6 december 1968
Ik wil u er allereerst op wijzen dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Denk over alles wat gebracht wordt zelf na, vorm een oordeel, trek een conclusie maar zet die dan ook zover mogelijk in de praktijk om.
Wanneer wij de aarde bezien, is zij van ons uit niet denkbaar – dus van menselijk standpunt – als een levend wezen. Toch is zij bezield. Er leeft in die aarde een kracht, die persoonlijkheid heeft, die denkt, die communiceren kan met sterren en andere planeten over grotere afstanden. Maar dit wezen leeft onder geheel andere omstandigheden en wetten dan de mens.
Dit betekent bijvoorbeeld dat de bezielende kracht van de aarde voor zich één minuut voorbij ziet gaan, terwijl de mens gelijktijdig verschillende geslachten elkander op ziet volgen. Dat betekent dat voor die aarde iets wat voor de mens wereldomvattend en belangrijk is, niet veel meer betekent dan een even langs je neus wrijven wanneer die een weinig jeukt. Het is dus moeilijk een meer bewuste relatie te stellen tussen de mensen en die aarde. Ik kan wel begrijpen dat de mensen zich graag voor zouden willen stellen dat zij een taak hebben ten aanzien van de aarde. Maar die taak ligt dan toch in ieder geval niet in de materie. Dat is reeds zonder meer duidelijk want de mens leeft veel te kort om tijdens zijn stoffelijk bestaan werkelijk invloed op die aarde uit te kunnen oefenen. Hij kan misschien en masse die aarde wat irriteren maar zelfs dat is voor de aarde niet veel meer dan het een ogenblik last hebben van een mug of vlo voor u.
Nu zouden wij natuurlijk kunnen gaan debatteren over de vraag, of een vlo of mug een taak en betekenis kan hebben in meer bewuste zin ten aanzien van de mens die hij een ogenblik plaagt of steekt, maar zelfs al zou dit het lot van een mens kunnen beïnvloeden meen ik dat wij te ver gaan wanneer wij dan maar aannemen dat dit insect beseft wat het doet en dit zelfs als taak beschouwt. Wat de relatie in feite is kunnen wij het best als volgt stellen:
Een planeet heeft een eigen aura. Nu denken wij even niet aan de dingen die daar verder bij behoren als een een stralingsveld, magnetisch veld etcetera. Ik hanteer het woord aura dus zoals ik dit ook bij een mens zou hanteren. Je zou die aura vanuit een menselijk standpunt kunnen beschouwen als een zekere sfeer waarin de mens leeft en die door de mens onbewust wordt geïnterpreteerd. Wanneer je op aarde leeft ben je voor een deel afhankelijk van de invloed die die aarde uitstraalt. Nu maken nog slechts zeer weinig mensen ruimtereizen. Maar wanneer dit eenmaal meer voorkomt, zal men ontdekken, dat mensen, die 5 tot 10 jaren van de aarde weg zijn geweest, geheel van die wereld vervreemd zijn. Het is net of zij in een sfeer komen die zij niet meer kennen. Zij zijn dan immers niet meer gewend aan de voor de mens haast onmerkbare continue uitstraling van de aarde.
Men zou dus kunnen zeggen dat de aardbezielende kracht alleen reeds door haar eigen wezen invloed uitoefent op de mensheid. Zij vormt daarmede een deel van het emotionele milieu, waarin die mens leeft en zal daardoor mede ongetwijfeld oorzaak of aanleiding zijn tot bepaalde gedragingen van die mens. Wanneer mensen en masse tot een bepaald besef komen blijkt de aarde daarop te reageren. Wanneer mensen bijzonder onevenwichtig zijn zien wij vaak dat de natuur eveneens opeens meer onevenwichtig schijnt te worden. Er is hier een bepaald verband dat wel niet geheel wetenschappelijk aantoonbaar is maar toch te opvallend optreedt om het nu helemaal naar een toevalligheid weg te schuiven. Je zou dus kunnen zeggen dat vooral de gemoedstoestand en het denken van de massa beïnvloedend werkt op de aarduitstraling, die aura en daardoor waarschijnlijke onbewuste reacties van die aardbezielende kracht op zal roepen.
Verandert in het menselijk denken zeer veel dan is het net of de aarde opeens een geheel nieuwe mogelijkheid, eigenschap misschien ook, in zichzelf ontdekt. En daarmede zal het gedrag – als je het al zo mag noemen – ook veranderen. Zouden wij erg verwaand zijn dan zouden wij misschien op grond hiervan kunnen zeggen: het is de taak van de mens de perfecte harmonie onder het totaal van de mensheid zodanig tot uiting te brengen dat hierdoor de aarde zelf weer harmonisch wordende, de oude toestand van het lang vergeten Eden weer doet ontstaan. Zodat aarde en mensen gezamenlijk weer leven in een paradijs waarin men wandelt met God.
Maar er is geen enkele mens die dat kan. Ik wil niet hatelijk zijn maar 2000 jaren geleden stierf een man aan het kruis om de mensheid de weg te wijzen naar een harmonie, een geloof, waarin je zelf leeft en niet alleen door middel van allerhande wetten en offertjes probeert god of goden om te kopen. En kijk nu eens naar de wereld van vandaag. U kunt dan zeggen: Hij heeft natuurlijk wel enige invloed gehad, maar wanneer wij letten op de bereikte harmonie, was die invloed toch ook weer niet zo ontzettend groot. En dat was dan de grootste mens van deze tijden. De grootste onder de mensen beter gezegd.
Daarom zou ik het liever als volgt stellen: De mens kan bijdragen tot de ontwikkeling van de mensheid. Een ontwikkeling van de mensheid impliceert ook wel een verandering van de relatie tussen aarde en mensheid. Daar dezen altijd een zeker evenwicht schijnen te moeten vertonen zal elke verschuiving in het bewustzijn van de mensheid als geheel ook een verschuiving in het bewustzijn van de aarde ten gevolge moeten hebben. Het is misschien voor u moeilijk u dit alles duidelijk voor te stellen. Laat ons daarom eens even denken dat de aarde een enorm grote reus is. Deze reus begint te spreken. U bent in vergelijking zo klein als een microbe, dus kunt u hetgeen gezegd wordt niet horen. U hoort niets maar er ontstaan vibraties, trillingen. Voor de zeer kleine wezens duren deze in verhouding zeer lang. Zij herkennen geen woorden of trillingen, maar in hun wereld is het wel of er opeens allerhande vreemde verschijnselen op gaan treden. Zelfs het bovennatuurlijke schijnt opeens een rol te gaan spelen. Die kleine wezens begrijpen niet wat de oorzaak van die verschijnselen is en zullen die ook waarschijnlijk nooit kunnen begrijpen. Maar wanneer de reus spreekt is de toestand voor de kleine wezens anders dan wanneer die reus rust of luistert. Dan is alles rustig, maar zodra gesproken wordt, treden allerhande verschijnselen op en zien wij actie.
Wij mogen dan ook wel stellen dat de aarde door haar communicatie met de haar gelijkende mensheid die in zijn geheel beïnvloedt, zelfs zonder dat zij dit wil of beseft.
Een taak van de mensheid tegenover de aarde kan ik moeilijk zien. Het voorgaande maakt reeds voldoende duidelijk dat het wel zeer verwaand zou zijn te stellen dat de mens, als eenling, een taak heeft ten aanzien van die aarde. Maar dat het omgekeerde misschien wel waar is blijkt uit hetgeen ik u zeide. Je zou misschien wel kunnen zeggen dat de aarde ergens een taak heeft ten aanzien van de mensheid, maar zich van die taak waarschijnlijk niet of niet geheel bewust zal zijn op dit ogenblik. Daar immers het geheel der mensheid in beleven, denken en bewustwording zo sterk beïnvloed wordt door alles, wat de aarde is en wat zij zegt of doet op een bepaald ogenblik, zou je wel kunnen stellen, dat die aarde, zodra zij begint te beseffen wat er zoal in haar aura rondspookt en dit als zelfstandig leven erkent, dit zou kunnen resulteren en er zorg voor zou kunnen dragen dat dit leven de beste kansen tot bewustwording, voortbestaan enzovoort zou krijgen.
Vraagt men zich af of een dergelijk bewust ingrijpen voorlopig – in menselijke termen – te verwachten is, zo lijkt mij dit voorlopig onwaarschijnlijk. Daarbij komt, dat voor een wezen, dat kosmisch reageert in een andere tijdswaardering dan de mensen, de gedachten en impulsen vanuit de mensheid te sterk wisselend zullen zijn om deze nog als redelijk te ervaren. Zij zijn zodanig onevenwichtig vanuit het standpunt van iemand die een eeuw misschien beschouwt als een halve minuut of minder, dat naar ik meen de aarde voorlopig nog wel niet zal inzien, zeker niet als bewust denken en streven. Wat is dan de relatie tussen de mens en de bezielende kracht van de aarde? Er is harmonie mogelijk. Deze kan niet berusten op een gelijk begrip. Laat ons dit voorop stellen. Een dergelijke harmonie zou echter wel kunnen berusten op het bereiken van een zekere irritatiewaarde ten aanzien van de aarde met haar besef door de mensheid. Ook de eenling zou iets dergelijks wel tot stand kunnen brengen onder niet voor de mensheid normale condities.
In de magie treffen wij althans pogingen in die richting aan. Het is daarbij opvallend dat men de geest of geesten van de aarde nooit nederig vraagt iets te doen, men beveelt altijd. Gaat men de riten onbevooroordeeld na, dan lijkt het erop dat men iets of iemand niet als geheel bewust beschouwt, maar met verschillende middelen zo tracht te prikkelen en te steken, dat het uiteindelijk de gewenste kant uit gaat. Zoiets als een kornak met een ietwat onwillige olifant doet. Daar dit wel resultaten schijnt te hebben, kan men misschien stellen dat de mens bepaalde functies van de aarde als eenling zou kunnen beïnvloeden. Maar dat zullen nooit grote functies zijn, doch eerder kleinere automatismen. In het beste geval blijkt de mens iets te kunnen doen aan bijvoorbeeld de groeizaamheid en het klimaat op een deel van de aarde, maar daarbij blijft het dan ook. De mens, met zijn beperkte beheersing, zal zich mijns inziens dus ook niet voor mogen stellen dat hij een taak kan hebben ten aanzien van de aarde als geheel, zeker niet indien hij haar beschouwt als een bezield en denkend wezen. Hij kan ten hoogste als mens een taak hebben ten aanzien van de mensheid en zelfs deze taak is beperkt.
Je kunt nu wel zeggen, dat men als mens een taak heeft ten aanzien van al het geschapene, maar de mens blijkt niet in staat het werkelijke wezen en leven van andere delen van de schepping voldoende duidelijk te concipiëren. Zolang u nog aan pleegt te nemen, dat uw schoothondje denkt als een mens, zal het u vaak moeilijk vallen zelfs dit schoothondje werkelijk te begrijpen en volgens eigen aard en wezen van het dier het werkelijk prettig te doen leven en het goed te verzorgen.
En hiermede bereiken wij een punt, waarop het goed is iets meer te zeggen over het wezen der mensheid. Mens-zijn is het resultaat van een bereikt bewustzijn. De mens is dus in de eerste plaats een bewustzijnsvorm en wordt dus niet door stoffelijke details maar door het bereikte bewustzijn eerst tot mens. Men mag wel aannemen, dat de mensheid als geheel eveneens een soort wezen is, een sfeer, die kosmisch bestaat. Wij hanteren dit beeld vaak in de vorm van de ‘rode Adam’. Overigens is de bron van deze benaming eigenlijk de aarde, waaruit God volgens het boek Genesis Adam vormde, maar je zou ook kunnen zeggen dat deze rode Adam staat voor het oerprincipe van besef, van bewust zijn zoals zich dit ook in de mens openbaart. Dit bewustzijn omvat een grote reeks mogelijkheden. Die mogelijkheden moeten vervuld worden, zo kan men dan redeneren. Het individu zal zichzelf moeten leren erkennen in zijn eigen mogelijkheden, zowel als in verhouding tot het totaal van de mensheid.
Daarmede treedt hij in deze grotere figuur in, en zal zo misschien één geworden met die menselijke totaliteit, voor het eerst bewust en op voet van gelijkheid kunnen spreken tegen de bezielende kracht, de geest van een planeet of ster.
U zult hier waarschijnlijk tegenwerpingen kunnen maken. Wanneer je bekend bent met de magie, kun je bijvoorbeeld aanvoeren dat de mensen dan toch maar bepaalde krachten van de aarde oproepen en het daarbij hebben over de heer der wereld, de heerser van de aarde, de geest van de aarde, de genii, die de dienaren zijn van de geest van de aarde of ziel van de aarde zoals bij andere planeten en bijvoorbeeld de zon eveneens wordt aangenomen. Ik zal een dergelijke tegenwerping zeker niet als onjuist kunnen beschouwen, maar zou onmiddellijk op moeten merken dat het in al deze gevallen niet gaat over de gehele entiteit van een planeet maar dat men te maken heeft met een zeer klein deel van deze persoonlijkheid, een deel van een veel groter totaal, waarmede men als mens harmonisch zou kunnen zijn. Hierbij is dan ook geen sprake van een wederkerig bewuste communicatie, maar van een beperkt overbrengen van impulsen dat voor de gehele persoonlijkheid der aarde, zoals gezegd, eerder neer komt op een prikkelen. Wil men dit verder definiëren, dan zal men er dus rekening mee moeten houden dat hier geen sprake is van een geheel bewuste wisselwerking, maar eerder van een beperkte machtsverhouding, die berust op irritatiewaarden.
Wie de aarde wil gaan ontleden volgens de magische begrippen, treft een grote reeks van functies aan die allen door de mens afzonderlijk worden gezien als entiteit en dan ook voor het besef van de mensen allen afzonderlijk als een soort godheid of genius op kunnen treden. De kennis daarvan is overgeleverd en de procedures zijn vaak werkzaam, ook al is de voorstelling op zichzelf onjuist of onvolledig. Wij kennen bijvoorbeeld de principes van vruchtbaarheid, uitgebeeld in als mens gelijke persoonlijkheden, de oude elementen en dergelijke. Daarnaast kennen wij invloeden, die de mens ziet als direct op hemzelf inwerkende als bijvoorbeeld de heer der wereld, de legendarische vorst van de bewuste wezens op aarde die met zijn raad ergens in onderaardse gewelven zou zetelen als een soort prehistorische Barbarossa, wachtende tot eens de raven uit de wereld terug zullen keren en zeggen dat het tijd is om wakker te worden.
Deze Heer der Wereld kunt u zich meer reëel voorstellen als het besef van de totale mensheid. Een kwestie van kennis dus in feite. Deze kennis, gerepresenteerd in verschillende figuren is inderdaad aanwezig. Alles wat gebeurd is, wat eens in de mensheid heeft bestaan of werd gedacht is hierin aanwezig en vormt ergens de achtergrond van het gemeenschappelijk bewustzijn, dat de mens voortdurend heeft. Je zou je als mens hierop kunnen richten – instellen – en zo uit dit geheel voor jezelf bepaalde kennis, bepaalde krachten en gaven kunnen putten.
Verder kent men de zogenaamde Geest der Wereld. Dit is in feite een besef van alle natuurlijke krachten en werkingen. Men kan dit misschien nog het beste vergelijken met een soort kaart, waarop alles is aangetekend, wat zich in de aarde beweegt en ontwikkelt. Voor u is de aarde misschien rustig. Indien u echter naar een bloem kijkt, denkt u ook dat die bloem rustig is. Indien men een sterk versnelde projectie geeft van een reeks sterk vertraagde filmopnamen, zal men kunnen zien dat die bloem zich beweegt en zelfs als het ware bepaalde gebaren maakt. Op een soortgelijke wijze zou men kunnen zeggen, dat hetgeen in de aarde geschiedt in vele gevallen net zo traag geschiedt vanuit menselijk standpunt, zodat de schijn van onbeweeglijkheid ontstaat. Dat wat men pleegt aan te duiden als de geest der aarde, houdt voor de mensen in feite een vorm van communicatie in met een deel van het aardbewustzijn, waardoor men alles wat zich in de aarde zelf voltrekt kan aanvoelen zoals bijvoorbeeld de bewegingen van magma, de kernontbindings- en omzettingsprocessen in de eigenlijke aardkern, de verschillende spanningen die bestaan in en ten aanzien van de aarde, temperaturen, magnetische verschuivingen, die op de duur een wisseling van de magnetische polen in plaats ten gevolge kunnen hebben en dergelijke. Deze geest is te gebruiken als een middel om natuurverschijnselen te kennen en te leren waar een onevenwichtigheid bestaat, zodat men als mens de verschijnselen met betrekkelijk geringe middelen tijdelijk kan beïnvloeden.
Dan spreekt men ook wel van de Geest der geesten der aarde. Een heel mooie term. Alles, wat op aarde leeft, zo redeneert men dan, is in zekere zin bezield zoals elke cel van uw lichaam eigenlijk ook nog zelfstandig leeft. Er is een celkern, daarin spelen zich processen af. De cel is qua leven wel niet te vergelijken met de mens die door vele cellen wordt gevormd. Toch zal de cel, wanneer wij haar los maken van het menselijke lichaam en die in een bepaalde voedende substantie brengt, die haar normale levensmilieu enigszins benadert, ook buiten het menselijke lichaam voortleven. Men ziet dus de gehele wereld als bestaande uit dergelijke zelfstandig levende en al dan niet werkelijk bezielde wezens. Deze hebben echter bepaalde functies gemeenschappelijk, zodat zij samen plegen te komen in iets, wat men met enige goede wil een reeks organen van de aarde zou kunnen noemen. Ik zeg: zou kunnen noemen.
Want zou men bijvoorbeeld het plantenleven een orgaan van de aarde mogen noemen? Zeker is, dat de plantengroei een zekere kringloop in stand houdt en daarmee de mogelijkheid van enkele voor de aarde belangrijke chemische reacties in stand helpt houden. Of men daarom nu echter over het geheel of een deel van de flora mag spreken als een orgaan van de aarde, blijft mij echter een vraag die niet zo eenvoudig te beantwoorden is als men zou denken. Toch kan men wel zeggen dat de plantengroei als geheel een deel is van hetgeen de aarde maakt tot wat zij is en zo beschouwd kan worden als een soort lichamelijk proces van de aarde.
De Geest van de geesten der aarde is nu een naam voor de invloed waarin dergelijke processen, of het bewustzijn daarvan, samen zouden vloeien. In de magie komt het gebruiken van deze kracht vaak neer op het volgen van het bloed van de hartkamer tot een van de haarvaten waarin men zonder dat dit schadelijk is voor het geheel, tijdelijk kleine veranderingen als een stremming van de bloedsomloop hier tot stand zou kunnen brengen, wat natuurlijk voor omliggende cellen wel betekenis zal hebben. Ik hoop, dat u beseft, dat dit een vergelijking is en deze niet te moeilijk zult vinden om u een beeld van het bedoelde te vormen.
Er zijn veel meer van dergelijke onderscheiden te maken maar dit is eigenlijk meer het terrein van de magie. En voor een deel zeer zeker vormt deze kennis ook een onderdeel van de hermetische metafysica. Maar de mens heeft met al deze vormen nog geen toegang tot de werkelijke persoonlijkheid van de aarde, maar hoogstens tot bepaalde – en dan nog niet alle – functies daarvan. Daarom herhaal ik nogmaals, dat de mens als individu geen enkele taak kan hebben ten aanzien van een persoonlijkheid als die van de aarde zelf. Misschien kan men wel deelhebben aan een taak in dit verband als deel van de totale mensheid, maar als individu, kan men op de werkelijke persoonlijkheid van de aarde geen enkele invloed uitoefenen terwijl de mens zelf, indien dit mogelijk zou zijn, zeker niet voldoende besef heeft van de waarden van een dergelijke entiteit om een taak bewust en naar behoren te kunnen vervullen.
Daarom is mijn conclusie: richt je op de mensen. Richt je daarbij niet op andere delen van het bestaan dan die mensheid. Wanneer u dieren ziet, planten ziet en daarvoor goed bent, zo moet u niet goed zijn, omdat dit nu eenmaal dieren of planten zijn maar omdat u mens bent.
Wanneer u de mogelijkheid hebt iets van de schoonheid van de aarde te beseffen, uit te beelden of aan anderen kenbaar te maken, zo moet u dit niet doen, omdat u daarmede die aarde een plezier hoopt te doen, maar gewoonweg omdat u mens bent en langs deze wegen uw menselijke capaciteiten en eigenschappen het beste geuit kunnen worden.
Nu rest mij nog één enkel punt. Ik heb u reeds gezegd, dat de aarde een aura of uitstraling heeft. Een dergelijke uitstraling is niet alleen maar een uitgestraalde bewustzijnsvorm, een sfeer. Het is ook wel degelijk een kracht. Wanneer wij met de aarde harmonisch zijn, kunnen wij iets van die kracht aftappen. Wij kunnen daarvan iets gebruiken. Wij moeten daarbij zeer voorzichtig zijn: ons bewustzijn staat geen bewuste harmonie met het geheel der aarde toe, zodat onbewuste factoren, niet-redelijke, of niet formuleerbare gevoelens bij het bereiken daarvan een grote, zo niet beslissende rol zullen spelen. Bij optredende harmonie is meer kracht beschikbaar dan u aan kunt, tenzij u zeer voorzichtig bent. Wanneer u in een kamer onder een meer woont, kunt u natuurlijk een klein gaatje in het plafond maken en zo water krijgen. Maar maak de opening ook maar iets te groot en u kunt de stroom niet meer beheersen. Het plafond wordt door de kracht verbroken en u verdrinkt. Ongeveer hetzelfde kan zich voordoen, wanneer wij trachten iets van de enorme krachten in de uitstraling van de aarde te ontvangen en om te vormen volgens eigen doel en verlangen. Wij zullen zeer voorzichtig te werk moeten gaan en slechts zoveel krachten trachten te ontvangen, dat wij dezen nog zeker en geheel kunnen beheersen. Op deze wetenschap en bepaalde manieren om die krachten te ontvangen is overigens het grootste deel van de zogenaamde groene magie gebaseerd.
Indien wij gebruik kunnen maken van de getijden, die in de uitstraling van de aarde bestaan of ontstaan, dan kunnen wij op eenvoudiger wijze werken. Dit heet dan het werken met kosmische stromingen. In dit geval stellen wij ons niet in de eerste plaats af op de aarde of de gehele mensheid, maar trachten wij iets aan te voelen van het grote geheel dat voor de aarde het milieu vormt. Wij voelen dan iets meer van het tijdloze aan en kunnen de snelle polsslag voelen van het zonnestelsel en de trage pulsen vanuit de ruimte. Wij zullen dan aanvoelen, welke veranderingen er in de aura van de aarde op gaan treden, zodat het mogelijk wordt, als mens juister en harmonischer te leven. Dit betekent, dat wij ten aanzien van de uitstraling van de aarde een grotere gelijkmatigheid en beheerstheid bereiken, waardoor wij ook tot de krachten daarin eenvoudiger en meer blijvend toegang kunnen vinden. Indien wij al een taak willen omschrijven in dit verband voor de eenling, zo zou dit kunnen zijn: Al ons besef kunnen en kennen te gebruiken om de mensheid een zodanige geestelijke eenheid te verschaffen, dat zij daarmede op de duur als eenheid en niet als een reeks van individuen sneller het ogenblik bereikt, dat men de aarde tegemoet kan treden als gelijke in vermogen en besef. En dat is dan zo ongeveer alles, wat ik daarover te zeggen heb.
Vragen.
Maar als de mens woestijnen gaat irrigeren enzovoort en zo ingrijpt in de natuurlijke toestand van de planeet?
De planeet was eens een bonk gloeiend magma, omringd door gloeiende gassen. Daarna werd zij een bel van bijna vloeibaar gesteente, omringd door dikke wolken van hete gassen. Daarna werd het een planeet van langzaam zich vormende gesteenten, omringd door een atmosfeer, waarin steeds meer H en H2O voorkwam, daarna werd het een wereld met continenten en zeeën. Toen ontstonden bronnen, rivieren en plantengroei. Dit is kort en zeer onvolledig een klein beeld van alles wat die aarde natuurlijk was. Nu moet u zich eens afvragen hoeveel die mens werkelijk aan de aarde kan veranderen. Men kan een rivier normaliseren of afdammen. Maar kan de mens daarmede werkelijk de gang van de wateren tegenhouden, het proces van verdamping neerslag en lozing naar watermassa toe daarmede ook maar enigszins veranderen? Zeker niet op lange duur.
De mens kan de aarde natuurlijk beïnvloeden. De mens verontreinigt op het ogenblik bijvoorbeeld overal de lucht. Voor de mens is dit een groot probleem van lange duur. Voor de aarde betekent het echter niet veel. De aarde krijgt daardoor een wat dikkere atmosferische hul, gaat meer warmte vasthouden, het klimaat wordt langzaam warmer. Hierdoor zal een aanpassing van de plantengroei ontstaan. Vanuit menselijk standpunt zal een groot deel van die luchtverontreiniging minder zinvol worden, het optreden van plantengroei in gebieden waar dit nu niet mogelijk of slechts zeer schaars is, een verhoogde omzetting in de atmosfeer en daarmede onder meer een soort reiniging door oxygenatie ten gevolge hebben. Na enkele eeuwen is het evenwicht al weer hersteld. De mens kan aan dit alles weinig doen: hij leeft zo veel sneller en is in verhouding zo onbelangrijk, dat een ingrijpen in de natuur bijna automatisch hersteld wordt zonder dat de aarde zich daarvan werkelijk bewust is. Een hond heeft vlooien, zo nu en dan gaat het dier zitten en schaaft met een achterpoot eens aan de jeuk zonder zich daar eigenlijk in te verdiepen. Het gaat haast automatisch. Is het gebeurd, dan gaat de hond verder. De mens is veel kleiner ten aanzien van de aarde dan een vlo ten aanzien van een hond. De grootste stad als bijvoorbeeld Londen met voorsteden of New York is ten aanzien van de aarde hoogstens te zien als een zeer klein vlootje.
Denkt u werkelijk, dat de mens iets van het bestaan van de aarde werkelijk en blijvend zou kunnen beïnvloeden? Neen. Ten hoogste kan een mens een evenwicht verstoren – en dan komen wij eigenlijk in ecologische beschouwingen terecht – waarbij de aarde automatisch het evenwicht zal herstellen. Vergeet hierbij niet, dat vormen en verschijnselen die voor u van het grootste belang zijn, voor de aarde van weinig of geen belang zullen zijn al was het alleen maar reeds door het grote verschil in tijdservaren. Wat voor u een eeuwigdurende rots is, zal voor de aarde niet veel meer zijn dan een huiduitsteeksel dat langzaam begint af te brokkelen.
Ik geloof dan ook dat de door u gegeven voorbeelden van menselijk inwerken op de vorm van de aarde iets weergeven, wat voor de aarde van enig belang zal zijn. Zoals ik niet geloof, dat de mens ooit de aarde werkelijk en geheel zal kunnen beheersen, zolang hij ingaat tegen haar wetten van evenwicht. Eerst wanneer de mens leert de wetten van evenwicht der natuur te kennen en binnen het kader daarvan te werken in eigen belangen, zal hij misschien iets van meer blijvende aard tot stand kunnen brengen. Maar in dat geval zal het harmonisch zijn en blijven met de eigen noodzaken en mogelijkheden van de aarde als denkend wezen.
U behandelt dit zuiver materieel. Ik kan mij niet voorstellen, dat er sprake is van een totaal onbelangrijke aardgeest met aan even onbelangrijke mensheid. Daarboven zal toch een zeker samenwerkingsplan moeten bestaan ……
U stelt dus in feite aan de hand van materialistische voorbeelden – ik zou niet hoe dit anders duidelijk te maken, maar dat terzijde – stelt u dingen, die geestelijk wel eens heel anders zouden kunnen liggen. Er is geestelijk wel een samenhang natuurlijk. Maar laat mij het zo zeggen: wanneer een zee denkt en een waterdruppel denkt, dan zal die druppel toch nooit kunnen begrijpen, wat die zee is, tenzij zij eerst ophoudt een afzonderlijk bewuste waterdruppel te zijn. Een hiërarchische verhouding is alleen uit te drukken wanneer een vergelijkbaarheid van waarden bestaat plus een mogelijkheid de waarden ten aanzien van elkander te erkennen en te zien. Maar indien men het bewustzijn van de aarde gelijkstelt met dat van een mens, is het bewustzijn van de enkele mens in verhouding misschien nog als dat van een amoebe. Dit maakt het zeer moeilijk zo niet onmogelijk duidelijk en naar waarheid een samenhang en samenwerking op grond van bewustzijn te stellen voor de amoebe. Wat er aan samenwerking enzovoort is, zal voor de amoebe bestaan uit wetten, regels of harmonieën.
Harmonieën regeren en daardoor vormt alles inderdaad één geheel, gezien van bovenaf. Maar aangezien de mens in dit geheel nog niet zover is dat hij zelfs maar een begrip voor het wezen van de bezielende kracht van de aarde op kan brengen, meen ik niet dat het veel zin heeft, een hiërarchie op te bouwen die aan de feiten moet beantwoorden. Men heeft wel geprobeerd dit te doen, maar bij alle pogingen loopt men steeds weer vast. Het eindproduct blijkt steeds weer menselijk of mens gelijk te zijn, zoals Meesters, Boeddha’s of iets anders.
U kunt dit misschien niet aanvaarden. U moet een lager bewustzijn van een aarde veronderstellen om op deze wijze aan uw instinctieve menselijke rassentrots tegemoet te komen. Zodat u menselijk reageert en oreert: ik voel dit anders aan, dus moet het zo zijn.
Mijn antwoord is dan: u moet over dit denken zoals u wilt. Maar wat ik u gezegd heb, is juist, zelfs ten aanzien van de onmogelijkheid een sluitend hiërarchisch verband op te bouwen, waarbij direct alle fasen tussen het normaal menselijk bewustzijn en het bewustzijn van een bezielende kracht van een planeet wordt genoemd.
U zei dat deze aardgeest zich ternauwernood bewust was van zijn vlo. Daarom meen ik: onbewuste reacties.
Dank u. Met andere woorden: wanneer u een vlo hebt, waarvan u zich ternauwernood bewust bent, is de vlo bewuster dan u? Ik voer uw eigen argument hier ad absurdum. Wat niet erg vriendelijk is, maar u misschien duidelijk maakt wat uw wijze van redeneren kan inhouden. Er is een verschil, dat geen onmiddellijke relatie denkbaar maakt, anders dan door de wetten, die beider bestaan beheersen. Dit heb ik gesteld ten aanzien van mens en aarde en dit is mijns inziens het juiste antwoord.
Wij hadden eens een gastspreker, die over dit onderwerp zei: Uit de chaos groeien wij tot vorm en zie, in de vorm bestaan wij voort en uit de vorm ontplooien wij ons zodat wij erkennen het levende; het levende erkennende keren wij terug, opdat ons wezen worde bekroond met oneindigheid. Een oneindigheid, waarin wij leren onszelf te volbrengen en volvoeren en samenvoegen begin en einde, opdat waar zij, het ogenblik van ons leven. Kunt u dit dan verduidelijken?
Dat klinkt voor u erg moeilijk. Wij spraken over een betrekkelijk concrete vraag. U komt mij nu met een citaat, dat kennelijk uit de esoterische filosofie stamt, waarschijnlijk uit de Aziatische. U vindt dit moeilijk. Maar zo gesteld gaat het om een meditatiepunt en niet om een bewering zonder meer. Vereenvoudigend zou men het misschien als volgt kunnen stellen: Wij stammen uit iets, wat voor ons besef ongevormd is, daar het louter kracht is. Uit deze kracht gewinnen wij het besef dat er verschillen van kracht bestaan en begrenzen daardoor tegenover het andere datgene wat wij beschouwen als onze kracht. Hierdoor krijgen wij vorm.
In die vorm gaan wij proberen de relatie tussen wat nu ik is geworden en de rest vast te stellen. Wanneer wij dit echter bereiken zullen wij ontdekken, dat er veel meer delen zo gelijk zijn met mijzelf dat van een eenheid of gelijkheid moet worden gesproken over heel wat meer dan datgene, wat ik als ‘ik’ wens te beschouwen. Dan zal ik dus moeten toegeven, dat de begrenzing die ik schep tussen mijzelf en het andere wat aan mij gelijk is, in wezen een kunstmatige is. Er ontstaat een uitbreiding van ‘ik’ door het terzijde stellen van dergelijke kunstmatige grenzen en daarmede ook een groei van bewustzijn. Wij komen tot een soort communiteit met het andere, waarin vormen niet belangrijk meer zijn. Ik verlies dan ook voor mijn besef de vorm, ik vouw mij open vanuit die vorm. De beperking van het besef, het in zich besloten ik, wordt nu tot besef van de wereld. Het is open voor de wereld, voor het andere.
Vandaar ga je nog een stap verder: zodra de wereld en het Ik als eenheid optreden, zal ook in het ik een besef bestaan dat niet meer tot het ego beperkt kan blijven. Ik ben deel van een levensproces, maar bent gelijktijdig als deel van het geheel zelf dit levensproces. Ik ga mijzelf dus beseffen in het tijdloze. Daarin zal de vorm, het onderscheid tussen mij en het andere vervagen. Ik ga begrijpen hoe alles in elkaar sluit en wanneer ik dit begrip eenmaal verkregen heb, mij zelf niet langer begrenzende, ben ik op mijn punt van vertrek aangekomen: in de totaliteit, waarin ik leef als deel van die totaliteit, zonder mijzelf daarvan te willen onderscheiden of onafhankelijk daarvan te willen bestaan, maar gelijktijdig met het besef omtrent mijzelf als functie van die totaliteit – iets wat mij voordien ontbrak. Wat nog ingewikkeld genoeg is, naar ik vrees. Maar het door u gestelde was een meditatiepunt en dit vereenvoudigen tot een zuiver redelijk proces en dan nog zeer eenvoudig uitdrukken is iets, waarover je wel enkele jaren kunt doen.
Ik ben tot de conclusie gekomen, dat de eindfase de geïntegreerde persoonlijkheid is, die zich bewust wordt van alle leven.
Neen, het is niet de geïntegreerde persoonlijkheid, die zich bewust wordt van alle levensgebieden, maar de persoonlijkheid, die in alle levensgebieden zich integreert met de totaliteit.
Mag ik nu enkele conclusies trekken aan de hand van uw reacties van heden? Niet dus aan de hand van het onderwerp alleen, maar aan de hand van uw eigen denken en reageren?
- Wanneer iemand iets zegt, wat je niet interesseert, dien je te steunen.
- Wanneer iemand daarop terugkomt, dien je te zuchten.
- Wanneer iemand daarop nog verder ingaat, dien je innerlijk nijdig te worden en gedachten uit te zenden in de stijl van: draai die kraan nu eindelijk eens dicht.
In de eerste plaats vind ik dit geen verstandige houding, in de tweede plaats geen verdraagzame houding. Ik zou zeggen: alles wat er aan denken bestaat in alle andere mensen moet voor u toch nog zo interessant zijn, dat u begrijpt dat hierdoor iets van de ander duidelijk kan worden voor u – zelfs indien het gestelde op zich niet zinrijk lijkt. Ik geloof dat voor een mens, alleen reeds het besef wat een ander is of wat hem beweegt, van belang moet zijn.
Ik heb nog een punt, dat ik u voor wil leggen: het onderwerp is zelf wel aanvaardbaar, ofschoon moeilijk om in eenvoudige termen uiteen te zetten. Ik gebruikte daarin vergelijkingen. Ik zeg daarbij steeds: het is een vergelijking, het is dus niet zo, maar misschien zou je je het ongeveer zo voor kunnen stellen. Ik ontdek dat prompt de vergelijking als reëel beeld wordt genomen en de achtergronden, die daarvoor en daarna genoemd werden, de punten die met het voorbeeld alleen werden geïllustreerd, eenvoudig worden verwaarloosd. Voorbeelden en parabels zijn een uitgangspunt, dienende om je enigszins een beeld te kunnen maken van hetgeen anders voor u onvoorstelbaar zou zijn. Daarmee dient u dus rekening te houden.
Dan de kwestie van vrijheid van denken. Wij beginnen al met ‘wij zijn niet alwetend of onfeilbaar’. Dit betekent dus dat u onze verklaringen zeker niet voor zoete koek hoeft aan te nemen. Wij vragen u zelf na te denken. Wanneer u nu meent dat wij het geheel verkeerd hebben, kunt u dit tegenover ons misschien constateren – met omschrijving van redenen – maar indien u zelfs de redenen voor uw reactie nog niet geheel zelf durft te formuleren, is het toch misschien beter te wachten tot u uw denkbeelden eerst voor uzelf duidelijker hebt geformuleerd.
Ten laatste nog dit. Waarom willen jullie mensen toch altijd een ‘taak’ hebben? Heb je nog niet genoeg te doen? Ik ben dan ook bang dat hetgeen jullie een taak noemen in feite slechts de beleefde omschrijving vormt voor ‘iets, waardoor ik belangrijk kan zijn’. Denk nu niet, dat ik het u kwalijk neem dat u een taak wilt hebben. Wat mij betreft, hebt u er 500 tegelijk. U komt er heus wel weer overheen, want meestal zijn dat maar geestelijke groeistuipjes. Maar u hoeft toch geen taken te zoeken? U bent toch hier op aarde? U hebt uw eigen moeilijkheden. U leeft in een wereld met anderen, die ook hun moeilijkheden hebben. U moet uw mogelijkheden leren kennen, u moet proberen met anderen als een goed en redelijk mens samen te leren leven, hen te helpen waar het mogelijk is en zelf niet te veel stommiteiten uit te halen en niet anderen de rekening voor uw domheden te laten betalen. U zit uiteindelijk niet in de Tweede Kamer. Dus, wanneer u dit nu eens als uw taak zoudt beschouwen: u bent uw eigen taak, indien u dit woord dan zo graag hoort. Al het andere is minder belangrijk.
Stoor u ook niet al te veel aan alles, wat men u overal voorhoudt of predikt, zelfs hier. Wanneer men u zegt, dat Russen slechte mensen zijn, moogt u dit geloven of niet, maar volgens mij zou u het beste doen uw oordeel voorlopig op te schorten, tot u de Russen hebt leren kennen. En wanneer men u vertelt dat Amerikanen alleen op geld uit zijn en alle Amerikaanse mannetjes door de Amerikaanse vrouwtjes worden geregeerd, dan moogt u het voor mij wel geloven maar zou het niet beter zijn uw geloof in dergelijke algemeenheden eens op te schorten tot u een paar Amerikanen hebt leren kennen? Anders gezegd: zou het voor u niet beter zijn de theorieën, die anderen u voorhouden als mogelijkheden te registreren, maar pas een definitieve conclusie te trekken wanneer u voor uzelf de feiten hebt geconstateerd?
Zou het niet verstandiger zijn vanuit uw eigen leven tot een oordeel te komen over alles, wat voor u wel of niet aanvaardbaar, juist is, dan af te gaan op de stellingen van allerhande theoretici die niet eens beseffen met welke problemen en mogelijkheden u in uw leven te maken hebt?
Misschien vindt u het wat gemeen van mij, dat ik dit achter het betoog over een mogelijke taak te zeggen heb. Maar ik meen duidelijk gemaakt te hebben, dat de dichtst bijliggende taak, die voor u kan bestaan, uzelf bent. Zoek dan niet naar grote taken in de kosmos vóór u deze taak hebt volbracht. Er komt heus een tijd dat uw Ik verder is gegroeid en u geen taak meer in de kosmos zoekt, maar beseft alleen maar uzelf te kunnen zijn, wanneer u steeds meer dingen doet voor het andere en steeds meer verantwoordelijkheid voor anderen gaat dragen. Maar dit komt uit jezelf voort, je moet jezelf worden. Dat is de enige belangrijke taak en wanneer je daarbij te maken hebt met entiteiten als de bezielende krachten der aarde of de zon, denk dan maar: ook zij hebben een tijd gehad waarin zij misschien net zo klein waren als u nu. En misschien zijn zij wel composiete persoonlijkheden, waarin gehele rassen zijn opgegaan. Dat kunt u nu niet overzien, maar wanneer hun uitstraling u beroert, wanneer u leeft in de aura van een aarde, wanneer u te maken hebt met kosmische golven en stromingen, dan zijn die dingen voor u reëel. Want daarmede kunt u iets doen. Werk dan met de krachten die u gegeven zijn, met het besef dat u bezit. Niet aan de hand van gebondenheid, regeltjes of een wanhopig zoeken naar belangrijkheid, maar uit het besef: het feit dat ik besta maakt mij reeds belangrijk genoeg. In dit bestaan moet ik voor mijzelf mijn bestaan rechtvaardigen en dit kan ik slechts door steeds meer omtrent mijzelf te beseffen en in de wereld steeds meer mijzelf te zijn.
Wat is een aanhechting? Waarom krijgt de een het wel en de ander niet? Wat voor soort van geest is het die zich aanhecht? Hoe komt men ervan af? Kan men er mee leren leven?
Aanhechting: een andere persoonlijkheid in niet stoffelijke vorm die binnen de aura van een op aarde levende persoon verward raakt en zich daaruit niet meer weet of wenst te bevrijden. Met als resultaat, pogingen – al dan niet bewust – tot ingrijpen in handelingen en gedachten van degene bij wie de aanhechting plaats vindt. Wie krijgt het? Over het algemeen personen die wijd open staan voor dergelijke invloeden. Het zal het snelst geschieden bij personen, die emotioneel niet stabiel zijn en dan vooral in perioden van grote emotionaliteit, waarbij vooral tijden van meer dan normale mismoedigheid. Welke personen zich aanhechten?
Over het algemeen entiteiten die zich van hun geestelijk bestaan nog niet of niet voldoende bewust zijn. Hoe komt men er af? Over het algemeen door degene die middels de aanhechting op u tracht in te werken op enigerlei wijze bewust te maken van zijn toestand, bijvoorbeeld door deze de mogelijkheid te geven in te treden in een medium. In dergelijke gevallen kan de binding over het algemeen betrekkelijk pijnloos verbroken worden. Hoe leert men er mee leven? Dit is over het algemeen slechts mogelijk wanneer men zichzelf voldoende kent om alle impulsen, die niet van het eigen ik stammen als zodanig te registreren. Men maakt dan geen vergissingen meer door de invloed van de ander en krijgt bovendien een redelijk beeld van degene die tracht zijn invloed te doen gelden. Het is mogelijk op deze wijze, ondanks het voortbestaan van de aanhechting, normaal voort te leven, zichzelf te beheersen en men kan zelfs wel komen tot een soort kleine entente, een soort symbiose, waarbij het gesloten verbond u vaak de mogelijkheid geeft, waar behoefte daartoe bestaat, een beroep te doen op de bijzondere kennis of vaardigheden van deze persoonlijkheid die tijdelijk met u verbonden is.
Is bezetenheid ook een vorm van aanhechting?
Niet noodzakelijk. Het kan een volle inbeslagname door een andere persoonlijkheid zijn waarbij de gehele of delen van de oorspronkelijke persoonlijkheid geheel worden overheerst. In andere gevallen worden delen van de oorspronkelijke persoonlijkheid zover door de ander aan banden gelegd, dat enkele aspecten van het ik in hun extreme vorm in de plaats treden van de normale, volledige persoonlijkheid en persoonlijkheidsuiting.
Komen deze aanhechtingen dikwijls voor?
Meer dan u zou denken. Zij duren echter zelden langere tijd. Mede hierdoor merken de meeste mensen dergelijke beïnvloedingen vaak niet op. Overigens is dit geen wonder: de meeste mensen verwachten van zichzelf immers reeds dat zij irrationeel en tweeslachtig zijn in hun reacties. Vandaar dat aanhechtingen veelal eerst dan bemerkt worden, wanneer het eigenlijk reeds te laat is.
Is een aardgeest een wezen dat zijn ontwikkeling zoveel eerder is begonnen, dat wij hier van vroegere evoluties moeten spreken?
U kunt zowel van andere als van vroeger beginnende evoluties spreken, aangezien u in feite alleen over evolutie kunt spreken, wanneer wij te maken hebben met een voortdurende vorm of besefsverbetering. Wat u echter evolutie noemt, is over het algemeen slechts een vorm- en of besefsverandering, waarbij het totaal van de mogelijkheden ongeveer gelijk blijft. In die zin zijn er zowel oudere als jongere evoluties dan uzelf. Maar de kern van alles is dit: een persoonlijkheid heeft een maximale uitingsmogelijkheid, een maximale besefsmogelijkheid binnen een bepaalde wereld. Wanneer dit bereikt is, kan een verdere ontwikkeling alleen in een geheel andere vorm- en normenwereld plaats vinden. Kan deze niet aanvaard worden dan zal men ten onder gaan. Kan men dit wel aanvaarden, dan wordt men zoveel meer dan het wezen, dat men voordien was, dat men alleen in een geheel andere wereld met geheel andere vormen en normen kan bestaan.
Tot slot nog enkele definities voor mijn persoonlijk genoegen.
Surprise: over het algemeen de persoonlijke, maar verrassende gave van een ander, die soms prettig, meestal tevens stekelig, maar in ieder geval altijd onverwacht zal zijn.
Oneindigheid: de ruimtelijke uitdrukking van eeuwigheid. Maar ik moet nu eerlijk zijn en zal dus ook eeuwigheid omschrijven. Eeuwigheid is een toestand, waarin alles zonder beweging of veranderlijke verschijnselen een vaste vorm heeft, waarlangs echter het bewustzijn zich kan verplaatsen, zodat het bewustzijn verschillende situaties kan erkennen, zonder dat aan de bestaande werkelijkheid ooit iets verandert.
ODV Steravond: Is een gezamenlijk zijn in zodanige eenheid van denken en streven, dat het totaal van krachten uit verschillende werelden of sferen samen kan vloeien tot een bevestiging van innerlijke harmonie in mens en geest en een uitdrukking van deze harmonie vormt ten aanzien van anderen.
Niets: Het onvermogen om de aanwezigheid van iets te erkennen. Dit is niet slechts een omschrijving, maar tevens een definitie. Niets is alles, wat voor mij bestaat, wanneer ik het niet beseffen kan.