11 september 1959
Het antwoord op de vraag wat de juiste levenshouding is, kan alleen beantwoord worden wanneer wij eerst bepaald hebben wat wij voor onszelf in het leven verlangen. Wij moeten dus eerst voor onszelf hebben vastgesteld wat ons feitelijk doel is in het leven. Dit betekent dat mijn betoog zich moet baseren op een door mij aangenomen feit. Ik stel, dat degene die dit onderwerp stelde, ongetwijfeld mede heeft gedacht aan geestelijke bewustwording en de geestelijke achtergronden van het menselijke leven. Voor degenen bij wie dit niet het geval is, zal mijn behandeling dus ten dele onjuist en onvolledig genoemd kunnen worden.
De grootste moeilijkheid bij het bepalen van een juiste levenshouding is in deze dagen wel gelegen in de massabeïnvloeding die regelmatig plaats vindt. Ik weet wel dat de meeste mensen in deze dagen aannemen, dat zij als individu toch nog heel wat verschillen van alle andere. Maar deze verschillen zijn betrekkelijk klein. Voorbeeld: U draagt allen ongeveer dezelfde kleding. U gebruikt allen standaard meubelen die voor de massa worden ontworpen en en masse vervaardigd. U gaat naar massavermakelijkheden. U laat u bij uw keuze steeds weer beïnvloeden door wat de massa verbruikt. Dit laatste is wel het meest belangrijke in dit deel van mijn betoog: uw wereld is gebaseerd op massaproductie. Haar welvaart is gebaseerd op vele en goedkope gebruiksgoederen.
Om dit mogelijk te maken moet men een normalisatie en een standaardisatie van de gemiddelde smaak tot stand brengen. Dit geldt voor alles wat in ruimere mate aan het publiek ter beschikking wordt gesteld. Dit standaardiseren bestrijkt vele gebieden. Voorbeeld: Goedkopere boeken kunnen alleen lonend geproduceerd worden bij grote oplagen. Een film moet zoveel mogelijk verschillende mensen trekken wil men de begeerde grote recette opbrengen. De vorm van verbruiksgoederen moet, zo men een massale productie wenst, aan de gemiddelde smaak worden aangepast. Andere vormgevingen zijn voor de doorsneemens te duur.
Hieruit volgt, dat door de druk der maatschappij, de moderne mens steeds meer geneigd zal zijn hetgeen men als gemiddelde smaak der massa aan hem voorlegt, te zien als juist en goed. Hij behoudt dan zijn theorieën als: “Geef mij maar Brahms. Chopin is in mijn ogen niet veel meer dan een cavalier van de lichtere muze.” Een ander zegt: “Ik ben wel degelijk anders dan anderen. Ik kan Picasso niet luchten of zien. Geef mij maar Rembrandt”. Daarbij gedraagt men zich dan, alsof deze dingen als uiting van individueel bestaan boven alles belangrijk zouden zijn. De gelijkvormigheid ontsnapt de mens meestal, omdat hij een te grote waarde aan theorieën toekent. Men zegt bv. “Wij moeten afstand doen van alle geweld. Wij moeten ten koste van alles vrede hebben.” Anderen zeggen: “Zeker, maar eerst moeten wij bewijzen dat wij in alles de meerderen zijn”. Maar geen van hen doet er iets aan. Beide partijen zijn lijdzaam en aanvaarden wat de wereld brengt, evenals de meneer die Brahms mooi vindt, lijdzaam is, evenals de man die Rembrandt verkiest, accepteert wat hem in het leven verder geboden wordt.
Indien wij het gestelde als juist aannemen, dan volgt hieruit, dat een juiste levenshouding in geen geval een houding mag zijn die alle waarden klakkeloos doet aanvaarden. Een zonder enige daadwerkelijke kritiek aanvaarden van hetgeen de wereld biedt, vrienden, betekent dat men steeds verder verwijderd wordt van een zelfstandig denken. Door het gemak dat de wereld bij een zonder meer aanvaarden biedt, loochent men eigen smaak en gedachten. Op den duur vergeet men zelfs dat men die ooit heeft bezeten. Kosten e.d. spelen hierbij ook vaak een rol. Omdat een pocketboek zo goedkoop en toch ook wel aardig is, kom u er niet meer toe die gedichten te kopen, die juist u in het bijzonder interesseren. Per slot van rekening: het boekje met de gedichten kost ƒ 4.75 en is maar 20 of 30 bladzijden, terwijl u voor 1.25 gulden een pocketeditie kunt krijgen van minder mooie gedichten, en die telt dan tenminste 200 tot 250 bladzijden.
Hierin ligt het eerste werkelijk zeer van de hedendaagse mens. Geestelijk gezien geldt immers het volgende: de mens heeft behoefte aan een persoonlijkheid. Zijn gehele leven dient gewijd te zijn aan het uitleven van die persoonlijkheid. Niet in de negatieve zin van een bandeloos uitleven, maar in het voortdurend uitdrukken van ons eigen denken en onze eigen smaak. Toch blijkt vaak zelfs lichamelijk het tegendeel! Wanneer een vrouw zich alleen maar op haar gemak voelt wanneer zij sprekend op Marlene Dietrich lijkt, dan geeft zij hiermee blijk van een ontstellend gebrek aan zelfstandigheid en eigen persoonlijkheid. Wanneer een man er toe overgaat zijn schedel kaal te laten scheren, omdat Yul Brynner daarmee zoveel succes oogst, geeft hij blijk van een zeer groot wantrouwen t.o.v. eigen persoonlijkheid en aantrekkelijkheid. Men perst zich in het keurslijf van een andere persoonlijkheid, omdat men op zichzelf niet vertrouwt. Zelfvertrouwen is echter noodzakelijk, zowel voor de geestelijke bewustwording, als voor het bereiken van resultaten op de wereld. Wanneer u in staat wilt zijn de voor u juiste levenshouding te kiezen, zult u moeten beginnen met meer vertrouwen in uzelf te hebben. U hebt evenveel kansen op succes als ieder ander. U hebt evenveel mogelijkheden om uzelf te zijn met goede resultaten, zelfs wanneer het hier gaat om maatschappelijk leven, of scheppende activiteiten.
In de tweede plaats zien wij op de wereld een algemene taalverwarring ontstaan. Een tweede Babel draagt er toe bij het zelfstandig leven en het vinden van de juiste levenshouding bijzonder moeilijk te maken. Wanneer men bv. over vrede spreekt in de U.S.A., dan is dit een andere vrede dan wat men in Nederland bedoelt. Deze beide bedoelen weer heel iets anders dan een Rus die ditzelfde woord gebruikt. Voor andere woorden geldt al precies hetzelfde. Denk maar eens aan democratie of verdraagzaamheid. Er is geen woord of het heeft velerlei vaak tegengestelde betekenissen gekregen, doordat het deel ging uitmaken van een vakjargon van politici. Dezen trachten immers hun eigen ideeën en ideologieën met algemeen goed gekende begrippen aan te kleden. Daarbij wordt de oorspronkelijke betekenis te allen tijde geweld aangedaan.
Voorbeeld: wanneer men u naastenliefde predikt – zoals Jezus Christus heeft gepredikt – en u hoort een der predikers hierbij spreken tegen het samengaan op scholen van blanke en zwarte kinderen, dan deugt er ergens iets niet. Dan is de interpretatie van naastenliefde, zoals de prediker deze hanteert, absoluut foutief. Wanneer een pastoor besluit een zondig element in zijn parochie uit te sluiten en een boycot van deze mens aanmoedigt – dit is inderdaad vaak gebeurd – dan is dit een directe zonde tegen de werkelijk christelijke naastenliefde. Maar men redeneert anders. Men gaat uit van het standpunt: Wij vinden dit goed. Wij menen dan ook dat het liefderijker is tegenover de negers hen in eigen milieu en onwetendheid te laten. Wij vinden het niet erg, wanneer de zondaar in wanhoop sterft, wanneer hij eerst aan ons zijn schuld maar bekent.
Dergelijke gebeurtenissen wijzen ons erop, dat vaak het menselijke begrip ziek is. Wanneer wij de voor ons juiste levenshouding willen omschrijven, is het dan ook niet voldoende deze te omschrijven. Wij moeten bovendien in staat zijn te definiëren welke waarde de begrippen hebben waarin wij de levenshouding voor onszelf omschrijven. Wij willen, zo zegt men, de naastenliefde in de praktijk brengen. Wat betekent die naastenliefde dan? Werkelijke naastenliefde impliceert – volgens mij – dat u de naaste lief moet hebben gelijk uzelf. Wanneer u naaste een beroep op u doet, moet u altijd voor hem klaar staan. Wanneer de naaste leed heeft, moet het voor u even belangrijk zijn dat leed te stelpen, of op te heffen, als het zijn in het geval, dat het uzelf betrof. Wanneer een ander gebrek lijdt, moet u even bereidwillig u eigen middelen ter beschikking stellen, als u zou verlangen dat een ander ten opzichte van u zou doen. Het is dus wel noodzakelijk de verhoudingen steeds zo zuiver en juist mogelijk te stellen. Verdraagzaamheid bv.: te verwachten dat een ander u zal verdragen, is gemakkelijk, maar tegenover anderen voortdurend verdraagzaamheid tonen, is moeilijk.
Wij moeten bij de keuze van een juiste levenshouding vooral steeds de nadruk weten te leggen op de elementen waar normaal geen acht op geslagen wordt. Wanneer dus over het algemeen het woord verdraagzaamheid betekent: “Men moet ons maar accepteren, maar tolereren wat wij doen”, moeten wij juist stellen: “wij moeten anderen accepteren en tolereren, zoals zij zijn”. Wanneer men u zegt: democratie is de regering door het volk, voor het volk, dan moeten wij juist zeggen: democratie is de uitdrukking van de vrijheid van het individu. Om deze ook aan anderen te verzekeren, zullen wij zelf offers brengen, wanneer het nodig is.
U zult zeggen: wat hebben al deze stoffelijke toestanden nu te maken met onze juiste levenshouding in geestelijk opzicht? Vraagt u zich eens af wat er van een geestelijke bewustwording terecht kan komen, wanneer wij beginnen met zelfbedrog. Wij kunnen niet eenvoudig maar onze stoffelijke belangen regelen op een manier die voor ons zo gezellig en comfortabel mogelijk is, om dan te verwachten dat geestelijk nu alles vanzelf wel deugt. Het is eenvoudig de juiste levenshouding uiteen te zetten in kosmische termen. Dan zeggen wij: “de mens, uit God geboren, moet God beleven”. Uitstekend. Maar hoe doet u dat? Wij zeggen: “de mens, geboren zijnde uit het tijdloze, moet streven naar eeuwigheid”. Heel mooi natuurlijk. Maar als de tram vijf minuten over tijd is, staat u toch te popelen, vooral wanneer u daardoor bijna een trein mist. De mens, zo zegt men, moet leven voor God. Maar als u honger hebt, leeft u meestal meer voor de maaltijd die u te wachten staat, dan voor God. Daar kunt u nu eenmaal niets aan doen. U moet alle mensen gelijkelijk liefhebben. Maar als u rond de 20 bent en juist die ene jongen – of meisje – gevonden hebt, dat u zo bijzonder bevalt, wordt het zeer moeilijk dit in de praktijk te brengen.
Al zijn deze regels ook nog zo kosmisch, toch zeggen zij heel weinig. Juist omdat het zo moeilijk is – zoal onmogelijk – ze op aarde in de praktijk te brengen. Het gaat niet om de mooie regels. Er bestaan op aarde minstens 30 leringen, die elk voor zich – mits daadwerkelijk opgevolgd – de mens het absolute pad der bewustwording tonen. Zij komen dan ook alle op hetzelfde neer. Op deze overeenkomsten let niemand. Niemand komt er toe ze zonder meer geheel in de praktijk te brengen. Men gelooft het. Men theoretiseert. Men verwacht van alle anderen dat zij dit alles in de praktijk zullen brengen. Maar zelf meent men belangrijker zaken te hebben, waardoor men zelf het beste geestelijke voedsel voor zich weet te bederven. Men brengt zich in een geheel foute positie, wanneer men de nadruk op de theorie – en de onfeilbaarheid daarvan – gaat toeleggen, zonder verdere praktische pogingen.
Vindt u het nog wonderlijk dat ik mijn lessen begin met de regels en verschijnselen van de materie? U weet het immers zelf: het is eenvoudig genoeg om te zeggen: “Wanneer God u roept, moet u volgen…..” Natuurlijk is dat juist. Maar zonder verdere uitleg van hetgeen daar aan stoffelijk verbonden is en hoe men dit dus moet doen, helpt dit niet veel. Dan kunnen wij ons er natuurlijk vanaf maken door te zeggen dat vele geroepen zijn, maar weinigen uit- verkoren. Zin heeft dit niet. Een juiste levenshouding, mijne vrienden, berust in de allereerste plaats op een zuiver erkennen van hetgeen juist voor u – voor u in het bijzonder – belangrijk en noodzakelijk is. Vooral, omdat God zo vaak roept en toch zo zelden wordt verstaan.
Een van u gevoelt opeens in zich: ik moet gaan genezen. Dan zegt hij/zij: dit wil ik met geheel mijn hart. Maar wat zal hij/zij dan doen? Gaat men vol vertrouwen op degenen af die om raad en hulp vragen en helpt men ze? Komen werk en eigen belangen dan voor een keer desnoods maar een beetje achteraan? Of neemt u alleen een paar patiënten zo heel gezellig tussen theevisite en diner door? Helpt u misschien in feite alleen in vrije uurtjes, als u toch niets beters te doen hoeft? Ook dit laatste vergt nog menige opoffering, dat weet ik. Maar wanneer wij geroepen worden tot het genezen, moeten wij te allen tijde genezen.
Velen onder u – zelfs onder ons – voelen zich geroepen tot een hoger geestelijk begrip. Dit is dan werkelijk wel waar. Maar moet deze geestelijke roeping dan worden uitgedrukt in stoffelijke excentriciteit, in een soort asociaal gedrag? Toch meent men vaak, dat men een uitdrukking van eigen geestelijk en hoger streven alleen kan vinden in lange haren, soepjurken van badstof, eigenaardige versiersels als overgrote kruisen en sterren. Men vergeet, dat men dan in feite niets anders doet dan de jeugd die haar verzet tracht te uiten in smalle broekjes en verwarde coiffures. Ook al vindt men de uiterlijke onderscheiding vaak zeer belangrijk, kan ik u toch verklaren, dat zij niets feitelijks betekent, dat zij geestelijk geen enkel verschil maakt. Wij moeten ons innerlijk vrij kunnen maken van de maatschappij, en dit is veel moeilijker. Wij mogen onze geestelijke gesteldheid niet baseren op een uiterlijk van anderen verschillen, maar alleen in een verschillen door onze daden en gedachten. Wij zullen juist hierin onze principes boven alles steeds weer kenbaar primair moeten stellen.
Een grote fout die men verder vaak maakt, is de gedachte dat een geestelijk verder gaan altijd de afstand moet vergroten tussen het Ik en het vulgus vulgarum. “Weg!” zo roept men uit. “Weg van de gewone mensen, van de alledaagsheid. Wij moeten daar geestelijk boven staan.” Het is voor degenen, die daar zo over denken alleen jammer dat de grootste meesters op aarde, zoals Jezus, Boeddha, e.a., daar klaarblijkelijk anders over dachten. Dezen immers daalden – althans uiterlijk – eerder af tot de allerlaagsten. Innerlijk waren zij echter onaantastbaar, omdat hen elke handeling, elke daad, een uitdrukking was van hun werkelijk geestelijk streven en van hun geloof. De beste manier om dit laatste ook voor uzelf te bewerkstelligen is dit: probeer onafhankelijk te worden van de materie. Normaal gezien zult u dit echter nooit helemaal kunnen bereiken. Voor de doorsnee mens is dit ook niet nodig. Maar in ieder geval zal men kunnen trachten, te allen tijde de geestelijke inhoud, de idee, belangrijker te zien dan de stoffelijke gevolgen daarvan.
Wanneer u zo denkt, wordt het u mogelijk u over vele dingen heen te zetten. Wanneer er dan iemand sterft, die u erg dierbaar was, dan zegt u uzelf: dit is natuurlijk voor mij heel erg onplezierig, maar ik heb mijn taak, mijn zending, mijn opdracht. Dat is belangrijk. Het andere is te dragen. Dat wij het prettiger vinden wanneer het anders is, kunnen wij hier rustig buiten beschouwing laten. Jezus zal ook menige keer liever feest gevierd hebben, dan steeds maar weer met de zieken bezig te blijven. Maar dit “liever” maakte voor Hem verder niets uit. Hij wist, dat het Zijn taak was een nieuw begrip van God te brengen, een nieuwe levenshouding. Dit was Zijn leven. Hij was een exponent van de verwerkelijking der Goddelijke waarden in de mens per excellence. Zeker was Hij geen verkondiger van een nieuwe godsdienst. Zijn werkelijke belangen lagen niet bij de mensen, maar bij de wil des Vaders. Hij offerde dan ook alles op om juist te kunnen handelen en uiting te geven aan de wil van Zijn Vader, zo goed als van Zijn eigen principes.
Bij het afsluiten van dit eerste deel van mijn beschouwing, wil ik dan ook niet nalaten nogmaals enkele zuiver materiële punten aan te stippen.
- Besef, dat geestelijk streven identiek is met het kennen van vreugde. Wij zullen in alle dingen – cultureel laag of hoog – altijd onze God kunnen ervaren en ons daarin kunnen verheugen. Innerlijke blijheid is het onontkomenlijk resultaat van een werkelijk geestelijk streven. Evenals voor het bouwen van een harmonisch en gelukkig stoffelijk bestaan, de innerlijke blijheid een noodzakelijkheid is.
- Wij moeten een geloof hebben. Dit moet echter gebaseerd zijn op iets, wat voor ons inderdaad een innerlijke zekerheid is. Voor degenen die dit kunnen aanvaarden, zou ik willen voorstellen om God – de Vader – te zien als de kern van eigen leven. Geloof, dat die God altijd met u is, dat die God u nooit in de steek zal laten, dat Hij u nooit zal verraden. Geloof, dat alles wat die God brengt, zin heeft. Geloof, dat alles wat er in de Schepping gebeurt, in feite een uiting is van Zijn wil en wezen. U zult dan God in alle dingen durven zoeken en zo zelfs de waarden die in de meest tragische gebeurtenissen verborgen kunnen liggen, kunnen vinden. Dit maakt het mogelijk ook de zogenaamde negatieve kanten van het leven te activeren en een bewust en lichtend deel te maken van uw bestaan. Wanneer men dit geloof en inzicht bezit, volgt het derde punt als vanzelfsprekend.
- Handel altijd naar hetgeen u innerlijk gevoelt te zijn. Dat is natuurlijk ook weer moeilijk. U gevoelt immers innerlijk vaak iets te zijn, wat in de maatschappij niet zo eenvoudig geaccepteerd wordt. Dan is het vaak eenvoudiger de innerlijke gedachten terzijde te stellen. Toch moet u handelen naar hetgeen u innerlijk en met volle overtuiging gevoelt te zijn. Mits u eerlijk t.o. uzelf bent, kunt u dan ook zo eerlijk t.o. de wereld staan, dat u daardoor een geestelijke ervaring van groot belang uit alle gebeuren kunt gewinnen. Daarnaast zult u – door het ontbreken van de leugen – u niet meer met het verleden bezig hoeven te houden. U weet het immers: de waarheid die u spreekt, kunt u onmiddellijk vergeten, maar de leugen die gesproken is, zal men geheel het leven moeten onthouden om te voorkomen dat men zichzelf zal tegenspreken. Wanneer u zich nu voordoet als iets, wat u innerlijk weet niet te zijn, dan is dit een leugen. Geheel het leven wordt dan tot een samenstel van leugens, dat u voortdurend in verwarring brengt en geestelijk bewustzijn doet verliezen.
- Al, wat voor onszelf – naar innerlijk gevoelen – van het hoogste belang is, dient met uitsluiting van alle andere taken – of mogelijkheden – allereerst en zo volledig mogelijk volbracht te worden. Wanneer zaken dus voor u het belangrijkste zijn in uw leven, zal er zeker een ogenblik komen dat u zal moeten zeggen: nu gaan mijn zaken mij voor alles. Dit doet men ook wel. Maar het betekent tevens, dat, wanneer een geestelijke waarde voor u op een bepaald ogenblik het belangrijkste is, u ook daarvoor al het andere opzij zult moeten kunnen zetten. Streef dus steeds naar datgene, wat volgens u innerlijk weten op het ogenblik het meest belangrijke is. Bevorder niet alleen de harmonie in uw leven, maar zorg ook voor een zo groot mogelijk resultaat in u leven. Dit bereikt u het best door je zoveel mogelijk op één ding tegelijk te concentreren met al u vermogens. Verdeel uw belangstelling niet te veel. Werk alle noodzaken die in het leven voorkomen zo mogelijk achtereenvolgens af. Houdt u nooit met meerdere dingen gelijktijdig bezig, wanneer dit maar enigszins te vermijden is. Op deze wijze zult u alles goed kunnen volbrengen en tevens een werkelijk overzicht over al het volbrachte kunnen behouden. Wanneer men – om te leven – moet werken, een betrekking moet accepteren e.d., is het niet redelijk tijdens de werkuren ons bezig te houden met geestelijke wijsheid. Wij zullen dan aan de geestelijke waarden niet de volle aandacht kunnen geven en tevens onze aanvaarde taak niet naar behoren kunnen volbrengen. Wij schieten dan aan twee kanten tegelijk tekort. Dat mag niet.
- Aanvaard elke regel en wet die voor u aanvaardbaar is. Maar houdt u daar dan ook aan, zonder uitzonderingen te maken. Wanneer een wet – of regel – u niet redelijk lijkt, verwerp ze dan voor uzelf, maar duidt het anderen niet euvel, dat zij deze regels aanvaardbaar achten. Meer dan elders past hier een zekere verdraagzaamheid. Wij zien in de maatschappij zo vaak, dat men voor zich bepaalde sociale, of andere wetten uitschakelt, terwijl men toch tegelijkertijd van anderen blijft verwachten, dat zij zich aan deze regels zullen houden. Dit is – wat het eerste betreft – zeker niet kwaad. U hebt het recht voor uzelf bepaalde beperkingen af te wijzen, of zekere algemeen aanvaarde regels terzijde te stellen. U hebt daardoor nog niet het recht anderen te kwetsen, te hinderen, of te beledigen, wanneer zij trachten volgens die regels te leven. Voorbeeld. Wanneer iemand in een kerk thuis hoort en zich daar geheel op zijn plaats gevoelt, hebt u zelfs het recht niet die mens tegen zijn wil tot uw eigen standpunt over te willen halen. U zelf bent echter geheel vrij dat te aanvaarden, of te verwerpen van elke godsdienst, wat u aanvaarden, of verwerpen wilt. Het is immers uw leven, niet dat van een ander.
Dan zijn er nog een paar punten, welke kunnen bijdragen tot het vinden van een perfecte levenshouding. Probeer u eigen dromen te leren kennen. Dit is natuurlijk erg moeilijk. Iedere mens droomt. Meestal meerdere malen per nacht, wanneer wij ons dromen herinneren, moeten wij niet trachten ze te ontleden, maar kijken naar bepaalde kentekens. Zogenaamde ledige dromen – dromen die zich alleen met één of twee personen, voorwerpen of toestanden bezig houden zonder kenbare achtergronden – wijzen op een innerlijk en geestelijk gespannen zijn. U bent op dat ogenblik geestelijk niet gezond. Het betekent, dat u rust nodig hebt en meer zelfbeheersing. Zijn uw dromen overvol en vol van allerlei symboliek, dan kunnen wij erop rekenen dat wij verdeeld zijn t.o. onszelf, door onbewuste waarden bij voorbeeld. Wij moeten ons dan op de waarden van ons leven bezinnen. De symboliek die naast de normale beelden optreedt, duidt aan, dat wij op twee vlakken tegelijk trachten te leven, doch niet in staat zijn beide vlakken te overzien, of met elkaar te vereenzelvigen. Wanneer een droom op het normale leven lijkt, betekent dit, dat wij normaal zijn, evenals ons denk- en droomleven dus normaal is. Wanneer in onze dromen steeds weer schrikbeelden naar voren treden, zullen wij onszelf dienen af te vragen, wat wij eigenlijk vrezen. Wanneer u eenmaal weet, waarvoor u bang bent, zult u uw vrees overwinnen. De angstdromen verdwijnen dan.
Verder dient u er rekening mee te houden dat u zeer veel arbeid verzet. Naast de lichamelijke activiteiten gedurende de waakperiode, treedt een denkactiviteit op, die praktisch 24 uur per dag aanhoudt. Wij kunnen en mogen niet verwachten, dat wij ons gedurende de totale denkperiode op hoog geestelijke waarden zullen kunnen richten, of ons kunnen blijven beperken tot bepaalde belangen. Wij dienen er zorg voor te dragen, dat in ons leven voldoende tegenstellingen aanwezig zijn. Juist in de tegenstelling wordt het ons mogelijk ons te ontspannen.
Juist door de ontspanning is dan op alle gebieden een versneld reageren, evenals een versnelde geestelijke bewustwording mogelijk. Men zegt wel, dat het voor vele mensen noodzakelijk is, dat zij leren werken. Men vergeet vaak hier aan toe te voegen, dat het voor veel meer mensen noodzakelijk is te leren rusten. Alleen de mens die naast een geestelijke en lichamelijke topactiviteit ook in staat blijkt eens een uurtje, of een paar uren, helemaal niets te doen, beheerst zich werkelijk voldoende om te komen tot een gezond leven en streven in de stof, met daarnaast ook een gezond geestelijk leven.
Nu nog een paar wetenswaardigheden, welke op een enigszins ander terrein liggen. De mens heeft verschillende voertuigen. Maar het juiste gebruik van deze voertuigen is de mens stoffelijk onbekend. Wat hij ervan kan weten, is een aan stoffelijke gedachten aangepaste reeks van beelden, die nooit geheel volledig kunnen zijn. Toch zullen de voertuigen van de mens – ook al is hij zich daarvan geheel onbewust – elk voor zich een eigen activiteit vertonen. Wij moeten trachten onze geestelijke activiteiten zoveel mogelijk harmonisch te maken met ons stoffelijk leven en beleven. Wij mogen niet proberen, alleen in de geest, of alleen in de stof te leven, maar moeten er naar streven steeds een samengaan tussen deze beide delen van het wezen te bevorderen.
Wanneer je nu helemaal niet droomt?
Dan is het natuurlijk onmogelijk iets aan de hand van uw dromen te ervaren, of te ontleden. Om dit toch te kunnen doen, zou u eigenlijk een slaapkuur moeten doen in een slaaplaboratorium. Men is daar namelijk in staat de activiteit tijdens de slaap te ontleden. Men doet dit onder meer door de stroom van de hersenen te registreren. Daarnaast let men op de hartactiviteit. Soms let men daarnaast op spierbewegingen van de gesloten ogen. Wanneer u droomt, zullen uw ogen namelijk vaak trachten het beeld te volgen, waarnaar u meent te kijken. Men wekt de proefpersoon dan onmiddellijk na de droom. Hierdoor wordt het hem mogelijk zeer gedetailleerd te vertellen wat hij eigenlijk gedroomd heeft. Overigens wordt deze methode alleen gebruikt bij ontleding van gevallen, waar de normale psychiater niets mee kan doen. Een dergelijke kuur lijkt mij voor u dus wel overbodig. Indien u echter gaarne bewust bent van uw dromen, kunt u proberen uzelf de opdracht te geven na elke droom onmiddellijk te ontwaken. Wanneer u deze suggestie een tijdlang volhoudt, gelukt dit meestal wel. U hebt dan wel de kans, dat u 2 of 3 maal per nacht wakker zult schrikken. Om hiervan enig werkelijk nut te hebben, zult u zich verder moeten oefenen in een onmiddellijk optekenen van de flarden, die u nog voor ogen staan. Op deze manier zult u zelfs, wanneer u nu niet weet dat u droomt, kunnen komen tot een redelijke kennis van hetgeen zich in uw droomleven afspeelt.
Al hetgeen hier over de droom werd gezegd, heeft betrekking op de hersenen. Ook wanneer het gaat over geestelijke waarden, of belevingen, zullen wij dus steeds rekening moeten houden met onderbewustzijn en bovenbewustzijn, met herinneringsvermogen, emotionele drang en eventuele uiterlijke prikkels. Al deze factoren zijn in de droom steeds mede verwerkt.
De toepassing is niet erg eenvoudig. Maar wijst het niet-dromen ook niet ergens op?
De methode zelf is als bij de oude Coué. Steeds herhalen, dan gebeurt het op den duur. Het niet-dromen wijst er op, dat uw gestel na elke droom een verdiepte slaaptoestand doet ontstaan, die ook voor het ontwaken optreedt, gedurende 20 tot 30 minuten. Hierdoor vergeet u de droombelevingen. Bedenk, dat uw droom voor uw lichaam geen werkelijk beleven is en dus niet sterk in de hersenen pleegt te worden vastgelegd. De enige conclusie die uit het “niet-dromen” zou kunnen worden getrokken is dat uw zenuwstelsel niet overbelast zal zijn. Dit betekent niet, dat u nooit zenuwachtig kunt zijn.
Een droom speelt zich dus altijd af in alledaagse beelden?
De droom wordt beheerst door de fantasie. Hoe levendiger uw fantasie is, hoe groter ook de mogelijkheid is, dat uw droom niet alleen alledaagse beelden, maar ook varianten zal tonen. Men kan dus bv. dromen in een middeleeuws decor, of in een ultra moderne wereld, die men zelf niet kent. Deze achtergronden ontstaan meestal echter uit beelden die u zich herinnert uit boeken, van schilderijen en dergelijke. Denk hierbij eens aan de verschijningen in Lourdes. De Mariafiguur die daar door Bernadette werd gezien, was in feite een weergave van een bestaand beeld, dat in die dagen al in de handel verkrijgbaar was. Ook hier werd dus de waargenomen invloed vertaald in een reeds binnen de herinnering aanwezig beeld. Eén typische afwijking is echter opvallend: bij de toen gebruikelijke beelden was meestal ook het hoofdkleed van Maria blauw. Gezien het licht, dat werd uitgestraald door de waargenomen entiteit, luidde de omschrijving, dat de verschijning een witte hoofdkap op had. Zo werd dus de uitstraling vertaald.
Wij zien hier, dat de stoffelijk niet verklaarbare waarneming wordt vertaald door een additie van het oorspronkelijke herinneringsbeeld. Zo gaat het nu in een droom ook vaak. Stelt u zich vooral niet voor, dat gewone dromen steeds in verband staan met geestelijke waarden. Zo deze al aanwezig zijn, is het toch onmogelijk ze te scheiden van de meer stoffelijke invloeden.
Nu wil ik nog een geheel andere zijde van de juiste levenshouding met u bespreken. Wij weten dat het leven van de mens een geestelijk leven is. Ons ware leven speelt zich vaak eerder op een geestelijk vlak af, dan in een stoffelijke wereld. Toch kennen wij, zolang wij in de stof moeten vertoeven, praktisch alleen stoffelijke verschijnselen. Om te begrijpen wat de juiste levenshouding is, zullen wij m.i. dus allereerst moeten trachten een begrip te verkrijgen van de geestelijke inhoud die wij bezitten.
U leeft – geestelijk gezien – om anderen aan te vullen tot volmaaktheid. In het proces – aanvullen van anderen – vindt u een deelgenootschap in het bestaan van anderen die u één maakt met de volmaaktheid, die u naar anderen uitzendt. Wij hebben allen een vast omschreven taak, een vast omlijnde weg, die voor ons de ideale is. Dit betekent niet, dat wij te allen tijde op deze weg verder zullen moeten gaan. Wij hebben de vrijheid om in onze bewustwording stil te blijven staan en zelfs om – tijdelijk – zijwegen in te slaan. Wij zullen echter steeds op het punt van uitgang – onze eigen weg – terug moeten keren. Alleen wanneer wij geheel onze band met het Goddelijke breken, is het mogelijk een enigszins andere weg van beleving te volgen, waarbij bepaalde fasen worden overgeslagen, of een teruggaan op eigen pad mogelijk wordt.
Alles tezamen vormt dit de Schepping. Wanneer wij ons steeds instellen op de Schepping als geheel en trachten – geestelijk zowel als stoffelijk – binnen die Schepping het totale scheppingsplan te helpen verwerkelijken, vinden wij voor ons een behoefte. Deze behoefte moet worden vervuld, willen wij innerlijk vrede kunnen hebben. Voor sommige mensen – ik blijf hier even bij de stof – zou dit inhouden: het verwerven van kennis. Andere mensen vinden dit voornamelijk in het goed doen aan, of het dienen van anderen. In sommige mensen leeft de behoefte macht uit te oefenen, terwijl anderen juist weer er naar verlangen geheel voor zich te leven en zich met niemand anders te bemoeien. Het lijkt ons vaak, dat in deze tegen- strijdigheden wel fouten moeten schuilen. Maar geestelijk gezien heeft elk van deze tendensen zijn eigen waarde.
Wij kunnen dus nooit bepalen of de weg die een ander volgt, juist is of niet. Wij kunnen slechts bepalen of wij onze eigen weg op de juiste wijze gaan. Onze weg nu wordt weer geboren uit een steeds groter wordende kennis. Nu kan die kennis verworven worden langs de wetenschappelijke weg. Er bestaat echter een even grote mogelijkheid kennis te verwerven langs de innerlijke weg.
Wat betreft het verwerven van de voor ons meest juiste kennis – en dus ook het voor ons meest passende en noodzakelijke – wil ik er nog op wijzen dat uiterlijke kennis en studie nooit de bereikingen van de innerlijke weg kunnen vervangen. Onze levenshouding moet dan ook voortdurend bij het zoeken naar kennis, kundigheid en bereikingen gebaseerd blijven op de innerlijke weg. Dit kan immers de enige verwerkelijking van ons wezen in God zijn.
Laat ons verder nooit vergeten, dat de mens die in de stof leeft, daarin leeft als geest in een voertuig. Dit voertuig is vreemd aan de geest, evenals een auto organisch vreemd is aan zijn bestuurder. Beiden kunnen een eenheid vormen, doch blijven desondanks behoren tot een geheel verschillende wereld. De auto behoort hoofdzakelijk tot de metalen en anorganische stoffen, terwijl de mens een levend organisme is en hoofdzakelijk uit water bestaat. Eenzelfde verschil bestaat er nu tussen geest en stof. Wij moeten goed beseffen, dat niet alles wat in of aan de stof gebeurt, ook evenzeer aan de geest overkomt. Wanneer een auto wordt beschadigd door botsing, of onvoorzichtig passeren, is het lang niet zeker dat de bestuurder ook beschadigd wordt en – zo dit al het geval is – dezelfde, of ongeveer gelijke kwetsuur vertoont. Wanneer de bestuurder een aanval krijgt, een beroerte, terwijl de auto stilstaat, zal de auto hiervan niets bemerken.
Er is dus een definitief en blijvend verschil tussen geest en stof. Er is verder een groot en blijvend verschil tussen de inhoud van een geestelijke daad en een stoffelijke daad. Er is een groot onderscheid tussen de waarden van een stoffelijke en een geestelijke beleving. Zoals wij allen weten, kan een auto pas zijn hoogste prestatie bereiken, wanneer hij door een ervaren bestuurder(ster) wordt gebruikt, als een directe verlenging van eigen reacties en vermogens. Tijdelijk is de wagen dan voor de bestuurder een extensie van eigen wezen. Eerst bij een gebruik op deze wijze kan de grootste prestatie worden bereikt en komt men dicht bij het nagestreefde doel. In ons leven is en blijft nu de geest het belangrijkste. Wanneer wij dus een voor ons juiste levenshouding willen kiezen, zullen wij altijd weer onszelf voor moeten houden, dat, wat onze geest in ons verlangt, het enige werkelijk belangrijke is. Wanneer de geest zo de mogelijkheid vindt zich harmonisch met de stof binnen de stofwereld uit te drukken, zal zij ook geheel deel kunnen hebben aan alle bereikingen van die stof.
Daarnaast moeten wij begrijpen, dat evenmin als u verzadigd kunt worden door uw auto vol te tanken, uw geest verzadigd kan worden door een tegemoet komen aan de behoefte tot emoties, die leeft in het lichaam. Zoals de auto op zijn tijd water, lucht, benzine, een nazien van de accu en dergelijke vergt, zo vergt uw lichaam, om goed te kunnen functioneren voedsel, emotie, rust, genot en inspanning. Het lichaam moet alle functies steeds weer kunnen gebruiken om de geest te kunnen volgen bij haar verlangens. Het heeft geen zin in ons leven zekere stoffelijke functies, of waarden te ontkennen. Elke stoffelijke waarde zal ter zijner tijd getoetst moeten worden, opdat alle capaciteiten van het lichaam zo lang en zo goed mogelijk bewaard blijven. Wij weten immers niet – zolang wij in de stof verkeren – wanneer en hoe het voor de geest noodzakelijk kan zijn van de stoffelijke eigenschappen gebruik te maken. Verwaarlozing van het lichaam, ongeacht de gegeven redenen en de wijze waarop, is dus altijd uit den boze. Het gebruik van het lichaam dient zoveel mogelijk alleen te geschieden, omdat dit voor de geest nu eenmaal belangrijk kan zijn.
Wij spreken steeds over de verhouding tussen onszelf en onze God. Eén ding moeten wij echter nooit vergeten: wel leeft onze God in ons, maar wij kunnen die God nooit absoluut erkennen. God is voor ons vermogen als een symfonieorkest ten opzichte van één enkel instrument. Wij kunnen nooit God overtreffen, of zelfs maar parallel komen met onze God. Wij kunnen in God echter leren onze eigen partij op de juiste wijze te vervullen. Om dit te bereiken zullen wij steeds er zorg voor dragen, dat al onze handelingen en gedachten harmonisch blijven met onze God, zoals wij Hem menen te kennen. Wanneer dit het geval is, zullen wij ontdekken, dat wij, zoals de solist door een perfect musicerend orkest verheven kan worden boven eigen kunnen, verheven kan worden tot een hoger weten en kunnen, een grotere daadkracht en een groter uithoudingsvermogen. Dit is voor ons belangrijk. Het is vanuit ons eigen standpunt, de beste reden om steeds weer te blijven zoeken naar harmonie met God; ook met de delen van God, die wij vaag aanvoelen, maar nog niet kunnen begrijpen.
Ten opzichte van de oneindigheid is hetgeen wij op aarde kunnen beseffen niet veel. In de sferen zien wij al iets meer, maar nog niet veel meer. Het weinige wat wij ervaren, doet ons echter reeds het ritme van het leven erkennen, waardoor ons duidelijk wordt wat God wil. Geloof mij vrienden, God wil geen zoetelijke romanwereld, waarin alle mensen alleen maar liefelijkheden kwetteren, terwijl leeuw en lam tezamen hun stukje gras consumeren. Dat is misschien geweest, maar het kan niet meer terugkomen. Deze vrede Gods, in de Schepping uitgedrukt, is – van ons standpunt uit – de aanduiding van het beginnend bewustzijn. Strijd en schijnbare strijdigheden zijn echte evenzeer deel van het Goddelijke. Ook zij behoren onder de vele “Leitmotiven” die wij in de Schepping steeds weer terug vinden. Deze strijd ontgaan, haar ontlopen, of haar bestaan ontkennen, kan nooit goed zijn, kan ons nooit tot een harmonie met God brengen. Wij zullen hetgeen wij niet begrijpen en de vreemde waarde die wij wreedheid noemen, evengoed moeten leren accepteren als de dingen die wij als goed erkennen. Daarin zullen wij ook – op onze eigen wijze – in harmonie met het geheel trachten te handelen. Het vreemde hierbij is, dat wij ontdekken de strijd niet als een noodzaak te kunnen ontkennen, maar wel in staat te zijn de gevolgen van die strijd voor onszelf aanmerkelijk te verminderen. Dit betekent, dat wij enerzijds wreedheid zullen zien als deel van het scheppingsplan, terwijl wij aan de andere kant gelijktijdig trachten de gevolgen van die wreedheid te verminderen en het daardoor ontstane leed te lenigen. Dit geldt niet alleen stoffelijk, maar ook geestelijk. Op deze wijze brengen wij zelf in ons leven de evenwichtigheid tot stand, die God als hoofdeigenschap aan Zijn Schepping heeft toegekend.
De juiste levenshouding is dus zeker geen zoeken naar uitersten. Wel is zij een uiterste plichtsbetrachting, waarbij wij de Goddelijke wil zo harmonisch mogelijk trachten te ver- werkelijken op aarde. Dit betekent voor ons slechts zelden een persoonlijk succes, maar het geeft voor ons geestelijke beleven uitdrukking aan de Goddelijke waarheid, die ons onbewust- zijn de Goddelijke volmaaktheid heet. Indien wij dit alles onbewust doen, dan zullen wij hier geen geestelijk voordeel van hebben, daar wij God hierdoor niet duidelijker leren kennen. Indien wij hieraan bewust deel hebben en ons gehele wezen hier voor in willen zetten, zal in elke vervulling van de Goddelijke wil, God Zich ook aan ons openbaren en het ons zo mogelijk maken steeds bewuster en sterker voort te gaan op onze weg.
De juiste levenshouding is gebaseerd op een aanpassing aan het kosmische gebeuren binnen onze wereld. Laat ons daarom niet vergeten, dat uw wereld op het ogenblik in een periode van vernieuwing leeft. De wereldleraar begint juist in deze tijd zijn leer van werkelijke tolerantie te prediken. Dit is de tijd, waarin alles op de kop schijnt te staan. Ook dit maakt deel uit van de Goddelijke wil en is deel van Gods werk. Wij kunnen trachten de dingen tegen te houden. Wij kunnen ze bevorderen, maar aan de werkelijke wil Gods zullen wij niets kunnen veranderen. Wat wij wel kunnen, is steeds onze eigen houding zo te bepalen, dat wij de wereld zoveel mogelijk goeds brengen, terwijl wij in onszelf een zo groot mogelijke harmonie en vrede ervaren. Wanneer de wereld dan geweld zal kennen en oproer, dienen wij ook te begrijpen, dat het zeker niet onze taak is deze dingen te veranderen. Het is onze taak deze dingen zo harmonisch mogelijk te doen verlopen binnen ons eigen bereik.
Wanneer wij dus aansluiten bij hetgeen de vorige week o.m. over het nozemdom werd gezegd, dan mogen wij het zo formuleren: Het is niet onze taak het nozem-zijn uit de wereld te helpen. Wel behoort het tot onze taak de latente krachten die daarin verborgen liggen, zo harmonisch mogelijk in de wereld te stellen. Ook wanneer dit betekent, dat veel van hetgeen nu als goed en waar geldt, daaronder verandert en menige thans aanvaarde grens daardoor zal moeten vallen. Ik kan niet nalaten het te herhalen: dit is een tijd van vernieuwing en verandering. Dit is een tijd waarbij u voor de meest verrassende veranderingen en feiten komt te staan. Dit alles komt niet voort uit het leven der mensen alleen, maar is een directe weergave van verhoudingen die God schept. Dit alles is een deel van de verschijnselen, waarin de Schepping voor ons wordt geopenbaard, maar die allen tezamen te allen tijde in God deel uitmaken van Zijn volmaaktheid.
Ook bij het zoeken naar een juiste levenshouding, verzoek ik u dus aandacht te schenken aan het feit, dat verandering voor ons een noodzakelijkheid is. Eerst in de veranderingen en de daardoor ontstane vergrotingen van bewustzijn kan God voor ons meer en duidelijker kenbaar worden. Elke verandering is voor ons dan ook een uiting van een deel der Goddelijke volmaaktheid. Ook al kennen wij de verhoudingen waarin deze waarden binnen God bestaan, nog niet.
Volgens u hebben wij een vaste taak, waarvan wij tijdelijk af kunnen wijken. Is dit dan de beperkte vrije wil?
Ja, in zekere zin tenminste. Voorbeeld: U bent geschapen. Op het ogenblik van Schepping werd al vastgesteld dat u bepaalde conflicten zou veroorzaken, bepaalde offers zou moeten brengen, om daarnaast zekere kennis te verwerven en deze aan anderen mede te delen. Dit is een grootse taak, die men niet eenvoudig in één enkel leven volbrengen kan. Maar nu staat het u vrij hiervan op elk willekeurig punt af te wijken. U kunt bijvoorbeeld stellen dat u geen lust hebt kennis op te doen, of daarover tegen anderen te spreken. In dat geval krijgen wij te maken met reïncarnatie. D.w.z., dat deze fase van uw weg zich dan herhaalt in hetzelfde vlak. U zult dus op aarde terug moeten keren tot al hetgeen op aarde tot uw weg behoort, ook inderdaad volbracht is. Ook in elke sfeer zou u steeds weer terug moeten keren, tot u ook daar alles hebt volbracht wat voor deze sfeer deel van uw weg is. Daarnaast zult u ongetwijfeld vele andere dingen doen. Deze hebben echter geen blijvende betekenis. Zij gaan na enige tijd teloor, ook voor uzelf. Alleen hetgeen werkelijk deel is van uw pad, kunt u blijvend verwerkelijken. Verder is het geheel uw eigen zaak, hoe u dit wil verwerkelijken. U kunt zelf bepalen of u zoveel mogelijk in een enkel leven aan bewustwording op wilt doen, dan wel dat u hieraan miljoenen levens wil wijden. Dit laatste is dus een kwestie van vrije wil. Maar van een bevrijding – of verlossing – is voor u geen sprake, voor u zich tot een “bewust deel van God” hebt gemaakt, dat precies het u toegewezen “deel van de eeuwige Schepping” bewust binnen zich omvat. U kunt doen wat u wilt, maar bevrijd van beperkingen en noodzaak tot streven zult u pas dan zijn, wanneer u bewust bent geworden tot dat, wat u binnen God reeds altijd geweest bent.
- Dat is duidelijk, maar wat ik niet begrijp is, dat ik tijdens deze taak wreedheden zou moeten bedrijven.
U kunt, maar hoeft ze niet bewust bedrijven. Het niet bewust bedrijven is zelfs juister, dan bewust. Maar er zullen ogenblikken komen, dat u voor anderen wreed zult zijn. Misschien wel met de beste bedoelingen. Stel, dat een vrouw haar man de dood heeft ingejaagd. Zij weet dit zelf heel goed. Nu komt u – met de beste bedoelingen – en gaat, om haar te troosten, herinneringen ophalen en vertellen hoe goed die man toch eigenlijk is geweest. U weet niet beter. Maar voor die vrouw is het de grootste wreedheid, de grootste marteling, die er maar kan bestaan. Als mens zult u dergelijke dingen nooit kunnen vermijden. U zult als arts trachten met alle middelen een mens te redden van de dood. Het gelukt u. Dan meent u, dat u zeer goed hebt gehandeld. Voor die mens betekent uw ingrijpen een verder leven in haast ondragelijk lijden. Mijn voorbeelden zijn natuurlijk uitzonderingsgevallen. Maar zij komen voor. Het is oorlog en er is een bombardement. In een brandend huis ligt een mens. Twee benen afgeslagen en blind. U redt die mens met levensgevaar. U geeft uw bloed om hem te behouden. U besteedt veel tijd aan zijn welzijn. U doet alles wat u kunt. Maar die mens is vanaf dat ogenblik zo intens ongelukkig, dat hij niet anders kan doen dan u steeds weer vervloeken. Toch moet hij u dankbaar zijn. Wreed, nietwaar? U hebt een hondje, een kat, een paard, of een koe. Het dier is ziek. Nu zegt u: wij mogen dat dier niet ombrengen. Toch kan het dier u niet vertellen, hoeveel het lijdt en wanneer het lijdt. Wanneer u nu te veel aan het dier hecht en alle bezwaren van de ziekte op u neemt, is dit t.o. het dier vaak wreed. Dit betekent dat het dier zeel veel moet lijden. Wij noemen dit alles kleine wreedheid, omdat men zich van die wreedheid zelf niet bewust is. Hier is dus sprake van een onbewust wreed zijn.
Opzettelijk heb ik hierbij alleen voorbeelden aangehaald die geen bewuste wreedheid vergen. Toch kan er, ondanks uw streven naar goed-zijn, een ogenblik komen dat een wreed handelen ook voor u onvermijdelijk is. Stel, dat u voor de keuze wordt gesteld een mens levend te laten verbranden en zo het leven van honderd andere mensen te redden, of die mens te redden met de zekerheid – of grote waarschijnlijkheid – dat honderd andere mensenlevens worden uitgeblust. Dan moet men wreed kunnen zijn en één mens opofferen om anderen te redden. Ook in het verzet zijn dergelijke toestanden voorgekomen: u moet uw vriend doden, want hij heeft verraad gepleegd. Wanneer u dit doet, zullen zijn kinderen die u oom noemen, geen vader meer hebben. Zijn vrouw zal weduwe zijn. Maar als u die mens niet doodt, wordt misschien een groot deel van de ondergrondse opgerold. Ook dan is het noodzakelijk bewust wreed te zijn. U staat voor de keuze zelf failliet te gaan, of gelden in te vorderen van iemand die daardoor zelf failliet zal gaan. U bent verantwoordelijk voor uw gezin en uw werknemers. Voor die ander zal zijn faillissement een zeer grote schok zijn. Zo groot zelfs, dat hij misschien wel zelfmoord zal plegen. Toch zult u dit moeten doen, indien u aan uw eigen verplichtingen tegemoet wilt komen. U kunt iemand als door een wonder genezen. Nu komt er een mens bij u die zwaar ziek is en veel pijn moet lijden. U ziet in, dat die mens dit zelf heeft veroorzaakt. Dit is, zo weet u, een deel van zijn karma. Alleen, wanneer hij zelf dit lijden weet te dragen en te overwinnen, zal het betekenis voor hem hebben en zich niet meer herhalen. Is het nu wreed deze mens niet te genezen? Misschien wel, want u laat die mens dus lijden, terwijl u dit zou kunnen voorkomen. Maar u moet dit toch doen, omdat u alleen zo die mens de mogelijkheid tot werkelijke geestelijke bewustwording laat. Wreedheid is soms noodzakelijk.
Hoe kunt u innerlijk leren zonder boeken en zo. Door uzelf problemen te stellen?
Dat mag u juist niet doen. Innerlijke wijsheid ontstaat niet op het ogenblik dat u er naar streeft of er om vraagt, maar wanneer u ze nodig hebt. Aangenomen natuurlijk dat u instelling goed is. Het aanvaarden van het Goddelijke en de Goddelijke waarheid doet u de waarheid inzien en scherp erkennen. U weet, dit is waar en dat niet. U kunt begrijpen wat een ander bedoelt met een zeer wetenschappelijk betoog, dat ver boven uw normale vermogens gaat. In geval van noodzaak zal u zelfs in staat zijn iemand die veel geleerder is dan u, iets zo duidelijk te omschrijven en te zeggen, dat deze zich af zal vragen hoe dit mogelijk is. U denken is niet geleerd – een kwestie van problemen – maar u bezit inzicht. Een innerlijk weten is dus in feite het overzien van alle noodzakelijke argumenten en samenhang. Wanneer u hieraan uiting mag geven, zal u veel dingen kunnen doen en zeggen die voor anderen zowel als voor uzelf verbluffend zijn. Toch is dit alles slechts u eigen innerlijk weten. Iets, wat nooit met uiterlijke termen of wetenschap omschreven kan worden. Hoe meer u zich echter met problemen gaat bezig houden, hoe meer u in de plaats van het Goddelijk denken uw eigen denken inschakelt. Daarbij wordt de mogelijkheid steeds groter, dat in de verwarring van het eigen denken de erkenning van de eenvoud, die de Goddelijke waarheid behelst, te kort schiet.
Dit ligt dan toch vlak bij het geloof?
Een waarlijk geloven verschaft het in God erkennen en in God reageren. Dit is de grootste wetenschap en de grootste daadkracht. Natuurlijk betekent dit niet, dat wij op moeten houden met na te denken en te studeren. Deze dingen maken het ons vaak eenvoudiger, juist uiting te geven aan hetgeen als deel van de Goddelijke waarheid in ons leeft. Wij zullen natuurlijk proberen te voorkomen dat wij onnodig dom blijven, maar zodra het aankomt op een gebruiken van de innerlijke wijsheid, mag ons uiterlijk weten ten hoogste nog dienen als instrument, waarmee wij de innerlijke waarheid weergeven. Eigen weten kan in deze gevallen nooit dienen als een aanvullende argumentatie.
Maar dit gaat boven alle verstandelijk denken uit.
Boven ons verstandelijk denken uit. Maar het kan vaak door anderen verstandig gevonden worden. Het kan zelfs deel uitmaken van het verstandelijk weten, of ervaren van een ander. Het wordt dan voor ons vaak een dubbele zekerheid door de bevestiging die wij van anderen krijgen. Maar ook deze zekerheid kan pas ontstaan, wanneer ik, wat in mij was, geuit heb. Daarmee realiseer ik mij – vaak voor de eerste maal – wat in mij bestond, doch wat ik eerst nu als een erkenning ook buiten mij kan zien en overwegen. Zo openbaart men zichzelf feiten, waarvan men innerlijk zich wel bewust was, doch waarmee eerst door het uiten, het eigen weten wordt uitgebreid. Dit laatste geschiedt vaak op het ogenblik dat men zijn gedachten formuleert om ze uit te spreken en zo voltooid worden, terwijl de woorden worden gezegd.
ESOTERISCHE BESCHOUWINGEN.
Wij zullen de tijd die ons nog rest, besteden aan enige esoterische beschouwingen. Ieder mens draagt in zich zijn grote droom. Veelal is dit een droom over erkenning en bereiken. De achtergrond hiervan is, dat men betekenis wil hebben in het leven. Esoterisch bestaat deze betekenis. Altijd. De wijze waarop wij bestaan heeft in de kosmos betekenis en zin, heeft ook binnen het Goddelijke inhoud. Zoals u al in het eerste onderwerp hebt kunnen beluisteren, zijn wij allen noodzakelijk voor het bestaan in de wereld. Wij zijn een integrerend deel van de Schepping. Deze integratie van ons wezen met het totaal zijnde kunnen wij ook in ons eigen wezen beleven.
Er was eens een vorst, die geheel afgezonderd van het volk leefde en regeerde. Des morgens vroeg wekte zijn vrouw hem, gaf hem een kopje thee en sprak: “Frans, trek je pantoffels aan, en ga naar de kroonkamer, want je ministers zijn al bij elkaar en zij zullen je vertellen wat je vandaag al zo te regeren hebt.” Dus ging de koning plichtsgetrouw naar de kroonkamer, zette de zware kroon op zijn hoofd en luisterde aandachtig naar de zwaarwichtige woorden van zijn ministers. Dan ging hij naar de troonzaal en regeerde zo goed als hij kon.
Op een dag had onze vorst van al die dingen meer dan genoeg. Toen zijn vrouw met het kopje thee kwam en haar vermaning sprak, zei hij opeens: “Ik vertik het. Ik trek mijn pantoffels niet aan en ik ga niet naar de kroonkamer. En wat de ministers betreft, zeg ze maar uit mijn naam dat zij voortaan hun mond houden. Anders laat ik ze van de tinnen van de slottoren naar beneden gooien.” Balorig trok hij zijn oudste jas aan, zette een pet op het hoofd en ging vissen. Het schijnt dat sommige vorsten ook van vissen houden. Maar al vissende kwam de vorst in gesprek met andere vissers. Zij vonden hem wel aardig, vertelden hem hoe hij moest voeren en wezen hem hoe hij het best in kon leggen. Ja, zij wezen hem zelfs een mooi watertje om te snoeken en vertelden hem waar hij de mooiste baarzen vangen kon. Terwijl zij naar hun dobbers staarden, praatten zij maar zo wat.
Op die manier hoorde de vorst heel wat over de toestand in het land. Hij hoorde hoe de mensen dachten over de politiek, wat zij dachten van de ministers en nog heel veel meer. De vorst luisterde geduldig, geduldiger dan hij ooit naar zijn ministers had geluisterd. Hij dacht avonden lang na over alles wat hij gehoord had. Na lang nadenken sprak hij: “Eigenlijk heb ik helemaal niet zo goed geregeerd tot nu toe”. Hij besloot zijn wijze van werken te veranderen. Weer nam hij deel aan het bestuur van het land. Maar twee dagen in de week ging hij vissen. En als het visseizoen weer gesloten was, zat hij twee dagen per week in de cafeetjes, waar de echte visliefhebbers bij elkaar komen, om te spreken over die hele grote vissen die zij net niet gevangen hadden. Ook veel andere dingen hoorde hij. Daardoor kon hij veel beter en wijzer regeren dan vroeger. Daarom zei hij tot zichzelf: “Alles wat ik vóór mijn vispartij heb gedaan, is nutteloos en zonder belang geweest.” Het hele volk hield van hem. Iedereen prees hem om zijn wijsheid. Maar hij werd oud.
Nu bestaat er iemand die zich zelfs bij de vorsten nooit aan laat dienen. Men noemt hem wel eens Magere Hein, of Pietje de Dood. Degenen die hem beter kennen, noemen hem meestal de Engel der Bevrijding. Deze nu sprak tot de vorst: “Kom, vriend. Het is afgelopen met je. Kom nu maar mee”.
De vorst sprak: “Ik zou het graag willen doen, maar er is nog zo veel te verbeteren”. “Het is tijd”.
“Als het moet, moet het. Maar voor ik ga, wil ik graag één ding weten: heb ik wel eens iets goeds gedaan tijdens mijn regering?”
“Zeker. Toen je pas begon te regeren, heb je de mensen in je land leren kennen wat honger en armoede is. Dat is heel goed, want eerst, wanneer zij deze dingen kennen, kunnen de mensen Gods gaven werkelijk waarderen”.
“Ho? Dat is nu precies het tegenovergestelde van wat ik had gedacht. Heb ik verder nog wel iets goeds gedaan?”
“Zeker, je hebt altijd geprobeerd om goed te regeren en rechtvaardig te zijn. Je hebt wel vaak onrecht gepleegd, omdat je niet beter wist. Door dit onrecht heb je mensen uit je land verdreven. Die hebben in een ander land heel belangrijke uitvindingen gedaan. Daardoor hebben zij voor de mensheid veel kunnen betekenen. Daardoor heb je dus veel goeds tot stand gebracht”.
“Nou, is me dat wat? Nu ben ik onrechtvaardig geweest en het komt nog goed ook. Ik zou graag wel eens willen weten, wat ik eigenlijk verkeerd heb gedaan?”
“Niets, mijn vriend, werkelijk niets, want je hebt altijd geprobeerd om een waardig vorst te zijn. Nadat je bemerkt hebt hoe je door de hovelingen werd bedrogen, heb je gezorgd dat er welvaart kwam in je land. Je bracht veel vreugde aan de mensen. Dat was ook goed. Want alle dingen zijn gegaan, zoals zij volgens het plan van onze God gaan moesten. Jij hebt eerlijk je best gedaan. Dat is voldoende.”
De vorst vond het ook voldoende. Met een opgelucht gemoed volgde hij de doodsengel naar sferen, waar geen pantoffels en kronen bestaan, maar wel geluk voor hen die eerlijk streven naar het volbrengen van Gods wil.
Deze kleine gelijkenis mijne vrienden, is eigenlijk een schets van ons eigen leven. Tenminste, wanneer wij naar het goede streven. Wij hoeven niet op de doodsengel te wachten. Wij weten innerlijk, dat wij betekenis hebben. Wij beseffen echter ook maar al te vaak, dat wij te kort schieten. Dan zeggen wij, dat wij er niets aan kunnen doen. Wanneer wij daarmede volstaan, schieten wij geestelijk tekort. Wanneer wij echter alles doen om ons tekortschieten te beperken, doen wij het enige wat voor ons belangrijk is. Alle woorden, alle gedachten en alle filosofieën hebben inhoud noch zin, tenzij wij streven naar beste weten en kunnen. Doen wij dit, dan komen wij vanzelf tot het vervullen van onze levenstaak, dan zullen wij juist datgene volbrengen wat God ons opgelegd heeft, ook al kunnen wij de betekenis ervan nog niet helemaal beseffen. Hoe bewuster ons streven, hoe duidelijker wij ook in zullen zien waar ons vermogen tekort schiet en een andere macht ingrijpt. Zo zullen wij steeds duidelijker gaan beseffen wat Gods wil is.
De vorst uit ons verhaal kon niet begrijpen dat armoede noodzakelijk kan zijn. De noodzaak van rechtvaardigheid had hij wel begrepen. Zijn oordeel was vaak zo verbluffend juist, dat men hem aanzag voor een tweede Salomo. Zo zal het ons ook gaan. Door ons streven gaan wij bepaalde dingen steeds beter beseffen. Wij weten meer en meer, wat bepaalde plichten in ons leven feitelijk betekenen, ook al kennen wij de zin van vele dingen nog niet, toch vinden wij in onze daden reeds onze God. Uit dit begrip voor de betekenis van onze daden, verhelderd door onze werkelijke bedoelingen, groeit ons een steeds sterker innerlijk Licht. Hierin vinden wij de waarheid van de Schepping steeds helderder en duidelijker, steeds uitgebreider.
Toch zijn wij vaak opstandig. Wij kunnen ons nog niet onderwerpen aan de staat van onvolmaaktheid waarin wij tijdelijk geboren zijn. Wij begrijpen nog niet dat de schijn van onvolmaaktheid veel groter is, dan de onvolmaaktheid die nog in ons leeft. Nog moeilijker wordt het, wanneer wij maar één enkele wereld kunnen beleven. Geen enkele wereld bestaat op zich, altijd weer grijpen de werkingen van vele werelden ineen. Niet één enkel ras op één enkele wereld in de stof, maar vele bewuste rassen op vele werelden geven gezamenlijk uiting aan de mogelijkheden die door het Goddelijk bewustzijn in de stof zijn geschapen. Wij, voor ons, kunnen alleen onszelf zijn. Toch kunnen wij in dit onszelf blijven tevens deel van God zijn. Dit beleven kunnen wij niet verkrijgen door denken en praten. Hier telt alleen ons daadwerkelijk streven.
De weg naar ons innerlijk ontstaat – vreemd genoeg – uit de vervulling van onze bedoelingen in de wereld buiten ons. Hierdoor wordt het ons eerst dan mogelijk onszelf steeds scherper en duidelijker te zien, ons te kennen voor wat wij zijn. Bij ons beperkt bewustzijn zullen wij steeds weer ogenblikken kennen, waarin wij menen niet te weten wat wij eigenlijk moeten doen. In een tijd als de uwe zal men zich vol twijfel af blijven vragen, of men nu vooruitstrevend, of conservatief moet zijn. Men vraagt zich steeds weer af, of men wel het recht heeft een rem voor anderen te vormen, of men wel gerechtigd is zonder meer naar eigen beste weten te handelen. Het bestaan van een dergelijke twijfel geeft reeds aan, dat je, volgens je innerlijk weten, niet juist handelt. Maar als je volgens je beste weten bij je daden geheel gerechtvaardigd bent, wanneer je ook na een ernstig onderzoek meent, dat je streven juist en belangrijk is, dan is het goed.
Wanneer je van iemand iets vergt, wat je zelf niet in rijkere mate wilt geven, dan is je werk goed. Goed, in de zin van: “volgens Gods wil” wel te verstaan. In tijden van verandering is er behoefte aan remmen, zowel als aan motorische krachten. Wanneer een mens behoort tot de krachten die afremmen, dan lijkt hem dit misschien treurig. De wereld gaat dan immers een andere weg dan de weg die men haar gaarne zou zien gaan. Maar als je een van de motorische krachten bent, kom je voor veel grotere verrassingen te staan. Want wat je bereikt, zal anders zijn, dan je verwachtte. Het gevolg van je streven is anders, dan je je ooit voor hebt kunnen stellen.
In beide gevallen zien wij het werk van het Goddelijke Licht en de Goddelijke kracht. Want ook zonder te weten, scheppen wij voor onszelf de condities waarin wij de uitdrukkelijke exponenten kunnen zijn van het deel Gods, dat in ons zijn verwerkelijking vindt. Wij zullen misschien niet alle dingen geheel juist volbrengen, maar wij zullen leven volgens Gods wet en werkelijkheid.
Wie dit alles kan begrijpen, weet, dat de enige goede weg naar binnen toe de weg der zelf- verwerkelijking is. De volmaaktheid die God in ons wezen heeft geschapen, zullen wij steeds verder in de wereld tot uitdrukking brengen. Wij kunnen dit doen door onze wil, onze daden en ons innerlijk bewustzijn.
Bedenkt wel: geen mens en geen geest kan leven – werkelijk leven – tenzij hij steeds weer tracht te verwerkelijken wat in hem leeft, te herscheppen, wat God reeds in hem geschapen heeft. De gaven die wij ontvangen, zijn tevens onze opdracht. Wie lering ontvangt, krijgt de taak anderen lering te geven. Wie geloof bezit, wordt de taak gegeven anderen dit geloof te tonen, hen een geloof te geven, waar dit slechts mogelijk is. Wij zijn niet enkel krachten die ingaan tot de God Die in henzelf woont. Wij zijn tevens wezens, die de Goddelijke kracht en Schepping vanuit ons eigen wezen verwerkelijken. Wij kunnen nooit eenzijdig ingaan tot onszelf.
In de esoterie verkondigt men maar al te vaak dat men alleen het geheim van eigen wezen hoeft te kennen, de tempel van eigen ziel te vinden, waarin de Goddelijke vlam eeuwig brandt. Heeft men dat bereikt, zo leert men u, dan is alles in orde. Men vergeet vaak er bij te zeggen, dat de mens hiertoe niet kan gaan als een mens. Hij kan dit alleen doen als deel van God.
De uitbreiding van het bewustzijn in de mens, de esoterische groei ook, kan misschien het best worden vergeleken met een olievlek: een vlek die op het water drijft, waarin ergens een stille vlam brandt. De vlek breidt zich naar alle kanten uit. Zij wordt groter en groter. Beroerd door de vlam, wanneer zij genoeg is gegroeid, wordt zij zelf tot vlam. Wij zullen ons bewustzijn naar alle kanten uit moeten breiden. Wij zullen tot dit Licht blijven streven, omdat wij daarin een reden van leven en werken kunnen vinden. Wanneer wij nader tot het Licht keren, gevoelen wij, dat wij goed gaan, maar vergeten daarbij vaak, dat ons bewustzijn zich gelijktijdig naar alle andere zijden uit moet breiden, terwijl ons beleven voor alle dingen gelijkelijk sterker wordt.
Onze voleinding ligt niet in het één zijn met God alleen, maar betekent tevens een éénwording met al het zijnde. Eens zullen wij beseffen, dat God in alle dingen gelijkelijk sterk aanwezig is, als in ons eigen wezen en dat we ons zo de perfectie van alle dingen geheel kunnen realiseren. Dit is de grootste esoterische bereiking, die er bestaat.