De kracht der gedachte

image_pdf

29 maart 1957

Ik moet u erop wijzen, dat wij, sprekers der Orde, niet alwetend, of onfeilbaar zijn. Mijn onderwerp voor deze avond is: de kracht der gedachte.

Een gedachte heeft kracht. Deze kracht is al zuiver dierlijk te verklaren. Want elke gedachte is een wisseling van zeer kleine stromen van cel tot cel. Hierdoor ontstaan in en rond de hersenen kleine krachtwervelingen, die als een pseudo-magnetisch krachtveld. kunnen worden waargenomen. Kortom, een gedachte is niet iets, wat alleen in u besloten blijft. Gedachten zijn nog wel tolvrij.

Stel u gerust. Er is niemand, die u zonder meer de geheimste gedachten kan lezen. Dat kan zelfs de beste telepaat niet. Er is nu een maal een soort van demping, die deze straling, tenzij scherp gericht en omschreven, voor een ander minder begrijpelijk maakt, maar het neemt niet weg, dat desondanks die krachten toch merkbaar buiten u uittreden.

Wanneer wij bv. op een avond als deze samen zijn, dan zien wij, dat naarmate de gedachten meer geconcentreerd worden, langzaam maar zeker een betrekkelijk homogeen veld zich opbouwt. De gedachten, die hier worden uitgesproken, reiken dan als invloed zelfs vele meters buiten dit gebouw.

Voorbeeld: Op een Steravond kan bij optimale condities: de aanwezige kracht van geest en stof tezamen uitreiken tot een afstand van 8 á 10 km. Op een gewone avond is ons bereik dus de uitstraling van gedachten en krachten ongeveer 800 m. in alle richtingen,

Ik geef dit nu maar als voorbeeld, opdat u niet alleen zult kunnen begrijpen, dat gedachten toch werkelijk ook krachten zijn, maar dat die krachten onder, omstandigheden, zelfs in uw eigen wereld, betrekkelijk ver kunnen reiken.

Nu is er zeer veel over gedachtekracht gezegd en geschreven. Ik hoop, dat u het mij niet kwalijk neemt, wanneer ik mij van citaten zoveel mogelijk onthoud. Ik ben n.l. van mening, dat een in deze tijd passend voorbeeld vaak beter is, dan. een reeks van aanhalingen uit oude boeken en toespraken, die in deze tijd vaak moeilijk en onbegrijpelijk aandoen.

Ik begin dus maar eenvoudig: U heeft gedachten. De gedachten zijn krachten. Op welk terrein werken die krachten? Zij zijn meetbaar, dat is in een van de vorige lezingen al uitgelegd.

De intensiteit van een gedachte, een emotie, is ook heden ten dage meetbaar, maar alleen in contact met u, of zeer in uw nabijheid. Dat komt, omdat de trilling, waarmede de gedachte wordt uitgezonden zo hoog is, dat de doorsnee; mens en ook de doorsnee menselijke apparatuur niet in staat is, de hoge trilling zelf vast te stellen en te verwerken. Wat geregistreerd en gemeten wordt. is de amplitude, een wisselende stroomsterkte a.h.w. Dus ongeveer als dit ook bij een radiosignaal voor kan komen tijdens een geluidsuitzending.

Deze gedachtestraling grijpt dan ook uit op gebieden, die men normaal wel heet niet te bestaan. Zoals wij ook bij vele normalen heten niet te bestaan. Nu is dat laatste iets, waar ik niet verder op inga. Per slot van rekening: ik besta en daarmede basta. Wanneer een ander zegt, dat ik niet besta, kan ik met evenveel recht die ander zeggen, dat hij ook niet bestaat.

Maar deze gedachtekracht komt op ons eigen terrein, op ons eigen gebied de geestenwereld terecht. Zij is daar werkzaam, zij is daar waarneembaar.

U vraagt zich misschien wel eens af; Hoe komt het toch, dat die geest zoveel afweet van de finesses van het menselijke leven? Eigenlijk is dat heel eenvoudig: Uw gedachten dringen vaak aan ons beelden op – of wij nu willen of niet – die weliswaar niet in gevoel omschreven zijn, zodat wij dus niet precies weten, wat u nu denkt, wanneer de baas loonopslag weigert, of uw man moppert, dat het eten niet op tafel staat.

Dat is misschien maar goed ook, want anders zou zo onze hoge sfeer opeens niet zo hoog meer zijn. Maar het beeld van uw wereld dringt wel degelijk bij ons door. Dat betekent iets heel belangrijks.

Wanneer de kracht van uw gedachten bij ons doordringt, voor ons afleesbaar en waarneembaar is, dan houdt dat in, dat krachten van dergelijke grootte in onze wereld ook bestaan. Dan houdt dat in, dat vanuit onze wereld, onze sfeer, met die krachten gewerkt kan worden op de wereld.

Dat houdt ook in, dat u met uw gedachten of u wilt of niet, heel wat gebieden bereikt, die voor u als mogelijkheid niet eens schijnen te bestaan, waarvan u zich geheel niet bewust bent. Ik noem de man Jan, ofschoon hij evengoed anders zou kunnen heten. Deze Jan beweegt zich door het leven met iets van die koe-in-de-porseleinkast-bevalligheid, die sommige mensen nu eenmaal over zich hebben. Hij heeft om het zo eens te zeggen; twee rechtervoeten en twee linkerhanden, Jan vindt dat natuurlijk helemaal niet prettig.

Op een gegeven ogenblik heeft hij een paar fouten gemaakt. Daarop wordt aanmerking gemaakt. De eerste reactie van Jan is een gedachte: Hadden zij dat maar niet gezegd. Waarom moeten zij nu juist dit weer zeggen, ik vind het gemeen, dat zij het zeggen.

Zo begint het meestal. O, het proces gaat bliksemsnel. Dit is vaak de aankondiging van een opkomende cholerische woede. Op het ogenblik dat dit wordt gedacht, gaan dus de gedachtetrillingen uit en bereiken bepaalde geestelijke sferen.

In een van die sferen bevindt zich iemand, die een hekel heeft aan allen, die nu op aarde leven en hoopt ze eens even te pakken te kunnen nemen. Ik wilde, dat ik alle mensen ongelukkig kon maken, denkt deze wat? Daar tref ik juist een begin van een haatgedachte. Die moet ik gaan versterken. Dus zendt hij gedachten, dus ook krachten, terug uit zijn wereld. Ja, sla de boel maar kapot. Neem dat toch niet, man.

En onze Jan, die anders op de duur gezegd zou hebben; Nu ja, ik ben ook dom geweest. Dat gebeurt mij wel Heer….Hij loopt nu opeens rood heet aan; Waarom altijd ook tegen mij? Hij zet dan een hele grote mond op en slaat erop. Hij gooit misschien veel in zijn leven daarmede aan stukken, terwijl het helemaal niet nodig was. :

U kunt zich de toestand misschien voorstellen.

Het werkt ook omgekeerd: U staat tegenover iemand, die zo woedend is… laten wij de vrouw van Jan maar nemen en haar dan Liesje noemen………

Liesje staat tegenover haar woedende Jan en denkt: Heer, help mij en geef mij kracht. Ik weet, dat hij het zo niet bedoelt; Ik moet kalm weten te blijven. Hij meent het toch niet zo kwaad. Ik moet hem kalmeren.

Wanneer de achtergrond nu niet is: Die gemene vent, maar daarentegen: Ik wil die mens helpen…..dan gaat ook die gedachte uit.

In onze sfeer zijn er bv. zeer velen, die vrede willen geven. Wat is dan het resultaat? Ook hier is iemand, die zegt: Daar bidt iemand om kracht en vrede. Ik zal helpen….. .

Zo krijgt Liesje op dat ogenblik een beheersing, die zij anders misschien meestal niet bezit, want zij kan ook wel eens uit haar slof schieten. Maar door deze gedachten en de krachten daarmede in verband staande, is zij nu sterk. Zij kan zich beheersen en waarschijnlijk zelfs de woede van Jan, ondanks alle nadelige invloeden, kalmeren zonder verdere schadegevolgen. Hier heeft u dan een voorbeeld. Een simpel geval. Zo simpel, dat zij in haast elk leven vaak voorkomt. Maar als u de consequenties van het voorbeeld nog even wilt overdenken; Hoe vaak denkt u niet iets lelijks over een ander? Ik zie dat vaak uit gedachtebeelden, die ons bereiken.

Zo zag ik bv. een volle tram. Daar staat een dame, die is wezen teaën en winkelen. Hij is wat vermoeid. Op een bankje zit een jonge man. Zij weet niet, of hij misschien zo-even hard gewerkt heeft, of dat hij uit is geweest naar een bioscoop of zo. Daar denkt zij overigens niet over na. Zij moet staan en haar voeten doen pijn. Dan begint zij te denken: eigenlijk had die jonge man voor mij op moeten staan, maar ja, beleefdheid is er niet meer…. Hoe langer de tram voort schommelt, hoe langer de voeten pijn doen, hoe feller zij denkt. Op de duur zou zij de jonge man wel een ongeluk toe willen wensen, alleen maar omdat hij blijft zitten en er geen acht op slaat, dat zij moet blijven staan.

Dit komt vaak voor. Het beeld is heus niet overdreven. Maar wat zoudt u nu zeggen, als die gedachten eens werkelijk invloed hadden? Als daardoor die jonge man, die misschien heel de dag hard heeft moeten werken door een fietser wordt aangereden, zodat hij nog meer last, pijn en ellende heeft. Dat is dan toch niet aanvaardbaar, nietwaar?

Denk eens, dat iemand heel dom is. Wanneer u dat intens genoeg doet, zult u zien, dat hij niet meer in staat is aan zijn gedachten op de juiste wijze uitdrukking te geven. Zo kan men een mens langzaam maar zeker in het negatieve drijven. Want de gedachte “dom” wordt op enigerlei manier vaak opgevangen.

Die mens voelt dan; Men aanvaardt mij niet, men begrijpt mij niet. Wanneer die mens behoefte heeft zich uit te spreken, wordt hij steeds wanhopiger. Hij kan zich niet meer uiten. Hij verwart zich in tegenspraken. Vaak wordt zo een heel goed idee, een heel belangrijke mogelijkheid eenvoudig gewurgd door de gedachten van anderen. Dat is niet prettig. Nu weet ik wel, dat hier al over is gesproken i.v.m. de wereldvrede enz. Wij kunnen het dichter bij huis zoeken.

Elke gedachte, die u uitzendt,  goed of kwaad, onverschillig, of vol met medeleven, elke emotie en elke gedachte, die deze uitdrukt, bouwt iets voor u op in een andere wereld. Een wereld die u nu nog niet kent. Die wereld bouwt u zich alles op uit de hier uitgestraalde gedachte. M.a.w.: Elke gedachte, die u hier aan een ander toezend, of wijdt, is een deel van uw leven in een andere wereld. Elke gedachte, die u op een ander toezendt en die op enigerlei wijze, of om enigerlei reden door een ander wordt weerkaatst, zal volgens de eenvoudige wetten der magie, tot u terugkeren en haar invloed uitoefenen op uzelf. Dat kan dan op den duur tot een soort obsessie, tot een soort waanzin worden.

U heeft allen waarschijnlijk wel het verhaaltje gehoord van de goudzoeker, die een warm plekje bij de haard wilde hebben. Zodra hij een bar room binnen kwam, riep hij dan ook uit; “Goud, goud! Ik heb goud gevonden achter in het Blue Pine dal”, iedereen vloog er op af en ging op weg naar het Blue pine dal. De goudzoeker vond zich een plaats aan de haard en dronk een borreltje. Maar toen hij ze allen, zag gaan, dacht hij op de duur; “Misschien is het toch waar. Misschien zal er werkelijk wel goud zitten”. Het verhaal vertelt, dat hij toen verder halfdronken en onvoldoende uitgerust verder terug is gegaan naar dat Blue Pine dal en er de dood vond als gevolg van een longontsteking.

Het is een anekdote, maar zij vertelt ons iets over de werking van onze eigen gedachten. Er komt een ogenblik, dat u in uw wereld om de een of andere reden een leugentje gebruikt, Bv.: “Neen, hoor, morgen is het zeker in orde”. U weet wel, dat het morgen niet in orde kan komen. Maar u heeft de ander daarmede gerust willen stellen, zeg, dat het een werkje is, wat u voor die ander doet. U weet wel, dat u zelfs heel hard zult moeten werken, wilt u het overmorgen klaar hebben. Maar op de duur gaat u het zelf ook geloven. U werkt dus minder hard, omdat u het werk nu geheel verkeerd inschat.

Komt zo’n iemand dan morgen of overmorgen: “Is het nog niet klaar?” Dan zeg je eerlijk: “Ik dacht ook, dat het klaar zou zijn.” Maar in feite heb je gefaald met alle mogelijke gevolgen vandien. Realiseer het u goed. Een gedachte op een ander gericht, een kleine leugen, die u gemakshalve uitspreekt, kan uzelf mee slepen.

Er is eens een heel klein mannetje geweest, dat, eigenlijk omdat hij niets anders te doen had, wat hem interesseerde, zei: “Wij zijn toch wel een superieur ras onder de mensen”. Hij wist wel, dat het niet waar was, maar hij zei het met overtuiging als een afreageren van een minderwaardigheidscomplex. Die leugen is uiteindelijk ontaard in een wereldoorlog.

Zo heeft u hier misschien nooit aan gedacht, maar toch is het zelfs in uw eigen wereld zo mogelijk, alleen maar door een enkele leugen, een enkel waanidee van een enkele mens.

Hoe moet de werking dan wel zijn in onze werelden, waar de gedachten niet aan banden ligt? Waar een gedachte, die u uitstuurt, soms haast hetzelfde is als een wolf, die je op prooi ziet uitgaan. Wanneer er dan anderen uw gedachten gaan delen, wordt het een hele horde. En waarop jagen zij? Op u zelf.

Het beheersen en scholen van de gedachten is dan ook voor de mens, die bewust en gelukkig wil leven, een noodzaak. Juist omdat de gedachte een kracht is, een kracht, die soms zelfs ontstellend sterk door kan werken, niet alleen in één wereld, of een bestaan, maar een invloed, die meerdere werelden beroert en invloed heeft op het verloop, van meerdere levens, die u nog door moet maken.

In een oud kabbalistisch boek staat, dat toen de Heer de Hemelen en de engelen had geschapen, Hij met hen sprak over de Schepping van de mens. Een van hen, Lucifer, luisterde niet goed en dacht zo bij zich; “Ik zou eigenlijk best op de troon van God willen zitten. In dat geval waren het mijn mensen geweest, Dat sou mij beter lijken”.

Het is natuurlijk een legende. Maar volgens het verhaal beïnvloedden zijn gedachten anderen zo sterk, dat zij hem zeiden: “Lucifer, je bent zo schoon, je had eigenlijk op de troon van God moeten zitten”. Lucifer zei toen tot zich; “Ja, ik ben schoner dan alle anderen. Daarom zou ik rechtens op die troon moeten zitten”, en sprak tot God; Heer, laat mij op uw troon zitten. Want wat u wilt doen is zo, volgens mij, niet goed”.

Daar had je het gegooi in de glazen. Want God kan niet dulden dat in een gespleten geheel beide zijden licht blijven. Daardoor werd dus Lucifer tot Vorst van de Duisternis. Om u nu het slot van de legende niet geheel te onthouden, ofschoon het hier verder weinig ter zake doet, geef ik haar weer. Maar bedenk , dat deze legende stamt uit een pre-feministisch tijdperk.

God schiep na deze strijd de mens, en de duivel, om niet achter te blijven, schiep kort daarop de vrouw.

Dit is dan het slot, maar waar het op aan komt; Wij zijn in wezen allemaal een klein beetje als Lucifer. Wij denken ook: Wij zouden dat wel anders en beter doen. Allemaal kennen wij dergelijke ogenblikken, onverschillig of het nu de boer is, die beweert, dat regen en zon wel wat anders verdeeld zouden kunnen zijn, of dat u het bent, die meent, dat in uw leven toch wel heel wat dingen door God beter beschikt hadden kunnen worden.

Wij zijn allen min of meer geneigd om te zeggen; “God, met die troon van u, zouden wij eigenlijk toch nog beter weg weten. Voor onszelf is dat meestal een dwaasheid, die wij niet beseffen. Maar het kan wel eens zijn, dat anderen daar ook aan gaan geloven. Dan krijgen wij mensen, die half waanzinnig zijn als bv. de Romein Caligula, die werkelijk meende God te zijn, evenals Nero. Beiden zijn aan deze verbeelding ten onder gegaan.

Zij zijn niet alleen stoffelijk, maar ook geestelijk ten onder gegaan. Dan krijg je machtsdromen. Je hebt die dingen vaak als een droom in je hart en meent: Wanneer ik het maar niet zeg, is het niet erg: Al zeg je het niet, het werkt in je. Wat meer is; het werkt ook in onze wereld.

Het trekt krachten aan en stoot andere krachten af. Het verandert uw leven en uw wereld. Daarom is het scholen der gedachten een noodzaak. De kracht der gedachten, alleen reeds door het feit, dat zij bestaat, roept om een beheersen der gedachten, opdat de krachten, die daarin schuilen niet bewust, of onbewust verkeerd gebruikt zullen worden.

U wilt mij natuurlijk vragen: Hoe doe je dat dan? Ik kan mijn gedachten toch niet aan banden gaan leggen? Neen, dat kunt u natuurlijk niet. Maar u kunt wel steeds trachten voor jezelf te erkennen, hoe je eigenlijk denkt. Daar hoeft u tegen de buitenwereld niets van te laten blijken, evenmin als u al uw gedachten aan de buitenwereld zult zeggen. Vraag je steeds af: Is, en zo ja, waar is mijn denken fout?

Voorbeeld. Iemand, die je lief hebt, sterft. Je zoudt hem terug willen halen tot het leven. Je neemt er geen genoegen mee. Je vervloekt soms God en alle geest, omdat deze je is ontvallen. Een begrijpelijke emotie. Maar juist daardoor verbreek je de banden, die er nog bestaan. Je maakt het jezelf daardoor onmogelijk om dan tenminste het contact nog te handhaven in de fijnstoffelijke wereld, waarin de overgegane meestal vertoeft.

Wat méér is. Daardoor schep je een verbittering in de wereld, die door anderen kan worden gedeeld, tot men op de duur gezamenlijk uit gaat roepen: God is onrechtvaardig…. .Je bedoelt daarin mede; Ik heb hierop toch wel recht. Dit, terwijl je in het leven geen enkel recht hebt.

Deze wijzen van denken is geestelijk fataal. Realiseer je in zo’n geval liever, dat er duizenden mensen sterven op elk ogenblik van de dag. Dat er duizenden eenzaam achter blijven op elk ogenblik van de dag. Realiseer je, dat je in feite alleen lijdt door een misverstand omtrent de werkelijkheid van het leven en de werkelijke geaardheid van de wereld.

Je bent misschien arm en je zoudt rijk willen zijn. Je zoudt alle bezit en macht op de wereld de jouwe willen noemen. Zeker, natuurlijk en heel veel goed te gaan doen. Maar je zoudt het dan toch maar eerst willen hebben. Bedenk, dat op een wereld met zoveel mensen er ten hoogste 5 á 6 miljoen rijk kunnen worden genoemd. Alle anderen zijn arm, of iets minder arm. Je bent geen uitzondering op de wereld. Je bent in de eerste plaats deel van een grotere eenheid, wanneer je het eigenlijk goed bekijkt, heb je het heus nog zo slecht niet.

Degene, die hier in Nederland leven op een absoluut minimum, leven nog goed vergeleken bij degenen, die op minder dan het werkelijk noodzakelijk minimum verhongeren en sterven in Azië en in Afrika, in Zuid-Amerika en soms zelfs in de sloppen der grote steden in de U.S.A. Wanneer je je dat realiseert, dan zul je je ontevredenheid, je gedachte van onrecht en ongeluk in bedwang kunnen houden.

Te zeggen: “Ik geloof niet aan God”, is je recht, maar probeer dan niet God te doden, of te verwensen, want daarmede erken je Hem. Door de haatgedachten, die ook hiermede meestal gepaard gaan, zul je en voor jezelf en voor anderen de demonische haatgedachten steeds sterker naar voren brengen.

Wie vertrouwt op God, kan een tegenspoed overwinnen, een tegenstander met rust laten. Maar wie niet op God vertrouwt, zal ook zichzelf niet geheel kunnen vertrouwen en zal iemand als tegenstander aanvallen, die in feite geen vijand was en geen aanval op het oog had.

Kunt u zich dit alles realiseren? Gedachten beheersen betekent voortdurend weten, wat je bezit en niet slechts zien, wat je zoudt willen hebben maar nog niet je eigen kunt noemen. De gedachten beheersen betekent naar de waarheid zoeken, steeds weer, en niet jezelf en de wereld beliegen. Beheersing der gedachten wil zeker niet zeggen: Niet denken. Maar wel: Jezelf in het denken steeds corrigeren.

De mens, die zijn gedachten steeds corrigeert, zal tot zijn verbazing ontdekken, dat er vele vreemde krachten meespelen in het rijk der gedachten. Hij zal ontdekken, hoe vrede en geluk, de vlotheid van leven en werken geheel afhangt van zijn eigen wijze van denken. Hij zal leren realiseren, hoe het verschil tussen afgronddiepe smart en grote vreugde alleen soms ligt in de wijze, waarop je denkt over de wereld en al wat er in gebeurt, wat meer is: een mens, die zijn gedachten goed leert beheersen, die meester is over al hetgeen hij denkt, leeft bewuster.

Door dit vergrote bewustzijn zal hij in staat zijn achter zijn eigen gedachten nieuwe waarden te erkennen. Zo zul je op kunnen klimmen tot een hoger deel en een hoger bereiken.

Zo, nu wil ik toch nog een klein stukje citeren; Wie meester is over de gedachte, is als een voerman, die zijn paarden beheerst. Met grote snelheid brengen zij hem verder en het doel wordt bereikt in een ware vreugde van beleven. Doch wee de voerman, die zijn paarden niet meester is. Zij brengen hem van de weg, jagen met hem in de wildernis en laten hem daar achter, verslagen en half dood, terwijl zij voortrazen, hem niets meer latende dan pijn en eenzaamheid.

Dat slaat op de gedachte, evenals dit; de gedachte is als de zon. De gedachte, die lichtend is, verlicht de wereld en doet haar leven. De gedachte, die duister is, is echter als de nacht. Zij doet het leven stilstaan, brengt de demonen tot ontwaken en doet spoken dwalen over een verlaten wereld.

Sterker nog is dit. Wie zijn gedachten beheerst en richt ten goede, richt zich op een kracht, die hij misschien nog niet zal erkennen, maar die reeds in hem schuilt. Doch wie ten kwade denkt, vermindert zijn eigen krachten en wordt de speelbal van al, wat er rond hem leeft en werkt.

Ik hoop, dat u ook de consequenties hiervan zult begrijpen. Het is niet zo moeilijk te beginnen met het scholen van je gedachten. Er wordt niet van u gevergd, dat u mediteert, of contempleert. Wilt u het doen, zoveel te beter, maar niemand vraagt het van u, of kan het van u eisen. Wanneer wij u geestelijk willen leiden, dan moeten wij u zeer dringend raden; Leert uw gedachten beheersen. Leer van uw gedachten iets te maken, dat het leven meer blij maakt, Leer je gedachten te richten, opdat zij meer kracht betekenen in je leven, meer vermogen geven tot volbrenging.

Beheersing van de gedachte wil zeggen, van u niet iemand maken, die iets had kunnen zijn, maar iemand, die iets is. Denk niet, dat het daarvoor al snel te laat is. Wie zijn gedachten bewust ten goede blijft richten, beheerst, maar een ogenblik – desnoods voor hij sterft -, heeft reeds in onze wereld daardoor een kracht gewonnen, die hem goed ten stade zal komen. Wie geleerd heeft op aarde zijn denken bewust te leiden en te beheersen, wie zo door de uitstraling van gedachtekracht ook reeds in andere sferen voor zich een harmonie op heeft weten te bouwen, een absolute eenheid met die wereld, zal dan ook in die wereld volledig weten, wat daar geluk en vrede betekenen.

Bedenk wel: het beheersen van de gedachten is niet alleen maar een wissel op het hiernamaals. Beheersen der gedachten is een middel om ook hier in uw eigen wereld reeds gelukkig goed en prettig te leven, een leven te voeren met een inhoud.

Daarnaast, op het ogenblik voor u misschien nog secundair, brengt het met zich een voortbestaan onder gunstiger condities dan anders voor u zou kunnen worden, met grote mogelijkheden tot vreugde en bewustwording en een vermindering van de noodzaak terug te keren tot deze, uw wereld.

Dit alles alleen, door steeds zo reëel mogelijk, zo bewust mogelijk steeds uw eigen gedachten te leiden en te beheersen.

Voor ik nu afscheid van u ga nemen, moet ik nog één ding doen; Zo-even vergeleek ik in een aangehaalde overlevering de vrouw met een schepping van de duivel. Mag ik hier dan met de hand op het hart verklaren, dat ik voor mij dit niet aan kan nemen. Toen God de man schiep zal zeker de duivel niet hebben geschapen, want anders, zouden haast alle mannen op de wereld naar de duivel gaan. En dat wil ik toch niet aannemen.

  • Waren in het begin der wereld niet alle mensen dubbelslachtig?

Een dergelijke fase heeft inderdaad bestaan. Maar dat was lang voordat de mensen werkelijk mensen waren.

Nu wil ik nog een paar definities geven. Die punten mogen evengoed lollig als ernstig zijn. Zij zeggen bv. tegen mij: Henri, definieer een kip. Dan zeg ik; Een vrouwelijk dierlijke eiermachine. Klaar. Als zij mij vragen Definieer mij nu eens “waarheid”* Dan zeg ik: Waar is al datgene, wat eeuwig zichzelf gelijk blijft. Onwaar is alles, wat veranderlijk is en niet zijn gehele, of ware wezen aan ons toont en kenbaar maakt. De kern van alle dingen is waarheid, de verschijning van alle dingen is echter onwaar.

O.d.V.: De Orde der Verdraagzamen: een vereniging, waarin de leden de verdraagzaamheid beoefenen met elkaar kibbelen, wie het verdraagzaamst is. Hatelijk? Wij kunnen het ook nog anders doen. De Orde der Verdraagzamen is een groep, die als eerste trap naar de ware naastenliefde zoekt te komen tot een begrijpen en zo ook verdragen van de mens, en zelf zo te komen tot een deelgenootschap met de kosmische liefde.

Trouw: (Bestaat niet). Daar hoor ik een vrouw spreken. Maar ik zou haast zeggen; Spreek voor uzelf. Trouw is niet een zich houden aan, of een zich onthouden van bepaalde reeks van handelingen. Kort omschreven is trouw: Het in je dragen van een waarde, die jij als waardevol erkent en te allen tijde zult bevestigen, ondanks de kosten en lasten, die dit voor jou met zich kan brengen. Die kosten liggen dan zowel op geestelijk als op stoffelijk terrein. Dit soort trouw komt gelukkig op aarde meer voor dan menigeen zou denken. Het is alleen maar jammer, dat men het begrip “trouw” vaak verwart met een soort wederzijds bezitsrecht.

Het geweten: (Bestaat niet), Alweer? Ik ben het niet met u eens. Nu kan ik wel zeggen: Spreek voor uzelf, maar dat is hatelijk en bovendien pleeg ik dan plagiaat bij mijzelf. Iets, wat ik liever maar niet doe.

Geweten, datgene in de mens, dat hem, zij het door aangeleerde waarden of ervaringen, hetzij door innerlijk weten, of kracht, in staat stelt een oordeel uit te spreken omtrent het al, of niet, goed of kwaad zijn van eigen daden en gedachten.

Een geweten bestaat. Ontledende kun je dan verder zeggen. Het geweten bestaat, zoals het stoffelijke wordt gekend uit de waarden, die met de opvoeding worden ingepompt, de waarden, die in het geloof zijn vastgelegd en de waarden, die de maatschappij onontbeerlijk voor haar voortbestaan acht.

Daarnaast bestaat het geweten geestelijk uit een totale reeks van ervaringen omvattende alle vroegere bestaansvormen en waarden, neergelegd in een begrip omtrent, wat voor het “ik” al dan niet aanvaardbaar is, waardoor een verwerpen op kan treden, of een als kwaad beschouwen van al hetgeen voor eigen verdere bewustwording niet bevorderlijk is.

Zang: Verschillende definities zijn hier mogelijk. Ik begin met de ergste:

Een genot voor de zanger, een kwelling voor de toehoorder. Ten tweede: Zang: in tonen en woorden uitgedrukte gevoelen reeks, die weergegeven worden verklaard, hoe de mens zich gevoelt in de terrein van een componist. De derde en misschien wel de meest juiste. De magische werking van de menselijke stem, waardoor hij in zich en anderen, waarden kan wekken, die behoren tot het meer onstoffelijke terrein.

De laatste definitie is misschien wel de meest juiste, daar zij het gehele terrein van de zang omsluit zonder de uitvoering te bepalen, of te beperken. De eerste daarentegen houdt slechts een betrekkelijk klein deel van de zangers en toehoorders in,

Amusement: De inspanning, die de mens zich geestelijk getroost, wanneer hij zich wil ontspannen. Hij noemt deze fase, amusement, omdat zij meestal tot een tijdelijke vervlakking van het eigen bewustzijn leidt. Je kunt ook nog zeggen: Amusement is een industrie, waarbij men geld verdient door voor te geven in staat te zijn anderen te amuseren. Ook kun je nog zeggen en dat is misschien weer de betere vorm: Waar amusement is de kunst anderen te ontspannen, terwijl men gelijktijdig hun geestelijke inhoud vergroot. Maar dat is de beste soort van amusement en dit schijnt de laatste tijd nogal zeldzaam te zijn geworden.

Snobisme: Je neus ophalen voor iets van anderen, terwijl jezelf niet in staat bent het beter te doen. Ook wel. Een snob is een mens, die zijn eigen onbenulligheid verbergt achter een voortdurende verveling. Of: Iemand, die eigen onvermogen en onbekwaamheid verbergt achter een voortdurend redeloos veroordelen van anderen.

Zo komen wij haast tot een definitie van een criticus, Maar daar ligt wat meer ernst in. Van een criticus kun je zeggen: Een goede criticus is iemand, die misschien zelf niet bekwaam tot presteren, toch anderen door zijn kritiek opbeurt, zodat zij meer en beter zullen presteren, dank zij zijn oordeel.

Een slechte criticus is dan de man, die het werk van anderen afbreekt, omdat hij zelf toch niets kan.

Spot: De methode en je mening te zeggen zonder serieus te lijken. Vandaar pijnlijker dan een oprecht gesproken verwijt. M.a.w.: Spot is een oordeel.

Jaloezie: Eigenliefde, als liefde vermomt, die aan de geliefde het recht niet gunt, dat hij of zij voor zichzelf zou kunnen willen nemen. Jaloezie is dus eigenliefde. Want anders ben je niet jaloers. Anders gezegd: Jaloezie is een vorm van zelfaanbidding, waardoor men meent de geliefde te moeten beheersen om recht te doen aan zichzelf.

Misschien pijnlijk, maar waar. Wanneer iemand jaloers is, berust dit meer op gekwetste eigenliefde en bezitszucht dan op werkelijke liefde. Geloof dat maar. Ik ben ook eens jaloers geweest op een soldaat. Hij had een goed figuur, een mooi pakje en extra pruimtabak en ik zat maar op een hondwagen. In feite gunde ik mijzelf, wat hij had, maar aan hem gunde ik het niet, waar of niet? Zo is het altijd.

Woede: Een onbeheerste verklaring van het feit, dat je ergens niet mee akkoord gaat. Ook wel: een verzet met geweld tegen anderen, ontstaan door eigen onvermogen de situatie in handen te houden.

Zo, nu weet ik niet, of ik u alleen maar geamuseerd heb. Ik hoop van niet, want dan zou men mij beantwoording van vragen en de rest alleen maar een vorm zijn van amusement. Ik wil nog een kleine definitie hieraan vastknopen.

In de schijnbare spot verloochent de waarheid de droefheid van eigen ervaringen. M.a.w.; Ik zeg het misschien wel eens wat gek en volgens u misschien niet altijd juist en raak, maar ik probeer de waarheid te zeggen, zoals ik ze zie. Wat meer is: ik probeer haar zo te zeggen bovendien, dat u, of u wilt of niet, er iets van zult zien, zoals ik het zie.

U hoeft het niet met mij eens te zijn, dat vraag ik niet, maar u zult toch begrijpen, waar ik op aan stuur. In mijn eigen bestaan heb ik wel geleerd, met een misplaatste eigenliefde een mens er vaak toe brengt het leven van anderen te vernietigen.

Het is vaak een verkeerde voorstelling van jezelf, die je leven ongelukkig maakt en het anderen onmogelijk maakt je geluk te geven, of met je gelukkig te leven.

Daarom hoop ik, dat u achter mijn kleine hatelijkheden iets zult voelen van die waarheid. Maar daar zou ik haast te ernstig worden en ernst past mij nog niet. Later misschien, maar nu nog niet helemaal, Ik zal het daarom hier maar bij laten.

Overigens: Ik lach graag met u, maar ik lach nooit om u en ik hoop, dat het bij u hetzelfde geval is.

image_pdf