De mens en zijn dromen

image_pdf

17 september 1982

Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Denk dus zelf na. Ons onderwerp is: De mens en zijn dromen

Mensen dromen, mensen scheppen diep in zichzelf beelden en zaken, die feitelijk niet kunnen bestaan voor hen en die zij toch voor zich als een waarheid blijven beschouwen. Ik zou hiervan vele voorbeelden kunnen geven. Zoals men eens opmerkte: Misschien is er een God. Maar dat die God, God heet, heeft hij aan de mens te danken, want die heeft men zo genoemd. Er is misschien een hemel. Maar de indeling daarvan is dermate menselijk dat zij zo nooit kan bestaan, behalve misschien voor de mens die zo diep in zijn droom gelooft dat hij voor zich daarvan een soort werkelijkheid maakt.

Als mensen kennen wij zeer veel dingen waarin wij in feite alleen geloven, dingen die wij in onszelf opbouwen of door anderen in ons worden vastgelegd en wanneer je ze op de keper beschouwt, niet bepaald echt zijn. Dat zijn al vaak de illusies waarmee men leeft. Maar waarom droomt een mens van dergelijke dingen? Dat men droomt van een God of goden kan ik mij voorstellen: diep in de mens is een onbekend gebied – de ziel zegt men dan, al is dit ook maar een naam die een mens heeft verzonnen, zoals anderen spreken over het ‘grotere ik’. Het zou alles mogelijk kunnen. In ieder geval bevat het ik iets wat wij niet kunnen uitdrukken in de termen van een driedimensionaal wereldje waarin de tijd een vierde begrenzing vormt.

Wij zeggen dan tot elkaar: er is iets, maar wij weten niet wat. Daarom proberen wij dit onbekende aan iets te binden, aan alles in ons leven dat voor ons onverklaarbaar is. Dan zijn onze goden in het begin niet meer dan voorvaderen. Later worden het vreemde figuren die wonderen kunnen doen en nog later, wanneer de mens meer en meer kennis verzamelt, wijkt God a.h.w. terug in het onbekende en wordt een vage vaderfiguur die op de achtergrond alles regelt zonder dat wij precies kunnen weten hoe of waarom.

Op deze wijze hebben wij dan die vage leegte in ons begrip gevuld. Mogelijk meent u dat mensen dit alleen doen wanneer het gaat om geloof. Maar hoe vaak dromen wij niet over onszelf? Wij zien onszelf niet precies zoals wij zijn, maar maken voor onszelf van ons ik een mogelijke ideaal figuur. Dit zonder te willen of kunnen beseffen, dat wij die ideaal figuur nooit waar zouden kunnen maken. Zo min als wij schijnen te kunnen begrijpen dat, zo het ons toch zou gelukken ons ideaal geheel waar te maken, wijzelf ons dood zouden vervelen en mogelijk alle andere mensen bovendien dood zouden ergeren. Iets wat dan zou werken als een soort imaginaire atoombom.

Wij scheppen ook vele gevaren die er misschien werkelijk niet of niet zo zijn. Want wij zijn bang. Het onbekende is voor ons zoiets als het duister. Wat doe je als kind in het donker? Je begint te fluiten of te zingen. Dit om aan te tonen dat je niet bang bent. Gelijktijdig verwacht je achter elke schaduw een boeman, duivel of wat voor monster dan ook, afhankelijk van hetgeen je ouders je verteld hebben. Je vreest dat dit onbekende en in feite niet bestaande je zal aanvallen en mogelijk zelfs mee zal sleuren naar een oord vol verschrikking. Ook die angst die ons zo vaak bezield moet weg, moet verdrongen worden. Dus dromen wij van onszelf als een figuur die toch uiteindelijk onaantastbaar is. Maar deze onaantastbaarheidswaan kunnen wij alleen handhaven door aan te nemen dat ieder ander wel aantastbaar zal zijn en door ons beheerst of veranderd kan worden.

Veel van de zgn. menselijke moraal komt niet eens voort uit de werkelijkheid en de noodzaken daarvan. Het is eerder een vaag verhaal dat je steeds weer aan jezelf vertelt en waaraan je dan jezelf niet geheel gebonden schijnt te achten. Dit hanteer je dan als een wapen tegen de wereld, maar ook tegen je gevoelens van schuld en onjuistheid. Het is bv. gemakkelijk genoeg om, zelfs met redenen omkleed, te zeggen dat hetgeen de Joden nu in Libanon doen, onjuist is. Want volgens de menselijke opvattingen – staatsrechtelijk, internationaal en juridisch – hebben zij niets te maken in andermans land. En zeker wat zij nu het laatste hebben gedaan, zich met een feitelijk burgeroorlogje bemoeien, is op deze wijze al helemaal niet aanvaardbaar, ook al omdat er steeds weer bij deze acties onschuldige slachtoffers vallen en vaak in grote aantallen. Dat weten de Joden ook wel. Wij mogen ook niet vergeten wat de PLO in ditzelfde land heeft gedaan. Men kan de Joden ongelijk geven, maar zij voelen zich nu eenmaal vervolgd. Dit gevoel van achtervolgd te worden en gelijktijdig door een persoonlijke God gerechtvaardigd worden, is een droom die de Joden altijd al vervolgd heeft. De basis van dit alles ligt in feite al in de wet, in de Thora. Het ligt de onvervulbaarheid voor de doorsnee mens van alle eisen die daarin steeds weer aan elke gelovige mens, gesteld worden.

Een Jood is een mens die zich steeds weer beroept op zijn Jood-zijn, zijn uitverkoren zijn en gelijktijdig toch voortdurend vreest op grond van eigen tekortkomingen en wel in het bijzonder zijn god die, zoals de heilige boeken hem duidelijk zeggen, zich maar al te vaak heeft gewroken aan dit volk omdat het hem ongehoorzaam was. Onder die omstandigheden maak je uit de onvrede in jezelf, de angst voor verschrikkingen die in je bestaat al snel iets wat buiten je moet bestaan. Je wilt niet erkennen dat veel hiervan in jezelf ligt in de eerste plaats. Dus begin je het onrecht te begaan aan een ander om zo te wreken wat die ander mogelijk gedaan heeft en heel vaak nog niet eens heeft kunnen doen.

Tja, hebben die mensen nu gelijk of ongelijk? Je weet het niet. Maar één ding is zeker, zij worden in hun jacht naar veiligheid en het weer geheel in bezit nemen van het oude land Kanaän — daarom gaat het velen van hen – gedreven door een behoefte aan zekerheid, aan het oude uitverkoren-zijn en onder de bescherming van hun God leven. Hun gedrag wordt begrijpelijk wanneer je beseft, dat het hierbij niet alleen maar gaat om hetgeen zij werkelijk geleden hebben, maar ook om de in hen levende angstdromen en hun ideaal van onaantastbaarheid.

Nu ja, mensen dromen. De Nederlanders ook. Zo spreken zij voortdurend over vrijheid en democratie en verwijten andere landen dat zij aan hun zeer strenge normen op dit gebied niet voldoende beantwoorden. Maar o wee wanneer er iemand in de kamer gekozen wordt die behoort tot een partij waarmee zij het niet eens zijn. Dan staan zij klaar om die man af te tuigen, uit te fluiten, met stenen te bekogelen en uit te roepen, dat dit niet past in een democratie. En toch is het volgens hen een samenleving waarin eenieder tenminste stemgerechtigd is en dan ook zijn stem kan laten horen. Of die democratie dan ook maar alleen een droom is? Ik meen van wel. De mens heeft zich weer eens een beeld opgebouwd van de ideale staat. En hoeveel geslachten voor hem hebben dit al niet op hun wijze gedaan.

De mens denkt aan een staat waarin werkelijk vrede bestaat, waarin eenieder alles kan hebben en waarin niemand tot iets verplicht zal zijn. O, men realiseert zich zeer wel dat dit niet kan. Maar dit beeld rechtvaardigt voor hem in ieder geval voor een deel zijn tekortschieten t.a.v. de werkelijkheid waarin hij moet leven. Wanneer er dan iemand komt die de zaken anders beziet, wordt het geen kwestie van die man heeft gelijk of ongelijk. Dan verzet men zich zelfs tegen het bestaan van een dergelijk iemand en diens denken omdat deze allereerst en vooral een aantasting betekent van het eigen droombeeld van de mens en zo een aantasting betekent voor zijn zo zorgvuldig opgebouwde zelfrechtvaardiging. Dit nu kan men niet gedogen. Men zou wakker moeten worden uit zijn droom en meer dan al het andere schijnt de mens instinctief dit ontwaken te vrezen. Dat verklaart ook de ferociteit waarmee een mens zijn eigen geloof, zijn eigen moraal, zijn eigen wijze van zich kleden, de superioriteit van eigen huidskleur en taal pleegt te verdedigen.

Men komt tot een geweld dat men in feite niet eens wenst, alleen maar uit angst dat de eigen droom zou vallen, dat je beeld eens een ideale mens te kunnen zijn in een ideale wereld zal worden vernietigd. Nu is het natuurlijk ook niet leuk wanneer een mens met zijn dromen komt en deze worden steeds weer verstoord. Maar misschien zou men er goed aan doen zich eens af te vragen of die dromen niet behoren tot een geheel ander bestaan dan het menselijke.

Wat ik u nu ga voorleggen is een persoonlijke visie die ik in dit verband heb ontwikkeld. Ik weet dan ook niet, of u mij in dit alles zult kunnen en willen volgen. Maar ik hoop er dan maar het beste van, want ook geesten kennen nog dromen.

Er is “iets”. Daar ben ik wel zeker van. Ik kan dit iets geen vorm geven, geen gestalte. Een God als een willekeurige tiran kan ik niet aanvaarden, Hij zou te veel een mens gelijken. De God die velen schijnen te verkondigen, is voor mij een soort kosmische minister-president regerende voor het welzijn van het volk, zonder zich ooit af te vragen of het volk zijn eisen en maatregelen wel verdragen kan. Ik kan niet geloven in wetten van die God, wanneer zij zo volledig strijdig schijnen te zijn met al wat hij geschapen zou hebben en heeft voortgebracht. Daarom kan ik ook niet geloven dat veel van hetgeen de mensen in de naam van die God elkander plegen op te leggen en aan te doen, op iets anders kan berusten dan op een illusie.

Maar ik weet nu, dat diep in elke mens iets leeft wat voort bestaat, ook na de lichamelijke dood. Ik leef nu toevallig in een geestelijke fase. Het ziet er naar uit dat wij fase na fase nog veel verder kunnen gaan tot wij uiteindelijk een soort geestelijke eenheid kunnen bereiken met een zon, misschien zelfs met een melkwegstelsel.

Mogelijk is dit alles mijn droom. Maar voor mij is het, zoals het geloof voor vele mensen, mijn innerlijke zekerheid. Dat deel van ons dat meer kan en meer leeft, heeft in ieder geval een veel juister begrip van zaken als harmonie en wat je een juist evenwicht tussen alle dingen zou kunnen noemen dan een mens in de stof ooit kan hebben.

Het is dwaas, zo dacht ik, om een auto de schuld te geven van de fouten die de chauffeur maakt. Even dwaas lijkt het mij echter om de chauffeur aansprakelijk te stellen voor het feit dat de auto een platte band krijgt of door een andere door hem niet te voorziene fout als het uitvallen van een fuseepen, een botsing maakt.

Je kunt volgens mij beide niet vergelijken, laat staan zonder meer als een eenheid behandelen. De kracht die in je woont, behoort tot een wereld waarin allerhande kosmische evenwichten een grote rol spelen. Al die evenwichten bij elkaar vormen dan mogelijk iets wat wij de werkelijke harmonie kunnen noemen. Of meer menselijk en plechtstatig kunnen aanspreken als bv. de symfonie der sferen. Of nog anders mogelijk omschrijven als Gods Licht en Gods Wil.

Maar het lichaam hoort daar niet geheel bij. Die twee zijn gescheiden. Het lichaam als stoffelijk voertuig, dient te beantwoorden aan de wetten als die van zelfbehoud, die in het wezen van alle stoffelijke voertuigen nu eenmaal zijn neergelegd. Het stoffelijk ik wordt voor een zeer groot gedeelte bepaald door de omgeving, zoals nu eenmaal voor alle stoffelijke voertuigen kennelijk het geval is. Het zal in zijn kwaliteiten, fouten en mogelijkheden niet de vrijheid hebben van een zelf beslissen of het vinden van harmonie zonder meer. Het kan alleen beantwoorden aan hetgeen er is en kan ten dele, zeer ten dele, soms worden bijgestuurd door het hogere bewustzijn, dat tijdelijk in dit voertuig leeft.

De mens denkt nu eenmaal lichamelijk. Hij denkt in lijnen en vormen, in relaties zoals hij deze ziet in zijn wereld. Hij kan zich stoffelijk in feite niet eens goed voorstellen dat er andere evenwichten bestaan. Hij heeft geen visie meer op alle vormen die een ik eens in verschillende sferen beleefd heeft, maar nu reeds lang bedolven zijn onder de signalen die met overweldigende sterkte de waarden van zijn huidige wereld op zijn wezen afdrukken. Die mens droomt dan in de termen van zijn eigen stoffelijke wereld, maar hoe dwaas worden die dromen dan niet? Gaat het zelfs maar om een geestelijke persoonlijkheid, zoals een mens zich persoonlijkheid voorstelt? Het zou dwaas zijn dit zelfs maar aan te nemen. Zeker bij God? De persoonlijkheid zoals de mens die beziet, bezit immers zovele beperkingen dat men zich die in een kosmische rol niet eens goed kan indenken. Wij kunnen die besefte verschillen niet toedekken door dan maar te stellen dat God al liefdevol, al rechtvaardig enz. is. Want dan gebruiken wij begrippen waarvan wij zelf de portée niet eens kunnen beseffen. En kun je werkelijk oprecht en eerlijk zeggen dat sferen alleen maar andere werelden zijn, compleet met huisje, boompje, beestje zoals men dit op aarde kent? Zeker, er zijn wel werelden waarin een ik tijdelijk deze dingen zelf voor zich tot stand kan brengen. Maar daarom zijn zij nog niet echt, geen blijvende waarden. Het zijn en blijven alleen maar projecties, stammende uit de kern van je eigen wezen. Dan is het volgens mij dwaas te denken aan sferen waarin bv. verkeersregels e.d. bestaan ook al zijn er wel degelijk te betreden droomwerelden in verschillende sferen waarin je de mooiste architectuur, de fraaiste tuinen e.d. kunt aantreffen.

Maar het zijn en blijven alleen maar tijdelijk kenbaar geworden dromen van mensen die, eindelijk bevrijd van alle voorbehoud en alle zich hen van buitenaf opdringende realiteit, voor een ogenblik werkelijkheid worden, tot werelden die voor mensen en zielen die harmonisch zijn met de schepper ervan zeker ook beleefbaar zijn. Soms kunnen mensen die tijdelijk uit hun lichaam uittreden zelfs dergelijke werelden wel betreden. Maar dat alles maakt het niet echt.

De mens leeft in zijn dromen ook dan omdat hij de werkelijkheid nog niet kan verdragen, omdat hij de werkelijkheid ook niet kan begrijpen en vooral, naar ik meen, zijn werkelijke plaats binnen dit grote geheel niet durft of kan beseffen.

Wanneer je reëel bent, moet je volgens mij ten minste uitgaan van het feit dat er twee, mogelijk meer werelden bestaan: stoffelijk de één, geestelijk de ander. Maar een mens kan een geestelijke wereld alleen beseffen in stoffelijke termen en dan nog alleen wanneer hij dan ook probeert die wereld in zijn stoffelijk bestaan waar te maken. Het vreemde daarbij is voor mij dat de poging tot dit laatste op aarde, die dan niet behoeft te slagen, toch de realiteit gaat betekenen voor het ik in de werelden van de geest en daar dan ondanks alle mislukken op aarde voor het ego toch een slagen zal betekenen.

Zijn deze gedachten dwaas? Ik weet het niet. Maar als je verder wilt gaan met het zoeken naar waarheid, zul je moeten beginnen met een onthouden dat alle waarheid die je kunt kennen daardoor alleen reeds beperkt zal moeten zijn. Zoals je als mens zult moeten beseffen dat alle kennis die je kunt bezitten alleen berust op vergelijkbaarheden zoals die in de stoffelijke wereld voor jou of ook voor jou bestaan. Je zult moeten toegeven dat al je visioenen en droombeelden niet concreet zijn, dat zij alleen en ten hoogste een afleiding vormen van het onbekende in je dat zich aankondigt, soms zelfs in je schijnt te vreten en te knagen, uitgedrukt in de termen van de wereld die je meent te kennen.

Wat zijn wij in de kosmos? Zijn wij werkelijk wel zo belangrijk als wij plegen te denken? Zijn wij werkelijk Gods beeld en gelijkenis in de zin dat wij kleine godjes zijn? Er zijn zeker mensen op aarde die dit als hoogste wijsheid prediken. Maar ik moet daaraan toevoegen dat ik dan nog nooit zovele stuntelige, kleine, mislukkende goden bijeen heb gezien als op deze wereld van u.

Ik meen dat je op grond van de zgn. feiten even goed kunt beweren dat wij alleen maar stofjes zijn die dansen in het licht van een kosmische zon, denkende dat zij een bestemming nastreven maar in feite alleen gedreven en geworpen door de druk van fotonen. Geen van de twee stellingen kun je bewijzen.

Wanneer je, zoals onvermijdelijk, je soms bezighoudt met je dromen, zo is het goed je te realiseren dat het dromen zijn. Ik zal de laatste zijn om tot u te zeggen: droom niet meer, denk niet aan een God, denk niet aan vrede, vrijheid, alomvattende liefde, alomvattend licht. Daarmee zou je afstand doen van een onbeholpen uitbeelding van iets wat toch ergens in je moet leven, in je moet bestaan. Maar ik zeg wel: wees je bewust van het feit dat dromen inderdaad dromen zijn. Je kunt wel dromen dat alle mensen eens in vrede met elkander zullen leven, maar de werkelijkheid maakt duidelijk dat menselijk leven zonder strijd niet denkbaar is. Wie zover komt is geen mens meer.

Droom desnoods in symbolen, maar besef hun werkelijke betekenis. Je kunt bv. dromen dat de duif het voorbeeld is voor alle vrede. Maar het beeld van de vredesduif hebben wij in feite te danken aan het verhaal over Noach die een duif uitzond die later met een olijftak in de bek terugkwam. Maar wanneer u wel eens duiven onder elkaar bezig hebt gezien, lijkt het er eerder op, dat er bijna geen strijdlustiger en hebzuchtiger volk bestaat dan die duiven. Het zijn soms net mensen.

Realiseer je dat wij werken met symbolen, die een soort uitwerking vormen van onze verborgen dromen. Zij kunnen staan voor een persoonlijke inhoud, maar kunnen niet aanduidend of vervangend zijn voor een stoffelijke werkelijkheid. Leer eerst eens in de stof beseffen wie en wat je in de stof bent. Aanvaard het feit dat je het lot niet geheel kunt beheersen, ook al zou je dit nog zo graag willen. Aanvaard het feit dat je anderen soms met de beste bedoelingen ten gronde kunt richten en dat je met de kwaadste intenties anderen soms kunt redden en bijstaan, niet alleen in hun stoffelijk leven, maar mogelijk zelfs in hun geestelijke ontwikkeling. Je bent niet in staat, de waarde na te gaan van al wat je bent en doet. Je leeft met een beeld van je wereld dat niet geheel echt is en om alle hiaten op te vullen in je besef koester je je dromen.

Is er een God? Ik geloof in een God. Maar is hij er daarom ook zeker? Voor mij is hij een begrip dat aanvult, iets wat alles benaderbaar maakt wat anders onbenaderbaar zou zijn. Maar wat is Hij werkelijk? Ik weet dat toch niet? Is er een hemel? Zijn er werkelijk zoveel verschillende sferen? O, voor mij zijn er zaken die op een hemel lijken. Voor mij zijn er ontelbare sferen die ik soms kan betreden en waarin ik voor korte ogenblikken deel kan hebben aan de dromen van anderen. Maar ik weet dat dit alles slechts droombeelden zijn, waarachter een werkelijkheid verscholen blijft. Zelfs nu voor mij de vormen reeds lang vergaan zijn en klanken verbleekt zijn tot pastelachtige kleuren besef ik nog steeds dat hetgeen ik ben en beleef niet de gehele werkelijkheid is. Het is nog altijd een vertaling, een droom, gebaseerd op iets waarvan ik het wezen niet ken.

Wanneer ik dit zo stel, lijkt het mogelijk erg pessimistisch. Een mens zoekt eenmaal zekerheid, hij heeft een God nodig, een leider, iemand die uiteindelijk de verantwoordelijkheid draagt. Zoals hij een zondebok van node heeft als bv. een duivel of desnoods de communisten of de kapitalisten. Maar een zondebok heb je als mens kennelijk nodig, iemand die je de schuld kunt geven, zodat je je eigen falen niet al te zeer behoeft te voelen. Maar dit alles zou je toch moeten begrijpen voor wat het is? Het zijn gebaren die je maakt om jezelf en het beeld dat je hebt van jezelf te handhaven in de onbestemdheid van een werkelijkheid die in feite voor jou nog niet beleefbaar is.

Wanneer je zover bent gekomen wordt het ook gemakkelijker het lot te aanvaarden. Er is geen “straffende hand” die ons alles oplegt. Er is niet iemand die probeert gerechtigheid te verdelen op de wijze waarop wij op aarde recht zien en zelfs geesten in sommige sferen die nog menen te onderkennen. Er is een kracht, zeker. Maar die kracht kennen wij niet. Laat ons dan leven met hetgeen wij zijn en laat ons proberen dat tenminste te erkennen, Laat ons beseffen dat er zaken zijn, die onontkoombaar zijn, daar wij deze zelf veroorzaken. Niet omdat wij dit zo graag willen, maar omdat wij op een gegeven ogenblik niet anders meer kunnen, meegesleurd als wij worden door iets vreemds in onszelf waarvan wij het bestaan tot dan, en soms zelfs geheel niet beseffen. Laat ons begrijpen dat zeer veel van hetgeen wij doen in feite voortvloeit uit instincten, dat zeer veel van hetgeen de mens beleeft niet valt onder de categorie als “zonde” en weet ik wat nog meer, maar eerder deel uitmaakt van de onbeheersbaarheid van de instinctieve lichamelijke mens, die ook voor de eigen geest nooit geheel te beheersen schijnt te zijn. Wij zijn veel minder schuldig dan wij denken, wij zijn ook veel minder aansprakelijk dan wij menen voor al datgene waarvan wij menen dat wij dit veroorzaken. Want wij weten het niet.

Laat ons daar dan mee beginnen. Wij weten niet of de werkelijkheid die wij op dit moment de onze noemen reëel is. Een heel groot deel daarvan kan wel illusie zijn, iets wat wij onszelf hebben aangepraat of aan hebben laten aanpraten. De gebeurtenissen zoals zij er zijn, moet ervaren worden. Daarbinnen zullen wij reageren. En neem mij niet kwalijk, maar wanneer iemand per ongeluk en zeer toevallig u op uw pijnlijkste eksteroog trapt, zo vrees ik toch werkelijk, dat ook u niet beheerst komt tot een uitspraak als: “Broeder u stond ongelijk”, maar u in geheel andere termen uitlaat, of u dit nu wilt of niet. Let wel, u zegt dan dingen, niet omdat u dit wilt, omdat u het bv. juist acht, maar omdat dit uw spontane reactie is, iets wat wel uit uzelf voortkomt, maar door u niet tijdig te erkennen, laat staan te beheersen is.

Heb daar dan maar vrede mee. Er is zoveel in de wereld dat onbeheersbaar schijnt te zijn. Hoe is het immers anders mogelijk dat een gehele wereld vol mensen die beweren te hunkeren naar vrede maar bezig blijft zichzelf te bewapenen tot aan de zelfvernietiging toe.

Hoe is het mogelijk dat mensen die voortdurend bezig zijn te roepen over recht en rechtvaardigheid voor eenieder, gelijktijdig bezig zijn onrecht te doen door bv. ontwikkelingslanden, die qua arbeid veel goedkoper zijn, zoveel mogelijk te beletten hun producten af te zetten op de markten van een westerse wereld, waar vraag genoeg is, maar waar dan op eenzelfde gebied waarschijnlijk vele werklozen zouden ontstaan omdat de mensen daar niet zo hard willen werken.

Luister, wij kunnen op aarde en in de geest nu wel zovele dingen zeggen. Maar wat is daarvan waar. En de waarheid is in dit geval de reeks van feiten waarmee wij te naken hebben. De werkelijkheid bestaat ook uit de conflicten die ondanks ons werken en streven ontstaan. Het enige wat wij daar nog kunnen doen, is een keuze te maken, een keuze die misschien meer rechtstreeks is dan zij leek. Een keuze die anderen mogelijk feller in de oren klinkt dan zij bedoeld was. Een keuze die althans datgene wat wij zijn, dat wat er in ons leeft ook, zelfs onze dromen, enigszins weerspiegelt. Meer kunnen wij niet doen.

Ik probeer u duidelijk te maken, dat uw dromen u te sterk beheersen. Je denkt dat je de meerdere of de mindere bent t.a.v. een ander. Je denkt dat de wereld onrechtvaardig of rechtvaardig is; een oordeel dat vaak in direct verband schijnt te staan met het inkomen dat men geniet.

Je veronderstelt dat er een wrekende God is, omdat Deze dan met je vijanden kan afrekenen. Want zelf kun je dit niet. Je denkt dat er eens een vredesrijk op aarde zal ontstaan, mogelijk opeens en dan alleen voor uitverkorenen. Vergeet het maar. Het is maar een droom, iets waardoor je jezelf aanvaardbaar wilt maken, dat de droom die je droomt omtrent jezelf ondanks alle feiten niet geheel onjuist is.

Laat ons minder dromen. Laat ons de dromen die in ons leven, het geloof niet langer zien als een onaantastbare zekerheid, maar eerder als een verwijzing naar een innerlijk ikje dat werkelijkheid moet proberen te manifesteren voor zichzelf en dit in stoffelijke termen niet voldoende kan.

Misschien kunnen wij dan eindelijk eens gaan praten over de dingen waar wij wel iets vanaf weten. Misschien kunnen wij dan eindelijk eens werkelijk kijken naar onze medemensen en niet meer wegstaren in onbegrensde verten, naar goden wijzen en onaantastbaren de beslissingen moeten nemen voor eenieder en over alles. Dan kunnen wij misschien ook beter iets gaan begrijpen van onze werkelijke verantwoordelijkheden t.a.v. al wat er rond ons leeft en t.a.v. onszelf. Mogelijk zullen wij dan eindelijk een wat juister begrip verwerven omtrent ons wezen en de feitelijke machteloosheid die in velerlei opzicht ook voor ons blijft bestaan.

Geestelijk naar de waarheid streven, betekent allereerst in jezelf de juiste eenheid vormen, een eenheid waarbinnen werkelijkheid en onvermijdelijke dromen elkander in evenwicht kunnen houden, zonder dat het besef van de werkelijkheid verloren gaat en zijn echte betekenis voor ons gaat missen. Uit die twee-eenheid van droom en feit kunnen wij dan mogelijk langzaam groeien naar een mogelijke verenging van ons levensgebied, datgene waarin wij bestaan en ondanks onszelf steeds weer heen en weer geslingerd worden.

Misschien komen wij zover dat er een top bereikt wordt waarin wij terecht kunnen zeggen: nu heb ik enig besef van de werkelijkheid. Ook dan meen ik dat wij het doel nog niet bereikt zullen hebben. Ik vrees dat wanneer droom, werkelijkheid en besef een eenheid zijn gaan vormen, er nog steeds een doorbraak noodzakelijk is naar een – zeg maar naar – andere dimensies van leven en beseffen. Ik hoop dat wij dan de grotere wereld, maar ook de grotere krachten en wetten voor onszelf kunnen gaan begrijpen: de zaken die wij eens door dromen voor onszelf versluierd hebben, die wij eens in de werkelijkheid niet hebben willen erkennen, zodat wij in feite onszelf het beseffen van de feiten en de werkelijkheid steeds weer onmogelijk hebben gemaakt.

De mens heeft recht op zijn dromen. Maar de mens heeft niet het recht zijn dromen te zien als een deel ven de werkelijkheid zonder meer. De droom is een deel van hemzelf, de werkelijkheid die hij leeft wordt door andere factoren bepaald. Deze beiden tot een harmonische eenheid te brengen, lijkt mij de enige weg om een besef op te bouwen van de werkelijkheid. Maar dan een werkelijkheid die heel wat meer omvat dan enige chimaera die nooit tot feiten kunnen worden omgezet en reeksen van feiten die ontkend worden omdat wij vrezen dat ons ik hierdoor anders te zeer zou kunnen worden aangetast.

De mens en zijn droom vormen een eenheid op het ogenblik dat men een scheiding weet te maken tussen de innerlijke wereld met zijn dromen en de uiterlijke wereld met zijn feiten. De kracht en de rijpheid die kosmisch toch deel schijnt te zijn van elk ego zal, naar ik meen eerst tot uiting kunnen komen wanneer wij deze balans bereikt hebben en geleerd hebben de beelden in ons te zien als symbolen van een grotere werkelijkheid en de beelden buiten ons gaan hanteren als feiten waar wij met onze middelen en op dit ogenblik moeten afrekenen.

Ik weet niet of iemand commentaar of vragen heeft?

Vragen.

  • Hoe komen tot meer besef van de werkelijkheid: is het een openbaring of gaat het stapje voor stapje?

Wanneer je de mens een openbaring geeft, zal hij deze gaan uitleggen. Door haar te gaan uitleggen, schuiven zij haar echter weer in de droomsfeer waarin zij haar werkelijke betekenis verliest. Waar het besef niet is, kan ook openbaring, kan visioen ook niets veranderen. Indien ik u niet verveel mag ik hier een illustratief beeld opwerpen?

Jezus, een openbaring van kosmische eenheid en kosmische liefde als er ooit een geweest is – dat zult u mij toegeven — of Hij nu volgens u werkelijk geleefd heeft of niet, daarvoor staat die figuur Jezus.

Kijk naar de openbaring en ga dan na, wat door mensen in de naam van die Jezus is voortgebracht: politieke macht, aanklagen en verwerpen van anderen, minachten van medemensen die je lief zou moeten hebben. Het martelen van degenen die het wagen anders te denkenom hun ziel te redden”. Bovendien een steeds toenemende zelfverheffing waardoor de ware christen zich tot arbiter voor alle goede zeden over de gehele aarde probeert op te werpen, zelfs wanneer hij de levens van anderen daardoor blijvend zou ontwrichten.

Jezus en diens openbaring, die direct of indirect de aanleiding worden tot de onfeilbaarheid van de paus, maar ook voor de vreemde manipulaties van de Vaticaanse bankwereld. Jezus, die de eenheid onder de mensen wilde bevorderen en gelijktijdig, onder het mom van naastenliefde, de rechtvaardiger schijnt te worden van paternalisme, kolonialisme en zelfs racisme.

Jezus, die de vrijheid van alle dingen predikte, staat afgebeeld in de banieren van degenen die de vrijheid van hun medemensen met alle middelen onderdrukken om hun bezit te kunnen handhaven of vergroten. De openbaring die Jezus heeft gebracht, is het doekje dat men gebruikt om het bloeden van de waarheid voortdurend weer onder Gods wil te verbergen.

  • Wanneer u dit alles bedenkt, meent u dan nog dat een openbaring zin heeft voor mensen en hen de werkelijkheid doet beseffen?

O, zij kan zin hebben voor een enkeling, die in staat is te begrijpen, de zin ervan te beseffen. Voor de mensheid als geheel meen ik te moeten zeggen dat openbaringen op zich nooit voldoende kunnen zijn. Je moet zelf langzaam groeien om een steeds dieper besef van zowel de dromen als werkelijkheid te verkrijgen opdat je uiteindelijk werkelijk kunt beseffen dat deze beiden alleen maar een zeer beperkte weergave vormen van een groter en meeromvattend bestaan, waarin je wezenlijk altijd reeds bent geweest.

  • Of meditatie dan een weg zou kunnen zijn?

Men zegt wel dat er vele wegen zijn die naar Rome voeren. Maar meditatie alleen? Ik betwijfel het. Is meditatie niet aan de ene kant het oproepen van je innerlijke wereld, maar aan de andere kant ook weer het vertalen van die innerlijkheid in de termen van je droombeelden?

  • Is meditatie niet al te vaak een excuus dat je gebruikt om de werkelijkheid van je eigen leven en dat van anderen feitelijk te ontwijken?

Zeker, meditatie kan een weg zijn, wanneer zij in het ik dromen langzaam maar zeker weet te veranderen in een harmonie met steeds meer delen van de mensheid, wanneer zij in het ik de feiten niet doet ontkennen, maar voert tot pogingen de werkelijke betekenis daarvan steeds meer aan te voelen zonder ze ook meteen te willen omschrijven.

In dat geval meen ik dat meditatie inderdaad een weg kan zijn. Maar dus niet elke meditatievorm en elke meditatieschool kan je tot de werkelijkheid voeren, ook dit punt moet genoemd worden.

image_pdf