11 januari 1979
Een megaliet is een rechtop staande grote steen of een steen die eens rechtop heeft gestaan. Dit is een onvolledige omschrijving, omdat we namelijk onder megalieten ook verstaan de lintels, de opliggende stenen balken. Er zijn heel wat van dergelijke bouwsels gemaakt. De meest bekende daaronder zijn te vinden in Bretagne, in een deel van Zuid‑Frankrijk en natuurlijk niet te vergeten Stonehenge. Dit zijn de bouwwerken die bekend zijn geworden. Ik zou daaraan eerst aandacht willen besteden.
Het is duidelijk dat dergelijke grote stenen niet over te grote afstanden vervoerd zijn. Kijken wij naar de structuur ervan, dan blijkt dat ze meestal in de omgeving thuishoren en waar dit niet het geval is, daar vinden we toch soortgelijke stenen die zeer waarschijnlijk in een ijstijd zijn meegesleurd. De stenen zelf zijn over het algemeen bewerkt. Deze bewerking wijst erop dat dit door splijting is gedaan. Er is dus geen sprake van werkelijk behouwen, laat staan van gepolijste stenen. Er is sprake van gespleten stenen, die door verwering op den duur een zekere patina hebben gekregen en een schijn van gladheid hebben die echter niet geheel reëel is. De megalietenstructuren die we in Europa aantreffen, want ook elders kan men die bouwsels vinden, hebben één ding gemeen: ze behoren alle tot een bepaalde cultus. Als zodanig zouden we kunnen zeggen, dat de megalietenbouwers cultisten zijn met als heilig teken de bijl en als belangrijkste werkingen bepaalde sterren aan de hemel plus zon en maan. Deze zijn de kenbare elementen die de mens magisch beïnvloeden. De mens probeert met zijn structuren een soort magische cirkel te maken of in andere gevallen een vergaarbekken waarin die energieën samenvloeien. Dat dit verschil er is, klinkt misschien een beetje vreemd. Maar als u gaat kijken, dan ziet u dat deze “bijlmannen” de bijlcirkels kennen: platte stenen ingelegd tot een gesloten cirkel waarin dan een bijl als een rechtop staande steen staat. Wij kennen daarnaast de tempels die eveneens in cirkelvorm zijn gebouwd, soms enkelvoudig, soms meervoudig. Stonehenge bv. heeft twee megalietencirkels, twee wallen en een gracht.
Als we andere soorten bezien (die vinden we in Bretagne en in de Dordogne), dan treffen we daar stenen aan die achter elkaar zijn gezet. Het is alsof men een looppad heeft willen maken. Iemand, die vanuit deze tijd onbevooroordeeld kijkt, zal enige gelijkenis opmerken met de landingslichten die worden gebruikt om een vliegtuig naar een bepaalde landingsbaan te loodsen. Ook die staan in rijen en zijn ook in intensiteit of spreiding, soms zelfs in kleur, gestaffeld. Wat is de bedoeling van dit alles? Wel, er bestaan overleveringen uit die tijd. Overleveringen die verhalen van wezens die uit de ruimte zijn gekomen. Er zijn overleveringen die spreken van grote magiërs. We hebben te maken met kosmische krachten, die op de een of andere wonderlijke manier vergaard kunnen worden en die vooral bepaalde priesters van bijzondere krachten en gaven kunnen voorzien. Het doel is dus wel verschillend, maar de werkelijke gebruikswaarde is dezelfde. We werken met wat men noemt “kosmische energieën” al dan niet toegeschreven aan goden, geesten of wonderlijke entiteiten. Als we al die achter elkaar staande stenen zien, dan zullen ze in deze tijd nogal wat ongelijk zijn, d.w.z. de ene steen is laag, de andere is hoog. Men vergeet daarbij maar al te vaak dat die stenen wel eens gebruikt kunnen zijn of dat delen ervan door weersinvloeden of andere invloeden zijn afgebroken en weggehaald. Als we kijken wat er aan kleinere stenen ligt, dan blijkt dat, als we die zouden passen aan de top van sommige stenen, zij een redelijke gelijkheid krijgen waardoor de eerste stenen van de galerij (die staan meestal naar het westen georiënteerd) aanmerkelijk hoger zijn; dat kan tot 50 a 60 cm zijn dan de laagste stenen. De grootste stenen die door de bouwers zijn opgericht zijn bijna 4 meter hoog geweest. Dat zijn dus zeer grote steenmassa’s. Degenen die zien hoe deze in bepaalde bouwwerken nog voorzien zijn van sluitstenen bovenop, zullen zich wel eens afvragen: hoe is dat mogelijk geweest?
Nu, hier geldt volgens de legende van die tijd dezelfde magische wet. Een magiër, die in staat is bepaalde krachten in zich te vergaren, kan daardoor (we denken onwillekeurig aan levitatie) massa’s hanteerbaar maken. In een ander geval: (dat is vooral in de Keltische gebieden) vinden we bovendien de overlevering, dat de kracht van de zon daarbij een rol speelt. De zon heft op, de maan versterkt zodat voor het opheffen van een steen eigenlijk twee plechtigheden nodig zijn. Eén wanneer de steen overeind wordt gezet (de zonne‑energie) en één wanneer een sluitsteen over twee stenen wordt aangebracht: een lintel, een opliggend balkstuk. Dit wordt gedaan bij het licht van de maan, bij voorkeur de volle maan of in ieder geval de wassende maan die al behoorlijk vol is geworden. Men zegt namelijk dat de kracht van het maanlicht dan stevigheid geeft. Waarom? Zeer waarschijnlijk omdat zon en maan heel verschillende invloeden zijn in de ogen van die mensen. Wij weten dat de maan niets anders doet dan het zonlicht reflecteren. Maar wie het gepolariseerde maanlicht heeft gezien, die weet dat het toch totaal andere invloedssfeer schijnen uit te stralen. Bij zon heb je het gevoel: ik moet bakken. Wanneer de maan schijnt dan loopt het van romantiek tot bakken. Maar dat is dan toch wel een andere soort bakken.
Waar de kracht eenmaal is vergaard, daar zien we bovendien een verveelvuldiging. Wanneer je begint, dan begin je altijd met één steen. Dat is de z.g. centersteen. Gaat het om zo’n galerijachtig bouwsel, dan bevindt die steen zich vreemd genoeg ongeveer in het midden van de uitgezette baan, dus niet aan het begin of aan het eind, maar in het midden. Vandaar worden ze afgepast, dus met stappen afgepast waardoor er soms kleine verschillen ontstaan en stenen weer ingezet worden.
De eerste steen wordt door de hoofdpriester of hoofdmagiër beïnvloed. Wanneer de steen staat, dan geeft hij zijn kracht over aan enkele van zijn acolieten. Op den duur zijn tenminste vijf man tegelijk werkzaam. Die vijf passen allemaal de afstand af en helpen de volgende steen overeind zetten. Als eenmaal de hele galerij is voltooid, dan komt de stam samen. De vrouwen worden over het algemeen opzij van de baan gezet. De belangrijkste krijgers aan het einde van de baan samen met de priesters. De gewone leden van de stam aan het begin van de baan. Dan begint een plechtigheid, die misschien vanuit uw standpunt een beetje vreemd is, met wat offeranden erbij en aanroepingen. Hierdoor komt er een kracht. Deze kracht betekent lichtheid voor de krijgers. Ze betekent als neveneffect vruchtbaarheid voor de vrouwen. Maar ze betekent ook wijsheid, kracht en magisch vermogen voor degenen die aan het einde van de baan staan.
Is het zover dat de plechtigheid ten einde is, dan bewegen zich eerst de priesters en de voorname krijgers die bij hen hebben gestaan in een statige stoet door het stenen woud heen, want het is net een bos van opstaande stenen. Dan volgen de gewone krijgers. Bij de derde rondgang die wordt gemaakt door of om deze baan volgen de vrouwen. Het is dus eigenlijk een ritueelmagisch gebeuren. Hoe zij aan die opstelling zijn gekomen is ook een vraag waar moeilijk op te antwoorden is. Het is heel waarschijnlijk dat hier sprake is van een dubbele oriëntering, namelijk oost‑west. De plechtigheden waarover ik spreek zijn maanplechtigheden. Zonneplechtigheden, ofschoon mij daarvan niets bekend is, zouden in omgekeerde opstelling kunnen worden volbracht.
Wie beseft hoe belangrijk de magie in die oude tijd is geweest en hoe alles eigenlijk tot de menselijke factor bleef beperkt, die kan ook begrijpen waarom men dergelijke enorme ondernemingen heeft aangedurfd. Waarom men bouwwerken heeft gemaakt die een enorme hoeveelheid arbeid vergden, enorm veel tijd, vaak ook nog strijd, want ze moesten hun heiligdom ook nog verdedigen, alleen maar voor een ritueel. Het ritueel was a.h.w. het verkrijgen van manas, van vitaliteit, van wijsheid, van levenskracht en kosmische werkingen.
Enigszins anders is het gegaan in de z.g. steencirkels zoals we die in Bretagne aantreffen. Overigens ook in Wales en zelfs hier en daar in Ierland. Het is dus zeker niet tot één gebied beperkt gebleven.
Dit is in de eerste plaats offeractiviteit. Hier kan men krachten oproepen. Dat doet men door binnen de cirkel een offer te brengen. De aanwezigen staan daar omheen. Eerst als men zeker is dat de kracht, die is opgeroepen, aanwezig is en weldoend, kan men de bijl verwijderen. Hierdoor is de cirkel magisch verbroken en kan de kracht uitstromen over allen die aanwezig zijn. Daarna bezweert men de kracht opnieuw binnen de cirkel en sluit hem weer.
U zult zeggen: wat is dat een eigenaardig gedoe. Wist u dat iets dergelijks, tot voor kort ook in Tibet nog werd toegepast? Daarbij werden de geesten opgeroepen als specifieke orakels. Ze moesten de toekomst voorspellen. Daarna werden ze weer in hun gevangenis teruggedreven. Hier hebben wij te maken met geesten die o.m. vruchtbaarheid moeten brengen, die leidsman en raadgever moeten zijn in geval van stamgeschillen of die ‑ dat kan ook voorkomen ‑ op een bepaalde wijze bezit moeten nemen van een persoon die dan een soort Salomo wordt wiens woord voor allen die hem aanhoren wet is. Het is dus een werkelijk magisch ritueel dat erg belangrijk is. Nu zijn er enkele bouwsels in dezelfde stijl als het bekende Stonehenge. Ik houd dat maar aan, omdat u waarschijnlijk daarvan veel heeft gehoord. De indeling van Stonehenge zal u ook bekend zijn. Er is een volledige cirkel, dan een soort zuilengalerij, daarachter is een tweede rij zuilen, daarachter een klein stukje vrij land en daar weer achter een wal. Achter deze wal bevindt zich een soort gracht (een uitgegraven diepte) en daarachter wederom een wal. In de eigenlijke centrale ring vinden we twee altaarstenen waarvan er één aan de zuidkant en één aan de noordkant is georiënteerd. Dit hangt zeer waarschijnlijk samen met bepaalde zonneplechtigheden die daar hebben plaatsgevonden. In het begin was er nog een derde altaar. Dit altaar was ongeveer centraal georiënteerd. De opzet bij plechtigheden was als volgt:
In de middelste cirkel alleen priesters (gewijden), want er waren ook vrouwen bij. In de zuilengalerij bevonden zich de edelen, belangrijke personen en mensen die om welke reden dan ook beroemd waren, dan wel deel dienden te hebben aan bepaalde plechtigheden en daar a.h.w. werden bewaard. Ook werden daar mensenoffers gebracht. Die werden dus in de zuilengalerij bewaard, totdat ze door de priesters werden meegenomen voor het offer. Achter de zuilengalerij was een open ruimte. Hier bevond zich wat men het gewone volk kan noemen. De eerste wal werd altijd bezet door een aantal krijgers die op de uitkijk stonden. Achter de gracht stonden de z.g. voorhoede of de verdedigers. Deze bestonden wederom uit krijgers plus meestal een of twee priesters. In de geschiedenis van Stonehenge waren dat in de laatste tijd voornamelijk druïden. De plechtigheden voltrokken zich op bepaalde dagen. Het gehele bouwsel is zodanig opgezet dat het als een soort calendarium kan werken. Je kunt dus de stand van zon, maan, sterren én planeten heel gemakkelijk daaruit aflezen. Het zijn altaren waarop zonlicht en maanlicht alleen onder bepaalde omstandigheden kunnen schijnen, anders staan ze net in de schaduw. Alleen op de dagen dat een altaar belicht is en op het ogenblik van belichting kan er een offer worden gebracht. De voorbereidingen kunnen voor die tijd plaatshebben. Het feitelijke offer moet gebeuren op het ogenblik, dat de eerste straal van zon of maan het altaar beroert. De bezweringen maken uit wat de zin van de dienst is. Deze kan sterk uiteenlopen. Het kan gaan van bijna zwart‑magische bezweringen die in een enkel geval de necromantie (het oproepen van doden) nabij komen tot zeer prettige lichte plechtigheden waarbij bloedoffers meestal worden vervangen door offers van honing, vruchten en vruchtensappen, een soort gegiste melk en natuurlijk graan. De plechtigheden die daar plaatsvinden zijn kennelijk van belang voor een heel groot gebied. Wanneer de plechtigheid eenmaal is voltooid en er uitspraken zijn gedaan door de leidende priester, dan zullen zijn woorden ook als een soort boodschap door koeriers worden gebracht naar verschillende plaatsen. Dat geldt ook de plaatsen waarvan men kan zeggen: Die mensen zijn toch wel aanwezig. Dus ook als een vorst van een rijkje uit de buurt van bijvoorbeeld Londen aanwezig is, dan gaat er toch een koerier op weg om die woorden over te brengen. Misschien wel om te voorkomen dat er geruchten ontstaan tijdens de afwezigheid van de vorst, maar dat kun je niet precies zeggen.
Laten we proberen dit alles op een rijtje te zetten. De megalietenbouwers maken en in hun bouwwijze én bij al wat er aan plechtigheden volgt kennelijk gebruik van paranormale krachten. Ze werken voornamelijk magisch. Hun overleveringen hebben in ieder geval tot gevolg dat zeer sterke gedachtekrachten worden uitgestraald tijdens bepaalde plechtigheden. Hun belangrijkheid in die periode is zo groot dat ze vanuit delen van Ierland tot praktisch in Griekenland toe bekend zijn en invloed hebben.
Wist u, dat de z.g. bijlcirkel uit Bretagne kort geleden ook is aangetroffen in een deel van Noord Griekenland? Wij hebben dus te maken met een alomvattend geloof. In dit geloof spelen elementen één rol waardoor men zou kunnen vermoeden dat daar ook kenbare goden of misschien ruimtevaarders een rol in hebben gespeeld. Onthoudt u dit even, want een klein uitstapje kan geen kwaad.
Laten we even kijken naar Mexico. In Mexico vinden we namelijk nog verschillende tempels met tempelpleinen die nog goed geconserveerd zijn. Wij zien daar zuilengalerijen die werden gebruikt voor een soort balspel. Als men goed kijkt, dan valt op dat er een zekere vergelijkbaarheid in oriëntatie en opzet is van deze zuilengalerijen en de megalithische galerijen die we hebben aangetroffen in Bretagne en de Dordogne. Dat is een eigenaardige situatie.
Nu gaan we naar de steden in het noorden van Zuid‑Amerika. Daar aan de uiteinden van de Andes vinden we verschillende steden in stapelbouw. De bekende ouderdom van sommige steden wordt in ieder geval geschat op meer dan 40.000 jaar, behalve door de bijbelkenners. Zij zeggen: het kan nooit, meer dan 4.000 jaar zijn, omdat de aarde maar 6.000 jaar bestaat! Als we nu in die steden gaan kijken, dan valt het volgende op: Wij hebben te maken met vestingen, daar komt het in feite op neer. Buiten die vestingen, vaak in de buurt van een bron, wederom een aantal opgericht steunpilaren. Het zijn hier geen megalieten. Het zijn stapelingen van steenblokken, maar toch ook hier die aflopende opzet. Zou er misschien een verband bestaan tussen al deze verschillende vormen en mogelijk zelfs de terrasbouw op Paaseiland en de waarschijnlijk oorspronkelijke opstelling van bepaalde voorouderbeelden daar en hetgeen wij hebben besproken? Dat is een vraag waarop wetenschappelijk gezien geen antwoord is te geven. Maar het wijst toch door zijn vergelijkbaarheid op de mogelijkheid van een gelijke oorsprong.
Wij kennen allemaal het verhaal van Lemurië en Atlantis. Nu maakten de Lemuriërs ook soortgelijke galerijen. Deze behoorden dan voornamelijk bij een handelsplaats. De meeste Lemuriërs waren trekkers, in feite nomaden, een zwervende jagersstam. Behalve hun handelscentra die later bestuurscentra werden. Daar werden ook dergelijke dingen gebouwd. Ook daar meende men, dat men hierdoor op een bijzondere manier in contact kon komen met geleidegeesten, goden en dergelijken.
Bij de Atlanten treffen wij het niet aan, maar wel weer in bepaalde Atlantische kolonies. Ook daar is dit systeem van de zuilengalerij erg belangrijk. Zouden onze megalietenbouwers misschien op hun manier iets hebben uitgebeeld van een oeroude godsdienst waarin allerlei natuurkrachten samenvloeiden tot een bepaalde vitaliteit, een bepaalde vibratie? Zouden we die hele opbouw misschien niet in de eerste plaats moeten zien als een technisch wonder dat door bijgelovige mensen is verricht, maar als een poging van de mens om met gebruik van bepaalde materialen een soort afstemmingsmogelijkheid te bereiken waardoor hogere krachten de mens kunnen toevloeien en de mens op zijn beurt gemakkelijker die hogere krachten als een werkelijkheid kan beleven? Dat ziet er wel naar uit. Ik kan deze stelling niet als een zekerheid poneren. Ik kan alleen zeggen: al hetgeen wij erover hebben nagezocht, maakt het wel waarschijnlijk.
Dan vraag je je af: Wat zijn het voor culturen waarin die bouwsels tot stand zijn gekomen? Ook dit is weer iets heel eigenaardigs. Wij zien namelijk dat in de periode waarin dergelijke heiligdommen worden opgetrokken en in vol bedrijf zijn (dat kan soms een zeer lange tijd zijn) er zeer vele kleine stammen zijn allemaal met eigen vorsten en vaak grote onderlinge verschillen, onderlinge oorlogen en strijd. Het typerende is nu, dat ze desondanks gebruikmaken van één en hetzelfde heiligdom en dat bepaalde orakels en beslissingen genomen vanuit dit heiligdom voor al deze toch vijandige stammen gelijk beslissend zijn. Is er dan, men zou het kunnen aannemen, misschien sprake van een onbewust weten omtrent een eenheid waarvoor tijdelijk geschillen moeten wijken? Zeker is het, dat er aanvallen zijn gedaan op Stonehenge. Het is bekend, dat tenminste vijfmaal een aanval van andere volkeren is afgeslagen. Dan ga je je natuurlijk afvragen: waarom is dat gebeurd? En wat blijkt nu?
Er werden uitspraken gevraagd die voor bepaalde volkeren niet aanvaardbaar waren. Het waren de Saksen die daar het meest tegen waren in die periode. Vermoedelijk omdat de hoofdinvloed in de godsdienst toch nog Keltisch was. Bij al deze oorlogen is punt 1: geen enkele maal het heiligdom veroverd. Punt 2: in tenminste twee van deze gevallen waren de bewakers in staat een paar mannen gevangen te nemen. Die worden meteen gebracht naar de ingang van de binnenste cirkel. Slechts in één geval werden zij geofferd. Wat brengt die mensen ertoe om zo te strijden met hun goden? Wat brengt hen ertoe om voor hun goden bouwwerken op te richten die totaal anders zijn dan alles wat zij voor zichzelf hebben gebouwd? Er moet een gemeenschappelijke overlevering zijn.
Gaan we terug tot de Lemuren, dan kunnen we zeggen: Er zijn in die tijd waarschijnlijk invloeden geweest waardoor iets dergelijks bekend is geworden. Er zullen ook wel mensen zijn die zeggen: Dat is iets wat samenhangt met de ruimtevaarders. Het zijn eigenlijk een soort oriëntatiestations voor de ruimtevaart geweest of misschien zelfs landingsplaatsen, zoals sommigen beweren. De waarschijnlijkheid daarvan is niet zo heel groot. En wel om de doodeenvoudige reden dat dergelijke eenvoudige inrichtingen nooit kunnen hebben gediend om zeer complexe technische apparaten te overtreffen of te verbeteren. Wij kunnen dus niet zeggen: Er is sprake geweest van ruimtevaart. Wel kunnen wij zeggen, dat de opzet van die bouwwerken duidelijk maakt dat deze mensen heel wat meer wisten omtrent kosmische krachten, maar ook van oriëntatie ten aanzien van de hemel dan de hedendaagse mens geneigd is deze primitieve volkeren toe te kennen.
Die kennis moet ergens vandaan zijn gekomen. Moeten we de bron zoeken in Lemurië, dan moet ook de Atlantische invloed zeer groot zijn geweest. Gezien de bouwdata van de bekende heiligdommen is dit zelfs aannemelijk te maken. Er is echter niet sprake van één volk, maar van meer volkeren. Er is sprake van elkaar soms te vuur en te zwaard bestrijdende groepen die toch samenwerken in de heiligdommen. Ergens klopt er iets niet. Tenzij we aannemen dat er inderdaad een geestelijke kracht is, dat er inderdaad fenomenen zijn geweest waardoor deze mensen gewoon de moed niet meer hadden om de strijd voort te zetten. Dat zou ook verklaren dat de mensen, die een aanval wagen op Stonehenge toch die eerste gordel niet kunnen overschrijden. Het is misschien hun magisch denken, hun bijgeloof dat het hen onmogelijk maakt om ten slotte toch door te zetten.
Misschien ook is het de magische kracht van degenen die binnen aanwezig zijn. Het eerste is dan vanuit een modern standpunt weer aanvaardbaarder dan het tweede. Ik hoop hiermee duidelijk te hebben gemaakt, dat we hier in de eerste plaats te maken hebben met een fenomeen dat niet beperkt is tot bepaalde delen van Europa, maar dat op vele plaatsen in de wereld vergelijkbaar voorkomt. In de tweede plaats hoop ik duidelijk te hebben gemaakt dat de achtergronden hiervan kennelijk religieus of religieusmagisch zijn. In de derde plaats hoop ik duidelijk te hebben gemaakt dat zoals eens in de middeleeuwen de godsvrede in de kerk bestond, vijanden elkaar daar niet mogen bestrijden. Een soortgelijke godsvrede binnen die heiligdommen is altijd wel gehandhaafd, ofschoon die heiligdommen van buiten wel zijn aangevallen. Ten laatste hoop ik te hebben aangetoond, dat we zeker niet te maken hebben met een speciaal volk met een speciale beschaving, maar met vele stammen waarvan sommige pas na lange trektochten in de buurt van die heiligdommen terecht komen en toch blijkbaar onmiddellijk de betekenis ervan erkennen.
Mijn stelling voor dit tweede deel van mijn betoog is: Wat wij de megalietenbouwers noemen is niet een volk, het is een mentaliteit. Een mentaliteit, die dermate ver doorgedrongen moet zijn in de toenmalige mensheid dat stammen, die over grote afstanden hebben getrokken toch onmiddellijk hierin het heiligdom en de magische werking ervan hebben erkend.
Als wij bezig zijn met die heiligdommen, dan gaan we ons afvragen: Hoe komt het dat ze zelfs nu, wanneer we daar zijn, nog een eigenaardige invloed op ons hebben? Het eerste wat wij doen is veronderstellen: de stenen hebben een eigen uitstraling. Dit kan door een helderziende of een zeer gevoelig mens worden geconstateerd. Dat is inderdaad waar, maar er is meer. Er blijkt zowel ten aanzien van de eigen lading van de atmosfeer als van de z.g. aardstraalactiviteit een afwijking van de norm te zijn. Kennelijk zijn er bepaalde punten waarop een uitwisseling van de kracht van de aarde met die van de atmosfeer of zelfs van de ruimte sterker is dan elders. Bij enig onderzoek blijkt, dat die heiligdommen altijd zo zijn georiënteerd dat ze zich rond een dergelijk punt bewegen of tenminste een dergelijk punt doorsnijden. De punten waarover het gaat zijn overigens niet zo bijzonder groot.
Als we te maken hebben met z.g. werkingsputten, dan is de gemiddelde doorsnee niet veel meer dan 90 cm tot 1.80 m. Hebben we te maken met zogenaamde banen (dat vindt men vooral bij de aardstralen meer), dan blijkt dat de grootst activiteit van zo’n aardbaan zich nooit verder uitstrekt dan ongeveer 5 meter in de lengte bij een gemiddelde breedtewerking van 30 cm. Nu is het gebruik hiervan ook weer veelbetekenend, want hoe hebben die mensen dat kunnen constateren? Waarschijnlijk door paranormaal begaafden of magiërs te gebruiken.
Waarom hebben ze die heiligdommen daar georiënteerd? Kennelijk omdat ze deze afwijking van de normale krachtsverhoudingen nodig hadden voor hetgeen ze tot stand wilden brengen. Dan is er niet alleen sprake van een zekere kennis van de aarde en van de lucht‑aarde relaties die er bestaan, maar dan blijkt er nog een derde punt te zijn: Als wij de voornaamste heiligdommen nagaan die in cirkel‑ of in baanvorm volgens de omschreven waarde op aarde kunnen worden aangetroffen, dan moeten wij met verbazing constateren dat in deze buurten ook vaak lichte afwijkingen van het aardmagnetisch veld bestaan, en dit na zoveel tijd. Men zou hieruit de conclusie kunnen trekken dat de magiërs hebben gebouwd op plaatsen waar voor hun bezweringen de meest ideale omstandigheden aanwezig waren en dat deze omstandigheden niet alleen van zuiver geestelijke, maar ook van natuurlijke aard waren. Wat dit betreft kunnen wij een vergelijking maken met de z.g. druïdensteden of druïdenaltaren, die men op vele plaatsen in Engeland aantreft. Die bevonden zich eens in de heilige wouden. Maar waarom werden ze juist daar neergezet? Het blijkt altijd weer, als wij het gaan nazoeken, ook hier hebben we te maken met een afwijking van wat wij dan aardstralen noemen. Verder is er in de omgeving over het algemeen iets aanwezig waardoor een verandering van luchtelektriciteit optreedt. Het blijkt in vele gevallen dat bij deze altaren zowel ondergronds waterlopen als bronnen of waterlopen in de buurt aanwezig zijn. Kennelijk weer hetzelfde element. Hier kom je nolens volens tot de conclusie, dat voor de magie bepaalde afwijkingen van de algemeen geldende omstandigheden van heel groot belang zijn. Ik heb dat nagezocht en ik heb ontdekt, dat enkele van de grootste magische kloosters en inwijdingsscholen of plaatsen die ik op aarde nog kan vinden (er zullen er veel meer zijn geweest) eveneens zo geplaatst waren dat daar een afwijking van de norm optrad. Tot mijn verbazing ontdekte ik dat zelfs de berg Athos met zijn bekende priesterstaat eveneens dergelijke afwijkende stralingen aangeeft en wonderlijk genoeg in het heilige van de kerk.
Conclusie: Bewust of onbewust kiezende heeft de magiër gekozen voor een situatie waarin zijn eigen organisme zodanig wordt beïnvloed dat hij verder openstaat voor kosmische invloeden. Hij is dan in staat om zijn eigen krachten ook gemakkelijker van zijn wezen los te maken en zo bepaalde krachten te projecteren, waarnemingen op afstand en in ruimte en tijd te doen, eventueel zelfs te voorspellen, dan wel gedachten en waarheden te kunnen aflezen.
Nu is het natuurlijk wel heel aardig wat we hier zitten te vertellen. Onthoudt u één ding: Ofschoon de feiten die ik heb genoemd niet bestreden kunnen worden dan alleen door het ontkennen van bv. het bestaan van aardstralen (wat wetenschappelijk nogal eens gebeurt), zo kan mijn stelling ‑en zekerde hierop volgende stelling ‑ nooit bewezen worden volgens wetenschappelijke normen. Je zoudt het misschien kunnen vragen aan heksen. Heksen, magiërs en druïden voor zover ze nu nog bestaan (er zijn nog enkele orden waar ze actief zijn op de één of andere manier) zullen dit bevestigen. Maar zij handelen weer uit een geloof en niet uit een weten.
Ik stel echter: Als wij een bepaalde massaverdeling tot stand brengen op een plaats met een afwijkend magnetisch veld en een afwijkende stralingsverhouding t.a.v. de norm, dan zal de mens, staande temidden van deze massa of in het brandpunt van deze massa, een aantal invloeden ondergaan waardoor zijn bewustzijn tijdelijk wordt veranderd en komt tot een andere beleving van zijn wereld, de mogelijkheden daarvan en op grond daarvan ook vaak tot prestaties, die afwijken van wat als normaal kan worden beschouwd.
Ik meen, dat we hier de basis hebben van al datgene wat de megalietenbouwers tot stand hebben gebracht. Wat henzelf betreft, daar kunnen we verder weinig over zeggen.
Ik heb u al verteld, dat er heel veel verschillende stammen en volkeren zijn die zich ermee bezig hebben gehouden. Soms zijn het vijanden die toch samenwerken aan de opbouw van een dergelijk heiligdom. Wij kunnen alleen constateren dat hier een geloof of een waarde een rol speelt die veel verder gaat dan alles wat wij ons in deze moderne tijd als mens daaromtrent kunnen voorstellen. Enige aanduiding kunnen we vinden in de plaats die de druïden een tijdlang hebben gehad niet alleen in Engeland maar ook in bepaalde delen van het vasteland. Deze gemeenschap van priesters (overigens zeer sterk zich afscheidend van andere volkeren, zelfs in die mate dat alleen binnen de groep van ingewijden mocht worden gehuwd en dat huwen buiten de groep meestal gevolgd werd door doodstraf of verstoting), had een invloed die liep van Denemarken, Noorwegen, Noord‑Duitsland, Nederland tot Wales, Ierland en de hoogste delen van Schotland toe. En indirect (daarvoor was de verbinding kennelijk niet goed genoeg) zelfs tot IJsland en Groenland voor zover die bewoond waren in die tijd. De druïden onderling hadden een zeer goed verbindingssysteem. Zij bezaten ook telepathische gaven. Zij waren bewaarders van kennis. (Een bard was over het algemeen iemand, die was opgeleid door de druïden of hij maakte deel uit van de druïdische gemeenschap.) De druïden waren de bewaarders van de geheimen van alle landen. Zij hadden overal invloed en overal toegang. Het is aan te nemen dat een dergelijke gemeenschap in staat is geweest om naar eigen believen oorlogen te veroorzaken of te voorkomen en zelfs bepaalde rampen heeft kunnen veroorzaken, dan wel afwenden.
Als we dit als basisbegrip hanteren, dan zou duidelijk kunnen zijn waarom die heiligdommen met hun priesters een even grote invloed hadden. En dan is het zeer waarschijnlijk dat alles wat wij op het ogenblik proberen na te zoeken over de megalietenbouwers eigenlijk alleen maar een eenzijdige beschouwing is van een magisch geloof dat de aarde meer dan 30.000 jaar heeft beheerst.
In welke tijd zijn deze megalieten overeind gezet?
De meeste stenen, zoals Stonehenge e.d. kunt u oriënteren tussen 500 v. Chr. tot 500 n. Chr. Maar als we de binnenste ring van Stonehenge bekijken, dan blijkt die tenminste 8 tot 900 jaar ouder te zijn. Als wij de bijlringen nagaan, dan blijkt dat sommige daarvan zeer oud zijn, zoals ook bepaalde stenenrijen in de Dordogne die moeten worden gesteld op ongeveer 1800 v. Chr. Er zijn echter soortgelijke stenen monumenten te vinden in de noordelijke Andes. Deze moeten wonderlijk genoeg tenminste 20.000 jaar terug georiënteerd worden. Als wij vergelijkbare opzetten in Azië beschouwen (we moeten dan helaas naar vervallen steden gaan, bv. de ruïnes in de Gobi), dan komen we tot een oriëntatie van deze heiligdommen in ongeveer 3700 v. Chr. Het is dus kennelijk een zeer lange periode waarin deze dingen zijn opgebouwd.
De stenen die werden gebruikt voor Stonehenge zouden komen van steengroeven in Ierland. Een legende van indianen in de Andes zegt dat de stenen daarheen zijn overgevlogen van grote afstand.
Die legenden zijn er inderdaad. Maar als we proberen aan te tonen dat het Ierse stenen zijn, dan moeten we één ding niet vergeten: dat soortgelijke stenen ook daar in de buurt te vinden zijn en dat de verschillen waarop men nu zijn oordeel baseert voor een deel althans mede door verwering e.d. veroorzaakt zouden kunnen zijn, omdat de stenen zelf een stevig oxidatieproces hebben ondergaan in de loop der jaren. Het is dus niet met zekerheid vast te stellen dat men gelijk heeft. Maar laten wij aannemen dat er inderdaad sprake is van een overvliegen, dan is dit voor Stonehenge als zodanig in ieder geval niet aanvaardbaar, als we uitgaan van ruimtevaarders. Als we proberen een lijn te trekken van de steengroeve naar de plaats van de bouw, dan zien we dat er grote omwegen gemaakt moeten zijn, omdat een direct transport naar zee en van daaruit zo rechtlijnig mogelijk praktisch ondenkbaar is. Dit zou dus alléén met paranormale middelen geschied kunnen zijn. Hier staan we voor hetzelfde raadsel dat we ook aantreffen bij de piramidebouw. Alleen maar de vraag: Hoe kan men een stèle die een hoogte heeft van meer dan 40 meter oven overeind zetten? En dan komen we tot de conclusie: hier zijn ongetwijfeld paranormale invloeden mogelijk. Als wij uitgaan van ruimtevaarders, dan is het niet aanvaardbaar dat deze legende zo verminkt is overgekomen, want zoiets moet een zodanig grote invloed hebben uitgeoefend op degenen die dat hebben beleefd, dat al was het maar in de beschrijving van goden en degelijke de aspecten van de ruimtevaart zeer duidelijk kenbaar zouden worden. Als u spreekt over de indianen in de noordelijke Andes, dan is aan deze voorwaarde beter voldaan dan t.a.v. Stonehenge.
De grote stenen van de vestingmuren in de Andes zijn grillig van vorm, maar passen toch precies in elkaar. Hoe kreeg men dit voor elkaar niet dat harde materiaal?
Het is heel eenvoudig, als je het systeem kent. Je neemt een steen en een andere die daar ongeveer op past. Dan sla je van beide zoveel af dat ze precies op elkaar passen. Ze hebben n.l. geen gladde vlakken. Je kijkt of er geen fouten in de steen zitten en hoe je die steen het best kunt gebruiken. Op deze manier maak je steen voor steen passend voor dat stukje muur waar het hoort. Vandaar dat de stenen ongelijkvormig zijn, maar ook ongelijk van massa en van grootte. Alleen zul je bij dergelijke muren wel zien dat er gekozen is voor zo groot mogelijk blokken aan de basis. Dan komt er een gedeelte van de muur waarvoor wat kleinere stenen zijn gebruikt. Daarboven bevinden zich weer zware stenen zodat men dus kennelijk de druk tussen de twee uit de grootste steenblokken opgebouwde lagen, als voldoende beschouwt om het geheel verder op elkaar te drukken en werkelijk passend te maken.
Er is ook een overlevering die zegt, dat de indianen kennis hadden van bepaalde planten waarvan ze het sap gebruikten om het oppervlak van de stenen glad te maken.
Je kunt wel kleine oppervlakken bewerken. Er bestaan inderdaad plantensappen die een nogal bijtend zuur bevatten waardoor de steen poreus wordt en gemakkelijk verkruimeld kan worden. Maar als u zich even realiseert hoe groot de oppervlakken zijn van alleen die ene muur die u noemt (er zijn er veel meer van soortgelijke structuur) en wat daarvoor een sap nodig moet zijn omdat ongeveer een vingerhoed sap nodig is om één steen ter grootte van twee tegels oppervlakte zover te krijgen dat je hem kunt afkloppen, dan kunt u nagaan hoeveel sap er nodig zou zijn geweest. Dat veronderstelt dus een aantal plantages van dat kruid, die er in die tijd zeker nog niet waren.
De tekeningen in het landschap bij Hasca (lange rechte elkaar kruisende lijnen en dierfiguren) zijn alleen vanaf een hoogte waar te nemen. Wat zijn dit? Hebben ze te maken met de megalietenbouw? Ook in Engeland vindt men dit soort tekeningen, bv. het paard.
In de eerste plaats: het heeft niets te maken met de megalietenbouw. Hoogstens zou je kunnen stellen, dat althans een deel van deze voorstellingen tot stand zijn gekomen in een tijd dat megalietenbouw reeds werd toegepast. Dat zijn twee heel verschillende dingen.
In de tweede plaats: een vergelijking tussen de dierfiguren en de rechte lijnen in de Andes en het paard (er zijn nog enkele figuren meer) in Engeland is niet terecht. In het eerste geval hebben we te maken met begrensde gebieden die verder eigenlijk niet worden bewoond. Hier wordt op een vlakte een aantal beelden of tekeningen aangebracht. Kennelijk is het de bedoeling daarmee de goden in de hemel te bereiken. Kijken we naar Engeland, dan vinden we vreemd genoeg dat men daar gewoonte heeft om onder bepaalde omstandigheden verdedigingswerken op trekken en wel in de vorm van beschermgeest of een soort totem. Nu vindt u dat misschien vreemd, maar mag ik u erop wijzen dat bij de Navajo-indianen een soortgelijke bouwstructuur is te vinden waarin bepaalde totemwaarden mede in de vestingwerken worden gebouwd en zelfs in de Pueblobouw van latere datum. Als u dat bedenkt, dan wordt u duidelijk dat men in dit geval vestingen heeft geconstrueerd die inderdaad overeenstemmen met wat men nu beschouwt als een voorstelling van een paard, maar waarbij de mensen eerder hebben gedacht aan een omgrenzen van een gebied (mede voor de kudde neem ik aan) op een zodanige manier dat de kracht van de goden in de omwalling aanwezig was. Ik geloof, dat dat twee verschillende dingen zijn en dat beide punten geen directe samenhang hebben met de megalietenbouwers, tenzij men misschien zou willen uitgaan van een magische visie t.a.v. de hemel. Dan is het mogelijk, dat er enig verband is te leggen.
Er is nog iets intrigerends in de manier waarop de lijnen zijn gemaakt? Als je in het landschap bent, dan lijkt het alsof die lijnen een verkleuring te zien geven t.a.v. de rest van het landschap. Uit de lucht ziet men duidelijk dat die lijnen getrokken zijn, alsof iemand ze vanuit een grote hoogte heeft getekend.
Dat zegt men wel eens. Maar als u rekening houdt met het feit, dat opgeworpen wallen alleen al door de verweringsinvloeden plus de veranderde omstandigheden van de daaronder gelegen bodem reeds een aardverkleuring tot stand brengen ‑ elke archeoloog kan u dat vertellen ‑ dan wordt ook duidelijk dat, wanneer de uiterlijke kentekenen voor een groot gedeelte zijn verdwenen, toch de aardverkleuring aanwezig blijft. Wat dit betreft wil ik u op een ander punt wijzen dat ook bekend is: In het oude San Francisco had men een soort bloemenklok aangelegd, eigenlijk een zonnewijzer. Hiervoor worden in het bijzonder planten gebruikt. Ik meen dat het iemand was die senator wilde worden, die dat krankzinnige ding heeft ontworpen. Dat is helemaal in het vergeetboek geraakt. Totdat men een hospitium ging bouwen voor veteranen. Toen de aarde was verwijderd constateerde men met verbazing een verkleuring. Deze werd kennelijk alleen veroorzaakt door een plantengroei afwijkend van de omgeving, die daar mogelijk 25 jaar geleden ter plaatse was geweest. Hierdoor was een andere kleuring van de aardlaag opgetreden. Men heeft eerst gedacht dat men daar iets heel ouds had gevonden van indianen, totdat men op grond van de plaats plus bepaalde structuren, die men er nog in kon vinden in de kleurverschillen, tot de conclusie kwam dat het gewoon de zonnewijzer moest zijn geweest.
Ik vertel u dit, om duidelijk te maken dat je niet op de verkleuring aan kunt, als je daarmee zou willen aantonen dat het getekend zou zijn door bv. ruimtevaarders, of op een andere zeer bijzondere manier tot stand is gebracht. Ik wijs alleen op dit aspect. Waar dit aspect constateerbaar is en bij de archeologen bekend is, lijkt het mij absoluut onlogisch om aan te nemen dat hier op aarde niet bekende factoren een rol hebben gespeeld, als de verklaring door normale factoren, normale gebruiken, normaal denken en geloof eveneens mogelijk is. Anders gezegd: als je voor dergelijke verschijnselen komt te staan, gebruik “Oceams razor”. Het scheermes van Oceam zegt namelijk: Als vele verklaringen mogelijk zijn, ga uit van de eenvoudigste, dan heb je waarschijnlijk de meest juiste.
Wat waren Nuraghi op Sardinië?
Om te zien zijn het ronde torens van enorme stenen. In de buurt heeft men allerlei bronzen beeldjes gevonden. Hier komen we op een heel ander terrein. Hier zijn ook stenen gebruikt die behoorlijk groot waren, dat geef ik toe. Ze werden in die tijd wel meer gebruikt. Als we kijken naar deze torenbouw, dan zien we in de eerste plaats de Faros (vuurtorens) die tevens dienen om waarnemingen te doen en om het binnenvallen van een haven mogelijk te maken. Zij werden op die manier gebouwd. Dan zien we verder een soort dolmenbouw, die ook hiermee te vergelijken is en die we ook vinden in Griekenland en zelfs hier en daar in Noord Italië. Deze dolmen zijn kennelijk gebouwd als wachttorens. Ze hebben zeer waarschijnlijk te maken met stammen die een grote macht hebben gehad. Gaan we nu kijken naar de tijd waarin ze zijn ontstaan, dan valt dat ongeveer samen met de tweede Atlantische trek. Daaruit zouden we moeten opmaken dat deze bouwsels het gevolg zijn van een trek van volkeren, die regelmatig de verbinding met hun achterhoede wilden behouden en met de gebieden die ze bezet hadden of bezet meenden te hebben. Daarom hebben ze een dergelijk systeem onderworpen.
Kan het ook zijn dat een aantal megalieten de richting aangaven voor handelswegen en naar mijnen, zoals sommige schrijvers beweren?
Indien dit het geval zou zijn, dan zijn er kennelijk heel veel handelsplaatsen en heel veel verlaten mijnen geweest. Met andere woorden: wij kunnen voor sommige megalieten inderdaad die samenhang wel construeren, maar we kunnen dit niet in zovele gevallen doen dat daardoor de stelling aanvaardbaar wordt. Anders gezegd: het is een gissing. Als we echter rekening houden met de oriëntatie op de hemelruimte van de megalieten, dan blijken er ineens wel algemeen geldende wetten te zijn die vreemd genoeg ook overal gelden. Of we nu gaan kijken in Engeland, in Bretagne, in de Dordogne, zelfs in Noord Italië waar nog wel zeer kleine restanten van over zijn in de buurt van Pavia, dan zeggen we: Hier is een oriëntatie op de hemelruimte de meest waarschijnlijke, omdat alle gevonden plaatsen en zelfs alle gevonden bijlringen een gelijksoortige oriëntatie aanduiden. Indien dit echter het geval is, dan moeten we weer niet aannemen dat die megalieten zijn opgericht door een prehistorische A.N.W.B. Ik probeer duidelijk te maken dat, als er een gemeenschappelijke oriëntatiefactor is te vinden ‑ en die is er ‑ dan is het voor 70% van de nu nog bekende megalithische structuren waarvan het verdere doel niet zonder meer te vinden is. Het zou dan wel heel vreemd zijn, als we daarvoor plaatselijke verklaringen zouden gaan zoeken. Aangezien hier een algemene regel overal kenbaar aanwezig is, is het onredelijk een plaatselijke verklaring daarvoor te zoeken, die slecht voor ongeveer 13% aantoonbaar is. Als we dan zien 70% tegen 13% dan is de verklaring van 70% ook wetenschappelijk gezien de meest aanvaardbare.
De piramide van Gizeh en de Boeroeboedoer zijn dat megalithische bouwwerken?
Neen, dat zijn geen megalithische bouwsels. We zouden misschien met enig wikken en wegen nog kunnen zeggen dat ze met piramidebouw te vergelijken is, maar helemaal juist is het niet. Hier hebben we te maken met stenen, die zeer zorgvuldig behouwen zijn, stenen die een vaste omvang hebben en die bovendien in een bouwwerk zijn samengevoegd. Gaan we kijken naar de Boeroeboedoer, dan wordt het volkomen duidelijk. dat het hier een stupa betreft die gebouwd is om een heuvel. Er is dus niet eens sprake van een door en door uit steen bestaand werk, maar uit een binnenkant, die oorspronkelijk ook ruimten heeft bevat (ik weet niet of ze nu nog bestaan of toegankelijk zijn), waaromheen men terrasvormig een aantal meditatiepaden heeft aangebracht waarop gelijktijdig de grootheid en de leer van de bewustwordingsgang van de mensheid in beeldhouwwerken zijn aangegeven. Aan het einde ervan stalt de bekroning: de Boeddha. In de verschillende kleine stupa’s treft men ook de beelden aan die men zelfs met enige moeite kan beroeren. Verder liggen de bouwtijden heel ver uiteen. We kunnen de piramiden oriënteren tussen ongeveer 2000 en 1000 jaar geleden. De Boeroeboedoer is van na Christus. Daar ligt dus een groot tijdsverschil tussen. Het is niet redelijk om hier een parallel te trekken. Ik geloof niet dat we, als we eerlijk zijn en niet krampachtig zoeken of er redelijk toch niet enige overeenkomst is, dit de megalietenbouwers en megalithische structuren kunnen betrekken.
Zijn de megalithische constructies de enige cultuurresten van deze stammen?
Voor zover de wereld dit beseft: ja. Dat wil zeggen: punt 1: Er zijn andere restanten uit die periode, maar die zijn niet bekend. Punt 2: Ze zijn ten dele bekend. Punt 3: Eventueel magisch wel aanwezig, maar zodanig verhuld in overleveringen, dat alleen een zeer ingewijde de oude wijsheid er nog uit kan aflezen.
Slotwoord:
Wij zijn nu bezig geweest met de megalietenbouwers. Het is eigenlijk het startpunt. Met alles wat we hebben gezegd, hebben we eigenlijk geconstateerd dat er waarden van geestelijke aard al heel lang geleden op deze wereld bekend waren en dat geestelijke krachten al heel lang geleden werden gebruikt. Wat meer is, we hebben geprobeerd aan te tonen, summier als de inleiding moest zijn, dat over de gehele bekende wereld van die tijd er soortgelijke inzichten en mogelijkheden bestonden. Dat is interessant, omdat we op het ogenblik weer een periode ingaan waarin geestelijke krachten belangrijker worden en de materiële krachten daaraan weer sterk ondergeschikt worden gemaakt. Er is een tijd geweest waarin ‑ al noemen we dit nu bijgeloof en magie ‑ de mensen op hun wijze met de goden, dus met bezielende krachten, in contact konden komen. Er is een tijd geweest waarin de mensen op hun eigen wijze leerden door o.m. groeperingen van materie bijzondere condities te scheppen waardoor die goden a.h.w. dichterbij waren. Je kunt uit de megalietenbouwers en hun werk niet alleen constateren dat de mensheid in de oudheid enorm veel kon presteren; meer dan je van wilde volkeren, zoals men ze tegenwoordig ziet, zou verwachten.
Maar je kunt er ook uit afleiden dat er eens een cultuur moet hebben bestaan, die hoezeer ook verschillend van de huidige, op een zeer hoog peil heeft gestaan wat betreft de geestelijke waarden. En daaruit kun je ook weer de conclusie trekken dunkt mij, dat je zeer voorzichtig moet zijn bij alle structuren die je optrekt uit materie. Uw grote betonnen kolossen, die soms hele steden vormen, zijn niet zonder meer alleen door hun omvang een probleem voor de psychische ontwikkeling van vele mensen. Ze zijn daarnaast soms onbewust verkeerd georiënteerd. Daardoor zijn ze een verzamelplaats van negatieve krachten geworden en als zodanig zal hun werking doordringen tot de mensen. In een tijd, die daarin niet gelooft, zullen ze zich afvragen: hoe dat toch mogelijk is.
Gelooft u mij, in de oudheid wist men meer omtrent de krachten van de geesten dan in deze dagen. In de oudheid leefde men anders dan in deze dagen. O zeker, in de oudheid was iets zeggen a.h.w. iets constateren. Met andere woorden: als je iets beweerde, dan werd het over het algemeen als waarheid aangenomen, zonder enige controle. In uw tijd klinkt het allemaal twijfelachtig. Maar daar achter stond het aanvoelen. Het ging niet om de verklaring, het ging om de gevoelens die in de verklaring tot uiting kwamen. De megalietenbouwers zijn niet een raadsel van het verleden. Neen, ze zijn de laatste materiële restanten die overbleven van een geestelijke beschaving die weer op aarde zal herleven en die voortdurend in nieuwe vormen de mensheid de mogelijkheid zal geven contact te krijgen met hogere geestelijke waarden; maar misschien ook met lagere geestelijke krachten. Want de mens leeft niet in een wereld van materie alleen. De mens met de in hem levende krachten plus de materie bezit sleutels waardoor hogere waarden op aarde kenbaar kunnen worden. En als we deze conclusie willen trekken uit alles wat we hebben besproken, dan meen ik, dat we ondanks het geringe aantal aanwezigen, ongeacht misschien ook de beperktheid van mijn beantwoording van de vragen, iets hebben geconstateerd wat de moeite waard is:
De mens heeft geestelijke mogelijkheden die veel verder reiken dan men nu beseft. De mens beschikte eens en beschikt nog over het vermogen om door het groeperen van materie, door het concentreren van zijn gedachten door een harmonie met hemellichamen en een besef van geestelijke entiteiten wonderen tot stand te brengen. Wie nu met verbazing kijkt naar wat die zo primitieve mensen van eens toch allemaal tot stand konden brengen, die moet eens met diezelfde verbazing naar zichzelf kijken en zich afvragen hoe het komt dat hij, de kroon van de schepping tot nu toe, zo weinig van werkelijke en blijvende betekenis realiseert. Misschien dat hij dan het antwoord vindt.
De mens moet leren, werkend met de geest de materie daaraan ondergeschikt te maken en zo te komen tot een verwezenlijking van zijn geestelijke wereld op aarde. Hij zal dan, levend als mens, toch kunnen verkeren met de goden.