4 december 1959
U moet het mij niet euvel duiden dat ik niet onmiddellijk over Sinterklaas begin te spreken.
Geven is een eigenaardig iets. In vele gevallen menen wij te geven, terwijl wij in feite ontvangen. De gift is immers niet alleen het schenken van iets aan een ander, maar stelt een directe relatie tussen mensen. Ook voor de geesten onderling en tussen geest en mens geldt hetzelfde. Een gave is in feite een relatie tussen twee – of meer – mensen, die soms – maar lang niet altijd – stoffelijk worden uitgedrukt. Bij het geven gaat het niet in de eerste plaats om het geschenk zelf, maar het gaat eerder om het deel van eigen persoonlijkheid, dat met het geschenk tevens verweven is. Het gaat om de aandacht die men besteedde aan de persoon, wie men de gave ten goede doet komen. Hoe sterker wij ons realiseren, wat de verschillen zijn tussen ons en de persoon die onze gave zal ontvangen, des te juister zullen wij onze gave kunnen kiezen, maar tevens zullen wij door deze overwegingen, de ander beter leren kennen en begrijpen.
Voorbeeld. Stel dat ik een mens wat wijsheid wil geven. Dit is geen stoffelijke waarde, maar een geestelijke. Wanneer ik dan tegenover u zit, kan ik een keuze doen uit een zeer uitgebreid repertoire, maar die zullen u merendeels niets, of weinig zeggen. Ik moet u iets bieden, wat u raakt. Dit is moeilijker dan men vaak beseft. Ik moet immers niet beseffen wat mijn wijsheid is, maar wat uw behoefte is. Wanneer ik u bijvoorbeeld zou zeggen: “In het duister der dagen schemert de vreugde der hergeboorte”, dan is deze spreuk toepasselijk gezien de tijd, terwijl zij tevens voor sommigen onder u meer dan dat betekent. Er zijn mensen wie deze spreuk absoluut niets te zeggen heeft. Dan kan ik een andere spreuk kiezen als bijvoorbeeld: “Niets kan teloor gaan buiten dat, wat reeds verworpen is”. Een spreuk die weer voor enkele anderen past. Niets kan immers verloren gaan buiten hetgeen wij niet in werkelijkheid bezitten. Wat in ons leeft, blijft het onze. Toch zal ook dit niet een idee geven van veel betekenis. Om voor u een keuze te maken uit de mogelijke spreuken, moet ik zeer goed nadenken over u en uw wezen. Ik moet mijzelf terzijde stellen. Daardoor ontstaat voor mij in zekere mate een eenwording met degene, aan wie ik geef.
Vandaar dat volgens mij de kunst van het geven in de eerste plaats zal berusten op dit jezelf terzijde stellen. Wij hoeven dan niet meer na te denken over de zogenaamde gaven van bv. vaders die hun kinderen grote elektrische treinen cadeau geven, omdat zij zelf daar zo graag mee spelen. Ook hoeven wij niet te denken over de moeders die hun dochters zo graag dat mooie jurkje geven, ofschoon de kinderen zelf liever iets anders hebben. Dat is immers geen werkelijk geven? Dat is zelfs niet een begrip tonen voor een ander. Hier wordt in feite door middel van een zogenaamde gave de eigen persoonlijkheid aan een ander opgelegd.
Het is natuurlijk moeilijk steeds weer voor elke gave door te dringen in de voor ons vreemde wereld van een kind, of een andere mens, maar wij hebben altijd toch de mogelijkheid op de juiste wijze en werkelijk te geven. Daarvoor moeten wij alleen beseffen, wat de behoeften zijn van een andere mens, of geest. Op het ogenblik dat ik voor mijzelf een ruim gevuld tijdschema heb, terwijl ik weet dat een van u een ogenblik behoefte heeft aan wat aandacht, dan zal ik – door u die tijd te geven – meer voor u doen, dan door de kostbaarste stoffelijke gaven ter uwer beschikking te stellen. Ik geef dan een groots geschenk, dat te meer waarde verkrijgt, naarmate de tijd mij zelf meer waard is. De gave heeft alleen zin, doordat zij tevens past voor u, die haar ontvangt. Op deze wijze is er iets van eeuwige waarden binnen gedrongen in het begrip geven.
Er bestaat een wet die – helaas – in de praktijk te veel vergeten wordt. Zij luidt: “Alle dingen zijn één in God”. Er bestaat verder een christelijke regel die zegt: “Heb uw naasten lief gelijk uzelf”. Maar hoe kan ik iemand liefhebben gelijk mijzelf, hoe kan ik mij een eenheid in God realiseren, wanneer ik het geven alleen beschouw als een gulheid mijnerzijds? Of als een verplichting mijnerzijds? Op het ogenblik dat ik de idee “schenken” aan een ander – of dit nu gaat over stof, tijd, of geestelijke waarden – verbind aan de gedachte: “Ik ben nu braaf, want dit hoef ik niet te doen”, of “dit ben ik aan die mens wel verplicht”, dan is de werkelijke gave al verdwenen. Door deze gedachte ontstaat er in mij iets wat niet deugt. U geeft in dat geval alleen ter bevrediging.
Hiermede bedoel ik niet de letterlijke interpretatie. Ik zinspeel hier niet op de veel voorkomende schrik: “Ach ja, ik moet voor die en die nog een geschenkje kopen”. Het gaat hier om de tegenzin, of de zelfverheffing! Wanneer er achter het geven de idee schuilt van werkelijk moeten, of een zich verheven achten ter wille van de gave. Niet alleen dat hier van werkelijk geven geen sprake meer is, maar de gebeurtenis zal ook geheel onttrokken worden aan het vlak van werkelijk contact, werkelijke communicatie tussen gever en ontvanger.
Wanneer u een surprise hebt gemaakt, waarin u de zwakheden van een ander op de voorgrond schuift, of een zwakheid met goedmoedige spot beloont, hebt u wel degelijk iets gegeven. Ook wanneer het geheel onbruikbaar en waardeloos is, ook wanneer het maar een grap is. U hebt daardoor die mens iets laten zien van hetgeen er in u leeft, terwijl u tevens zich bezig hebt moeten houden met het wezen van die ander. Op deze manier moeten wij elke relatie in het leven trachten te zien: een voortdurend geven. De werkelijke kunst van het leven houdt niet in, dat wij op een enkel ogenblik elkaar iets schenken, maar het maken tot een permanente gesteldheid binnen het ik van de gedachten, die aan het geven ten grondslag ligt, zodat van een voortdurend begrip en voor innerlijk contact met allen, die wij iets schenken, ontstaat.
Voortdurend rond ons vinden wij mensen die behoeften hebben. Wanneer wij aan die behoeften kunnen voldoen op een voor ons verantwoorde en aanvaardbare wijze – zodat er dus een harmonie tussen ons en die anderen kan ontstaan – zijn wij verplicht hen te helpen. Wel zullen wij steeds de verplichting hebben onze gaven in deze zo te schenken, dat dit voor die anderen nooit een belasting kan worden. Wij mogen namelijk nooit met onze gaven een verplichting schenken. Wanneer wij iemand iets geven, waardoor hij zich aan ons verplicht gevoelt, ontstaat een dwaze situatie. Men gaat waarden tegen elkaar afwegen. Onze buurvrouw moet van ons – ook wanneer wij het niet kunnen betalen – een geschenkje hebben van minstens 4 à 5 gulden, want zij heeft ons immers ook iets van die waarde gegeven? Dat is geen geven meer, dat is een onsmakelijke ruilhandel geworden, die nog erger is dan de koehandel over de voetbaltoto.
De verhouding dient als volgt te liggen: die mens heeft veel voor mij betekend, of voor mij gedaan. Ik heb de mogelijkheid en de middelen ervoor om nu op niet al te opvallende wijze mijn appreciatie ervoor uit te drukken. Dit uitdrukken van waardering is reeds mogelijk met de kleinste kleinigheden. Het gaat er namelijk niet om, dat u belangrijke of grote dingen zult geven. Ook deze zullen natuurlijk in de meeste gevallen wel dankbaar aanvaard worden. Het gaat er in hoofdzaak om, dat wij iets geven waardoor wij de ander niet verplichten en toch onze waardering, a.h.w. de vreugde, die wij gevoelen over het bestaan van die ander tot uitdrukking brengen.
Geven is een grotere kunst dan menigeen zich zal realiseren. Geven impliceert immers – wanneer juist gedaan – evenals alle andere kunsttakken, een persoonlijkheidsuitdrukking? Geven is meer dan een van de andere bezigheden, die de mens kan hebben, iets wat een uitdrukken van eigen persoonlijkheid eist. Dit dient te geschieden door een transponeren van eigen wezen op het vlak van de persoon, aan wie men schenkt. Misschien is het voor u wel eens aardig te horen, hoe wij in onze werelden geschenken met elkaar uitwisselen. Want ook bij ons in de geest wordt gegeven en genomen, zoals overal. Op een bepaald ogenblik ontmoet ik een geest, die voor mij iets betekent. Misschien is deze vroeger een relatie geweest tijdens het aardse leven. Misschien hebben wij samengewerkt in de sferen. Misschien ook zijn wij alleen maar zeer harmonisch t.o.v. elkaar. Wij kennen elkaar misschien niet eens bij een vaste naam, maar er is iets wat ons bindt. Nu zie ik, dat in die ander een behoefte bestaat, bijvoorbeeld aan een gedachte. Nu neem ik de liefste herinnering, die ik heb, de mooiste beelden, die ik nog in mij dragen kan. Misschien neem ik wel het hoogste bewustzijn, dat ik verkregen heb. Nu vorm ik dit tot een scherp gebundelde gedachte, die in de ander doordringt. Ik probeer de ander te verzadigen met dat, wat in mij leeft. Dat vraagt kracht. Soms is het haast pijnlijk, omdat er nu eenmaal herinneringen zijn, die je alleen ten koste van veel zelfoverwinning en moeite met een ander kunt delen. Op het ogenblik dat ik gevoel dat mijn aangeboden gift wordt aanvaard, is het mij net, alsof ik twee keer tegelijk leef. Ik ben dan net zo blij met dit bewustzijn van delen, als de ander is met de kracht en gedachten, die hij mocht ontvangen.
Natuurlijk moet ik heel goed weten, wat ik geef. Soms heb je de herinneringen van meerdere levens in je, heb je gedachten uit vele sferen verzameld en ben je vervuld met wijsheden uit alle tijden. Je kunt niet teveel tegelijk geven. Je kunt niet zonder meer je gehele eigen persoonlijkheid en weten over een ander uitstorten. Daarvoor ben je ook als geest nog te veel ego. Je moet uit de schatkamer van al, wat in je leeft, dat ene zoeken, wat voor die ander belangrijk is en gelijktijdig ook voor jou waardevol. Alleen zo kun je in een tijdelijke eenheid de vreugde van het geven ervaren.
Op de wereld liggen de zaken anders. Dat weet ik heel goed. Toch zou ik ook daar graag iets van hetzelfde overdachte schenken willen zien. Vooral zou ik er in willen zien de erkenning van een persoon en het uitdrukken van een zekere binding met die persoon. Of die binding nu ook vriendschap is, waardering, of een zekere bewondering, maakt minder uit.
Ik zou het geven nooit willen zien op een te koude en onpersoonlijke basis. Op aarde worden, naar ik meen te weten, soms geschenken gegeven als zogenaamde relatiegeschenk. Wanneer u een goed baantje hebt bij een instelling, of inkoopbureau, wordt u daarmede vaak overstelpt. U krijgt mooi gegraveerde vulpenhouders, standaards, kalenders en al wat dies meer zij. Deze geschenken zijn geen ware geschenken. Het zijn in feite pogingen tot omkoping. Zelfs hier is het vaak de kunst om, wanneer de relatie belangrijk is, iets te vinden, wat ook op de persoon is afgesteld. Zelfs hier is de persoonlijke inhoud belangrijk. Daarnaast gaat het er in deze gevallen om een zekere indruk te maken. Het geschenk mag niet te kostbaar zijn, maar moet toch een indruk geven van kostbaarheid, bruikbaarheid en belangrijkheid. Dat is logisch binnen deze zakenpraktijk, die op het ogenblik haast overal opgang maakt. Maar als wij deze zaken goed bezien, kunnen wij ze niet rangschikken onder werkelijk geven. Toch draagt zelfs dit zakelijk werk reeds iets van het geven in zich. Ook hier moet men immers rekening houden met de persoonlijkheid, de kwaliteiten, het geloof en de mogelijkheden van de mens, aan wie men iets zendt. Het juiste geven, dat immers een deel is van de kunst om juist te leven, kan worden doorgevoerd in ongetelde delen van het menselijk bestaan. Ik wil dit tijdens deze bespreking niet doen. Daarvoor is het onderwerp niet belangrijk genoeg.
Ik wil u nog op iets wijzen. Een juist geven betekent een kennen van de ander, maar daarnaast een zeker respect voor de ander. Als u zo dadelijk een kerstgroet, een kaart stuurt naar iemand die katholiek is, stuur er dan een waarop staat: “Zalig Kerstfeest”, maar indien u te maken hebt met iemand die deze godsdienstige richting haat, veracht, of er niet al te sympathiek tegenover staat, kunt u beter het opschrift: “Gelukkig Kerstfeest” kiezen. Zendt iemand die zwaar christelijke is met Nieuwjaar een kaart met symbolische voorstellingen, indien u wilt. Maar kies geen kaart, waarop een overvloed van gelukssymbolen gezaaid is. Dat past niet zo. Probeer, zelfs in deze kleine dingen en beleefdheden, iets van een geven te leggen. Geef je tijd, je denken en je begrip, om zo in een ander de ware vreugde te wekken, die de werkelijke betekenis van het geschenk dient te zijn. De kunst van het geven komt niet tot uiting in het geschenk zelf, maar in de vreugde die het teweeg brengt. Hoe meer vreugde wij aan anderen schenken en hoe minder wij de vrijheid van die anderen daarbij beperken, of hen verplichtingen opleggen, hoe beter wij zullen slagen in onze opzet en hoe beter wij de kunst van het geven zullen beheersen.
Gedachtekracht in de praktijk.
Gedachtekracht is iets wat hoofdzakelijk werkt op astrale en hogere gebieden. Dit betekent, dat de gedachte geen onmiddellijke en stoffelijke kenbare invloed heeft, maar wel gebruikt kan worden om het gedachteleven, astrale vormen en eventueel ook entiteiten van nabij gelegen sferen te bereiken. Wij kunnen daarin dan zekere invloeden uitoefenen en veranderingen tot stand brengen. De gedachtekrachten gebruiken voor meer stoffelijke praktische dingen als bv. genezing, stuit op enkele moeilijkheden. Natuurlijk kan de energie die in de gedachten schuil gaat – de wil of behoefte – worden uitgestraald. Zij kan zo intens worden uitgestraald, dat zij een zeker motorisch vermogen heeft, ook buiten eigen omgeving. Het is geen kracht die zonder meer in een materieel verschijnsel kan worden omgezet. Wij zullen moeten trachten die kracht tot de verlangde richting om te doen zetten buiten ons eigen wezen. Voor een patiënt betekent dit eigenlijk, dat de patiënt zelf die krachten op moet vangen en om moet zetten. Nu kan een geest hier wel weer wat meer doen dan een mens. Deze kan namelijk proberen om door een geestelijk ingrijpen binnen de patiënt meer gunstige condities te scheppen. Zolang als de patiënt zelf niet zuiver kan reageren op de hem gezonden gedachtekracht, zal die kracht slechts een zeer beperkt resultaat hebben.
Zoals bij genezing is het ook elders: wij ontmoeten deze zelfde moeilijkheden op vele verschillende gebieden. Wanneer wij vrede op aarde wensen, kunnen wij natuurlijk de gedachte aan vrede uitstralen. Wij kunnen dat intens doen en overal een antwoord verkrijgen. Maar deze gedachtekracht wordt niet omgezet in een volmaakt beeld van een werkelijke vrede. Het wekt in elk, die er door wordt beroerd, een beeld van de vrede die hij voor zich wenst. Dat is heel iets anders dan werkelijke vrede. Er is immers meer strijd over de wijze, waarop men vrede zal sluiten, dan over de meeste aanleidingen tot oorlog. Zo kunnen wij dus rustig stellen, dat een aanwenden van de gedachtekracht steeds een nauw omschreven doel zal eisen.
Daarnaast dient er een mogelijkheid te bestaan, om, ofwel beelden in de gedachtewereld van een ander te wekken, die nader omschreven zijn en zo een directe beïnvloeding van het gedachtebeeld inhouden, dan wel dient er een mogelijkheid te bestaan om de gedachtekracht door middel van een, of meer personen om te zetten naar een meer stoffelijk vlak. Nu weet ik dat er vele mensen zijn die stellen: wij willen toch mediteren over vrede op aarde. Wij willen rust hebben. Wij willen bepaalde mensen dwingen om naar vrede te streven enz. Deze krachten gaan, wat hun werkingen op stoffelijk gebied betreft, al te vaak teloor. Wat de gedachtekracht van mens en geest betreft, kunnen wij ons voorstellen, dat de astrale sfeer werkt als een enorme accumulator. Een soort vergaarbak. Op het ogenblik dat de gedachtekracht wordt uitgestraald, hoeft zij niet onmiddellijk te worden omgezet, of afgenomen. Zij blijft, zonder betekenende verliezen in de astrale wereld een tijdlang bewaard. Zij kan van daar uit dan later weer worden afgetapt. In dat geval is er toch steeds weer iemand nodig die de gedachtekrachten omvormt in andere trillingen, dan voor verschijnselen van de gedachtewereld wordt verlangd.
Daarnaast is het noodzakelijk om de gedachtekracht, of de astrale krachten hierdoor ontstaan, steeds zo sterk mogelijk te bundelen, aangezien wij alleen zo een zo groot mogelijke intensiteit kunnen verkrijgen. Wanneer u een zoeklicht hebt, dat een zeer groot oppervlak moet belichten, is de lichtsterkte niet groot. U krijgt dus vele onduidelijke details, vertekeningen, vervaging en grijzen. Wanneer u hetzelfde licht daarentegen – door een verstellen van de spiegel, of de lichtbron – zo versterkt dat het zich als een rechte bundel vertoont, dan zult u met dezelfde energie en middelen tot vele kilometers ver een doel fel kunnen belichten. Wanneer u het niet gelooft, of onwaarschijnlijk vindt, moet u maar eens gaan praten met mensen die bv. op zee met schijnwerpers werken. Zij zullen u vertellen dat zij kilometers ver met een fijn gebundelde schijnwerper iets kunnen zien, terwijl met een zoeker, een schijnwerper met een waaierende bundel, zij minder zien en wat zij zien veel moeilijker zullen kunnen definiëren. Met uw gedachten is het precies hetzelfde. Naarmate wij scherper omschrijven, wat de gedachtekracht moet doen en haar een bestemd doel geven, zal zij effectiever zijn.
Alle gedachtekracht wordt onmiddellijk actief in elk denkvermogen dat ermede harmonisch is. Wanneer een denkvermogen niet harmonisch is, kan de gedachtekracht daarin weinig doen. Wel kan zij tijdelijk de weerstanden van het eigen denken overweldigen, maar zij heeft daarmede haar grootste momentum, haar grootste doorslagkracht, reeds verloren. Wanneer wij met gedachtekrachten willen werken, zullen wij dit bij voorkeur doen t.o.v. een sujet, of sujetten, die met de uitgezonden gedachten althans enigszins in harmonie zijn. Hoe groter de eenheid van denken tussen zender en ontvanger, hoe groter overbrenging van kracht mogelijk wordt, des te intenser die kracht werkzaam zal zijn en des te beter een omzetting in andere – bijvoorbeeld stoffelijke – waarden zal kunnen slagen. Dit is vooral belangrijk, wanneer het gaat over de genezing van zieken, het overbrengen van mededelingen, dan wel het uitoefenen van suggestie en het overbrengen van bepaalde denkbeelden zonder meer. Iemand, die gedachten uitstraalt, zonder zich ervan bewust te zijn, dat iedereen een bepaalde gedachte op eigen wijze verder kan interpreteren en inpassen in eigen persoonlijk denken, zal weinig resultaat kunnen behalen. Een mens die beseft dat hij, juist door de nauwkeurige en scherpe definitie van zijn gedachten, wanneer zij uitgestraald worden, kan komen tot een hoge graad van harmonie met anderen, zal door zijn wijze van werken ook grote resultaten tot stand kunnen brengen.
Misschien zijn er nog wel enige richtlijnen die u bij pogingen om met gedachtekrachten te werken van nut kunnen zijn.
In de eerste plaats vestig ik daarom uw aandacht op het volgende: Wanneer u voor het een of ander enthousiast bent en gedachtekracht uit wilt stralen, dient u eerst zeer nauwkeurig en redelijk over het onderwerp na te denken. Vormt u zich daarvan een eigen voorstelling, zo goed als u het maar mogelijk is en definieer deze tot in alle mogelijke details. Eerst wanneer u voor uzelf een definitie van het gewenste bereikt hebt, kunt u daaraan dan de wil verbinden deze gedachten uit te stralen en zo een beeld uit zenden dat voor weinig of geen vervorming vatbaar zal zijn. Het is belangrijk, omdat men zich over het algemeen te weinig realiseert waarmede men zich bezig houdt en welke mogelijkheden in een ideaal, of idee, verborgen liggen.
Ten tweede: zendt nooit een gedachte van meer algemene inhoud te sterk gericht uit. U voorkomt zo, dat, door een niet kunnen of willen ontvangen van het door u met uitsluiting van alle andere mogelijkheden aangegeven doel, uw pogen teloor zal gaan, of slechts tot uzelf terugkeert. Bij een te scherpe en eenzijdige richting van gedachtekracht, die een bepaald denkbeeld bevat, treedt verder het bezwaar op, dat, indien de persoon op wie gericht wordt, in geen enkele opzicht harmonisch is, uw eigen krachten vaak als een weerkaatsing van diens denken verder de ruimte in worden geslingerd, waardoor vaak het tegendeel van het gewenste optreedt.
Ten derde: U moet er altijd aan denken dat men gedachtekracht niet als een grap uit kan, of mag, zenden. De werkingen zijn niet altijd te overzien, terwijl ook in de meeste gevallen een tekort aan kracht zal blijken, dan wel een uitputting van uw zenuwkracht zal optreden.
Ten vierde: ga niet onvoorbereid aan het werk. Indien men werkelijk resultaten wil zien, vraagt het een grote wilsinspanning om voldoende krachten te vergaren die gelijk met de gedachte uitgeslingerd kunnen worden. Bedenk verder dat de krachten die u uitzendt in eerste instantie uit uw eigen wezen moeten komen, ook wanneer zij later – vaak haast onmiddellijk – door de krachten der geest buiten u kunnen worden aangevuld.
Ten vijfde: gezien het voorafgaande, zult u reeds beseffen dat het uitzenden van gedachten een ernstige en vaak vermoeiende bezigheid is. Zend daarom uw gedachten niet te vaak uit. Wanneer u een werkelijke aanleiding hebt om iemand, of iets, gedachtekracht te zenden, doe dit dan bij voorkeur op een ogenblik dat u vol energie bent. Gebruik als middel om voldoende energie in u te verzamelen overweging en meditatie. Wanneer u lang genoeg en intens genoeg in het onderwerp verzonken bent, zult u het gevoel krijgen alsof er iets op bersten staat, er dreigt a.h.w. een explosie van het beeld dat in u is. Juist op het ogenblik dat het beeld zo overweldigend in u werkt, is het tijd de gedachtekrachten uit te doen stralen.
Ten zesde: laat u niet te snel verleiden om met grotere en niet gekende, of onvoldoende gedefinieerde groepen en genootschappen uw gedachtekracht uit te zenden. Hoe groter de gemeenschap, waarmee u gezamenlijk werkt en hoe kleiner de band die daarmede bestaat, hoe minder u zult kunnen beseffen, welk de gedachte-inhoud van elk der leden is, hoe groter ook de mogelijkheid wordt, dat uw gedachten en gedachtebeelden tegengericht zijn aan voorstellingen, of gedachten van de anderen binnen de groep. Zij zullen met hetzelfde doel en vaak zelfs op dezelfde tijd hun gedachten uitsturen. Hierdoor kunnen de gedachten der verschillende zenders elkaar opheffen en als werking op wereld en medemensen kunnen elimineren. Dit laatste is een verspilling van krachten, of erger nog: stelt ongerichte gedachtekrachten ter beschikking van ieder ander wezen – ook op astraal gebied – dat hiervan gebruik wenst te maken. Vandaar, dat het uitzenden van gedachtekracht dient te geschieden in niet te grote groepen, bij voorkeur onder bekwame leiding en met een zo nauwkeurig mogelijk omschreven doel. De leden dienen elkaar zo goed mogelijk te kennen. Hoe meer de mensen die gezamenlijk gedachtekrachten uitzenden elkaar na staan in geestelijk opzicht en onderling begrip hebben leren vinden, hoe sterker de kracht geuit zal worden en hoe meer men daardoor – ook op aarde – zal kunnen bereiken.
Omstandigheden op uw wereld.
Wij zullen in dit tweede gedeelte van onze zijde enkele woorden spreken over de omstandigheden op uw wereld, de invloeden die daarop werken en zeer zeker ook over de betekenis van de tijd, waarin u op het ogenblik leeft.
Wanneer de dagen donkerder en korter worden in het noorden, zodat de mensen hun gezelligheid binnenshuis gaan zoeken, dan verandert er iets in de geestelijke gesteldheid van de wereld. Vooral voor ons vallen er in deze dagen vele en merkwaardige verschijnselen waar te nemen. Soms zien wij zelfs dagenlang de uitstraling van de meeste mensen tot een zuiver wit. Zilveren draden schijnen dan door uw luchten te zweven. Dan vragen wij ons steeds weer af: “Wat is het eigenlijk, wat hier gebeurt?” Zeer duidelijk blijkt ons, dat het niets te maken heeft met het christendom als zodanig. Het is ouder en grijpt veel verder in de geschiedenis der mensheid dan dit. Lang voor er een christendom bestond, of christenen waren die deze naam droegen, kwam ditzelfde verschijnsel voor. Uit onze onderzoeking bleek, dat het verschijnsel op zich zeer oud is. Vreemd genoeg trad het steeds weer op rond de Midwinterzonnewende, het keerpunt in het duistere jaargetijde van het noorden.
De verklaring is waarschijnlijk deze: De mensen hebben een contact met de eeuwigheid, zij weten dit veelal niet, of gaan aan dit feit in het leven steeds weer voorbij. Zij menen, dat het verschijnsel op het ogenblik onbelangrijk is. In de drukte en het geroezemoes van de feestelijke dagen beseffen zij maar al te vaak niet, wat er in feite gebeurt. In de mens leeft God. God, dat wil zeggen: eeuwig Licht en eeuwige Kracht. Juist wanneer de omstandigheden u dwingen tot een nader contact met de medemensen, juist in de dagen dat men meer gaat nadenken over eigen lot en aandacht besteedt aan de inhoud van eigen leven, kan die God spreken.
Vreemde esoterie van het feestrumoer rond Zonnewende, of Kerstmis. Vreemde esoterie uit het verleden evenzeer, waar rond dezelfde tijd dit Licht placht te ontstaan rond bepaalde Egyptische tempels, evenals het mede lichtte vanuit de mensen, wanneer zij zich vergaderden rond de vlammende houtstapels, die het middelpunt waren van het Germaanse midwinter zonnewendefeest. De wonderlijke verandering kwam ook in het verleden voor, evenzeer kenbaar in de grote beschavingen van haast vergeten volkeren als in het toen nog zo barbaarse Noorden. De ingewijden van vroeger wisten dat. Rond december werd plechtig de bijl op de ring gelegd bij de oude Kelten. Het is immers de dag, dat de zegels der eeuwigheid werden verbroken. Zo is het in deze dagen rond Kerstmis vaak: de gehele wereld schijnt vol van gespannen verwachting. Zij schijnt te communiceren met geheimen der eeuwigheid om zo nieuwe krachten te vinden en hernieuwd te komen tot leven en bloei.
Mijne vrienden, dit zijn woorden. Slechts weinigen zullen in staat zijn de gehele en werkelijke inhoud van hetgeen ik u gezegd heb te begrijpen. Laat ons eerlijk zijn en ongeacht het misschien niet geheel begrepene rond ons gaan zien in deze wereld. De voortdurende pogingen om ten koste van anderen zoveel mogelijk vreugden te beleven, het steeds sterker op de voorgrond komende egoïsme, schijnt deze wereld wel af te willen sluiten van alle geestelijke kracht. De gesteldheid van de wereld weerspiegelt zich in rumoer, in stampend ritme en ongebondenheid. Dit vooral schijnt de jeugd te treffen en haar te verwijderen van de oude gezapigheid en maakt haar vaak ongedurig, zodat zij verzaakt aan het heerlijk dromen over verlossing bij de Kerststal. Toch straalt ook bij hen het witte Licht en werkt de kracht, waarover ik u sprak, in deze dagen even krachtig en goed als voordien.
U leeft in een wereld vol verwarringen. In uzelf zal dezelfde strijd en verwarring evenzeer te vaak voorkomen. Men vraagt zich in deze wereld van u steeds weer af: “Wat is de waarheid?” Men vindt haar niet, ofschoon velen zeggen haar geheel te bezitten. In de oude tijd sprak men over deze waarheid bij de geheimen van Isis en Re. Men sprak over de waarheid van Donar, Thor en de hemelingen. Anderen spraken over de komst van de lichtende Bol, die op de top van de Ziggurath zijn bliksemschicht neerdrukte om met deze kus van dodelijk vuur zijn eenheid met de aarde weer te geven en noemde dat de waarheid. Nu spreekt men misschien van het herboren worden van het Christuskind in de harten der mensheid. Vormen, meer niet, maar de kern van dit alles uit heden en verleden vloeit samen in een absolute strijd tegen elk sektarisme, tegen verdeeldheid, tegen scheidingen en grenzen. Het Licht is overal en voor allen die het aanvaarden kunnen. Daar tellen geen verschillen. Daar is een verzet tegen de verschillen van staat en stand, ras, huidskleur en politieke beschouwingen. Eén moet de wereld zijn. Het Licht is de drager van deze gedachte van eenheid, van kosmische harmonie.
Ook u bent de drager hiervan, bewust of onbewust. Ook u staat aan de grens van een slechts zelden geheel beseft, maar belangrijk innerlijk gebeuren. Het is dit vreemde Licht, wordende tot een witte uitstraling, dat u doet verlangen naar de mogelijkheid iets voor anderen te kunnen doen, voor anderen te mogen zorgen. Het is dit, wat u doet opgaan in de vreugde van anderen, maar ook de oorzaak van de innerlijke beslotenheid, waarin in deze dagen vaak de innerlijke problemen zo scherp gespiegeld worden. Het is niet alleen het witte Licht, dit verschijnsel zo gebonden aan de tijd van het jaar, dat in u werkt. In deze dagen spreekt, duidelijker dan in andere maanden, God tot de mens. Zeker, maar er klinken meerdere stemmen. In deze dagen spreekt steeds sterker de stem van de nieuwe heerser, de nieuwe kracht, de nieuwe tijd.
Er staat geschreven: “want dit is het einde der tijden”. Niet: “het einde der mensheid en leven”, maar het einde van het verleden. Dit is de tijd van het aarzelende wachten op de hergeboorte van mens, dier en plant, van planeet. Zelfs is het de verwachting van een verandering in de zon. Voor alle dingen wacht een nieuwe tijd, een nieuwe baan. Een dergelijke periode wordt kenbaar door rampen, door onrust. Zij openbaart zich ook heden in de vreemde verschijnselen van een pseudo-beschaving. Hoe ook de verschijnselen zijn, de achtergrond blijft gelijk. De kracht die hier achter schuilt, beroert u en allen rond u.
Ik wil in verband hiermede niet gaan spreken over het kerstfeest en de daarin schuilende verwachting van een komende verlossing. Ik wil u slechts spreken van de ene grote werkelijkheid: In uzelf weet u, dat er een God leeft. Van uzelf weet u weinig, of niets. De mens worstelt meer en meer om zichzelf te leren kennen. Dat is ongetwijfeld waar. In zijn dieptepunten van lijden en strijd zal hij soms één enkele flits vinden. Eén enkel ogenblik wordt hem dan gegeven, waarin hij zichzelf en zijn eeuwige waarden zien kan. Daarna is hij meestal stil, zichzelf fluisterende afvragende misschien ook: “Is dit nu mijn wezen en mijn werkelijkheid?” Voor u, voor allen, bestaat dit zoeken naar de nieuwe weg. De nieuwe weg is een samenvoeging van de oude wegen en krachten.
Om duidelijk te maken, wat wij hier eigenlijk bespreken, is het noodzakelijk ook die oude wegen een ogenblik te bezien. Het gaat hier niet om hun uiterlijk, de openbaringen en formules, of het geloof zelf. Het gaat hier om de inhoud. Wij willen weten wat zij ons kunnen zeggen omtrent de geestelijke waarden en inhoud van het mensdom. Slechts hieruit kunnen wij komen tot een waarderen van de veranderingen en reeds het beeld erkennen van de groei in komende tijden. In het verre verleden, schuilgaande achter statige tempels en ongetelde bijgelovigheden, vind ik dan reeds de gedachte aan de ene Heer. Hij is het, Die de hemelen regeert. Hij heeft vele namen, maar is steeds dezelfde. Deze voorstelling is oud en stamt uit de dagen dat men de wereld nog ziet als de vaste vloer, waarboven zich de halfkoepel van het uitspansel uitbreidt. De zon zelf is het teken van een persoonlijkheid. Soms wordt deze langs de hemelen gedragen, of vaart zij in een zonneboot. Anderen zien de zon als een vurige wagen, die getrokken wordt door vurige paarden. Een machtige God regeert de trekdieren met Zijn zweep en jaagt ze voort langs het zwerk.
De voorstellingen en gelijkenissen zijn aangepast aan het denken van die tijd, maar het geloof zelf is een spiegel van waarheid en eeuwig. Er is één kracht die deze wereld regeert; één kracht, die regeert over leven en dood. Er is een kracht die werkelijkheid heet. Een kracht die de mens de poorten kan openen naar een andere wereld en een ander besef. Of men nu roept tot Osiris, Vishnoe en de vreemde Goden in India, die dansende de mensheid bevrijding brengen van de stof der wereld, men verlangt slechts één ding. De Oudheid verlangde dit, maar het heden doet dit evenzeer: een band met de God, onverbrekelijk. Een geborgen zijn in de kracht van die God, één met Hem.
Daarnaast komen de beelden die uit dit verlangen geboren worden. Eenheid met God bezitten betekent dan niet alleen geborgen zijn in Hem, maar ook Zijn almacht uiten, Zijn recht uitoefenen. Dan wordt dit tot een steeds weer sterven en leven, een steeds opnieuw ontstaan, zoals de krijgers in het Walhalla sterven en met het komen van de dag herrijzen uit de dood, bevrijd door de slaap der Goden van letsel en lijden, herrezen voor een nieuwe dag van strijd en vreugden. Dat, mijne vrienden, was de Oudheid.
Dan spreekt de stem van de leraar Boeddha tot de wereld. Hij roept tot de wereld: “Besef het wel, het is noodzakelijk om te leven, maar leef rechtvaardig, noodzakelijk om te spreken misschien, leer daarom slechts overdacht en rechtvaardig te spreken”. Hij roept de mens toe: “Het is noodzakelijk om na te denken. Veel te denken, maar boven al goed te denken”. Hij geeft de regels van leven en denken even duidelijk weer als de middelen, die noodzakelijk zijn om tot geestelijke rijping te komen. Hij leert de mens zich te concentreren. Hij leert hem een doel te erkennen en na te streven. Hij leert de mens, hoe onbelangrijk de zijpaden van het leven in feite zijn. En zijn stem vindt weerklank in de harten van de mensen. Want dit is een weg tot de eenheid, die zij begeerd hebben. Hier is de weg tot eenheid met God.
Tot de mensen spreekt de leraar Jezus. Hij spreekt de mensheid van het Koninkrijk Gods. Hij spreekt van de vreemde waarden, die in de mens liggen. Hij spreekt van de eenheid, die geheel de wereld samen bindt in een geheel van vaderlijke macht en liefde.
Dan komt de profeet Mohammed, die, purende uit de vreemde krachten die hem omgeven, de mensen leert rechtvaardig en edelmoedig te zijn. Hij leert de mens zich te beheersen en te strijden voor één doel. Zijn les is: “Het leven is onbelangrijk, belangrijk is alleen de eenheid met God.”
Zijn dit in feite niet alle aspecten van dezelfde weg? Het is de weg tot eenheid met de Schepper. Deze weg gaat langs vele verschillende Goden, door vele werelden en sferen. Uit de stof komt het wezen tot hemelse sferen en tot helle sferen, vol van verschrikkelijke gestalten, die het denken en voorstellingsvermogen van de mens zelf vormt, steeds weer opnieuw. Maar ook de wegen van alle sferen en werelden voeren tot hetzelfde doel: eenheid met je God. Eenheid met de Enige, de ware God. Tot heden achtte de mens al deze wegen gescheiden. Het is tijd dat de grenspalen vallen. Wat is het verschil tussen een christen en een islamiet, een islamiet en een boeddhist, een boeddhist en een hindoe, meer dan een gradueel verschil, gebaseerd op voorstellingsvermogen en aanvaarding? Is hun weg en streven in feite niet gelijk, zodra zij afstand doen van hun onfeilbaarheid en enig bezit der waarheid in eigen denken? De nieuwe heerser voegt hen samen. De nieuwe leraar is zijn stem. Er is een nieuwe kracht op aarde, die alle krachten samen brengt.
Alle krachten zijn bezig de grenzen van geloof en uiterlijkheid te doen vervagen, opdat tot eenheid kan worden gesmeed het geheel der mensheid, dat materie als bijkomstig wil leren beschouwen. Materie is immers bijkomstig. Zij is een middel tot beleven. Wie dit beseft, streeft al binnen de materie naar een eenheid met God. Een eenheid, die zelfs in een stoffelijk leven gerealiseerd zal worden zonder enige grenzen. De mens heeft grenzen gesteld op een wereld, die als eenheid uit de zon werd geboren. Sommige van die grenzen noemt men gordijnen van ijzer, of van bamboe. Grenzen bestaan uit misverstanden, uit egoïsme van volkeren en heersers. Andere grenzen worden opgetrokken door commerciële belangen: tolmuren en conventies. Rond de landen en volkeren zijn muren opgebouwd, soms op grondslag van angsten, dan weer op een basis van begeren.
De nieuwe kracht zegt: “Weg met de grenzen, weg met de zo kunstmatige verschillen”. Let wel: de stem spreekt niet over, en de kracht werkt niet voor een eenwording van alle mensen als gebondenen zonder eigen wil. De stem eist: “Maakt de mens tot een vrij wezen, dat vrijelijk door zijn wereld kan gaan om het Licht te zoeken, dat in hem leeft, te zoeken naar die echo van eigen wezen, die de werkelijkheid omschrijft en spreekt”. De mens die deze echo van zichzelf vindt, weet: Ik heb vele levens geleefd. Vele werelden en sferen, vergeten in de beperking van het menselijk denken zullen mede klinken in de echo en terugkeren tot het bewustzijn…….
Zo spreekt de stem: laat de mens één zijn in zichzelf…. Dan spreekt de brandende zon van Egypte, de exotische pracht van India en de gezapigheid van het Duitse platteland gelijkelijk sterk tot de mens, met evenveel persoonlijke waarde als nu zijn eigen land, zijn eigen milieu. Dan wordt de mens getroffen door alles wat voor hem betekenis had, of het nu een beeld is in een park van New-York, of de bittere leegte van Alaska. Dan is de mens één met de stilte der kloosters en de uitgelaten ongebondenheid van een Zuid-Amerikaans carnaval en voelt zich daarmede verbonden, want ook daarin ligt een fase van stoffelijk bestaan verborgen. Juist daarin kan het waarschijnlijk ook het beste herleefd worden.
U weet misschien dat in deze dagen de mensen die een inwijding zoeken, wel eens naar India gaan. Zij vinden daar hun bestemming, nu aan de heilige rivier de Ganges, dan weer in de drukke steden aan de grenzen van China misschien. Zij hervinden zichzelf in een vreemd continent, in een hen vreemde wereld, die toch, ongekend, hen al vertrouwd is. In de meeste gevallen vinden zij daar een land met een verleden. Door dit verleden vinden zij de band met het ware ik. Het leven is continuïteit. U zult sterven, vrienden, sterven zult u volgens uw denken en UW leer, maar leven zult gij in werkelijkheid. Indien het heden niet de laatste trap van stoffelijk streven was, zo zult u eens terugkeren in een andere vorm, in een ander land, in een ander leven met een ander uiterlijk doel. Verwerp dan die terugkeer niet, want ook deze heeft zijn inhoud. Het is de langzame gang der inwijding, tot gij uzelf herkennend, niet meer denken zult in de waarden van één enkel land, of één facet van de werkelijkheid, maar u bewust zult zijn van het totaal. Leven in de stof zult gij, telkenmale weer, tot gij, althans volgens de normen van de stof, zult kunnen zeggen: Ziet, ik ben één met het zijnde….
In een wereld als de uwe is een dergelijke bereiking slechts voor enkelen mogelijk. Een enkeling kan misschien nu al de vreemde mystiek ondergaan van de piramiden, die in de stinkende vervuiling en grêle vreemdelingenexploitatie iets bewaard hebben van de heiligheid der inwijdingen. Zij kunnen voor enkelen de ervaringen in het brandpunt brengen van een reeds eerder ontvangen geestelijk Licht. Een enkeling kan uitgaan en eigen wezen terugzoeken op het eindeloze Tafelland van Tibet, of in de verborgen dalen der Himalaya. Een enkeling kan terugkeren tot zijn werkelijke wezen, maar dat moet voor allen mogelijk zijn. Een wereld, waarin elke mens geheel zichzelf zal kunnen zijn. Dat is het doel van de kracht. Dat is de inhoud van de roep, die over de wereld begint uit te gaan.
Een einde moet er komen aan de mechanische wereld, waarin de reeds mechanisch denkende mens stormt van werkplaats tot voederplaats en vandaar tot genormaliseerd vermaak. Er is behoefte aan een leven, waarin de mens kan leren denken. Wanneer er iets, of iemand is, die deze dingen aan anderen wil weigeren, zal hij stuiten op de onverzettelijke nieuwe kracht, zodat hij gehoorzamen moet. En gehoorzamen zullen allen aan deze roep, aan deze kracht, ook zal de kracht door mens en geest zich uiten en de bergen gelijk maken tot de wereld slechts een woestijn is, één enkele eindeloze vlakte. “Want”, zo spreekt hij, die de stem en de kracht zendt, “vrij zullen de mensen worden. Niemand, ook zijzelf niet, zullen mij daarin tegenhouden. Dit is mijn wil, die volvoerd zal worden, al verhef ik gebergten ten hemel uit het diep der oceanen en doe ik de zeeën spelen waar het vaste land eens was: dit zal geschieden, want zo is mijn wil”.
In deze dagen, meer dan anders nog, zal iets hiervan tot u door kunnen dringen. In het vroegst van de morgen hebben wij de witte uitstraling op aarde gezien. Dit is de dag dat het Licht zijn weg over de wereld begonnen is. Het is een wonderlijk Licht, dat meer en meer ook buiten de beslotenheid der duistere dagen in de uitstralingen der mensen begint mee te spelen. Wij zien en zijn geboeid door de schoonheid ervan. Soms heeft het iets van het zilverblauw van de maan, op een ander ogenblik is het verblindend als de flits van een magnesiumlamp. Feller en feller beginnen de verblindende flitsen onder de mensen te spelen. Soms lijkt het, of vurige raderen rond draaien te midden van de mensheid. Vreemder, levendiger dan in andere jaren speelt het Licht en wij weten: langzaam maar onvermijdelijk en onveranderlijk wordt het stempel gezet op al wat leeft. Wij hebben de dageraad gezien en weten, dat dit alles intenser zal worden. De komende dagen zullen u uit onbegrip en onlust wakker schudden tot een nieuw zoeken en een nieuw denken. Misschien zult u teruggrijpen naar een oud geloof, dat u al lang verlaten had. Maar, naar ik meen, zult u niet helemaal beseffen wat er met u gebeurt; want in u woont God. Nu de tijden rijp zijn, tracht die God tot u te spreken. Het is dit spreken van God in en door Zijn schepselen, wat wij als flitsend Licht weerkaatst zien in de uitstraling van de mensheid.
U zult zich wel afvragen, wat de zin is van dit alles? Wat de zin is van deze woorden. Alle dingen hebben natuurlijk zin. Ons bewustzijn is soms in staat deze zin te beseffen en te overzien wat geschiedt. Luister daarom wel, naar hetgeen ik u zeg, dan zult gij kunnen begrijpen wat u beweegt in de dagen die komen gaan. Er is in u een nieuw verlangen geboren. Dit vaak door u niet begrepen verlangen komt voort uit vele invloeden, die plotseling op uw wereld sterk werkzaam worden. Het is het gevolg van een overwinning der Lichtende krachten op het duister. U zijt reeds door deze strijd beroerd geweest. U zult deze strijd, die nog enkele malen vernieuwd zal worden, ook in de toekomst ondergaan en aanvoelen. U zult zich nog meer zo gejaagd voelen. U zult ook nog meer tijden kennen, dat u niet goed weet, waar u het moet zoeken. Geloof mij, dit is nog niet het einde van de strijd. In de komende dagen zult u ook een soort lichthonger krijgen. Er zal in u een verlangen zijn naar eenheid en vrede, dat u misschien op wat vreemde en misschien in zelfs onverschillige wijze zult uiten, maar dat er desalniettemin is. In u zal een wachten zijn, als op iets, wat moet komen en toch niet schijnt te willen gebeuren.
Er is Licht op de wereld. Verschillende sferen en werelden die tegenover elkaar stonden, hebben een stilstand bereikt en daardoor uw wereld een kracht gegeven, die wel steeds voorkomt, maar waarvan het kenbaar worden op deze wijze in aarde en sfeer slechts ééns in vele duizenden jaren zal voorkomen. Laten wij het maar de overwinning noemen van het Licht op het duister. Het is de macht van de geest, die samen streeft met de nieuwe kracht, die heer is geworden van uw wereld. Geest, die bewust in zich draagt de Lichtende kracht, de God, Die ook in u reeds woont. De geest tracht deze God te openbaren en er gelijktijdig nog meer één mee te zijn. Kracht van Licht heeft een slag gevoerd in de sferen tegen egoïsme en zelfs materialisme. Zij heeft deze slag gewonnen.
De gang van de planeten heeft dit aangetoond. Er is een verandering. Deze verandering, is er een, die voor ons, en ons werk van zeer grote betekenis is. Nog enkele maanden van uw tijd zullen wij in deze slag verder strijden tegen de resterende krachten van het kwaad. Wij zullen strijden, niet alleen om het Licht, dat op deze wereld stralen kan, maar ook om het behoud van deze mensheid. Ik meen, ik voor mij weet zeker, dat wij daarin zullen slagen. Voor u ligt in deze strijd de mogelijkheid tot een nieuwe bewustwording en een nieuwe inwijding.
Voor u persoonlijk. Misschien zal dit bij sommigen een wegvallen zijn van nu nog bestaande beperkingen en banden. Bij anderen zal het het erkennen en aanvaarden zijn van nieuwe verplichtingen. Ik kan u niet een voor een zeggen, hoe het voor u zal zijn. Wel kan ik u zeggen, dat het anders zal zijn. Steeds meer zult u zich realiseren: dit is verschillend van alles, wat ik kende en meende. Dit is een andere kracht, een ander Licht en een ander leven.
Wanneer er Licht en Kracht is, wanneer uiteindelijk de demonie der verdeeldheid wordt overwonnen en de geest der zelfzucht wordt uitgedreven, kunnen wij wonderen doen en het onbereikbare bereiken. De wetten die nu als onvermijdelijk en noodzakelijk nog overal gelden, zullen worden opgeheven en vernietigd, alsof zij nooit geweest waren, wanneer de kracht van de nieuwe geest gaat regeren. Ook de kracht van uw geest, indien u naar het Licht durft streven.
Wat is geschied, openbaart zich natuurlijk ook in de stof. Dit betekent, dat er stoffelijk veel veranderingen en dus ook veel strubbelingen zijn. Dit uit zich al enige tijd. Dat weten wij, en u kunt dat ook weten. Maar die strubbelingen krijgen langzaamaan een ander accent. Ook dit zal u zeker wel opvallen. Het is, of er met het verleden steeds meer wordt afgerekend. Het is, of door een onzichtbare hand een streep wordt gezet onder iets, wat eens was. Ook uzelf zal het zijn, alsof u met een nieuw blad, met een nieuwe rekening begint. In u ligt op het ogenblik de mogelijkheid open een nieuwe poort te openen. De wachters van de poort staan klaar en zijn bereid. Misschien zullen zij u verschijnen als Goden, of demonen. Misschien zult u uzelf toefluisteren: dit kan niet, dit is onmogelijk. Vergeet dan niet, dat, wie een poort doorgaat, de angst moet overwinnen. Indien u echter de moed hebt de wachters te trotseren en verder te gaan, zult u uzelf terugvinden in een andere wereld, die toch dezelfde is, in een nieuw land, dat uit het oude geboren is.
Het zal u misschien zijn, alsof de geuren van uw wereld zich vernieuwen, of het licht een nieuwe glans heeft gewonnen, een nieuwe diepte, die de kleuren rijker schakering geeft en een nieuwe fluistering spreekt door de siddering van alle dingen. Een fluistering, die u verhaalt van een grootheid, die u nog niet stofbewust hebt gekend. Het zal u zijn, of een blinddoek u wordt afgenomen en ketenen wegvallen, ketenen van de stof ook. Uw geest zal vrijer kunnen gaan. U zult ontwaken met een illusie van schoonheid en vrijheid en u zult zich afvragen: waar komt deze vandaan? En u zult beseffen, dat een nieuwe wereld zich heeft gevoegd bij al wat u reeds kende.
Want dit is het teken van deze omzettingen en deze tijd. Waar dit zo is, omdat voor u en alle mensen die van goede wille zijn in de komende tijd twee krachten samenwerken, vraag ik u het volgende te overwegen: Kan er een God zijn, Die slechts één deel van Zijn Schepping tot zich brengt door uitverkiezing? Kan er een kracht zijn, die slechts in één bepaalde tijd inhoud en betekenis heeft? Kan er een leven zijn, dat afgesneden en beëindigd kan worden, wanneer God daarin leeft?
Geloof mij, deze dingen zijn niet mogelijk. God Zelf verwerpt niets uit Zijn Schepping. Hij is in alle dingen, en één met alle dingen. Onze erkenning van Hem is reeds voldoende om ons steeds meer één te maken met Hem en het geheel van Zijn Schepping. Hij heeft geen aparte leer, of openbaring gebracht op deze wereld, waaraan Hij een voorkeur heeft verbonden. Hij geeft slechts steeds weer aan de mensheid een deel van Zijn wezen te kennen, dat dan omgezet wordt in een kracht, een erkenning en een streven. Hij betekent, uit de schijnbare strijdigheden en absurditeiten der openbaringen, voor u een nieuwe weg, een nieuw bestaan, een nieuwe levensinhoud. Elke deel van erkennen is slechts een fase, die op een vorig bestaan volgt.
Eens, lang geleden, voordat u zich bewust was van uzelf, in de tijd misschien, dat uw wezen zich nog verenigde met planten in de vorm van een draaiende tol van licht, zo lust en onlust gevoelende, misschien in vreugd mede met de plant u overgevend aan de regen, of u wendende naar de zon, waren er reeds bewuste wezens, die u voor gingen op dit pad. Ook zij moesten de fase doormaken, waarin uw wereld nu verkeert. In die tijd was de aarde nog slechts een begin, een gloed, een kleine zon, die eigen weg nog niet wist te vinden en baan na baan zocht, tot zij in vaste verwerveling haar bestaan aan de zon kon verbinden. Zij, die toen leefden, waren geen mensen met uw gestalte. Toch kenden zij Licht en bewustzijn, zoals u dit kent en meer bezaten zij de lichtende kracht die hen maakte tot dat, wat ook u worden zult. Ook zij hebben deze weg van keuze doorgemaakt. Voor zich hebben zij de enig werkelijke openbaring gekozen: de eenheid van alle leven en de gelijkheid van alle wegen tot Licht. Zij zijn door de poort gegaan, die alle verdeeldheid uitsluit.
Zij hebben daar in de plaats van een egoïsme of een onredelijk egocentrisch denken een redelijk besef van hun eenheid met het Goddelijke gevonden. Zij vonden de ware dienstbaarheid, die de band vormt met het geheel van de Schepping.
Zij, zich ontworstelend aan de materie, werden tot energie, die kon bestaan buiten de werelden, levende alleen in sferen en toch stofbewust.
Zij zijn het geweest, die u hebben geleid, toen voor het eerst het dier zijn sporen tekende in de modderige maagdelijke wouden van een nieuwe wereld.
Zij zijn het geweest, die als lichtende zuilen stonden op de altaren van Lemurië. Zij zijn de stemmen geweest, die zich openbaarden aan de kluizenaars van Atlantis, die in eenzaamheid het Licht vonden.
Zij zijn het, die nu nog tot de mensheid spreken door hun profeten en vanuit verschillende verborgen plaatsen op deze, uw wereld.
Zoals zij waren, zo zult u zijn.
Er is geen tussenweg meer mogelijk voor de mens. Er is niet veel tijd meer over voor de verdere ontwikkeling van de mensheid. Nog eenmaal zal de kosmische klok wentelen: 21.000 jaren. Nog eenmaal zal een uur van de kosmische dag voorbij gaan. Dit ene uur van kosmische tijd zal worden geteld tegen het bestaan van de mensheid. Aan het einde van die periode zult u rijp moeten zijn voor een nieuw bestaan en een nieuwe taak. Die tijd lijkt u lang, nietwaar? Maar zij is kort. Of u het weet of niet, reeds op dit ogenblik staat u met de rest der mensheid aan een grens. Deze grens zult u alleen moeten overschrijden binnen een paar jaren van uw tijd. Indien u dit leert beseffen, zo zult u bemerken, dat niet alleen uw stoffelijk leven een drempel overschrijdt naar nieuwe gewoonten en opvattingen, maar dat tevens uw geest de drempel zal overgaan. Want wanneer het nieuwe bewustzijn in u is ontwaakt, zal binnen u voor het eerst de eenheid van stof en geest voor u kenbaar worden uitgedrukt. Dit is de tijd om u daarop voor te bereiden. U zult het eerste zaad brengen, waaruit zo dadelijk het nieuwe geestelijke bewustzijn van de vernieuwde wereld op zal bloeien. Uit de sferen zult u de voltooiing van dit werk zien en misschien nogmaals terugkeren tot het mens-zijn, zo uw eigen bewustzijn, of de nood der mensheid in de laatste tijden dit eist.
Van dit alles spreken u deze dagen. Dit alles begint te geschieden in deze dagen, dat de zon wegschuilt, de nacht lang is en de kilte u terugdrijft binnen de bescherming van uw woningen. Dit alles is deel van het grote gebeuren, dat zich aankondigt in het witte Licht en wordt ervaren als een gevoel van verwachting en niet redelijke rusteloosheid. Veel heb ik u niet meer te vertellen. Hoogstens kan ik u nog de sleutel geven tot het begrijpen van deze tijd:
Er is geen openbaring, die God niet openbaart. Er is geen Licht, dat Gods Licht niet is. Wie God zoekt, vindt Hem langs elke weg, waarlangs Hij streeft naar Licht. Wie in zich de vreugde aanvaardt van een nieuw vermogen en een nieuw bereiken, moet alles achter zich laten om zo in te gaan tot de vernieuwing, die inhoudt het betreden in een nieuwe fase en het volbrengen van een nieuwe opdracht.
Vrienden, dit is alles, wat ik u deze avond te zeggen had. Ik dank u voor uw aandacht. Indien mijn woorden u misschien niet werkelijk hebben bereikt, vergeef mij, dat zij leeg bleven. Maar weet, dat zij de waarheid bevatten van velen voor velen. Wanneer u de tijd hebt, wacht dan op het Licht in u. Zo vindt u een kracht en sterkte op uw pad in deze dagen, waarin geest en Licht tezamen sterker en sterker op u in zullen werken.