21 februari 1961
De vorige maal (17-01-1961: Magie in zijn geheel) hebben wij u het een en ander verteld over magie, een onderwerp dat daarmee ongetwijfeld niet is uitgeput, maar ons ook dicht brengt bij de eigen tijd. Want, zoals reeds werd aangestipt, magie is weliswaar als woord in onbruik geraakt, maar ze heeft nog steeds een vaste greep op de mensheid. Men bemerkt dit niet zo, omdat het voor het grotendeel in bijgeloof verscholen zit, ofwel in het gebruik van wetenschapjes, niet officieel erkend en die men zichzelf niet toegeeft. Denkt u maar aan de astrologische rubriekjes in vele dag- en weekbladen. Dit is dus iets wat behoort onder het hoofd: ‘De magie’ en is een van de kernpunten geweest onder meer van de Babylonische magie.
De kwestie van deze dagen echter is niet zozeer die oude magie die is overgebleven, als wel een nieuw soort magie. Ik zou dat willen noemen: De magie der gedachte.
Bewust of onbewust maakt men in deze dagen onnoemelijk veel gebruik van bijvoorbeeld semantiek: sleutels, begripssleutels achter woorden verborgen, een onbewust beïnvloeden.
Op gelijksoortige wijze neemt men proeven met bijvoorbeeld projectie, waarbij een kleine regel, die door het oog niet bewust wordt vertaald, een zeer grote invloed kan uitoefenen. Hier wordt wel degelijk gespeeld met waarden die men niet geheel beseft.
In verband met het gebeuren van deze tijd en al wat daaruit voortvloeit, moet juist deze moderne vorm van magie een ogenblik nader worden beschouwd en begrepen.
Op het ogenblik dat de mens wordt beïnvloed, zonder dat hij hiervan redelijk bewust is, zal de totale beïnvloeding niet alleen in de hersenen achterblijven, maar zij zal tevens die delen van zijn wezen beïnvloedden die wij “geest” noemen.
Een invloed dus kan reiken tot een geestelijke wereld, zonder dat u er zich van bewust bent ze te hebben ondergaan. Helaas gebruikt men op de wereld deze semantiek heel vaak om eigen fouten te verhullen, om opstandige gevoelens te wekken, om de mens kooplust te geven, kortom om hem zuiver materieel te beïnvloeden. Daarbij wordt de nadruk op het materiële zo groot en de haat die dan onredelijk wordt, of de begeerte die eveneens niet meer redelijk blijft, zozeer versterkt, dat er geen sprake kan zijn van een bewust geestelijk leven, of ook maar een bewust ontwikkelen van de geestelijke mogelijkheden die de mens heeft.
Daarbij komt verder de ‘drogreden’ die nogal vaak wordt gebruikt. Ik wil u daar desnoods een paar voorbeelden van noemen die u kunt erkennen:
- De Russen sturen een raket naar Venus, dus is het oorlogspotentieel van de Russen groter dan van enige andere natie. Drogreden: De raket die gebruikt wordt voor deze ruimtevaart is – zelfs zonder adaptie – niet bruikbaar in de stoffelijke dampkring. De nauwkeurigheid van besturing laat aanmerkelijk te wensen over zodra de buiging van de aarde in het geding komt. Dus is de afleiding niet zuiver.
- God heeft ons geschapen. God zegt wat wij moeten doen. Ik weet wat God gezegd heeft, dus moet u mij gehoorzamen. Dit hier is een zeer intricate (=ingewikkelde) drogreden, die overigens niet alleen in het godsdienstige, maar ook op het politieke terrein nogal eens voor pleegt te komen. Het 1e punt is volledig waar. Het 2e punt is conditioneel waar, namelijk wanneer wij streven naar het Lichte, het Goede, zullen wij moeten trachten Gods wil te volbrengen. Het 3e punt is alleen een verklaring die niet bevestigd wordt of ontkend wordt. Wanneer ik zeg dat iets zo is, dan hoeft het daarom nog niet zo te zijn. Wanneer ik u vertel dat u zich hier loom onder de aarde bevindt, dan is dat misschien relatief, vergeleken met een berg, redelijk. Vertel ik u echter dat dit een feitelijke toestand is, dan is dit niet juist. Dientengevolge rijst hier de vraag: Waarom heeft God zijn Wil juist aan deze geopenbaard? En zo Hij dit heeft gedaan, waarom bevestigt Hij dit niet?
Ten laatste. Wanneer men gehoorzaamheid verschuldigd is aan God, impliceert dit niet dat men aan een bepaalde mens gehoorzaamheid schuldig is. Het impliceert slechts dat die bepaalde mens voor sommigen – en niet voor allen – tijdelijk en niet blijvend, de voor hem meest juiste erkenning en weergave van Gods Wil is. Maar hij heeft niet het recht het menselijk leven zelf daarbij dus geheel naar zijn eigen patroon om te buigen.
Beperking van uw mogelijkheden.
U ziet dat deze dingen voorkomen. U heeft ze gelezen, waarschijnlijk in uw dagbladen, in tijdschriften. U komt dergelijke betogen tegen in vlugschriften, brochures, boekwerken, ja, zelfs in studiepublicaties van zeer geleerde heren. Wat gebeurt hier? Door de drogreden, de suggestie die de bewustzijnsgrens ontduikt, wordt uw gehele wezen beperkt in zijn mogelijkheden en dus ook sterk geconditioneerd. Daardoor wordt uw vrijheid van wil aanmerkelijk beperkt, uw mogelijkheid tot geestelijke bewustwording afgeremd, wordt u tevens nog de ontwikkeling van de begaafdheden – die u misschien eigen zijn – onmogelijk gemaakt bijvoorbeeld door een verbodsbepaling, door een suggestie en wat nog meer moge zijn.
Indien u aan deze, ik zou haast willen zeggen “zwarte magie” van de moderne tijd onderworpen bent, zo bestaat daartegen slechts één afweermiddel. Dit afweermiddel is u ongetwijfeld bekend: het heet zelfkennis.
Nu is het niet prettig om jezelf te kennen zoals je bent. De doorsnee mens ontwijkt bepaalde feiten omtrent zijn eigen persoonlijkheid. Hij wil deze niet toegeven. Zij zijn bijvoorbeeld in strijd met het milieu waarin hij leeft, de mores van de gemeenschap, de kwaliteiten misschien die hij gaarne zou willen bezitten en er zijn nog onnoemelijk veel andere redenen eveneens te noemen.
Hoofdindeling tot zelfkennis.
Wat doen wij om die zelfkennis te verhogen?
In de 1e plaats: Wij trachten voor onszelf te beseffen tot welk type van karakter wij behoren, en wij houden ons daarbij aan een zeer globale indeling. Wij moeten namelijk weten of wij zogenaamd:
- flegmatisch, of afwachtend zijn
- sanguinisch, of nogal warmbloedig ofwel
- cholerisch, woedetemperament dus.
- Melancholie is eveneens een eigenschap die echter onvermengd zo zelden voorkomt dat ik ze liever niet bespreek, terwijl bovendien de volledige melancholieker door het kennen van zijn eigen feilen ten hoogste melancholischer zou worden, dat is niet de bedoeling.
Heeft u voor uzelf uitgemaakt tot welk van die typen u behoort? En dat kunt u eenvoudig doen door u af te vragen, wanneer er een toestand ontstaat die u niet voorzien hebt:
- Ben ik dan in staat om af te wachten, redelijk te overleggen, eerst te handelen en pas daarna mijn emoties de vrije loop te laten? Dan wel:
- Voel ik mij door emotie gegrepen en zal ik door mijn impulsen tot een reeks handelingen worden verleid vóór ik eigenlijk verder de toestand bezie? Ofwel:
- Barst ik uit in woede, werk ik mijzelf op totdat ik driftig word en ga ik in verzet tegen het onvoorziene, onoverlegd en onoordeelkundig handelend?
Heeft u die vragen beantwoord, eerlijk natuurlijk, dan heeft u voor uzelf een hoofdindeling gekregen. Dan moet u zich verder nog iets gaan afvragen natuurlijk, en het 1e punt is dan wel:
- In hoeverre kan mijn geest in de stof werkzaam zijn en zo zij dit is: wat is haar feitelijke invloed? Dan stellen wij hier, in de 1e plaats: de geest komt op aarde om te leren. Haar volmaakte bereikingen zal zij dus niet zo sterk in die stof afdrukken als juist haar problemen. Wanneer wij nu uit de geest gedreven worden – buiten onze eigen wil en vermogen om haast – tot een reeks van ervaringen, zo impliceert dit dat dit voor onze bewustwording noodzakelijk is. Ons verzetten tegen het onvermijdelijke is niet alleen een verspilling van krachten, maar in vele gevallen tevens een verzet tegen waarden en invloeden die voor ons geestelijk noodzakelijk zijn. Zo kan een dergelijk verzet onze bewustwording aanmerkelijk belemmeren, beperken of tot stilstand dwingen.
- Dan vraag je je af: in hoeverre kan daar bijvoorbeeld karma mee verbonden zijn, dus het uitboeten van schuld uit het verleden?
Volgens de gangbare opvattingen zou dit in elk leven overheersend moeten zijn. Indien wij echter uitgaan van de feitelijke toestand, zo blijkt dat oorzaak en gevolg, wanneer zij zich over meerdere levens uit zou moeten spreiden, altijd gebonden zullen zijn aan harmonie van wezen. Slechts indien mijn huidig wezen harmonisch is met hetgeen ik in een vroeger leven was, zullen de oorzaken en gevolgen uit dat leven mij volledig bereiken. Waar ik tracht mijzelf te kennen, mijzelf geestelijk te ontwikkelen, zal ik dus hiervan weinig of geen last hebben, waar ik mijzelf immers verhef boven de voorgaande levens van waaruit de sterkste impulsen te verwachten zouden zijn.
Hebben wij zo deze redenering gevolgd, dan kom ik natuurlijk weer terug op die magie.
Indien ik nu enigszins weet wat ikzelf ben, kan ik ook wel nagaan of bepaalde impulsen in mijn leven – bijvoorbeeld een koopbehoefte, een haat, een onredelijkheid, eenzijdigheid van standpunt en dergelijke – mij misschien van buitenaf werden opgelegd.
Realiseer ik mij dit, dan is door de erkenning zelf een einde gekomen aan deze vorm van beïnvloeding, waar zij terug is gekeerd op redelijk en dus beheersbaar niveau.
In de 2e plaats zullen wij zeggen: Wat voor de Geest noodzakelijk is, zal zeker gebeuren, maar wij hebben geen recht om dit zelf te verwerkelijken, alléén omdat wij menen dat dat geestelijk misschien goed of aangenaam zou zijn. Wij houden ons aan datgene wat, menselijk gezien, stoffelijk gezien, volgens de kennis die wij van onszelf bezitten, redelijk en juist is.
Dan kan ik dus dit gaan stellen: Waar een groot gedeelte van de moderne magie gericht is op de gedachtewereld van de mens en wel speciaal op het onderbewuste van de mens, zo zal een mens moeten trachten een invloed te scheppen die eveneens ditzelfde bereikt. Wij kunnen daarbij dan gebruik maken van een tendens of een systeem dat door de wereld reeds ontwikkeld is. Daarom zullen wij ons afvragen:
Wat is de beste wijze om een medemens te beïnvloeden ten goede, of, wat misschien nog méér kan tellen, een medemens te helpen in zijn moeilijkheden?
Het antwoord is in de 1e plaats: Beheers uw gedachten door u te realiseren dat niemand, maar dan ook niemand kan bepalen hoe u moet leven, buiten de Schepper die u geschapen heeft. In de 2e plaats: Realiseer u dat u niet weet welke bedoelingen de Schepper heeft met anderen, laat dus ook deze anderen vrij zo ver u kunt.
Denk echter steeds zo goed en zo intens als het u mogelijk is aan hetgeen voor u goed is.
Probeer gedachten van naastenliefde, dienstbaarheid en dergelijke regelmatig in de wereld uit te dragen met gedachten en natuurlijk ook daden. Ook wanneer dit niet een direct resultaat geeft, wordt daardoor toch een invloed geschapen die uw medemens onbewust opneemt. Hij zal dus onbewust in deze richting moeten denken of handelen en zal zich daartegen misschien wel fel verzetten maar zal zich, waar hij de oorzaak van zijn emoties en gevoelens niet kent, niet verzetten tot het einde toe. Slechts indien hij de beïnvloeding veronderstelt kan hij ze uitschakelen.
Wanneer ik nu nog herinner aan hetgeen wij laatst hebben besproken, dan is daarbij ongetwijfeld ook de waarde van het geluid, de incantatievorm en dergelijke naar voren gebracht.
Maar, vrienden, waar u voor auditieve invloeden over het algemeen onbeheerst open bent en zo ook anderen onbeheerst open zijn daarvoor, zal het mogelijk blijken door een niet kenbare vorm van incantatie – die gebaseerd is op het doorleven van hetgeen je zegt – anderen te helpen en ook wederom te beïnvloeden in de richting van hetgeen voor u goed is. U kunt deze beïnvloedingen echter nooit baseren op onredelijke feiten. Er moet een zekere logica aanwezig zijn. In de 2e plaats: Hetgeen u aan een ander zo oplegt, moet met diens wezen in overeenstemming zijn. Dat behoeft u niet te bepalen, want datgene wat in eigen wezen niet past, zal de ander vanzelf verwerpen. Het gebruik van het woord is niet – uitdrukkelijk niet – afhankelijk van voordracht. Een voordracht betekent het uitbuiten van elk woord, elk woord zijn waarde geven als het ware.
Een spreken echter dat van het gevoel uitgaat, is niet aan voordrachtswijze gebonden. Een droge opsomming van feiten kan in een dergelijk geval even interessant, even boeiend, ja, even ontroerend zijn als de beste voordracht en vaak méér dan de voordracht in u voorstellingen wekken. De keuze van woorden speelt daar natuurlijk mee een rol. Maar het belangrijkste is hierbij dat u zich laat leiden door uw eigen innerlijke behoefte tot uitdrukken. Dus zoek geen mooie woorden, probeer niet om een mooie, zuivere taal te spreken, maar probeer eenvoudig wat in uw hart leeft zo intens mogelijk te beleven, zo intens mogelijk uit te drukken. U zult ontdekken dat u daardoor alleen aan anderen de ondergrond van uw woorden overbrengt.
Waar mensen in nood zijn, bijvoorbeeld onrustig zijn, waar mensen in verwarring verkeren, of zelfs tot op zekere hoogte ziek zijn, vooral wanneer dat met de zenuwen te maken heeft, kan een dergelijke beïnvloeding onnoemelijk veel goed doen. Schaden kan zij nooit.
Beïnvloeding van het milieu.
Nu heb ik ook nog opgemerkt dat u dus wordt terug gehouden van het gebruik van bepaalde geestelijke gaven die u feitelijk zou bezitten en wel weer door die speciale beïnvloeding die vanuit het milieu op u toestroomt. Ik kan u daar voorbeelden genoeg van geven:
Iemand die zegt dat hij helderziende is, is gek. Heeft u dat nog nooit gehoord? Een bekend gezegde: Een medium is gek, deugt niet of is van de duivel bezeten. Een mens die zich onttrekt aan de algemene regels van gedrag is geen heer, geen dame enzovoort. Iemand die zich anders kleedt dan anderen is een exhibitionist.
Ik kan zo verder gaan. Zijn deze feiten waar? Neen, ze zijn alleen maatschappelijk waar. Maar u laat zich door die maatschappelijke waarheid vaak dwingen om gaven die u hebt te vrezen in plaats van te ontwikkelen. Indien u de gaven wilt ontwikkelen en dus niet vreest deze anders te gaan interpreteren, opdat zij in overeenstemming zijn met uw wereldbeeld, want u zult geneigd zijn uw eigen gedrag niet te richten naar de werkelijk innerlijke en vooral geestelijke behoeften die in u bestaan, maar naar hetgeen “men” van u pleegt te verwachten. In uw kleding bijvoorbeeld zult u zich aanpassen, niet aan hetgeen voor u prettig, mooi en passend is, maar aan hetgeen “men” decreteert dat goede toon is. Begrijpt u wat ik hier wil zeggen?
Door die invloed van buitenaf, deze magie, wordt u misvormd. Wanneer u, zonder daarbij rekening te houden met uw werkelijke mogelijkheden, binnen een dergelijke beslotenheid – want het is een soort gevangenis waarin u leeft – dan toch uw gaven gaat ontwikkelen, zo zult u dit heel vaak verkeerd doen. U zult niet beseffen waar het eigenlijk wel op aankomt en wat niet van belang is. De nadruk gaat verkeerd liggen. Zelfkennis is dus wel een noodzaak!
Ga nu uit van de volgende stellingen:
- In de 1e plaats: God heeft mij geschapen. Ik aanvaard deze God met heel mijn hart en mijn wezen.
- Ten 2e: Ik erken in deze God de liefdevolle Vader, de rechtvaardige rechter, maar ook de Kracht die in alle dingen zich beweegt en zich in alle dingen uit.
- Ten 3e: Het is voor mij niet noodzakelijk iets te zijn buiten datgene wat God in mij gelegd heeft. Niets kan voor mij goed zijn buiten datgene wat mij nader brengt tot God. Niets kan voor mij slecht zijn, tenzij het mij van mijn God afwendt en verwijdert.
Hebt u deze stellingen gebruikt dan komen er een paar, die hebben minder met God te maken, maar ze zijn ook belangrijk:
- 1e: Alle systemen van mensen zijn beperkt door het menselijk denken, het menselijk voorstellingsvermogen en de behoefte van de mens tot indeling in groepen en vakken. Dus zal geen enkele menselijke voorstelling, theorie of redenering volledig en blijvend waar zijn.
- 2e: Die Kracht die in mij leeft is wél volledig waar, zij gaat dus boven de stellingen die ik ken.
- 3e: De Kracht die in mij is, is rond mij aanwezig en kan als zodanig geuit worden of erkend worden. Waar ik in mij een Goddelijke Kracht of werking erken, zal deze in elk wezen, ja, elk voorwerp, elke molecule desnoods waarin ik God eveneens erken tot uiting komen, tenzij dit strijdig is met de Goddelijke Rechtvaardigheid of de Goddelijke Liefde.
Wanneer u die punten hebt verwerkt, dan komt u tot de conclusie dat u heel wat vrijer staat in de wereld, dat u een beïnvloeding van buitenaf afwijst om daarvoor in de plaats te zoeken naar innerlijke Kracht, naar een innerlijke waarheid. U gaat leven volgens uw eigen besef van een Goddelijke Wil, kosmische waarheid en eeuwige Kracht.
Op het moment dat u dit gaat doen, gelden dan nog de volgende punten:
- Alle dingen zijn waar in God, maar niet zoals wij ze aanschouwen, omdat wij ze slechts ten dele kennen.
- In mij is het vermogen gelegd om de waarheid, zoals zij in God bestaat, te leren kennen.
- Door in mijzelf het Goddelijke te zoeken, zullen mij vanuit het Goddelijke alle Krachten en vermogens gegeven worden die noodzakelijk zijn voor het erkennen van de waarheid en het manifesteren van die waarheid aan anderen volgens Gods wil.
Wanneer ik in mijn eigen leven en denken zo wáár ben als ik maar kan, zullen alle remmingen wegvallen die in mij geestelijke gaven en krachten hebben teruggedrongen. Ik behoef deze krachten en gaven niet bewust te gaan ontwikkelen en voort te brengen, maar zal het beginsel daarvan in een spontane uiting kunnen constateren. Heb ik dit geconstateerd, zo kan ik van daaruit verder bouwen en komen tot een beheersing volgens mijn eigen wezen en vermogen. Dit nu is natuurlijk weer belangrijker voor u dan het voorgaande; maar zonder het voorgaande is het niet mogelijk tot deze stellingen te komen.
Wanneer u nu uitgaat van het feit dat de doorsnee mens psychisch beschikt over gaven – en zeker in deze tijd – die hem tot op zekere hoogte telepathisch gevoelig maken, die hem – zo hij een ogenblik in zichzelf kan keren – gevoelig maken voor andere wezens dan stoffelijke en vooral in overeenstemming met hetgeen hij zoekt; wanneer ik dan daarnaast stel dat alle levenskrachten in elke mens niet alleen aanwezig zijn, maar voortdurend kunnen worden aangevuld indien hij openstaat zonder angst, bezwaar of haat voor deze kracht, dan hebt u daar het omvattend beeld van een mens die naar volmaking streeft, maar deze ook innerlijk verwerkelijkt.
Werkend met de middelen die deze tijd geeft, zullen natuurlijk buiten u vele anderen trachten de mensheid tot een groter bewustzijn te brengen en nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken. Deze allen werken op verschillende niveaus, verschillende vlakken.
Een vlak van bewustzijn kan verschillen van het laagst stoffelijke tot het hoogst geestelijke.
Er is, wanneer de Wil van de Schepper hierdoor wordt vervuld, onzerzijds geen enkele reden om tussen deze Krachten en hun uitingen onderscheid te maken. Wij begrijpen echter wel – naar ik hoop althans – dat juist ons eigen geestelijk niveau zal bepalen welke krachten voor ons het meest kenbaar, de sterkst sprekende zullen zijn.
Er is hier een kwestie van harmonie. De kracht waarmee ik in harmonie ben zal elke werking in mijn wezen sterk doen vibreren en spreken. De Kracht waarmee ik niet harmonisch ben zal mij ten hoogste oppervlakkig aanroeren en zeker in mijzelf geen antwoord wekken. Dit is zeer belangrijk. Er zijn dus zeer vele mogelijkheden in deze tijd om tot een bewustwording te komen. Elk van die mogelijkheden is gebonden aan het vlak van bewustzijn waarop u zich beweegt.
Dan moeten wij nog een stap verder gaan, want de mens bestaat – u heeft het duizend keren gehoord, neem ik aan – uit een stoffelijk lichaam, verschillende geestelijke voertuigen die tezamen de geest worden genoemd en de goddelijke levenskracht die wij de Ziel noemen.
Wanneer deze mens volledig ontwikkeld is, zal hij dus al deze vlakken afzonderlijk, geheel harmonisch kunnen beleven. Verder zal hij in zichzelf een synthese tussen deze vlakken tot stand brengen. Het resultaat is dat de mens komt tot een leven waarbij zijn stoffelijk bestaan: volkomen redelijk, volkomen reëel en realistisch en zijn geestelijk bestaan: met alles wat er aan fantasie en droomwereld desnoods bijzit, aan sferen, aan inwerkingen van geestelijke meesters en krachten, plus de Goddelijke Waarheid die zich in hem openbaart, tot één geheel wordt.
De mens meent vaak dat het noodzakelijk is om een soort eeuwige kringloop af te leggen, gaande vanuit de lage wereld tot de sferen, tot het Goddelijke en vandaar weer naar beneden en verder. Maar het is niet de bedoeling dat hij die weg aflegt. Hij moet deze weg worden. Je moet dus in jezelf de verbinding worden tussen stof en geest en God en omgekeerd: De openbaring van de Goddelijke Kracht in alle sferen van geest en stof. Dat is uw wezen.
Door nu in deze dagen te gaan werken met de kracht van gedachten, daarbij gesteund door die vele anderen die – vaak meer bewust dan uzelf – ook aan deze werkzaamheden deelnemen, zou u mijns inziens juist op psychisch, op psychologisch gebied ook zeer snelle, grote ontwikkelingen en bewustwording kunnen verwachten.
Het zou misschien wenselijk zijn daaraan de mogelijkheid tot oefening te verbinden, maar daarover beschikken wij althans op het ogenblik helaas niet. Ik kan dus alleen maar u de theorie voorleggen en vanuit deze – voor u misschien wat droge of zware materie – wil ik dan trachten over te gaan tot een theoretisch betoog dat wat dichter ligt bij, laten wij zeggen, het prettig praatje.
Laat ons goed beseffen en nu gaan we dus eventjes heel nuchter en logisch redeneren, dat geen enkele vorm van magie, geen enkel gebruik van bovennatuurlijke krachten, ja zelfs geen enkel bewust gebruik van dierlijke krachten mogelijk is, zonder dat het goddelijke hierin een rol speelt. Alle uitingen zijn mede uitingen Gods. Dit is onafhankelijk van een menselijk of een geestelijk oordeel daarover.
Wanneer wij zo logisch redeneren, dan gaan wij verder denken en dan vragen wij ons af: Hoe kunnen wij onszelf dus verbeteren in deze wereld? Want elke magie, die toegepaste psychologie heet enzovoort, is in feite ook een deel van het goddelijk vermogen, nietwaar? Wat goddelijk vermogen is, zal in mij even goed bestaan als buiten mij. Alleen wat buiten mij geuit is, kan in mij zelf beperkt blijven tot potentie, tot mogelijkheid. Dit is geen drogreden, let wel! Het is volkomen waar. Wat buiten mij bestaat is in mij een potentie.
De potentie in mij – dat is nu het belangrijkste – heeft echter geen onmiddellijk stoffelijk beeld, want de potentie van het bewustzijn van de mens ligt op een niet stoffelijk terrein. Dus volgt hieruit vrienden: Alle stoffelijke kennis kan innerlijk en geestelijk verwerkt worden – ook zelfs zonder studie van dat stoffelijk terrein – en wel alleen door het waarnemen van de wereld, het erkennen van God in die wereld en het zoeken naar antwoord op die wereld, dat via de Goddelijke Kracht in ons bewustzijn in ons zelf weerklinkt.
Wij moeten leren om spontaan op die wereld te reageren. Wij mogen in geen geval ingaan tegen, wat ze noemen, onze geaardheid. Op het ogenblik dat de mens dat doet, tegen zijn geaardheid ingaan dus, dan verliest hij hiermee de mogelijkheid om spontaan zijn God te beleven, spontaan aan allerhande krachten deel te hebben, spontaan krachten en gaven tot uiting te brengen.
Wanneer wij in alles wat wij doen echter harmonisch blijven in onszelf, wanneer wij onszelf nooit ook maar iets voorwerpen, onszelf ook maar van iets beschuldigen – waar onze bedoelingen goed waren – en wij volgens ons beste denken en weten hebben gehandeld, zijn wij niet alleen innerlijk harmonisch, maar zullen wij de mogelijkheid eveneens verkrijgen – om zo nodig en indien wenselijk – alle gevolgen uit te wissen van hetgeen – dankzij dit goede bedoelen onzerzijds – is ontstaan. Een belangrijk punt.
Wij kunnen dus alles uitwissen. Wij kunnen het veranderen, zolang het niet – en daar komt weer een heel groot punt – in strijd is met de Goddelijke Werkelijkheid of Wet.
Nu zijn er heel veel dingen op deze wereld die helemaal niets te maken hebben met een Goddelijke Wet en die eerder imaginair zijn dan een deel van de Goddelijke Werkelijkheid. Een groot gedeelte daarvan kunnen wij noemen bijvoorbeeld ‘leed’, maar u kunt het ook noemen ‘sociale verhoudingen’. U kunt het voor een deel noemen ‘politiek, godsdienst’. Deze dingen zijn namelijk niet volledig werkelijk, omdat de menselijke interpretatie daaraan de werkelijkheid ontneemt.
Als u dit nu goed voor ogen stelt, dan zul je dus uitgaan van het standpunt: Niet wat maatschappelijk wenselijk zou zijn, of zelfs vanuit mijn persoonlijke ideeën wenselijk zou zijn, maar alleen hetgeen ik voor mijzelf als noodzakelijk en juist erken, zal ik trachten te verwerkelijken.
Wanneer u nu mediamieke kwaliteiten hebt, om een voorbeeld te noemen, hoe moet u daar dan wat mee doen?
U mag ze niet bewust gaan gebruiken voordat u weet dat u er wat goeds mee doet. Want dan zou je al heel gauw geneigd zijn eigen belangrijkheid, de tekorten die je innerlijk voelt, via mediamieke weg te gaan uiten. En per slot van rekening, gezien de gezagspositie die je dan tijdens zo’n toestand – bijvoorbeeld in trance of inspiratie – bezit, is nou eigenlijk wel een beetje te hoog, neem een te hoge gezagsfunctie aan om nou maar toe te staan dat je daar alleen je eigen onderbewustzijn een beetje gaat uitleven, op misschien één enkele geestelijke impuls na.
Maar, als we die kwaliteiten hebben, kunnen we wat anders doen. Wij kunnen uitgaan van het bewust pogen, dus niet: ik ga nu beginnen met mijzelf daar neer te zetten en nou moet die geest maar eens komen, oh ja, ik voel al wat en dan gaan we alles er maar uitgooien.
Nee, we gaan anders beginnen. Wij gaan beginnen met een werkstuk. Want wat gebeurt er nou? U heeft wel eens gezien, een leerling in een werkplaats nietwaar, die leerling die begint zelf aan een werkstukje. Wanneer hij daar niet helemaal juist mee werkt, of hij zou beter kunnen doen, dan komt zijn meester erbij die wijst hem erop: Kijk hier is een tekortkoming, wanneer je dit zo en zo doet gaat het beter. Of misschien zelfs: Kom laat mij dit voor deze keer nou doen. Dat zou duidelijk zijn.
Wanneer u begint, wanneer u mediamiek begaafd bent vanuit ‘uw eigen bewustzijn’ maar in een volledige ‘overgave’ natuurlijk aan het Goddelijke, zowel de Goddelijke Liefde als de rechtvaardigheid hoor, dus iets te volbrengen, dan zult u ontdekken dat die vreemde capaciteit, dit opvangen van impulsen van hogere sfeer bijvoorbeeld een versterkende werking heeft. U wordt gedragen door andere Krachten, komt tot een prestatie die boven uw eigene uitgaat en daar waar u tekort zou schieten, of waar voor u een normale volbrenging zeer vele moeilijkheden zou brengen, zult u volledig door de Geest worden gesteund.
Ik weet wel dat dit niet in overeenstemming is met de gebruikelijke scholing van mediums, maar het is de meest logische, het is de meest reële. Wanneer wij met zoiets bezig gaan, dan heeft het ook absoluut geen zin om nou maar eens wat moois te gaan zeggen. Nee, we moeten proberen juist iets belangrijks te zeggen. Of het mooi is of niet doet niet ter zake. Wanneer wij iets belangrijks willen zeggen, volgens ons eigen beste weten, ontwikkelen wij het snelst elke mediamieke kwaliteit die er in ons bestaat. Zeker zolang we in de stof zijn.
Ja, dan is er natuurlijk die kwestie van het beïnvloeden van anderen, het helpen van anderen. U kunt moeilijk zeggen, nou ga ik deze of gene mens eens even helpen. Het kan wel op een andere manier, door je eigen Krachten, of Krachten die je aan de Geest ontleend, daarvoor te gebruiken. Maar er bestaat een betere mogelijkheid namelijk deze: U begint in de eerste plaats medegevoel te wekken. Denk erom geen medelijden. Niet met een ander meehuilen omdat hij zo droevig is, maar probeer het probleem aan te voelen. Te denken hoe zou ik zelf daarin handelen? Concentreer daarop totdat je als het ware het gevoel hebt dat je die ander bent en ga dan niet handelen of zo, maar probeer eerst, door een langzaam geven van hulp bijvoorbeeld, in jezelf die eenheid met die ander vollediger te maken.
Hoe vollediger deze psychisch – wel te verstaan en niet fysiek – psychisch wordt, hoe sterker de werking van uw gedachten, maar ook van alle Levenskracht en Goddelijke Kracht die in u is zich ook binnen de ander manifesteren. Wanneer u die ander kent en daar dus een voorstelling van hebt, wanneer u verder weet wat die ander ongeveer voor zorgen, leed en kwalen enzovoort heeft, dan kunt u dat ook op een afstand doen. Zolang u zich innerlijk één voelt met die ander krijgt u vanzelf een uitwisseling van krachten en harmonie, waarin een grote werking kan worden bereikt.
Wanneer u dit naar uw beste weten en oprecht en eerlijk doet, dan zullen daar nooit schadelijke gevolgen uit kunnen voortvloeien. U kunt dus alleen een ander weinig of veel helpen of – misschien waar de harmonie niet volledig genoeg is of andere invloeden ingrijpen – niet helpen, maar u kunt hem nooit slechter maken.
Wanneer u behoefte hebt aan helderziendheid en alles wat daarbij hoort, wil ik u ook een raad geven: ga niet kijken of u iets ziet, integendeel, negeer zoveel mogelijk wat u ziet. Want in het begin zult u ontdekken dat een helderziende waarneming opzij uit het blikveld weg schijnt te springen, je ziet iets en je ziet het toch niet. Wanneer u leert om niet te kijken, maar als het ware aan te voelen, dan zult u alleen impressies hebben, die kunt u niet als een beeld beschrijven. Wanneer die impressies zo harmonisch zijn met uw wezen dat u daarop antwoorden wilt, doe dit. Doe dit, door een handeling, door een daad, door het concentreren op een bepaald beeld, op een bepaalde gedachte. U zult ontdekken dat niet alleen waarnemen van verschijnselen van minder stoffelijke geaardheid eenvoudiger wordt, steeds concreter wordt, maar ook dat u niet laboreert aan onbeheerste helderziendheid. U bent namelijk in staat voor u zelf te zeggen: nu reageer ik niet; en dan reageert u ook werkelijk niet. Ontdekt u dus het verschijnsel in zijn begin, dan kunt u aanschakelen of uitschakelen. Dit is erg belangrijk, want zo blijft u eigen meester, terwijl u toch van de verschijnselen op een minder stoffelijke wereld ten volle profijt kunt trekken wanneer dit noodzakelijk is.
Inspiratie.
Er zijn mensen die verwachten inspiratie als iets wat komt alleen door werken. In vele gevallen falen ze. In andere gevallen zien we dat de mensen inspiratie zien als iets wat je zo ineens maar krijgt en dan gebeurt dat wel en dat komt dan wel in orde, dat is niet waar! Wat wij inspiratie noemen is het ontstaan van een harmonische toestand tussen het ‘ik’ en een andere persoonlijkheid. Waar die leeft, waar hij bestaat en hoe hij bestaat, wanneer hij bestaat doet niet ter zake. Wanneer ik mij in kan leven in een bepaald gedachtebeeld en dat gedachtebeeld zo positief mogelijk richt, dan kan ik van daaruit de inspiratie krijgen.
Dus wanneer ik begin te werken, zal het beeld dat ik zo sterk in mij heb gevormd, eerst haast onderbewust – maar langzaam maar zeker – het ‘ik’ dragend tot een beter en hoger presteren voeren. Denk niet dat dat in één keer gaat natuurlijk. Al deze mogelijkheden tot ontwikkeling die ik u hier geef zijn mogelijkheden die langzaam verworven worden.
Wen u af om overgevoelig te zijn. Ik weet wel dat het erg onplezierig is wanneer anderen een slecht humeur hebben, wanneer het weer juist niet zonnig is, terwijl u zó naar zon haakt. Het is niet plezierig om rustig te blijven zitten, terwijl het lijkt of u veel beter zou zijn als u druk zou zijn. Dergelijke overgevoeligheid moeten we terzijde zetten.
Overgevoeligheid op elk terrein is negatief ten opzichte van beheerst gebruik van geestelijke gaven. Al hetgeen ik u heb gezegd kan althans voor een groot gedeelte worden afgeleid uit de psychologie en de dieptepsychologie. Het is logisch en hanteerbaar. Het vraagt in zijn conclusies onderzoek, het onderzoek is aan u.
Dan wil ik nog even rustig gaan praten over wat in u leeft. U bent nu mens, nietwaar, stofmens. Maar dat betekent dat alles wat mens geweest is ergens in u toch mee voort bestaat. Ze zeggen wel eens als een grapje: “Wij zijn allen familie van elkaar via Adam en Eva”, maar daar is iets waars aan. Het geloof, het denken van de mens, zijn gewoonten, zijn angsten, zijn begeerten, door die ongetelde eeuwen heen met hetgeen allemaal op deze wereld bestaat, hebben uw stoffelijk voertuig gevormd misschien. U kunt u er niet mee afmaken door te zeggen: “Nou ja, we zijn toch geen apen meer”. Hetgeen in de jonge jaren overigens nog te betwijfelen valt. U moet zeggen: “Ik ben voortgekomen uit die mensheid, als gevolg zullen in mij stoffelijk alle feilen, hiaten maar ook goede eigenschappen liggen die dat ras als geheel ontwikkeld heeft.” Misschien dat dit tevens uw zelfkennis enigszins ten goede komt wanneer we dat zo even proberen uit te werken.
De mens vroeger was een wezen dat leefde tussen vreugde – paradijs zo u wilt – en angst. In de paradijsmythe wordt dit onder meer door het verbod voorgesteld en in andere legenden vinden we dat als een ingrijpen van bepaalde goden, het werken van demonen en wat er verder bij hoort. De mensheid heeft dit namelijk in zijn legenden, zijn sprookjes nog wel bewaard. Die mens leefde hoofdzakelijk dus uit zijn lichaam, zijn lichamelijke krachten. Daardoor is hij meer dan normaal de nadruk gaan leggen op het lichamelijke. Het gevolg is dat lichamelijke acties, reacties, lichamelijke werkingen van buitenaf ondergaan, de daarop volgende reactie wederom voor de mens van groter belang schijnen te zijn dan op zich belangrijke geestelijke invloeden.
Hij heeft dit uit zijn voorouders als het ware geërfd. De vroege mens was niet in staat om vele dingen te verklaren, maar had de behoefte om alles te verklaren. Wat hij niet verklaren kon, op enigerlei wijze, trachtte hij te ontkennen. Deze mentaliteit is materieel, ze behoort tot de hersenen. Zij geeft aan elke mens – heden ten dage nog – bepaalde denksporen, dus reeksen van hersencellen waardoor bijzonder snel dergelijke verbindingen en associaties tot stand komen. U gelooft iets, u aanvaardt iets heel vaak, niet omdat u meent dat het zo is, maar omdat het een uitweg betekent voor een probleem, een verklaring waardoor uw eigen gevoel van minderwaardigheid zou slinken, ofwel een mogelijkheid om alweer de verantwoording op anderen af te wenden.
Het klinkt natuurlijk niet prettig, maar het is zo. Begrijp goed, deze dingen zijn bij u veel verfijnder dan bij de primaire mens. Maar die grondslagen zijn er, dus u bent geneigd vaak in deze richtingen te handelen en te denken. Dat is instinkt. Dan zien we verder dat de mens vroeger zichzelf vernederd achtte, wanneer hij moest toegeven ergens verkeerd gehandeld te hebben of wanneer hij moest toegeven dat iets zijn schuld was. Vandaar dat wij in het begin zoveel van die kwaadaardige demonen en geesten tegenkomen. Vandaar dat de mens zich tegen dergelijke demonen en geesten wilde behoeden door op voortekenen te letten. De Oeigoeren hebben een groot gedeelte oorspronkelijk aan deze behoefte juist hun aanzien te danken.
Redeneer nu eens zo: wanneer ik ga zoeken naar voortekenen, in plaats van iets te aanvaarden, dan geef ik voor mijzelf toe dat daarin een schuld zit die ik voor mijzelf tracht weg te vagen. Klinkt misschien pijnlijk, maar dat schuldbegrip zal vaak minder groot zijn en minder belangrijk dan de hele poging tot verklaring, tot ombouwen als het ware van de werkelijkheid. Het zal u helpen om een beheersing door dergelijke menselijk natuurlijke instincten te voorkomen en uw denken dus redelijker, reëler en vooral ook geestelijk levendiger te maken. Dan hoort u verder nog dat de oude mens in vele gevallen wonderlijke prestaties wist te volbrengen. Ik wijs u hier bijvoorbeeld op wat ik heb gezegd over de wetenschappen die uit de magie zijn gegroeid. Denkt u eens aan de medische wetenschap in Egypte bijvoorbeeld. Begrijp wel dat de praktijk van het onstoffelijke, in verbinding met het stoffelijke – ofschoon onbewijsbaar – resultaten brengt die reëel mogen worden geacht; aan de boom kent men de vruchten.
Wanneer uw streven naar een bepaald werk van geestelijk belang bijvoorbeeld, of een van de door mij van tevoren behandelde gaven en het gebruik daarvan, geen werkelijke vruchten oplevert – let wel ik zeg niet ‘blijvende’ vruchten, maar geen werkelijke vruchten, dus kenbare prestaties – is het op de duur beter die dingen terzijde te stellen. Gebeurt dat namelijk niet, dan gaat u er een sprookjeswereld van maken en dat is spijtig. Dat voert altijd tot ontgoocheling.
Voor zelfkennis hebt u voorlopig voldoende gekregen, want als u de helft doet van hetgeen ik u heb aanbevolen, dan denk ik niet alleen dat u een jaartje werk hebt, misschien wel meer, maar ook dat veel van hetgeen ik nu nog zou zeggen overbodig is geworden.
Voor mijzelf, dus als entiteit met een bestaan dat niet meer stoffelijk is, heb ik natuurlijk ook wat ervaringen opgedaan. En laat me nu uit die ervaringen dan het slotstuk kiezen van mijn betoog.
Ik heb geleerd dat elk vooruitzien slechts geconditioneerd werkelijk kan zijn. Het is mij mogelijk om alles wat mijzelf innerlijk betreft vooruit vast te leggen en te volvoeren. Het is mij mogelijk een deel van de werkelijkheid buiten mij vooraf te voorzien en aan te voelen en zelfs daar – zij het beperkte – wijzigingen in aan te brengen. Maar ik kan nooit de volledige werkelijkheid buiten mij overzien, zolang ik in het begrip van de tijd zit. U zult zeggen wat heeft dat met het voorgaande te maken?
Wel vrienden, u heeft op het ogenblik zo allerhande wetenschappen. Ik denk hier aan statistieken en dergelijke berekeningen van gemiddelde vermogens, berekeningen, schattingen van toe- en afnamen, enzovoort, die tot doel hebben de toekomst te voorzien.
U in uw eigen leventje zult ongetwijfeld u daar enigszins door laten leiden. Mag ik u de volgende raad geven, zo vanuit mijn praktijk dus: Maak je vaste voornemens alleen – laten we zeggen – voor morgen, waar je ze kunt overzien. Stel een mogelijk plan op, desnoods voor tien jaar, maar wees bereid elke dag daaraan iets te wijzigen. Plannen op lange termijn moeten steeds dag na dag overzien en gewijzigd worden. Het blijkt wel uiteindelijk dat er niets van overblijft, maar je hebt in ieder geval het plezier gehad het plan te maken en je bent door dit proces je van het uiteindelijk streven en het doel, evenals van mogelijke bereikingen, volledig bewust geworden.
Dan heb ik ook nog ontdekt dat heel veel mensen zeggen: “Ja, maar wij moeten toch weten!” Daarmee bedoelen ze: wij zien dat als onze aansprakelijkheid, onze taak, dus wij moeten weten. Ik kan daar vanuit mijn praktijk alleen dit op antwoorden: Ik heb heel vaak als het ware mijzelf bereid gesteld om ergens een lezing te gaan geven en dan kwam er toch juist een andere taak die voornamer was. Ik heb dat altijd met vreugde gedaan en nimmer met spijt. Ik weet namelijk dat ik zo het meest intens, het meest gelukkig en het meest één met mijn God kan leven. Probeer dat ook.
Wanneer u wilt studeren, in geestelijk opzicht bijvoorbeeld, kan ik me voorstellen dat u zich zorgen gaat maken over bronnen en dergelijke. Mijn typische ervaring is dit geweest: Wanneer voor mij een ogenblik van stilstand was aangebroken, dat ik niet meer wist hoe ik verder moest gaan, dan was er een tijd van rust. Vreemd genoeg werden dan ook mijn vroegere bezigheden sterk onderbroken of beperkt. Wanneer ik er toe kwam dit te aanvaarden, dan voelde ik langzaam een nieuwe invloed op mij afkomen en stel u mijn verbazing dan meestal weer voor: het was precies wat ik nodig had, niet wat ik had gezocht. Voor u in het leven geldt precies hetzelfde. U kunt nu in het leven wel alle dingen willen doen en alle dingen zoeken, maar ik geloof wel dat datgene wat u nodig hebt, werkelijk nodig hebt volgens uw geestelijk streven en peil, u altijd gegeven zal worden, niet in de vorm die u verlangt en de vorm die u het beste past. En dat kan menigeen een troost zijn.
Ten laatste wil ik u nog iets vertellen over onze manier van planning, dus voor het maken van plannen in de toekomst. Wij gaan uit van dit standpunt: wij stellen ons een bepaald doel. Of we dat bereiken of niet doet er niet toe, het gaat erom dat wij aan dit doel werken. We zijn volkomen bereid dat doel en onze doelstellingen, zo ver deze ons inziens niet uit God voortvloeien, te wijzigen, tijdelijk of voorgoed. In dat programma dat wij opbouwen, houden we natuurlijk rekening met de mensen, dat moeten we doen. Zoals u weet houden we discussieavonden. Die discussie gaat over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld ‘Levende Sterren’. Nu kan het voorkomen dat zo’n lezing een jaar tevoren is aangekondigd, op het ogenblik hebben we behoefte aan heel andere materie. Wat doen we dan? We laten het hoofd staan, de inhoud wordt ongeveer gevolgd, maar zo gewijzigd dat zij past bij dit hoofd, bij deze tijd. Wij moeten enerzijds met uw lust tot indeling rekening houden, anderzijds met de onmiddellijke behoefte.
Wij werken met, wat wij noemen: de Nieuwe Wereldleraar, Witte Broederschap en zo. Of dat wat voor u betekent of niet, doet niet ter zake, maar het is een Kracht die uit God komt en die zich in deze tijd op de wereld laat openbaren. Wij proberen natuurlijk om deze Kracht zo goed mogelijk te uiten. Wij proberen daarin mee te gaan, in mee te werken. Dat betekent dat we een deel van onze eigen vrijheid opgeven, vrijwillig, we hoeven het niet te doen. Alles wat wij u brengen moet steeds in overeenstemming zijn met wat aan mogelijke opvoeding, openbaring toegelaten is en voor u nog net – naar ons inzicht – bevattelijk genoeg. Misschien onderschatten we u wel eens, misschien meent u dat we u overschatten, doet u dan eens erg uw best, dan valt het misschien nog mee.
Nu ligt de toestand op de wereld zo: U leeft op het ogenblik in een crisisperiode, dat heeft u zelf al aan de lijve ondervonden. Deze periode loopt nog enige tijd, maar ze is eigenlijk maar een aanloopje naar een veel groter crisisjaar, waarin juist geestelijke invloeden tegenover elkaar komen te staan, met misschien wel dezelfde felheid waarmee alle stoffelijks tegenover elkaar is komen te staan. Dat is het beruchte jaar 1963.
Nu is het onze bedoeling niet om u te dwingen een bepaalde positie te kiezen, maar we zouden wel graag zien dat de mens in overeenstemming met zijn ware persoonlijkheid, dus zijn innerlijk contact met God ook, handelt volgens zijn wezen en bestemming. Wij zien daarin de beste redding, de beste weg. Om deze redenen brengen wij leringen en lezingen. Deze leringen zijn niet bedoeld als een aardig lesje, een mooie geestelijke bezigheid. Ze zijn ook niet bedoeld als iets wat u zonder enige weifeling en aarzeling nu maar moet gaan doen. Ze zijn gegeven opdat u ze vanuit uw eigen behoeften, maar met een zo groot mogelijke zelfkennis en een innerlijk streven naar een zo groot mogelijke vrede en harmonie, zo ver ze u aanspreken dus, voor u belangrijk lijken, in de praktijk kunt brengen.
U zult moeten leren uw zenuwkracht niet uit te putten. U zult moeten leren om in plaats van ongeduldig te zijn of iets naar uw wil te willen vormen, steeds meer te aanvaarden wat is, maar daarin uw wezen te vormen.
Wanneer u erin slaagt uw wezen te vormen, dan verknoeit u niet alleen geen levens en zenuwkracht zonder nut – wat vaak gebeurt – maar u vindt onder meer in verband met oorzaak en gevolg of gelijkblijvende velden enzovoort, wetten van harmonie, wetten van evenredigheid een levensbestaan, een vol bestaan. Iets waarin je helemaal jezelf bent. Waarin je niet ziekelijk bent en niet uitgeput of vermoeid of verveeld. Een leven waarin je in staat bent om alles wat uit de wereld op je toe komt te verwerken en jezelf tot iets goeds te maken en zo aan de wereld terug te geven.
Het is voor jezelf het beste. Praat nooit over wat was of over wat had kunnen zijn. Verwerkelijk wat is, zo goed als je kunt, met zo weinig mogelijk protest tegen wat is, maar met een zo sterk mogelijk uiten van hetgeen het sterkst in je leeft.
Als slot wil ik alleen nog dit zeggen:
Wanneer het nodig is, dan zullen wij u natuurlijk gaan vertellen wat wij van plan zijn. Wanneer er iets belangrijks is, dan gaan wij dat zeggen. Voorlopig betekent dat voor u, dat wij nog even op deze basis verder gaan, met overweging van verdere uitbreiding en wat erbij hoort.
Wat betreft de werking in u zelf, dat zult u zelf moeten bepalen, maar ik neem aan dat diegenen onder u die intens en werkelijk geestelijk streven, naast onze eigen groep dus, contact zullen krijgen met groepen van denkers in de stof en in de geest, die hen zullen bijstaan in hun taak, die hen in staat zullen stellen om – zonder daardoor ooit iemand te schaden – in een perfecte uiting en ervaring van de Goddelijke Liefde, hier op aarde vóór te gaan en gelijktijdig bewust te worden in vele werelden van de Geest.
Ik ben ervan overtuigd dat degene die ernstig streeft, dit bereikt in meerdere of in mindere mate. Ik ben blij dat ik er op deze avond, al is het ook zo weinig, iets heb mogen aan bijdragen. Althans u een beetje meer mogelijkheid in die richting heb mogen geven.