreest en angstig zijt en ge zoekt bescherming, zoek ze dan daar, waar ge nu bescherming verwacht, opdat ge ze uit de werkelijkheid moge verkrijgen. Misschien weet ge niet wat het betekent. Laat mij u een gelijkenis geven.
Een mens werd achtervolgd door roofdieren. In zijn angst vluchtte hij steeds sneller. En zij achtervolgden hem met steeds groter felheid. Uitgeput zijnde stond hij stil en trok met zijn vingers een cirkel rond zich in het zand, zeggende: Zie, nu ben ik geborgen binnen de goddelijke kracht. En zo stond hij zonder vrees. Zo stond hij rustig en stil. En de dieren, die dit niet begrepen, vluchtten weg. Toen zeide hij; Mijn God heeft mij behouden. En waarlijk, zijn God had hem behouden. Want het was zijn geloof en niet de cirkel of de uiting, die hen beschermd had. Zo gaat het u in het leven. Ge wordt niet geholpen of beschermd. door dat, wat gij zo belangrijk acht, maar door uw geloof erin, door uw zekerheid, die ge op die wijze vindt. En daarom kun je zo gemakkelijk zeggen: Wee hen, die zonder liefde zijn. Wee hen, die niet geloven. Want zie, daardoor ontroven zij zich de bescherming, die zij nog van node hebben. En zo kun je spreken: Zalig zijn de armen van geest, want waarlijk, hun is het koninkrijk Gods. Want zij die zo arm zijn, dat het leven voor hen werkelijkheid is, onbetwistbaar en waar, zij geloven en zij leven en het koninkrijk Gods is met hen. En gelukkig zij, die treuren, want zij zullen getroost worden. Zij die treuren, zij aanvaarden troost. Maar velen, die het besef nog niet hebben om te treuren weigeren de vertroosting die hen wordt gegeven.
Ik kan eraan toevoegen: Gelukkig de zwakken. Want zie, zij zullen kracht kennen. Want de zwakken aanvaarden de kracht, die hen gegeven wordt, waar sterken menen alleen voort te moeten gaan.
Zo kun je, in de oude beelden sprekend, trachten de mens te tonen wat zaligheid is. Maar hij zoekt er slechts een verontschuldiging in of een vertroosting. Maar het is meer dan dit.
Wanneer ik u zeg: Mijn vrede geef ik u, mijn vrede laat ik u, dan laat ik u mijzelf, want ik ben vrede. En zo ik geen vrede ware, ik zou niet bestaan in het licht waarin ik leef. En zo ge mij aanvaardt als vrede, zo zult ge mijn licht kennen. Niet omdat ik meer ben dan gij, of niet omdat ik de waarheid ben en gij slechts de dwaasheid. Maar omdat ons die ene band bindt van aanvaarding.
Aanvaarding is de kern van deze tijd, zoals zij de kern is van de bewustwordingsgang in alle tijden. Aanvaarding is de vreesloosheid, de moed, waardoor hetgeen waaraan je wanhoopt, waar kan worden. De moed, waardoor je dragen kunt wat ondragelijk lijkt. Maar ook waardoor je waarheid kunt verdragen, die je nimmer anders had kunnen aanvaarden.
Ik kan u dit alles geven, want het is deel van mijn wezen, maar dan moet ge mij aanvaarden. En zo ge mij aanvaardt en anderen uitsluit, zo zal dat wat ik u niet geven kan ontbreken in uw wezen. Daarom kan ik niet zeggen: Aanvaard mij. Daarom kan ik niet zeggen: Aanvaard alleen God. Ik kan slechts zeggen: Aanvaard het leven en de kracht van het leven.
En bouw dan uw bruggen, zo ge wilt. Dring door in uzelf, zoals ge wilt. Beroep u op de engelen en de namen, zoals ge wilt. Want ziet, deze dingen zijn niet belangrijk. Belangrijk is de eenheid. De eenheid die is het Woord. Want zo alle dingen voorbijgaan, dit Woord zal niet voorbijgaan. Wanneer alle dingen ten einde komen, zal dit ene voortbestaan: de eenheid waaruit wij leven en groeien; de kracht die ons bindt en schept, de waarheid van ons leven. Gij …….. en wij zijn één!
Laat mij u dan een laatste woord ook zeggen, zoals iedereen dat schijnt te doen op avonden als deze. Want waarlijk, de woorden der mensen en zelfs de geest, sprekend in de woorden der mensen, spreekt in formules, die verbergen wat er achter leeft.
Wanneer gij in deze dagen of in uw leven waarlijk nood kent, radeloos zijt, kracht van node hebt, wanneer uw begrip en liefde voor de wereld moer van u eisen, dan ge meent te bezitten, bedenk dat wij één zijn in de kracht die ons heeft voortgebracht, opdat wij mogen werken vanuit u, opdat gij moogt werken vanuit en in ons. Laat ons geen grenzen hieraan stellen, doch laat ons de eenheid beseffen, steeds weer, waar zij noodzakelijk is. Opdat wij geen tekenen van node hebben als een maan of een sikkel of een kruis of een lotus, maar slechts van node hebben, het besef dat in ons leeft, waardoor al het negatieve wordt veranderd, waardoor alle duister voor ons licht wordt, tot wij ook het lichte kunnen ontberen. Opdat ons werken word het werk van de eenheid en eeuwigheid en niet slechts de onvermogende beperktheid van hen, die worstelen zonder weten.
Met u, uit u en door u trachten wij te spreken. zoals in, uit en door ons en van ons het Licht tracht te spreken. En uit het Licht spreekt de Schepper Zelf. Leer vertrouwen hierop, leer aanvaarden en ga uw wegen zonder weifeling of zorgen; opdat ge gezond moge zijn, opdat gij bewust moge zijn en opdat ge de eenheid moogt kennen van alle wereld en geest, in en rond u, als de vervulling van de belofte van het eerste Woord.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Ik moet nog een kort ogenblik overnemen. De manifestatie, die u heden hebt meegemaakt, is in meerdere opzichten merkwaardig. U hebt twee krachten gezien, die zeer dicht bij u liggen in de tijd en die beiden meesters zijn geweest volgens de begrippen van mens en geest. U hebt in hen beiden een eenheid en ook een verschil kunnen vinden. De eenheid is het innerlijk, de verscheidenheid is de uiting. En ik meen dat wij, voordat wij het medium vrijmaken (nadat het aangepast is) dan ook mogen zeggen, dat deze dingen voor u als punt van overweging erg belangrijk kunnen zijn. Want de sleutel van uw esoterische bewustwording en van uw stoffelijke bereiking liggen in die twee toespraken vast.
Wie de sleutel vinden kan, gebruikt ze. Maar overweeg deze dingen voor uzelf, opdat ge begrijpen moogt hoe twee zo schijnbaar verschillende krachten toch één en dezelfde kunnen zijn.
En wanneer ge de spanningen geabsorbeerd hebt (ofschoon ze voor velen van u in dit geval wel wat aan de hoge kant geweest zijn om ze zo maar direct te bevatten en te begrijpen), vraag u dan eens af, of er ook niet de sleutel in ligt voor uzelf en voor deze tijd. De sleutel om iets direct te bereiken.
Mijn collega heeft daar in het begin over gesproken. Mag ik dan als eindconclusie hier stellen: Wat heden gegeven is, was voor hen, die het begrijpen, een directe sleutel tot kracht en tot rijkdom, geestelijke rijkdom en licht. Een middel om waarlijk vrij te zijn zelfs. Want dat alles werd u in zo’n kort bestek geboden. U kunt het waar maken door uit te gaan van de kracht, die u misschien erkend hebt.
Dan geloof ik dat wij het hierbij kunnen laten. Ik kan het medium, nu zonder gevaar vrijgeven. Ik hoop alleen, dat u mij dit nawoord niet euvel duidt. Het is echter de beste manier om een redelijke aanpassing op korte termijn te verkrijgen.