De mens en de kosmos

image_pdf

uit de cursus ‘Algemene zelfvorming’ (hoofdstuk 2) – november 1959

Wanneer een mens door de invloeden die hij heeft ondergaan, een bepaalde vorm aanneemt, wordt hierdoor ook de wijze waarop hij zichzelf de kosmos kan voorstellen beïnvloed. Dit voorstellingsleven is grotendeels bepalend in de eerste plaats voor alle invloeden, die hij op aarde ondergaat (wijze van reactie), maar in de tweede plaats ook voor de wijze waarop geestelijke waarden worden gerealiseerd. Een mens behoeft niet een medium of een sensitief type te zijn om invloeden van buitenaf (van andere sferen uit) te ondergaan. Deze invloeden zelf zijn en blijven deel van de kosmos en kunnen nooit als invloed optreden tegen een der kosmische wetten. Maar de manier waarop de impuls wordt verwerkt, kan geheel verschillend zijn. Wij zullen ons dus moeten realiseren dat dezelfde geestelijke kracht, die voor de een een demon is, voor de ander een engel kan zijn; dat dezelfde kracht, die bij de een een harmonie bevordert, bij de ander de harmonie aanmerkelijk kan verstoren. Hierbij gaat het niet om de kracht zelf. Alle krachten die uit de kosmos komen kunnen door ons, mits bewust van de kosmische waarden als harmonische invloeden, in ons leven worden verwerkt. Wat wij niet kunnen doen? Wij kunnen niet de waarden volgens ons eigen inzicht vervormen op een wijze dat zij toch nog harmonisch zijn. De conclusies die hieruit te trekken zijn, zijn vele. Ik wil echter volstaan met enkele van de meest voorkomende en belangrijkste tendensen hier aan te stippen. In de eerste plaats: De mens heeft zijn eigen wereldbeeld en meent dat alles conform dit wereldbeeld zich zal moeten afspelen. Elke afwijkende factor wordt dus gezien als demonisch, als dwaas of misdadig. Het gevolg is dat een dergelijk mens in een voortdurend verzet tegen de wereld zichzelf verteert. Hij zal hierdoor slechts strijd en innerlijke verdeeldheid ervaren. Hierbij speelt verder een rol dat verschillende waarden, die hij verwerpt op grond van zijn eigen inzichten en misschien zijn opvoeding, in feite deel van zijn wezen zijn. Innerlijke gespletenheid, waanzin (godsdienstwaanzin vooral!) kunnen hieruit voortkomen. De poging anderen te dwingen aan eigen eisen te voldoen, is hieruit een noodzakelijk voortkomend feit. De mens, niet in staat zijnde zelf het verlangde te volbrengen, tracht anderen daartoe te dwingen en aldus in de verdiensten van die anderen zijn eigen schuld t.o.v. zichzelf uit te boeten.
Dergelijke disharmonieën kunnen niet worden geaccepteerd. Het gaat er ons om te leven in harmonie met de kosmos. Wij zullen dit nooit kunnen doen, indien wij aan onszelf onredelijke eisen stellen. Wij zullen nooit tot een werkelijke bereiking komen, indien wij beginnen met te strijden. Het oude woord geldt ook zeker hier: “Wie met het zwaard heerst, zal door het zwaard omkomen.” Wie tracht te heersen met geestelijke wetten en openbaringen, zal juist daaraan zijn ondergang danken.

Ten tweede: Wij weten dat het voor menig mens onmogelijk is precies te doen wat hij wenst en wat hij wil. Dat is voor hem heel erg moeilijk, omdat hij daardoor een bevrediging mist, in verzet komt en in strijd met zijn wereld de innerlijke harmonie teloor ziet gaan. Het is belangrijk dat wij hierbij rekening houden met de mogelijkheid tot het verplaatsen van bepaalde invloeden in het “ik”. Deze verplaatsing kan op een zeer eenvoudige manier geschieden, wanneer wij rekening houden met de verschillende belangstellingen die wij bezitten.
Ik wil u een voorbeeld geven: Een mens zoekt bv. naar genegenheid en drukte. Hij is bv. lichamelijk niet in staat dit te doen. Hij kan dit dan vervangen door een zeer drukke correspondentie met velen te voeren, waardoor hij toch het contact met anderen voelt. De verlatenheid en bitterheid, die anders zouden optreden, worden voorkomen, het gebied der belangstelling verplaatst zich enigszins en hierdoor komt toch de innerlijke vrede, de mogelijkheid tot grote aanvaarding.
Een ander voorbeeld: Een mens wil aan sport doen, heeft een ongeluk gehad en is daardoor niet in staat verder aan zijn lievelingssport deel te nemen. Deze sport is voor hem zeer belangrijk. In plaats van te gaan treuren over zijn eigen onvermogen en het ongeval, kan de persoon in kwestie zich wijden aan een theoretische bestudering en aan anderen, die actief aan de sport deelnemen, raad geven aan de hand van zijn verworven theoretische kennis. Hij blijft hierdoor in contact met het geheel, zal niet ten offer vallen aan een innerlijke strijd of aan een gevoel van verlatenheid. Met deze voorbeelden probeer ik u duidelijk te maken, dat wij harmonie moeten bevorderen op alle wijzen. En wij moeten elke keer zorgen dat de weg die wij kiezen, in overeenstemming is met onze neigingen (daar tegen ingaan betekent een te grote strijd), maar gelijktijdig ook met de mogelijkheden. Het blijkt – zij het met enige moeite – vaak mogelijk deze beide dingen zo te verenigen, dat elke mens in de wereld en volgens zijn belangstelling gelukkig kan leven.

Ten derde: Een groot gedeelte van de optredende disharmonie bij de mensen ontstaat door denkfouten. Het is praktisch onmogelijk alle denkfouten te voorkomen, zeker wanneer je mens bent. Het is echter wel mogelijk om bij het ontstaan van te grote discrepanties t.o.v. de werkelijkheid een eigen aanpassing te zoeken. Het zoeken van deze aanpassing kan gaan langs verschillende wegen:

  1. door geloof; geloven dat andere krachten u in staat zullen stellen datgene, wat ge meent te kort te komen of datgene waarin ge meent te kort te schieten, aan te vullen.
  2. door studie; het verwerven van kennis is vaak een van de grootste middelen om een innerlijk bezit te verwerven, waardoor wij uiterlijk bezit tijdelijk terzijde kunnen stellen.
  3. door realiteitszin; nimmer menen dat wij recht of bezitsrecht hebben op waarden van stoffelijke of geestelijke geaardheid, doch accepteren dat zij ons slechts zover behoren, als zij in onszelf leven. (Dit laatste is het moeilijkst.).

Verdergaande in ons zoeken naar harmonie komen wij in contact met deze kosmos als een organisch geheel. Wij kunnen niet zeggen, dat er een stukje in de kosmos onontbeerlijk is; anderzijds zullen wij moeten opmerken dat elk stukje, dat in de kosmos optreedt, heeft moeten bestaan binnen die kosmos, omdat ze alleen zo werkelijk alomvattend kon zijn. Het begrip voor dit deelgenootschap in het grote maakt het ons mogelijk afstand te doen van vele wetten, van vele regels, van vele opvattingen, die ons bezwaard hebben en die ons het feitelijk onszelf-zijn onmogelijk hebben gemaakt.

Er wordt in de esoterie steeds aangedrongen op het kennen van uzelf. In de vorige les heb ik dit reeds aangestipt. Dit jezelf kennen kan niet wetenschappelijk zijn. Er is geen mens in staat om volledige zelfanalyse door te voeren. Er is geen mens in staat alle zelfbedrog te vermijden. Men kan van uit de omgeving een redelijk beeld krijgen omtrent zijn werkelijke betekenis en waarde voor die omgeving; en in deze relatieve verhouding is een zekere zelfkennis mogelijk, maar verder gaat het niet. Wij kunnen echter door onszelf voortdurend te beleven toch een heel eind komen. Het uzelf beleven betekent niet alleen maar aan uzelf denken, maar aan uzelf denken als deel van het organisch geheel (kosmos). Deel zijn van het grote en in dit grote uw eigen betekenis hebben. Al weet u dat misschien ook niet. Hierdoor voelt u aan dat er banden bestaan tussen u en vele dingen rond u. De betekenis die bepaalde voorwerpen, kunst waarden, mensen e.d, voor u hebben gekregen, worden duidelijkere. Zij behoren klaarblijkelijk tot een u begrenzend deel van de kosmische waarde. Er bestaat een zekere psychische band tussen u en hetgeen u sympathiek is. Dit begrip alleen maakt het u mogelijk om op meer juiste wijze te kiezen. Want als u reageert op uw sympathieën, als een deel van goddelijke geaardheid of kosmische geaardheid, zult u dit ook zeker doen t.o.v. uw antipathieën, U zult erkennen dat al hetgeen u antipathiek is en strijdig is met u, niet voortkomt uit een demonisch iets, maar deel is van het Goddelijke, doch niet begrensd door uw vermogen of wezen.

Men zegt voel eens: “Datgene wat de boer niet kent, lust hij ook niet.” Ik geloof dat dit bij mensen in zeer vele gevallen waar is, juist t.o.v. die kosmische wereld. Wanneer wij nl. t.o.v. de kosmos voortdurend zeggen: “Alleen wat wij kennen of menen te vreten is goed en is juist,” dan kunnen wij er onmiddellijk achteraan voegen: “Wij zullen nooit in staat zijn een kosmische harmonie in onszelf te scheppen.” Pas wanneer wij de eenheid met de kosmos als een noodzaak gaan gevoelen en tevens begrijpen, dat onze eigen onvolledigheid een bepaalde reeks van verschijnselen binnen die kosmos voor ons minder aanvaardbaar maakt, zullen wij levend aan de hand van hetgeen wij bezitten, maar waarderend hetgeen ook buiten ons besef bestaat, de kosmische harmonie voor onszelf verwerkelijken.

Kosmische harmonie omvat meer dan alleen maar het accepteren van de stoffelijke waarden of de filosofische waarden. We zullen zelfs een stap verder moeten gaan en moeten zeggen, dat een groot gedeelte van de geestelijke waarden voor ons noodzakelijk is bij elke kosmische beleving. Dat als gevolg daarvan ons bewustzijn op elk kosmisch peil afzonderlijk zal ontplooien en overal mede deelhebben aan het geheel. Het resultaat is, dat de beïnvloeding van onze geest (wanneer wij in de stof leven van uit de stof of van uit ons laagste voertuig) altijd een zeer grote rol speelt in de wijze, waarop wij een praktische bewustwording kunnen verwerkelijken. Daarbij gelden ook weer in de eerste plaats enkele regels.

Ten eerste: Onthoud steeds, dat al hetgeen u doet weerkaatst wordt op velerlei terrein. Elke daad die u stelt kan worden vergeleken met een bal die u werpt, waarvan u wel ongeveer de baan hebt bestemd, maar zelden in staat bent met volledige zekerheid het punt van treffen en de verdere werking geheel te verklaren. Beperk u daarom in de stof, als het nodig is; doch indien ge meent dat ge meent dat ge met een veelheid van daden het resultaat kunt krijgen dat met een enkele daad niet bereikt kan worden, schroom dan niet deze veelheid van daden te stellen. Weet dat het voor u stoffelijk belangrijk is voldoende impulsen naar de geest te zenden, omdat u alleen met deze verzadiging van het niet-stoffelijk deel der psyche uw innerlijk evenwicht zult kunnen handhaven en uzelf een voortdurende groei kunt verzekeren. Zeg niet dat deze dingen strijdig zijn met wetten, met geboden, met gezond verstand of iets anders. Er zijn tijden, dat een voortdurend streven en pogen voor ons noodzakelijk zal blijken, omdat wij alleen daarin een voldoende eenheid met de geest krijgen. En die eenheid met de geest betekent gelijktijdig groter contact met de werkelijkheid, met de kosmos. De mens die één wil worden met de kosmos, zal dit ook moeten doen aan de hand van bewust gerichte daden, die in zijn overwegingen niet alleen stoffelijke, maar daarnaast ook geestelijke resultaten hebben.

Elke vergissing die optreedt als gevolg daarvan, kan worden verwaar­loosd, omdat van uit de geest automatisch correctie optreedt, terwijl ook oorzaak en gevolg een verdere aanvulling van de nodige ervaring verzekeren.

Ten tweede: Het zoeken naar levensinhoud geschiedt ook van bovenuit. Dat wil zeggen dat niet alleen het bewustzijn vanuit de stof reikt tot de geest, maar omgekeerd de geest vanuit haar vele verschillende vlakken van vermogen en ervaring reikt naar de stof. Dit heeft voor de nuchtere mens verwarrende werkingen. Er zijn nl. factoren die niet te definiëren zijn als onderbewustzijn, die niet kun­nen worden teruggebracht tot zuiver stoffelijke eigenschappen en die toch voortdurend het gehele leven en wezen blijven beïnvloeden.

Hier zullen misvattingen kunnen ontstaan, tenzij wij ons steeds voorbe­reiden op het gebruiken van grotere kosmische wetten en krachten. Wij houden daarbij rekening met het feite dat zekere grondregels kunnen gelden voor elke sfeer en die toch in de stof nog begrijpelijk en toe­passelijk zijn. De regels waar het hier om gaat, zal ik u zo dadelijk geven.

Ten derde: Ongeacht de wijze waarop wij in de kosmos bestaan heeft ons bestaan t.o.v. anderen altijd een doel. Of wij goed handelen of kwaad volgens eigen inzichten, maakt daarbij niets uit. Wij zullen beantwoorden aan de werkelijke kosmische inhoud, of wij willen of niet. Het gevolg is dat een groot gedeelte van ons streven en leven hoofdzakelijk wordt bepaald door de wijze, waarop wijzelf de wereld bezien en zelf onze daden – qua intentie vooral! – stellen. Laat ons nooit stellen dat een mens of een geest door het nalaten of het stellen van een daad iets kan veranderen in de eeuwigheid. Dit is onmogelijk.
Het gevolg is, dat wij voor de kosmische harmonie ons niet behoeven te bekommeren omtrent de resultaten van onze daden, maar zoveel te meer ons zullen moeten bekommeren om de intentie, waarmee ze worden gesteld en de inhoud en ervaring die ze voor onszelf leveren. Gezien het feit dat de mens in de kosmos onderworpen is aan wetten, die op alle vlakken gelijk bestaan, is het redelijk aan te nemen dat de mens, die deze woorden voortdurend mee verwerkt in zijn beschouwing van het verleden of zijn verwachting en voor de toekomst, hierdoor een juistere richting in het leven zal vinden, minder weerstanden zal ondergaan en voor zichzelf tot een prettiger, een gelukkiger leven komt, waarin gelijktijdig grotere kosmische en bewustwordingswaarden zijn opgenomen. Gezien het feit dat wij hier de praktijk van de bewustwording trachten te bevorderen, noem ik deze waarden kort achtereen:

  1. Oorzaak en gevolg zijn in God te allen tijde nul. Zij heffen nl. in de loop van de keten elkaar op. De wijze waarop oorzaak en gevolg zich afspelen is onbelangrijk; echter is belangrijk dat bij een bewust ondergaan van oorzaken en gevolgen voortdurend wordt gerealiseerd, dat zij op zichzelf tot niets voeren.
  2. In de kosmos is de mens niet de speelbal van onbekende krachten. Hij is een deel van een sterk omgrensd bewustzijn, dat in zich uiting geeft binnen een bepaald gebied van het Al aan het totaal van de kosmische werking in de goddelijke krachten. Waar wij niet in staat zijn buiten deze persoonlijkheid of boven deze persoonlijkheid uit te gaan, zullen wij moeten volstaan met het volledig ondergaan van dit deelbewustzijn en alle daaruit voortvloeiende gevolgen. Hoe meer wij trachten onze harmonie met de kosmos uit te drukken in een harmonie met dat deel van de kosmos waartoe wij in feite menen of gevoelen te behoren, hoe eenvoudiger het ons zal worden een groot gedeelte van de kosmische waarden te beheersen; terwijl daarnaast andere waarden van hogere origine door ons kunnen worden ondergaan, zonder de grote weerstand die ze anders in ons wekken.
  3. We dienen ons te realiseren, dat een voortdurend evenwicht ook in ons eigen “ik” moet blijven heersen. Elke evenwichtsverstoring, die wij tijdelijk ondergaan, is slechts een zeer kleine en geringe verandering, die nooit blijvend is. Indien wij de natuurlijke krachten en de kosmische waarden in ons hun gang laten gaan, zullen wij steeds weer een toestand van evenwicht vinden. Het is ons voortdurend zelf ingrijpen in deze natuurlijke gang van zaken dat een verstoring van evenwicht tot stand brengt. Elke verstoring van evenwicht echter betekent krachtverlies. Hoe meer wij trachten onze eigen visie t.o.v. het kosmische te laten prevaleren boven de kosmische werkelijkheid, zoals ze in ons is geopenbaard, hoe groter ons verlies aan krachten, hoe minder onze innerlijke vrede en hoe minder het resultaat van de bewustwording.
  4. Uitgaande van het standpunt dat de stofmens slechts van uit zijn eigen bewustzijn de kosmos kan benaderen, moeten wij stellen dat elke reeks van voorstellingen, die niet gebaseerd is op stoffelijke of redelijke waarden, weinig of geen zin heeft. Het beredeneren van abstracte waarden kan voor ons alleen betekenis hebben, indien deze abstracte waarden kunnen worden gebruikt om een voor ons kenbaar en begrijpelijk verschijnsel te verklaren, te illustreren of zelfs daartoe te kunnen worden herleid. Het heeft geen zin boven eigen wereld uit te gaan; want zolang het punt van bewustwording is gelegen in een bepaalde sfeer, is deze sfeer de enige wereld, waarin ervaringen kunnen worden ondergaan en de wet van oorzaak en gevolg kenbaar wordt. In alle andere gebieden zal ze wel bestaan, maar voor ons niet kenbaar of ervaarbaar zijn. Het kiezen van een ander dan ons eigen niveau en vlak om daarin te beleven, betekent dus het uitschakelen van voor ons noodzakelijke ervaringen, het opwerpen van reeksen reacties, die niet passen bij het huidig leven en daardoor steeds grotere schade veroorzaken.
  5. Realiseer u dat alle wetten die bestaan en gekend kunnen worden op aarde, slechts specialisatie en afleiding zijn van grote kosmische wetten. Elke regel, die op natuurlijke gronden hier op aarde bestaat en stoffelijk erkend kan worden, kan worden geïnterpreteerd als gelijk werkzaam in alle andere gebieden die voorstelbaar zijn. Een regel die hier geldt, geldt in de hemel en in de hel. De wijze waarop die wereld bestaat, betekent echter wel dat de uitwerking van de regel daarin een andere kan zijn. Het is op aarde niet belangrijk de uitwerkingen in andere werelden te overwegen; wel echter te erkennen, welke werkingen in onze eigen wereld plaatsvinden.
    In het zoeken naar een hoger bewustzijn zal de mens geneigd zijn de in hem verborgen mogelijkheden tot paranormale waarnemingen te ontwikkelen. Hij vergeet daarbij heel vaak, dat de uitbreiding van bewustzijn voortdurend bepalend zal zijn voor het gebied, dat door het gehele “ik” kan worden beleefd en waargenomen. Uitbreiding van bewustzijn impliceert ontwikkeling van kwaliteiten. Datgene wat paranormaal wordt genoemd, wordt dan normaal. Wanneer wij echter streven naar de ontwikkeling van een bepaalde of enkele paranormale eigenschappen, met uitsluiting van verdere bewustwording, dan zal daardoor een onevenwichtigheid ontstaan, die voor de buitenwereld geen betekenis heeft, maar voor onszelf een sterke terugval in bewustzijn inhoudt en vooral een aanmerkelijke vermindering van feitelijke harmonie.

Met deze paar punten kunt u ongetwijfeld weer iets doen. U kunt ze overwegen en eens kijken in hoeverre uzelf misschien u te buiten gaat aan waarden, die liggen boven het normale voor u toegankelijke niveau.

Praktijk. Een vorige maal heb ik u enkele kleine middelen gegeven om het onderbewustzijn te laten werken. Er zijn echter binnen dit onderbewustzijn vaak ook geestelijke of bovenbewuste waarden verborgen. Om deze actief te maken kunnen we ook weer gebruik maken van enkele ezelsbruggetjes. De eerste daarvan is dit:

Wanneer ik een probleem heb en ik denk daar intens over na, terwijl ik daarna probeer mij van het probleem te bevrijden (desnoods door mij met iets anders bezig te houden), zal het indien ik er intens genoeg mee bezig ben geweest terugkeren en wel met een volledige aanvulling van alle waarden, die in mij aanwezig waren plus alle waarden, die ik eventueel door mijn afstemming heb beroerd. Wanneer ik van uit de kosmos of zelfs van uit God zelf een antwoord verwacht en ik blijf daar nadrukke­lijk op wachten, zal ik het niet horen. Mijn concentratie is te groot, ik belet eenvoudig onderbewuste en minder belangrijke waarden of minder krachtige waarden zich binnen de rede te manifesteren. Heeft u proble­men, waar u ernstig over moet nadenken, dan zou ik u de volgende raad willen geven: Neem u een boek dat u interesseert, een orkestwerk waar u bijzonder graag naar luistert of iets anders. Denk eerst intens over uw probleem na, besteed daar desnoods 10 tot l5 minuten aan om het voor uzelf volkomen te omschrijven. Zoek echter niet naar een oplossing op een wanhopige wijze; stel voor uzelf slechts vast waar de oplossingen, die u kent, eventueel te kort schieten. Ga daarna een half uur of een uur lezen, luisteren, kortom ontspan u. Breek daarna dit vermaak af en tracht een ogenblik stil te zijn, rustig te zijn en u zult bemerken dat de waarden, die u kunt oplossen van uw probleem, terugkeren, nu echter in gewijzigde vorm. Dit heeft een groot voordeel boven de slaapoplossing, waar de oplossing van problemen in de droom en in de slaap vaak onvollediger is dan men zich in die slaaptoestand realiseert. De oplossingen, die zo worden verkregen echter, kunnen onmiddellijk aan een redelijke controle worden onderworpen en geschikt worden gemaakt voor een toepassing.

We kunnen natuurlijk zeggen: “Ja, maar God en de kosmische waarden kunnen zo zonder meer in ons werken!” Dat is wel waar. Maar het ellendige is, dat wij maar een klein deel zijn van het organisme. En zolang wij ons bepalen tot onze eigen functie en weigeren een wisselwerking te vertonen met het totaal van onze omgeving, kunnen we niets bereiken. Om die wisselwerking tot stand te brengen, moet er een tijdelijk verlies zijn van eigen persoonlijkheid.
Er bestaan honderd en een methoden om het onderbewustzijn te prikkelen. Veel van hetgeen voor bijgeloof wordt uitgekreten, heeft daar middellijk of onmiddellijk iets mee te maken. Wij voor onszelf willen natuurlijk niet graag bijgelovig zijn of lijken. Wij zullen dus vaak de gebruikelijke waarden terzijde stellen. Maar we zullen toch voor onszelf soms gebruik gaan maken van orakel-werk. Een orakel-werk is de meest eenvoudige vorm van kaartleggen. Het is niet mijn bedoeling, mijne toehoorders en lezers, van u kaartleggers en kaartlegsters te maken, maar wel om u iets te verklaren van de techniek, die daaraan verbonden zit en u duidelijk te maken hoe dit te gebruiken.
Een werkelijke kaartlegger of legster interpreteert niet aan de hand van aangeleerde waarden de kaarten en hun onderlinge relatie. Hij of zij zal tijdens het leggen aan de kaarten vaak willekeurige betekenissen en waarden toekennen die op dat ogenblik opkomen. Hier is sprake van een harmonische werking. Het eigen voorstellingsleven plus het z.g. toeval brengen samen een veel groter contact met de kosmos tot stand dan het streng gereglementeerde en dus bekrompen redelijke denken. Het gevolg is dat tijdens het z.g. kaartleggen, indien men tenminste de moed heeft onmiddellijk zijn gedachten uit te spreken, heel vaak flarden van toekomstige mogelijkheden, van in het verleden bestaande werkelijkheid, maar ook van invloeden die voor ons belangrijk zijn, tot uiting komen.
Wij willen natuurlijk voor onszelf daar soms gebruik van maken. Wij doen dat dan op een heel eenvoudige manier. Wij nemen een willekeurig stel kaarten (het mag kwartet, het mag wat anders zijn), wij gaan die dingen uitleggen, desnoods met de ruggen naar boven en wij gaan voor onszelf, aan die kaarten een verhouding toekennen. Wij gaan proberen voor onszelf in de kaart te kijken. We stellen daarbij een bepaald probleem of een bepaalde persoon in het middelpunt en wij gaan daarover praten. Maar wij gaan niet overwegen of zo een gedachte redelijk is en we haar kunnen aanpassen. We spreken haar uit. Het gevolg zal zijn dat de toevalsfactor, die in de val van onze kaarten, het leggen van een patroon enz. verborgen zit, het ons mogelijk zal maken door het keren van kaarten op willekeurige wijze, dan wel het beschouwen van samenhangen op een even willekeurige wijze, een aantal associaties en ideeën op te doen, die ons duidelijker maken welke kosmische relaties kunnen bestaan. Wij mogen niet vergeten, dat het toeval (dat werkelijk bestaat in de zin dat er een zeer groot aantal mogelijkheden zijn) toch weer beheerst wordt door harmonieën en cycli. Eenvoudig kan het zo worden uitgedrukt:

Op het ogenblik dat tendens ‘a’ bestaat in de wereld, zullen bij het kaartleggen regelmatig een heer en een vrouw in elkaars nabijheid vallen. De omgeving kan veranderen, maar die twee blijven elkaar trouw. Dit is dus een aanduiding van een relatie tussen twee waarden, die wij daar willekeurig aan toekennen. Maar dit toekennen komt eveneens uit impuls ‘a’ voort. Dat wil zeggen dat onze reactie op cyclus ‘a’ hier wordt uitgedrukt in een relatie tot twee kaarten.
Komt echter cyclus ‘b’, dan blijkt plotseling de heer een boer geworden te zijn. Het gevolg is dus, dat de verandering van relatie het nodig maakt om bij de ene hoofdwaarde een tweede intuïtieve waarde aan te voeren. En zo vreemd als het u zal klinken zal de associatie bijna maar niet volkomen zijn. Het gevolg is, dat andere gedachten zich ontwikkelen en wij komen tot een andere reeks van stimulansen.
Deze vorm van kaartleggen mag nooit worden gebruikt voor zuivere prognoses. Zij kan slechts worden gebruikt om ons de verhoudingen tussen ons en de ons omringende kosmische waarden uit verschillende werelden en sferen, zowel als uit de eigen wereld, te realiseren.

Een ander klein trucje, dat misschien minder omslachtig is, is een doodgewoon telproces. U bent vaak niet in staat om te besluiten. U staat voor een keuze en u weet niet wat u wilt doen. Besluit dan dat u bij een even aantal lucifers bv. in uw doosje daad ‘a’ zult stel­len, bij een oneven aantal daad ‘b’. Wanneer u geteld hebt, zult u zich aan de uitspraak van dit orakel niet houden, maar u zult – doordat u uzelf een bepaalde handeling hebt opgelegd – tot een psychisch gedwon­gen keuze komen. U zult uw eigen daadkracht daardoor aanmerkelijk ver­groten en onnodige tweestrijd kunnen voorkomen.
Zelfs het kruis-en-muntsysteem is daarvoor bruikbaar. Alleen zien wij bij het kruis-en-munt­systeem heel vaak optreden dat men vals speelt, om alvast de uitslag te krijgen die men hebben wil, waarna men op grond van deze valsheid dan weer aarzelt datgene te doen wat men ten slotte toch zal volbrengen.

Toevalsfactoren zijn in de kosmos van buitengewoon groot belang en u zult goed moeten onthouden dat de schijnbare toevalligheden rond u een vast patroon vormen. Dat patroon mag voor u misschien niet harmonisch lijken, maar het is noodzakelijk voor de kosmische harmonie. Het beantwoordt aan de reeks van invloeden, die op het ogenblik hier voor u merkbaar zijn en die deel uitmaken van een totale kosmische reeks van invloeden die u ten slotte zult doorlopen. Wij hebben echter onze eigen reactie en onze eigen bewustwordingsgang. Daaraan kunnen wij niet ontkomen. Wanneer wij een toevalsfactor accepteren ter beslissing, blijkt dat wij deze automatisch corrigeren wanneer ze ons niet ligt, niet in overeenstemming is met ons eigen wezen. Voorbeeld:

U bent een keer erg moe en dorstig en u zegt: “Het eerstvolgende café dat ik tegenkom ga ik binnen.” Ik durf met u te wedden dat u er drie of vier voorbij zult lopen, omdat ze u niet passen. Het is uw stijl niet, u moet er één hebben die er zo uit ziet. U had dat oorspronkelijk ook misschien wel geweten, maar door uw zoeken, de toevalsfactor die u uzelf hebt gesteld, bent u geneigd scherper op te letten, beter te oordelen en zult u dus eindelijk uw dorst meestal op aangenamer wijze kunnen lessen. Gebruikmaken hiervan is energiebesparing. En energiebesparing betekent: grotere kracht hebben om te beleven en dus te werken.

Een trucje dat niet voor iedereen bruikbaar is, maar alleen voor diegenen die de kunst van luisteren naar minder stoffelijke waarden kennen, is dit: Sluit de oren of een van beide oren af door een lich­te druk aan de bovenkant van dat kleine middenstukje in de schelp. Er ontstaat een ruisen. Het is het ruisen van het bloed dat u hoort. Het is dus definitief geen geluid dat onmiddellijk uit een andere sfeer stamt. Wat echter wel gebeurt is, dat wanneer u intens luistert daarin woorden voorkomen. Ook hier is een zekere droomstimulans. Met echter dit verschil: dat – mits u steeds u realiseert waaruit de stemmen en geluiden komen (uw bewustzijn gestimuleerd door een zeker ruisen van het bloed) – door u op den duur ook niet eigen waarden worden gehoord. Op deze wijze is het mogelijk bepaalde telepathische vermogens te stimuleren. Het zal op den duur ook mogelijk zijn op deze wijze een eerste begin te krijgen van contact met geesten en meesters. Onthou echter daarbij weer het volgende: geen enkel contact, alleen op deze wijze verkregen, kan juist of betrouwbaar zijn. Wanneer u een werkelijk contact verkrijgt langs deze weg, gaat de stem die u hoort uit het ruisen over tot een spreken dat in het hoofd galmt.
U hoort het werkelijk in uw schedel. Het opheffen van de druk maakt geen verschil uit. Hetgeen wordt gezegd en gesproken moet worden verwerkt en op eigen wijze gebruikt en aangewend, maar nooit zonder meer gehoorzaamd. Het is een trucje, dat vooral voor degenen die een latente, maar toch aanwezige helderhorendheid bezitten, soms een aanmerkelijke versnelling van ontwikkeling geeft.

Een ander punt is voor degenen die een vlaag van helderziendheid hebben zo nu en dan, maar nooit precies kunnen zien, wat zich eigenlijk voordoet. Hierbij moet u weer onthouden: Wanneer u bepaalde dingen ziet die niet behoren tot het normale gezichtsvermogen, zal elk veranderen van het thans in het blikveld liggende, een sterke reeks van stoffelijke impulsen betekenen waardoor het beeld verdwijnt. Wanneer men een dergelijke invloed waarneemt, is het verstandig om eenvoudig te zien en langzaam de ogen te sluiten of te sluieren met de oogharen. Daardoor ontstaat inderdaad een andere gevoeligheid van de pupil, zodat ook de invloed van buitenaf enigszins verandert, terwijl eventueel geestelijk opgevangen beelden of illusies visuele illusies (aan de hand van geestelijke impulsen) duidelijker kenbaar worden. Op deze wijze zult u op den duur leren meer te begrijpen wat er zich rond u beweegt. Laat u nooit leiden door deze beelden, neem ze nooit voor een onomstotelijke waarheid aan, maar gebruik de associaties die u daarbij hebt, wederom om uw eigen relaties t.o.v. zowel uw eigen wereld als andere werelden duidelijker te stellen in uzelf.

Dat zijn dan een paar ezelsbruggetjes, die erg aan de kant van de bijgelovigheid liggen, maar die toch het voordeel hebben bepaalde onderbewuste en zelfs geestelijke waarden actief te maken. Onthou dat deze gegevens niet voor het z.g. ernstige gebruik ten bate van anderen worden verstrekt, doch alleen voor proefnemingen met uzelf, waardoor u voor uzelf tot een snellere beslissing kunt komen, uzelf dus energie kunt sparen, dan wel invloeden kunt erkennen van stoffelijke en buiten-stoffelijke geaardheid.

Noot

Mijn opmerkingen t.a.v oorzaak en gevolg en de wijze waarop deze moeten worden gezien, zijn klaarblijkelijk niet duidelijk genoeg geweest. In antwoord op een daarover gestelde vraag merk ik dan alsnog het volgende op:

Mijn mening hieromtrent berustte op de werkingen naar buiten toe. Oorzaak en gevolg in uzelf kunt u niet ontkomen, al zou u het willen. Elk gevolg dat u persoonlijk betreft, heeft voor u zijn uitwerkingen en dus zijn bewustzijnswaarden, terwijl het mede oorzakelijk is voor nieuwe mogelijkheden. Er zijn echter zeer veel mensen, die zich bezighouden met de gevolgen van hun handelingen of daden voor anderen, terwijl ze daarop verder geen enkele invloed hebben. Ik meende voldoende duidelijk geweest te zijn maar vul hier dus nogmaals uitdrukkelijk aan: het heeft geen enkele zin zich in verleden of toekomst te bekommeren over uitwerkingen van eigen handelingen t.o.v. anderen, in zoverre deze niet binnen de onmiddellijke beheersing van het nu vallen. Wat geweest is geweest. Onze eigen ervaring nemen we daarvan mee. Wij behoeven ons echter dan niet verder te bekommeren over anderen door te zeggen: “Wij hebben schuld aan hun ongeluk,” of: “Zij hebben hun geluk alleen aan ons te danken.” Men vergeet in dat geval nl. dat in de kosmos niets in feite door ons geleid of veranderd kan worden. Zouden wij dit niet hebben gedaan, dan zou het op een andere wijze bereikt geworden zijn en zou misschien uiterlijk een kleine variant ontstaan zijn, met echter hetzelfde eindresultaat wat betreft de mensen buiten ons. Voor onszelf geldt precies hetzelfde. De invloeden, die ons van buitenaf beroeren, zouden door de intentie van anderen ongetwijfeld licht kunnen worden gewijzigd; het eindresultaat voor onszelf blijft echter gelijk. Het is onze persoonlijke verwerking van deze dingen die belangrijk is; niet de invloeden, die wijzelf scheppen of die anderen t.o.v. ons scheppen.

image_pdf