De innerlijke weg (3/1984)

image_pdf

19 maart 1984

De gastspreker is een beetje een volkse filosoof, zou ik haast zeggen. Lichtsfeer: kleur. Zijn achtergronden op aarde daar zullen we niet op in gaan, we moeten netjes blijven. Zijn werkelijke bereiking is, een grote mate van onthechting, een grote mate van innerlijke zekerheid en innerlijke erkenning.

Waar we over praten dat is een beetje moeilijk om precies te zeggen. Eigenlijk in de eerste plaats gewoon over het innerlijk van de mens, de innerlijke weg, bepaalde sferen, bepaalde belevingen. Voor mij maakt dat de zaak aan een kant erg gemakkelijk, want ik mag er vanavond op mijn manier over praten.

Wanneer ik bezig ben met al datgene, wat je op aarde nog esoterie noemt (en bij ons zelferkenning) word ik geconfronteerd met een heel eigenaardig verschijnsel. Ik heb namelijk vroeger heel veel dingen gedaan, waarvan iedereen zei dat ze niet deugden. Achteraf blijkt dat ze toch nodig zijn geweest. Aan de andere kant heb ik heel veel dingen gedaan, waarvan iedereen zei dat ze schitterend waren. Daarvan blijkt dan dat ruim 50% non‑valeur is, dus niets waard.

De innerlijke waarden verschillen kennelijk heel veel van datgene, wat je op aarde weet en kent. Maar ja, je zit in de stof met het na­deel, dat je die geestelijke normen eenvoudig niet kunt vinden. Het zou dus een beetje dwaas zijn om te zeggen: ik ga de verkeerde dingen maar doen, dan blijkt later wel dat het goed is geweest. Want dat deugt ook niet. Het zou natuurlijk wel leuker zijn.

Je komt tot de conclusie dat we allemaal een klein beetje geprogrammeerd zijn. We hebben een reeks ervaringen achter ons, die liggen nu vast in hetgeen we zijn. Wanneer we incarneren is dat eigenlijk bepalend voor de keus van incarnatie en daarnaast voor de prenatale programmering, die dan voor een groot gedeelte naar het onderbewustzijn wordt verdrongen zodra je geboren wordt.

Die programmering zegt niets omtrent de totaliteit; die zegt alleen iets over onszelf. We zijn deel van een geheel. Het is heel prettig om dat te weten, maar je merkt er weinig van. Binnen dat geheel hebben we een bepaalde plaats of functie, dat heeft u ook al honderd keer gehoord.

Maar de moeilijkheid is nu dat wij alleen vrede vinden, dat we geluk vinden en bewustwording, ontplooiing van bewustzijn, op het ogenblik dat wij de taken, die we binnen het geheel hebben op z’n minst genomen harmonisch zijn en als het even kan eigenlijk bijna identiek zijn geworden. Dat houdt in, dat je eigenlijk een soort trial and error periode doormaakt. Je probeert gewoon te vinden wat je bent.

Dan blijkt ook weer dat je in alle werelden – ook de stoffelijke dus – geconfronteerd wordt met bepaalde beelden, met voorstellingen zeg maar. Sommige zijn zuiver vorm, zoals bij u een bepaalde sfeer. Andere zijn weer wat vager, doen misschien wat caleidoscopisch aan. Maar in al die gevallen zijn we bezig uit te beelden wat we zijn. Dat is heel vreemd.

Als u naar Zomerland gaat en u loopt in een heel mooi park, dan loopt u meteen door een deel van uw eigen innerlijk. Want als u het niet in uzelf draagt, kunt u het namelijk in die sfeer nooit zien en beleven. Dan kunt u het misschien benaderen, maar het is toch nooit mooi. Dan zijn uw eigen fouten daar ook in geprojecteerd. Komt u ooit op een doodlopende weg terecht, dan bent u kennelijk zelf een paar doodlopende wegen ingeslagen, hetzij in uw leven, hetzij daarna.

Op deze manier kun je zeggen dat wij niet alleen geprogrammeerd zijn, maar dat het geheel van onze beleving de uitdrukking is van de programmering.

De situatie, die ontstaat wanneer we parallel aan of gelijk met onze feitelijke taak reageren, is een heel eigenaardige. Op dat ogenblik zijn we namelijk één met het geheel, of we dat nu bewust beleven of niet. Eén zijn met het geheel betekent deelhebben aan de kracht van dat geheel; maar ook deelhebben aan het besef van het geheel voor zover het dat deeltje betreft dat jij daarin bent. Dus op het ogenblik dat we toevallig of misschien na lang streven die gelijkheid met de taak hebben gevonden, gebeuren er in ons allerlei dingen die we niet nader kunnen verklaren.

Dan zeggen de mensen: dan zou je dus voor eeuwig kunnen leven. Nu, er zijn mensen die het geprobeerd hebben. Na een paar honderd jaar zijn ze toch gestorven, van verveling. Je kunt wel langer leven, maar langer leven zou vaak gelijktijdig zijn: afstand doen van het verder gaan langs die lijn die jij bent in het geheel, die taakvervulling. Daarom treedt voor iedereen op een gegeven ogenblik de dood in.

De dood is gewoon aflossing van de wacht. Jij sterft. Een ander wordt geboren. Zo blijft de mensheid in staat om stommiteiten te begaan. We zijn dan eigenlijk in het sterven bezig met een recapitulatie. De recapitulatie is volgens heel veel mensen een totale herbeleving van hun leven. Nou vergeet dan maar.

Het is eigenlijk het beleven van een aantal details. Daar zit ook weer een eigenaardigheid bij. De zaken die we ons absoluut niet te binnen brengen in die recapitulaties zijn de dingen die helemaal niet bij ons horen. Maar alle dingen die we ons herinneren – positief of negatief – horen dus eigenlijk bij het programma, dat wij als ik‑heid te vervullen hebben.

Het is ook duidelijk dat, wanneer je al die andere dingen erbij zou weten, dan zou je niet verder komen. Dat zou geen zin hebben. En als er iets zeker is in het Al dan is het dat alle dingen zinvol zijn wanneer ze gezien worden vanuit het geheel waarin ze voorkomen.

In die recapitulatie vind je dus een aantal impulsen waar je eerst eens even over moet nadenken, dat is duidelijk. Misschien zeg je: Ben ik zo gemeen geweest? Dat wist je ook niet. Of: God, heb ik zo stom gedaan? En je dacht dat je heel wijs was. Op die manier ga je je eigenlijk oriënteren op een geestelijke wereld.

De erkenningen nu, die je in de recapitulatie hebt meegemaakt, plus het aanvaarden daarvan – dat is noodzakelijk, ik moet toegeven dat het deel is van mijzelf – bepalen dan de sfeer, de wereld waarin je komt te leven. Laten we zeggen dat het hoog Zomerland is. Laten we elkaar niet te laag aanslaan.

In het hoog Zomerland leef je dan in een wereldje waar nog vormen bestaan, waar allerlei krachten een rol spelen, waar je leert, van waaruit je ook gaat om bepaalde dingen te doen, b.v. op aarde. Terwijl je zo bezig bent ga je eigenlijk zien ‑veel beter dan voordien, ook in die recapitulatie – wat de betekenis is van een leven.

Op het ogenblik dat je de betekenis van dat leven door hebt, heb je geen vorm meer nodig. Dus je zou kunnen zeggen: wanneer je eenmaal terecht komt in een sfeer van zuiver trillingen zonder vorm, ben je zo ver gekomen dat je de betekenis, niet alleen van je eigen bestaan maar ook van het bestaan van anderen, bent gaan beseffen.

Het is jammer, dat je het nooit kunt terugbrengen naar de wereld als je incarneert. Onbewust wel natuurlijk, maar heel zelden bewust. Dan komt er een tijd, dat bepaalde trillingen nog wegvallen en je komt terecht in zeg maar een gebied van zeer hoge trillingen of van heel mooi licht.

In die wereld ga je leren dat je moet combineren. Want het gaat er niet alleen omdat je beantwoordt aan het programma, dat nu eenmaal hoort bij het ikje dat je bent; maar het gaat er ook nog eens omdat dat programma niet alleen gebaseerd is op jezelf, maar op al degenen met wie je contact hebt. In zekere termen noemen ze dat het ontwikkelen van harmonie.

Maar wat is harmonie tegenwoordig? Meestal een orkest waarvan de helft vals speelt.

Het is dus eigenlijk gewoon: begrip voor elkaar, een aanvullen van elkaar. Ik denk, dat het een beetje lijkt op een sporttraining. Eerst moet je persoonlijk leren om de weerstand te ontwikkelen, de veerkracht, de behendigheid die nodig is voor het bedrijven van die sport. Maar als je dan werkelijk goed bent, dan komt er een ogenblik dat je ook met anderen moet gaan samenwerken.

Leven is geen solosport, het is altijd teamwork. En door nu te vinden met wie je samenwerkt en te erkennen wat die samenwerking betekent, kun je eigenlijk ontstijgen aan de differentiaties, het maken van grote verschillen, het scheppen van veel tegenstellingen. Men zegt, dat je dan in de sfeer terechtkomt van het gouden en later het witte licht. In het witte en gouden licht heb je eigenlijk geen tegenstellingen meer.

Voor een deel is dat alleen wat men mij verteld heeft. Want het gouden licht heb ik wel een paar keer mogen bezoeken, maar voor het witte licht ben ik nog geen groot licht genoeg. Misschien komt dat later. Misschien moet ik ook terug naar de wereld. Je kunt niet weten wat voor stommiteiten je uithaalt, maar ik zou het een zwaar vonnis vinden.

Dus daar is eigenlijk de samenwerking zodanig geworden, dat je zelf geen rol meer speelt. In het begin is het de samenwerking waarin je eigen bron voor jou de belangrijkste is. Maar de samenwerking wordt begrepen. Dan ontstaat er een samenwerking, waarbij je eigenlijk niet meer aan jezelf denkt en voor het grootste gedeelte niet meer ervaart als ik alleen, maar ook als deel van het geheel. Als je zo ver bent gekomen kun je nog een heel eind verder komen. Er zijn bij ons een aantal entiteiten die dat heel mooi weten te vertellen.

Maar uiteindelijk – ik ben er niet geweest – heb ik altijd het gevoel, dat, als iemand van een reisbureau jou Tenerife aansmeert terwijl hij zelf hoogstens in Zandvoort is geweest, dit toch zeer sterk misleidend kan werken en daarom houd ik mij daar maar een beetje buiten.

Al die dingen hebben dus niet alleen te maken met de wereld buiten je, maar ook met de wereld binnen je. Ik heb zelf een heel eigenaardige gast ontmoet. Hij is Hoog-Zomerland nu al voorbij. Hij was mathematicus. Zo’n echt lang harige eierkop. Zijn voornaam is Albert. Deze Albert zei me dit eens:

“Mensen spreken over werkelijkheid. Maar die werkelijkheid ligt in je en niet buiten je.” Toen ik hem vertelde, dat ik dat een beetje eigenaardig vond, zei hij:

“En toch is het zo, als alle mensen gelijktijdig anders aan de wereld zouden gaan denken, zou de wereld anders worden. Wanneer jij tijdelijk anders aan de wereld denkt, dan beleef je heel andere dingen in die wereld. Je komt ook andere dingen tegen dan normaal is. Misschien denken ze dat je gek bent, misschien dat je een genie bent. Dan is het ook nog mogelijk, dat je zo wordt beïnvloed door al degenen die om je heen zijn, dat je terugkeert tot die normale wereldwerkelijkheid van de mensen en dat je denkt, dat het allemaal helemaal echt is buiten je. Maar eigenlijk is meer dan de helft daarvan fantasie. Alleen is het een gemeenschappelijke fantasie.”

Ik heb er natuurlijk een tijdje over zitten nadenken. Want het zou heel prettig zijn. Stelt u zich voor: u denkt allemaal dat het ineens zomer wordt en u kunt dadelijk zonder jas naar buiten. Krankzinnig natuurlijk. Maar als u het werkelijk zou geloven dan zou het weleens waar kunnen zijn.

De nadruk op de innerlijke wereld is in het begin misschien een beetje overbluffend. Maar wanneer ik kijk (onze gast van vandaag zal er op zijn manier wel het een en ander over te vertellen hebben) naar wat je innerlijk zo al doormaakt en wat je innerlijk bent, dan kom je toch tot de conclusie, dat er zo veel van je beleven en van je wereld eigenlijk vanuit je innerlijk komt, dat het de wereld daarbuiten er voor een groot gedeelte inderdaad wel door bepaald zal worden. En kom je zo ver, dat je dat durft aanvaarden, dan wordt het natuurlijk nog veel belangrijker om je eigen innerlijk te kennen.

Daar zijn ook allerlei verhalen over. Zo van: dring door tot jezelf via de wildernis enz. Maar de praktijk is doodgewoon dat we onszelf niet willen kennen. Misschien heel gek, maar het is waar. Ik herinner het van mezelf op aarde. We willen altijd een beetje anders zijn dan we zijn en we beoordelen de mensen niet naar onszelf, naar onze innerlijke waarden en waarderingen, maar aan de hand van een paar regels die meestal door een ander zijn opgesteld ook.

Dan zeggen we: Dat is de werkelijkheid. We beleven die werkelijkheid wel, maar ze is niet onze werkelijkheid. En aan alles wat daarbij past hebben we maar heel weinig. Misschien dat we daarom zo vaak moeten reïncarneren. Dat we doodgewoon niet in staat zijn te begrijpen wat werkelijk is voor ons, en wat eigenlijk allemaal bijkomstig is, fantasie en een verhaaltje dat we om de werkelijkheid heen geweven hebben.

Op het ogenblik dat we dat innerlijk leren kennen is één ding zeker; we zullen ontdekken, dat we niet helemaal passen in het oordeel, in de waarderingen zoals de wereld die heeft. Dat maakt de zaak interessant, want dan betekent het dus, dat ons innerlijk niet afhankelijk is van welke regels dan ook. Het is natuurlijk pijnlijk als je dat moet zeggen tegen een dominee. Maar het is waar. Zelfs de tien geboden – die toch tamelijk kosmisch zijn in hun omschrijving en opvatting – zijn eigenlijk voor het ik nooit helemaal juist, tenzij in een speciale voor dat ik geschikte interpretatie.

Dat betekent, dat we onze hele wereld moeten interpreteren en wel aan de hand van hetgeen we zelf zijn. Maar als we dat consequent doen zal die wereld aan ons gaan beantwoorden. Niet dat ze nu helemaal verandert; dat zou misschien mogelijk zijn volgens Albert maar dat zie ik nog niet zitten. Maar toch verandert dan ergens een reeks maatstaven in die wereld.

Ik denk dat als je werkelijk jezelf bent, dat je in elke wereld bij het geheel past, maar pas je bij het geheel, waarom zou je dan nog de wereld onderling verdelen? Dat lijkt mij ook onzin. Dat is hetzelfde als je de mensen hoort zeggen: “Wij moeten via een hoge trap of via een moeizame tocht de berg op en door een poort naar een volgende wereld toe.”

Natuurlijk, er zijn overal wel bruggetjes met poortjes te vinden. Maar als je gewoon doorloopt gaat het pad over van de ene wereld in de andere wereld zonder dat je dat in de gaten hebt.

Als u gaat naar de grens van Nederland en Duitsland, of Nederland en België in een bosgebied, dan loopt u gewoon door het bos. Het bos verandert niet. Ineens ziet u een heel andere pet opduiken en hoort u: “Hoe komt u hier?” of: ‘Mag ik de persoonspapieren?” U had niks gemerkt.

Stel u nu voor dat het bij de sferen precies zo is. Natuurlijk zijn er poorten. Maar dan moeten we naar die poort toe gaan. We gaan a.h.w. naar een douanepost. Maar als we eigenlijk helemaal niet bezig zijn om naar die andere sfeer of wereld te vertrekken, dan lopen we gewoon door en voor u het weet zijn we er.

Dan blijk het dat die werelden in feite één geheel vormen. Dat al die verschillen die we maken voor een groot gedeelte kunstmatig zijn. Die komen voort uit ons denken, uit ons kenvermogen, uit onze opvattingen over die wereld. Dat impliceert dan eigenlijk ook, dat alle werelden als een eenheid in elkaar zouden moeten vloeien.

Dan kan ik op uw wereld komen en ik kan heel aardig babbelen. Ik kan op uw wereld nog het een en ander veroorzaken ook, maar ik kan nog niet helemaal één zijn met uw wereld. Ik neem er nog altijd afstand van. Als ik dat niet meer zou doen, zou ik waarschijnlijk in uw wereld mij gewoon kunnen manifesteren als een mens met een lichaam en alles erbij, en toch gelijktijdig tot alle andere werelden behoren. Ga ik dan een stapje verder dan ziet u mij verdwijnen. Voor mijzelf blijf ik mijzelf.

Het klinkt een beetje raar. Maar het zou wel leuk zijn als ik het zo ver zou kunnen schoppen. Ik zie mezelf al hier binnen komen, Het eerste wat ze tegen mij zouden zeggen is: “Het spijt me, maar dit is een besloten zitting.” U ziet, ik kan me al aardig inleven in de situatie. Dan zou ik natuurlijk gewoon even moeten verdampen voor u en in de stoel weer neerslaan. En dan bent u verslagen. Dan zitten we allemaal te gapen, want we zijn eraan gewend dat alles loopt volgens onze wereld, onze uiterlijke vormgeving.

Op het ogenblik dat we gaan begrijpen dat die vormgeving niets meer is, dat dat alleen maar een nevenverschijnsel is, is het zoals het uitdrukken van iets. Als u iets zegt kan dat. ook geschreven staan. Als u voorleest verklankt u wat er geschreven staat. Maar wat geschreven staat zou bepalend moeten zijn voor de verklanking. Nu, wat er geschreven staat is binnenin. De verklanking, dat zijn de werelden die we scheppen. Dat betekent, dat als we goed kunnen lezen en snel kunnen lezen, we van de ene wereld naar de andere, van de ene tijd naar de andere, van het ene bestaan naar het andere, van het ene besef – uiterlijk gezien – naar het andere zouden kunnen springen. Kennen we het boek eenmaal van buiten dan kunnen we in elk hoofdstuk terugkeren zo vaak als we willen.

U bent op aarde. Wanneer u nu zelf hier mee bezig bent, in hoeverre wordt u dan eigenlijk bepaald door allerlei voorstellingen die u hebt? Het is gewoon een leuke vraag. Maar het antwoord lijkt mij moeilijk.

Er zijn b.v. mensen op aarde die bezig zijn met degenen die al in onze wereld zijn. Maar hoe denken zij eraan? Meestal als stoffelijk wezen. En dat ben je na je dood eigenlijk niet meer. Met andere woorden ze tekenen hun contacten terug naar deze wereld, maar gelijktijdig weten ze, dat ze niet bestaan en daardoor kunnen ze ook niet helemaal waar worden.

Mensen hebben een voorstelling van onze wereld: Bij ons is er iemand die haakt er altijd op in. Die kent u misschien wel. Hij vertelt bij voorkeur alleen maar hemelpoortverhalen. Als hij ze zelf niet kan vertellen, dan wil hij ze ook wel even aan een ander doorgeven zodat die er wat mee kan doen. Dat is ook weer eigenlijk alles vermenselijken.

Het is duidelijk: een hemel kan niet menselijk zijn. Als we te maken hebben met een god van de onderwereld dan is het geen Hades en ook geen Lucifer. Het is eigenlijk helemaal geen heersersfiguur of een monsterfiguur zoals de mensen ervan maken. Het is een kracht. Die kracht heeft een uitstraling, heeft bepaalde harmonieën, bepaalde disharmonieën. Goed. Maar de rest is toch maar een verhaaltje dat erom heen zit.

Wanneer u bezig bent met uw wereld dan oordeelt u, veroordeelt u, dat weet u zelf ook wel. We zijn allemaal heel verdraagzaam …… maar ja, “wat zij nou gedaan heeft, dat vind ik toch niet helemaal … ” Weet u wel.

Ik denk, dat we gewoon niet begrijpen dat driekwart van hetgeen een mens beleeft onontkoombaar is. Minstens driekwart. Wat over blijft is één kwart. En nu blijkt, dat dat kwart niets anders is dan een aanvullende interpretatie op het onontkoombare. Dan wil ik helemaal niet zegen dat uw lot is vastgelegd, behalve dan in uzelf. Maar ik wil u gewoon duidelijk maken, dat heel veel dingen die u denkt te doen omdat u ze doen moet of dat een ander u dwingt, toch zouden gebeuren omdat u zich eenvoudig niet aan het gebeuren kunt onttrekken.

U geeft er dan allerlei redenen voor. U zegt: ik heb dat gedaan uit rechtvaardigheidsgevoel, uit naastenliefde, voor het vaderland, voor het geloof, misschien voor mijn bankrekening. Ja, dat is op het ogenblik een goede reden hoor: Dan denkt u dat het echt is. Maar dat is nu juist de illusie. Je hebt het gedaan omdat je niet anders kon.

Ik geloof, dat je ook dat moet gaan begrijpen voordat je kunt aanvaarden, dat je eigenlijk zo helemaal georiënteerd bent op iets, wat in de kern van je wezen is vastgelegd. Dat betekent, dat veel schuldgevoel eigenlijk niets te maken heeft met werkelijke schuld. Het heeft alleen te maken met uw interpretatie van toen en uw interpretatie van nu. En als die twee voor uzelf niet kloppen dan is er een schuldgevoel.

Er zijn ook heel veel verdiensten. Er zijn mensen, die slaan zich vaak op de borst vanwege hun verdiensten. Maar als ze heel goed nadenken dan blijkt, dat die goede dingen eigenlijk voor een deel onontkoombaar zijn. Je kunt niet anders. Als je kiest uit drie mogelijkheden is het eigenlijk niet de keuze uit een bepaalde ontwikkeling, uit een bepaalde handeling, maar dan is het eerder de keuze uit een interpretatie.

Het is zoiets als de dood van Isfahan. U kent dat mooie verhaal wel. De tuinman die aan het werk is ziet ineens de Dood staan, schrikt zich een hoedje en zegt: “0 heer, het is toch mijn tijd nog niet?” Waarop de Dood heel vriendelijk zegt. “Nee, maar ik sta mij gewoon te verbazen dat je vandaag nog hier bent, terwijl ik je vanavond in Isfahan moet halen.” Maar de tuinman luistert al niet meer, hij is allang weg. Waar vlucht hij naar toe? Naar Isfahan.

Dat is eigenlijk de geschiedenis van uw leven of u het weten wil of niet. Alles stuwt u in een bepaalde richting. U zou misschien meer willen bereiken, maar de omstandigheden, zo zegt u dan zelf, maken het onmogelijk. Maar eigenlijk maak je het zelf ook onmogelijk. Je bent namelijk niet bestemd om iets te bereiken volgens je huidige waardering, maar om iets te zijn waarvan je nog heel weinig begrijpt.

Later word je misschien een beetje meer jezelf en ga je denken; nu heb ik een taak. Nu, die taak zat er al lang in. Wat je nu doet is eigenlijk hetzelfde wat je altijd al gedaan hebt. Alleen druk je het op een andere manier uit; je beleeft het vooral op een andere manier. Maar het blijft precies hetzelfde.

Daar zit voor mij dan eigenlijk het grote probleem. Altijd als je tegen een mens zegt: je bent geprogrammeerd, denken ze: ik kan geen kant meer uit. Lieve mensen, je kunt dromen zo veel als je wilt, je kunt keuzen maken zoveel als je wilt, je kunt iets prettig of onprettig maken voor jezelf precies zoals je wilt. Maar je zult er niet aan ontkomen in het geheel die dingen waar te maken, die behoren tot jouw persoonlijkheid; die jouw functie in het geheel mee bepalen.

Hoe jij daarover denkt ligt aan je gedachteleven. Dat ligt aan het al dan niet beperkte bewustzijn dat je hebt. Maar wat het betekent, dat moet je leren. En eerst dan heb je de kans om er iets van te begrijpen in de recapitulatie. Daarna moet je groeien naar het besef van de onbelangrijkheid van je voorstellingswereld en de albeslissende invloed van de kern van je wezen, dat vastgelegd functioneren als deel van het geheel. Hoe meer je dat gaat aanvaarden, hoe meer je eigenlijk jezelf wordt en hoe minder je gelijktijdig je met jezelf bezighoudt.

Misschien is dat meteen een goede slotzin. Ik mag nu zo langzamerhand gaan sluiten.

Het is namelijk zo: wij kunnen vaak niet anders, ook al houden we ons voor, dat we anders hadden moeten doen. Laten we eerst proberen te begrijpen wat wij in ons hele leven tegenover anderen zijn geweest. Dan kunnen we misschien iets begrijpen van ons functioneren. Na de dood zullen we begrijpen op welke manier die betekenis in de ander is uitgedrukt; dus wat we veroorzaakt hebben vanuit ons standpunt.

Als we dat dan ook kunnen accepteren dan komen we volgens mij heel dicht bij de kern van ons wezen en het aanvaarden van de onontkoombare taakvervulling, die niet in een sfeer of in een wereld afzonderlijk schijnt te bestaan, maar die wel alle beleven van elke wereld, van elke sfeer blijft bepalen.

Nu dat was het. In ieder geval iets om over na te denken. En anders kun je zeggen: nou ja, het is maar door een inleider gezegd. Ik hoop in ieder geval dat de gastspreker u iets kan geven waar u altijd iets aan hebt. Is hij misschien een beetje eigenaardig, vergeet het dan maar. Want het gaat om de inhoud en de betekenis. Als we die te pakken hebben komt de rest vanzelf.

De Gastspreker.

Het is prettig eens uitgenodigd te worden om te praten. Als ik praten moet dan doe ik dat als geest over het algemeen aan de hand van eigen inhoud. Of dat voor u teleurstellend wordt moet u nog afwachten.

Ik heb me laten vertellen dat er ontzettend veel boeken zijn geschreven over esoterie en wat daar verder bij hoort. Dan vraag ik me af: hoe kun je neer schrijven in begrijpelijke woorden wat zich in je innerlijk afspeelt. Iemand die eerlijk is kan het niet. Dat werpt een eigenaardig licht op de schrijvers ….

Er zijn vele theorieën. Ik ben in mijn tijd daarin niet zover door gedrongen. Ik heb mij beziggehouden met wat magie, wat spreukjes en wat geestjes. In die tijd dacht ik, dat ik dingen kon doen die eigenlijk niemand anders kon doen. (Iedereen moet zijn illusie hebben). Toen ben ik gaan beseffen – nadat ik dood was hoor, dat ging betrekkelijk snel, op tovenaars had men het niet begrepen – dat al die dingen eigenlijk toch samenhangen met iets wat je al bent.

Elke mens heeft in zich eigenschappen en kwaliteiten die blijvend zijn. Je kunt niet ontsnappen aan hetgeen je bent. Aan de andere kant heeft elke mens ook voorstellingen, dromen en normen die strijdig zijn met hetgeen hij is.

Mij afvragende hoe dat mogelijk was kwam ik tot de volgende verklaring: Wij zoeken niet de erkenning van de ene Kracht waarvan we werkelijk deel zijn; wij zoeken de erkenning van al degenen die ook als uiting van die Kracht om ons heen zijn. Daarmee zitten we tussen allerlei stukjes van het goddelijke, die anders zijn dan wij en die bovendien dan nog denken dat zij de waarheid hebben.

Ook dat is een menselijke kwaliteit: iedereen denkt dat hij de waarheid heeft. En de waarheid is, dat niemand de waarheid heeft, maar dat de waarheid allen heeft.

De situatie waarin je verkeert is er een die bepaald wordt door, zeg maar God. Ik had het me de laatste tijd juist afgewend, maar ik weet er geen ander woord voor.

Wat God is weten we niet. Maar wat God voor ons is en dat God in ons is, dat kunnen we leren begrijpen. Voor mij is het een zaak geweest van allerlei dingen kwijtraken. Niet van hetgeen ik nog steeds ben, maar gewoon van hetgeen ik dacht omtrent mijzelf en omtrent anderen.

Hoe meer je probeert jezelf te meten aan anderen, hoe meer je het beeld vervalst van hetgeen je werkelijk bent. En zo ben ik opgestegen. Ik hou niet van die uitdrukking, ofschoon ik heb gehoord, dat je tegenwoordig al aardige noodlandingen kunt maken. Je bent dus veranderd, je gaat naar een andere wereld toe.

Eén van de werelden die mij het meest heeft gebiologeerd is een wereld van – in geestelijke termen gezien – betrekkelijk lage trillingen. Een wereld waarin de muziek van de sferen klinkt. Een wereld waarin leven een stem heeft en gelijktijdig spreken eigenlijk onmogelijk wordt. In die wereld ben ik gaan begrijpen dat ik, alleen als ik mezelf ben, betekenis heb. Zolang ik probeer iets anders te zijn heb ik geen betekenis. Dan ben ik op zijn best een imitatie.

Ik weet niet of er in uw tijd al orkesten zijn die natuurgeluiden reproduceren, waarbij iemand tjilp‑geluiden aan een of andere fluit of hobo probeert te ontlokken, terwijl een ander op een serpent er doorheen zit te toeteren. De geluiden klinken heel aardig, maar ze zijn niet echt en ze beantwoorden niet aan de werkelijkheid: Het is alleen aardig binnen een genre stukje.

Zo gaat het bij ons als wij anders doen dan we zijn. Het lijkt allemaal heel aardig, maar er ontbreekt iets aan. Wat eraan ontbreekt is de kern van onze kracht, de kern van ons leven, het is de bezieling van het bestaan.

In die sfeer heb ik verder geleerd, dat luisteren alleen nooit genoeg is. Luisteren krijgt pas zin als je kunt antwoorden. En antwoorden kun je pas als hetgeen je beluistert in jezelf een echo vindt, in jezelf iets waarmaakt. Ieder doet dat op zijn manier.

Elke mens zal op zijn eigen wijze proberen om de kosmos te zien, om zichzelf te kennen. Iedereen is bezig met het zoeken naar een weg, waardoor hij zijn innerlijk een beetje beter kent. Wanneer je nu begint met alleen naar binnen te kijken, mag je in de eerste plaats wel een goede lantaarn meenemen, want het is er vaak heel erg donker. Maar in de tweede plaats vind je dan alleen de illusie die je van jezelf hebt.

Als je leert antwoorden op datgene wat je a.h.w. hoort, wat je ondergaat en beleeft, dan krijg je een soort tweegesprek. Maar dat bepaalt niet alleen wat de andere zegt, maar ook wat je zelf bent De kunst om verder te komen ligt dan in het feit dat je afstand gaat nemen. Je probeert a.h.w. als een soort buitenstaander het gesprek te volgen. Daardoor ga je begrijpen niet alleen wat er gezegd wordt, maar ook waaruit de uiting voortkomt.

Zo leer je jezelf kennen. Maar je leert ook de kosmos kennen.

En dan ontdek je, dat het eigenlijk helemaal niet nodig is om alleen maar te blijven luisteren en te blijven antwoorden. Er kan een ogen­blik komen, dat je niet meer zegt: ik ga antwoorden, maar dat je je ge­woon afstemt op de bron van hetgeen je beroert. Dat je gewoon gaat meeklinken op je eigen manier. Dan krijg je een soort tweestemmige alleenspraak. ­

Als je leert om met de ander a.h.w. mee te klinken en niet alleen maar de tegenpartij gaat spelen, dan ontdek je nog veel meer over jezelf. Naar gelijktijdig ga je begrijpen, dat alles waarmee je op die manier in contact bent, je niet alleen vertelt wat je zelf bent, maar je ook nog eens vertelt wat het andere is, wat het heelal is.

Het denkbeeld dat je geesten kunt oproepen heb ik ook geprobeerd. Ik heb zelfs gedacht: kon ik nu maar een paar leuke kleine demonen in dienst nemen, want ik dacht toen nog aan verborgen schatten en dat soort dingen. Maar de enige schatten die ik ooit heb gevonden waren niet bepaald verborgen. Deze demonen zijn projecties van mijzelf. Ik leg een stemming van mijzelf op aan een ander en als die ander mij antwoordt, vergeet ik dat ik er zelf deel van ben.

Ik heb het ook wel geprobeerd met hoge geesten. Ik heb zelfs Gabriël en Michaël opgeroepen. Niet dat ze kwamen, maar ik heb het toch geprobeerd. Je moet begrijpen, dat wat je oproept alleen maar je eigen waanbeeld is. Mijn fout in die tijd was dat ik bepaalde materiële geneugten zeer goed kende, maar de hoge geestelijke waarden slechts zeer beperkt. Die had ik alleen uit boeken. Wat je uit boeken hebt is over het algemeen de persoonlijke misinterpretatie van een werkelijkheid die volgens een ander bestaat. En daarvan ben je verder nog niet eens zeker.

In mijn zoeken in mijn leven heb ik geprobeerd te vinden: wat verenigt mij met het andere en wat ben ik in die periode van één‑zijn? Daarop heb ik een antwoord gevonden. Waarschijnlijk net zo zonderling als ik zelf volgens velen ben, ook volgens de inleider. (Ik begrijp niet hoe hij zijn eigen eigenaardigheden op mij projecteert om een beeld van mij te verkrijgen, dat niet werkelijk bestaat behalve dan in hem, dat is eigenlijk heel gewoon). Maar het antwoord dat ik heb gevonden is eigenlijk dit:

Wanneer ik geen grens stel aan mijzelf en geen definitie geef van mijzelf dan kan ik één-zijn met alles wat om mij heen is. Maar ik blijf mijzelf.

Neem kracht b.v. Mensen zijn zot op kracht; vandaar dat ze vroeger al spraken over Samson. Hij heeft maar één goede daad gedaan hij heeft een tempel in mekaar gegooid.

Kracht is doodgewoon iets wat om je heen is, het is overal. Op het ogenblik dat je zegt: “Ik wil die kracht hebben”, heb je ze niet. Wat je dan te pakken krijgt is hoogstens een heel klein flardje, een sliertje zoals iemand uit een pijp blaast als hij nog niet weet hoe hij hem moet aansteken.

Maar als je gewoon een bent met de kracht hoef je niet te definiëren. Hoef je niet te bepalen hoe die kracht moet en wat. Dat zit wel in jou. Neem die kracht en je gooit ze eruit. Dat is dan klaar. Afgelopen.

Er zijn mensen b.v. bezig met genezen op afstand. Die mensen gaan toch te keer, ze maken er een hele operatiekamerroman van. Maar dat is helemaal niet nodig. Als je aan de ander denkt en aan diens welzijn, en je vergeet die ander en je vergeet het welzijn, en je laat alleen die kracht werken, dan is die kracht er. Dan is de beperking er a.h.w. door je zelf in gelegd; ze werkt op een bepaalde manier. Daar kun je veel mee doen.

Wil je wijsheid hebben? De mensen zijn zot op wijsheid. Het beroerde is alleen, dat zodra ze wijsheid vinden, gooien ze het door de molen heen en van de splinters bouwen ze hun eigenwijsheid. Maar wijsheid is rond ons. Alles begrijpt alles, zelfs ons. Maar als wij niet willen begrijpen, dan nemen we een heel klein stukje van alles. We krijgen dus alleen maar heel beperkte wijsheid.

Op het ogenblik, dat we gewoon één willen zijn met de wijsheid en ze niet in ons op willen nemen zonder meer, dan lopen we gewoon vol. En voor we het weten komt er heel veel uit. Later zeg je dan: ”Waarom heb ik dat nu gezegd? Had ik dat maar niet gedaan.”

Dat is mij ook overkomen. Ik heb ook nog de toekomst voorspeld, heel magisch met getallen. Een enkele keer lukte het werkelijk. Maar als ik dan erachter kwam wat ik had gezegd, had ik het liever niet gedaan. Want het leverde zelden wat op. Dat geen van de dingen in de mensenmaatschappij: waarheid betaalt niet! Maar de leugen staat hoog genoteerd.

Die wijsheid is er. Als je gewoon in die wijsheid bent zonder er verder ook maar iets aan te beperken of te bepalen, neem je op wat voor jouw wezen nodig is. Zelfs meer; alles wat je wezen kan bevatten. Dat kun je dan toepassen op je leven. Want jouw leven is ook oneindig. En alles wat je daar aan geestelijk weten hebt opgeslagen maakt gelijktijdig uit, wat je aan waarheid uit de kosmos kunt opnemen. Als waarheid en weten samen komen ontstaat er wijsheid.

Ik ben niet een van die goochelaars, die hier even met krachten gaat toveren. Dat lijkt mij ook niet nodig. Dan val ik zo terug in oude gebruiken. Als je daarmee begint weet je nooit waar je eindigt.

Als u kracht wilt hebben dan hebt u ze toch? U hoeft aan niets te denken. U zegt alleen maar tegen uzelf: ik neem kracht op, kracht is om mij heen. Klaar.

Als u er wat mee wilt doen dan zegt u: de kracht is in mij, de kracht is rond mij en u stelt zich voor wat er zou moeten en kunnen gebeuren en daarna denkt u alleen aan die kracht. Dan kijkt u wat ervan terechtkomt.

Onthoudt één ding: je kunt nooit een kracht opwekken en uitsturen, die strijdig is met je eigen wezen. Dat is natuurlijk erg vervelend. Als je vanbinnen Joris Goedbloed bent, dan kan het zijn dat je je tegenstanders magisch een stevige les wil leren, maar i.p.v. dat zij hun benen breken vinden ze een goudstuk op straat of zoiets. Want daar komt het eigenlijk op neer. Dat is mijn persoonlijke ervaring. Dan heb je het verkeerd aangepakt.

Als je iemand kwaad wil doen en je bent vanbinnen niet geneigd om dat te doen, dan zal je innerlijk zeggen: doe daar maar wat goeds voor in de plaats. En dan valt het je weer tegen.

Ben je eenmaal zo ver dat je loskomt van al die dingen, dan weet je het: kwaad doen is eigenlijk het stomste wat je kunt doen. Je kunt een ander geen kwaad doen zonder het jezelf te doen. Kwaad is alleen datgene, wat niet in overeenstemming is met je wezen.

Misschien kan ik het zo zeggen: Iemands die nooit een spiegel heeft gezien schrikt zich dood als hij er voor de eerste keer in kijkt. Hij vraagt zich af waar die ander ineens vandaan komt. Wij doen wel of wij in een spiegel kijken, maar we hebben nooit werkelijk in een spiegel gekeken. Daarom kennen we ons eigen wezen ook niet. Als we er soms een glimp van zien, geloven we niet dat we het zelf zijn. Dan zijn we gewoon bezig tegen onszelf te zeggen: dat is een ander, waar komt hij ineens vandaan?

Wat de kosmos voor ons doet is altijd spiegelen. U weet het: reflecteren. Ze weerkaatst wat we zijn. En alles, wat in de kosmos is en wat we in onszelf toelaten – en dat moet met het geheel van onze eigenschappen natuurlijk stroken – is eindeloos, is onbeperkt.

Al datgene wat we proberen op te nemen en wat niet strookt met ons wezen, dat maakt onszelf alleen maar ziek. Dat sluit ons af en dat maakt ons benauwd. Daarom is de grote kunst eigenlijk: een beetje beseffen wat je bent en vooral zo weinig mogelijk voorwaarden stellen volgens je huidige denken.

Hoe meer je bezig bent met het gedachtenwereldje van nu, hoe groter de kans is dat je de krachten, de wijsheid, het weten dat je zou willen absorberen, in feite van je af jaagt. Omdat je niet precies weet hoe en wat je bent, kun je natuurlijk ook niet bepalen wat in de kosmos harmonisch is. Daarom zou ik me ook altijd maar richten op God. Het hindert niet hoe je het precies noemt. Het is alleen maar hoe je eigenlijk het Onbeperkte voor jezelf benoemt. Mensen moeten iets benoemen.

De werkelijkheid van het leven is dat het alles omvat. Er zijn er bij ons die het hebben over zoiets als een soort gelijktijdigheid van alle dingen. Dan zal het wel zo zijn, maar vergeet dat maar.

Alle dingen, alle mogelijkheden in ons werken samen; die bepalen wat we zijn. Op het ogenblik, dat we openstaan zonder voorafgaande bepalingen voor de kracht, voor wat er allemaal meer is, nemen we alles op want hoort bij onze mogelijkheden, ons wezen. Het ik wordt er niet beter van, maar wordt er hoogstens bewuster van. Het gaat zichzelf beter beseffen.

De wereld kan er in wezen niet beter of slechter van worden. Want je kunt in de wereld alleen mogelijkheden waarmaken, die al in de dingen, in de personen gelegen waren. Op die manier ontstaat eigenlijk een soort nieuwe werkelijkheid.

Misschien kun je het menselijk zo zeggen: Als ik honger heb, moet ik eten. Om de honger te stillen is het niet belangrijk wát ik eet, maar dat ik eet. Mits ik eet wat ik aankan. In elke geestelijke wereld, in elke geestelijke sfeer is dat waar.

Er zijn veel mensen die eerst met taakoverwegingen beginnen. Dat noem ik het paard achter de wagen spannen. Wat heb je aan overwegingen over een taak als je niet eens weet hoe een vervulling mogelijk is? Eerst moet je in beweging zijn, eerst deel worden van het geheel en dan misschien eens over een taak nadenken.

Als ik een paard zou zijn geweest zou ik zeggen: “Maak je niet druk over wat er achter je staart hangt, maar trek nu maar anders krijg je de zweep.” In het leven is het precies zo. Als je bezig bent alle dingen te overwegen die je zou moeten zijn en doen, dan krijg je de zaak niet in beweging. Dat lukt niet. Dan ontdek je ineens, dat het noodlot allerlei slagen voor je in petto heeft.

Maar als je gewoon bezig bent en je niet afvraagt wat er aan lasten aan je zijn verbonden, maar als je gewoon zegt: “Kan ik verder gaan?” dan zal je ontdekken, niet alleen dat de last inderdaad lichter is en in beweging komt, maar ook dat je de vreugde hebt van rustig voort kunnen gaan. Dan mag je zelfs je eigen tempo bepalen.

Gaan door alle sferen en werelden heen lijkt voor velen van u buitengewoon interessant. Als je weet hoe veel mensen naar Zomerland toe komen terwijl ze een tukkie doen om dan later te zeggen, dat ze gedroomd hebben; of het helemaal te vergeten, dan zou je gek staan te kijken.

Er zijn meer toeristen bij ons in Zomerland dan bij jullie in Volendam en Marken.

In de sferen zijn mensen die gaan nog weer een stapje verder en dan nog eens een stapje verder. U weet hoe dat gaat. Dan kloppen zij op hun borst dat ze zo hoog zijn geweest. Nu heb ik vroeger zo de hoogte gehad, dat ik niet eens meer wist dat de wereld bestond, maar het heeft mij niets veranderd.

Naar welke sfeer of wereld jullie ook uittreden, het verandert niets aan je. Het enige wat je ervan kunt leren is wat je bent. Dus maak je niet te druk over dat uittreden. Het is een leuke vrijetijdsbesteding.

Wat ik probeer te zeggen is dit: het gaat niet om de wereld waarin je leeft. Die wereld is uiteindelijk iets wat zich toch oplost, het is toch al driekwart droombeeld. Het gaat er doodgewoon om wat je bent, wat voor antwoord je geeft op datgene, wat er achter de wereld schijnt te zijn en wat je ervan begrijpt.

Als je zo ver kunt komen dat je één bent met je wereld, gewoon de wereld waarin je leeft, dan ben je veel verder gekomen dan iemand die 24 werelden bezoekt.

Er zijn mensen die naar een andere stad of een ander dorp gaan. Ze zijn er alleen maar met de koets doorheen gereden en ze weten je precies te vertellen hoe het daar is. Maar hoe het thuis is weten zij niet. Dat zijn dan meestal degenen die later in moeilijkheden komen.

Neen, geen toerisme, je hebt er weinig aan. Probeer gewoon één te zijn met de wereld waarin je leeft. Maar begrijp, dat achter de uiterlijkheden de kracht van het geheel ligt. Begrijp, dat achter de beperktheden van je wereld het totale zijn en weten van de gehele kosmos ligt. Als je in je eigen wereld niet verder kunt, dan stel je je open voor het geheel en dan vind je daaruit datgene, dat past bij jou en dat past bij je wereld.

Het is altijd gemakkelijk om te spreken over harmonieën, de melodie der sferen en over het klinkend geheel van de werkelijkheid. Maar wie van u gelooft werkelijk dat er een aantal sferen zitten te vedelen? Wie gelooft werkelijk dat de hele totaliteit voortdurend klinkt als een soort super klokkenspel, dat zijn eigen mogelijkheden misschien niet eens kent?

Neen, wij klinken. Wij zijn het, die al wat we in de sferen en elders beleven, gestalte geven. Wij geven de kracht vorm en wij maken uit het besef een harmonie, een melodie en wij klinken. Wij maken uit de schijnwereld die we dan beleven door ons erkennen opeens iets wat wezenlijk is, wat inhoud begint te krijgen.

Wat is zinlozer dan een dronken oplichter, die om geld te verdienen het hofmaken even laat rusten? Nu dat ben ik geweest. Zinloos, omdat ik bezig was met zaken die eigenlijk niet voor mijzelf te verenigen waren.

Toen ik dood ging heb ik er heel lang mee zitten worstelen voordat ik ook maar iets ging begrijpen van alles, wat ik nu zit te vertellen, Ik ben ervan overtuigd, dat u het hoort; dat u denkt dat u het begrijpt en later zult u ontdekken of u er iets van begrepen hebt. Later.

Wees gewoon jezelf. Probeer niet alles met mooie woorden te verhullen. Misschien heeft u liever een welsprekender gast. Dan had er een dichter moeten komen. Er zijn er een paar die het toch ook redelijk ver hebben gebracht. Vondel was b.v. een reuzeleuke jongen. Dat is iemand wiens ziel zingt terwijl zijn hersenen rekenen. Dat komt niet zo veel voor. Maar hij zou het allemaal waarschijnlijk heel mooi zeggen. Hij zou Adam in ballingschap op bezoek sturen bij Gijsbrecht van Amstel, bij wijze van spreken.

Ik kan dat niet. Ik heb gewoon geen mooie woorden. Het enige wat ik heb is een waarheid die ik leef. Het enige wat ik u zeggen kan is hoe die waarheid in, om en rond mij leeft. Wat ik u zeg is iets wat in mij waar is; een deel van een grotere waarheid, ongetwijfeld.

Als ik nu spreek over kracht heb ik heus wel kracht. Maar dan spreek ik over een heel miezerig klein deeltje van het geheel, dat ik nog niet eens kan overzien. Dat kun je achter woorden verbergen.

Als u werkelijk een esoterische kring bent dan wilt u de innerlijke waarheid vinden. Die waarheid kunt u niet alleen maar vinden door met uzelf bezig te zijn. Die waarheid kunt u eerder vinden door zonder een oordeel te geven a.h.w. open te staan voor de krachten die om u heen zijn, voor datgene wat u aanspreekt.

Probeer erop te antwoorden. Probeer gewoon deel te zijn van de dingen. Oordeel niet. Want dat kunt u toch niet. Een mens die een oordeel uitspreekt is over het algemeen te vergelijken met een kind, dat een ander gaat vertellen hoe een lens geslepen moet worden.

Wij kunnen niet zeggen wat een ander is. Maar wij kunnen wel aanvoelen wat wijzelf en die ander zijn binnen het geheel. Dat is het enige wat je kunt. Daarop kun je reageren; daarin kun je kracht leggen. Uit dat besef kan ook nog een aandeel‑hebben‑aan‑de‑totale wijsheid ontstaan. Probeer gewoon alles te aanvaarden zoals je het toevallig ziet. Spreekt het tot je, luister en probeer dan een antwoord te geven.

Als je denkt dat er te weinig kracht of energie is, stel je gewoon open voor die kracht, want ze is om je heen. Laat die kracht maar op je inwerken. Je bent toch te zwak om iets met die kracht te doen. Laat ze jou maar vervullen.

Het is gemakkelijk om te zeggen: “kom, O heilige geest” en als hij dan komt, krijg je er een beroerte van of je hebt later spijt over alles wat je tot uiting hebt gebracht. Roep de dingen niet op, wees er deel van. Betreur niet wat gebeurt, wees er deel van en probeer nooit in te gaan. Deel de dingen die je in je zelf als goed, als lichtend, als sterk voelt. Dat is esoterie.

Esoterie is eenvoudig leren deel te zijn van al. De zelferkenning komt daaruit voort. Maar elke eerst gezochte zelferkenning kan niet meer zijn dan een aanloopje tot datgene dat ik u nu vertel.

Er was eens een gast bij ons en er werd verteld dat die man een nieuwe pruik opzette voor hij naar bed ging. Aangezien hij alleen sliep vond ik dat heel stom en dwaas. Mensen die theoretisch met esoterie bezig zijn, die zichzelf zitten te ontleden, zijn mensen die een pruik opzetten als ze naar bed gaan. Dat je die pruik voor de buitenwereld nodig hebt, alla, dat is nu eenmaal zo, maar niet voor jezelf.

Hoe eenvoudiger je de zaak benadert, hoe dichter je bij de werkelijkheid komt. Hoe meer je open staat voor wat er om je heen is, hoe duidelijker je zult ontdekken wat je zelf bent. Zeg niet tegen jezelf, ik wil later naar een hoge sfeer. Als zij geen deel van jou is kun je haar niet eens beleven. Als ze wel deel is van je zal je haar beleven zodra je ver genoeg open staat voor al wat zij betekent.

Zij die roepen tot God en de wereld verwaarlozen, zijn als degenen die menu’s schrijven terwijl ze verhongeren. Dat moet je gewoon niet doen.

Leven wil zeggen: deel zijn van het leven. Het wil zeggen: niet magie bedrijven om meer te zijn dan een ander, maar het gebeuren van de kracht in jezelf aanvaarden op het ogenblik dat ze ontstaat en er mee werken zo goed als je kunt, zo lang zij er is en dan verder gaan.

Ik ben zo langzaam maar zeker toch wel aan de grens gekomen van een veelkleurigheid, een wereld van het gouden licht. Een wereld is gewoon een wereld waarin de verschillen die jullie kennen zijn weggevallen. Waarin de intensiteit van leven groter is dan een mens zich kan voorstellen. In die wereld leer je meer nog dan tevoren dat je deel moet zijn en in het deel‑zijn pas jezelf ontdekt.

Als jullie aan esoterie willen doen weet je waar je moet beginnen: niet in de eerste plaats bij het zelfonderzoek, bij de ontdekking van je wereld, waarin je jezelf ontdekt. Als jullie krachten willen hebben en macht willen uitoefenen, zoek ze nooit, maar laat wat in je ontstaat uitgaan naar de wereld en vraag er niets voor terug. Pas dan kom je zo ver, dat je begrijpt wat jouw mogelijkheden zijn en hoe die mogelijkheden rond je zo volledig tegenwoordig zijn, dat je er niets meer aan kunt doen.

Wat ik jullie heb verteld is naar mijn beleven volledig waar. Het is wat ik geleefd heb en wat ik nog leef. Of het voor jullie iets betekent moet je zelf uitmaken, maar denk nooit dat je meer kunt zijn dan je bent.

Denk nooit dat je alleen staat, want alle kracht en alle weten is altijd om je heen. Leer deel te hebben aan het geheel waarbij je hoort en je leert jezelf te zijn, jezelf waar te maken. Als mijn vermoedens juist zijn ook t.a.v. het aardse leven zal je gelukkiger zijn dan je ooit zonder dat zou kunnen worden.

Dat wens ik jullie allemaal toe. Met dank voor de verleende gastvrijheid ook aan degene, die het nog niet hoort, maar die wij nu aan het touwtje terugtrekken.

image_pdf