10 november 1959
We hebben de vorige malen veel belangstelling getoond voor magische aspecten, dimensionale aspecten en wetenschappelijke gegevens. Het wordt nu tijd, dat wij ons zij het met achting voor de psychologie natuurlijk eens gaan bewegen in de richting van de innerlijke mens met zijn eigen beweegredenen en drijfveren.
Het is n.l. nodig, dat wij onszelf leren kennen. En hoe beperkt deze zelfkennis ook zal zijn, we kunnen in geest of stof nooit komen tot een zelfkennis, indien wij niet begrijpen wat het mechanisme is, waarmee wij handelen en denken. Op deze regels van het bestaan zijn dan ook bepaalde normen te vinden, bepaalde vast staande gegevens en deze vaststaande gegevens kunnen weer in ons gehanteerd worden om daardoor begeerde effecten te bereiken.
En dan krijgen wij allereerst te maken met de in het mensdom liggende drangverschijnselen. Er is een tijd geweest dat de dood voor de mens weinig betekenis had. Hij werd geaccepteerd als iets onvermijdelijks op de wijze, waarop ook een dier dit accepteert, zonder realisatie wat het eigenlijk inhoudt. Naarmate de mensheid bewuster werd begon de dood voor de mens een veel groter betekenis te krijgen en ging hij zich afvragen op welke wijze die dood nu eigenlijk plaatsvond, of er een voortbestaan zou zijn en wat dies meer zij. Buiten de openbaringen om kwam de mens toch reeds betrekkelijk snel tot het aanvaarden van een voortbestaan in verschillende vormen. Deze drang naar het buiten de stoffelijke rede liggende voortbestaan is te wijten aan het feit, dat niemand het idee heeft, dat hij op aarde zijn taak heeft vervuld. Ook u niet. Er is nooit een ogenblik dat u zegt: Nu heb ik niets meer te doen. En zelfs de kreet van Simeon in de tempels Heer, mijn ogen hebben de verlossing aanschouwd, laat nu Uw dienaar in vrede gaan, was eerder een uit drukking van tevredenheid dan een uitdrukking van het idee: nu heb ik werkelijk niets meer te doen en niets meer te begeren. U moet goed begrijpen, dat alleen een verwerping van stoffelijke waarden een verlangen naar het einde van het leven stand kan brengen. En in dat geval is het een negatief verschijnsel, waarbij het leven op zichzelf dezelfde waardering behoudt. Het gevolg is, dat u of u wilt of niet onder een voortdurende dwang staat van buiten af, om een voortbestaan op een zekere en vast omschreven wijze te accepteren. Ook al zullen de meesten onder u meer over Zomerland praten dan over hemel en hel, er zullen er betrekkelijk weinig zijn, die werkelijk hemel en hel geheel terzijde hebben gezet. Mogelijkerwijze hebt u daarvoor lichte en duistere sferen gesubstitueerd, maar het beeld in u blijft gelijk. Wat u ook denkt, wat u ook doet, hoe u ook streeft, u moogt nooit vergeten dat dit een poging is om de mogelijkheid eigen taak te vervullen te rationaliseren. De inhoud van je wezen vergt meer dan den mensenleven kan bieden. Het beantwoorden aan deze eis drijft u ertoe u voortdurend bezig te houden met andere bestaansmogelijkheden en andere werelden.
Wanneer u dit uit een geloof doet (dus in een klakkeloze aanvaarding) is het betrekkelijk gemakkelijk. Wanneer u daarentegen overgaat tot een poging dit ook verstandelijk te verwerken en te begrijpen, staat u voortdurend voor raadselen. Het is ons onmogelijk wanneer wij in de stof leven een dergelijk probleem zonder meer op te lossen. Dat moet u wel begrijpen. Wanneer wij in de stof zijn, worden al onze handelingen hierdoor steeds geregeerd.
Al ons denken heeft dit mede als achtergrond. Indien wij dus willen overgaan tot een ontleding van het menselijk wezen, zullen we als eerste factor daarbij de van buiten opgelegde doodsangst, gepaard gaande met een uit de massa voortkomende doodsdrang, in aanmerking moeten nemen. De doodsdrang is ook weer een simpel verschijnsel. Men eist een verwerkelijking, die stoffelijk niet mogelijk is en in deze verwerkelijking, die superieur wordt gesteld als taak gaat men zelf ten onder, maar begrijpt deze ondergang eerst op het ogenblik van levensbeëindiging. Hier zit de grond van het geloof, de grond van de esoterie en ook van een groot gedeelte van de magie. Het klinkt misschien niet erg prettig om door ons te horen vertellen, dat dus een groot gedeelte van uw streven in feite op een massaneurose berust. Het is een zenuwstoring van de massa, die daardoor haar eigen wereldbeeld vertekent. Deze vertekening moet ontgaan worden. Op het ogenblik dat wij niet meer bang zijn voor de dood en ons ook niet meer buitensporig bezighouden met hetgeen het leven na die dood zal brengen maar nuchter handelen volgens de krachten en wetten, die in onze eigen wereld kenbaar zijn, dat geldt zowel voor u als voor ons, zullen wij in staat zijn binnen die wereld tot een maximale prestatie te komen, een zeer snelle bereiking tot stand te brengen en daarnaast ook een belangrijk punt n.l. ongewenste beïnvloedingen van buiten voor een groot gedeelte af te weren.
Het eerste punt dat dus belangrijk wordt binnen de esoterie is wel geloof in de oneindigheid van je wezen. Maar vraag je niet af: wat zal er gebeuren wanneer ik sterf? Ook niet t.o.v. anderen. Dus niet: wat zal er met mijn kinderen gebeuren, mijn vrouw, mijn man, mijn vader, mijn moeder enz. en hoe zal de Nederlandse staat het stellen zonder mijn inkomstenbelasting, want dat heeft allemaal geen werkelijke betekenis. Belangrijk is voortdurend het nu en het heden. Dood heeft geen werkelijke schrik, tenzij dan uw van buiten opgelegde angst, die genetisch vererfd en uit de omgeving steeds nog als geestelijk voedsel op u toestromend u voor een groot gedeelte de vrijheid beneemt van handelen en denken.
Een tweede punt, dat al even belangrijk is in de mens, is zijn begeerte tot bezit. D.w.z. een mens wil iets absorberen, hij wil het tot zijn eigen maken. Hij kan dit doen met voorwerpen, met personen, maar ook met abstracties, ideeën, geloofswaarden e.d. De gedachte: dit is van mij, is uitermate schadelijk om de volgende redenen. Een absoluut bezit is niet mogelijk. Er is geen mens, die in werkelijkheid een ander mens bezitten kan, onverschillig of dat nu een kind is, een echtgenoot, een ouder of iets anders. Uw rechten en invloeden zijn zeer beperkt. Indien u dit niet beseft, stuit u voortdurend tegen een muur. De wereld behandelt u op een wijze, die u niet kunt aanvaarden. U bent niet in staat reëel te denken. Op het ogenblik dat u meent, dat bepaalde voorwerpen uw bezit zijn en uw recht zonder meer, zult u een groot gedeelte van uw aandacht richten op het behoud van die voorwerpen, met als gevolg een vermindering van energie in uw handhaving t.o.v. de wereld en ook een vermindering van rationaliteit van handelen. Het bezitselement is een van de grote aanleidingen tot geestelijke storingen. Het is tevens de rem (of moet ik zeggen het anker?) dat ons belet als wij in de stof zijn, grotere denkbeelden te ontvangen en grote geestelijke waarden te vinden.
Derde punt: Het is voor de mens praktisch onmogelijk om zich een voorstelling te vormen van meer dan eigen en naaste omgeving. Het overzien van een wereldsituatie is slechts dan mogelijk, wanneer men het werkelijke contact met eigen omgeving volledig verliest. Dit houdt in, dat een poging om in het grote van de kosmos en van de wereld te leven en te handelen voor de doorsneemens inhoudt: het onvermogen in eigen omgeving juist te handelen. Denkt u maar aan die minister van defensie, die voor zijn vrouw een paar keukenmesjes moest kopen.
Toen hij thuis kwam had hij er 10.000.000 gekocht, want zo dacht hij wij moeten toch zorgen dat Nederland aardappelen kan schillen. Het treurig resultaat van een verkeerde opvatting.
Een absoluut verlies van verhoudingen. Dit voorbeeldje is natuurlijk spotternij, dat begrijpt u, maar hierin ligt een droevige werkelijkheid verborgen. Op het ogenblik, dat u gaat proberen de wereld te verbeteren, zult u over het algemeen de verhoudingen in uw eigen omgeving aanmerkelijk slechter doen worden. Op het ogenblik dat u zich bezig gaat houden met de goddelijke waarheid in de gehele kosmos, zult u uw ervaren van God in uw eigen naaste omgeving onmogelijk zien worden. Er zijn bepaalde grenzen gesteld aan de persoonlijkheid en slechts indien de persoonlijkheid zich daarbinnen blijft bewegen, kan zij een harmonisch, een evenwichtig bestaan voeren, kan zij ontkomen aan de consequenties van een te grote verantwoording, die in feite niet bij het “ik” past. Het trachten een te grote verantwoording voor zich te dragen is lichamelijk en geestelijk schadelijk en een grote belemmering voor de eigen werking.
Nu ga ik mijn consequenties hieruit trekken: Op het ogenblik, dat ik als esotericus wil leven en denken en dus in mijzelf bewust wil worden maar gelijktijdig angst ken voor de dood, het bezit als een factor in mijn leven beschouw en tracht de kosmos te bereiken, zal ik door de associatie van die drie waarden een vertekend en onwaar beeld krijgen van het Goddelijke.
Dat houdt dat elke interpretatie van een goddelijke wet in feite onjuist is. De consequenties ik zal de krachten, die uit de goddelijke wetten voortvloeien niet op de juiste wijze kunnen gebruiken en nooit de gewenste resultaten kunnen bereiken. Op het ogenblik, dat een mens (of een geest) met zijn persoonlijkheidsvoorstellingen te ver grijpt, zal hij niet in staat zijn te beheersen, te begrijpen en te reguleren wat hem zelf overkomt. Als je je met de wereld bezighoudt, breek je je nek over een banaanschil, die je eigenlijk had moeten zien. Wanneer u zich bezighoudt met een te kosmisch denken, zult u over het. algemeen vallen over de doodeenvoudige kleine eigenschappen van uw eigen wezen of uw eigen omgeving. Dit betekent een onrust in u. Maar willen wij een benadering van de kosmos mogelijk maken, dan moeten wij juist rustig zijn. Een innerlijke harmonie is de grootste noodzaak, die bestaat. Het kleine verstoort onze harmonie feller, m.n. ons streven meer op het grote is gericht, elk overschrijden van de mogelijkheidsgrens van eigen persoonlijkheid impliceert disharmonie, ook t.o.v. goddelijke krachten en wetten. Men is niet meer in staat van de normale en natuurlijke bronnen gebruik te maken. Men is ook niet in staat eigen geestelijke krachten op de juiste wijze te richten of gebruik te maken van andere werelden en sferen voor magische doeleinden, dan wel voor uit de esoterie voortvloeiende doeleinden als bv. genezing e.d.. De houding, die de mens dus voor zichzelf moet vaststellen is deze: Waar hij niet geheel aan de angst voor de dood kan ontkomen deze is n.l. in het lichaam door zoveel geslachten vastgelegd, dat ze eenvoudig niet te ontwijken is en hij ook niet zonder bezit kan leven, waar dit deel uitmaakt van zijn wereld, zal hij voor alles de gematigdheid moeten betrachten. Hoe gematigder de inzichten zijn, hoe gematigder het bezitsrecht wordt uitgeoefend, hoe gematigder de angst voor de dood is, hoe groter de mogelijkheid is, dat men zonder zijn contacten met de menselijke samenleving te verliezen zijn eigen persoon in harmonie ziet komen met grotere dan menselijke waarden.
Magisch heeft dit de volgende consequentie: Alles wat niet met ons strookt is demonisch. Op het ogenblik dat bezitsrecht en angst voor de dood e.d. ons regeren, zullen wij elke kracht die wij gebruiken of stimuleren vanuit ons wezen hiermede laden. Wij kunnen geen krachten aantrekken, waarin deze niet aanwezig zijn. Hoe sterker bezitsrecht, superioriteitsgevoelens, angst voor de dood, poging tot wereldbeheersing zijn inbegrepen in de door ons uitgezonden krachten, hoe sterker ze op onszelf terugslaan. Het is zwarte magie, wanneer men zelfs met de beste bedoelingen maar vooral met een respecteren van eigen bezit en veiligheid tracht geestelijke invloeden te wekken. Zwarte magie zal altijd onmiddellijk op uzelf terugslaan, zodat bij een niet slagen van het doel u onmiddellijk de werking, die u hebt uitgezonden, aan uzelf ervaart, maar nooit op harmonische wijze. Ik zal er een voorbeeld bij geven. U weet: iemand is arm. U wilt hem juist om dat u zelf aan bezit zoveel waarde hecht een ton goud toezenden. (U wilt hem bv. een paar grote klompen goud laten vinden.)
U zendt het op die mens af, maar die mens accepteert het niet (hij is er op de een of andere wijze niet gevoelig voor). Dan krijgt u dat goud maar u krijgt het niet als een gift, maar bv. als een brandkast, die uit het raam valt en op uw hoofd terecht komt. U krijgt het wel, maar u krijgt het op een andere manier. Er zijn nooit goede resultaten te behalen. Op het ogenblik daarentegen dat ik werk in mijn eigen omgeving, werk ik met hetgeen ik ken. Ik zal dus zuiverder kunnen bepalen wat juist en wat goed is volgens mijn beste weten. Wanneer ik daarbij niet mijn eigen bezittingen of rechten moet beschermen en zelfs niet bang ben voor mogelijke consequenties, zal de werking, die ik in die kleine kring zend, in feite ver buiten die kring uittreden, want dit is een factor, die harmonisch is met een groot gedeelte van het Goddelijke. Het gevolg is, dat deze werking kosmisch is en eeuwig en niet op mij terugslaat dan alleen door zijn uitwerkingen op het geheel. Wij noemen dit witte magie.
Om de juiste verhoudingen geheel te begrijpen, moeten wij ons een ogenblik bezighouden met het godsconcept. God is voor ons een bepaalde figuur. U zult misschien zelfs kunnen zeggen: God is eigenlijk de scheingestalt, die wij onszelf scheppen. Want God bezit in onze ogen al datgene, wat wij niet hebben en toch zouden willen hebben. De werkelijke Godheid staat daar ver buiten. Hij is echter elke kracht en elke inhoud, die maar denkbaar is. God is onpartijdig.
Goed en kwaad bestaan in God gelijkelijk vanuit ons standpunt. Licht en duister evenzeer. Het is niet aan ons om in die God te kiezen. Wij hebben geen recht de God in ons om te vormen naar onze normen, zo wij daartoe het vermogen al zouden bezitten. Wij kunnen echter niet worden verplicht onszelf om te vormen in de richting van God. Want daarvoor zijn de verschillen te groot, zodat elke poging in deze zin van tevoren gedoemd is te mislukken, Wat moeten wij dan in feite doen?
God is alles en in alles. Wij kunnen zeggen: We volstaan met God in alle dingen te zoeken. Dan zijn we al een stap verder maar het is niet genoeg. Wij moeten de kracht Gods in onszelf voortdurend zo stimuleren, dat de goddelijke kracht in al hetgeen rond ons is (en speciaal in datgene, wat volgens onze huidige opvatting behoort tot onze taak) daardoor beroerd wordt.
Er is een kwestie van innerlijke werking. Die innerlijke werking kan door uiterlijke waarden ongetwijfeld gestimuleerd worden. Maar ook zonder een woord te zeggen kun je iemand een antwoord geven op zijn vraag. Het zwijgen mits op de juiste wijze beoefend kan een grotere eenheid uit drukken dan alle woorden bij elkaar. Zelfs bij afwezigheid t.o.v. elkaar kan alleen een gedachte een grotere intimiteit inhouden, een groter samengaan en elkaar kennen dan onverschillig welke andere al of niet sociaal toegestane meer lichamelijke uiting. Meer zelfs dan de geestelijke versmelting van bewustzijn van die entiteiten, die wij tweelingzielen noemen.
De eenheid ligt hier in het aanvaarden van het Goddelijke in elkaar. Wanneer u esoterisch wilt denken en streven, dan gaat u natuurlijk naar binnen toe, dat is logisch, maar daarnaast zult u het antwoord op uw eigen wezen in alle dingen moeten wekken.
Het is belangrijk, dat wij leren een betrekkelijk eenvoudig levensbeeld voor onszelf voortdurend te handhaven. Wanneer wij dit eenmaal voor onszelf hebben gevonden, mogen wij daarin geen tittel en jota wijzigen tenzij dan door nieuwe erkenning en dus uit volledige innerlijke overtuiging. Hoe eenvoudiger dit beeld is, hoe gemakkelijker het hanteerbaar wordt.
Te zeggen dat wij de raadselen van de kosmos moeten ontsluieren is dwaasheid, want dat kunnen wij niet. Wij niet in de geest, u niet in de stof. Wat we wel kunnen is door de eenvoud van onze opvattingen voortdurend in overeenstemming te leven met het innerlijke van ons wezen harmonisch te zijn. Deze harmonie werkt uit op alles, wat rond ons is. Het geeft ons uit alle dingen een antwoord. Het heeft weinig zin om ons hier met ezelsbruggetjes bezig te houden, die op een ander terrein soms ontzettend gemakkelijk zijn, bv. bij geheugentraining, mnemotechniek. De kwestie van het eenvoudig zijn, het trachten vooral eenvoudig te zijn, is voor u het meest belangrijke in deze fase van ontwikkeling. Ik hoop dus dat u zult proberen een zo eenvoudig mogelijk maar geheel eigen wereldbeeld op te bouwen. Wanneer het mogelijk is, zou ik gaarne daarbij geëlimineerd willen zien de angst voor pijn en dood. Voor pijn is schijnbaar moeilijker dan voor de dood, maar dat is maar schijn. Pijn ligt n.l. als mogelijkheid veel dichter bij u in uw voorstellingsvermogen dan dood. Daarom wilt u in abstracte de dood nog wel accepteren, maar de pijn niet.
In de tweede plaats: verminder uw bezitszin. Niet door alles weg te geven zonder meer (dat zou u in de maatschappij niet verder brengen en het zou voor uzelf geen oplossing zijn), maar door te beseffen dat niets betekenis heeft. Het is gewoon een deel van uw ogenblikkelijke omgeving en morgen kan het anders zijn. Wees niet afhankelijk van uw bezit, indien u het enigszins kunt voorkomen.
En in de derde plaats: wanneer u eenmaal dit eenvoudige beeld opbouwt, dan is het toch logisch, dat wij ons niet gaan bezighouden met degenen, die wij niet kennen en die ver van ons af zijn maar met degenen, die wij kennen, datgene wat ons onmiddellijk nabij staat. Hoe kenbaarder en begrijpelijker de zaak voor ons is, hoe groter de invloed, die wij erop hebben.
Hoe verder het van ons afligt, hoe abstracter wij zullen moeten formuleren, hoe onjuister wij zullen reageren, hoe meer kracht wij zullen verspillen en hoe disharmonischer ons bestaan er door wordt. Ik zou zeggen, probeert u dit laatste allemaal in u op te nemen en denkt u er eens over na, werkt u er eens aan. Er zijn hier verschillenden bij, die misschien met nood en moeite even naar het verslag hebben gekeken. Toch is het wel voor u belangrijk, dat u sommige van deze dingen eens doorleest, Belangrijk is vooral dat u de consequenties trekt uit hetgeen u leest en voor uzelf actief wordt. Zijn we het zover met elkaar eens?
Vragen.
U zei, dat de gerichte gedachte op een voorwerp of een persoon van grotere waarde is dan een ongericht denken. De gedachten die men uitzendt in een meditatie, ongericht, hebben toch grotere waarde voor de samenbundeling dan een gerichte gedachte op iemand, omdat men hierbij toch maar zeer beperkt is in het doel?
Dat is alleen waar, wanneer er een bundelende kracht bestaat, Bijv. in de genezingsgroep wordt inderdaad een zekere abstractie bij de meditatie aanbevolen. Dat geschiedt niet, omdat we op de een of andere manier daardoor de gehele wereld willen of denken te genezen. Maar dat gebeurt alleen, omdat hier een andere bindende factor aanwezig is. In de eerste plaats Uw eigen idee en bewustzijn omtrent de patiënten. In de tweede plaats weer van onze kant uit de leiding, die ook bij het richten en ontladen van de kracht plaatsvindt. Maar wanneer u zeer abstract in deze kring mediteert op de genezing van de mensheid, dan zal dit in feite gericht worden op een zeer klein en beperkt deel van die mensheid. Daar n.l., waar een behoefte en noodzaak bestaan volgens ons en inderdaad iets gepresteerd kan worden. Daarnaast hebt u natuurlijk een zekere richting door de patiënten, die u voor uzelf in de meditatie opneemt en hierbij treedt dus een van de leden van zo’n groep ook weer als richtend element op. Maar dat is heel iets anders dan bv. in het algemeen mediteren voor de vrede van de wereld. U hebt niet voldoende inzicht in datgene, wat werkelijke vrede op de wereld kan veroorzaken, om daar werkelijk goed over te denken. Wat u daar uitzendt zal voor een heel groot gedeelte strijdig zijn met alle werkelijke vrede bestrevingen op aarde. Het gevolg is, dat u eerder de ontwikkeling tegenwerkt, dan dat u ze helpt bevorderen of u wilt of niet. Wanneer u denkt aan vrede, denk dan niet aan de hele wereld, maar denk aan de vrede in uw naaste omgeving, daar waar u de mensen kent en weet wat nodig is. Dan kunt u in ieder geval daar iets bereiken en via dit beperkte een echo, een weerklank, een soort parallel stroming wekken, die gaat ver buiten hetgeen u in het beeld opnam.
Maar dan is de vrede in jezelf toch iets, waarmee je in de eerste plaats volkomen in harmonie moet zijn.
Laten we het anders uitdrukken: Eerst wanneer je vrede in jezelf hebt, kun je ergens volkomen mee in harmonie zijn. Onvrede is n.l. het erkennen van tegenstellingen. Het erkennen van tegenstellingen belet harmonie.
In het Boeddhisme wordt gesproken over corona, de liefde die naar de 4 windstreken wordt uitgezonden. Dit lijkt in tegenstelling tot hetgeen u nu zo-even gezegd hebt.
Inderdaad. Het is heel mooi en kan voor de eigen ontwikkeling misschien heel erg aardig zijn mits gesteund op voldoende overtuiging maar voor de wereld zelf zal het niet zoveel kunnen betekenen, tenzij die krachten geleid worden door mensen, die ervan weten. Wanneer u dit op uw eigen houtje doet, komt er dus niets van terecht. Maar gaat u in een dergelijke vredesmeditatie bv. tezamen met een Meester (een goeroe), dan hebt u grote kans dat die goeroe weet op welke wijze hij de vredeskrachten van de gehele mediterende kring kan richten. Dan hebt u wel resultaat. Het komt daarop neer: probeer voor jezelf nooit grote dingen aan te pakken, wanneer je nog niet klaar bent met de kleine. Het is dwaas te beginnen het plafond te witten, wanneer je nog geen ladder hebt neergezet. Toch is het juist dat, wat de meeste mensen in geestelijk opzicht willen doen. Ze willen de gehele wereld veranderen en verbeteren, maar de kleine dingen, die nodig zijn om een peil te bereiken, waarbij ze eindelijk begrijpen, wat die wereld nodig heeft, laten ze meestal achterwege.
Is dat niet te verklaren uit de vrees, dat ze anders te egocentrisch denken?
Dat kan ik mij voorstellen. Maar egocentrisch denken is niet te vermijden. M.a.w. zelfs in uw meest altruïstische gedachte denkt u egocentrisch, want ook uw altruïsme groepeert u om uzelf en u ziet de werking bv. vanuit uzelf in de wereld gaan. Het egocentrische blijft bestaan.
Dus ik zou de term egocentrisch hier liever niet gebruikt willen zien. Maar u kunt zeggen: te egoïstisch. Van egoïsme is echter geen sprake, zodra men werkelijk en oprecht desnoods met minachting van eigen meningen en eigen plezier en voordeel voor een ander een zekere activiteit verricht, aan een ander denkt, etc. Werkelijk egoïsme betekent: het uitschakelen van alle rechten en mogelijkheden van anderen, tenzij zij direct in overeenstemming zijn met het door het “ik” voor het “ik” begeerde. Als u zich nu daaraan vasthoudt, dan weet u ook dat het egocentrisch denken uit de aard van de persoonlijkheid moet bestaan (daar kunnen wij niet omheen, wij niet en u niet), maar dat aan de andere kant het egoïstisch denken makkelijk kan worden voorkomen, zelfs eenvoudiger in kleine kring dan in grote kring. Ik hoop dat het volgende geen pijnlijke vergelijking is. Er zijn twee communisten. De een is communist in kleine kring, die gaat uit van het standpunt: wat van mij is, is van jou. Hij kan een heel goed mens zijn. De tweede communist denkt: als nu alles hutje bij mudje gaat, krijg ik altijd meer dan ik heb. De eerste streeft naar een wereldrevolutie door vanuit zich en zijn kleine kring de praktijk steeds uit te breiden. De tweede streeft naar een wereldoverheersing, waardoor hij het door hem gewenste aan anderen kan op leggen. Het heeft dezelfde naam. Dan denken ze allebei egocentrisch (ze gaan van zichzelf uit), maar de eerste denkt altruïstisch, de tweede egoïstisch. Het egoïsme zou voor de tweede lang niet zo gemakkelijk zijn, wanneer hij veel in zijn eigen omgeving keek. Vandaar dat we juist van die mensen vaak horen: maar je moet niet letten op die kleine gebeurtenissen, het gaat om de grote lijn. Dat is de grootste misleiding, die er bestaat. Laten we dat ook in de esoterie niet vergeten, vrienden. Het denken in de grote lijn zonder meer, dus zonder praktijk eerst in eigen omgeving en in het kleine, is zelfmisleiding en in de meeste gevallen een vorm van egoïsme.
Stel u nu eens een ogenblik voor dat wij te maken hebben met God. Op de een of andere manier hebben we dat allemaal. Maar dat hier bv. op dit ogenblik God is. Voor ons allemaal.
Dat verandert niets aan de werkelijkheid. U blijft hier zitten en krijgt dadelijk uw hoestprikkel evengoed en u wilt uw neus snuiten en u zoudt misschien dat dropje toch maar uit die tas halen. Dat blijft hetzelfde. God is altijd hier, maar nu gaan we het ons realiseren: Hij is hier.
Wat voor een God? Kan het een liefdevolle God zijn in de zin van ons denken? Neen. Als het naar ons idee een liefdevolle God zou zijn, dan zouden we zeggen: allemaal maken we jullie jong, vrolijk, vreugdig, we scheppen een paradijs, we zorgen voor alle hondjes en katjes, we doeken alle asielen op en alle slachthuizen. Maar dat doet God niet. En toch moeten wij op een zekere basis blijven geloven aan een liefdevolle God, niet omdat God nu noodzakelijkerwijs alleen liefdevol is, maar omdat, het voor ons een behoefte is ons gesteund te weten door een goddelijke liefde, nietwaar?
God is hier. Hoe moeten wij God tegemoet treden?
Dat kunnen we alleen doen met een steeds dieper wordend vertrouwen. Indien God liefdevol is, dan moeten we God kunnen accepteren. Indien we God zien als een liefdevolle Kracht, dan moeten wij ons op Hem durven beroepen.
Dan kunnen we rustig tegen die God zeggen: God, openbaar ons de waarheid. Want wij weten, dat Zijn liefde ons nooit meer waarheid geeft dan wij kunnen verdragen. Dan kunnen wij desnoods zeggen: God, geef ons de maan. En dan wachten wij af of God haar geven zal, Wij kunnen echter nooit verwachten, dat ons eigen concept en een Goddelijk concept overeenstemmen. Als God hier is op het ogenblik en Hij is in meer dan een zin werkelijk hier dan kunnen wij niet verwachten, dat God ons verstaat. Onthoudt u dat goed. Men gaat bij de esoterie vaak uit van het standpunt God zal ons begrijpen en óns helpen, want Hij is een liefdevolle God. Maar wij moeten dat concept weten om te draaien. Het is zo, dat wanneer wij God gaan begrijpen de goddelijke liefde ons duidelijk wordt, voordien niet. Ik zou dus in uw godsvoorstelling graag iets zien veranderen, althans bij sommigen. Ik zou graag willen, dat u God niet beschouwt als die goede oom, die overal voor zorgt, of zelfs als die vader, die ergens de kosmos heeft geschapen en nu liefdevol alles in stand houdt, maar dat u God wilt zien als iets, waarmee u door eigen streven tijdelijk in harmonie kunt komen. De gedachtegang mag niet zijn: God zal zich aan mij openbaren maar In mijn streven zal ik een moment van waarheid kennen. De gedachtegang mag niet zijn: Ik geef dit aan God over, maar ik erken mijn eigen onmacht voor dit ogenblik en leg tijdelijk de zaak terzijde. De gedachtegang mag nooit zijn: God zal dit voor mij of door mij doen. De gedachtegang moet zijn: Ik zal uit mijn krachten zo goed en zo ver als ik kan hier helpen en werken en ik zal al datgene, wat mij aan krachten daartoe wordt gegeven, aanvaarden als mijn eigen krachten. Een zeer belangrijk punt.
Natuurlijk, wij mogen ons eigen godsbeeld rustig hebben, onze persoonlijke afgod maar wij mogen nooit verwachten dat die persoonlijke afgod buiten onze eigen mogelijkheden om antwoord kan geven. Datgene, wat wij God noemen, is immers projectie van ons eigen weten en vermogen, het is een uitdrukking van dat wat we innerlijk weten, maar ons niet gerealiseerd hebben. Het is een uiting van de macht, die wij in onszelf voelen, maar die wij nog niet kunnen uitoefenen. En deze God mogen wij rustig aanvaarden mits wij maar niet stellen dat deze God werken zal wanneer wij niet werken. Wanneer wij werken en streven om zo dicht mogelijk te komen bij onze godsvoorstelling vanuit onszelf, dan zullen we reëler staan t.o.v. de werkelijke godheid dan ooit mogelijk is zonder dat. Geloof en vertrouwen op zichzelf zijn hulpmiddelen, die tot lapmiddelen worden, wanneer niet een eigen daadwerkelijk streven daarachter staat. Wanneer wij eigen streven vertrouwen en eigen denken vertrouwen, dan zijn we veel verder gekomen. Want naarmate wij meer zeker zijn van onszelf, zullen de goddelijke krachten zich zekerder in en voor ons openbaren.
Het is logisch, dat deze godsconcepten onnoemelijk veel te doen hebben met de magische wetten. Ik wil u vandaag niet te lang bezighouden, maar een magische wet wil ik u toch nog wel graag verklaren. En dat is een heel eenvoudige. Dat is n.l. die wet van het punt van aanzetten. En dat zegt dit: Het is belangrijk voor elke actie een punt van aanval te vinden. Dit kan slechts gevonden worden uit eigen weten en eigen kennen. Is het punt gevonden, dan kan de hefboom van kosmische wet of kracht op dit punt worden aangezet en zo het bereikte tot stand worden gebracht ver boven onze eigen mogelijkheden, waar niet wij, maar kosmische wetten aan de hand van ons eigen ingrijpen de verdere beweging tot stand brengen. Het klinkt ingewikkeld, maar het is heel eenvoudig. Als men boven op een berg staat en de sneeuw hangt in een wankel evenwicht, dan behoeft men maar een klein kiezelsteentje naar beneden te gooien en dan is er al een lawine. Die lawine heeft veel meer vermogen dan u ooit zult bezitten. Noodzakelijk was het voor u om het punt te vinden, waar u dit steentje kon neerwerpen en te berekenen hoe die lawine zou verlopen. Was u in staat die twee dingen te doen, dan kon u uw doel gemakkelijk bereiken. Dat wordt b.v. gedaan in een bepaald deel van de V.S., waar men skiet en waar men hellingen vrijmaakt van lawinegevaar maar tevens van de lawine gebruik maakt om bepaalde oneffenheden ervan op te vullen. Men gebruikt daarvoor betrekkelijk kleine krachten, soms dynamietpatronen, soms zelfs eenvoudig kleine explosie elementjes die niet veel meer zijn dan een rotje of een donderbus. Daarmee bereikt men wat men wil doordat men weet wat men bereiken wil, en zoekt tot men het punt vindt, waarop de kracht in beweging kan worden gezet. Wij willen graag veel voor anderen doen, wij willen mensen, genezen, wij willen hen beter, gelukkiger, zekerder maken van zichzelf. Maar dat kunnen wij nooit doen, wanneer wij niet het punt vinden, waarop wij moeten aanzetten. Dan is een betrekkelijk kleine impuls voldoende om grote werkingen tot stand te brengen. Dit betekent dat geen enkele magiër, die van zijn eigen werk en waardigheid bewust is, een taak zal ondernemen, die hij niet van te voren overziet. Dit houdt echter in, dat wanneer er door studie een overzicht verkregen is wonderen bereikt kunnen worden door het ontketenen van innerlijke krachten.
Hoe die innerlijke kracht te ontketenen is, is weer betrekkelijk eenvoudig. U weet allemaal wat gericht denken is. Wanneer u gericht denkt aan iets, dan krijgt u een handelingsassociatie. Als u zich ergert dan kan een handelingsassociatie bv. zijn het schoppen tegen een steentje.
Wanneer u genezen wilt of helpen wilt, dan kan die handelingsassociatie soms zijn het uitspreken van een woord. En je weet eigenlijk niet waarom je het zo zegt. Het geven van een hand, misschien het magnetiseren of instralen van een persoon of alleen het schenken van een bijzonder gerecht. Je weet nooit precies hoe het uitwerkt, maar de associatie komt er. Die associatie is voor ons steeds het aanzetpunt. Wij zetten de kracht n.l. in beweging door onze eigen handeling en veroorzaken daarmede een reeks van gevolgen, die ver uitgaat boven hetgeen wij zelf kunnen doen. Als voorbeeld nemen wij het geval van een zieke. Ik heb iemand die ziek is, werkelijk lichamelijk ziek. Deze mens wil ik helpen en ik krijg de impuls: ga er eens naar toe en neem wat sinaasappels mee. Dan vraag je je af wat kan ik daarmee nu doen? Ik zou toch veel beter wat hocus pocus kunnen maken, hem instralen, inzegenen dan zou ik wat kunnen bereiken. Maar neen, de associatie is, er heengaan en sinaasappelen meebrengen. Je gaat er naar toe, je praat een keer, je geeft de sinaasappels en daardoor geef je misschien die mens een zeker vertrouwen terug in de mensheid of een zekere begeerte om te leven, waardoor zijn eigen energie wordt ingeschakeld. En eerst nu kan geestelijke energie of magnetisch ingestraalde energie aanslaan. Eerst nu kan een geneesmiddel werkelijk werkzaam worden. Eerst nu blijkt de vitaliteit aanwezig, waardoor langzaam maar zeker een groter ingrijpen mogelijk wordt gemaakt. Ziet u, dit zijn geen moeilijke punten.
Dan nog een ander voorbeeld. Ik zal dat voor de aardigheid eens nemen in een beetje kwaadaardige zin. Een zuivere oorzaak en gevolgkwestie, zonder geestelijke werking daarbij, alleen om u de associatie duidelijk te maken. Uw zoontje, uw dochter, uw buurman speelt met een daverend geweld een soort muziek, die u meer als een combinatie van janken de katten en brekend vaatwerk in de oren klinkt. U ergert zich daar voortdurend over. Op een gegeven ogenblik denkt u: hoe maak ik daar nu een einde aan? U staat op en krijgt het idee: ik moet de stekker uit het stopcontact trekken. U trekt daarbij de eerste de beste stekker uit het stopcontact, grijpt hem bij de draad i.p.v. bij de stekker met als gevolg het losschieten van de draad en kortsluiting. Onmiddellijk houdt het gejank van de muziek op, want er is geen stroom meer om die apparatuur te laten draaien. U zult zeggen: dat is eigenlijk doodeenvoudig. Zeker, maar deze oplossing, die zo gezocht wordt, maakt het nu mogelijk verder te gaan. Nu gaat men gezamenlijk de storing zoeken. Er is een pauze gekomen in het voort hameren van de muziek en de kans is zeer groot, dat nu veel eerder dan wanneer u direct zoudt ingrijpen de ander geneigd is de muziek wat zachter te zetten of zelfs wat anders op te zetten. Er is een verandering gekomen.
Een derde en laatste voorbeeld: U ziet iemand in het verkeer. U ziet een gevaar, dat die persoon zelf niet ziet en u kunt niet ingrijpen. U realiseert u dit wel, u wilt uw gedachtenkracht er op af sturen, maar wat moet u vorder doen? Automatisch slaakt u een kreet, de ander aarzelt en ontkomt daardoor aan het gevaar. Dan kunt u zeggen het is mijn geesteskracht, die hem in de eerste plaats geholpen heeft. Maar dat is niet waar, het was de kreet. Want die kreet zette een reeks van werkingen aan de gang, die uzelf niet tot stand kon brengen en veel sneller dan u net kon. Onthoud steeds dit samenhangen, zijn het deze, op zichzelf eenvoudige en schijnbaar onsamenhangende daden, die uit de wils-associatie voort komen als een impuls en die bepalend zijn voor het verdere verloop. Daarmede wordt een keten van oorzaak en gevolg gewekt, die door uw wilskracht en uw geesteskracht dan verder waarschijnlijk te leiden is, maar niet meer onthoud dat goed te stuiten.
Ik zou bv. mij zo’n proces kunnen indenken, zoals u hier moet spreken tegen de menigte om ze direct te pakken te krijgen, m.a.w. een aangrijpingspunt om uw gedachten over te dragen op, het gehoor. Daar zit toch weer wat anders bij.
Dan moet u toch ook iets zo zeggen, dat de aandacht onmiddellijk getrokken is en u ze onder uw ban hebt?
Dat kan soms noodzakelijk zijn, maar het ligt er weer aan wat wij willen doen. Op een avond als deze gaat het er niet in de eerste plaats om uw aandacht te boeien. Het gaat er ons nu om u een zekere hoeveelheid leerstof te geven op een zo duidelijk mogelijke manier, daarbij rekening houdend met onze eigen capaciteiten van het ogenblik zowel als met de uwe. Of u dat accepteert of niet is uw zaak. Maar nu kunnen wij het ons ook anders voor stellen. En denk ik bv. aan jl. vrijdag, waarbij een voordracht moest worden gehouden, die tamelijk riskant is in deze wereld. Het ging n.l. over een vraag over het christendom en dat wekt altijd strijd voor en tegen. En dan wordt daar ongeacht hetgeen er gezegd wordt gebruik gemaakt van een zekere magie (dus een zekere stemming, een sfeer), die het aanzetpunt geeft, waardoor er iedereen toe brengt de waarheid te erkennen, wat alleen met een redelijk argument nooit gelukt zou zijn. Daar heeft u dus wat anders. Hetzelfde is het. geval wanneer wij woordmagie willen gaan gebruiken. Wanneer wij op een gegeven ogenblik werken met een ritme of met iets anders, kunnen wij daar zekere mensen mee pakken. Niet iedereen, maar degenen, die wij kunnen pakken, kunnen wij dan ook richten. Daarin kunnen wij een denkproces doen ontstaan naar onze zin.
Maar dat wil toch iedere spreker, die zich tot een gehoor richt?
Dat ligt eraan. Op het ogenblik heb ik helemaal geen zin om in u iets te ontwikkelen. Ik wil u alleen de gelegenheid geven dit voor uzelf te doen in uzelf. Er zijn zelfs sprekers, die het prettig vinden als zij uitgejouwd worden. Wanneer ik u n.l. een flagrante onwaarheid vertel en ik vraag hebt u opmerkingen? En u houdt uw mond, dan ben ik nog teleurgesteld ook. Wij hebben dat op het ogenblik nog niet gedaan, maar het kan voorkomen dat we zo langzamerhand gaan kijken of er nog iemand wakker is. Dan vertellen wij u zo’n lijnrechte tegenspraak en vragen: Bent u het er mee eens? En zegt u ja, dan moeten wij dat even ongedaan maken. We zetten dan uiteen, waarom het onjuist is, maar onder tussen denken wij er het onze van. Dan hebt u en lawine aan de gang gebracht.
Een vraag naar aanleiding van tegenstrijdige uitlatingen in de brochures. Er zijn verschillende sprekers, die vanuit een verschillend standpunt eenzelfde doel benaderen.
Let u alleen op de richting waaruit ze komen en niet op het doel, dan ziet u een tegenstelling. Dat ben ik met u eens. Maar laat ik u wel dit zeggen, dat door ons niet opzettelijk of bewust tegenstrijdigheden zijn geschapen in de verschillende brochures. Wel – en dat is nu weer een ander punt – dat onze sprekers binnen een zekere beperking het recht hebben hun eigen mening weer te geven. Maar dan wordt er ook uitdrukkelijk bij gezegd M.i. is de zaak zo of zo. En dan weet u dus: hier spreekt de persoon en niet meer de Orde. Maar zoekt u dergelijke punten eens op voor het tweede gedeelte. U krijgt dan inzicht in zeer veel verschillende materie en u ziet iets meer van de wijze van denken en werken en dat is weer esoterie. Maar u moet dan wel bij elk punt even het hoofdonderwerp aangeven, waarover het ging en niet uitsluitend de citaten, want dan wordt het misleidend.
Een vraag n.a.v. het begrip scheingestalt, i.v.m. de meditatie van de vorige maal.
Wanneer ik uitga van het standpunt dat ik hulp nodig heb en ik zie kans een scheingestalt op te bouwen, waardoor een aantal in mij bestaande mogelijkheden nu ik er buiten mij een beroep op kan de en in mij verwerkelijkt worden, dan vind ik dat helemaal niet strijdig met het feit, dat men op zichzelf (dus ik op mijzelf) zelfstandig moet denken en dat ik een eenheid met God moet vinden, enz. enz. Die dingen zijn allemaal waar, Als ik bv. zeg, dat u naar Leiden moet gaan, dan kan dat op rolschaatsen, per autoped, met een auto of met de trein. Nu ligt het er maar aan: wat kunt u? Dus daar komen we al op een heel gevaarlijk terrein. Die meditatie van de vorige maal was een overweging in een bepaalde stemming.
Die vond ik prachtig.
Dat geloof ik graag, maar u vond die scheingestalt niet zo prachtig. En dat komt omdat u het niet begrijpt.
Het lijkt me een soort robot, die ik niet meer zou kunnen beheersen.
Wanneer u zich bewust bent van die scheingestalt kunt u ze beheersen, omdat u zich uiteindelijk steeds weer afvraagt: Als ik het aan die scheingestalt vraag, heb ik het dan zelf gedaan of heeft hij het gedaan? En wanneer je je dat afvraagt, zeg je: Ja, maar die scheingestalt is alleen een projectie van mijn wezen. Dus het is niet een robot, waarvan de beheersing teloor kan gaan, tenzij uzelf uw scheingestalt vergoddelijkt op een onredelijke wijze, dus uzelf in de robot geheel gaat projecteren en uw eigen wil prijsgeven i.p.v. te streven en alleen in noodgevallen een beroep te doen op het buiten u staande.
Maar er werd bijgezegd noem het god, (het werd met een kleine g geschreven.)
Noem het god. Dat vind ik helemaal niet gek. Er zijn zoveel goden. God is al datgene, dat groter is dan uzelf, wat ge in u bezit en wat ge begeert, en waarvan ge t.o.v. uzelf een almacht en een ingrijpen verwacht. Of het nu een engel is of een heilige of wat anders, dan noem je het god. Men noemt Jezus ook god en dat is hij ook niet. Men heeft van Boeddha een god gemaakt, wat hij helemaal niet is. Er zijn tijden geweest, dat men van bergen en van bomen goden heeft gemaakt, wat ze ook niet waren. Noem het god, dat is dus om duidelijk te maken in welke verhouding je moet staan daartoe. Omdat het beroep dat je normaal op God doet in dit geval eerst op de scheingestalt moet worden gericht. Leest u het nog eens na. En onthoud u verder, dat 9 van de 10 keren, dat u aan God denkt, uw God in feite een soort scheingestalt is. Soms een communale, dus opgebouwd uit een gemeenschap, soms een persoonlijke, maar dat is nooit een werkelijkheid.
Dat begrijp ik wel, daarvoor ben je er te veel mee vertrouwd.
Nee, je bent er te weinig mee vertrouwd en je meent, dat je er te veel mee vertrouwd bent. En daarom is die scheingestalt dus een. praktische vervanging, waarbij een beheersbaarheid optreedt. Ik raad u aan die scheingestalt nog eens goed door te lezen.
Sommigen bidden, dat God hun wapens zegent. Hoe kan men zo iets denken?
Omdat het in dit geval een volks of een nationale godheid is, die men aanbidt. Dit is ook een scheingestalt, een communale scheingestalt. En het typische is, dat deze communale scheingestalt niet alleen geaccepteerd wordt door het volk als zodanig, maar tevens door de belijders van andere godsdiensten, die veelal meer kosmische stellingen verkondigen, maar zich toch ook tot deze kleine godheden wenden. Heel typisch.
Dus dat hele Pantheon van de Grieken bestaat uit allemaal scheingestalten?
Toen de schrijvers er mee begonnen, ja. Het Pantheon van de Grieken dankt u n.l. aan de dichters, die de menselijke fouten vergoddelijkten om zo voor zichzelf een grotere vrijheid te verwerven.
De dimensies, die wij hier kennen, lengte, breedte en hoogte, dat die begrensd zouden zijn, kan ik me niet realiseren.
Elke lijn binnen het u bekende heelal is gebogen. D.w.z. dat de lengte op een bepaald ogenblik overgaat in hoogte gerekend vanuit een standpunt. Dat dit normalerwijze bij het menselijk perceptievermogen niet optreedt, neemt niet weg, dat dit theoretisch het geval is, zodat hoogte of breedte en lengte op een gegeven ogenblik een en dezelfde lijn zijn. Er is dus een beperking. Die beperking staat in verband met de buigingshoek van alle waarnemingsmogelijkheden en stralingen binnen het Al. En dat is weer direct inherent aan de werveling van het kosmisch veld, dat binnen dit heelal bestaat.
Dat mag dan zo zijn, maar daar zijn wij in ons waakbewustzijn ons niet van bewust, dus als wij spreken over dimensies, dan zijn zij voor ons een uitgebreidheid tot in het oneindige.
In het theoretisch driedimensionaal stelsel zal elke rechte lijn, die voldoende verlengd wordt een zodanige buiging vertonen dat zij haar richtingsverhouding verandert tot zelfs een hoek van 90, waarbij zij een andere dimensionale betekenis krijgt. In dit geval heb ik het dus gebruikt als een uitdrukking om duidelijk te maken, dat de tijd in zichzelf een voortdurende richtingsverandering betekent van elke waarde. En dan moet ik teruggaan naar het chronon.
Ik zal het u technisch vertellen: Gezien vanuit het standpunt van een stoffelijk heelal met driedimensionale waarden plus tijdsverschijnsel is de baan van het chronon erratisch. Zij kan dus nooit worden gezien als lijnrecht. Bij elke wisseling van het chronon in zijn betekenis treedt een periode op, waarbij een totale waardeverandering optreedt in elke dimensie. Dit betekent dat een illusoire verandering plaatsvindt, die u bv. kunt vinden in de bekende tekeningetjes van blokken, waar men nu eens in kijkt en dan weer op kijkt, zodat wat eerst diepte was, nu vooruitspringt. Op dezelfde wijze zal voor de perceptie de waarde van de dimensies en de mogelijkheden om er mee te werken onderling verwisselbaar worden en gewijzigd worden. Er kan een ogenblik komen dat hoogte en diepte niet meer identiek zijn voor het menselijk bewustzijn. Er kan ook een ogenblik komen, waarop deze beide als vervanging voor elkaar kunnen worden gebruikt, zodat ook de middelen kunnen worden gevonden, waarmee gelijkelijk hoogte en diepte wordt bereikt.
Een chronon is toch de tijd, die het elektron nodig heeft om van de ene baan in de andere te springen?
Een chronon is het moment, waarin het gehele Al is behouden d.w.z. wanneer een elektron van de ene baan naar de andere springt, dan is er in feite een elektron verdwenen uit u allen en een andere elektron teruggekomen. Maar neemt u in het algemeen aan als betekenis voor het chronon: het minimale tijdsmoment, die fractie van het totaal bestaande, die een afgesloten wereld kan vormen. Dat is het meest juiste.
Samenwerking met vele werelden.
In de eerste plaats wil ik opmerken, dat naarmate de mens verdergaat in zijn ontwikkeling hij bepaalde vroegere gaven gaat terugkrijgen in gesublimeerde vorm. Bij de zeer oude mens bestand bv. telepathie en een zekere mate van helderziendheid. In de moderne tijd hoor je er heel weinig van. Het komt incidenteel voor en wordt eigenlijk niet helemaal geaccepteerd.
Toch zal de mensheid terug moeten in de richting juist van deze telepathische contacten, dit bewustzijn van astrale wereld en wat er verder bij hoort. Nu weten we allemaal wel, dat die astrale wereld een zeer eigenaardige is. Het is n.l. een wereld, waarin het gedachtebeeld zichtbaar is. De helderziende van deze tijd kan daar al een klein beeld van krijgen, wanneer hij de verkleuringen van de aura ziet bij zijn medemensen. Hij constateert aan de hand daarvan een bepaalde gemoedsgesteldheid of zekere ziekten en hij maakt zijn conclusies omtrent de aard van de persoonlijkheid. Dat betekent dat er in de toekomst weinig geheimen zullen zijn.
Nu kunnen wij natuurlijk gaan zeggen: De mens van de toekomst zal moeten leven met vele werelden. Maar dan vergeten wij één ding: De vooruitgang van het menselijk geslacht is niet onbeperkt. Men kan tot een zekere graad van verfijning komen, maar een doorvoeren boven deze grens betekent een ondergang. Dan is n.l. het stoffelijk voertuig niet meer in staat de zaak te bevatten en dan mag er dus niet meer van mens in de aardse zin worden gesproken maar alleen nog in geestelijke zin.
Wat de mensheid ongetwijfeld zal verwerven, zij het na verloop van tijd een groter mate van telepathisch contact, voorlopig nog in verband met gebaar en klank. Het is zelfs nu reeds kenbaar, doordat men reeksen van klanken samenvoegt, die een uitgebreide betekenis hebben en die toch door iedereen worden begrepen. (Voorbeeld: goeden morgen in verschillende intonaties) Daar heb je in een reeks van klanken door intonatie een hele reeks van verschillende betekenissen gekregen. Nu kan dat nog veel verdergaan. Wanneer u tegen iemand zegt: goeden morgen, en de ander haalt zijn schouders op, dan weet u ook wel dat hij bedoelt: wat je mij daar nu vertelt interesseert mij niet, dat heeft geen betekenis. Het kleinste gebaar van de mens heeft inhoud. Iemand, die geschoold is in het waarnemen van mensen, weet dat een klein gebaar, een gelaatstrek, onnoemelijk veel verraadt. Dit is een begrip voor elkaar, dat aanmerkelijk toeneemt i.p.v. afneemt. Men gaat elkaar dus veel sneller verstaan, en op den duur zal ook de behoefte tot de aanleiding, het gebaar (behalve bij het eerste contact) wegvallen.
Bij deze telepathie echter krijgen wij te maken met een gebied, waarin ook de geest werkzaam is. De mens zal dus moeten samenleven met alle impulsen van andere dan stoffelijke wezens, die doordringen in zijn gedachtewereld. Hij zal deze niet te allen tijde kunnen uitschakelen.
Hieruit volgt, dat de ontwikkeling van de mens tot telepaat en de daaruit voortkomende contacten met andere werelden een aanmerkelijke verandering in zijn geestesleven zullen moeten betekenen. Daarnaast blijkt dat het niet altijd mogelijk is een gedachte zonder meer te bemaskeren. Van de telepaten, die op aarde bestaan, zijn er maar enkele die in staat zijn een z.g. masker voor hun gedachten te leggen d.w.z. hun eigen gedachten te denken en gelijktijdig een andere gedachte uit te zenden. Er zullen dus heel wat maskers moeten vallen.
Ook dit betekent, dat de verhouding in de mensheid een geheel andere wordt.
Nu weet ik wel dat er nog heel wat meer werelden zijn, die op den duur invloed krijgen, maar die invloed zal beperkt zijn en voor de mens hoofdzakelijk via het astrale gebied plaatsvinden.
Ik vind het dan ook jammer, dat onze vraagsteller hier zegt, dat die astrale wereld voor velen minder aanvaardbaar is. Het is voor u heel aanvaardbaar, dat water stoom afgeeft, dat u die stoom kunt zien, dat ze kan vervluchtigen en eventueel weer kan condenseren en zelfs tot water worden. Ik zie niet in waarom men dit niet van andere essences zoals bv. een levensessence wil geloven. Daar is uiteindelijk toch precies hetzelfde mogelijk. Het feit dat allerhande omstandigheden de vorm bepalen, waarin die stoom terug komt, de ene keer als sneeuw, de andere keer als hagel, de derde keer als kletterregen, als damp, als mist, dat vindt men heel gewoon. Maar dat in die astrale wereld de omstandigheden (de gedachten) de verschijningsvorm van de daarin aanwezige energie en materie bepalen, dat schijnt men dan minder aanvaardbaar te vinden. Toch moet ik helaas er op staan, dat u dit als werkelijkheid accepteert.
Nu zijn er wel verschillende gegevens bekend over de verdere ontwikkeling van de mensheid, maar die liggen toch op een enigszins ander vlak dan u misschien zoudt denken. De mensheid zelf (de stoffelijke mensheid n.l.), na zich ontwikkeld te hebben tot een zeker hoogtepunt van techniek en van denken, zal ongetwijfeld terugvallen. Uit het materialisme krijgt men een voortdurend zoeken naar evenwicht en daardoor een intensifiëring van het geestelijk denken.
Samen met de techniek geeft dit aanleiding tot nieuw erkennen. Dit nieuw erkennen leidt terug tot materialisme. Het materialisme dat dan ontstaat, wordt wederom oorzaak tot enz.. er is een opslingeringsproces, waarbij die waarden elkaar in evenwicht houden. Maar er komt een ogenblik, dat de geestelijke filosofie elke verdere technische ontwikkeling gaat uitsluiten. Zij gaat zeggen dat kan niet meer. De impuls valt weg en wij krijgen een terugval naar het laag materialisme, waarin de gemeenschapsvorm teloorgaat en ook het geloof weer meer primitieve vormen aan neemt, terwijl de mensheid zelf in haar vorm, haar capaciteiten en kwaliteiten zich wederom zal aanpassen bij dit laagste vlak en peil. Ga dus a.u.b. niet denken dat die mens van de toekomst in staat zal zijn om met de hoogste geesten zonder meer in contact te komen. Een enkel individu zal misschien dat punt bereiken. Er zijn er reeds nu geweest, die dat konden en het zou dwaas zijn aan te nemen, dat dat niet mogelijk zou zijn.
Maar met nadruk meen ik er op te mogen wijzen, dat juist dit doordringen tot de hoogste sferen in feite inhoudt een zeker prijsgeven van datgene, wat men op aarde nog als menselijke waarden ziet. Iemand, die werkelijk met de hoogste geest in contact komt, zal daaruit zoveel krachten en ervaringen putten, dat zijn stoffelijk leven voor hem praktisch geen enkel belang heeft, tenzij in samenhang met de gemeenschap, waarin hij leeft, zodat deze gemeenschap als zodanig weer een persoonlijke uitdrukking heeft in een geleidegeest, die hoger staat. Laten we dus vooral praktisch zijn en niet te ver grijpen. De mens als individu kan de ontwikkeling doormaken, waarbij hij meerdere sferen leert bereiken. Is eenmaal de astrale wereld een normaal deel geworden van het stoffelijk denken en beleven (iets wat ongetwijfeld bij verdere ontwikkeling niet uitgesloten is), dan zullen hogere sferen gemakkelijker kenbaar zijn en door hen, die er naar zoeken, gemakkelijker bereikt worden. Maar zij zullen dan bij hun heengaan uit de materie er niet meer in terugkomen. Wat overblijft is steeds de laagste norm, aangevuld met lagere entiteiten uit andere levensvlakken en bewustzijnsvlakken.
De conclusie is duidelijk. De mensheid als geheel zal nooit kunnen opgaan tot de hogere geestelijke sferen in de vele sferen, buiten een vrij wording van de materie als zodanig. Elke mens in zichzelf echter draagt de voertuigen, die in elke sfeer behoren. Er is geen enkele mens, die niet voor elke sfeer die bestaat een voertuig bezit. Zonder dit had hij niet tot de materiele vorm kunnen afdalen. Dat betekent dat hij persoonlijk zich in elke sfeer zou kunnen bewegen op een bewuste wijze, indien hij de indrukken van die sfeer zou kunnen vertalen op een voor de aarde bevattelijke en aanvaardbare wijze. Ik betwijfel of dit laatste altijd mogelijk zal zijn.
Vragen.
Hoe beleeft men de astrale wereld als stofmens?
Als men als stofmens deze beleeft, beleeft men ze als een schijnwereld, die soms zelfs over de werkelijkheid heen zich op u af drukt. Spookverschijningen bv. zijn astrale uitingen. Tafeldans e.d. geschiedt via krachten, die behoren tot de astrale wereld. De geestverschijningen op allerhande terrein (uitingen van geest die zich materialiseert, geest die contact zoekt met de mens om te inspireren en zelfs de geest, die zonder speciale bescherming en hulp van anderen tracht een mens in beslag te nemen) zullen altijd gebeuren via een astrale vorm. De mens, die gevoelig is voor een astrale wereld, zal dus deze vormen en al wat er bijhoort kunnen waarnemen.
Ook in een droom?
In een droom is dit evenzeer mogelijk als in een waakbewuste toestand. Maar in een droom is het waarschijnlijk dat de waarnemingen van het astrale worden vervormd. Men zal daaraan geen zuivere en duidelijke herinnering overhouden. Beleving daarvan is wel degelijk mogelijk.
Contact met het astrale is in laten we zeggen rusttoestand of slaaptoestand gemakkelijker te bereiken dan bij volledig waakbewustzijn. Een beheerst bereiken stuit zelfs op menige moeilijkheid, o.a. het feit, dat men vaak bij het bereiken van het kennen der astrale invloeden niet meer in staat is ze uit te schakelen. En dan wil ik nog wijzen op een punt n.l. dit: elke mens heeft een astraal voertuig. Iedereen die overgaat is dus in zijn astraal voertuig nog lange tijd kenbaar, nadat hij stoffelijk is heengegaan. Naarmate hij zich minder bewust is van zijn geestelijke werkelijkheid zal zijn astraal voertuig langer in elkaar blijven als vorm en voor anderen kenbaar zijn. De belevingen, die dan worden meegemaakt (bv. doordat men zich nog identificeert met het lichaam), worden dan in de astrale vorm weergegeven. Dat is geen prettig gezicht.
Wat zijn schillen op kerkhoven?
Wat is een schil van een sinaasappel? Dat is de buitenkant, waar de kern uit is. Een schil is een astraal voertuig, dat nog bij elkaar blijft nadat de kern eruit is weggegaan en langzaam begint te vervallen, tenzij een ander het vult. (Zoals u misschien halve sinaasappels met Haagse bluf kent). Dan gebruikt men hier dus weer de schil maar nu voor een heel ander doel. Op deze manier kan een andere geest tijdelijk een schil hanteren. Op kerkhoven zullen die schillen vaak wat dichter zijn, omdat de doorsneemens (het is heel gek) er plezier in heeft om als hij dood gaat zijn eigen begrafenis bij te wonen. (Wat dat betreft zoudt u de opmerkingen soms moeten horen, die ze maken. Dat is werkelijk opvallend. Dit vooral bij toespraken van verenigingsleiders e.d. waarbij de overledene heel vaak voor zich heen mompelt: vuile leugenaar e.d.) Wanneer op een graf gesproken wordt, moet dat werkelijk uit het hart komen, anders ziet men de bijkomende gedachten. En dan wordt het wel eens treurig, wanneer de dominee of de pastoor een mooie toespraak staat te houden vol troostwoorden, terwijl hij denkt: laat ik opschieten want dadelijk moet ik die trouwerij ook nog doen. Dat zijn erg onplezierige dingen en dat zie je dan duidelijk en dat geeft wel eens tot erge teleurstellingen aanleiding.
Is de overledene dan al waakbewust aan de andere kant?
Waakbewust niet, maar het stoffelijke bewustzijn is nog niet geheel prijsgegeven. U kunt zo rekenen, dat 3 á 4 dagen na de dood het bewustzijn nog grotendeels stoffelijk is. Dat varieert natuurlijk, maar de doorsnee is dan nog op stoffelijke wijze bewust en soms weet men niet eens het verschil te vinden tussen de huidige waarneming en de vroegere. Daarna krijg je dan de beleving, van eigen bestaan. Dan ga je terugdenken aan wat je geweest bent en uit deze realisatie komt dan weer de aanvaarding van je geestelijke wereld of de verwerping.
Als je die geestelijke wereld verwerpt, is er dan een niets?
Dan ben je alleen met je eigen gedachten. Je geeft jezelf dan op die manier een soort cellulair, want het feit dat je bestaat kun je niet verloochenen. Verwerp je die geestelijke wereld, dan blijf je dus alleen met je eigen gedachten en we krijgen dan het ziekelijke proces van steeds herhaalde gedachten en voorstellingen en fantasieën, die door de geest worden beleefd als een werkelijkheid. Er zit nog een bepaalde humor in, die o.a. bestaat in de wijze waarop men zichzelf straft. Bv. wanneer iemands grootste plezier is geweest de meisjes achterna te zitten, dan zal hij, wanneer hij een geestelijke sfeer afwijst, daaraan gaan denken in zijn eenzaamheid en dit beleven. En dan zit hij zoveel meisjes achterna, dat zijn tong hem op zijn hielen hangt, hij kan aan niets anders denken, hij moet doorgaan. Wanneer iemand van veel eten houdt, dan eet hij volgens zijn idee maar dat eten gaat onophoudelijk door, totdat er een werkelijke tegenzin ontstaat. Op deze wijze elimineert men dus een deel van zijn eigen fouten door deze geestelijke beleving. Het is tamelijk bitter maar het kan ook wel eens even humoristisch zijn, wanneer je het bekijkt zonder te denken aan het lijden, dat er vaak mee gepaard gaat. Het is dus niet zo dat je gestraft wordt door een onthouding, neen, je krijgt juist alles wat je altijd gewenst hebt, maar in een zodanige mate en hoeveelheid, dat je niet meer weet wat er mee te beginnen. Dat is een typisch goddelijke wet, die hier werkt: oorzaak en gevolg in zekere zin en evenwicht. Zo word je dus gedwongen tot een streven in een andere richting en tot evenwichtigheid.
Behoort Zomerland nog tot de astrale sfeer?
Neen. Zomerland ligt buiten de astrale sfeer, maar, staat er wel onmiddellijk boven, zodat in zekere zin van een contact tussen de astrale sfeer en Zomerland nogal eens sprake is. Maar de astrale gedachtevormen zonder meer (de blijvende dus, die als schillen kunnen optreden) bestaan in Zomerland niet. Wanneer in Zomerland de gedachte ophoudt, houdt het beeld op. Er zijn daar dus geen remanente krachten, in de astrale wereld wel.
Hoe beleef je de astrale wereld als je daar bent?
Dat is eigenlijk een heel moeilijke vraag, omdat ieder haar anders beleeft. Ik kan het hoogstens voor mijzelf zeggen, wanneer u daar genoegen mee wilt nemen. Ik beleef deze astrale wereld over het algemeen als een soort carnaval. Ik vind er n.l. elke vorm, die maar denkbaar is. Er lopen ridders rond te stampen en soldaten van alle oorlogen, er lopen boekhouders rond en koningen. Je ziet draken en monsters. Je ziet schoonheid en afzichtelijkheid vlak naast elkaar. En in die grote warreling (dan interesseer je je meestal niet zozeer voor de vormen) krijg je wel een heel kleurig beeld. Anders is het natuurlijk voor degenen, die voor bepaalde vormen bang zijn, want die zien ze juist ook daar. Wanneer u bang bent voor muizen, dan zal dat gedachtebeeld ook in die astrale sfeer bestaan. Dus zijn er vormen, die u doen denken aan een muis. Wanneer u er bang voor bent en u slaat op de vlucht, dan zal uw paniek een versterking worden voor die vorm en komen er steeds meer, totdat uiteindelijk de rattenvanger van Hamelen niets vergeleken is bij u en uw geestelijke muizen. Dat zijn de beroerde aspecten ervan. Maar ik kan niet anders zeggen, dan dat het op zichzelf een zeer kleurrijk wereldje is, waarin de vreemdste vormen, goden en demonen ronddolen naast alle vormen, die de wereld ooit gekend heeft.
Is er muziek?
Zelden.
Zijn die ridders bezield?
Nu ja, meestal wel, lege harnassen lopen er niet rond te stappen. Maar het kunnen ook schillen zijn. Dat kun je nooit van tevoren zeker zeggen. Dat moet je eerst gaan onderzoeken. Sommige zijn waandenkbeelden, die geschapen worden door de gedachten van mensen of kinderen op aarde.
Wat bepaalt de lengte van je verblijf aldaar?
Een bepaalde lengte van verblijf bestaat daar niet. De astrale wereld kan bewoond worden tot 40 dagen na het overgaan, doch onbewust. Daarom gaat die astrale vorm ook langzaam weg en komen we dus in een soort tussensfeer (we noemen het Nevelland), waarin vormen niet zozeer optreden. Maar eigenlijk is het zo, dat je vanuit een schemerwereld of een duistere wereld probeert terug te keren en dan in die astrale wereld per ongeluk terecht komt, en dan kan het verblijf er praktisch onbeperkt zijn. Iemand die wijs genoeg is, blijft er niet. U gaat misschien ook wel eens graag naar de kermis toe, maar ik geloof toch niet dat u uw hele leven in een botsautootje zoudt willen zitten. De entiteit, die er zich van bewust is dat hij ergens anders een gelijksoortige of iets rustiger omgeving vindt, gaat daar niet naar toe, tenzij hij iets te doen heeft, waarvoor hij een astraal voertuig nodig heeft. En het komt er wel op neer, dat degenen die daar het meest rondspoken krachten zijn, die stoffelijk gezien wat minder prettig zijn.
Dus hoe sneller je je losmaakt van je pakje hier, hoe sneller je verder komt.
Hoe sneller u uzelf hebt gebracht tot iets, wat minder is dan Eva, hoe groter de kans is dat u aan de vorm ontsnapt, de werkelijkheid gaat ervaren en dus vreugde vindt. In ieder geval is het geen sfeer, waarvoor ik ooit een verblijf zou aanbevelen.
Wanneer je bewust overgaat, kun je dan dat astrale lichaam meteen van je afschudden?
Natuurlijk. Als u weet wat uw kleren zijn, dan kunt u ze ook meteen uittrekken. Ben je ervan bewust wat er gebeurt, dan is het heel makkelijk, maar denk je dat het een deel is van jezelf, dan kan het pijnlijk worden.
Wanneer kom je dan die louteringssfeer tegen, waarin je toch je fouten moet goedmaken?
Het spijt me, maar er bestaat geen werkelijke louteringssfeer. Wat dat betreft geeft Dante Alleghieri niet direct met zijn louteringsberg een beschrijving van de werkelijkheid. Een louteringssfeer is er niet. Een loutering vindt plaats hetzij door erkenning van fouten, hetzij door de poging de veroordeling voor de fouten te ontvluchten en daardoor de intense beleving daarvan. Dat is uw louteringssfeer. Dat kan in elke sfeer gebeuren, ook op aarde. Wanneer u erkent dat u een fout hebt gemaakt, dan bent u a.h.w. gelouterd in die zin, dat wanneer je weet, dat je fout hebt gedaan je gaat proberen het goed te maken. Dat is dan wat u noemt de loutering. Als u iets verkeerd hebt gedaan en u herstelt dat, u hebt een rekening verkeerd opgeteld en u kijkt die nog eens na, noemt u dat een loutering? Neen, het is het herstellen van een fout. En dat gebeurt zodra je in de lichtsfeer komt. En ga je naar de duisternis, dan zeg je: ik heb geen fouten gemaakt en daardoor herhaal je ze keer op keer en word je er razend van.
Meditatie: De zonnelogos.
Als je de duisternis ingaat van de nacht en je reist door de schaduw van de aarde heen, zie je aan alle kanten sterren blinken. 0 maar dan ineens, plotseling, is er verblindend het licht.
Brandend wit licht, kokend licht. En pas wanneer je jezelf beschermd hebt tegen de grote felheid kun je kijken naar de zon. Die zon zie je soms grijparmen uitsteken, oneindig de ruimte intrekkend, alsof ze een soort van vurige inktvis zou zijn, die soms tastende voelers uitgooit om te zien of er geen planeet te dicht bij komt. En als je nog dichterbij komt, dan zie je hoe onder de kokende felheid van een atmosfeer in onvoorstelbare gloed een wereld ligt, die golft en trilt en deint, soms duister soms licht. En je ontdekt, dat waar je duister ziet, diepe trechters schijnen te voeren tot in het diepst van het wezen van de zon. Wanneer je heel goed kijkt, dan zie je dat aan de rand en daarvan het kokend kolkend wit komt, dat in de atmosfeer uitschiet en dat zo dadelijk misschien als een explosie weer een voelhoorn uitgooit ergens naar de sterren, je weet niet waar. En dan zoek je daar de krachten van de zon te vinden. Je bent bang voor de grote hitte, de grote felheid, want het is te lichtend, te fel, te scherp, te sterk eigenlijk om te accepteren.
Maar laten we nu eens aannemen dat we in staat zijn onszelf onkwetsbaar te maken en dat wij doordringen in de materie van de zon zelf. We zien de onder zware druk staande kleine partikels heen en weer schieten en al razende zoeken naar een weg om te ontsnappen. We zien hoe de materie naar buiten spuit van binnen uit en hoe ze aan de oppervlakte uitgewerkt weer moe terugzinkt naar de kern toe, om hernieuwd tot leven te worden gewekt. En als je blijft kijken, wordt het een kringloop, een eeuwige kringloop van leven en dood, altijd maar door. Leven en dood van kleine delen, leven en dood van stormen, van nevels en van licht.
Als je lang genoeg kijkt is het net of er een klank en een woord geboren wordt. Het brullend laaien, dat je in de zonneatmosfeer nog een ogenblik kon horen, wordt langzaam maar zeker tot een sonore stem. Het lijkt wel of die stem iets zingt van oneindigheid. Dan zou je erin willen doordringen, je zou met het wezen zelf willen spreken, maar het gaat haast niet. Dan vraag je om hulp. En dan ineens dan staat er een vorm voor je. Vurig, helder en groot. Zoiets als je je een engel hebt voorgesteld, maar dan gebouwd uit een zilver, verblindend vuur.
Je vraagt nu: Wie ben je? En hij zegt: Ik ben de eerste genius van de zon. Dan vraag je hem?
Wat is de zonnelogos? Wat is de kracht, die hier spreekt? Wat is het woord, dat ik hier hoor klinken? Dan geeft hij je misschien antwoord: Wat je hoort is de stem van de tijd. Wat je hoort is het leven, dat terugvliedt in zichzelf. Wat je hoort is een klein wezen uit de kosmos, dat eens uit zichzelf heeft gebaard, planeten en leven en dat nu leeft in alle leven en in alle planeten. Het woord? Het woord is leven, het leven zelf. De klanken die je hoort zijn de liederen, die het leven zingt naar de zon en het antwoord dat de zon geeft. Leven en dood, want ze zijn één. Dit is het licht, dat geneest en dat doodt. Dit is het woord, dat schept en duisternis geeft. Dit is de beperking van de oneindigheid voor een kort ogenblik, opdat een mensenziel kan ontwaken en misschien zelf eens leven in een vurig lichaam van een ster, zonnelogos zelf geworden. Dit is de Vader en de Moeder van de werelden. Dit is de kracht, die je leven regeert. Dit is wat je bent en worden zult, uitgedrukt in de grootheid van de macrokosmos. Want dit is de levende Kracht.
Dan zou je meer willen vragen, je zou het geheim willen weten, je zou de personen willen zien, je zou binnen willen treden in een troonzaal, die je je voorstelt als gebouwd uit laaiende vuurzuilen. En dan ineens is er niets meer. Verdwenen is de uit wit vuur als zilver gebeeldhouwde engel, de genius, van de zon. Je aarzelt een ogenblik en dan komt er een stilte. Het is of het brullen van de uitbarstingen plotseling gestaakt is. Het is of het licht langzaam dooft en een koelte rond je komt. En je vraagt je af Wat is dit? Het lijkt of een oud Grieks koor op de achtergrond een evoe roept. En dan drink je even iets in, dat is als een woord en dat je toch niet kunt begrijpen. Misschien dat dit het meeste lijkt op: Ik ben de kracht van uw ziel en uw wezen. Meer zijt ge dan ik. En toch zijn we een, uit één lot. Het gaat voorbij. De stilte is gebroken, het woord is verdergegaan. De zonnelogos heeft zijn contact met je verloren of jij misschien met Hem, en dan ga je terug. Je vlucht weg voor de zon, je houdt haar achter je om niet in een verblindend licht te kijken en je ziet de sterren weer komen. Je duikt weer de schaduw van de aarde in en je komt in de nacht terug op je eigen wereld. Als de volgende morgen ondanks het neveldak een enkele lichtstraal door het venster valt, dan is het je misschien nog net of je een evoe hoort, een Grieks koor van de oudheid, dat een heildronk uitbrengt op de levengevende zon. En dan kijk je misschien ‘n ogenblik stil voor je heen en denk je: Ja, dit is degene, die mij bij de hand zal leiden als een ware Vader, tot ik rijp ben om zelf te staan in die grote wereld van de macro kosmos? en zelf te weten, wat het betekent geschapen worden en scheppen en misschien ingaan tot de oneindigheid.
Ik heb geprobeerd u iets duidelijk te maken. Ik weet niet of ik erin geslaagd ben. De zonnekracht en die zonnelogos werken van daag in en voor u. U moet niet denken, dat u daarvoor naar de zon behoeft te gaan. Maar u moet iets verstaan van de stilte, die van uit de zon komt, tezamen met de ontembare kracht. Wanneer u dat in uzelf kunt opnemen, bent u weer een stapje verder op de ladder.