De maan en haar inwerkingen

image_pdf

11 januari 1963

Allereerst wijs ik er op dat het niet mijn bedoeling is een verhandeling te geven over de astrologische aspecten van de maan. Daarover bestaan reeds vele boekwerken van welke enkele naar mijn mening zelfs goed genoemd mogen worden.

Op het volksgeloof in verband met de maan zal ik alleen zover ingaan als voor mijn these belangrijk schijnt te zijn. De nadruk zal zoveel mogelijk op feiten komen te liggen, terwijl mijn persoonlijke conclusies, waar slechts mogelijk is op feiten, in alle andere gevallen op zo logisch mogelijke afleidingen van deze feiten en ontwikkelingen binnen de mensheid gebaseerd zal zijn.

De maan heeft een eigenaardige psychologische inwerking op de mensen en zelfs op een groot deel van de dierenwereld. Daarnaast blijkt zij op weertype en klimaat een beperkte invloed uit te kunnen oefenen en heeft zij een grote rol gespeeld bij het ontstaan van godsdiensten op deze wereld.

Het zijn deze inwerkingen die ik de belangrijksten zou willen noemen onder de inwerkingen die de maan nu eenmaal op haar omgeving uitoefent. Hiermee heb ik dan een schema gegeven van mijn betoog en mijn bedoelingen ‘naar ik meen’ duidelijk genoeg gesteld.

Daarom wil ik nu allereerst overgaan tot een bezien van de invloed die de maan heeft op de gedragingen van mens en dier.

De maan reflecteert het licht van de zon. Zij weerkaatst daarvan slechts een beperkt deel. Wij kunnen dan ook over het maanlicht spreken als een gepolariseerd licht waarin bovendien een deel van de kleuren die binnen het witte licht bevat zijn, onderdrukt is. De onderdrukking betreft voornamelijk de rood aspecten van het zonlicht. Dit licht heeft op zich reeds een eigenaardige en sterk suggestieve invloed: Wanneer u maanlicht gewoon imiteert door belichtingseffecten toe te passen, ontstaat onmiddellijk reeds een andere stemming.

Het is duidelijk dat het organisme van mens en dier zich gewend heeft aan dit soort licht en dit geassocieerd heeft met bepaalde stemmingen enz. Men mag dus stellen dat het lichaam a.h.w. automatisch reageert hierop. Het blijkt dat deze reactie zover gaat dat zelfs een wijziging in interne secreties en tempo van hormoonafscheiding kan optreden. De evenwichten van de interne secreties veranderen dan ook bij maanlicht – of zelfs bij gesimuleerd maanlicht – aanmerkelijk; van de dagnormen wordt daarbij soms zelfs ver afgeweken.

Nu wij dit alles hebben gesteld, mogen wij even grijpen naar het volksbijgeloof dat hier illustratief materiaal geeft:  Men geloofde reeds zeer lang geleden dat vampiers hun grootste macht konden uitoefenen bij het licht van de volle maan. Ook demonen zouden met volle maan een meer dan gewoon sterke invloed op de mensen kunnen uitoefenen. In Thessalië horen wij zelfs van demonen en heksen die op kruisingen van wegen leven en door de mensen alleen bij volle maan en nieuwe maan benaderd kunnen worden.

De mensen moeten dus zelfs in het verre verleden wel iets bijzonders hebben geconstateerd dat met de maaninvloed samenhangt. Een zo wijd verbreid geloof ontstaat niet zo maar uit het niets. Er moet voor een dergelijk algemeen geloof een feitelijke basis bestaan – ook al is deze geheel verkeerd verklaard.

Wanneer wij nagaan wat er op het ogenblik omtrent bepaalde maanfasen bij de mens bekend is, komen wij al snel tot de conclusie dat het aantal aanvallen van vallende ziekte in de dagen van volle maan veel groter is dan gedurende andere dagen. Verder werd vastgesteld dat mensen die gedurende hun slaap aan het licht van de volle maan werden blootgesteld een abnormaal sterke droomactiviteit vertoonden. Verder kan worden geconstateerd dat bepaalde drangverschijnselen in het menselijke lichaam gedurende deze periode van volle maan eveneens bijzonder sterk optreden. Zo blijkt bij de mens maar ook bij sommige diersoorten de seksuele activiteit rond volle maan aanmerkelijk toe te nemen om daarna weer betrekkelijk snel te verflauwen.

De trek van sommige diersoorten blijkt eveneens op de een of andere wijze met de maanfasen in verband te staan. Er zijn nl. vele vogelsoorten die hun trek altijd beginnen drie a vier dagen vóór volle maan. Hierbij maakt het geen verschil uit, of zij nu naar het noorden of het zuiden trekken. Dergelijke vogels maken ook hun langste trekperioden gedurende maanlichte nachten. Misschien doen zij dit omdat zij zich dan beter kunnen oriënteren – zoals wel wordt gesteld. Maar daarmee is nog niet verklaard waarom de trekdrang juist bij het toenemen van het maanlicht zo veel sterker pleegt te worden – tenzij wij aannemen dat de vogels een denk- en redeneringsvermogen bezitten waardoor zij kunnen stellen: er is nu maanlicht dus zullen wij beter kunnen zien wanneer wij vliegen. Waar er op ander gebied geen aanwijzingen voor een dergelijk redeneringsvermogen zijn, geef ik er dan ook de voorkeur aan om te stellen, dat ook hier door het maanlicht, plus de temperatuur, een verandering in het lichaam van de betreffende vogels plaats vindt welke de instinctieve trekdrang veroorzaakt.

Ik hoop dat u mij niet dwaas zult vinden wanneer ik nu poneer dat het maanlicht op de mens  – en andere wezens – een sterke invloed kan uitoefenen waarbij allereerst het gevoelsleven wordt beheerst, terwijl deze invloed tevens de oorzaak kan zijn van vele misdragingen en afwijkingen van de norm door een overheersen van instinctieve drang boven de rede.

Voor dit laatste vinden wij overigens wel aanwijzingen. Zo blijkt er in kleinere plaatsen een reeks van golven van misdadigheid op te treden die vreemd genoeg samenvallen met volle en nieuwe maan. Dit alleen heeft misschien nog onvoldoende zeggingskracht. Maar het wordt veel betekenend wanneer wij ons realiseren dat op grote plaatsen – waar het kunstlicht het licht van de maan compenseert en meestal zelfs overheerst – deze golven veel minder voorkomen.

Ik stel dus nogmaals: Het maanlicht heeft op de mens een bijzondere inwerking. Vermoedelijk door een in ongetelde geslachten gegroeide instinctieve werking, zal men op het maanlicht veelal in zeer bijzondere en meestal niet geheel redelijke wijze reageren.

Er zijn echter meer beïnvloedingen. Zo zal de maan tijdens haar gang rond de aarde de gehele wereld beïnvloeden. Zichtbaar wordt dit vooral door de getijden. Heeft men zich echter wel voldoende afgevraagd of deze beïnvloeding van zwaartekracht-verhoudingen nu werkelijk stil blijft staan bij een verplaatsing van watermassa en atmosfeer? Wanneer wij nl. nagaan op welke wijze de storingen in het aardmagnetisch veld plegen te ontstaan, zo blijken deze in eerste instantie voort te komen uit de uitbarstingen op de zon. Grote zonnevlekken of intense uitbarstingen blijken inderdaad in direct verband te staan met magnetische stormen e.d.

Hoe komt het echter dat de climax van een dergelijk verschijnsel meestal plaats heeft rond volle maan? Misschien heeft hierbij reflex invloed. Maar ik kan mij niet voorstellen dat een magnetische storing gelijk licht door het maanoppervlak wordt gereflecteerd. Er moet volgens mij een andere verklaring zijn. Nu heeft ook de maan een eigen magnetisch veld en een zwaartekrachtveld, zij het dat deze veel zwakker zijn dan gelijksoortige stralingswerkingen rond de aarde. De maan staat onder invloed van de zon. Op haar weg rond de aarde zal zij deze inwerkingen wel het sterkste ondergaan wanneer zij geheel buiten de schaduwbescherming van de aarde staat. Zij zal dan de wijzigingen in magnetisch veld en eventuele zwaartekrachtverhoudingen via inductie aan de aarde doorgeven. Ofschoon deze verklaring zeker niet met alle factoren rekening houdt, meen ik toch aan te kunnen nemen dat de maan in zo’n geval werkt als een soort telstar.

Wanneer de aarde een maximum aan licht van de maan ontvangt, zal er tevens sprake zijn van een stand waarbij de aarde bijna tussen zon en maan gevat is, terwijl de zonnewerkingen toch zonder beperking de maan kunnen bereiken. Het schijnt dat het optreden van de storingen aan beide kanten van de aarde grotere onevenwichtigheden in het aardmagnetisch veld veroorzaken welke de kenbare gevolgen van de uitbarsting op de zon sneller tot ontwikkeling doet komen. Ook het noorderlicht dat in verband staat met het optreden van lucht elektriciteit, blijkt bij voorkeur bij nieuwe maan op te treden. Dit blijkt zich verder het scherpste te uiten in de ogenblikken dat zon en maan zich aan dezelfde kant van de aarde bevinden.

Dit alles overwegende meen ik te mogen stellen dat de maan het gehele aardmagnetisch veld plus ten dele de lucht elektriciteit – en dus alles wat zich in de atmosfeer van de aarde bevindt  – beïnvloedt. Wanneer de maan er niet zou zijn, zouden dan ook vele verschijnselen anders zijn en vele ontwikkelingen anders verlopen.

Gedragspatronen, vruchtbaarheid, maar ook weersomstandigheden blijken deze invloeden te ondergaan. Nu weet u allen dat men pleegt te zeggen: Wanneer het opkomende maan is en het weer is slecht, zo kan het met volle maan omslaan. Maar blijft het met volle maan slecht dan blijft het langere tijd slecht. Nu mogen wij natuurlijk niet stellen dat de maan zonder meer het weer beïnvloedt. Daarbij speelt o.m. de luchtverdunning en de verplaatsing van lucht, vooral in de hogere lagen van de dampkring, een rol. Gepaard gaande met afwijkingen in het aardmagnetisme of in de lucht elektrische verhoudingen zou hierdoor o.m. een lichte baanwijziging van de stratosferische  luchtstromingen ontstaan. Reeds betrekkelijk geringe wijzigingen in de hogere lagen van de atmosfeer kunnen grote invloed uitoefenen op de lagere lucht- stromingen, de verdeling van wolkenvelden, enz. Wat dan weer een verandering in de verdeling van hoge en lage drukgebieden tot stand kan brengen.

Al is dit niet direct wetenschappelijk, zo zullen wij dus ook meteorologisch rekening moeten houden met de stand en de inwerkingen van de maan.

Ook groei blijkt de maaninvloed te ondergaan. Wanneer wij ons haar willen laten knippen of onze nagels knippen en dit doen bij een wassende maan, is de kans groot dat wij sneller weer zullen moeten laten knippen dan het geval zou zijn bij gelijksoortige behandeling bij afnemen- de maan. Waarom? Vermoedelijk omdat de maan in levende organismen een soort sapdrift veroorzaakt welke een versnelling van ontwikkeling betekent. Bij verwordingsprocessen van de huid als haar en nagel uiteindelijk zijn, zal dit o.m. het zich herstellen van de open einden – haar, enz. – kunnen beïnvloeden en daardoor aanleiding zijn tot een versnelde of vertraagde groei in de eerste tijd na het snijden of knippen.

Al het voorgaande samenvattend stel ik:  de praktijk toont  aan dat de maan de aarde en de mensen op meerdere wijzen beïnvloedt. De maan kan aansprakelijk worden geacht voor het optreden in sterkere mate van bepaalde instincten en zal vaak aansprakelijk zijn voor onevenwichtigheden in gedrag en reactie bij mens en dier. Verder mag worden gesteld dat de maan het weertype  – en daarmede het milieu van alles wat op aarde leeft –  tenminste helpt beïnvloeden. Dit heeft men in de oudheid reeds erkend. Wanneer wij terug gaan naar de oude ruïnes die nu blijven als enige rest van reeds vergeten beschavingen, treffen wij spiegelvijvers aan. Indien wij verder nagaan wat er voor symbolen bij de versiering werden gebruikt, vinden wij haast altijd eenvoudige voorstellingen van maan en zon. Opvallend is hierbij dat de maan bijna altijd als een wassende maan wordt weergegeven. Een groeiende maan dus. Zoeken wij naar overblijfselen van oude godsdiensten waarbij de maan een rol gespeeld moet hebben, dan vinden wij bv. op Rhodos de stiercultus. Symbool hiervan: Horens die doen denken aan de horens van de wassende maan. Bij Isis vinden wij als hoofdtooi: de horens van de wassende maan. Bij voorstellingen van Astarte treffen wij steeds weer het beeld van een wassende maan aan soms als sieraad of hoofdtooi, soms als attribuut. Ishtar draagt als symbool een bijna volle maan.

In de Godenwereld van Indië treffen wij steeds weer de vorm van de wassende maan aan evenals andere maansymbolen. Bij vele der goden en godinnen blijken attributen te behoren waarin wij met enige goede wil weer de maan herkennen kunnen ook als het attribuut de vorm van een muziekinstrument of wapen heeft gekregen. Zeegoden blijken in alle landen en bij alle volkeren een eigenaardige voorkeur te hebben voor een tweetand of drietand die als scepter en wapen schijnt te dienen. Op vele der oudere afbeeldingen heeft deze scepter echter de vorm van een maan op een stok, in het midden al dan niet van een derde punt voorzien.

Wij mogen dan ook wel zeggen dat de mensen de maan al heel snel als buitengewoon belang- rijk hebben leren kennen en haar in vele vormen hebben vereerd. Verder is het opvallend dat de goden en godinnen die met de maan en haar werkingen worden geassocieerd, blijken te heersen over hartstocht en vruchtbaarheid. U kunt dit in elk pantheon weer zien. Vruchtbaarheid en hartstocht waren dus klaarblijkelijk de invloeden die men vroeger het sterkste met de maan en haar inwerkingen op de aarde associeerde. De getijden verklaren het optreden van maansymbolen bij vele zeegoden en godinnen.

Ten laatste, maar voor ons belangrijk, is de maan in vele gevallen een symbool dat met orakels en profeten verbonden blijkt te zijn. Zo vinden wij in de oudheid vaak maanvormige halsschilden. Wanneer wij dezen goed bezien, ontdekken wij dat zij geen deel uitmaken van een rond sieraad, maar met een ketting of leren veter voor de borst werden gehangen. Deze maan werd door priesters en vorsten vaak gedragen. Men zou zich ook hier weer af moeten vragen hoe de mensen in het verleden er toe kwamen de maan als symbool van geestelijke of stoffelijke macht te zien en aan de wassende maan vooral zo’n bijzonder grote aandacht te wijdden. Want de aandacht voor de maan als belangrijke invloed was zo groot dat wij andere godssymbolen eigenlijk eerst algemeen aantreffen rond het begin van de Babylonische beschaving.

Babylon schenkt als eerste land nl. meer aandacht aan de kosmos, zoals dan ook blijkt uit de structuur van de tempeltorens die een weergave zijn van de zevenvoudige kubusstructuur  welke de weergave was van de zeven, volgens dit geloof, volkomen gelijke levensgebieden – elk geregeerd door een bijzondere godheid – die identiek geacht kan worden met een van de toen gekende planeten. Overigens is dit geloof niet slechts bepalend voor de vorm van de Ziggoerat, maar blijkt het eveneens van invloed op de bouw van trappiramiden, tempeltorens en de indeling van tempelruimten. Voordien blijken ovaal- en maanvorm hier te overheersen.

Ik meen dat wij de beïnvloeding van de mens door de maan, zoals deze in de oudheid werd beleefd, allereerst mogen stellen als de beïnvloeding door de wereld van het bovenzinnelijke.

De zonnegod – de zon is meestal de machtigste god van de primitieve mensen – kan door de mens niet zonder meer worden beschouwd. Men ondergaat zijn macht maar hij is niet iemand tot wie men zich zonder meer kan wenden. Alleen wanneer de zon opgaat of ondergaat, is zijn aanblik te verdragen en kan de mens – naar zijn denken – enig contact met deze machtige godheid opnemen. Hij voelt daarom eer voor de maan die hij haast altijd kan zien.

De maan brengt het effect van het onredelijke in de mens naar voren. Meer dan de zonnedienst is de maanverering gebaseerd op mystiek. Misschien dat de vertekening van tinten door het licht van de maan hier een rol speelt, het gevoel van onwerkelijkheid dat men ook heden nog heeft wanneer men een stil landschap in het licht van de maan ziet. Het spookachtige van de omgeving in het licht van de maan, de sereniteit die elders optreedt als gevolg van de maaninvloed, zullen hierbij wel een zeer grote rol gespeeld hebben.

Profetieën blijken vooral bij maanvereerders op te treden en dan in het bijzonder rond volle maan. Nu weten wij dat ook in uw dagen een bepaalde groep van mensen – die men hysterici pleegt te noemen, ofschoon hun afwijking van de norm vaak met de hysterici weinig van doen heeft – juist in de tijd dat de maan vol en goed zichtbaar is, geneigd zijn het boven- zinnelijke sneller waar te nemen en te ontvangen. Ook zij profeteren dan meestal veelvuldiger en gemakkelijker. Verder blijken deze mensen gedurende deze tijd gemakkelijker de controle over hun daden te verliezen, zich gemakkelijker aan hun instincten over te geven. Zij barsten door de invloed van de maan gemakkelijker uit het keurslijf van rede en gewoonten.

Zowel het profeteren als het plaats vinden van inwijdingen op volle maan komen wij dan ook steeds weer tegen. Want ook bij inwijdingen wordt rekening gehouden met de invloed van de maan, ofschoon de zon daarin toch ook een belangrijke rol speelt. Wij vinden in India bv. een tempel, bekend om de belangrijke profetieën die er gedaan worden, waar afbeeldingen staan van een stier – dus niet van een heilige koe – die tussen de maanvormige horens een zonne- schijf draagt. “Wanneer zon en maan tezamen gaan en de maan rijzend is, spreken de goden tot de mensen”. Dit is een spreuk uit de tempelgeschriften. Een weerspiegeling van deze opvattingen vinden wij o.m. weerspiegeld in het Chaldeeuwse en Babylonische hemelschrift.

Dezelfde voorstelling van zon en maan vinden wij o.m. terug bij de Mitrasdienst. Ook hier weer de stier wiens horens de maan zijn welke de zon tussen zijn horens draagt. Het geheim van de inwijding die met deze dienst verbonden is berust op het meester worden van alle elementen om deze overwinningen te bekronen met een bestrijden van en overwinnen van de invloeden van de maan. Het grote geheim van deze eredienst is dan ook wel het overwinnen van de meestal onbeheerste instincten die door de werking van de maan zouden worden opgewekt.

Wanneer wij de grootste godsdiensten na willen gaan die als gevolg van de inwerkingen van de maan op aarde ontstonden, grijpen wij wel allereerst naar de Isisdienst. Deze was de meest bekende van de maangodinnen, terwijl haar inwijdingen bovendien op de westerse wereld en  zelfs op de gebruiken van het christendom een zeer grote invloed hadden.

Wat zijn nu de eigenschappen die aan deze godin worden toegeschreven? In de eerste plaats bevordert zij de vruchtbaarheid. Daarnaast bevordert zij zelferkenning – dit begrip wordt ook stoffelijk gebruikt en voert tot eigenaardige gebruiken. Men stelt bv. dat een patiënt die slaapt in het licht van de volle maan zijn ziekte in zijn dromen zal erkennen en ook het geneesmiddel zal zien dat daarbij voor hem of haar noodzakelijk is. In de tempels waar een getrainde priester of acoliet aanwezig is om de dromen van de lijders op te tekenen, stellen de lijders dan ook niet alleen hun eigen diagnose, maar schrijven zij tevens hun therapie voor. Bekwame droomuitleggers zorgen daarbij voor de vertaling van onsamenhangende dromen tot bruikbare vaststellingen. Overigens hebben proeven bewezen dat een dergelijk verschijnsel ook bij mensen onder hypnose voorkomt. Dat zou misschien pleiten voor een beschouwen van de inwerkingen van de maan vanuit het standpunt: veel hiervan is zelfhypnose.

Isis, de maangodin, geeft enerzijds een beeld van absolute reinheid, absoluut harmonische wording, ideale groei. Zij is de mens een mediatrix – zoals Maria, de moeder van Jezus, voor velen in deze dagen – en grijpt voor de mens ook in bij de zonnegod. Zij wordt ons voorgesteld als: stoelend op de aarde, torenend tot in de hemelen, gade van Osiris, dochter en gezellin van Ré. Zij wordt dus niet alleen beschouwd als een Godin in eigen recht, maar vormt tevens een band tussen de mensen en het onkenbare. Zij is de moeder van het occulte, het verborgene. Anderzijds draagt zij in haar wezen de hartstochten, de voortplanting, zeker. Maar zij bevat niet alleen geweld en menselijke hartstochten, doch kent ook de geheime en goddelijke betekenis daarvan. Zij is het grote geheim der oudheid.

Wanneer wij dit laatste beseffen, zal het ons gemakkelijker worden een beeld te krijgen van alles wat ook in deze dagen de maan voor de mensen nog betekent.

De moderne mens kent de maan eigenlijk niet meer. De moderne wereld is te vol van felle lichten, om op de maan nog te letten. Alleen wanneer zij vol is en als een grote lichtende bal aan de hemel hangt, kijken de mensen nog wel eens omhoog en zeggen misschien: Kijk, er drijft net een wolk langs de maan. Toch heeft deze maan, zoals wij zo-even reeds zagen, een groot deel van het menselijk gevoelsleven in haar ban. Dit gevoelsleven betekent in vele gevallen echter ook een – zij het tijdelijk – terzijde stellen van de rede. Daarbij kan dit over- heersen der gevoelens een terugkeer naar het meer dierlijke betekenen, maar is hierbij wel degelijk ook het winnen van een toegang tot gebieden van het bovenzinnelijke, het boven redelijke in.

De maan is, of u haar nu wilt zien als een godin, een engel, of een zuiver mechanische invloed, een inwerking die de mens visioenen brengt. Ook schenkt het blauw mystieke licht van de maan de mens vaak de rust en evenwichtigheid waaruit hij zelferkenning kan winnen en zo bewust verder kan streven naar de nog onbekende toekomst.

Wanneer ik hiermede dit aspect van de maaninvloeden terzijde leg om tot andere punten over te gaan, ben ik mij er wel degelijk van bewust dat dit alles maar zeer summier bezien werd. Maar er is nu eenmaal meer.

Is dat wat men wel de vloek van de vrouw pleegt te noemen, niet gebonden aan de 28 daagse periode van de maan? Zijn er niet vele levensprocessen die zich al evenzeer weigeren te baseren op de zonnemaand maar de maanmaand aanhouden? Dit wettigt de conclusie dat op geheel het lichaam, op vele organische processen bovenal de maan haar stempel drukt. Dit als een toeval te beschouwen lijkt mij dwaas. Even dwaas als het zou zijn te stellen dat de verering van de maan als belangrijkste hemellichaam door de oude volkeren die als eersten trachtten door te dringen in de geheimen van leven en dood  louter toevallig is. Zij eerden de maan als belangrijkste godin, omdat de invloed van de maan op de aarde inderdaad de voornaamste is.

De maan is inderdaad als invloed voor de aarde van het grootste belang, omdat zij het hemellichaam is dat het dichtste bij de aarde staat. Slechts de zon is, gezien haar eigen werkingen waardoor zij licht en warmte geeft, voor het geheel van het aardse leven van meer belang. Elke verandering van omstandigheden, elke inwerking van de maan uitgaande of de maan treffende, zal dan ook op aarde duidelijker merkbaar zijn dan in verhouding veel belangrijkere ontwikkelingen op bv. een andere planeet. Slechts een enorme explosie op de zon geeft de aarde direct de, van gekende normen afwijkende, beïnvloeding die de maan in de kleinste wijzigingen steeds op de aarde uitoefent.

Verder betekent de normale omwenteling van de maan rond de aarde plus de eigen wenteling van de aarde daarbij een voortdurende wijziging in zwaartekrachtverhoudingen. Ofschoon men op aarde hieraan gewoon is en dit alles dus als normaal beschouwt, zijn toch deze afwijkingen belangrijk voor het ontstaan van levensvormen enz. Zelfs de baan van de aarde en het tempo van haar omwentelingen wordt door de maan mede beïnvloed. Ik kan dan nog wijzen op de veranderingen in asstand en zwaartekrachtveld – deze zijn immers afhankelijk van de massa van de aarde zelf plus de snelheid waarmede zij zich door de ruimte beweegt.

Met dit alles zal u wel duidelijk zijn geworden dat wij, om de inwerkingen van de maan te leren kennen, haar niet noodzakelijkerwijze astrologisch, kabbalistisch of zelfs magisch hoeven te bezien. Wij kunnen reeds volstaan met een beschouwen van deze maan als een doodgewoon hemellichaam. Persoonlijk weet ik natuurlijk dat de maan bezield is zoals elke planeet en elke zon. Maar voor de mensen is dit eerder een kwestie van geloof. De feiten echter zeggen dat de maan zeker invloed heeft. Ja, zij heeft zelfs voortdurende betekenis voor alle ontwikkelingen op aarde. Dit erkennende, zouden wij niet mensen zijn, wanneer de vraag niet zou rijzen wat de maan dan voor ons betekent en vooral wat wij met de invloeden en inwerkingen van de maan alzo zouden kunnen doen.

Daarbij valt volgens mij allereerst de nadruk op meditatie en alle daarmee verwante processen. Wanneer wij gebruik maken van een ruimte waarin het licht van de maan voldoende toegang heeft ofwel het maanlicht op voldoende juiste wijze geïmiteerd is, blijkt het bleke licht de mens rust te geven. De mens ontspant zich in het blauwachtige licht sneller. Hij zal soms slaperig worden, maar meestal worden zijn gedachten daardoor toch niet trager. Integendeel:  zijn denken blijkt, bij beschouwing van een bepaald onderwerp, in de geaardheid daarvan verder dan normaal door te dringen. Maan, althans maanlicht, is voor meditatieve processen zonder twijfel gunstig en voert op dit terrein tot snellere en juistere resultaten.

Wij hebben verder reeds geconstateerd dat bepaalde maanfasen het naar voren komen of naar  buiten treden van de dingen bevordert. Wanneer wij ontdekken dat bv. geknipte nagels bij wassende maan sneller aangroeien, dienen wij te stellen dat dit niet alleen op dit deel van het menselijk wezen van toepassing hoeft te zijn. Een dergelijke inwerking moet ook tot uiting komen in vele andere aspecten van het leven.

Dan is de volgende conclusie gewettigd: wanneer ik iets naar buiten toe bekend wil maken – dus bv. publiciteit – zal ik bij wassende maan en vooral kort voor de volle maan waarschijnlijk het grootste effect bereiken. Gedurende de periode dat de maan toeneemt, zal o.m. de neiging zich op een bepaald onderwerp te concentreren toenemen, evenals de snelheid van bevatten waarschijnlijk groter is. Ik mag dan dus wel verwachten dat de mensen in deze tijd de publiciteitsboodschap of mijn mededelingen gemakkelijk en juister op zullen nemen.

Wanneer ik iets dus ‘sub rosa’ wil houden, zal ik de periode moeten kiezen waarin reactie en groei, snelheid van ontwikkeling geremd zullen zijn. Dit is het geval bij afnemende maan. Wanneer ik dus geen ruchtbaarheid wens zal ik dit het meest gemakkelijk kunnen bereiken na volle en voor nieuwe maan. Wanneer de ervaring uitwijst dat de wassende maan groei bevordert, terwijl deze invloed met volle maan het sterkste is, zal ik dus zaaien in de periode voor volle maan. Wanneer ik echter mijn buit langere tijd wil bewaren of prepareren zal ik bij voorkeur na volle maan op jacht gaan.

Deze enkele regels zijn ongetwijfeld niet in overeenstemming met moderne opvattingen. Aan de andere kant zijn zij ook niet allen in deze samenhang deel van het oude volksbijgeloof. Met de gestelde verwante stellingen en regels vinden wij echter zowel bij de tempels in het verleden als bij de opvattingen van het volk terug.

In de oudheid werden zaaien zowel als de tijd van oogsten o.m. in verband met de maanstand begonnen en voltooid. Ook de offerdiensten en het contact dat de mensen met de goden zochten, werden mede aan de hand van maan en sterren bepaald. Intriges werden bij voor- keur opgezet in de tijd tussen volle en nieuwe maan. De openbare feesten werden meestal ge- houden op volle maan.

Zou het nu alleen maar toeval zijn? Zou het zelfs toeval zijn dat mensen in de oudheid deze regels en wetten hebben leren gebruiken? Misschien wel. Zeker is het echter dat deze wetten reeds zolang hebben gegolden dat de regels en geloofswaarden in verband met de invloed van de maan zich zolang hebben weten te handhaven dat een afwijzen hiervan op grond van ontbreken van de statistische gegevens omtrent werkelijke invloeden niet voldoende redelijk kan worden geacht. Dit houdt in dat volgens mij de wetenschappelijke gegevens en zeer redelijke beschouwingen van deze tijd niet in staat zijn de, door vele eeuwen gebleken, invloeden van maan enz. te ontkrachten. Wel zullen onjuistheden in interpretatie aangewezen kunnen worden. Zo zegt de volksmond dat vis die bij volle maan gevangen zal worden, eerder bederft dan vis die op een andere tijd is gevangen. Geheel waar is dit niet. Maar het is een feit dat onder invloed van de maan bepaalde delen van een vis gemakkelijker dan anders tot ontbinding komen, terwijl daarbij andere weefsels aantastende producten iets rijkelijker ontstaan dan normaal. Niet gekaakte haring die niet gekoeld en onvoldoende gezouten is, zal dan ook onder invloed van het licht van volle maan inderdaad iets sneller bederven.

Wij moeten daarom ook de volkswijsheid in verband met de inwerking van de maan niet alleen maar als bijgeloof of iets grappigs bezien, zelfs al kloppen de feiten niet altijd en blijken de inwerkingen van Luna niet zo fantastisch sterk te zijn als beweerd wordt. Achter de schijnbare onzin gaan toch ergens feiten schuil. Achter de schijnbare onredelijkheid van vele beweringen is ergens toch de rede verborgen. Feiten blijven feiten ook al kan men de juistheid van een bepaalde uitleg niet bewijzen, ook al kan men doen alsof de feiten niet waarlijk bestonden. En bewijzen dat het gestelde geheel onjuist is kan ook de wetenschap niet.

Nogmaals: Wij mogen aannemen dat de maan wel degelijk invloed uitoefent op het leven op aarde. Het feit dat deze inwerkingen gedurende vele eeuwen op aarde erkend werden, pleit voor het werkelijk inwerken. Dit geldt ook wanneer de rationalisatie van de onbegrepen verschijnselen onjuist bleek te zijn. Want het feit dat de verklaring onjuist is, doet het feit zelf nog niet te niet.

Voor u geldt verder: wanneer het verschijnsel bestaat kunnen wij daarvan gebruik maken, ongeacht het al of niet juist zijn van de verklaring  die wij voor het feit plegen te geven. Indien ik op het ogenblik op aarde zou vertoeven en daarbij naar een mogelijkheid zou zoeken om magisch te werken of in de toekomst te zien, zou ik op grond van de erkende inwerkingen van de maan, ongeacht de verklaringen enz. steeds de voorkeur geven voor mijn werkzaamheden aan de periode rond volle maan. Want in die periode is het menselijke lichaam het meest geschikt voor dergelijke werkzaamheden. Dan is de daarvoor wenselijke spanning in het stoffelijke voertuig van de mens het grootste. Bovendien zou de maan misschien nog iets anders kunnen doen.

Met deze laatste opmerking kom ik op het terrein van de magie en de astrologie. Nu neemt men in bepaalde kringen aan dat de maan bezield is. Ook persoonlijk ben ik hiervan overtuigd. Zij heeft een heerser die door bepaalde kabbalisten wel Arcan Rex wordt genoemd. Deze heerser of koning heeft onder zich, zo stellen degenen die hierin geloven, een groot aantal demonen en engelen. Nu kan men nog stellen dat dit alles bijgeloof is. Maar nu blijkt dat wanneer ik gebruik maak van de juiste namen, van de juiste verhoudingen aan de hemel – bv. de maan in een bepaald teken van de dierenriem – goede resultaten mogelijk zijn.

Stel ik vast dat onder bepaalde omstandigheden of bij het gebruik van bepaalde namen een grotere magische invloed ontstaat, zo mag men dit voor mij rustig suggestie enz. noemen. Men mag zelfs stellen dat deze magie op zich onzin is. Wanneer ik daarmee echter resultaten kan behalen, wanneer ik constateren kan dat mijn mogelijkheden of de invloed die ik uit kan oefenen op een bepaald ogenblik groter is – terwijl dit ogenblik dus bepaald kon worden aan de hand van de stand van de sterren of de stand van de maan – zo stel ik dat er ergens een inwerking, een mogelijkheid tot beïnvloeding bestaat. De resultaten bewijzen mij dan weliswaar niet de juistheid van mijn these, maar geven uiting aan het bestaan van een invloed die ook feitelijk  – als gevolg van mijn werken – vaststelbaar is.

Hoe meer wij de kant uitgaan van het menselijk redelijk denken, hoe minder de maan ons te zeggen heeft. Zij wordt in onze ogen een satelliet, een dood brok materie. Meer niet. Laten wij echter het onredelijke en het zuiver natuurlijke in mens en dier prevaleren, zo kan de invloed van de maan niet ontkend worden. Alle redelijkheid is niet in staat de feiten of de, in vele geslachten ontstane, gevoeligheid voor maaninvloeden ongedaan te maken. Men kan het verschijnsel weg verklaren of toeschrijven aan iets anders, maar het feit blijft bestaan.

Nu blijkt de magiër in vele gevallen de maan als zijn helper te beschouwen. Het antwoord op de vraag waarom, zou misschien als volgt kunnen luiden:

Allereerst geven de bijzondere invloed van de maan plus de nacht – voor de mens dus de rustperiode – eenvoudiger de mogelijkheid tot de instelling te komen waarbij de mens  de supranormale gebieden kan betreden of krachten in zich kan ontdekken en wekken. Daarnaast kent men aan de maan een eigen persoonlijkheid toe. Haar invloed is niet te ontkennen. De magiër heeft dus gelijk wanneer hij de maan als zijn helper beschouwt.

In de kruidkunde treffen wij vaak gelijksoortige denkwijzen aan. Zelfs Paracelsus is hiervan overtuigd en stelt dan ook dat bepaalde kruiden alleen bij volle maan mogen worden geplukt. Daarbij toont hij verder een uitgesproken voorkeur voor het plukken tijdens de eerste uren van de morgen of de uren voor zonsopgang wanneer de dauw nog ligt. Geheel zonder reden doet hij dit niet: het blijkt dat vele planten, zoals bv. wolfsmelk, ranonkel, belladonna en de meeste nachtschaden in de periode van volle  maan tegen de ochtend bepaalde stoffen – als bv. atropine – een grotere verdichting dan normaal bevatten. Werkzame stoffen van vele kruiden blijken dus inderdaad op een dergelijk tijdstip in hogere mate aanwezig te zijn dan op andere tijden.

Ook hier mogen wij dus stellen dat men misschien voor dergelijke oude regels verkeerde uitleggingen geeft, dat de verklaringen niet altijd kloppen, maar dat de aanwijzingen zelf wel degelijk zin hebben. Indien wij nu eenmaal zover zijn gegaan dat wij aan de maan een reeks van bijzondere inwerkingen en invloeden toekennen, mogen wij ook wel stellen dat zij in feite een eigen en bijzondere persoonlijkheid heeft. Er is immers sprake van iets wat wij als activiteit van de maan kunnen beschouwen plus alleen bij haar voorkomende inwerkingen. Wanneer wij op deze gronden een persoonlijkheid toekennen aan de maan, staan wij op het- zelfde punt dat men in de oudheid reeds kende. Alleen de weg die wij gevolgd hebben om tot een dergelijke beslissing te komen was een andere.

De maan heeft een bijzondere invloed, zij heeft bijzondere eigenschappen, zij heeft persoonlijkheid. Dan kunnen wij evengoed zeggen: de maan is een persoonlijkheid. Of die entiteit leeft en denkt volgens onze normen, kunnen wij daarbij desnoods nog buiten beschouwing laten:  Waar persoonlijke eigenschappen schijnen te bestaan, is het alleen maar menselijk om de bron van deze persoonlijkheid als een afzonderlijk wezen te beschouwen. Zelfs aan kennelijk onbezielde dingen als voertuigen zal immers menig mens een eigen karakter en een eigen naam toekennen?

Wanneer wij de inwerkingen van de maan op de mens nagaan, zo schijnt haar invloed op het vrouwelijke geslacht wel de sterkste te zijn. Bijzonder sterk blijkt de maaninvloed vooral bij ovulatie. De mens zal daarom aan de maan een vrouwelijk karakter toekennen. Hiermede wordt duidelijk waarom de maan steeds weer met godinnen in verband werd gebracht en als vrouwelijk wezen werd aangesproken. Dit heeft dus niets met de werkelijke eigenschappen te maken, maar alleen met de meest in het oog lopende uitwerkingen van die eigenschappen. De maan zelf zou dus evengoed mannelijk kunnen zijn. Wanneer wij afgaan op onze eigen reactie daarbij wetenschappelijk denken, het weg verklaren van feiten e.d. terzijde latende, zo mogen ook wij de maan dus rustig als vrouwelijk beschouwen.

Nu ging ik uit van een magisch streven. Wanneer ik daarbij een voor mij gunstige en machtige persoonlijkheid leer erkennen, zal mijn eerste pogen zijn een rapport te vinden met deze persoonlijkheid. Dit is begrijpelijk: wanneer ik eenmaal spreek over persoonlijkheid dan kan ik mij als mens – of geest – deze niet voorstellen zonder een eigen denkvermogen, dat al dan niet beperkt behoeft te zijn.

Wij zijn geneigd te zeggen dat waar een denken bestaat ook een bezieling bestaat en waar bezieling bestaat is een contact van geest tot geest mogelijk. Daarbij benaderen wij de maanverering. Wij eren de maan niet meer zoals vroeger in de vorm van een godheid, maar als een machtig wezen. Daarbij behandelen wij dit wezen natuurlijk met enige eerbied, zoals wij ook eerbied zullen betonen aan een minister in functie. En wie weet:  Wanneer alle planeten bezield zijn kan onze maan wel een soort minister voor aardse aangelegenheden zijn in het zonnestelsel.

Het gaat mij bij dit alles uiteindelijk om het volgende: er hoeft geen sprake te zijn van afgodendienst en bijgeloof wanneer men de maan een eigen persoonlijkheid toekent en haar als zodanig behandelt. Haar invloeden zijn immers kenbaar. Wanneer deze invloeden reeds op zuiver materieel niveau tot uiting komen en een eigen karakter in de werkingen wordt erkend, is het logisch dat men een echo zoekt te vinden in de maan voor eigen persoonlijkheid.

Nu blijkt dat deze echo inderdaad komt. Ik kan dan niet anders doen dan deze echo beschouwen als de uiting van een bewust wezen. Daarmee sta ik dan heel dicht bij het erkennen van de ziel van de maan als een engel, een godin enz. Zover gekomen – want ik heb dit alles natuurlijk niet zonder reden gesteld – is het een logische conclusie dat, zo de mens in staat zou zijn verbinding te krijgen met de macht die de maan bezielt en de “engel van de maan” de wereld beïnvloedt, een wederkerige beïnvloeding onverweigerlijk zal bestaan. Want als ik een gedachte-invloed stel zonder een onafhankelijke realisatie van deze gedachte in de stof als voorwaarde te stellen, moet ik altijd een wederkerige beïnvloeding aannemen.

Wanneer twee mensen denken, waarbij de gedachten van de één invloed hebben op het denken van de ander – zonder dat daaraan een taal te pas komt – moet ik aannemen dat ook het omgekeerde mogelijk is en te zijner tijd plaats zal vinden – zij het sterk en onmiddellijk  kenbaar dan wel minder sterk. Dit voert mij tot een stelling die ongetwijfeld meer lijkt te passen in lang vergane tijden dan in uw dagen: het menselijk denken helpt de beïnvloedingen, die het van de maan uit ondergaat, definiëren. Maar dan zal de inwerking van de maan ook in vele gevallen bepaald worden – of mee bepaald worden – door de gedachte-uitstralingen van de aarde, het denken der mensheid.

Met welke stelling wij ons midden in de magie bevinden, vrienden. Ik zit midden in de gods- dienstige belevingen en de astrologische berekeningen. Dit alles is dan geen bijgeloof, maar komt voort uit de waarschijnlijkheidsberekening die mij leert dat het gemiddelde van de verkregen gegevens, die op dergelijke gegevens gebaseerd zijn, hoger ligt dan de toevalsfactor toelaat. Wanneer ik nu door een erkennen van de persoonlijkheid van de maan en haar invloeden 60% goed resultaat kan krijgen in plaats van 50%, is de 10% meer juistheid van alle daaraan verbonden moeite ruim waard. Wanneer ik weet dat de maan invloed heeft op mijn leven en mijn gedrag, zal het mij mogelijk zijn met de van mijn persoonlijk streven afwijkende werkingen rekening te  houden. Ook zal het erkennen van de inwerkingen het voordeel hebben dat ik gemakkelijker mijzelf blijf. Want datgene wat je onbewust ondergaat, zal je veel gemakkelijker gaan beheersen dan de dingen die je werkelijk kent. Dat wat je eenmaal hebt erkend, kun je gebruiken.

Ik kom nu langzaam aan het eind van mijn inleiding:  Vrienden, ik heb bovenal getracht aan te tonen dat de maan op vele wijze inwerkt op de aarde. Een zeer groot deel van deze inwerkingen is zonder meer mechanisch verklaarbaar:  zij vloeien voort uit wetten van massa, beweging, trilling, zwaartekracht en magnetische velden. Er zijn echter ook enkele inwerkingen bij die alleen verklaard kunnen worden door de maan in de menselijke psyche een zeer bijzondere plaats toe te kennen of – wat uiteindelijk op hetzelfde neerkomt, doch de werkelijke oorzaak van de inwerkingen buiten het ik plaatst – de maan een eigen persoonlijkheid en een eigen bewustzijn toe te kennen. Wanneer wij dit hebben gedaan zullen wij met de maan zeker rekening moeten houden. Welke stelling voor mij aanleiding is om nog even van het eigenlijke onderwerp af te wijken.

Wanneer de maan een levend wezen is en op een bepaald ogenblik haar taak voor de aarde vervuld zou hebben, zou zij, zoals alle bewuste wezens, moeten verdwijnen. Nu is Luna niet altijd de satelliet van de aarde geweest. Voor haar is er al een andere maan geweest, na haar zal er wel weer een andere maan komen. Ik laat twee zeer kleine manen van de aarde, die niet bekend zijn, nu buiten beschouwing: deze hebben een eigenaardige structuur en bestaan uit iets dat zich gedraagt als loodglans. Vandaar waarschijnlijk dat zij nog niet ontdekt werden.

Nu is er een soort meteoriet op komst die de aarde dicht zal benaderen. Het duurt nog wel enige jaren voor het zover is, maar toch zal men deze eigenaardige rode massa wel reeds ontdekt hebben of binnenkort ontdekken. Dan zal men zich wellicht af gaan vragen wat deze brok materie eigenlijk doet in deze eigenaardige baan die het onder invloed van de zon zal brengen en doen afbuigen zodat het precies de baan van de aarde zal snijden.

Het zou kunnen betekenen dat de aarde een nieuwe maan krijgt. Een rode maan in plaats van een witte. Maar zeker is dit nog niet. M.i. zal, indien de aarde niet meer beantwoordt aan de eisen die de ruimte op dit ogenblik stelt, ergens vanuit de kosmos een verandering van satelliet – en daarmee een grote verandering van omstandigheden op aarde – plaats vinden. Ik stel verder dat iets dergelijks reeds rond 100.000 jaren geleden gebeurd is. Ook toen kwam er een brokstuk uit de ruimte en beroerde de aardbaan. Het resultaat daarvan was de maan zoals deze nu bestaat. Zo iets kan natuurlijk wel weer eens gebeuren. Voor de mensheid was echter in het verleden het gevolg onaangenaam: een groot deel van de mensheid werd door de gevolgen van dit alles uitgeroeid.

Wanneer door de invloed van de huidige maan een dergelijke reiziger uit de ruimte afgebogen zou kunnen worden – en mogelijk is dit zeer zeker – zo zouden de gevolgen niet ernstig zijn.  In dit laatste geval zou een nieuwe tijd kunnen beginnen met niet meer dan de profeten voorspeld hebben: een paar dagen van betrekkelijke duisternis – veel stof in de atmosfeer –  en wateren die bij de getijden wat hoger komen dan normaal. Maar verder niets. De vraag is slechts: is dit alles alleen maar een mechanisch gebeuren of niet? In het eerste geval behoeft de mens zich niet verder bezorgd te maken. Maar volgens mij is dit alles wel degelijk een spel  – of een taak – van bewuste entiteiten.

Mede daarom neem ik aan dat de tekenen van de nieuwe tijd binnen niet al te lange tijd aan de hemel zichtbaar zullen zijn. Wanneer u dus hoort van een eigenaardig komeetachtig hemellichaam dat echter te veel massa in de “kop” vertoont om geheel gasvormig te kunnen zijn, dat de aardbaan – of het gebied van de zon – dreigt te snijden, denk dan nog eens aan alles wat ik u vanavond over de maan heb verteld. Vraag u dan af of het niet beter is je in te stellen op bewuste inwerkingen van krachten die buiten je leven, ook al is dit niet meer redelijk en wetenschappelijk bewijsbaar volgens de huidige stand van het menselijke denken.

  • U sprak van beïnvloeding van de stratosfeer en magnetische storingen. Is het mogelijk dat deze ook verantwoordelijk zijn voor ziekten en ongevallen hier op aarde?

Niet direct. Een magnetische storing betreft altijd het geheel of een deel van het aardveld. Wanneer daarbij een werveling – een storm – ontstaat, kan deze apparaten doen  weigeren, motoren kunnen vreemde dingen gaan doen, enz. Vooral elektrische ontstekingen enz. kunnen hierdoor wel getroffen worden. Verder kan mogelijk ook een abnormaal gebruik van, of afvloeien van elektrische energie worden veroorzaakt. Verder zien wij bv. een kompas dol worden of een uurwerk de tijd niet meer juist aangeven – of stilstaan. Het is mogelijk dat de lucht elektrische verhoudingen eveneens gestoord zijn waardoor de menselijke zenuwen niet geheel normaal meer zijn. Wanneer wij ons in het centrum van een gewone wervelstorm bevinden, blijkt het menselijk zenuwstelsel abnormaal te reageren door de abnormale luchtelektrische verhoudingen die in een dergelijk epicentrum plegen te heersen.

Wij zouden dus kunnen stellen dat indirect, via deze veranderingen ook invloed kan worden uitgeoefend op ziekten en menselijk reactievermogen. Theoretisch kunnen dergelijke storingen dan ook het verloop van een ziekteproces bepalen. Toch meen ik, dat wij niet zover mogen gaan dat wij stellen dat magnetische storingen alleen of hoofdzakelijk aansprakelijk zijn voor het verloop van, of optreden van ziekten, het gebeuren van ongelukken enz.

Laat ons in dit verband eerder denken aan de invloed van de maan zelf die ik reeds beschreef. Deze brengt immers veranderingen in het lichaam zelf tot stand. Bij volle maan zal de doorsnee mens sneller, maar onbeheerster reageren. Als gevolg hiervan zal hij instinctief reageren en de rede een minder belangrijke rol laten spelen. Dan kunnen ongevallen dus ontstaan door bv. te snel reageren, rijden met te grote snelheid, verdeeldheid van aandacht enz.

Bij zieken kan de maan een intensifiëring of afzwakking van de lichaamsfuncties en van het ziekteproces veroorzaken. Hierbij is de reactie van de ziekte op het veranderen van de condities in het lichaam van de patiënt bepalend voor het verdere verloop. Denk hierbij aan het gezegde dat zwakke mensen vaak met uitgaand tij – dus met eb – sterven.

  • Isis is de maangeest? Zij is toch het symbool van de maan?

Neen. Isis is het symbool van de aarde, gekroond met de maan. Zij is dus in de eerste plaats de aarde zelf. Zij draagt de maan als kroon, niet omdat zij de maan zelf is, maar omdat de maan haar band is met het eeuwige. Wel komt hierin dus de invloed die de maan op de aarde heeft tot uiting.

Isis wordt dus wel als een maangodin aangesproken, maar zij is dit eigenlijk niet geheel. Wanneer wij haar bezien zoals zij wordt uitgebeeld, wanneer de Isis-verering op haar hoogtepunt is, zien wij haar dan ook eerder als een vorstin uitgebeeld. Zij draagt daarbij altijd het Horuskind of is vergezeld van de Horusvalk. Daarnaast is zij vaak gezeten op een zonne- symbool of bevinden zich op haar zetel symbolen voor zon en aarde.

Hieruit zou men de gevolgtrekking kunnen maken dat wij hier te maken hebben met de relatie maan – aarde – zon. Deze werking wordt als een complex geheel beschouwd en verbeeld door de godin Isis met haar attributen.

Door de instelling van haar menselijke vereerders was Isis voor hen een soort poort tot inwijding. Een occult en uiteindelijk ook esoterisch bewustzijn ontstond dus door het erkennen van de werkingen van deze natuurkrachten en de geestelijke krachten die daarmede geïdentificeerd werden.

De mystieke achtergronden van het leven – die op een andere wijze ook in de dodenboeken tot uiting werd gebracht – werden erkend door bemiddeling van de maaninvloed. Dit heb ik u inderdaad verteld. Het wil nog niet zeggen dat de heerser van de maan – Arcan Rex – nu ook identiek zou zijn met Isis of zelfs maar een broertje van haar.

Isis is wederom een godsfiguur waarbij de goddelijke krachten tot uitdrukking komen zoals de mens deze visualiseert – mede aan de hand van zijn ervaringen misschien. Zij is daarom ook een uitdrukking van het menselijk zijn. Alle goden die mensen zich voorstellen, worden door mensen gevormd, maar dan aan de hand van invloeden die vanuit de kosmos op al dan niet materiële wijze op hen inwerken en door hen worden erkend.

Men kan desnoods stellen dat Isis een hoge intelligentie uit de kosmos is zoals deze door mensenogen wordt gezien en uitgebeeld aan de hand van door hen gekende krachten van de natuur.

 Ik wil besluiten met de volgende gedachte:

De maan reflecteert slechts wat niet haar eigen wezen is, doch door haar bestaan maakt zij het in het duister kenbaar. Zo zijn wij: wij bestaan. Onze kracht is niet onze eigen kracht, maar door ons bestaan wordt deze kracht Gods kenbaar. Wij zijn een uiting van de Eeuwige. Slechts in zijn kracht zijn wij sterk.

image_pdf