31 januari 1969
Allereerst mag ik u er wel aan herinneren, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn, u denkt dus hopelijk wel zelf na.
Gelukkig zijn wil zeggen, een emotionele plus redelijke aanvaarding kennen van je eigen bestaan, zodat je in het geheel der mogelijkheden plezier hebt.
Geluk wordt door vele mensen gemaakt tot iets, wat zeer abstract is. Een soort van pot met goud, die staat aan het einde van de regenboog. Geluk is iets exceptioneels, zo wordt u vaak voorgehouden. Het is een geluk, dat je verkrijgen kunt door bijvoorbeeld bijzonder rijk te worden of iets te verkrijgen, waarop je niet gerekend hebt. Ik hoop in de loop van mijn betoog aan te tonen, dat het tegenovergestelde vaak eerder waar is. Wanneer u tevreden bent met hetgeen u vandaag bent en tracht – zonder zelfverwijt of wensdromen, die toch onvervulbaar zijn – het beste te maken van de dag, dan kunt u ervan verzekerd zijn, dat u die dag gelukkig bent. Het ene ogenblik zal wat uitbundiger zijn dan het andere misschien, maar over het algeheel genomen hebt u toch het idee, dat het de moeite waard is om te leven.
Wanneer u grote dingen wilt hebben, zoals de 100.000 in de loterij of zoiets, dan gaat u geluk eigenlijk zien als de vervulling van een wensdroom. U bedenkt wat u alles zou kunnen doen en kopen. U zou dan misschien zekerheid hebben en meent dat dit de vervulling zal zijn van alles wat er in u leeft. Maar dat is niet waar. Want wanneer u eenmaal die hoofdprijs krijgt, beginnen de problemen eerst goed! Dan moet u afstand doen, bijvoorbeeld aan belastingen. Er zullen veel mensen zijn, die het u lastig maken. Wanneer u royaal bent, hebt u opeens weer geld tekort. Het einde is, dat u uiteindelijk armer ofwel somberder bent geworden dan tevoren.
Geluk is in het heden gelegd, omdat het dromen dat wij doen van mogelijkheden, niet bestemd is om vervuld te worden. De droom over wat je zou willen, is een soort kompas waarop je varen kunt. Het is iets, waardoor je streven bepaald kan worden. In deze zin hebben wij de droom en de toekomstverwachting absoluut nodig. Maar wanneer wij die toekomstverwachting realiseren, blijkt, dat wij in onze droom de zaak anders hadden gedacht.
Wij hadden alles gedacht met onszelf als centrale figuur, alles dominerende en dat kun je nooit bereiken, je kunt nooit alles domineren. Zelfs een dictator, die de gehele wereld regeert, is in wezen afhankelijk van zijn naasten en van degenen, die zeggen dat zij van hem afhankelijk zijn. Daarom zijn de regels voor een gelukkig leven zo eenvoudig, dat de meeste mensen daaraan voorbijgaan.
- Doe, wat je niet laten kunt. Maar realiseer je de fouten die je daarbij maakt en vermijdt die voortaan. Zeg echter niet dat je daardoor schuld op je hebt geladen, want dat is veelal een grote dwaasheid.
- Probeer nooit lasten te dragen die je niet aan kunt. Draag liever lasten die iets beneden je eigen kunnen en vermogen liggen, maar draag die dan ook werkelijk zo gemakkelijk mogelijk en zo lang als dit noodzakelijk is.
- Neem de tijd voor de kleine dingen in het leven. Er ligt meer vreugde in een geurige kop thee, een kop koffie, een eerste sneeuwklokje of in een vreemde wolk, die langs de hemel drijft, dan in al datgene, wat u over zoveel tijd eens hoopt te bezitten of waar te maken.
- Gun uzelf genoegens. U bent niet alleen op de wereld om te werken. Er zijn wel mensen, die trachten u dit wijs te maken, maar dat zijn dan degenen, die gemeenlijk zelf heel weinig doen, omdat u zo veel doet. Wees verstandig: leven zonder arbeid is onmogelijk. Maar arbeid is niet het doel van het leven. Het doel is het leven zelf. De arbeid moet aan dit leven een inhoud geven. Maar u zult er goed aan doen die arbeid zoveel mogelijk te beperken tot datgene, wat voor uzelf aanvaardbaar en dragelijk is. Vooral dit laatste punt zal zo hier en daar wel bezwaren doen rijzen, naar ik meen.
- Houdt u niet te druk bezig met de abstracties in het bestaan. Wat interesseert het u uiteindelijk of u nu leeft in een maatschappij, die links, rechts, democratisch of communistisch heet dan wel aan religieuze regels is onderworpen, zolang u daarin zelf gelukkig kunt zijn en anderen niet daardoor onnodig ongelukkig worden gemaakt. Voor u is het alleen belangrijk dat u in die maatschappij kunt bestaan. Houdt u dus niet bezig met omschrijvingen, maar met de feiten.
- Tracht in de feiten elke vreugde te vinden, die daarin voor u te vinden is en tracht daarnaast in de feiten een weg te vinden, waardoor u voor zich en anderen het onaangename zoveel mogelijk leert vermijden. Onaangenaamheden die onontkoombaar zijn – niet schijnen, want dat is bij de meeste moeilijkheden het geval – moet je aanvaarden. Werk ze zo snel mogelijk af, houd je er zo kort mogelijk mee bezig. Zoveel te meer tijd houd je immers over voor de meer aangename dingen.
- Probeer nooit eenzijdig bepaalde dingen te zien als alleen goed of mooi. Probeer steeds zo veelzijdig mogelijk te denken. Verlang niet naar de zon wanneer het regent. U kunt dit toch niet veranderen. Zie eerder zo bewust mogelijk naar alles, wat de regen doet en zoek de schoonheid, die ook daarin is gelegen. Pas dit toe op elk facet van uw bestaan.
- Nog een laatste raad. En deze is misschien wel de meest belangrijke. U hebt in uzelf geestelijke krachten en vermogens, die vaak uit vorige incarnaties in uw bestaan zijn geïntegreerd. Vraag u niet voornamelijk af, waar deze wel vandaan komen, maar gebruik ze eerst eens. Doe hetzelfde met de mogelijkheden die u in uw leven ziet. Vraagt niet af, waar zij vandaan komen, gebruik ze eerst. Wanneer u de mogelijkheid eenmaal gebruikt hebt, kunt u nog altijd trachten de origine na te gaan, wanneer u dit van belang acht, maar meestal blijkt dit achteraf niet meer van belang te zijn.
De mens die zich bezighoudt met de theorie van het leven, is meestal een ongelukkig mens. Want de praktijk frustreert hem keer op keer. De mens die in de praktijk voortdurend de gunstigste mogelijkheden zoekt, is meestal een gelukkig mens: hij heeft zelden theorieën, die hem verbitteren, hij is te druk met het heden bezig om veel te lijden onder zijn dagdromen en, daar hij het goede waardeert, zal hij voldoening kennen over alles wat hij bereikt, beleeft en verwerft.
Dit was dan wel een heel korte catechismus. Ik kan mij zo voorstellen dat er mensen zijn, die nu vermanend de vinger zouden willen heffen en uitroepen: “Er zijn hogere dingen!” Of: “De mens is toch niet geschapen om gelukkig te zijn!”. Als u er zo over denkt, wees dan maar gelukkig over het feit dat u ongelukkig bent. Maar laat u door dergelijke opvattingen niet te veel afleiden van de feiten.
Zeker, er is een God. Er zijn kosmische wetten. Er zijn allerhande dingen, zoals bijvoorbeeld reïncarnatie, die bestaat, of u er nu aan gelooft of niet. Maar al deze dingen zijn natuurlijk, zij zijn deel van uw bestaan. In elke ervaring spelen die dingen een rol. U hoeft ze niet afzonderlijk naar voren te halen. Laat mij het als volgt stellen. Wanneer u een maaltijd voor u hebt staan, gaat u dan trachten om er eerst het zout uit te halen? Geestelijke waarden zijn het zout des levens. Dat weet ik ook wel. Maar dat zout heeft voor u pas zijn werkelijk nut, wanneer het het leven voor u beter verteerbaar, smakelijker maakt. De mensen, die trachten de geestelijke waarden uit het alledaagse te extraheren zijn degenen die eigenlijk het leven voor zich en anderen onverteerbaar maken en gelijktijdig daardoor onrecht doen aan de werkelijke geestelijke waarden. Die zijn nu eenmaal niet bedoeld om ergens op een altaartje te staan, in een uitstalkast te komen of in mooie diagrammen uitgedrukt te worden, maar die hebben ten doel u ook in het gewone leven te doen bestaan met een besef van de evenwichtigheid, die kenmerkend is voor de totaliteit.
Wat dat betreft zijn wij, naar ik meen, ook klaar. Ik kan mij echter voorstellen, dat er mensen zijn die zeggen: “Maar je moet toch werken?” Bij alle dichter bij de natuur staande culturen is eigenlijk werk en spel vervlochten. Een patroon, waarin beide waarden in elkander overgaan.
Zo zou je kunnen zeggen, dat bijvoorbeeld jacht en oorlog in elkaar overvloeien en ondanks alle ernst beiden spelelementen blijven bevatten. Zoals in het leven van de vrouwen in dergelijke volkeren het doen van zwaar huishoudelijk en ander werk, als landbouw, water halen – arbeid, die u vaak zeer zwaar lijkt – eigenlijk gepaard gaat met vrolijkheid, zang, het elkander ontmoeten, spreken, enzovoorts, waardoor ook deze arbeid vaak spelelementen vertoont en de oorzaak wordt van een soort vreugde.
In de moderne maatschappij heeft men het werk weggenomen uit het normale levensritme en als het ware buiten het eigen bestaan geplaatst. Voor velen is het tegenwoordig zo, dat zij ongeveer, zeg 15 uren zichzelf zijn, terwijl zij 9 uren met arbeid bezig zijn, maar dan eigenlijk niet zichzelf zijn, omdat de arbeid geheel of voor een groot deel buiten het eigen ik omgaat.
Nu heb ik niets tegen arbeid, langdurig of anderszins, maar ik heb wel bezwaar tegen een systeem van arbeid, waarbij deze gelijktijdig een vervreemding ven jezelf betekent. Daarom zou ik willen zeggen: arbeid is voor de mens niet noodzakelijk in die zin, dat zij een opgelegde last dient te zijn. Laat ons dan liever wat dommer zijn en desnoods wat minder rechten voor arbeiders nastreven, maar gelukkig zijn in de arbeid, die wij verrichten. Je leven moet voor jou een geheel vormen. Dat is een van de voornaamste eisen voor een gelukkig zijn. Zodra je leven in verschillende partjes wordt gedeeld, zul je te veel aandacht hebben voor de onvolmaaktheden van elk partje afzonderlijk, onevenwicht reageren en meer tijd ongelukkig dan gelukkig zijn.
Misschien mag ik u nog een raad geven, al klinkt die misschien wat vreemd. Wanneer u in deze moderne maatschappij het geluk wat wilt leren onderstrepen, doe dan het volgende:
Verwacht van alles het slechtste, maar merk dan ook elke keer nadrukkelijk op hoeveel beter het gaat of afloopt dan u verwacht had. U zult ontdekken dat u meer tevreden en daardoor ook gelukkiger en zelfs spontaner uw leven ervaart. Waarmede ik het mijne hierover gezegd heb. Maar als u commentaar hebt, ga uw gang.
Komt die theorie van u dan niet neer op: God voor ons allen en ieder voor zich, dus zorg maar voor jezelf?
Neen. Dat is weer iets anders. Want ik geloof dat degene, die alleen voor zichzelf zorgt, een egoïst is, die zichzelf afsnijdt van een groot deel van de mogelijkheden en werkelijke vreugden van het leven. Een groot deel van de werkelijke levensvreugde voor de mens is juist gebaseerd op een wederkerige erkenning, onverschillig op welk terrein deze ligt.
Als mens jezelf zijn, zonder dat iemand ziet hoe je jezelf bent, is meestal de moeite niet waard.
De theorie die ik u geef, komt neer op het tegendeel: zij vergt dat u gelukkig bent. Een gelukkig mens tracht altijd zijn geluk met anderen te delen. Hij voelt zich dan prettiger en maakt het steeds weer mogelijk voor anderen eveneens gelukkiger te zijn. Juist de mensen met sombere gezichten gedreven door de plicht zijn verantwoordelijk voor de vele daden en stellingen, waardoor anderen de mogelijkheid tot vreugde wordt ontnomen en misschien zelfs de mensheid of een deel daarvan in het ongeluk wordt gestort.
Ik heb dan ook niet gezegd: God zorgt voor ons allen, laat eenieder dus maar alleen voor zich zorgen. Wel zou ik willen zeggen: God is de totaliteit van geluk, die voor ons allen mogelijk is.
Ieder van ons moet er daarom voor zich voor zorgen, dat hij zijn eigen aandeel in dit geluk weet te vinden. Dan eerst zal hij anderen gelukkiger kunnen maken en leren leven in een realiteit die ook de werkelijkheid van God waarlijk uitdrukt.
U zegt: verwacht alleen het slechte. Maar dat is toch erg negatief?
Volgens mij niet. Werkelijk negatief is volgens mij juist de mens, die voortdurend zijn hoogste verwachtingen etaleert en dan zichzelf en anderen er voortdurend op wijst, hoe men steeds weer in zijn verwachtingen beschaamd wordt. Ik weet dat deze techniek gangbaar is en als meer positief beschouwd wordt door velen, maar ik ben ervan overtuigd, dat juist een dergelijke, zogenaamde optimistische houding voor vele negativismen op deze wereld van u aansprakelijk is.
Valt geluk wel te omschrijven? Is het niet een beleven in jezelf?
Mooi gezegd. Geluk is, wanneer je het heel precies wilt zeggen, een interpretatie van je bestaan. Ik heb getracht duidelijk te maken dat het een aanvaarding van eigen bestaan is, die zowel emotioneel als mentaal plaatsvindt op een wijze, waardoor het leven zelf aanvaardbaar wordt. Waarmede wel duidelijk is, dat ook volgens mij geluk iets is, wat in jezelf ligt en gebaseerd is op de houding, die je innerlijk aanneemt ten aanzien van de wereld rond jou.
Ik heb de indruk dat gelukkige mensen niet over geluk praten, dat doen voornamelijk de ongelukkigen.
Dit is geheel juist: een mens die gelukkig is, gaat op in het leven en denkt niet na over geluk. Maar iemand die meent dat hij of zij ongelukkig is, denkt voortdurend na over het geluk dat hij of zij meent te missen. Gelukkig zijn betekent uiteindelijk bestaan in evenwichtigheid en harmonie. Ongelukkig zijn betekent uiteindelijk voornamelijk erkennen dat er een verschil is tussen wat je bent, kunt, beleeft en hetgeen wat je zou moeten zijn enzovoorts, om te beantwoorden aan hetgeen je meent dat juist is. Maar de hemel geve je, dat je dat nooit bereikt, want anders ben je nog veel ongelukkiger.
Kan je iets vertellen over: Het ingaan in jezelf.
De mens die ingaat tot zichzelf, moet iemand zijn, die alle poging tot zelfrechtvaardiging terzijde stelt, die elke poging tot zelfanalyse vergeet en begint zichzelf te aanvaarden. Dit komt zelden voor. Wanneer je in jezelf gaat, word je geconfronteerd met een aantal verschillende aangezichten die je hebt. De mens denkt natuurlijk over zichzelf gunstiger dan anderen plegen te doen, dat is gebruikelijk. Maar hij beseft zelf veelal niet hoe hij naast zijn zogenaamde werkelijke aangezicht nog vele mogelijkheden en eigenschappen bezit, die hij onderdrukt, ontkent, enzovoorts, en die juist daardoor in hem als het ware een afzonderlijk leven zijn gaan leiden. Soms kan een mens geconfronteerd worden met zes of zeven verschillende persoonlijkheden in het ik. Ben je nu geneigd om te veel vast te houden aan jezelf en je zelfrechtvaardiging, dan zal je deze persoonlijkheden niet zien als deel van het ego, maar toeschrijven aan hogere of lagere geesten, meesters, duivels, bekoringen enzovoorts.
Maar wanneer je die persoonlijkheden als deel van het ik aanvaardt, kennis neemt daarvan en zonder oordeel tracht verder te gaan, zal dit verder gaan en in het begin doen denken aan het sprookje “Zwaan kleef aan”: je gaat niet alleen verder. Alle andere facetten van het ik trekken met je mee. Wie zich daaraan ergert of zich tracht te voelen als leider van anderen – wat vaak voorkomt – zal op de verdere tocht geen resultaten boeken. Maar geeft men geen aandacht aan de andere facetten van eigen persoonlijkheid, zal ontdekken dat de kern van het ik eigenlijk een soort enorme stilte is.
Het is een soort buitenste ruimte, waarin nog geen ster flonkert. Je bent alleen, helemaal alleen. In dit eenzaam zijn, zoek je dan naar de reden voor dit niets waarin je staat. Tracht je dit menselijk te doen of zelfs maar redelijk te verklaren, dan misluk je: je blijft in die stilte alleen en zult uiteindelijk voor die leegte vluchten.
Iemand die bereid is ook de stilte te aanvaarden, uitgaande van de veronderstelling dat ook deze betekenis moet hebben, krijgt op den duur het gevoel dat op een bepaald punt licht ontstaat. Dit lichtpunt krijgt vorm, wordt een gestalte. Het verbaast mij dan ook niet, dat vele mensen denken dat zij hier te maken hebben met een openbaring van God. Kniel je niet in aanbidding neer, maar kijk je heel goed, dan herken je daarin op den duur echter jezelf. Dit beeld van het ik komt dan dichterbij, tot je beseft dat dit ik niet alleen strookt met het beeld dat je normalerwijze van jezelf hebt, maar eigenlijk de figuur is die je zou moeten zijn: een wezen met alle goed en alle kwaad daarin, zoals het in jou kan bestaan, maar nu niet meer uitgedrukt in een gehele reeks van afzonderlijke facetten, maar als één geheel.
Er ontstaat dan een soort gesprek met jezelf. De antwoorden, die het totale ik – zoals ik het lichtende beeld zal noemen – geeft aan het zoekende ik, zijn eigenlijk een aanwijzing voor je werkelijkheid. Kun je ook dit aanvaarden zonder weg te vluchten of wederom neer te vallen in aanbidding, dan zul je je realiseren dat je verhouding tot alle leven en zijn in dit gesprek wordt uitgedrukt.
Zodra je dit beseft, is het duister weg en sta je in een lichtender wereld. Deze noemt men wel tempel of kathedraal. Ook hier is nog leegte, ruimte, maar er is een echo. Alles wat je bent, denkt, doet, schijnt een weerklank te wekken. Krachtens je wezen ga je dan trachten iets te doen. De een zal bidden, een ander zal nadenken of een wetenschappelijk probleem beschouwen. Wat je doet, is eigenlijk niet belangrijk. Het belangrijke is, dat je op hetgeen je doet een antwoord ontvangt uit een werkelijkheid, die meer is dan jezelf bent en wel in de vorm van een reactie op jezelf. Met dit antwoord keert men uit eigen innerlijk terug tot wat de werkelijkheid wordt genoemd. Je verliest daar natuurlijk veel van.
Dit laatste is duidelijk: een mens ondergaat de dingen emotioneler en alles wat redelijk en duidelijk lijkt in het eigen innerlijk zou volgens de termen van de buitenwereld kolder kunnen zijn. Maar daarom gaat het niet. Het gaat erom, dat je uit dit alles een sleutel tot jezelf, je ware ik, verkrijgt, zodat het ingaan tot jezelf niet alleen een middel is om jezelf beter te leren kennen, maar tevens een mogelijkheid geeft in jezelf te gaan op elk ogenblik dat er problemen zijn met de buitenwereld, geloof enzovoorts, en u nu met uitschakeling van alle menselijke redeneringen kunt weten hoe je werkelijk tegenover de dingen staat. Vaak blijkt dan, dat hiermede reeds de moeilijkheid is opgelost of een weg gevonden is, die voor het ik aanvaardbaar is. Want vele van de moeilijkheden die een mens kent, komen voort uit het verdeeld zijn van zijn werkelijke wezen in vele facetten en persoonlijkheden, die niet alle gelijkelijk als ego worden aanvaard, maar wel gelijkelijk invloed op het innerlijke en gevoelsleven uitoefenen.
U zult na dit alles zeggen: waar blijft God dan? Tja, God is natuurlijk de kracht, waaruit wij leven, eigenlijk de basis van ons gehele wezen. God is gelijktijdig een begrip dat wij niet geheel aankunnen. Wanneer u God zoekt in uzelf, zo zou u kunnen zeggen: De echo, die in de tempel van het ik wordt ervaren, is de uitdrukking van een Godheid, die je niet kunt verdragen of aanschouwen.
Ga je je afvragen wat de meest juiste procedure, het meest juiste systeem is, dan verval je al snel in vele meer menselijke systemen. Nu heeft elk systeem wel iets goeds, maar elk systeem heeft ook zijn kwade kanten. Belangrijk is daarom in de eerste plaats: rust. Iemand die tot zichzelf ingaat met de gedachte, dat er over 10 minuten gebeld zal worden, komt niet ver. Hij bereikt niet eens de verzinking, die noodzakelijk is om iets van jezelf te leren kennen. Rust is een eerste vereiste.
In de tweede plaats heb je de wil nodig, je moet jezelf durven richten op jezelf en op de waarheid en dezen willen aanvaarden.
In de derde plaats is het noodzakelijk dat men zichzelf een bevel weet te geven, dus niet alleen iets willen, maar die wil ook aan jezelf – en niet alleen aan anderen – waar kunnen maken. Je moet trachten de zelfrechtvaardiging, die gelijktijdig een limitering van de zelferkenning inhoudt, terzijde te stellen.
Bovendien heb je geloof nodig. In uzelf gaan is niet altijd een prettige ervaring. Voor de meeste mensen is het zelfs een schokkende ervaring. Iets dergelijks onderga je niet, of je moet ook zeker zijn, dat het zin heeft. Hoe je deze zin, dit doel omschrijft, is minder belangrijk, er zal altijd wel iets waars en iets onwaars in schuilen, maar je moet er zelf in geloven.
Een mens, die in iets gelooft, is uit de aard der zaak op dit terrein wel eenzijdig. Dat weet ik wel. Maar zolang die eenzijdigheid gericht blijft op de zelferkenning, doet dit minder ter zake, daar de formulering van het geloof, en daarmede de eenzijdigheid ervan immers wegvalt zodra wij tot een kritiekloze erkenning van het eigen ik gaan komen; en zonder kritiek jezelf eerst aanvaarden, is daarbij toch wel noodzakelijk. Het gaat erom, jezelf waar te nemen, niet om de waarnemingen te interpreteren.
Het ingaan tot jezelf heeft natuurlijk veel mogelijkheden, die eerst later tot uiting komen. In het begin moet je maar proberen jezelf te ontmoeten, hoe dan ook. Je vindt dan een waarheid, die wel betekent dat je van vele geliefde veronderstellingen omtrent jezelf afscheid zult moeten nemen, maar het is de moeite waard. Want wanneer je zover bent gekomen, dat je jezelf in waarheid durft te ontmoeten en het Zijn in waarheid durft te aanvaarden, zelfs al begrijp je er niets van, dan begrijp je langzaamaan, dat er ook werkingen vanuit God zijn, die je kunt aanvaarden en zelfs omschrijven. Men noemt ze bijvoorbeeld wel de paden van de levensboom. – De verbindingen dus tussen de door letters aangegeven punten -.
Je komt tot een begrip van goddelijke wetten en werkingen, die de facetten van je wezen als het ware inhoud geven. De mens is immers niet slechts iets, dat een pad van de levensboom betreedt, maar is gelijktijdig zelf een combinatie van alle paden tezamen. De mens draagt alle mogelijkheden voortdurend in zich, ook de kosmische. Leert men nu de paden kennen, dan vindt men ook de juiste weg voor het ik. Gemeenlijk is dit niet een weg, die alle mogelijke paden omvat, maar de weg, die een synthese van alle paden mogelijk maakt.
Vaak is het zeer belangrijk, dat men als mens de zogenaamde christusweg, of de weg van liefde, leert gaan. Dit betekent dat men het deel zijn en daarmede ook een verantwoordelijk zijn aanvaardt ten aanzien van de gehele wereld. In het Ik ontstaat dan een proces waarbij de bezinning – ook wel schoonheid genoemd – en inzicht – ook wel wijsheid – samenvloeien. Je kunt dus uit schoonheid en wijsheid, gezamenlijk beleefd en interpreterend bestaand, dat de Christusweg wordt genoemd, komen tot een in jezelf verbinden van alle, ook de hoogste en de laagste waarden van je besef.
Vaak leert men dat je beter doet het laagste te vergeten. Of, om het deftiger te stellen: men moet stijgen tot ether, maar Malkuth vergeten. Dit is onjuist. Men moet beide aspecten van het ik aanvaarden en beseffen dat men als mens de verbinding vormt tussen absolute chaos en absolute vorm. Je moet erkennen dat je als persoonlijkheid niet een vastgesteld wezen bent, maar dat je de uitdrukking bent van facetten van het totale zijn door alle tijden en werelden. Eerst wanneer men dit aanvaard, krijgt het ik voor zich vorm.
Het oriënteert zich ten aanzien van het onbekende, ten aanzien van God, en wordt zelf deel van de tempel of kathedraal. Niet letterlijk, maar in de zin van bewust samen reageren met alles wat het ik omringt plus een begrip hiervoor. Zo verrijkt men de totaliteit voor zich met zichzelf. Wat betekent dat wij in een bekend geheel trachten te passen binnen de rond ons bestaande mogelijkheden en gelijktijdig trachten de mogelijkheden van anderen te dragen vanuit ons bestaan.
Is dit bereikt, dan kan worden gesteld dat, stoffelijk gezien, de weg in het ik wel ten einde is gegaan. Men heeft nu geestelijke ervaringen en is als het ware deel van een onuitputtelijke kracht, die men tot uiting brengt. Als mens komt men dan tot de conclusie dat de menselijke mogelijkheden heel wat minder beperkt zijn dan men wel pleegt aan te nemen. In deze erkenning der hiaten, die gelegen zijn in de begrenzing van het ego ten aanzien van het Licht wordt de goddelijke kracht in het Ik kenbaar. Ook dit is geen redelijk, maar een emotioneel proces, dat bijzondere energie doet gewinnen.
Ten laatste een raad. Tracht nooit om zelf beter te zijn, maar streef ernaar het geheel van het zijnde de mogelijkheid te geven zich beter door je te uiten. Maak u niet druk over vele onredelijkheden, die deel uitmaken van hetgeen u denkt en beleeft. Vraag u af hoe u zich gevoelt. Is dit aangenaam, dan is het zeker dat alles goed was, zeker wanneer men inkeerde tot zichzelf.