De invloed van geestelijke krachten

image_pdf

20 september 1965

De invloed van geestelijke krachten op de huidige geschiedenis (1965)

Het onderwerp is misschien niet zo sensationeel als sommigen zouden hebben gedacht. Ik wil proberen u een overzicht te geven van de inwerking van de geest op de geschiedenis van 1900 tot 2000.

Als ik daarmee begin, dan valt mij allereerst een denkbeeld in dat heel oud is. Er is n.l. al heel heel lang geleden, in de tijd van Ichnaton gezegd: “Als je de mensen een ladder geeft om naar de hemel te klimmen, dan willen ze nog wel gaan; maar als je hen zegt dat ze moeten vliegen, dan blijven ze liever op aarde.” Ik zou dat modern kunnen parafraseren, want de mens van deze dagen verwacht eerlijk gezegd een roltrap; en in de meeste gevallen voelt hij er niet veel voor om zelf een stap te doen.

De hemel is n.l. in de historie langzaam, maar zeker begrijpelijker geworden en gelijktijdig veel verder van de mensheid af komen te staan. Juist deze vervreemding van wat ik “de hemel” heb genoemd, is ook de vervreemding geweest van de geest, van het paranormale, van de totale begaafdheid: de wezenseigen kwaliteiten van de mens, die op het meer abstracte terrein liggen.

Wanneer wij willen beginnen rond het jaar 1900 ‑ al is dat een betrekkelijk willekeurige keuze ‑ dan kunnen wij zeggen: De geest heeft in deze dagen geprobeerd om het gevoel voor het paranormale weer op te wekken. De tijd van de rondreizende mesmeristen, die voor een in die tijd hoog bedrag gezellige avondjes met experimenten geven en u in één les willen leren hoe het allemaal in elkaar zit, is voorbij. Het spiritisme is in opkomst. De geest tracht de aandacht te trekken door het verwekken van allerhande fenomenen. Gelijktijdig heeft zij de afsluiting moeten meemaken van de grote inwijdingsweg in het oosten.

De Witte Broederschap, een genootschap dat ook dan al zeer, zeer oud is, overlegt wat er moet gebeuren. Het is echter onmogelijk de mensheid te redden van zichzelf. Men probeert op een gegeven ogenblik dus in de wereld meer begrip te kweken; en de pogingen daartoe zullen rond 1911 enkele malen resultaat hebben, maar net niet voldoende.

In diezelfde periode moeten wij ook nog spreken van grote golven minder gewenste entiteiten, die zich rond de wereld bovendien en hoofdzakelijk via de astrale wereld inwerken. Het zijn dezen, die wij wel naast de mens zelf verantwoordelijk mogen stellen voor het gebeuren in Serajewo. Het was natuurlijk maar een aanleiding. Een oorlog was er waarschijnlijk ook zonder dat gekomen. Maar juist dit moment was voor oorlog minder gunstig. Het resultaat is geweest, dat wat er aan geest kon ingrijpen in die oorlog heeft geprobeerd om de zaak te rekken.

Ik wil hier niet ingaan op het gehele oorlogsgebeuren. Men had werkelijk wel de bedoeling de oorlog te laten voortduren tot zeg 1917, 1918. De reden was deze: Eerst wanneer het geweld volledig zou zijn uitgewoed, zou er een mogelijkheid zijn de mens wat vrijer, laten we zeggen wat meer aangepast aan de tijd en de mogelijkheden te laten leven. Helaas wordt ook deze opzet doorkruist. Ik herinner u aan een geblindeerde trein, die van Zwitserland door Duitsland naar Rusland werd gestuurd en waarmee de grootste revolutie van deze eeuw begon; de revolutie in Rusland. In Rusland probeert de geest nogmaals in te grijpen, maar hier is de chaos zo groot, de demonen van haat die de mensen scheppen zo sterk, dat over het algemeen slechts enkele en betrekkelijk geringe resultaten kunnen worden bereikt. Hier kan niet worden gezegd, dat de geest op de historie invloed heeft uitgeoefend.

Anders ligt dat in het westen, waar bv. op de geschiedenis van Engeland en ook op die van Amerika invloed kan worden uitgeoefend. Hierdoor ontstaat o.m. in Amerika een volkerenmenging, die langzaam maar zeker de verschillen tussen bv. de Polen, de Litouwers, de Ieren en al wat er verder aan arbeiders is geïmporteerd, doet verflauwen; er ontstaat een zekere eenheid. Ik geloof, dat wij mogen stellen dat de eenheid van de volkeren, zoals in de U.S.A. en zelfs in Canada, eigenlijk pas stamt uit de periode tussen 1920 en 1925. In die tijd wordt daar zeer veel gedaan, en het optreden als eenheid, waarbij dus de rassenverschillen aanmerkelijk wegvallen ‑ uitgezonderd dan het kleurlingenprobleem in latere tijden ‑ is te danken aan wat de geest daar heeft gedaan.

De geest probeert juist in dit nieuwe werelddeel, dat een beetje anders en een beetje vrijer is, invloed te krijgen. Helaas zijn de mensen zelf geneigd aan humbug te geloven; en tegen de 1 á 2 mensen, die werkelijk een boodschap kunnen brengen of werkelijk geïnspireerd zijn, staan er duizenden gewinzuchtigen, die op hun eigen wijze trachten via z.g. paranormale fenomenen, goddelijke boodschappen e.d. de goegemeente geld uit de zak te kloppen. Er zijn er heel wat rijk geworden in die dagen.

De inzet van de Witte Broederschap vergt nu dat die te grote welvaart, de te grote zelfvoldaanheid zal worden teniet gedaan. Men maakt gebruik van een mogelijkheid tot inflatie om de paniek op te jagen. Let wel, de verschijnselen zelf zijn oorspronkelijk uit de normale gang van zaken voortgekomen, maar de panische drang, die de Wallstreet‑krach veroorzaakt en later ook de andere beurzen op de wereld bestormt, wordt vanuit de geest aanmerkelijk aangemoedigd. Hierdoor ontstaat weliswaar een periode van werkeloosheid en inflatie, maar dit allemaal is beter dan het zelfvertrouwen te veel te laten groeien. Mensen die denken dat ze bereikt hebben, mensen die zo overtuigd zijn van hun menselijke waarden, vergeten hun innerlijke waarden te schatten en daarmee iets te doen. Ook hier blijkt weer, dat het heel moeilijk is de mens te helpen. Niet alleen in Duitsland maar ook in enkele andere landen ontstaan er bewegingen, die nu niet direct sympathiek aandoen. Men noemt dit later fascisme en wil de schuld daarvan geven aan de mensen zelf, die als schapen een leider nalopen. Dat is echter altijd zo geweest.

We moeten goed begrijpen dat deze opzet een verweer is; en dat is geen verweer tegen Versailles, al wordt dat gezegd. Dat is geen verweer tegen de chaos. Het is eenvoudig een poging om datgene te bereiken, wat de gelovige kennelijk niet wil of kan bereiken: het scheppen van een hechte, maatschappelijke eenheid. Dat daarin op den duur ‑ juist door gebrek aan kritiek, aan werkelijk hogere inzichten – een verkeerde mystiek ontstaat, is haast niet te voorkomen. Demonen gaan over de wereld; en rond 1936 begint men daartegen een grote strijd. Maar de wereld zelf wil niet in die demonen geloven. Zij voedt hen door te zeggen dat ze niet bestaan.

Dit is een heel eigenaardig verschijnsel. Als ik spreek over God en ik bedoel de duivel, dan voed ik de duivel met mijn woorden over God. Op deze wijze groeien de conflicten van 1938, 1939 en in de daarop volgende periode.

Nu moet u goed begrijpen, dat de geest deze oorlogen nimmer wil. Maar als zij ontstaan, tracht zij daarvan gebruik te maken. In een wereld, die zozeer van haar cultuur, haar vaste vormen, haar levenspatroon overtuigd is geraakt, moet een revolutionaire tendens worden geschapen. Het ingrijpen van de Witte Broederschap en daarnaast ook van de geest hier en daar maakt het mogelijk, dat vele koloniale gebieden vrij worden. Hierbij gaat het heel vaak om volkeren, die de middeleeuwen nog niet te boven zijn. Hun mentaliteit is niet die van deze dagen; het is een oude mentaliteit. Maar door die oude mentaliteit is het mogelijk van uit de geest veel scherper, veel concreter in te werken dan dit mogelijk is in een wat glad gepolijste wereld, die na het einde van de oorlog zich in een jubelroes op de borst gaat kloppen en zegt: “Wij zullen het zelf opbouwen. Wij zullen alles doen.” En daarmee raken we eigenlijk aan de meer kritieke perioden van deze eeuw.

Zodra de ontwikkeling op gang is gekomen, begint de mens zich vreemd genoeg weer van zijn medemensen te isoleren. De verbondenheid, de eenheid, die vooral Europa en Amerika heeft gekenschetst, is teloor gegaan.

De denkbeelden van glorie en eenheid, die Azië beheersten, gaan eveneens teloor. Het is niet meer mogelijk hier als geest iets te bereiken, voordat de demonen zijn verdreven. De volgende jaren zijn dan ook hoofdzakelijk gewijd aan het wegnemen van een aantal dreigende en onaangename beelden, die in de astrale sfeer zijn opgebouwd door de mensen zelf en ook aan het verdrijven van een aantal boze geesten, zullen we maar zeggen. Dit gelukt aardig en wij kunnen rond 1960 ‑ 1961 zeggen, dat deze taak is voltooid.

Ondertussen heeft men in de geest alles gedaan om een samenwerking te bevorderen. De mens kan het begrip “samenwerking” echter niet voldoen de begrijpen. Hij interpreteert dit in organisatorische vormen. De organisatie van een soort wereldbestuur, de organisatie van grote gemeenschappelijke leger en vlooteenheden, ja, zelfs van economische eenheden nemen wel toe, maar het begrip van de mens voor de mens neemt af; en daardoor komt de geest, juist nadat zij haar taak eigenlijk heeft vervuld, rond het jaar 1963 voor een zeer kritieke periode te staan.

Ofschoon de ergste elementen, die de geest tenminste kan beheersen, zijn opgelost, staat men nu voor het regelmatig samentreffen van een aantal cycli, die alle bij elkaar de periode tot rond 1970 zullen bestrijken.

Er zijn een aantal kritieke jaren, 1963 is het eerste daarvan. In dat jaar dreigt er inderdaad wel een oorlog en ook verscheidene rampen door menselijk ingrijpen veroorzaakt. Door hieraan bekendheid te geven door middel van publicaties, door het inspireren of door boodschappen te geven van alle kanten, is men uit de geest en de Witte Broederschap er wel in geslaagd de concrete oorlog te voorkomen en de concrete verstoringen weg te nemen. Maar wat niet kan worden weggenomen, is de drang naar macht die in een groot aantal mensen leeft. Zij hebben nog steeds de behoefte zichzelf tot rechter over hun naaste te maken. Zij willen misschien paternaal, misschien zelfs op een moederlijke wijze hun naaste opvoeden tot wat zij het juiste achten; en hierdoor klimmen de spanningen in plaats van dat zij afnemen.

In 1963 zijn de verhoudingen van het oostelijk en het westelijk blok redelijk. In die periode zou samenwerking een volledige pacificatie van Azië en zelfs een betrekkelijk grote pacificatie en een snelle groei van Afrika hebben betekend. Mogelijk was dit echter niet. De climax van verschillende kosmische tendensen gaat verder en men moet besluiten nemen, die niet zo aangenaam zijn. Men moet besluiten het lijden van de mensen terzijde te stellen en daarop niet te letten, maar alleen acht te slaan op het voortbestaan der mensheid. Hier zult u zich afvragen, of dit verantwoord is.

Voor de geest, die weet dat het menselijk leven slechts een betrekkelijk kort fragment is van een totaal bestaan, is lijden (een verkorten van zo’n bestaan) tenslotte niet zo ernstig. De mensheid zelf ‑ als een mogelijkheid tot bewustwording ‑ verkeert wel in een kritiek stadium, maar bevat enorm grote beloften. Men meent, dat het is toegestaan het lijden te accepteren. Vanaf dit moment zien wij een toenemend aantal rampen en geschillen, die ook mede door de geest worden veroorzaakt. De bedoeling is door deze rampen en deze geschillen een gevoel van eenheid tot stand te brengen. Maar ook hier heeft de geest niet voldoende beheersing om de mens werkelijk, ik zou haast zeggen, te bekeren.

In China b.v. heerst in 1963 en 1964 een soort hongersnood. De mensen zouden hier dus moeten terugkeren tot een wat meer eigen leven en denken. Men zou a.h.w. de persoonlijke vrijheid wat moeten vergroten om de productiviteit te redden. Men zou de naastenliefde moeten inschakelen om te redden wie in nood dreigt onder te gaan. De bestuurders besluiten dat dit niet aanvaardbaar is. Ofschoon zij in de gebieden waar zij een voldoende overwicht hebben de vrijheid inderdaad wat groter maken, zullen zij juist in de provincies waar zij minder te zeggen hebben agressief optreden. Er ontstaan opstanden. De geest probeert zonder al te veel geweld via deze opstanden een les te geven. Ze wordt niet geaccepteerd. Integendeel, er wordt een steeds grotere agressiviteit tegen alle oude instellingen en gebruiken kenbaar. Daarnaast een steeds grotere agressiviteit tegenover alle andere volkeren. En daardoor komt er een voordeliger jaar, een betere oogst, een betere voeding en een voortduren van de agressie.

In Azië zien wij ‑ eigenlijk door datgene, wat er in de jaren ‘60 ‑’63 is verzuimd ‑ spanningen rijzen. Japan is bij deze spanningen betrokken, al wordt dit op het ogenblik niet zo beseft. Verder zien wij het conflict met de Europeanen dat in Korea, maar ook in het zuiden steeds verder oploopt en dat ook in de verhouding met China een steeds belangrijkere rol gaat spelen. En dan komt het jaar, waarin we ons thans bevinden.

Ik behoef u niet te vertellen, dat de rampencyclus is voortgezet; en ook de komende paar jaren mogen wij nog met een meer dan normaal aantal natuurrampen rekening houden. Er moet een uitlaat worden geschapen, dit is een groot gevaar, het is alsof men een gasvlam aansteekt temidden van een aantal olievaten om te voorkomen dat een explosie het geheel plotseling uiteen zal slaan. De geest poogt dus daar, waar zij kan een beperkte uiting van gewelddadigheid mogelijk te maken. Die beperkte uitingen spelen zich af in praktisch alle landen. In Azië, waar de spanning op dit moment het grootst is en waar ‑ dankzij kosmische tendensen ‑ bovendien een grotere mogelijkheid tot machtsuitoefening bestaat, zien wij een aantal conflicten, die ongeacht de houding van India (die aanvaardbaar was) toch voert tot het conflict India – Pakistan, terwijl gelijktijdig het Vietnam‑probleem (dat al wat langer loopt) ook dreigt uit te groeien tot een volwaardig conflict, waarin het niet meer gaat tussen Noord‑ en Zuid‑Vietnamezen, maar tussen Chinezen en leden van de strijdkrachten der Ver. Staten. U zult begrijpen, dat hier het controleren van de zaak een uiterst penibele kwestie is geworden, een buitengewoon moeilijke zaak.

De geest en de Witte Broederschap trachten de conflicten toe te laten en ze gelijktijdig te lokaliseren. Dit lokaliseren is in vele gevallen alleen mogelijk door moeilijkheden te scheppen; en die worden dan ook ruimschoots geschapen. U zult ze in de komende tijd zien o.a. in de Ver. Staten. U zult ze ook zien in Perzië en in het Arabisch blok, dat hierin ook een belangrijke rol speelt. U zult zien dat zelfs Japan bepaalde grote storingen in zijn productie in het komende jaar niet zal ontlopen. Door een evenwicht te scheppen tussen de rampen, de storingen op economisch vlak en de gewelddadigheden, die de mens kennelijk nu eenmaal wil, zal en moet bedrijven, hoopt men de zaak te kalmeren.

Maar we zijn er nog niet, want de geest moet vooruit zien. Met dit vooruit zien zal zij ‑ tenminste voor West‑Europa ‑ ook in de komende paar jaren een werkelijke wereldoorlog wel voorkomen. Maar zij zal geen paal en perk kunnen stellen aan emoties, die eenmaal zijn op geroepen, dus die ontstaan zijn in de afgelopen tijd. Er kan ook geen eind worden gemaakt aan eenmaal lopende ontwikkelingen, die de mens verkeerd heeft beïnvloed. En daarmee komen we te staan voor het grote probleem: wat is voor de mens geestelijk het meest juiste?

Indien vandaag den dag alle geestelijk ingrijpen terzijde wordt gesteld, zal er vóór 1967 nog sprake zijn van een algehele wereldoorlog. Zou het ingrijpen van de geest te sterk zijn, dan blijft de oorlogstendens na 1970 voortduren en zal de periode van opbouw, die dan eigenlijk moet beginnen, daaronder lijden en waarschijnlijk misschien zelfs rond 1984 – ’85 toch nog tot een wereldbrand leiden. Het is een pad, dat zich tussen vele gevaren doorslingert.

Is eenmaal die tijd voorbij en de gevarentijd overwonnen, dan zal men nog een zekere stabilisatietechniek moeten toepassen. Want het is niet te vermijden dat landen, die op het ogenblik de grootste veerkracht hebben (en daaronder reken ik o.m. Rusland en Rood‑China, dus eigenlijk het Chinese gebied) eenmaal in hun groei gelijkwaardig aan of zelfs meerwaardig t.o.v. het Westen zullen worden. Men moet dan zorgen dat het Westen niet door hun energie zal worden vernietigd. De pogingen om dit te verhinderen zullen waarschijnlijk de laatste 14 à 15 jaren van deze eeuw in beslag nemen.

Het zal u duidelijk zijn geworden, dat de geest aan de historie wel degelijk meewerkt. Zij bouwt de geschiedenis niet op; dat doet de mens. Maar zij tracht daarin bepaalde ontwikkelingen te voorkomen. Zij gaat niet uit van het materieel meest aangename of beste volgens de inzichten van de mens. Zij gaat steeds uit van de mensheid als geheel, haar continuïteit en de geestelijke ontwikkeling en de geestelijke waarden.

Omdat zij ‑ naarmate de eeuw voortschrijdt – meer aandacht moet gaan besteden aan direct ingrijpen in de menselijke omstandigheden waar dit mogelijk is en aan het meer algemeen beïnvloeden van de mensheid op alle plaatsen, moet zij gelijktijdig een groot gedeelte van haar werk a.h.w. terugbrengen tot minder spectaculaire en vaak ook minder persoonlijke waarden. In zekere zin is het enthousiasme, dat in esoterische en spiritistische of spiritualistische groeperingen een lange tijd kon bestaan, dan ook verzwakt. Dat is te begrijpen, maar er is niets aan te doen. Je kunt niet gelijktijdig de mens opvoeden en zijn milieu beïnvloeden zonder met hem rekening te houden.

De taak, die de geest zich dus is gaan stellen, werd van een oorspronkelijk bijna inwijdende taak tot een meer en meer onderwijzende. In de eerste 20 jaren van deze eeuw was er werkelijk wel sprake van een inwijding, van het wekken van het paranormale en het doen ontstaan van begrip daarvoor; dus het wekken van allerhande verschijnselen, waardoor de mens uit zijn gewone wereld werd getrokken.

De tweede 20 jaren brengen al een aanmerkelijke verzwakking. Het gaat hier om het persoonlijk bewustzijn van de mens te continueren; maar ‑ zoals ik reeds zei ‑ de tendensen op de wereld zijn daarvoor niet gunstig. Dientengevolge wordt er gewerkt aan persoonlijke gevallen en zien wij een groot aantal meer verlichte personen optreden en prediken.

Wij zien daarnaast pogingen van mensen om zichzelf te stabiliseren, om een thuis te vinden. Denkt u hierbij aan het Palestijns‑Arabisch geschil van deze dagen. Om de mens echter in te wijden moet hij begrip krijgen van zijn eigen persoonlijkheid, zijn eigen wezen. Hij moet gevoel krijgen voor zijn verbondenheid met het leven; en helaas wordt dit misbruikt.

Wanneer de geest probeert duidelijk te maken, dat het land waar je geboren bent, dat de mensen die je het best kent, je helpen om je persoonlijkheid zo goed mogelijk te ontplooien en dat je in den vreemde maar zelden tot een ontwikkeling kunt komen op geestelijk terrein, die groter is dan je in eigen milieu kunt bereiken, dan scheppen bepaalde filosofen (zoals bv. Rosenberg) Blut‑und‑Boden‑theorieën. Zij scheppen superioriteitstheorieën en beginnen een vreemde vorm van nationalisme aan te moedigen. Dit moet gebroken worden; maar het kan niet. De mens wil niet beseffen dat bewustwording door het eigen milieu (niet door een bepaalde leer, maar door een bepaalde vorm van leven in een gekende wereld, een wereld waarmee je harmonisch kunt zijn) belangrijker is dan de superioriteit over anderen of de heerschappij, die je misschien over de gehele wereld zou kunnen bezitten. Dit wanbegrip is vandaag den dag nog niet uitgeroeid. Het heeft zich misschien iets in westelijke richting verplaatst. Zeker, indien we als oorspronkelijke bron München nemen. Hier wordt dus het probleem van de derde 20 jaren geboren. Mensen worden losgeslagen. Hun milieu is aan zo voortdurende wijzigingen onderhevig, Het is zo’n mengeling van goed en kwaad in de meest extreme vorm, dat het mogelijk lijkt de gevoelens van eenheid en broederschap te wekken. Dit gelukt helaas ook maar weer ten dele.

Ik wil hier wijzen op de gevoelens van saamhorigheid, die in Engeland en in de Ver. Staten hebben bestaan evenals hier in Nederland of zelfs in Duitsland. De eenheid, die een zelfopoffering inhoudt, het vrijwillig en vaak vreugdig accepteren van gevaren, brengen een grote mogelijkheid tot geestelijke rijping, indien men n.l. het doel beseft waarvoor men dit doet. Een mens, die vecht voor zijn vrijheid, is niet veel meer dan een dier gevangen in een strik. Een mens, die vecht voor de vrijheid van anderen, ook al moet hij zijn eigen welzijn en leven daaraan opofferen, vecht voor iets wat zo groot is, dat hij daarin een nieuw begrip van God, een ware vorm van mystiek kan vinden. Het is in die jaren daarvoor soms wel een zeer vruchtbare tijd. Mensen weten zichzelf op te wekken tot een geestelijke grootheid, die ‑ al drukken ze het misschien niet zo uit ‑ een vorm van inwijding wordt. De geest tracht dit voort te zetten, maar zoals ik reeds zei, ze heeft zich verrekend. Op het ogenblik, dat de materiële welvaart weer mogelijk wordt, is het een strijd eerst om de radio, dan om de t.v., de ijskast, enz., en de geestelijke waarden blijven steeds meer achter. De gedachte dat geld alleen maar goed is, indien men ermee kan kopen, wordt langzaam maar zeker tot de gedachte, dat geld een prestigemiddel is. En er ontstaan weer de zelfde gevoelens van grootheidswaan, van sektarisme, van onbegrip voor anderen, als vóór die tijd hebben bestaan.

Wanneer we het einde van deze derde 20 jaren naderen, moet worden gezegd dat er tenminste één ding is bereikt: er is een grotere onverschilligheid voor bepaalde vormen van waan groeiende. Men spreekt over al van een vermindering van politieke interesse. In de kerken spreekt men van een vermindering van geestelijke interesse, maar dat is niet waar. In die 20 jaar heeft de geest kunnen bereiken, dat zeer veel mensen door de uiterlijkheden en de pretenties heen kijken, dat ze in politiek, in godsdienst, in esoterie zoeken naar waarheid. Ze moeten zelf denken, zelf doen, zelf vinden. Zelf denken willen ze nog wel, zelf doen wordt moeilijker. Vinden willen ze allemaal wel, maar meestal zonder werkelijk te zoeken.

De vierde 20 jaar begint de toenemende climax in kosmische en geestelijke inwerkingen doet de geest nog verder terugwijken. De veelheid van interesses, die zij heeft geschapen, moet langzaam maar zeker plaats maken voor boodschappen waaraan een zekere eentonigheid niet vreemd is. Haar poging om ingewijden over de gehele wereld uit te zetten wordt ten dele met succes bekroond. De vlucht ‑ of moeten wij zeggen de verplaatsing ‑ van de geestelijke centra uit de Himalaya naar elders is dan bijna voltooid en de Witte Broederschap moet zich ook opnieuw oriënteren. Zij moet zich richten op een totaal andere wereld en daardoor staat ook zij plotseling wat verder van de mensheid af dan voorheen.

De mensen begrijpen dit niet. Zij voelen zich door God en de geest verlaten. Zij verwachten resultaten en wanneer die niet verschijnen, komen ze in opstand. De prikkelbaarheid en opstandigheid nemen overal toe. En dan komt het ogenblik, dat de mens in de jaren ‘65 – ‘67 een keuze moet maken. Hier kan men alleen nog maar trachten het algemene beeld van waarheid, van vrede te geven; een meer algemene tendens naar de persoonlijke ontwikkeling. Men moet de massificatie  tegenhouden. De geest neemt alle maatregelen, die er mogelijk zijn. Het ziet er naar uit, dat zij in dit streven ‑ althans in het eerste kwart van deze periode ‑ niet al te best is geslaagd. Zij kan weliswaar spreken van enkele resultaten behaald binnen kerken en kerkgemeenschappen. Zij mag terugzien op enkele succesjes (ook waar het persoonlijke bewustwordingen of een nieuwe persoonlijke benadering van het leven betreft), maar de mens is nog steeds niet bereid de werkelijkheid te accepteren. Hij wenst zijn stoffelijke en geestelijke werkelijkheid alleen te zien door een bril, waarvan hij de kleur zelf mag bepalen. En dit betekent een nog steeds heersende eenzijdigheid.

De volgende periode zal gebaseerd moeten zijn op het afrekenen met dit alles en daarvoor zal het noodzakelijk zijn die massificatie hier en daar door te drijven. Je kunt een mens, die niet uit een brandend huis weg wil, omdat hij het nu pas lekker warm begint te krijgen, pas overtuigen, als hij zijn billen brandt. Misschien dat hij zich dan wil laten redden, indien het nog mogelijk is. Zo wordt de tendens dus verschoven. Wij zullen proberen, zo zegt men in de Witte Broederschap, om via gebeurtenissen een voortdurende onevenwichtigheid te scheppen en de wereld zo te beïnvloeden, dat de mens zich hier prettiger gevoelt in die stoffelijke omstandigheden; dat zijn weelde niet iets is, waarvan hij denkt: zal ik het morgen nog hebben? Dat hij zoekt naar een weg om blijvende waarden te vinden. Die blijvende waarden wil men dan geven in een persoonlijk contact met het hogere. Maar hoe kun je iemand, die zich druk maakt over Feyenoord – Real Madrid of iets dergelijks, bereiken voor een flits van goddelijk Licht? Het is waarlijk moeilijk.

Het probleem gaat verder, want de algemeen groeiende wereldbevolking brengt ook een aantal geestelijke kwalen met zich. U merkt er misschien nog niet veel van. Over een tiental jaren zullen ze echter wel steeds meer merkbaar worden. De mens kan zijn milieu niet meer aan, om dat hij te weinig ontspanning en rust heeft. Zou hij de innerlijke rust kunnen vinden, dan zou dit alles minder uitmaken. Een mens die innerlijk rustig is, die kan temidden van knallende motoren, schreeuwende buren, jankende radio’s rustig in zichzelf nog met God alleen zijn. Maar de doorsneemens kan dit niet. Er dreigt over een steeds groter deel van de wereld in de massa een zekere vorm van schizofrenie op te treden, gespleten persoonlijkheden. Mensen, die Jekyll en Hyde om de beurt naar buiten laten komen. Mensen, die onberekenbaar zijn, die geen beheersing over zichzelf meer hebben. Ook daaraan moet iets worden gedaan. Dus moet de sociale orde worden aangepakt en wel op een zodanige manier, dat de mens weer iets krijgt om voor te werken, voor te vechten, voor te leven. Men besluit o.m. het conservatisme in vele delen van de wereld aanmerkelijk te versterken. Dit lijkt wel een heel vreemde maatregel. Maar juist als men wordt geconfronteerd met de dwaze vasthoudendheid van hen, die het verleden willen terughalen en men voor zichzelf geen toekomst ziet, zal er misschien de mogelijkheid zijn dat men zegt; “Waar blijft het beeld? Waar blijft het visioen?” En dán is ingrijpen mogelijk.

Inwijdingen vinden in deze tijd al plaats. Ze zullen in de komende 15 jaren nog wel aanmerkelijk toenemen, denk ik. Het zijn echter persoonlijke gebeurtenissen; en zuiver persoonlijke gebeurtenissen zijn niet voldoende. Men moet dus trachten de wereld in deze 20 jaren verder voor te bereiden op een samenwerking, die ze zich nu nog niet eens durft voorstellen. De mensheid moet ten koste van alles worden samengesmolten; en in die samensmelting zal dan de laatste periode van deze eeuw kunnen beginnen.

In die laatste periode moet de mens niet meer alleen innerlijk maar ook als gemeenschapswezen (dus temidden van zijn omgeving) God ontmoeten. Niet als de een of andere verschrikkelijke Jahweh, een lieflijke Adonai, een zoetelijke Here Jezus of als een krijgshaftige Mohammed, die Allah in zijn banier voert. Men zal God moeten ontmoeten als een zuiver persoonlijke waarde, die echter kan worden gedeeld met anderen, zonder dat ze anderen wordt opgelegd. Godsdienstvrijheid, zult u zeggen; maar het is meer dan dat. Het is een absolute innerlijke vrijheid waardoor een aanvaarding van maatschappelijke en sociale gebondenheid als vanzelfsprekend is. Of men daarin zal slagen, zal de toekomst leren.

De eerste 7 jaren van deze laatste 20 jaar zullen dus over het al gemeen godsdienststrijd en plotselinge hervormingen te zien geven. In de opbouw van een nieuwe wereldeenheid zullen natuurlijk een groot aantal oude instanties als mummies ineen storten, die door de tijd zijn verteerd. Maar de mensen zullen de gestalte missen. Dat gemis vergoeden, zal waarschijnlijk in de laatste 13 jaar wel de hoofdfase zijn. Men moet een geestelijk beeld scheppen, dat in de plaats kan treden van het organisatorische, het theoretische beeld, dat de tijd beheerst.

Hier heb ik dus weer geprobeerd duidelijk te maken hoe de mens zelf wel zijn geschiedenis maakt en schrijft, maar daarbij wordt beïnvloed op velerlei wijzen. Het is de geest, die de mens tracht te brengen tot een zodanig gebruik van deze invloeden, dat hij daarin zelf het voordeligst, uitkomt en de beste resultaten behaalt. Historie, zoals de mens die kent is over het algemeen een leugen. De grote held, die u in elk geschiedenisboek wordt beschreven, was misschien een man die loenste, last had van reumatiek en liever thuis bij moeder de vrouw zat dan de grote veldtochten te beleven, die zijn grote roem waren. Mensen, die u ziet als wereldveroveraars zijn misschien als u hen ontleedt, mannetjes met een minderwaardigheidscomplex, die voor de overweldigende omgeving van moeders en zusters wegvluchten in voortdurende krijgstochten.

De historie spreekt over veldslagen, over koninkrijken. Zij spreekt over de belangwekkende ontdekkingen en nieuwe filosofieën. Waarover ze niet spreekt, is over de mens. En toch is de werkelijke geschiedenis iets, wat door de mens ontstaat. Wat u op het ogenblik misschien erg belangrijk vindt, och, wat zal daarvan over honderd jaar nog over zijn? Denkt u dat ze over honderd jaar nog schrijven dat de Beatles werden vereerd? Denk niet, dat dat belangrijk is. En ze zullen waarschijnlijk ook heel weinig schrijven over enkele staatslieden, die men nu groot noemt. En zelfs een Concilie met al zijn schijnbare belangrijkheid zal over honderd jaar alleen maar één fase temeer zijn in dezelfde gang der feiten. Wat belangrijk is, is de mens, dat wat in de mens groeit.

Een voorbeeld kunnen we vinden in het ontstaan van de Encyclopedisten in Frankrijk. Deze mensen geven uiting aan de behoefte om te ontvluchten aan een te grote gebondenheid een te sterk uitgedrukte feodaliteit van de heersende klasse. Die vlucht wordt mogelijk, wanneer men meer weet. En terwijl de hogere standen terug willen naar de natuur, verlangen de lagere standen juist kennis. Waar eenmaal kennis is geschapen, daar komt begrip. Waar begrip komt, daar ontstaat een derde stand. Waar een derde stand ontstaat naast de adel en de clerus, daar moet de revolutie ontstaan.

Dan zeggen wij: Ja, dat zijn de grote schrijvers en grote staatslieden van die dagen geweest. Dat is het werk geweest van bv. een Robespierre, een Danton. Dat zijn de namen die men heeft onthouden. Maar wat zou Robespierre zijn geweest, indien hij niet door zijn omgeving tot een zeker degout voor zichzelf was gekomen. Zijn hele leven was een voortdurende aanklacht tegen zichzelf. Maar de historie zegt dat niet.

De geschiedenis, die de geest schrijft, zal later worden neergeschreven in veldslagen en oorlogen, in veranderingen van sociale systemen. Maar de historie, die de geest tot stand kan brengen is altijd weer de historie van de eenling. Het is onmogelijk van uit een geestelijke wereld 10.000 mensen te dwingen tot dezelfde gedachten, zonder hen daarbij geestelijk te doden. Je kunt wel een beeld scheppen, dat 10.000 mensen elk op hun eigen wijze beleven. Je kunt hun een begrip of een ideaal geven dat ten slotte alle lichamelijkheid in hun wezen overwint, dat voor hen meer wordt dan de uiterlijkheid en dat daardoor zin geeft aan wat anders misschien zinloos zou blijven. De geest schrijft haar historie dus via de eenling. Het is de eenling, die ‑ op zichzelf van weinig betekenis zijnde ‑ ertoe bijdraagt dat de mensheid verandert. Het gedrag van een uwer kan het karakter van deze avond wijzigen, dat weet u. Maar het wijzigt daarmede ook de gedachten, waarmee de anderen naar huis gaan en mogelijk de reacties, die ze daarop zullen hebben. Op dit alles nu is het hele geestelijke werk gebaseerd.

Wanneer je in de historie moet ingrijpen, dan kun je niet een heel volk dwingen; ook de Witte Broederschap kan dat niet. Maar ze kan wel een voorman, één enkele mens misschien beïnvloeden. Ze kan ervoor zorgen, dat bepaalde dwaasheden worden voortgezet tot het ogenblik, dat iedereen ze beseft. Ze kan ervoor zorgen, dat een mens tijdelijk of voorgoed van het toneel verdwijnt. Ze kan iemand een gehoor verschaffen, dat hij zonder deze geestelijke hulp niet had gekregen. Het is het werken met details. Details lijken altijd weer onbelangrijk, maar bij de gedachte aan een inwijding, aan een scheppen van nieuw geestelijk denken, nieuw inzicht in zichzelf kunnen ze toch van het hoogste belang zijn. Neem b.v. de verwildering van uw sporten. Denk niet, dat ik hier de sport op zichzelf wil aanvallen of verdedigen. Maar langzamerhand heeft de mens het idee van een persoonlijke lichaamsoefening (sport) overgedragen naar het beschouwen van de inspanning van anderen. Men is van de persoonlijke worsteloefening gekomen tot het bezien van de gladiatoren. Het is duidelijk dat iets dergelijks zover moet worden opgevoerd, dat er een walging ontstaat tegen de uiting en dat men de lichaamsoefening voor zichzelf terugvindt als een persoonlijke ontwikkeling.

Het is ook duidelijk, dat deze niet in een massale sport zonder meer kan worden gevonden. Natuurlijk, een partijtje korfbal, hockey, voetbal of wat dan ook zal wel blijven bestaan. Maar de mens moet er zich van bewust worden dat het doel van dit alles is: een evenwichtig en gezond lichaam. En dan gaan we al heel sterk de kant uit van iets, wat op Hatha‑Yoga lijkt, want niet alleen de lichamelijk conditie maar ook de geestelijke moet worden beïnvloed.

Die geestelijke invloed voert natuurlijk eerst tot lichamelijke evenwichtigheid, waar die nog mogelijk is. Maar ze geeft degene, die enigszins die evenwichtigheid bezit, ook de kans om juist daardoor geestelijk grotere krachten te verdragen. Een voorbeeld daarvan is misschien het volgende: Als ik mijzelf als entiteit wil openbaren met het licht van een van de Heren van Kleur aan iemand, die er weinig vanaf weet en die lichamelijk niet gezond is, dan zal daardoor onvermijdelijk een ernstige ziekte ontstaan. Hij kan het niet verwerken. Een gezonde mens kan dit wel verdragen, indien het lichaam er een beetje tegen kan. Dat heeft met leeftijd niets te maken, maar alleen met een harmonisch ontwikkeld zijn, een evenwichtigheid dus. Die mens kan dit dan wel verdragen en wat meer is, hij zal er enig besef van overhouden.

Als je op de mensheid wilt inwerken, dan zul je dat moeten doen door op het ogenblik dat dat mogelijk is een flits van betrekkelijk hoge waarde in hem te ontladen, een zekere kracht uit een hogere sfeer. Dat kun je alleen doen, indien hij als persoonlijkheid in staat is dit te verwerken. Daarom zal een zekere bevordering van de lichaamscultuur onvermijdelijk zijn. Maar zij is alleen doel, omdat zij gelijktijdig middel is. Het middel om de eenling uit die massa te maken tot een persoonlijkheid met een contact met hogere waarden. Wat die mens ermee doet, kun je als geest niet zeggen. Je kunt dus niet zeggen: Ik geef iemand een bepaald geestelijk inzicht, een geestelijke kracht en hij wordt plotseling edel; hij wordt een groot genezer, een groot ziener of wat anders. Wat die mens ermee doet, is zijn zaak. Je kunt hem niet dwingen, want dan zou je hem weer geestelijk doden.

Het is dus zaak om zoveel mogelijk mensen een zo hoog mogelijk potentiaal van geestelijke krachten te geven. Het is volgens mij aannemelijk dat dit zal gebeuren na 1967. Wat er op het ogenblik gebeurt, is misschien eerder een aantal proefnemingen. Het is belangrijk voor degene, die het ondergaat. Voor het geheel is het dus nog geen geldende waarde.

Een formulering te vinden voor de waarden uit een hogere sfeer, die hier gaan optreden, is wel heel moeilijk. Misschien kan ik het zo omschrijven: Wanneer wij de mensheid, zoals zij op het ogenblik gemiddeld leeft, zouden wakker roepen tot een begrip van bepaalde geestelijke mogelijkheden en waarden, dan zou het merendeel van hen blijven steken op het astrale vlak; en d.w.z. dat zij haar eigen kwaad zou ontmoeten en misschien zelfs versterken. En dat betekent dat zij onnodig zou ondergaan aan vele waarden, die eigenlijk gemakkelijk genoeg kunnen worden vernietigd of terzijde gesteld. Een mens, die in deze tijd die gevoeligheid en dat bewustzijn verkrijgt en niet hoger kan gaan dan het astrale, zal bijna zeker door zijn eigen angst worden achtervolgd tot het einde van zijn dagen en langer. Dat mag niet. Dus moet ervoor worden gezorgd dat degene, die een werkelijke inwijdingsflits krijgt, in staat is dit gebied te passeren; dat hij hogere waarden kan aanschouwen en verwerken; dat hij de vrees a.h.w. kan vernietigen door de erkenning van het licht.

Het zal u duidelijk zijn, dat op die grote massa mensen, die er op het ogenblik leeft, een betrekkelijk gering percentage daarvoor in aanmerking komt. Zelfs als bij de proefnemingen in deze tijd één op de duizend een zekere flits kan krijgen, dan is dit nog veel te weinig. En ik kan u verzekeren dat het aantal, dat gemiddeld vanuit de geest wordt beroerd, veel kleiner is dan dit. Om voor het geheel der mensheid een werkelijk resultaat te behalen zou tenminste één op honderd, zo mogelijk één op vijftig een dergelijke flits moeten hebben en zo tot een nieuwe beleving van het bestaan komen. Ik neem aan, dat dit misschien nog vóór het jaar 2000 mogelijk is, maar zeer waarschijnlijk zal het nog een langere tijd vergen. Wat ik dus op het ogenblik als opbouw zie, is het scheppen van een moment van geestelijke vrijheid voor steeds meer mensen. De invloed, die dit heeft op de ontwikkeling van de menselijke geschiedenis, zal waarschijnlijk wel weer even vertekend en even dwaas worden opgetekend als al datgene, wat u uit het verleden bekend is.

We kunnen natuurlijk zeggen, dat de eerste Oranjevorst een Vader des Vaderlands was. We kunnen ook zeggen, dat het een eigenaardige seigneur was. We kunnen zeggen, dat de eerste Oranjes dan toch maar de bevrijders van Nederland waren. We kunnen ook zeggen, dat ze verraad aan hun vorst hadden gepleegd. Het is allebei waar.

We kunnen zeggen, dat het Christendom, de kerstening van heel Noord‑Europa heeft mogelijk gemaakt. We kunnen aan de andere kant met evenveel recht verklaren, dat datzelfde Christendom de beste waarden in dit Europa voor een groot gedeelte heeft vernietigd, omdat ze niet pasten bij de inzichten van de kerkelijke heersers. Begrijpt u wat ik bedoel?

Wanneer de geschiedenis moet worden geschreven, dan zie je alleen maar één kant van de zaak. Wanneer je als geest de historie beïnvloedt en dit bewust tracht te doen, moet je alle kanten zien. Je kunt niet volstaan met te zeggen: Wij zullen een kleine oorlog beginnen en daarna een blijvende vrede hebben. Want als die blijvende vrede een geestelijke dood is (stilstaand water stinkt snel), dan vervalt de mensheid, die zondermeer in zelftevredenheid en zelfgenoegzaamheid in vrede leeft al zeer gauw tot een dierlijk bestaan met weinig geestelijke mogelijkheden. Je kunt niet zeggen: Wij zullen dwingen. Want op het ogenblik dat je dwingt, maak je de mens kapot. Je kunt ook niet zeggen: We zullen die mens volledig vrij maken. Want in zijn volledige vrijheid zal hij zichzelf vernietigen. Het is dus een kanaliseren en een reguleren van menselijke emoties en reacties.

In deze dagen is die taak wel bijzonder zwaar. Als wij ons nu even realiseren dat u alleen in de laatste maand al tweemaal op de grens van een wereldoorlog hebt gestaan, dan is dat toch wel voldoende, dunkt mij, om aan te tonen hoe enorm moeilijk en zwaar de taak is, die de geest en de Witte Broederschap op zich hebben genomen. Als ik u zeg, dat het gevaar nog niet is overwonnen, dan zult u dat begrijpen. En als ik u zeg, dat dat gevaar rond november overwonnen wordt, dan vraagt u zich waarschijnlijk af hoe ik dat kan weten. Ik weet welke krachten kunnen worden gebruikt; en de kans is 99 tegen 1 dat er geen wereldoorlog komt. De kans is echter 1 tegen 1 dat de huidige oorlog in een wat gewijzigde vorm wordt voortgezet. Dat weten we.

Om u een ander voorbeeld te geven: Het is in de laatste twee maanden driemaal bijna tot een zodanige uitbarsting van rassenonlusten gekomen dat hierdoor de gehele Ver. Staten in een burgeroorlog zou zijn gewikkeld. Dat is tot nu toe voorkomen. Maar de emoties en de krachten, die toen tot uitbarsting kwamen, zijn nog steeds aanwezig. Zij moeten langzaam maar zeker worden gekanaliseerd. Zij moeten van te grote berusting en te grote gewelddadigheid worden omgebogen tot een juiste activiteit, die voor alle mensen (de negers en de blanken) goed is.

Misschien is het u ook bekend, dat het aantal omwentelingen, dat in verschillende landen (Afrika, Zuid‑Amerika zowel als Azië en zelfs in Europa) dreigt, groot is. Wanneer wij op dit moment al die revoltes gelijk tijdig tot uitbarsting laten komen, dan volgt daaruit onvermijdelijk een wereldoorlog, want dan zijn de mensen losgeslagen en zal iedere heerser grijpen naar het enige middel dat hij heeft om de gewelddadigheid van zijn volk te kanaliseren: een aanval op een ander.

In Zuid‑Amerika heeft het tweemaal op het kantje af gestaan, dat er gewelddadigheden tegen een ander zouden worden gepleegd. Toch moet aan de andere kant de revolutie worden doorgezet; en dat kan het best op een stabiliserende wijze geschieden door het optreden van dictators toe te staan.

Een dictator is geen prettig wezen, geen prettig verschijnsel. Maar indien wij moeten kiezen tussen een dictator, die een tijdelijke, maar dan toch aanvaardbare stabilisatie tot stand brengt en een volk, dat in een democratie van de revolver zichzelf doodt, dan moeten wij wel kiezen voor de dictator. Maar dan moet gelijktijdig de illusie en de waan, die met een dictatoriaal optreden altijd weer gepaard gaat worden teniet gedaan. En dat zal in de komende tijd zeker het geval zijn. Rekent u voor de volgende jaren maar op een heel stelletje nieuwe dictators en ook op de dood van een paar oude en het opstaan van nieuwe.

Wat eruit voortkomt? Ach, voor de historie wordt dat later een kwestie van de overwinning van de een of andere vorm van democratie; dat staat al vast. De vraag is: Zal het een overwinning zijn van de menselijkheid in de mens? En dat kan worden bereikt. Er kan onder alle vormen van gezag en bestuur (ook het z.g. atheïstische communisme, ook het katholiek‑gebonden staatsbestel ergens anders) bereikt worden, dat in de mens de vrijheid groeit van een persoonlijk contact met het hogere; dat er uit de verwarringen van de wereld niet alleen een nieuwe mystiek ontstaat, maar ook een nieuw mystiek beleven. Aan het einde van deze eeuw zal dat mystiek beleven waarschijnlijk de belangrijkste factor zijn voor de bepaling van het lot der mensheid.

Ik hoop, dat ik u met deze inleiding enig inzicht heb gegeven in de wijze, waarop de geest de historie beïnvloedt. Dat ik u duidelijk heb gemaakt dat het niet alleen een zware taak is, maar dat het ook een taak is met vele beperkingen. Begrijp echter één ding: De werkelijke historie wordt door ú geschreven. De geest beïnvloedt u, maar u schrijft de historie. Niet het volk, niet de dictators, niet de veldheren, niet de grote ontdekkers, maar U.

Het is de eenvoudige mens, die de basis is voor alle gebeuren. Als die mens in zich het licht kent, zal het licht de wereld domineren. En waar het licht de wereld domineert, daar zal bedrog, misleiding en zelfverheerlijking terugwijken voor een reëel samengaan en samenwerken en daardoor de mensheid vormen, die als geheel waardig is om een hogere kracht te erkennen.

**********************

Vrienden, ik heb geprobeerd u een beeld te geven van het werk van de geest. Uw interesse was hoofdzakelijk voor hetgeen die geest er dan allemaal wel mee zou doen, m.a.w. u kijkt meer naar de resultaten dan naar de werking. Gezien vanuit de eeuwigheid zijn al die verschijnselen onbelangrijk. Hoe lang is het geleden dat Toet-ank-amon het gezag probeerde over te nemen en gedomineerd door het priesterschap dat hij had erkend eigenlijk te gronde ging op jeugdige leeftijd? Dat is niet zo lang geleden. Voor u lijkt het lang, maar in de eeuwigheid is het niets.

Wat wij in werkelijkheid schrijven is niet de geschiedenis van de mensheid alleen. Wij schrijven de geschiedenis van de menselijke geest, van een bewustzijn, dat ‑ uitgaande van een persoonlijk besef en een bewustzijn ‑ direct met het “ik” verbonden langzaam maar zeker leert werelden te omvamen en ‑ door zich te ontdoen van de beperkingen van het alleen “ik” zijn ‑ kan komen tot een concept, waarin de schepping wordt bevat en waar in God kenbaar wordt. Het is de bewustwording van de mensheid, die belangrijk is. Het is die bewustwording, welke het doel is van elk ingrijpen vanuit de geest. Het is de bewustwording van de mensheid, waarvoor de Witte Broederschap dag in dag uit zwoegt.

Alles, wat nu gebeurt, lijkt u belangrijk; maar het gaat voorbij. Wat deert het u, of er over 40 jaar een oorlog is, als u over 10 jaar dood bent? Niets. Wat deert het u, als de bewustwordingsmogelijkheid van de mensheid over 5 jaar teniet wordt gedaan, ook al leeft u nog 100 jaar gelukkig op aarde? Dan hebt u na een rustig en gezellig bestaan van 100 jaar eeuwen van worsteling om de vonken van licht die u ziet eindelijk te accepteren en niet steeds weer weg te vluchten in het duister van een verwerping, waarin niets behalve, het eigen “ik” bestaat. Bewustwording is de belangrijkste waarde. Het is het openbloeien van de mens tot een begrip voor het hogere, maar ook van het totaal zijnde, dat van belang is.

Het schrijven van de historie ach, dat is een voorbijgaand iets. Het schrijven van de menselijke bewustwording, dat is de geschiedenis van de realisatie van het evenbeeld Gods in de schepping, die nu nog de spiegeling is van de Eeuwige, maar die eens de directe weergave van Zijn wezen is en direct met Hem verwant zal zijn.

U moet mij niet kwalijk nemen, dat ik daarom aan het einde van deze avond de nadruk leg op de bewustwording. Juist met de kennis die u in deze dagen verwerft, de inzichten in en de beheersing van de materie, die steeds meer mogelijk worden. Juist met het langzaam groeiend inzicht, ook in de menselijke persoonlijkheid en haar problemen is er een sleutel aanwezig in de mensheid, waarmee ze zich nieuwe rijken kan openen. De veroveringstochten van morgen moeten er geen zijn naar de wereld of naar de sterren in de ruimte. Ze moeten in de eerste plaats veroveringstochten zijn naar het onbekende gebied, waarin de eeuwigheid sluimert binnen elke mens.

De geest strijdt niet om u een mooie wereld te geven, maar om het Al voor u open te leggen. Zij strijdt om u uzelf te doen veroveren. Daarom is het individu van zo groot belang. De menigte kan zichzelf niet hervinden. Zij blijft altijd een groot aantal divergerende werkingen, die tijdelijk worden opgelost in één probleem, in één antwoord, dat voor een ieder onvoldoende is. Maar de mens, die in zichzelf een begrip van de eeuwigheid verkrijgt, zal ‑ al blijft hij deel van die massa en deel van de menselijke historie ‑ een waarde aan die mensheid geven, die blijvend is, die door geen tijd teniet kan worden gedaan en die door geen gebeuren op aarde meer kan worden uitgewist.

Eeuwigheid is ons doel. Het is de eeuwigheid, die wij willen veroveren. Het is de kracht, die wij vinden in die eeuwigheid, hoe beperkt ons besef daarvan ook moge zijn, die ons in staat zal stellen op deze wereld alle dingen eindelijk ten goede te keren. Niet de mens sparend voor pijn en ellende, maar de mens sparend voor een ondergang, waarbij hij zichzelf verliest.

image_pdf