15 mei 1972
Ik wil vanavond graag het één en ander zeggen over de innerlijke wereld.
Wij hebben een wezen, waarin allerlei vormen van energie en kracht aanwezig zijn en het geheel daarvan omschrijven wij vaak als levenskracht. In dat ik zijn een aantal projecties aanwezig, die uit verschillende sferen komen, maar ook projecties, die van kosmische heersers komen.
U hebt allen ongetwijfeld wel eens gehoord van de Heren der stralen; u hebt daarnaast ook wel eens gehoord over de stralen van inwijding en al deze zgn. stralen vormen een energie, die in het ik van de mens aanwezig is en een geheel eigen karakter draagt. Dit karakter wordt dan vertaald in een reeks invloeden, een reeks ervaringen. Er ontstaat een soort innerlijke wereld, waarin bepaalde beelden aanwezig zijn, waarin bepaalde capaciteiten bestaan en waarin vooral wanneer men over enige wilskracht beschikt, ook wel degelijk een erkenning van hogere waarden en werkelijke mogelijkheden voor het ego te vinden is.
Het is over deze innerlijke wereld dat ik u vandaag iets wil zeggen.
Je leeft. Je leven geeft je een reeks van referentiewaarden. Je taal, kortom alle zintuigelijke ervaringen eens opgedaan, vormen tezamen de taal, waarin je alle ervaring, ook die in jezelf uitdrukt. De innerlijke wereld wordt dus voor de mens kenbaar in vormen, klanken en kleuren, die behoren tot zijn eigen wereld. Maar er is één verschil. Op aarde ben je voor het scheppen van een differentiatie tussen bv. twee klanken of kleuren afhankelijk van je eigen gevoeligheid: je gehoor en je gezicht. Maar je kent een gehoorscala en je kent een kleurenscala. Er zijn tussenliggende tonen, tussenliggende kleuren voorstelbaar. Er zijn dus in het voorstellingsvermogen meer differentiewaarden aanwezig dan zonder meer op grond van de waarneming alleen kan worden gesteld. En dit is belangrijk. Ik heb een voorbeeld genomen, maar u zult begrijpen dat op elk terrein hetzelfde geldt; bij tastzin, bij beoordeling van krachten of beleving van krachten.
Wat wij materieel kennen, is een globale begrenzing. Binnen die begrenzing kennen wij materieel enkele punten. Alle tussenliggende punten zijn echter voorstelbaar en behoren tot de referentiewaarde, waaruit de innerlijke wereld wordt opgebouwd. En daaruit volgt dan dat een innerlijke wereld in zijn onderscheid veel fijner is uitgedrukt. Er zijn meer keuzemogelijkheden en er zijn vooral – en dat lijkt mij erg belangrijk – een groot aantal verfijnde ervaringsmogelijkheden. Die innerlijke wereld staat onder regie van de kleur, de straal, waartoe je behoort. Maar deze straal geeft je grondwaarde weer, je grondkarakter en zeer waarschijnlijk een deel van je incarnatiecyclus. Er zijn op grond hiervan voorkeuren aanwezig en deze voorkeuren komen in de innerlijke wereld eveneens tot uiting. Het kan dus zijn dat iemand bv. een blauwe invloed heeft, dan zal hij geneigd zijn tot bepaalde vormen van mystiek, bepaalde vormen van occultisme, wetenschappelijk en redelijk denken. Zo iemand zal zijn innerlijke wereld in die termen formuleren. Voor hem is de innerlijke wereld dan iets dat redelijk, logisch in elkaar zit. Het is een wereld, waarin alle krachten vergelijkbaar zijn en waarbij wij dus berekeningen kunnen opstellen t.a.v. bepaalde gebeurtenissen en waarden.
Er is echter één fout bij. In dit voorbeeld kan men inderdaad voor de innerlijke wereld bepaalde fasen en ontwikkelingen volledig berekenen, maar dit is weer niet mogelijk in stoffelijke termen. De overdracht van tijdseenheid in de innerlijke wereld naar de wereld daarbuiten is praktisch nooit juist. Wij moeten dat onthouden, omdat veel mensen in hun innerlijke wereld belevingen hebben, die ze dan zonder meer in de uiterlijke wereld projecteren. Dit is dus niet mogelijk.
Dan hebben wij daarnaast nog te maken met stralen van inwijding.
Een straal van inwijding kan het best omschreven worden als een hogere kracht, waarbij je in de leer gaat. Wanneer je voldoende ervaring hebt opgedaan in de ene straal bij de ene leermeester, ga je over naar de volgende, zoals in een soort scholingssysteem. Het is dus niet zoals bij de kleuren, kleurstralen dat deze bepalend zijn voor een groot gedeelte van je ontwikkelingscyclus. Integendeel: het zijn klassen waarin je je ontwikkelt volgens de traditie van de straal, waartoe je zelf behoort.
Ik kan mij voorstellen dat het wat moeilijk is om onderscheid te maken tussen de straal waar je toe behoort onder de meesters der stralen en een inwijdingsstraal. Misschien kan ik dat voorkomen door het woord straal verder weg te laten en daarvoor in de plaats het begrip inwijding te hanteren, waarbij ik die inwijding dan wel in klassen zal moeten indelen.
Wanneer u aan een inwijding begint, dan is dit een innerlijke ervaring. Het vormt dus je innerlijke wereld. Maar hoe zijn de associaties, die vanuit die innerlijke wereld kunnen ontstaan? Sommige mensen zullen een begrip “liefde” bv. uitdrukken in Jezus aan het kruis. Anderen misschien eerder in slaapkamertermen. De liefde zoals deze kosmisch is en zoals ze innerlijk ervaren wordt als deel van de innerlijke wereld, heeft dus maar heel weinig te maken met de vorm, ze wordt uitgedrukt. Toch is het die vorm, die tot het waakbewustzijn kan doordringen. We maken wel eens de fout om te denken dat de voorstelling, die op die manier in mij bestaat, waar moet zijn of waar moet worden. Het blijkt dat dat helemaal niet het geval is. Het blijkt dat wij een analogie gebruiken om een kosmische waarde, die stoffelijk niet volledig te definiëren is, toch uit te drukken in termen, waardoor de innerlijke wereld door het stoffelijk bewustzijn toegankelijk kan blijven.
Een andere situatie ontstaat, wanneer de inwijder probeert om de beginneling dit begrip liefde nader te definiëren. In het begin zal het ongetwijfeld een vorm van eigenliefde zijn en die eigenliefde moet ontwikkeld worden tot wereldomvattende liefde. Dit is een theoretisch proces, waarbij de eigen projectie lang niet zo algemeen wordt uitgedrukt in termen van liefde als u misschien zou willen, maar waarbij het begrip verandert. Op het ogenblik dat ik in staat ben om het begrip liefde te zien als een soort alomvattende waarde, waarbij mijn persoonlijke situatie dus eigenlijk minder belangrijk is, zal ik automatisch naar de tweede klasse overgaan. Een volgende inwijding vindt plaats.
Bij de volgende inwijding wordt het noodzakelijk om dat begrip liefde nog nader te definiëren. De definitie zal nu pas plaatsvinden in harmonische termen. We gaan begrijpen dat liefde nooit algemeen kan bestaan, omdat ze een persoonlijke relatie is en dat deze persoonlijke relatie dus afhankelijk is van ons eigen besef en van ons contact. Wij kunnen niet iemand liefhebben, die wij nooit ontmoet hebben, waar wij niets van afweten. Door deze definitie ga je je bezighouden met de wereld, met de gevoelens van de wereld. Hierbij is steeds het ik nog de referentiewaarde. Wanneer je denkt aan het lijden van de wereld en je hebt zelf kiespijn gehad, dan denk je aan kiespijn en projecteert deze misschien ook nog in andere lichaamsdelen, omdat dit voor jou de beste voorstellingsmogelijkheden zijn. Heb ik het zover gebracht dat ik begrijp dat de relatie liefde een relatie is, die in mij bestaat, die niet zonder meer wederkerigheid vergt en die op basis van een persoonlijk kennen en persoonlijk willen tot stand komt, dan zal ik automatisch naar een volgende trap overgaan.
En dan krijgen wij met iemand te maken, die mij die harmonische termen ook vertaalt in meer kosmische zin. Hier ontstaan dan ook harmonieën, liefdesbegrippen en genegenheden, waarbij krachten uit de geest een rol spelen. We krijgen verwantschappen met bepaalde grootmeesters van wijsheid uit de oudheid misschien en eveneens in heel veel gevallen met bepaalde vormen van godsbegrip.
Zodra wij gekomen zijn tot een volledige aanvaarding, waarbij het ik ondergeschikt wordt, moeten wij weer verder en komen wij in de daar opvolgende fase.
In die fase ontstaat dan niet alleen het begrip: “ik heb God lief en het is helemaal niet belangrijk of God mij lief heeft”, maar wij krijgen dan het begrip: “door de liefde ben ik deel van God en vanuit die God werk ik volledig”. Al datgene, dat ik eerst aanvaard heb in liefde, wordt nu langzaam maar zeker een deel van mijzelf en vanuit dit zelf krijg ik dus een beheersing over het geheel. Mijn wereld is gegroeid en in mijn referenties komen langzaam maar zeker waarden, die niet alleen uit eigen stoffelijke ervaring stammen. Veel ervaringen uit vorige incarnaties worden in een dergelijke periode levend.
Daarnaast zien wij vaak ook een soort overdracht van ervaring, waarbij het leven dat je liefhebt — of het nu een dier is, een plant of een mens — een deel van zijn ervaringen aan jou overbrengt, waardoor een verfijning ontstaat van je eigen definitiemogelijkheid.
Zo gaat het verder totdat wij tenslotte komen tot de zgn. totaalaanvaarding, waarbij in die totaalaanvaarding een zekere oplossing van het ik-begrip, zoals dat nu bestaat, onvermijdelijk wordt. Ik geef dan mijn beperkte ik op uit liefde voor de totaliteit, waarin ik mijzelf als deel concipieer. Ik blijf dus wel bestaan, maar ik leef alle krachten, ik kan alles ontvangen en ik kan ook in alles werkzaam zijn. Dat is dan de eindfase: de hoogste inwijding.
U zult begrijpen dat zo’n proces de wereld die je in jezelf kent, aanmerkelijk verandert. Want nu komen er waarden, die niet te maken hebben met het heden. Soms zijn wij eigenlijk nog niet zover met die inwijding; een proces overigens, dat zich in ieder mens meer of minder afspeelt. Wij krijgen flarden van een hogere inwijding, want wij behoren tot een bepaalde straal. In die straal zijn eigenschappen ontwikkeld, die misschien reeds harmoniëren met een volgende straal van inwijding.
Mijn inwijding kan dan ten dele reeds in een hogere trap plaatsvinden.
Hier hebben wij dus een schijnbaar ingewikkeld, maar op zichzelf zeer logisch bestel, waarbij de mens als voertuig dient voor een reeks processen en die processen zijn in kracht uit te drukken.
Hoe bouw je nu als mens een innerlijke wereld voor jezelf op? Wel, in de eerste plaats kun je in een innerlijke wereld geen waarde tolereren, die je niet als aanvaardbaar erkent. Doe je dit toch of blijkt het – wat een enkele keer voorkomt – onvermijdelijk, dan zijn juist die elementen een angst, die je er toe brengen die innerlijke wereld voortdurend weer te verwerpen. Eigenlijk is die innerlijke wereld pas hanteerbaar, wanneer ze op onze positieve ervaringen, onze positieve denkwijzen is opgebouwd.
Wat ik aanvaard is lang niet altijd alles wat noodzakelijk is. Daar, waar niet aanvaardbare factoren nodig zijn en ik gelijktijdig een harmonisch innerlijk, een harmonisch innerlijke wereld wil behouden, zal ik ertoe overgaan de invloed, die ik niet aanvaarden kan, te transponeren tot iets anders. We krijgen dan met symbolen te maken, maar we krijgen ook te maken met een soort omkering van waarden, Het is dus mogelijk dat u niet van bruin brood houdt en dat u daarom droomt van bruine suiker, die wel aanvaardbaar is en waarbij de kleur toch een associatie inhoudt. Het klinkt krankzinnig, maar zo is het nu eenmaal. Wanneer in mijn innerlijk wereld een harmonie bestaat, dan omvat ze alles wat in mijn eigen wereld aanwezig is en dat zien de mensen vaak over het hoofd. Men denkt: die innerlijke wereld moet noodzakelijkerwijze abstract zijn, maar dat is helemaal niet waar. Ik bouw in die innerlijke wereld beelden schutting, maar ik druk dat misschien uit als een huis of een bos. Ik druk schoonheid uit, maar die schoonheid druk ik uit in beelden, die ik ervaren heb. Het is overigens deze innerlijke wereld, die voor een groot gedeelte naar buiten wordt gebracht als je in een zomerlandsfeer komt
Wanneer ik harmonisch ben – ongeacht de trap van inwijding, ongeacht de straal, waartoe ik behoor – dan zal mijn wereld bovendien altijd reageren op elke harmonische invloed buiten mij. Ik kan die invloed niet omschrijven en wanneer ik een kracht ervaar, die voor mij erg liefdevol is, dan kan ik dat uitdrukken als moeder, of als man of vrouw of als kind. De uitdrukking is niet noodzakelijk de ware, maar de kracht, die erdoor gepersonifieerd wordt, spreekt zelf tot mij. Dat houdt dus in, dat u in uw innerlijke wereld personen kunt ontmoeten, die woorden kunnen spreken, die niet van hen zijn. Ze zijn als het ware levend geworden symbolische luidsprekers, die het mogelijk maken voor u om bepaalde kosmische krachten en tendensen te aanvaarden, te verklanken en voor uzelf begrijpelijk en aanvaardbaar te maken.
Die innerlijke wereld met zijn landschappen, met zijn bevolking, verandert voortdurend. De aarde draait. Een heel gewoon feit. Als de aarde draait, dan draait ze bovendien nog rond de zon. En de zon maakt een boogvormige baan door de ruimte. In die ruimte zijn allerlei krachten, invloeden en stralingen aanwezig. Wanneer die het ik beroeren, dan zal het ik daardoor zijn eigen harmonische instelling veranderen. Laten we het eenvoudig proberen te stellen;
Wanneer u onder een Neptunusinvloed staat, dan is uw mogelijkheid tot harmonie een totaal andere dan op het ogenblik, dat er voor uw leven een Mercuriusinvloed domineert. De instelling verandert, maar met die instelling verandert ook de wereld. Dat wordt wel op de volgende manier gezegd: Door de van buiten komende invloeden, die voor ons harmonische instellingsverandering meebrengen, verandert de kleur of het timbre van de innerlijke wereld. De daarin bestaande vormen blijven wel behouden, maar hun kleuruitdrukking, hun schakering en hun belangrijkheid t.a.v. elkaar variëren.
Wanneer ik een innerlijke wereld heb, die voortdurend kan veranderen, dan zal voor het ik, naarmate meer fluctuaties voorkomen, minder behoefte bestaan aan een voortdurend behoud van hetzelfde vormbeeld. Dat klinkt ook weer wat vreemd, maar het is heel begrijpelijk wanneer u zich realiseert dat die voortdurende veranderingen je ertoe brengen om de details, die in die verandering toch niet helemaal vast te stellen zijn en die voortdurend van waarde schijnen te veranderen, terzijde te leggen. Je gaat denken in hoofdlijnen. Die hoofdlijnen geven dan nog wel een soort landschap weer, maar in dat landschap kunnen voortdurend nieuwe waarden worden ingevuld. En wanneer wij dus vele fluctuaties doormaken en vooral wanneer die in betrekkelijk korte termijn plaatsvinden, stellen wij dat de innerlijke wereld, herleid tot hoofdlijnen, een hernieuwde mogelijkheid schept tot inwijding en dat de klasse van inwijding waartoe wij behoren, juist in die momenten een herstructurering van de innerlijke wereld tot stand gaat brengen. Een hernieuwde opbouw. Een opnieuw placeren van de waarden t.o.v. elkaar.
Dit kan wel eens moeilijk zijn, want wanneer wij altijd gedroomd hebben van een soort zomerlandwereldje en ons daar zelf voortdurend teruggevonden hebben en wij staan ineens voor een totaal ander landschap, dan hebben wij het gevoel dat wij verloren zijn. Gelukkig hebben we een soort ingebouwd kompas, dat in de eerste plaats georiënteerd is op de straal, waartoe wij behoren en in de tweede plaats op de originator van de inwijding in de klasse, waarin wij actief zijn. Wij hebben een soort noord-zuid definitie en deze noord-zuid-definitie maakt het ons mogelijk ons in elke veranderde reeks van associaties te bewegen volgens het harmonisch patroon dat past bij onze persoonlijkheid.
Hierbij wordt het wel eens wat moeilijker om die innerlijke wereld nog te beschouwen als iets dat in je bestaat. De wereld wordt juist wanneer ze vaak veranderingen doormaakt, al heel gauw gezien als een invloed die alleen maar buiten je bestaat. En wat méér is; die invloed kan geprojecteerd worden. Want in de mens is levenskracht. Levenskracht is een vorm van energie, die geprojecteerd kan worden op vele verschillende wijzen, die in vele verschillende trillingsgetallen of frequenties kan worden uitgestraald. Op het ogenblik, dat ik in mijzelf een waarde heb gevonden die voor mij de uitdrukking is van een innerlijke harmonie, zal ik de factoren van harmonie heel vaak overbrengen naar mijn omgeving en in die omgeving breng ik dan een reactie tot stand, omdat deze invloed voor de omgeving, vooral wanneer ze sterk is, een vaak tijdelijk dwingend karakter krijgt.
En dan krijgen we weer een moeilijkheid. Op het ogenblik dat ik mijn innerlijke wereld naar buiten toe projecteer, kan ik het nooit in zijn geheel doen. Ik kan dus niet mijn harmonische inhoud projecteren, maar alleen bepaalde facetten daarvan, die mij op een gegeven ogenblik a.h.w. biologeren en misschien ook domineren. Wat ik terugkrijg is dus een imperfecte harmonie. Dit betekent tijdelijk – gelukkig niet blijvend – dat in de innerlijke wereld bepaalde waarden enorm vergroot worden t.a.v. andere. En wanneer de kolen zo klein worden als radijsjes en omgekeerd, dan zult u begrijpen dat het moeilijk is een menu samen te stellen zoals je gewend bent. Wanneer de belangrijkheid van bepaalde stoffelijke of van bepaalde geestelijke aspecten buiten alle maten vergroot is, dan wordt het andere in vergelijking daarmee klein. Er ontstaat een periode van disoriëntatie, waarbij men probeert om de buitenwereld tot conformatie aan het innerlijke beeld te dwingen. Men denkt: wanneer de buitenwereld nu maar beantwoordt aan wat er in mij bestaat, dan is het in orde. En dat krijgen wij maar zelden voor elkaar. Het resultaat is, dat de overschatting die bij ons bestaat, moet worden teruggebracht tot een meer normaal niveau.
Hierbij werkt nu weer de klasse van inwijding waartoe wij behoren sterk op ons in. Je krijgt soms een stilstand van inwijdingen; in enkele gevallen kan het probleem zo omvattend zijn, dat we twee of zelfs drie klassen van inwijding gelijktijdig in ons actief zien. Dan wordt het erg verwarrend, omdat we meestal menen dat we dan de hoogste klasse – de belangrijkste klasse – als onze werkelijke inwijding moeten beschouwen. Dat is niet het geval. Onze inwijding is altijd afhankelijk van de laagste, de minst belangrijke klasse, die nog in ons actief is, zullen wij de capaciteiten niet ter beschikking hebben die nodig zijn om de krachten van een hogere inwijding tot uiting te brengen.
Hier volgt nu een klein beeld van wat er in een mens kan gebeuren in de hier voor omschreven omstandigheden; Stel, dat de inwijding is gevorderd tot bv. de tweede klas. Die mens vindt in zichzelf bepaalde factoren erg belangrijk. Er zijn veranderingen in het ik geweest, die zich zijn gaan projecteren en nu komt hij met een intense reeks ervaringen terug. Laten we zeggen dat die ervaringen betrekking hebben op kennis. Dan wordt die kennis in de innerlijke wereld veel belangrijker geacht dan bepaalde vormen van beleving, dan bepaalde vormen van intuïtie, van harmonie etc. Die kennis overschaduwt dus. Maar, gelijktijdig kan ik door die kennis dingen begrijpen, die behoren tot de derde klasse. Nu gaat die derde klasse mij duidelijk maken hoe relatief de belangrijkheid van mijn kennis is, maar ook hoe de samenhangen in de kennis belangrijk zijn voor het vormen van mijn eigen innerlijke wereld en een harmonisch wereldbeeld. Ik zie dan de mogelijkheid van allerlei krachten, maar die krachten kan ik niet voortdurend beheersen. Soms bereik ik iets, vaak bereik ik niets. En ik krijg dan het gevoel, dat die inwijding niet deugt. Ik zal dus zoeken naar een nieuw aspect en in vele gevallen compenseert de mens gevoelens van onvolwaardigheid op welk terrein dan ook met geloof.
Het zal u duidelijk zijn dat wij nu tegenover die kennis geloof gaan stellen en dat wij bepaalde geloofswaarden een belangrijkheid toemeten, die ze in feite niet bezit. Maar dit geloof betekent weer een aanvaarding van wijsheid, die ik niet kan analyseren. zo komen bepaalde waarden uit de vierde klasse ook in mij tot uiting. Maar ik kan mijn geloof weer niet helemaal waarmaken, want ik zit nog steeds aan de tweede klasse vast. Ik verlaat die tweede klasse van inwijding dus pas feitelijk op het ogenblik dat ik een zodanige harmonie heb gekregen, dat ik het geheel van de derde klasse en zeg maar kennis gepaard gaande met intuïtie, gesteund door een geloof dat gelijktijdig een reële ervaring is, bereikt heb. En pas dan kan ik verdergaan in de richting van een geloofsbeleving, die een herinterpretatie van werkelijkheid van mijzelf en dus ook van mijn innerlijke wereld betekent, zonder dat ik daardoor vervreemd wordt van het geheel, van het bestaande, waartoe ik in werelden en sferen behoor.
Laten we het wat eenvoudiger maken. Stel: u zit in de tweede klas. U leert lezen, schrijven, rekenen en nu bent u ergens een meetkundig genie. Dat weet u nog niet, maar u hebt die aanleg en daardoor vindt u het ontzettend leuk om alle tafels van vermenigvuldiging uit uw hoofd te kennen, terwijl alle anderen nog aan 2 x 2 bezig zijn. Dan zult u met rekenen ver vooruit zijn, maar zolang u met de andere materie niet ver genoeg bent gekomen, kunt u nooit naar de derde klasse gaan. Nu kan het wel zijn dat de onderwijzer zegt: “Ga met dat rekenen naar de derde klas, maar voor de rest blijf je nog de tweede klas volgen”. En nu ontdek je in die derde klas dat er in dat rekenen bepaalde mogelijkheden bestaan, bv. algebra. En je gaat weer verder met dat algebra. Dat behoort tot de vierde klas en misschien mag je ook dat volgen, maar zolang je met lezen, schrijven enz. nog niet op het peil van de derde klas bent gekomen, hoor je thuis in de tweede klas.
Dan is het dus duidelijk dat wij verschillende fasen van inwijding a.h.w. gelijktijdig in onszelf kunnen ondergaan en dat verschillende krachten of klassen van inwijding gelijktijdig een rol kunnen spelen in onze innerlijke wereld. Ik heb u al gewaarschuwd dat we ons niet moeten vergissen. Wanneer ik behoor tot de derde straal bv., dan ben ik nog niet verder gevorderd. Maar als dat mijn hoogste straal is, dan zal ik in feite misschien tot de vijfde behoren. (die stralen worden meestal in omgekeerde volgorde geteld). Dus de laagste is de hoogste in getal.
Op die manier kan het in jezelf nogal erg verward zijn. Kun je daar iets tegen doen? Dat lijkt mij erg belangrijk. Indien ik ontdek dat ik eenzijdig ben in mijn gerichtheid en bestrevingen en dat de voorstellingen van mijn innerlijke wereld zich alleen daarop richten, moet ik trachten terug te keren tot mijn beginpunt. Redelijk, d.w.z. dat ik mijn redelijke belangstelling weer ga richten op de eenvoudigste waarden, de eenvoudigste fasen. Hierdoor voorkom ik dat in mijn innerlijke wereld steeds complexer gehelen worden opgebouwd, waarmee ik geen raad weet. Zoals de mensen zeggen: het is maar een weet, maar wanneer je iets weet is het eenvoudig. Maar als je iets ten dele weet, is het ontzettend ingewikkeld.
Zo is het hier ook bij. Herleid dus, wanneer je ontdekt, dat het in jezelf een beetje warrig wordt, de zaak tot het beginpunt. Waar is die ontwikkeling begonnen? Wat was daar het belangrijke punt? Dan moet ik daartoe terugkeren. In de tweede plaats is het in mijn innerlijke wereld vooral belangrijk dat ik harmonisch ben. Ik moet dus proberen alle strijdigheden die ik zie, alle hiaten die ik veroorzaak in die innerlijke wereld door verwerping, door niet erkennen, door veranderen in andere symbolen, eens even goed in de gaten te krijgen en te zeggen: “Hé, die dingen passen niet in het geheel. Ik sluit ze voorlopig helemaal uit. Dat is blanke ruimte. Wat hoort er nu op grond van de rest tussen?” Je raakt dan wel wat veronderstellingen kwijt en het landschap wordt vaak leger en minder mooi, maar je kunt nu opnieuw en harmonisch gaan invullen.
Weet u, een kabbelend riviertje kan heel erg mooi zijn, maar als er kaaimannen in zijn, dan hebben we meer aan een kaal riviertje, dat wij opnieuw aankleden zonder kaaimannen. Wij scheppen in onze innerlijke wereld de gevaren, die ons bedreigen en worden daar dan bang voor. Zodra we bang zijn voor bepaalde waarden in onze innerlijke wereld, zal dat niet alleen ons gedrag buiten die innerlijke wereld, dus voor u in de stoffelijke wereld, beïnvloeden, maar het zal bovendien mij een aanvaarden van de innerlijke wereld ten dele onmogelijk maken. Ik moet die angst absoluut kwijt. Daarom moet ik voorstellingen, die in mijn innerlijke wereld (en dat is voor u meestal een fantasie- of droomwereld) voortdurend terugkeren en die voor mij onaanvaardbaar zijn, proberen af te breken. Al het andere laat ik bestaan. Ik zal dan zien, dat in de plaats daarvan als vanzelf een harmonisch concept komt. Dit harmonische concept beschouw ik dan als werkelijkheid en vandaaruit ga ik verder.
Een derde punt dat ook erg belangrijk is, is het volgende: Die inwijding waartoe wij behoren, kan erg mooi en erg belangrijk zijn, maar de inwijding op zichzelf zegt niets. Welke klasse of kracht van inwijding ook op ons inwerkt; belangrijk voor ons is, dat wij harmonisch zijn. Laten wij ons daarom in ons harmonisch zijn baseren op wereld-aanvaarding. Dat klinkt erg vreemd, maar als je de wereld buiten je kunt aanvaarden zoals ze is, dan schep je in jezelf de mogelijkheid een innerlijke wereld te aanvaarden zoals die wel degelijk bestaat en de krachten van die innerlijke wereld op harmonische wijze naar buiten te projecteren.
Een laatste raadgeving: Als je droomt of dagdroomt of uittreedt, dan speelt je innerlijke wereld altijd een grote rol. Een mens beleeft nimmer concrete geestelijke werkelijkheden, die geheel buiten hem om bestaan. Hij zal altijd elke werkelijkheid die buiten hem bestaat, releren met de krachten die in zijn innerlijke wereld reeds aanwezig waren. De werkelijkheid die ik zie, is steeds een fragment van mijn innerlijke wereld. Kan ik dus die invloed of inwerking, dat droombeeld enz. niet thuisbrengen, dan moet ik mij bezinnen op mijn innerlijke wereld. De relaties daarin bestaande, geven dan de betekenis van het fantasiebeeld, droombeeld enz.
Er is over die innerlijke wereld enorm veel te vertellen, maar beschrijven kun je haar niet. Elke poging om het te omschrijven is een onrecht dat je iedereen aandoet buiten de eenling wiens innerlijke wereld je gebruikt. Men denkt wel eens dat twee innerlijke werelden identiek kunnen zijn. Dit is onmogelijk. Wel is het mogelijk dat twee innerlijke werelden harmonisch zijn. Wanneer zij harmonisch genoeg worden en de harmonie dus in persoonlijk erkennen wordt uitgedrukt, dan ontstaat wel de mogelijkheid voor beide personen om het geheel van de twee werelden totaal te betreden en de harmonieën daarin bestaande volledig in zich te erkennen; de inwijdingsklassen die actief zijn, voor zichzelf mede te ervaren.
Dat is een kwestie van een innerlijke wereld, die a.h.w. langzaam maar zeker steeds meer personen gaat omvatten, maar daardoor ook steeds complexer wordt. Het is een parallel met gebeurtenissen, zoals wij die bij groepsvormingen bij zomerland zien. Wat is de betekenis hiervan? Men bidt wel eens heel plechtig; “Uw koninkrijk kome op aarde zoals in de hemelen.” Gods koninkrijk is onze innerlijke wereld voor ons. Wanneer die overal, dus in de sferen en in de materie, moet worden uitgedrukt, dan kan dit alleen wanneer wij verbonden zijn met de innerlijke wereld van alle anderen. De eenwording, het harmonisch worden van de voorstellingswereld, zoals die in onszelf bestaat met al zijn mogelijkheden tot fijnere gradaties en vooral met al zijn mogelijkheden ook tot vertekening van de harmonische samenhangen, wanneer wij die met anderen kunnen delen, dan ontstaat het koninkrijk Gods dat in ons is. En dat ook buiten ons volledig aanwezig is.
Ik dacht dat dit laatste tot velen van u zal spreken, want Jezus doelt inderdaad op deze innerlijke wereld wanneer hij het heeft over het “koninkrijk Gods dat in u is. En het vormt een verklaring voor een aantal religieuze gezegden. Gezegden, die meestal volledig verkeerd worden geïnterpreteerd. Wanneer ik harmonisch ben met alle krachten, dan ben ik dit met alle heersers van stralen, met alle inwijders, met alle heren van wijsheid, kortom met elke hogere kracht die denkbaar is. En in deze harmonie heb ik deel aan de totaliteit. Ik ben gelijk geworden met elke kracht, waarmee ik een volledige harmonie bereikt heb. En zo dit de uitdrukking is van God, het rijk Gods, is het ook duidelijk dat het rijk Gods dan de hemelen zal omvatten. En als ik op dezelfde wijze in harmonie de wereld kan benaderen, dan is het duidelijk dat het koninkrijk Gods in mijn projectie van binnenuit naar de wereld gemanifesteerd wordt op aarde.
Religieuze termen hebben soms betekenissen, die meer in het esoterische en magische vlak liggen dan in het zuiver religieuze vlak. Ik heb hier één voorbeeld aangehaald. En nu wil ik u nog wijzen op een paar andere mogelijkheden.
Indien ik in mijzelf harmonisch ben en een harmonische kracht uit mij projecteer die een aanvaarding of een versmelting van een innerlijke wereld tot stand brengt, ben ik gelijktijdig volledig handelingsbekwaam in het voertuig en de kracht van de ander. De magiër die een entiteit beheerst, moet in diens innerlijke wereld doordringen en daarmee harmonisch blijven. Omdat hij dan de dominerende, de uitstralende kracht is, kan hij – zolang die situatie blijft bestaan – inderdaad die ander beheersen, een bevel geven, waardoor een geest als een soort dienaar taken gaat vervullen. Het is ook duidelijk dat wanneer die harmonie verbroken wordt, het geheel van al wat ik in die ander heb gelegd en meestal verder nog verbonden heb met diens harmonische waarden, terugschiet naar mijzelf. Wanneer men zegt: “Het kwaad, dat uitgezonden is en nu zijn doel niet bereikt, keert terug tot de magiër” dan is dit precies hetzelfde. Het is een soort elastiek dat losschiet en met een enorme klap terugkeert naar het punt, waar het nog vastzit.
Zo zijn deze innerlijke werelden eigenlijk een verklaring voor heel veel verschijnselen. Wanneer u uzelf eens bezighoudt met deze concepten zoals ik ze u heb gegeven, dan zult u ontdekken dat er nog veel meer mogelijkheden zijn. Dat je met die innerlijke wereld een grote reeks verschijnselen kunt verklaren, maar dat je ook in die verklaring iets gaat aanvoelen, zodat je innerlijke wereld krachten en waarden uit die materie kan begrijpen en daarop kan reageren. U zult dan een juistere waarheid voor uzelf t.a.v. uw eigen wereld bereiken, maar ook de mogelijkheid om de krachten, die in je leven, in je eigen leven beter te uiten.
Gastspreker.
De innerlijke mens is een wezen dat voortdurend in zichzelf verdoold raakt, want wij zijn voortdurend op zoek naar grote waarheid en uiteindelijk komt het meestal op een kleine boodschap uit. Ik heb mij afgevraagd, waarom deze eigenaardige wijze van reageren in een mens bestaat en ik heb daarvoor, zoals ik dit meestal doe, mijzelf als voorbeeld genomen.
Ik heb gezocht naar wat men noemt “vrijheid” en de conclusie was dat alle vrijheid, die ik in mijzelf diende te erkennen, een drogbeeld was. Vrijheid blijkt te bestaan in het jezelf zijn zonder vrij te willen zijn van datgene dat je omringt en vormt.
Ik heb mij daarna verschillende vragen gesteld – ik zal u er niet mee vervelen – maar één vraag bracht mij tot een wat komische conclusie: Waarom zoek ik voortdurend datgene, wat in mij leeft weer te geven op vele verschillende wijzen? Ik dacht eerst dat het een innerlijke drang was. Nu, dat liep nogal los. Toen heb ik gedacht dat het ijdelheid was en ofschoon dit een rol speelde, was ze zeker niet beslissend. Daarna veronderstelde ik, dat ik wat in mij was, probeerde te verwoorden, omdat ik zo graag hoorde wat ikzelf was.
In onszelf streven wij naar een voortdurende zelferkenning. En de enige fout, die wij daarbij vaak maken is, dat wij onszelf in de zelferkenning althans verheffen tot God. Dat is wel gemakkelijk. Wanneer je zegt: “Dat, wat ik zelve ben zonder grenzen, is God.” Dan zeg je: “God wil mij zo zonder grenzen; ik heb met de wereld dus niets te maken.” Ik heb overigens in de praktijk ervaren dat ook dit vele moeilijkheden baart.
Daarna ben ik gaan zoeken naar de krachten, die in mij zouden bestaan. Dat viel mij eerst erg tegen. Na mijn overgang heb ik daar een bepaald beeld van gekregen. In de mens bestaan krachten, die behoren tot de geest. Een mens kan die geest alleen manifesteren, wanneer het voor hem ook stoffelijk aanvaardbaar en kenbaar is. Althans zo denkt de mens. Het eindresultaat is meestal dat je wat je in je hebt, verwerpt, omdat het buiten je niet waar wordt. Maar als je het nu eens andersom bekijkt. Datgene, wat ik aan krachten in mij heb, kan ik gebruiken om datgene, wat buiten mij bestaat, harmonisch te maken. Ik kan het niet veranderen. Dan blijkt het wel mogelijk om met een wereld samen te leven. Om die wereld te aanvaarden zoals ze is en uit deze ervaring – in de aanvaarding gelegen – te komen tot een langzaam maar zeker verwerpen van een groot aantal begrenzingen, die je voor jezelf hebt gesteld. De innerlijke krachten werken dan beter en ik heb – het spijt mij dit te moeten bekennen – tussen mijn loszinnigheden ook wel enkele mystieke experimenten gewaagd. Experimenten, die vanuit mijn standpunt niet slaagden.
Ik meende namelijk dat je in jezelf een nieuwe wereld kunt scheppen, die zonder meer buiten je waar wordt. Zonder meer gaat dat zeker niet en meestal geheel niet, want op het ogenblik dat ik de wereld buiten mij erken zoals ze is, althans zoals ze zich aan mij voordoet en de krachten die in mij zijn, gebruik om de gewenste elementen in die wereld te versterken, bereik ik wel resultaat. Zodra ik probeer de waarden, die mij niet bevallen, uit te roeien, dan heb ik geen resultaat.
Dit heeft mij gebracht tot een reeks van kosmische ervaringen kort na de overgang. Ik dacht nl. dat een Zomerlandwereld, waarin je alles mentaal kunt uitstuffen wanneer het niet bevalt, ideaal zou zijn. Die ideale wereld van mij zag er ongeveer uit als een misvormd vergiet. En in een vergiet leeft het niet prettig. Je stapt steeds door de gaatjes. Toen heb ik gezegd: “Als ik alles uitwis kom ik nergens; ik aanvaard alles. Laat die hele wereld maar in het wild woekeren.” Het was een mooie wereld, maar ze was een beetje vervelend. Toen heb ik gezegd: “Ik let gewoon niet op die wereld en ga rustig verder”. Het resultaat was tot mijn eigen zeer grote verbazing overigens dat ik in zeer snelle stappen de vormwerelden kon gaan verlaten en ge1ijktijdig een beter begrip kreeg zowel voor de goede oude aarde als van de vormwereldjes, waarin ik wat verwaand – vooral in het begin – had rondgestapt.
Wanneer ik een wereld aanvaard, daarin datgene wat voor mij belangrijk is, versterk, mijn belangstelling geef aan die zaken, waarmee ik innerlijk harmonisch ben, dan blijkt dat de vorm op den duur onbelangrijk wordt en de essentie een rol gaat spelen. Het is de essentie, de kracht daarin verborgen, de kosmisch harmonische waarde, die aan vele dingen verbonden is, die gaat spelen. En het vreemde is dat je geen behoefte meer hebt aan de vorm. Dan spreekt het innerlijk meer dan het uiterlijk ooit zou kunnen doen. Ik moet overigens toegeven dat ik nog wel eens terug droom naar het verleden en de tijd dat ik mij meer materieel op deze aarde heb bevonden en dat ik het wel eens betreurd heb dat mijn gezellinnen niet op deze wijze tot innerlijk spreken gebracht konden worden, maar dat ze uiterlijk taterden. Dit verbonden blijven met uw wereld, het aanvaarden van al die andere werelden, blijkt voor mij de innerlijke vrijheid te zijn van werelden, waarin de werkelijke krachten, het werkelijke leven, een hoofdrol spelen.
Ik ben niet weg gegroeid van de aarde. Ik ben alleen wat verder doorgedrongen in bepaalde zaken, die de aarde betreffen. Ik ben niet weg gegroeid uit de vormsferen, ik word alleen niet meer door de vormsfeer bepaald.
Deze ervaringen doen mij vermoeden dat je nog verder kunt gaan. Op het ogenblik dat ik niet meer in mijzelf streef om hoge kracht of een hoge geest of God zelf te ontmoeten, maar gewoon de wereld aanvaard zoals ze is en mij daarbij richt op datgene, wat voor mij harmonisch is, dan maak ik mij los uit beperkingen en ik vermoed dat de werkelijke kracht waaruit alles bestaat, op deze wijze ook in mij volledig manifest en kenbaar wordt. Het zal geen kracht meer zijn, die iets heeft van mijn eigenschappen of mijn aangezicht, maar het zal wel een kracht zijn, die voor mij vol van betekenis is. En deze betekenis zal m.i. de mogelijkheid zijn om waar te maken wat er allemaal in mij leeft en mijn relatie met elke wereld voortdurend en continu tot uitdrukking te brengen. Ach, het zal misschien wel vermoeiend zijn. Je kunt niet weten. En voorlopig ben ik tevreden met enkele contacten met uw wereld en wat er zich verder zo in de nabijheid voordoet.
Leven in de sferen lijkt voor een mens soms enorm attractief. Vergist u zich niet. Elke wereld heeft zijn eigen attracties. Maar de sferen en de wereld samen benaderen vaak iets dat voor mij toch een ideaal lijkt te zijn. Idealen die waar worden, zijn geen idealen meer. Ze zijn een levende werkelijkheid. De levende werkelijkheid waaruit – naar ik meen – waarheid geboren wordt, die niet meer kan worden ontgaan of ontkend, die ook geen bevestiging behoeft, die eenvoudig is.
Mijn esoterische instelling is uiteraard nog niet tot een niveau gekomen dat voor u allen aanvaardbaar zal zijn. Maar elk mens – en ik geloof daarom ook elke geest – heeft het recht op zijn conclusies. Mijn conclusie is, dat veel hoge woorden lage daden ten gevolge hebben; dat uit lage daden hoge begrippen geboren kunnen worden; maar dat een begrip, dat in de daad wordt omgezet, een eeuwigheidswaarde bezit, die niet meer kan worden bepaald aan de hand van het ogenblik op de wereld, waarin het plaatsvond.
Op deze wijze schijn ik aardig aan de eeuwigheid getimmerd te hebben, terwijl ik meende mij met andere meer aardse zaken bezig te houden. Veel van wat u doet, omdat het u attractief lijkt of eenvoudig omdat het gemakkelijker is om het te doen dan om het te laten, blijkt later kosmisch betekenis te hebben. Als ik naga hoeveel op aarde verwerpelijke of loszinnig genoemde daden voor mij gevoerd hebben tot een versnelde bewustwording, dan moet ik van mijn standpunt uit althans constateren dat veel wat goed is, als Gods wet wordt uitgelegd. Vergeeft u mij. Dit is geen hoog geestelijke uitlating, maar alleen de verzuchting van iemand, die iets ontdekt heeft.
Nu zijn er nog meer van die conclusies. Ik heb ontdekt dat de tijd eigenlijk minder belangrijk is dan wij denken. Als mens denk je dat je alles in één leven moet samenpersen en dan krijg je een pakje gedroogde uiensoep. Dan zijn de daden en belevingen dor en droog geworden en ze kunnen met enig opwekken met geestelijke kracht misschien een voor mensen met grove smaak aanvaardbaar facsimile leveren van het origineel, maar kennelijk kun je in één leven niet te veel samenpersen.
Nu ik langzaam en voorzichtig begin terug te blikken op mijzelf in het verleden – en ik verbaas mij er steeds over dat uiterlijkheden en uiterlijke dwaasheden zich zo vaak herhalen, althans in mijn bestaan – kom ik tot de conclusie dat leven na leven iets wordt toegevoegd aan de perfectie van het gerecht, dat “bewuste geest” zal moeten heten. Het zijn kleine fragmenten, waarin nu eens de kruiderij der loszinnigheid, dan weer het vlees van de mystieke beleving en dan weer het bot van het harde werken wordt toegevoegd aan het brouwsel. U kunt mogelijk terecht zeggen dat ik in mijn leven tot nu toe er een aardig soepje van heb gemaakt. Maar ik kan u verzekeren dat de soep aromatisch en smakelijk is.
U doet hetzelfde. U zoekt in uw leven iets waar te maken en het moet vooral vandaag gebeuren. Wel, vandaag is het meestal net niet rijp. Tot morgen hebt u geen tijd en morgen is het trouwens ook niet rijp. Maar over een jaar of over een leven kan het wel rijp zijn. Wanneer de dingen een graad van rijpheid, van volheid bereikt hebben, dan worden ze waar in je leven. En pas op dat ogenblik brengen ze het werkelijk volle bewustzijn, het werkelijk zich vol ontwikkelen en ontwaken, dat noodzakelijk is. Ik zou dus zeggen mijne vrienden, zet uw soepje maar op een zacht vuur en laat het desnoods nog enige levens koken. Beter eens goede soep te eten, dan nu te verdrogen in je haast om alle zaken tegelijk klaar te spelen.
De innerlijke bewustwording schijnt daar ook een rol bij te spelen. Toen ik mij verbaasde over enkele m.i. diepe gedachten, die ik op aarde tussen de ernstiger bezigheden door zo nu en dan geproduceerd heb, zei mij één van mijn leidslieden aan deze zijde: “Jongen, wanneer je rijp bent voor een harmonie, dan ervaar je die. En als je een harmonie ervaart, dan uit zij zich ook in een gedachte. Zij wordt een besef, dat – of je het weet of niet – je verdere bestaan zal kleuren en daaraan inhoud kan geven”. Dat houdt in dat ik ondanks alles enige geestelijke inhoud op aarde verzameld heb. Maar het houdt ook in dat u precies hetzelfde doet.
Het is niet nodig dat u vandaag wijs of bewust bent; het is wel nodig dat u er zich niet over verwondert. Nu geef ik toe dat die verwondering meestal goed verborgen blijft. De mens die een wijsheid produceert, vraagt zich misschien wel af: Waar heb ik het vandaan? Hij zal dit een ander niet zeggen. Integendeel. Hij beroemt zich op datgene, wat hij uiten kan. Wel, aanvaard die dingen nu maar eens gewoon.
Je kunt het leven niet naar je hand zetten, maar op het ogenblik dat iets waarlijk goed en noodzakelijk is, gebeurt het. Alles wat je kunt forceren, verdroogt en verdort en kan eerst weer tot bloei komen op het ogenblik dat uw eigen wezen daar volledig rijp voor is. Ik dacht dat dat op zichzelf al een heel prettige constatering was. Sommige mensen hebben zo’n haast om in de hemel te komen, dat ze van hemel en wereld voor zich en anderen een hel maken. En wanneer je een hel maakt voor jezelf, dan moet je daarin zitten. “Wie z’n billen brandt moet op de blaren zitten”, zegt u in uw wereld.
Je hebt tijd; juist met je bewustwording heb je de tijd. Zoals de seizoenen zijn voor de planten, zo zijn er voor ons perioden, waarin bepaalde fasen van ontwikkeling zich afspelen. Soms liggen die perioden vele levens uit elkaar. Soms is de wisseling toevallig net te zien in één leven. Maar hoe het ook zij, we hebben geen haast.
De kracht buiten ons brengt ons al wat wij nodig hebben. Hij confronteert ons met de mogelijkheden, die voor ons op dat ogenblik werkelijk noodzakelijk zijn. En zouden wij te ver willen gaan, dan gaat het ons als de jongeling die te groene appels wenste te consumeren, omdat hij niet op de rijpheid wachten wilde; met buikpijn en lijden komt hij ertoe te boeten voor hetgeen hij te snel wilde verkrijgen.
Laat ons dan rustig wachten. In ons rijpen de zaken. Rond ons verandert de wereld, verandert het bestaan en de kosmos en brengt ons alles wat voor onze ontwikkeling op dit ogenblik belangrijk is. In onszelf spelen zich dan wel wonderlijke processen af. Soms gaan we ver vooruit in de tijd. Soms grijpen we eeuwen terug. Maar dat is toch niet belangrijk. Wat ik ben als geest is een deel van mijn ware ik en als ik alle vorm en alle expressie heb achtergelaten voor een doordringen van al het andere, dan zal er misschien wel eens een tijd zijn dat al die rijpingsprocessen overbodig worden.
Wij zijn gebonden aan een innerlijke ontwikkeling, waar wij niet volledig van kunnen afwijken. Op deze wijze wordt het uiterlijk bestaan, waar die innerlijke vorming toch mede door wordt bepaald, vastgelegd in fasen, waaraan wij ons niet kunnen onttrekken. Wij moeten eenvoudig voortgaan in een ritme, dat de kosmos ons oplegt. En de kosmos maakt wel duidelijk wat noodzakelijk is. Het geeft ons eerst de ideeën die ontkiemen, langzaam misschien tot bloei komen en pas wanneer de bloei voorbij is zet zich in ons de werkelijke vrucht af, die voor ons volgende ervaringen, bewustwording en leven mogelijk maakt.
Misschien ben ik wat te simplistisch in mijn denken, maar laten we eerlijk zijn: ik heb nog nooit iemand door ingewikkeldheden bewust zien worden. Het schijnt dat in uw land twee predikanten met elkander hebben gestreden over de vraag: hoeveel enkelen wel konden dansen op de punt van een naald. Een zeer belangwekkend onderwerp, maar ik kan niet begrijpen, hoe het je dichter brengt bij het begrip van God, de beleving van een engel of zelfs maar een innerlijke verrijking. Misschien dansen er tien, honderd of duizend engelen op de punt van een naald, maar het interesseert mij niet. Als die engel mij nodig heeft moet hij niet op de punt van die naald dansen. Laat hij dan maar contact met mij opnemen.
Waarom zou ik mij druk maken hoe de krachten in de natuur zijn ingedeeld? Als die krachten zich hij mij aanmelden, is het tijd genoeg mij te realiseren wat ze voor mij betekenen en om te proberen ermee in harmonie te zijn.
Dat is mijn ervaring. Niet veel, dat geef ik toe. Maar wie heeft veel ervaring? Het enige punt , waarop ik veel ervaring had, blijkt in deze sferen van weinig of geen belang te zijn. En ik moet zeggen dat ik dat soms nog betreur; wat bewijst dat ik nog geen volledige harmonie met mijn nieuwe wereld gevonden heb. Maar aan de andere kant ontdek ik zwelgend in herinneringen ook vaak de doelloosheid van bepaalde ervaringen. Zo zal het u ook wel gaan.
Het leven is veel eenvoudiger dan het lijkt. Doe wat je kunt, zo goed als je kunt. Leef zoals je wilt en probeer nooit het leven te forceren om je te geven wat je hebben wilt. Leef gewoon. Deel alles wat in je is aan kracht en leven met de wereld, waar je harmonisch mee bent. En deel ook het andere voor zover de harmonie bestaat met die wereld. Leef en je groeit. Het is een wonderlijk proces. Dat, wat in ons geboren wordt, is vaak dor, tenzij de bevruchting ook van buitenaf plaatsvindt. Het is alsof wij innerlijk kunnen bloeien, maar eerst door bestuiving uit de buitenwereld vrucht kunnen dragen. Ik heb helemaal niets tegen de bijen die komen bestuiven, maar ik kan ze niet dwingen.
Wanneer het mijn tijd is, zal ik volledig zijn. Wanneer het uw tijd is, zal u volledig zijn. We zijn niet gedetermineerd, vastgelegd en vastgeketend. Oh neen. We kunnen spelen. Maar ons spelen heeft alleen dan zin, wanneer het overeenstemt met datgene wat in ons bestaat, met onze harmonie, met onze mogelijkheden. Als het daarmee niet overeenstemt, heeft het weinig nut. Laten we in ons leven de tijd nemen voor de belangrijke dingen. Dan krijgen wij ook de belangrijke bewustwording, en laten we de onbelangrijke dingen gewoon langs ons heen laten draven, er eens wat aan doen als ons dat toevallig uitkomt. Op die manier dacht ik, is een innerlijke bewustwording mogelijk.
Misschien dat ik door de esoterie de bomen niet meer zie, de esoterie is een bos van begrippen. En het is moeilijk in een bos van begrippen de belangrijkheid te zien van elk feit afzonderlijk. Maar alle dingen leven in uzelf. Indien u uzelf toestaat om waarlijk uzelf te zijn. Wanneer u in uzelf gewoon maar naar de harmonie zoekt, die voor u mogelijk is en de verwantschap, die u gevoelt met het leven en het zijn, dan groeit u vanzelf wel.
Er zijn voorbeelden, die ik in uw kring niet mag geven, maar ik kan u wel één ding zeggen. Als iemand trompet wil spelen, dan moet hij leren niet te krampachtig spanning te zetten op zijn wangzakken. Het komt zijn toon niet ten goede en het beperkt zijn mogelijkheden om verschillende tonen te produceren. Een mens, die te veel onder hoogspanning staat, maakt het zichzelf onmogelijk om de melodie des levens te spelen en zo een plaats in een kosmisch harmonisch orkest in te nemen, Iemand, die dat laatste kan doen, is een gelukkig mens. Als hij doodgaat, kunnen ze op zijn graf zetten: “Hij is met de muziek mee”
Er is muziek van sferen. Er is iets dat kosmisch klinkt. En soms heb ik het gevoel dat er een paar componisten zijn, die er toevallig eens een flard van hebben gehoord. En dan hebben ze er opus nummer zoveel van gemaakt. U zou zeggen dat iemand uit wat confetti geprobeerd heeft het blauw van de hemel te reconstrueren. In die muziek spelen we zelf mee. Wij zijn het, die de vibratie mee veroorzaken. Wij zijn a.h.w. degenen die de toonkleur bepalen. En ik kan u wel vertellen dat ik langzaam maar zeker interesse begin te krijgen voor die muziek, al zal ik nooit een musicoloog worden.
Ik dacht zo dat elke mens deel had in datzelfde. Je speelt ergens mee in een kosmisch geheel en als je er op let wat in jezelf een ogenblik van rust en geluk teweeg kan brengen, dan heb je geloof ik ook iets gevonden dat tot die kosmische harmonie behoort, tot een innerlijk beleven, een innerlijk bestaan. Laat ik niet te lang doordazen. Tenslotte wordt er in uw wereld al genoeg gedaasd.
Wat ik u heb voorgelegd is een innerlijke waarheid. Een waarheid, die pas helemaal echt gaat bloeien, wanneer je geest bent: maar gelijktijdig een waarheid, die je innerlijke vrede, harmonie en mogelijkheden op aarde helpt bepalen. Ik dacht dat iemand die zich daar eens een keer mee bezig zou houden, misschien een gemakkelijke aanvaarding zou krijgen. Een aanvaarding van zijn eigen leven en persoonlijkheid, zijn wereld en daarin ook een beetje meer de vrolijke toets zou kunnen vinden. Als ik daartoe heb bijgedragen, heb ik een esoterische prestatie van behoorlijke orde geleverd. En aangezien ik dergelijke prestaties van mijzelf nog niet durf verwachten, hoop ik alleen maar het beste ervan.
Ik dacht dat dat voor uw leven ook zou gelden. Er zijn heel veel dingen, waarvan je het gevoel hebt, dat je ze nog niet aankunt. Ik zou zeggen, als het niet anders kan, doe ze maar en hoop er het beste van. Want we kunnen nooit blijven stilstaan bij de beperkingen, die we t.a.v. onszelf veronderstellen. We zullen er altijd een keer overheen moeten gaan. En wanneer het tegenslaat, is het niet zo erg. Het is een ervaring meer. Maar in vele gevallen bewijst het ons, dat we veel meer zijn dan we dachten te zijn. Dat er invloeden zijn van hogere orde dan wij menen dat er bestonden.
Ik heb het mijne gezegd in de hoop en de verwachting dat u iets zou begrijpen van uzelf. U zit in hetzelfde schuitje als ik. U verwacht veel dat niet waar wordt. U worstelt met even veel problemen als ik eens gedaan heb, Het enige wat ik u kan zeggen is: Maak u niet te druk. Als de tijden rijp zijn, worden de dingen waar en dan moet je bepalen, wat je ermee doet en wat ze voor jou betekenen,
Ik hoop dat u daar allen in zult slagen.