30 september 1966
Allereerst herinner ik u eraan, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Denkt dus zelf na. Ons onderwerp voor heden gaf ik, na rijpe overweging, de titel: De marionetten.
Ik had het onderwerp ook wel poppenkast kunnen noemen, maar dat zou gezien de inhoud wat hatelijk geweest zijn. Enfin, u weet allen wat een marionet is: een pop die door draden of stangen wordt bewogen. Een dergelijke pop kan zich bij goede hantering haast als een mens gedragen. Toch is er niets wat door een dergelijke pop zelf wordt bepaald. Er is altijd iemand die voor hem spreekt, er is iemand die al zijn bewegingen dicteert. Het spel met dergelijke poppen is zeer oud. De eerste poppen, die op deze wijze gebruikt werden – al waren hun bewegingsmogelijkheden beperkt – bestonden reeds rond 7000 jaren geleden. U mag nu niet denken, dat dergelijke poppen toen gewoon maar een soort speelgoed waren. In de eerste plaats waren zij daarvoor te duur. Maar de poppen waren in die tijd afbeeldingen van iets belangrijks, een symbool. Dergelijke poppen treffen wij door de gehele oudheid in landen aan: India en China, maar ook bijvoorbeeld in Babylon, Egypte, enzovoorts. Zij speelden daar een rol bij bepaalde religieuze plechtigheden. Men vertoonde bij de tempels of daarin op deze wijze de noodlotsgeschiedenissen van goden en helden. Dit gebeurde dus niet alleen door levende toneelspelers, maar ook wel door middel van poppen. Dit laatste was vooral het geval in bepaalde reizende tabernakels.
Wanneer wij vandaag de dag aan iemand denken die aan een noodlot gebonden is, die zich niet los kan maken van de omstandigheden en zijn gewoonten, dan zeggen wij nog steeds dat hij een marionet, een ledenpop is. Dat ik dit onderwerp aansnijd is in wezen te danken aan een vraag, die men ons in een ander land stelde. Daar werd ons namelijk gezegd: “Wanneer jullie zoveel gaan doen met die Witte Broederschap, kunnen jullie dan niet van staatslieden een soort marionetten maken?” Dat is natuurlijk niet mogelijk. Je kunt van een mens geen ledenpop maken in de zin, dat zijn eigen vermogen en wezen geheel worden uitgeschakeld. Bovendien, zelfs wanneer ik iemand geheel in beslag zou nemen, zo zal er altijd een rest van persoonlijke eigenschappen blijven bestaan. Zou ik toch willen domineren dan zal ik zolang de persoon in kwestie niet vrijwillig meewerkt, een voortdurende oorlog tegen de persoonlijkheid van zo iemand moeten voeren om mij zo als heerser op andermans terrein te kunnen handhaven. Het is dus niet zo heel eenvoudig.
Toch krijg je wel eens de indruk dat mensen, vooral vooraanstaande, wel wat van marionetten weg hebben. Ik stel er prijs op te zeggen, dat wij daaraan geen schuld hebben. Ik wil verder proberen over alles wat met deze vraag samenhangt iets te berde te brengen, wat ook geestelijk gezien, zinnig is. Politiek kun je natuurlijk veel hierover zeggen, maar dat is dan zelden zinnig. Laat ons daarom van de mens uitgaan. De mens heeft, evenals overigens de geest, de behoefte om zich te identificeren. Dit betekent, dat men ergens bij wil horen, dat men iets wil hebben, dat niet alleen in het Ik bestaat of vanuit het Ik bestaat, maar iets van buitenaf, waaraan men zich deel kan voelen. De bron voor deze ervaring kan men zoeken in een kerk, een ideologie, ja ook in een machtspositie.
Wij kunnen hierbij nog een onderscheid maken. Wij kunnen aan de ene kant de mensen stellen die de marionetten worden van regels. Dat zijn de aanhangers van dogma’s, de belijders, die weigeren maar een enkele daad of gedachte te overwegen, die in een andere dan de van oudsher voorgeschreven richting zou voeren. Met deze groep kunnen wij betrekkelijk snel afrekenen. Naarmate de spanningen en pressies in de wereld groter worden, zal het vasthouden aan oude regels en het blijven hanteren van oude wetten en dogma’s moeilijker worden. Deze marionetten roeien zichzelf uit door hun eigen mogelijkheid tot voortbestaan eenvoudigweg alleen stoffelijk te overleven. Zij richten zichzelf dan ten onder, door hun pogen te blijven, wat zij zijn, ondanks het feit dat men daartoe geen mogelijkheid meer heeft.
Gevaarlijker is de tweede soort. Deze marionetten zou ik expansionistische ledepoppen willen noemen. Deze willen namelijk meer worden. Hun hele denken is gericht op groei. Ik kan u voorbeelden daarvan geven. Bijvoorbeeld de burgemeester van een eenvoudig welvarend en gelukkig dorpje. Hij stelt: wij hebben maar 2000 zielen. Hoe meer mensen er in de gemeente wonen, hoe belangrijker deze plaats zal worden en hoe belangrijker ik als burgervader zal zijn. Mijn dorp moet dus groeien. Zo iemand weet het dan waarschijnlijk werkelijk zover te brengen en industrieën aantrekt en het uiteindelijk brengt tot een inwoneraantal van 50.000. Daarmee is hij zelf veel belangrijker geworden. Maar is het dorp nu ook gelukkiger? Zijn daar de mogelijkheden tot geluk en rustig leven aanwezig die er eerder waren? In 9 van de 10 gevallen blijkt daarvan geen sprake meer te zijn. Voor de inwoners nemen de spanningen dagelijks toe en worden de problemen van het leven steeds ingewikkelder. Daaraan echter denkt onze burgervader niet. Zijn plaats – en hijzelf – moeten immers steeds belangrijker worden. Daarom zal hij, zodra de 50.000e inwoner op de gebruikelijke wijze gehuldigd is, al overleggen hoe hij zo snel mogelijk zijn gebied kan uitbreiden, zodat er 1000.000 mensen kunnen wonen.
Zo iemand denkt dus niet meer in termen van geluk, leven, levensgemeenschap, maar in termen van aantallen en belangrijkheid. Natuurlijk klopt dit niet helemaal. Maar er zijn ook mensen die menen belangrijker te zijn, wanneer zij een kwartje fooi geven, dan wanneer zij een dubbeltje fooi geven, terwijl zij niet beseffen dat wat zij aan fooi geven uiteindelijk ook in verband moet staan met het ontvangen dienstbetoon en de gedane bestedingen. Voor ons zijn deze mensen gelijktijdig de gevaarlijkste en de moeilijkste. Wil je zo iemand beheersen, dan kun je dit alleen tot stand brengen door hem belangrijkheid voor te spiegelen en uiteindelijk ook enigszins te geven. Wil men hen leiden, dan zal dat moeten gaan op de bekende wijze van de trekhond die wordt aangespoord door een stukje worst, dat hem aan een zweep wordt voorgehouden, maar nooit zal kunnen inhalen voordat hij het doel bereikt heeft. Misschien zou op deze wijze veel bereikt kunnen worden wanneer het lokaas in dit geval niet ‘macht’ zou moeten heten. Want de hond reageert alleen wanneer hij weet dat hij uiteindelijk het lokaas zal krijgen. En macht is het grote probleem van deze tijd.
Daardoor zijn de geestelijke achtergronden belangrijker en moeten wij een antwoord vinden op de vraag wat dergelijke mensen er toe brengt steeds maar meer en steeds verder te grijpen, zonder in feite werkelijk te leven. Er is een psychologische verklaring: dan kan men zeggen, dat dit mensen zijn die innerlijk van hun eigen betekenis onzeker zijn en daarom zichzelf van hun betekenis trachten te overtuigen door met alle middelen hun betekenis in de ogen van anderen te verhogen. Men kan dan zelfs beweren dat dergelijke mensen innerlijk een gevoel van achteruitgang, van vallen hebben, wanneer zij niet voortdurend meer en beter worden of althans schijnen te worden. Ik meen echter dat hierbij iets fout zit. Daarom zoek ik de verklaring van alle hiermee gepaard gaande problemen allereerst in de geestelijke wereld. Naarmate ik lager sta in bewustwording, zal ik in de sferen te maken hebben met meer gefixeerde vormen, met een meer gedetailleerd en uitgebreid weergegeven wereld dus. Naarmate ik minder in staat ben de uiteindelijke eenheid van de dingen te overzien, zal ik mij meer richten op een veelheid van details.
Ook wanneer men als mens op aarde leeft, kan men de essentie van het leven en de dingen zoeken (God zoeken), maar zal men zich evengoed door de veelheid der dingen laten afleiden. Het komt nu voor dat mensen in Zomerland blijven steken, die wel de mogelijkheid hebben tot een verdere bewustwording, maar deze niet kunnen gebruiken door hun neiging, steeds verder en uitgebreider te detailleren. Deze mensen nemen geen genoegen met de vaag aangeduide aanwezigheid van een mogelijke ‘berg in de verten’. Zij moeten er heen, zij willen erop klimmen, willen weten hoe de stenen liggen, of er sneeuw op ligt, of er bomen zijn. Wanneer dergelijke mensen iemand ontmoeten, hebben zij geen oog voor de essentie van die persoonlijkheid, het werkelijke wezen, maar willen zij allereerst een vorm zien. Zelfs nemen zij er geen genoegen meer te weten hoe zo iemand er ongeveer heeft uitgezien, maar zij zouden zelfs de haren op zijn hoofd willen tellen, hem willen bekleden met sierraden en kleding naar staat en tijd. Dergelijke mensen lopen steeds vast. Er komt een ogenblik dat in de veelheid van details het vermogen, de werkelijke samenhangen en noodzaken te erkennen, teloorgaat. Daarmee verliest voor de bewustwording alles zijn betekenis. Men kan dan nog een tijd lang voortleven in een droomwereld en zich voeden met illusies. Uiteindelijk zullen ook deze hen zozeer verwarren, dat zij er afstand van doen en terugkeren naar een lagere wereld waarin zij met minder details, maar ook met minder gemakkelijk in vorm kenbare en beïnvloedbare waarden te doen zullen krijgen. Een van die mogelijkheden is dan een terugkeer naar de stoffelijke wereld.
De marionetten van deze tijd zijn mensen, die aan eenzelfde ziekelijke liefde voor details en perfectie lijden. Zij zien niet meer in dat het belangrijk is gelukkig te zijn, maar menen dat het veel belangrijker is het geluk nauwkeurig te omschrijven. Zoals zij menen, dat het niet voldoende is om een goede verhouding met anderen te bewerkstelligen, maar deze verhouding in artikelen willen uitdrukken en vastleggen in contracten, traktaten, concordaten, allianties e.d. Dat deze dingen uiteindelijk zonder de persoonlijke banden niet veel meer waard zijn dan het papier waarop zij geschreven zijn, vergeten zij. Zoals zij evenmin schijnen te beseffen, dat hun neiging tot detailleren en stipuleren maar al te vaak voert tot een uitsluiten van de werkelijk belangrijke dingen. Daarvoor hebben deze mensen geen begrip. Zij vechten over vraagstukken, die in wezen belachelijk schijnen, wanneer je er even over nadenkt, alsof het heil van de wereld ervan afhangt en gaan aan levensgewichtige vragen voorbij. Ik wil u ook hiervan een klein voorbeeld geven. Daarbij zal ik teruggrijpen op de herinneringen van het medium en anderen die in de laatste dagen de kranten gelezen hebben.
In Nederland wordt een voorstel, de beruchte pil via de ziekenfondsen te doen verstrekken, afgewezen. Want, zo roept men uit, dit kost 20.000.000 gulden. Daarbij spreekt men er niet over, dat men voor komende geslachten reeds nu arbeidsplaatsen aan het scheppen is, die voor een gemiddelde arbeider een investering vergen tussen de fl. 200.000 en 800.000. Deze kosten zullen nog wel oplopen. Laat ons daarom aannemen, dat over langere tijd de gemiddelde kosten van een plaats in het productieproces per persoon fl. 50.000 zal kosten. Hoeveel keren gaat 50.000 in 20.000.000? Juist: 400 maal. Dus wanneer 400 kinderen, die toch al ongewenst zijn, niet geboren zouden worden door de verstrekking per jaar, zal daarvoor geen opvoeding en plaats in de maatschappij nodig zijn. Indien men het voorstel op grond van ethische bezwaren zou hebben verworpen, zo zou ik menen, dat dit niet verstandig is, maar begrijpelijk. Gebruikt men geld echter als argument, dan kan ik daarin niet meegaan daar een beperking, hoe klein ook, van bevolkingsgroei een zeer grote winst betekent voor de gemeenschap. Daar men het genoemde bedrag kan sparen door investeringen af te remmen, waarvoor men op het ogenblik buitenlandse arbeiders nodig heeft. Zo lijkt mij het argument, dat de uitgaven prohibitief zijn, overdreven.
Maar de mensen die daar iets over te zeggen hebben, redeneren op het ogenblik niet zo. Voor hen is immers niet de algehele ontwikkeling op zich van belang, maar eerder het uitvoeren van bepaalde plannen, passend in bepaalde ideologieën. Zoals voor velen onder de staatslieden en ambtenaren het niet het belangrijkste is hoeveel middelen er beschikbaar zijn, maar de vraag hoe zij over zoveel mogelijk middelen kunnen beschikken om hun eigen onmisbaarheid en belangrijkheid te bewijzen. De mensen beseffen dit misschien zelf niet, maar dit element ligt altijd mede op de achtergrond bij de begrotingsworsteling. Je kunt dan ook wel zeggen, dat dergelijke mensen, zover het de werkelijk geestelijke waarden en waarheden betreft, eigenlijk blind zijn. Zij worden niet geleid door hun gevoel van juistheid en hun innerlijke erkenning, die ook bij hen wel degelijk bestaat, maar door hun behoefte hun uiterlijke taak en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te perfectioneren. Zelfs indien dit strijdig is met alle menselijke waarden die zij in zich dragen.
Wij hebben de mensen al vaak aangeraden hun denken te vereenvoudigen, zij vermijden hierdoor de slaven of marionetten te worden van dode letters en regels. Wanneer ik zeg: er bestaat voor mijn geloof een God en de rest is van geen belang, dan komen van alle kanten de bezwaren. Degenen, die een dergelijk eenvoudig geloof niet voldoende achten, zitten met bestaande waarden. Wat moet men immers met de openbaringen en met de kerk, wanneer een dergelijk eenvoudig aanvaarden voldoende is nietwaar… Zeg ik, dat vele kerkgebouwen overbodig zijn, en stel ik, dat Jezus met zijn volgelingen ook steeds samenkwam waar het toevallig zo uitkwam, dan roept men onmiddellijk uit: Ja, vroeger kon dat, maar bij ons gelovige mensen kan dit niet en dat wij steeds meer voor de ‘eredienst’ geschikte gebouwen moeten stichten. En zo bouwen zij steeds meer, vaak zeer kostbare, kerkgebouwen. Wij moeten helaas opmerken dat die kerkgebouwen voor minder dan de helft gevuld zijn en daarbij nog slechts enkele uren per week werkelijk in gebruik zijn. Men is echter blind voor het feit dat het geloof niet bepaald wordt door de schoonheid, versiering en nabijheid van een kerk, maar door innerlijke waarde. Men richt zich te veel op de bijzaken en zal zo de hoofdzaak, een werkelijk en praktisch geloof, maar al te vaak geheel vergeten worden.
Wanneer ik te maken krijg met een geest, die zich door het opbouwen van te grote reeksen van details vast dreigt te werken in een bepaalde sfeer en ik die wil helpen, dan is het eerste wat ik hem duidelijk zal trachten te maken dat er een reeks van krachten aanwezig is. Want op de wereld en in de sferen hebben wij met grondwaarden te maken. Of je dit nu kosmische tendensen noemt of er op een andere wijze over spreekt, zij zijn er. Er zijn fluctuaties en ritmen in sfeer en wereld kenbaar, waar je als mens of geest maar weinig aan kunt doen. Daarbij komt dat deze waarden geen leefregels zijn of vaststellingen, maar mogelijkheden tot reageren. In de tweede plaats zal ik zo’n geest trachten duidelijk te maken dat men naarmate men meer tracht te regelen, minder aandacht en waarlijk juiste erkenning zal vinden voor de hoofdzaken van dit bestaan. Ik argumenteer ongeveer als volgt:
Je kunt je krachten maar één keer gebruiken. Tracht dus, in plaats het Zomerland te omschrijven, liever iets te zien van de hogere krachten, die zich ook hier kenbaar maken. Probeer niet te leven in een zo goed mogelijk erkende wereld, maar erken eerder alles wat in betrekking staat met hét doel, dat je toch uiteindelijk zegt na te streven. Indien je iets uit, geef dan uiting aan alles wat er werkelijk in je leeft en probeer niet een omschrijving te geven van alles, wat volgens jou het beste gezegd zou kunnen worden onder de uiterlijke omstandigheden, waarbij komt dat je de waarde daarvan voor je werkelijk bestaan nog niet eens kent. Eenvoudig is dit alles niet, zoals u begrijpt. Nu is er op de aarde en in vele sferen, de Witte Broederschap. Deze moet werken met al die geesten en mensen. Zij kan er wel enigen uitschakelen, maar zal daarbij uiteindelijk nog maar weinig kunnen veranderen. Belangrijker is het de mensen, die nog niet geheel tot ledenpoppen van regels en denkbeelden zijn geworden, er op te wijzen en hen langzaam bewust te maken van de discrepanties tussen hun denkbeelden en bestrevingen en de werkelijkheid. Het is belangrijk, die werkelijkheid aan eenieder kenbaar te maken. Er zijn vele punten te noemen. Wil men tot de essentie komen, dan zal men echter moeten vereenvoudigen.
Indien ik door wil dringen tot de kosmos, zo zal ik beginnen met een wereld. Deze wereld kent vele levensvormen, ontelbare mensen, continenten, historische vormen en mogelijkheden. Die wereld reikt voor mij dan van de eenvoudigste holbewoners tot de moderne steden, die haast schijnen te bezwijken onder de last van hun hoge gebouwen. Laat ik die wereld echter achter mij, zelfs indien dit maar enkele honderden kilometers is, zoals de astronauten, dan blijft van dit alles alleen nog maar een vlak in de ruimte over waarop ik wat wolken kan herkennen en met een kijker een stad zie als een donkere plek, terwijl ik, zo ik al wegen kan zien, van het verkeer niet veel meer bemerk. Op de maan is de aarde alleen nog maar een grote schijf die schijngestalten vertoont, zoals de maan op aarde doet. Zou men nog verder gaan, dan blijft er van die gehele eens zo belangrijke wereld niets meer over dan een flauw stipje licht, dat tussen andere stippen al snel verloren gaat. Gaat men verder en verder, dan ziet men uiteindelijk alleen nog kleine punten licht, die in wezen zonnen zijn en gaat men nog verder, dan komt men in een duister, waarin het gehele Al met al zijn sterren nog maar een flauwe schemering is, een wat lichtere plaats in de duisternis, die verdwijnt in de verten. Maar zelfs wanneer ik in het algehele duister verder ga en het eens voor mij zo belangrijke heelal uit het oog verlies, dan blijft het leven. Dan vind ik God nog steeds. Nu niet meer als een diversiteit, een heelal met vele vormen en sterren, maar als een trage en fantastisch sterke polsslag van besef, die in het schijnbaar dode duister voortdurend aanwezig is en mij ontrukt aan de eenzaamheid, waarin ik met mijzelf denk te zijn opgesloten. Daarin vind ik alles terug, wat eens in de veelheid voor mij het Leven uitmaakte.
Dit is de eenvoud van de dingen. Een mens die deze kant uit gaat, vindt een blijvende werkelijkheid. De kern van het Al is het pulseren van het goddelijke leven. Wanneer ik dit leven aanvaard, wanneer ik de goddelijke hartenklop, als ik het zo mag noemen, in mijzelf kan ervaren, dan zijn er geen belangrijke regels en vormen meer die mij kunnen dwingen. Ik ben geen ledenpop. Ik ben bewust deel van het leven en alles wat ik doe is een levende uiting van het bestaan. Gaat men echter weer terug tot de veelheid; eerst terug naar de sterren, waartussen men zich moet oriënteren en vandaar uit weer terug naar de aarde, waarop men steeds meer dingen kan zien, dan vergeet men door de veelheid hoe het werkelijke, onvervalste leven in werkelijkheid was. Hoe meer ik mijn aandacht op de details ga richten en deze belangrijk ga vinden, hoe groter het gevaar is dat ik het werkelijke leven vergeet en weer tot een marionet wordt. Men zou dus kunnen zeggen, dat het tot ledenpop worden in hoofdzaak voortkomt door het verplaatsen van de nadruk in het leven van de innerlijke waarden, innerlijk geluk en leven, naar de uiterlijkheden. Er is geen sprake meer van een beleven van de waarden in het innerlijk als deel van Ik en leven, maar steeds meer van het vorm geven aan de innerlijke waarden, tot zij onveranderlijk en als versteend zijn vastgelegd in een theorie, een stelling, een reeks van wetten.
De gehele wereld waarin u leeft, laboreert aan dit euvel. Misschien wordt dit duidelijker, wanneer wij eens wat teruggaan in de historie. Toen men reizend met die poppen en beelden overal de verhalen van goden en helden uitbeelden, waren er in dergelijke reizende tempels of tabernakels altijd een paar beelden die de belangrijkste goden weergaven. Dezen waren vaak star. Soms kom men een enkel deel daarvan wel doen bewegen zoals bijvoorbeeld de ogen of de kop. Wanneer men in een stad kwam bij een andere tempel, dan ging men in plechtige optocht de ‘verwante goden’ bezoeken. De eigenlijke bezoekers waren dan de starre poppen, die dus maar een enkel bewegelijk element in zich hadden. Men reisde zelfs vaak door het land van godheid tot godheid en zeiden dat de goden elkaar zo bezochten. Elk bezoek verliep met gepast ritueel. Altijd weer waren er priesters aanwezig, die het volk vertelden dat deze ontmoeting der goden ongetwijfeld veel heil zou brengen voor stad en streek, dat hun samenkomen de oplossing zou kunnen betekenen voor vele problemen.
Valt u daarbij niet iets op? Je kunt het ook moderniseren en zeggen: overal zijn gouvernementen. Daarin treffen wij op de hoogste plaatsen mensen die zodanig gefixeerd worden, mede door hun taak, dat in de openbaarheid hun gedrag altijd predicabel is. Het enig bewegelijke aan hen is in wezen hun gelaat, waarmee zij op gepaste wijze kunnen huilen of lachen naar behoeven. Deze mensen reizen van het ene land naar het andere. En wanneer zij ergens komen, worden zij met gepast ceremonieel ontvangen en brengen zij een bezoek aan de soortgelijke starre figuren in het land. En wanneer het bezoek een feit is, staan er altijd weer public relations mensen klaar om plechtig aan het volk te verkondigen, dat deze bezoeken ongetwijfeld veel bij hebben gedragen tot het heil van land, volk en wereld. Indien in het verleden moeilijkheden bestonden, als ziekten, hongersnood, invallen van rovers en vijanden, dan had men in die poppenshows een vreemde gewoonte: er werd een offer gebracht. Er is in elk godendrama wel een ogenblik, waarin voor een van de goden een ogenblik van lijden en sterven dreigt aan te breken. Een ogenblik, dat iemand dus van het bestaan en zijn invloed afstand moest doen. Wanneer er nu nood aan de man was, zo bracht men in het kader van een dergelijk verhaal een offer, door in de plaats van de godheid, die niet vernietigd mocht worden, een betrekkelijk onbelangrijke pop op het kritieke moment aan de ‘gevaren’ bloot te stellen en te vernietigen. Een dergelijke pop werd dan letterlijk in stukken getrokken. Wat betekende dat, zelfs al zou de pop nog deels bruikbaar zijn, deze nooit meer voor de oude figuur gebruikt zou kunnen worden. Er werd dan snel en plechtig een nieuwe pop vervaardigd, die de plaats van de vernietigde pop in kon nemen.
Ook in de moderne poppenwereld zien wij soortgelijke offers. Wanneer het niet goed gaat in het pantheon dan moet er iemand vallen. Binnenkort zal bijvoorbeeld wel een Von Hasse er zo aan gaan. En heeft Nederland niet een enthousiast automobilist, die verdwijnen moest? In Engeland staan ook al mensen op de nominatie, terwijl in Rusland binnenkort minstens drie mensen zullen vallen. En waarom dit alles? Wel, net als in de oudheid brengt men zijn offers, opdat de macht van de goden land en volk verder zal mogen beschermen en deze door de heersende plagen niet zullen worden aangetast. De offers worden gebracht om de gestelde, de bestaande machten aan het bewind te houden. Zo was het toen en zo is het nu. Vroeger gingen met alle legers en alle expedities priesters mee. Men kan nu nog zien dat waar Egyptenaren, en ook de oude joden, stenen groeven of vaak hout gingen kappen, er kleine heiligdommen waren. Deze priesters dienden echter niet alleen als band met de goden, maar in zekere zin ook als afleiding. Zij vertelden verhalen, zij vertoonden een soort poppenshow. Zelfs de orde werd zelden gehandhaafd zonder de goden erbij te betrekken, omdat men door het ingrijpen van de goden eerst zeker was van recht en orde. Het lijkt haast of je een ouderwetse Van Hall dergelijke woorden hoort spreken.
De oude godenwereld was in feite een weergave van het bestel van machten. Wij zien dit in de moderne wereld eveneens, al zijn de namen anders geworden en spreekt men nu niet van de goden, maar van democratie, sociaal recht e.d. en niet meer over Re, Seth e.d. Zoals men niet meer spreekt over de Hathors, maar volstaat met een ‘freule’. Men had en heeft het denkbeeld dat dergelijke dingen steeds weer uiterlijk kenbaar moeten zijn voor het volk. Wat natuurlijk en dat moet men erin proeven, in feite een onmondigheid bij het volk veronderstelt. En ik moet toegeven: dankzij de vertoningen gaat het bijna altijd goed. Toch is het ook wel eens verkeerd gegaan. Bij een expeditie, die ondermeer stèles en dakstukken moest uithouwen voor een tempel in de buurt van Thebe, was een priester die niet tevreden was met het opvoeren van de oude verhalen, maar zijn poppen, pardon goden, liet vertellen hoe de steenhouwers de stenen moesten uithouwen. Het gevolg was, dat tijdens deze expeditie veel mensen het leven verloren, zoveel, dat op de terugtocht zelfs de soldaten slavenarbeid moesten doen, terwijl de producten, die men meebracht van erbarmelijk slechte kwaliteit en afwerking bleken te zijn.
Ik vraag mij af, of je het trekken van parallellen ook hier door moogt zetten. Misschien is het niet geheel eerlijk. Wij moeten geestelijk vrij zijn. Maar hoe kan een mens geestelijk vrij zijn, wanneer hem precies wordt gezegd, hoe en wat hij denken moet? Hoe kan men geestelijk vrij zijn wanneer gezegd wordt, wat goed en verkeerd is, wanneer gezegd wordt, dat wie eens gestolen heeft, altijd een dief is en dat, wat eens kwaad is geweest of gedaan heeft, nooit meer goed kan worden? Indien men zich in de moderne wereld daarop baseert, weet ik niet of er toch geen sprekende gelijkenis bestaat met de ledenpoppen- en godenwereld van eens. Ik zie het zo: wanneer wij in die hartenklop van het goddelijke leven, zo voelen wij in onszelf een mogelijkheid, een taak. Deze mogelijkheid en deze taak zullen wij misschien niet altijd de juiste vorm kunnen geven, maar dat wij naar een mogelijkheid tot beleving en uiting daarvan moeten zoeken is wel zeker. Wij zullen misschien 1000 malen verkeerd grijpen tot wij eindelijk de juiste weg, de juiste methode hebben gevonden, tot wij eindelijk op de juiste wijze leren zijn, wat wij in onszelf als het werkelijke Ik en het werkelijke leven erkennen. En als je dan eenmaal jezelf gevonden hebt, dan mag er volgens mij geen mens zeggen: je hebt al zo veel fouten gemaakt, nu mag je niets doen, want je kunt geen goed meer doen. Wanneer je eerlijk probeert, dit eerlijk stel ik uitdrukkelijk als voorwaarde, de juiste weg te vinden, het goede te doen, mag men je dan verwijten, dat je om de fout, die je eens maakte, nu als mens niet meer deugt? Als iemand in een laboratorium 1000 proeven neemt, die soms zelfs met grote schade mislukken en er slaagt er één uiteindelijk, dan zal iedereen uitroepen: “Dit is een knap chemicus”. Maar als een mens in zijn leven de moed heeft gehad te handelen volgens zijn innerlijk voelen en niet volgens de heersende normen, onverschillig of het resultaat goed was of niet. Zo zal de gemeenschap zeggen, dat zo iemand eenmaal een fout gemaakt heeft en dus nooit meer vertrouwd kan worden, nooit meer als mens geheel zal deugen.
Ik vraag mij af, of men op deze wijze de mens niet ontwaardt tot een ledenpop en hem bindt aan een gedachtewereld, aan een werkmogelijkheid, die veel te eng en benard is. En om even verder te denken, iemand die zo heeft geleefd, volgens de mensen als goed, zal vaak zover verstard zijn en zozeer leren opgaan in kleinigheden, dat hij, zo hij al in Zomerland nog een plaats kan vinden, daar vervlochten geraakt in ‘het juiste gedrag’, de juiste wijze om iets te doen, zodat hij niet verder kan komen. En, wat meer is, eenieder, die anders denkt, reageert, leeft, daar afwijst en vreest als de duivel, als deel van een duistere sfeer. Zo iemand zal zich de mogelijkheid ontnomen zien het werkelijke Licht te aanvaarden. Hij blijft details en regels omschrijven en opsommen, tot de wereld eraan kapot gaat en hij in de verstarring van een wereld, waarin leven in wezen niet meer mogelijk is, terug zal grijpen naar een lagere wereld, desnoods een wereld van duister of de mensenwereld, omdat hij eenvoudig niet leven kan in een Licht, dat steeds nieuwe eisen stelt en steeds nieuwe mogelijkheden schept.
Het indirecte streven van zowel de kapitalistische als de socialistische wereld is het scheppen van een norm-mens. Ik vraag mij af, of veel wat daarbij als goed en sociaal verantwoord wordt gezien in feite niet een soort geestelijke moord is. Neem mij niet kwalijk dat ik dit zo scherp zeg. Maar het eenheidsdenken gaat maar al te vaak als volgt: Russen zijn communisten. Communisten zijn mensen waarmede je niet om moet gaan, daarmee kun je niet praten, die kun je nooit helemaal vertrouwen…. In China leeft men anders dan wij doen. Men doet zoveel gekke dingen. Daarom moet je voor Chinezen uitkijken…. Amerikanen hebben eens veel goed voor ons gedaan, daarom moet je alles blijven doen, zoals de Amerikanen doen en is elke Amerikaan een goed mens. Sommigen gaan daarbij zover, dat zij stellen, dat bv. gevangen gangsters geen echte Amerikanen zijn, maar minderwaardige import-mensen enz.
Moet men dan in die vaste verhoudingen vastgroeien? Omdat iets eens goed was, moet het altijd en voor iedereen goed zijn? Is het in feite niet zo, dat er evenveel goede Russen als goede Amerikanen zijn en is het geen feit, dat de Russische leiders, al mag dat daar misschien niet hardop gezegd worden, evenveel stommiteiten uithalen als de andere leiders in de wereld? Is het niet zo, dat je in elke kerk of men nu katholiek, protestant of anders is, God altijd zal kunnen vinden wanneer de mensen maar eerlijk zijn. Maar dat op het ogenblik dat vertoon en schijnvroomheid de boventoon gaan voeren, men in dezelfde kerken alleen maar kan komen tot zelfbedrog of tot walging? De vrijheid die men nodig heeft om bewust te kunnen leven is daarom nog geen leven zonder enige regel. De jonge mensen, die alle wetten en regels bestrijden, weten zelf ook niet precies wat zij nu wel willen. Zij willen geen ledenpoppen zijn. Dat is een punt in hun voordeel. Zij maken vele fouten en zouden daarvan kunnen leren. Jammerlijk is slechts, dat velen onder hen van hun fouten ook een leefregel maken en van hun fouten geen afstand meer durven doen. En dit, terwijl juist zij zouden kunnen en moeten zoeken naar een vorm van bestaan, waarin zij hun innerlijk leven en de goddelijke kracht in hen waar zouden kunnen maken.
U aanvaardt dit. Maar wat te denken wanneer iemand, het gebeurde niet via dit medium en in dit taalgebied, ons de eis stelt: jullie, die in contact staan met de Broederschap moet nu maar eens ingrijpen en het de mensen onmogelijk maken verkeerd te doen. Dus marionetten maken van de mensen? Indien men van de geest verwacht, dat zij voor de mens zal denken en handelen, dat zij beschermen zal tegen fouten en zelfs tot een soort godsdienstje wordt, een soort persoonlijk godheidje moet worden volgens u, waar blijft dan het eigen aandeel van de mens in het goddelijk ritme, in het goddelijke leven? Doe je als geest dit, dan blijft er niets meer over. Indien dit de enige weg zou zijn om de mensheid voor zichzelf te redden en te beschermen, zo is het beter, dat die mensheid tenonder gaat. Want een mensheid van onvrije ledenpoppen is in wezen een hel. De hel wordt vele malen gebruikt als een soort dreigement: later………. Maar de norm-mens bouwt zichzelf hier en direct een eigen hel. Want wat is een hel? Een plaats van voortdurende frustraties. Alles gaat, zoals het hoort, zonder dat met persoonlijk behoeven rekening wordt gehouden. Er is geen mogelijkheid te doen wat je begeert of noodzakelijk vindt. Je moet gaan zoals je gezegd wordt, niet zoals je zelf dient te gaan. Een wereld, waarin je alleen moogt geloven wat anderen zeggen wat waar is, waarin elke poging tot zelfstandig denken wordt onderdrukt en zelf denken op het verkeerde ogenblik zelfs dodelijk kan zijn, terwijl men op andere ogenblikken eist dat u zelfstandig zult denken (volgens de normen van de groep) en meent dat u zich dan niet beroepen moogt op het gezag, de regel en de gemeenschap, is een hel. Wees eerlijk en zeg mij eens of een wereld waarin men bepaalt voor u wat u wel en niet moogt dragen, waar u wel en wat u wel en niet moogt eten, waar en hoe u zult wonen, werken, zonder dat u zelf het recht hebt uw persoonlijkheid en wensen te laten spreken, geen hel is! En toch gaat het er op uw wereld aardig naar toe.
Ik heb getracht u iets duidelijk te maken dat van groot belang is, al weet ik niet of ik de juiste woorden had. Hard en eenvoudig gezegd komt het hierop neer. Maar aan de hardheid zijn perken gesteld. Indien u verteld wordt dat het belangrijk is dat u vrij leert zijn, heb ik dan het recht u met geweld in te hameren, dat het zo en niet anders moet zijn? Zo ik te veel pressie zou uitoefenen, dan zou ik u in wezen ook uw vrijheid van beslissen en overwegen gaan ontnemen en daarmede (met de beste bedoelingen) dezelfde fout maken als degenen, die ik veroordeel. Ik zou u ook tot mijn ledenpoppen willen maken. De Witte Broederschap mag u niet dwingen. Zelfs om de wereld te redden, mag zij niet zelfs maar de helft der mensen een mogelijkheid tot eigen denken en reageren ontnemen. Indien er mensen zijn die dit van de geest eisen, zo tonen zij hiermede aan de verschrikkelijke kwaal van deze dagen te lijden, die als symptomen toont het afschuiven van verantwoordelijkheid, het beoordelen van het non-conformisme bij anderen.
Overigens, de geschiedenis toont ons dat vele grote volkeren in het verleden ten gronde gingen aan het feit, dat zij zoveel veroverden dat zij niet meer wisten wat eraan te doen. Wij kunnen in de geschiedenis zien dat vele grote rijken op den duur zoveel wetten en regels hadden, dat zij juist daardoor tot verdeeldheid kwamen. Het was niet meer mogelijk alle regels en wetten te respecteren en zo verviel het geheel waarop de macht van die rijken uiteindelijk gebaseerd was. De politie- en stadswetten van bijvoorbeeld Rome waren net zo ingewikkeld en uitgebreid (en zo onpraktisch) als de wetten en regels, die in alle grote steden ter wereld nu gelden. Zelfs de regels waarin de rechten en plichten van de mensen onderling waren vastgelegd, waren veel concreter en ingewikkelder, dan u nu kunt beseffen. Hierdoor kwamen steeds meer mensen buiten de wet te staan en werd de macht van Rome gebroken. Iedereen was zozeer verward in een web van reglementen, dat men ging zeggen, wat kan het mij nog schelen. En zo werd de macht van Rome een soort Halloween masker. Nog even bleven de regels uiterlijk de zaak bijeenhouden, maar al snel was ook dit niet meer aanwezig. Rome ex. Niet alleen Rome is zo ondergegaan. Zo ontstond de ondergang van Babylon met zijn grote tempels, van Nineve met zijn wonderbaarlijke paleizen. Zo is het gegaan met de grootheid van de oude tijden, zo zal het ook in deze dagen gaan. Je moet beginnen met vrij te zijn. Naarmate de mens meer gebonden is, zal hij in feite minder leven.
Het lijkt misschien zeer sociaal, wanneer men alle mensen gelijkschakelt. Maar heeft u zich gerealiseerd wat dit geestelijk gaat betekenen? Stel u voor dat u wilt werken met geestelijke kracht, bijvoorbeeld iemand wilt genezen. Of u wilt zien in de toekomst, prognoses geven, geestelijke krachten doen werken. Dan kan je niet werken volgens regels. Je zult moeten genezen, niet door te willen genezen, alleen maar door de kracht in jezelf te gevoelen. Niet naar redenen, naar hoe en waarom te vragen, maar eenvoudigweg te doen. Stel je de kennis voorop, dat zegt men al snel: ik zie dit nu wel maar zou het ook waar zijn? Zou het passen in de regels van de gemeenschap? Je controleert dan en bereikt daardoor weinig of niets.
Goddelijke kracht is voortdurend aanwezig. Maar zij onderwerpt zich niet aan regels en zo is zij er niet voor een marionet die niet zelf leeft, maar alleen volgens regels en gedachten van anderen kan reageren op die macht en kracht van het goddelijke. De grote gaven van de goddelijke kracht zijn niet te bereiken, wanneer men leeft volgens de regels van de gemeenschap en voor alles regels, wetten en verklaringen hanteert. De goddelijke kracht komt eerst werkelijk tot uiting wanneer de mens alleen durft staan in het duister, alleen met het leven, om zonder vormen en wereld in deze kracht te durven leven en zijn. Zo iemand kan alle sferen overbruggen, zo iemand kan wonderen doen. Zelfs wanneer dit niet het geval is, zo is het zeker dat hij aan zijn waarlijk menselijke bestemming beantwoordt, dat zo iemand eerst werkelijk mens, geest, ziel is, een werkelijk en bewust deel Gods. En als je dit niet kunt zijn, wat blijft er dan nog over? Dan blijft er hoogstens een zinledig spel, met vele vooropgezette en merendeels doelloze regels. Dan blijft een conversatie tussen mens en mens en mens en God, die duizenden woorden omvat, maar waarin niet een enkel begrip kan worden overgedragen.
Daartegen wilde ik waarschuwen. U zult in de komende tijd geneigd zijn uit te roepen dat men daarvoor maar eens moet zorgen, dat men maar eens op moet treden, dat men zal moeten…, wat dan ook. U zult van anderen willen eisen dat zij juister formuleringen geven van staat en godsdienst en beweren dat het zo niet langer meer gaat. Maar dan zult u moeten beseffen, dat dit niet de methode is om iets te bereiken, dat dit eerder een weg is waarlangs men steeds sneller tot een zielloze ledenpop van anderen wordt. Dit is nu eenmaal een tijd, waarin crisisverschijnselen op velerlei gebied tot uiting komen. U kunt deze oplossen, zolang u zelf maar doet. Het is een tijd, waarin de mens innerlijk en godsdienstig in conflict komt. Conflicten die hij op kan lossen, wanneer hij dit zelf doet en niet tracht het aan anderen op te dragen en over te laten. Wie echter daartoe een beroep doet op de machten buiten hem, sterft hierdoor naar de geest en zal in de stof een soort levende automaat worden. Ik ben geen onheilsprofeet en vertel u zeker niet dat u zich binnen een jaar in een crisis zult bevinden die erger is dan in de jaren 28-30. Ofschoon er mogelijkheden en parallellen te vinden zijn. Baden jullie toen niet tot Colijn en hebben jullie nu niet Cals? Beiden mensen die het zo goed weten te zeggen? Ik zeg slechts: de dreiging van en de angst voor crisissen op velerlei terrein neemt hand over hand toe. Leer uw eigen houding te bepalen aan de hand van de kracht die in u is en doe geen beroep op anderen. Want wie maar steeds een beroep blijft doen op alles buiten zich en alles wil zien als een taak, een plicht van de anderen of het andere, zal daarvoor in geest en stof een zware prijs moeten betalen.
Nu moet ik mijn onderwerp gaan besluiten. En dit wil ik doen met de kreet: mens, leef uit de kracht, die in je is. Leef niet volgens regels, leef niet, wat gisteren is geweest, maar leef uit de kracht, die vandaag in je is. Maak waar wat in je leeft. Op die manier leef je ook werkelijk, ben je verbonden met je God, heb je de krachten van die God ook voortdurend bewust in je. Op elke andere wijze dreig je, mens, wat geweten, denken en geest betreft, te verstarren tot je niet veel meer bent dan een ledenpop.
Over de angst (esoterie).
Er was eens iemand, die zich van het kwade op deze wereld zeer bewust was. Vooral wanneer het donker was vermoedde hij achter elke den, in elke hoek, in elke schaduw, de duivel. Zo bang was hij voor deze duivel dat hij, toen hij een keer een doosje vond dat een duveltje in een doosje was, hij meende dat daar zeer wel de echte duivel in kon zitten. Als nieuwsgierig mens, die vooral hetgeen hij vreest uit pleegt te dagen, opende hij het doosje. Toen het gehoornde poppetje naar zijn gezicht schoot, schrok hij dan ook zo, dat hij, achteruit springende, over de trottoirband viel, zijn nek brak en zich persoonlijk kon overtuigen van het feit, dat zijn voorstelling van de duivel toch wel van de werkelijkheid verschilde. Eenvoudig, misschien bespottelijk, dit verhaaltje. Maar is het niet waar, dat wij, dat mensen, vaak zo bang zijn voor allerhande dingen, dat men ze overal zoekt, zelfs waar zij niet zijn? Is het niet waar, dat juist degenen, die het boze vrezen, in de meest onschuldige dingen het boze zien? Is het niet waar, dat juist dergelijke mensen niet in staat zijn om het goede werkelijk te doen, werkelijk een bewust deel van hun leven te maken, omdat zij zo voortdurend speuren naar het gevreesde kwaad? Esoterie is een innerlijke erkenning, die gebaseerd moet zijn op de feiten. Iemand, die zichzelf bedriegt, zal het bijvoorbeeld esoterisch nimmer ver brengen. Maar ook iemand die wel eerlijk is, maar de nadruk blijft leggen op het al kwade, heeft meer kans te eindigen als misantroop dan te eindigen als bewuste.
Daartegen zou men dus bezwaar moeten maken. Wij moeten afrekenen met de angst om het goede waar te kunnen maken. Waarom bijvoorbeeld zou men als zovelen bang zijn voor het bovennatuurlijke? Bij de mens zowel als bij de geest is deze angst in de eerste plaats gebaseerd op de vrees voor dingen die wij wel beseffen, maar die wij voor en over ons zelf niet als waar willen zien. Wat wij de duivel noemen, is niet alleen maar de slechte kant van ons eigen wezen. Het is ook een beeld van onze pogingen om te ontsnappen aan de erkenning, dat er in ons zovele onaanvaardbare of onaangename dingen schuilgaan. Wanneer wij de duivel buiten ons willen zien, gehele veldslagen vechtende om de zielen van de mensheid te overmeesteren, zo is dit niet alleen maar een pogen een verklaring te vinden voor het kwaad in de wereld, maar ook een poging onszelf duidelijk te maken dat alles wat in ons ontbreekt, niet ontbreekt door eigen schuld, dat wij in het geheel verantwoordelijk kunnen zijn voor al het kwade, dat wij in ons innerlijk toch wel aantreffen. Eenieder, die de voorstelling van de levensboom kent, weet, dat de weg eigenlijk voert van Malkuth tot Kether. Malkuth is het begin, de chaos. Ook de mens en de ziel van de mens komen uit de chaos voort. Wij zijn door ons leven immers de verbinding tussen het algeheel ongevormde bestaan, zonder eigen bewustzijn, en het bewuste bestaan in verlies van alle vormbeperkingen. Het is duidelijk, dat wij wel erg voorzichtig moeten zijn, wanneer wij het kwaad willen verwerpen, willen verachten of ontkennen. Het is dan een verachten van primaire delen van je eigen wezen, van je eigen afkomst, een vrezen voor de werkelijkheid van je bestaan. Mensen, die beweren dat de wereld toch zo wraakzuchtig is en de wraak van de wereld dan ook steeds vrezen, zijn innerlijk zelf wraakzuchtig.
Mensen die beweren dat de gehele wereld zich te buiten zou willen gaan aan seksuele uitspattingen, leven zelf in een wereld vol van schuldgevoelens en angsten door onderdrukte seksualiteit. Geloof dat maar. Mensen die zeggen dat overal de duivel in de wereld rondgaat, zijn meestal mensen, die in zich zoveel kwaad erkennen en niet als deel van zichzelf willen aanvaarden, dat zij eigenlijk haast niets anders kunnen doen dan de gehele wereld veroordelen. Wil je komen tot een reëel beeld, zo is het eerste, wat noodzakelijk is wel de erkenning, dat al het kwade, dat je bij anderen veronderstelt en vreest, ook ergens in jezelf aanwezig is.
In de tweede plaats moet je gaan beseffen dat dit zogenaamde kwade niet noodzakelijkerwijze en te allen tijde kwaad is, maar dat het in de gang van de bewustwording het nu tot minder goed gewordene is. En dat is heel iets anders dan het kwaad, dat altijd en geheel verwerpelijk zal zijn. Kwaad is absoluut te verwerpen. Erkennen wij echter dat er in ons plaats is voor het goede en het minder goede, dan erkennen wij ook dat ons bewustzijn vaak ver vooruit kan lopen op onze werkelijke mogelijkheden.
In het geestelijke werk moeten wij natuurlijk trachten aan de beelden van het goede, die in ons leven, te beantwoorden. Maar wij kunnen dit niet altijd bereiken. Daarom is wat wij zijn en doen, nog niet noodzakelijk kwaad. Het is alleen minder juist, minder goed voor ons dan het vervullen van de innerlijke erkenning in zijn geheel. Als wij komen tot deze erkenning, wanneer wij gaan beseffen dat ons veroordelen en verwerpen vaak berust op een angst voor onszelf, een waarde in onszelf gebaseerd blijkt te zijn op een beleving die wij in het verleden hadden, zo meen ik, dat men minder misantropisch is en dat men ook de innerlijke wereld wat geruster leert bezien.
Ik voeg hier weer een klein verhaal in. Er was eens een nest, waarin vijf jong mussen woonden. De ouders hadden hen uitgebroed, hen gevoerd, grootgebracht. Nu kwam de dag, dat zij moesten gaan vliegen. Zij probeerden het haast meteen. Een van hen viel wel naar beneden, maar hij kwam er toch redelijk af. De vijfde echter had dit alles gezien en sprak: vliegen is mij te gevaarlijk. Je moet ermee uitkijken, want je weet maar nooit wat er alzo gebeuren kan. Ik zou wel eens kunnen vallen. Zo bleef de vogel lange tijd op het nest en weigerde te vliegen. De ouders bleven eerst nog lange tijd voeren. Maar de tijd ging voorbij en er kwam een ogenblik dat de ouders wel wat anders te doen hadden dan het schreeuwende jong te voeren. En omdat het dier weigerde de vleugels te spreiden, heeft het nooit gevlogen. Uiteindelijk is het doodgehongerd in het verlaten nest.
In het leven, in de esoterie, komt altijd weer het ogenblik dat je het gevaar moet tarten, dat je niet bang moogt zijn. Wij hebben de kracht in ons om na enige training op te stijgen tot de Allerhoogste. Maar dan moeten wij ook niet bang zijn de middelen te gebruiken, die ons daartoe gegeven zijn. Welke die middelen dan zijn? Alle middelen van stof en geest, die onze vrije wil kan regeren. Daarmede moeten wij bereiken. Op het ogenblik, dat wij echter gaan zeggen dat een ander daarmede verkeerd te land is gekomen, dat hij er pech mee heeft gehad (waarbij wij in feite niet eens weten, of het wel werkelijk pech is geweest, of die ander juist daardoor niet wijzer en gelukkiger is geworden) zo zal men zichzelf gaan beletten om de vleugels uit te slaan. Want esoterie is een soort innerlijk vliegen, het is de geest vrij maken en haar vleugels geven, zodat zij op kan stijgen tot de bron van haar wezen, tot de waarheid, waarin ook het Ik beseft wat het is. Maar als je weigert risico’s te lopen, wanneer je weigert te leren vliegen, lieve mensen, dan kun je wel theoretiseren en proberen te ontwijken, maar je komt altijd verkeerd terecht. Maar eigenlijk zou u dit al moeten weten, want ik heb vele malen getracht u dit duidelijk te maken. Meestal heb ik gelijkenissen gebruikt. Vele hemelpoortverhalen heb ik reeds gebruikt om een punt van de innerlijke waarheid of uiterlijke mogelijkheden in woorden gestalte te geven. Ook vandaag zou ik mijn hoofdstelling in een dergelijke vorm weer willen geven.
Er was eens een man, die meende dat het met de wereld slecht, bar slecht ging. Niet dat je hem helemaal in het ongelijk kon stellen, want volgens zijn maatstaven was de wereld heus niet zo goed. Maar hij verbeterde niet zichzelf, doch bleef mopperen op de wereld. De jeugd was veel slechter en lichtzinniger dan vroeger. De regeerders wisten niet meer wat zij moesten doen in deze tijd. Vroeger was dat natuurlijk anders. En het optreden van de handelaars tegen hun klanten, die het hen toch mogelijk maken hun brood te verdienen, was tegenwoordig beneden alle peil. Zelfs het weer was niet meer zo goed als het in het verleden wel was. Voortdurend mopperend en protesterend ging deze man door het leven en op zekere dag ging hij in een ziekenhuis, terwijl hij zich beklaagde dat men je tegenwoordig niet eens in vrede kan laten sterven, dat het vroeger toch anders was. Zoals het gebruikelijk is, ging ook deze ziel op weg naar de hemel. Nu geef ik toe dat het een tamelijk smalle en steile weg is. Maar zoals alle zielen moest hij gaan. Mopperend en klagend legde hij dan ook de afstand af en arriveerde uiteindelijk voor het poortwachtershuisje van sint Petrus. Petrus groette wel vriendelijk. Petrus wenkte wel van “wacht even”, maar Petrus kwam maar niet opdagen. Nu was dat geen wonder, want de sleutelbewaarder had zojuist een paar bussen met mensen tegelijk aangekregen, die in de Alpen waren verongelukt. En u begrijpt dat het afsluiten van zoveel levensbeschrijvingen achtereen zelfs in de hemel wat tijd gaat kosten. Na vijf minuten mopperde de wachtende ziel reeds dat de service in de hemel tegenwoordig toch ongetwijfeld veel slechter was dan vroeger, als je de verhalen mocht geloven. En toen hij toch eenmaal bezig was, begon hij nog eens alle grieven tegen mensen, schepping en leven, die hij had, voor zich op te sommen. Zo zeer ging hij op in deze bezigheid, dat hij niet eens direct reageerde toen iemand naast hem kwam staan en gezellig mee begon te mopperen. Toen hij zich eindelijk bewust werd van het feit, dat zijn eigen klachten niet alleen een echo hadden gevonden, maar werden aangevuld en uitgebreid, gaf hij zich nog steeds niet de moeite te zien wie hem daar zo hartstochtelijk gelijk stond te geven. Integendeel, hij mompelde zoiets van “blij eindelijk eens een verstandig woord hierover te horen” en zette zijn jeremiaden voort. Na een kwartiertje sprak de vreemdeling: “u moet hier zo lang voor niets wachten, komt u zolang even binnen bij mij, dan kunnen wij dit interessante en belangrijke gesprek voortzetten onder meer passende omstandigheden.” Waar de mopperaar toen terecht kwam? Natuurlijk: op die plaats, waar overmatige centrale verwarming voorgeschreven is en men alle werkelijke Licht gemeenlijk ontbeert en ontvlucht, de hel. Maar daar hij zichzelf echter goed achtte en al het andere slecht, wilde hij niet aanvaarden, dat hij in de Hades was binnengegaan. Integendeel. Hij beweerde, dat hij in de hemel was, maar dat de hemel zoveel slechter was geworden dan vroeger. En als u (wat ik voor u niet hoop) ooit in die buurt terecht komt, zult u kunnen horen hoe uitgebreid de lijst van klachten is geworden, die hij eeuwig opdreunt, een kwelling voor zichzelf, maar nog meer voor zijn medeverdoemden.
De moraal van het verhaal? Wel, wanneer je steeds bezig bent met het afbreken van alle dingen, wordt het een gewoonte en zal je niet meer in staat zijn het positieve te aanvaarden. Vergeet niet dat het positieve altijd opbouwend moet zijn. Het positieve brengt je verder, hetzij in bewustzijn, hetzij in meer praktische bereikingen, voldoeningen of op andere wijze. Iets wat negatief is, maakt je altijd minder. Ook positieve acties kunnen soms voor anderen minder aangenaam zijn. Dat geef ik graag toe. Maar zolang het streven positief is, zal het eindresultaat toch wel goed zijn en, belangrijker, zal de levenshouding van de strevende mens ook positief gericht blijven. Wanneer wij steeds zoeken naar het betere, vanuit onszelf en in onszelf, door onszelf, dan zullen wij zo gewend zijn zozeer het goede te zoeken en te aanvaarden, dat wij geen tijd verspillen aan nodeloze klachten en bij een overgang niet het gevaar lopen in onze klachten te verstikken. Wanneer wij voor de hemelpoort zouden moeten wachten, zouden wij al het goede al opsommen en daardoor zeker een ontmoeting met de aartsmopperaar vermijden. Want wie positief gericht overgaat, staat er altijd weer van te kijken, dat het toch zoveel beter is in het hiernamaals dan hij ooit had gedacht. Je treedt dan de eeuwigheid binnen om te ontdekken dat het leven verder gaat, maar dat het beleven daarvan voor het Ik steeds blijer en beter is. Dat is de hele zin van al dit streven, ook van de esoterie. Een esotericus, die voortdurend bezig is met zijn zonden af te rekenen, komt er nooit toe iets positiefs te doen. Iemand, die steeds klaagt over het onrecht in de wereld, zal zo door zijn klachten in beslag genomen worden, dat hij er weinig of niets toe bij zal dragen het recht in de wereld te doen herleven.
Wanneer je te druk bezig bent rampen te voorkomen, heb je de tijd niet de maatregelen te treffen waardoor men mogelijke rampen zou kunnen overleven en vind je toch de mogelijkheid niet alle ongelukken te voorkomen. Menig esotericus echter handelt negatief: men keert zich in zichzelf en ontdekt daar vele kwade eigenschappen. In plaats van een steeds meer gebruik maken van de goede eigenschappen en mogelijkheden die men ontdekt, gaat men dan aan het bestrijden. Daartoe zoekt men de vreemdste disciplines uit, leert men vele vreemde termen en bouwt men zwaarwichtige filosofieën op. Maar wanneer het erop aan komt, bereikt men weinig en wordt men alleen maar steeds pessimistischer. Zo dergelijke mensen al eens naar boven kijken, zo kun je ze nog het beste vergelijken met het scheepsorkest van de Titanic, dat zinkend speelde “Nader tot U, o Heer”.
Ook in de esoterie kan men zeer wijs zijn en toch ten ondergaan, alleen maar omdat men weigert naar het goede te streven en te zien. Het is als met het onderhouden van een huis. Doe je dit met het opzet je huis steeds schoner en verzorgder te maken, dan vind je de kracht om de op zich minder aangename karweitjes steeds weer te volbrengen en uiteindelijk is een sfeer van verzorgdheid en rust je loon. Maar doe je het met tegenzin, dan hoopt het vuil zich in hoeken en gaten steeds meer op (zelfs wanneer je het vuil niet gemakshalve onder de mat veegt) en leef je, voor je het weet, in een vuil huis, dat vreemde geuren voortbrengt, in een sfeer, die troosteloos genoemd mag worden. Ook geestelijk geldt hetzelfde. Vele taken zijn niet zo aangenaam. Maar wanneer je de resultaten nastreeft en elke keer weer met volle kracht jezelf inzet, zie je, dat het leven, dat jezelf, elke keer iets beter begint te worden. Dan vindt men de kracht, om zelfs de meest geestdodende taken te vervullen, die er op aarde maar bestaan en behoudt men toch zijn levensblijheid. Want zelfs geestelijk streven kan wel eens vermoeiend en saai worden. Tracht je het eeuwige te vinden, terwijl je de kantjes er toch maar af blijft lopen, zo in de stijl van: vandaag heb ik geen tijd voor geestelijk werk, want ik heb een abonnementsconcert of Mien is jarig of ik wil die film zien, dan ga je er met de pet naar gooien. Wat overblijft is veel verspilde moeite en tijd, vergeefse moeite en teleurstellingen. Dan kun je van de edelste tempel nog een ruïne maken.
Daarom, streef in de esoterie naar het Lichtende, het goede en laat je niet beheersen door de angst, zelfs niet door de angst iets leuks of belangrijks te missen. Denk positief, streef positief, wees niet bang, en u zult bereiken. Wees ook niet zo dom dat u voor uw getob een beloning verwacht. Begrijp dat in de resultaten van het getob de uiteindelijke beloning reeds is gelegen, dat daarin uw mogelijkheden ontstaan. Gooi het er niet bij neer. De ladder naar de hemel is nu eenmaal lang. Dat droomde zelfs Jakob. Voor ons geldt dit ook: er zijn zeer vele fasen die je moet doorlopen, voor je de eenheid met het eigen Ik kunt bereiken en zelfs dan zijn er nog vele trappen te beklimmen voor je je één weet met God. Daarom, kijk niet terug, vrees niets, aarzel niet en gun u zelf althans hierin geen rust. Want als je bang wordt, rusten gaat, dan zie je waar je staat en de kans dat je dan valt is veel te groot om dit risico te willen lopen. Terwijl je streeft naar eeuwige waarheid en waarden, zoek vooral naar alles wat u vreugde geeft, wat u innerlijk sterker en blijer maakt, waaruit u krachten kunt putten. Daarmede zult u uw doel zeker bereiken.