17 januari 1956
Wij zullen deze bijeenkomst dan maar gaan beginnen met een beschouwing die, ofschoon zeer zeker vol van esoterische waarden en waarheid, toch aan moderne feiten en recente gebeurtenissen gewijd is. Ik zou willen spreken over: De ondergang van het christendom.
Ongetwijfeld zal de doorsnee christen zich niet realiseren, dat het esoterisch christendom en het diep religieus ervaren in deze dagen een moeilijke tijd doormaakt. En zo er geen verandering komt binnen een 100-tal jaren reeds teniet zal zijn gegaan. De redenen daarvoor zijn simpel merkbaar wanneer u zich een ogenblikje wilt realiseren hoeveel van de tijd van de kerken en kerkgemeenschappen wordt besteed aan uiterlijke eredienst en organisatie binnen parochie- of gemeenteverband. Het doen plaats vinden van vele, meestal zichzelf betalende bezigheden door anderen. Het organiseren van loterijen enzovoorts. Al deze dingen komen op het ogenblik in de eerste plaats. De kerken van deze tijd beginnen meer en meer de nadruk te leggen op hun exploitatie, minder en minder blijft er dus tijd over voor het werkelijk scholen van leken in de consequenties van het christendom en ook in de diepe waarden, die over het algemeen verborgen zijn.
De houding van de doorsnee-christen op het ogenblik is zeer zeker nog niet afwijzend tegenover de stellingen van het christendom. Maar hij begint toch zijn christendom zakelijk te beleven.
Deze zakelijkheid is de ondergang van alle ware kosmische bewustwording. Wanneer wij de diepere kern van het christendom willen beschouwen, dan ontmoeten wij in de eerste plaats het door ons reeds meermalen besproken Al-zijn. Het heelal bestaat, wij zijn deel ervan. Als deel daarvan mogen wij ons niet verheffen boven een ander deel, hebben wij gelijke rechten met alle delen. Bezit heeft geen zin, want alles is van God en niets van ons. Wij kunnen geen rechten doen gelden op iets. Wij zijn deel van het Goddelijke.
Daarnaast, misschien evenzeer belangrijk, is dit: wij moeten God zien in alle dingen, wij mogen geen ogenblik trachten voor onszelf uit te maken dat wij nu als mens toch wel hier iets geschapen hebben. Wij scheppen zelf niets. Het is de Vader, die door ons werkt, zoals Jezus dat uitdrukte.
Een punt dat nog belangrijker misschien is dan alle anderen: slechts door de krachten in onszelf te begrijpen, kunnen wij komen tot het ware leven, dat Jezus beschrijft als het Koninkrijk Gods.
Deze stelregels zijn buitengewoon belangrijk, mijns inziens zal men iedere christen van hun waarde en waarheid moeten doordringen. Het tegendeel gebeurt over het algemeen.
Wanneer ik naga, hoe op het ogenblik op de wereld vaak wordt gepredikt in meer politieke, dan in religieuze zin, als ik naga, hoe men de verklaring, het uiteenzetten, waardoor de mens tot inzicht en begrijpen komt meer en meer vervangt door de dogmatische prediking, vaststelling van punten die men maar heeft aan te nemen, dan vrees ik voor het christendom het ergste.
Vooral omdat er naast het christendom machten bestaan, die tot heden toe hun mystieke leringen, hun esoterische bewustzijnsgraden, nog steeds weten te verhogen. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de laatste ontwikkelingen in de Mohammedaanse godsdienst, de islam. Meer en meer beginnen de derwisjen, die vroeger vaak bedelaars en wonderlijke individuen waren, zich bezig te houden met zelfbeschouwing. Dan komen zij tot de aanvaarding van stellingen, die (dit moet mij van het hart) esoterisch gezien, volledig juist en zeer waardevol zijn.
De bewustwording van vele volkeren is in de eerste plaats een religieuze op het ogenblik. Het westen stelt daar tegenover een zakelijke. Als wij dit een ogenblik vergelijken, hoe de islam een gevaar kan worden voor het christendom, op den duur zelfs in de christelijke landen begrijpelijk is. Wij geloven in al hetgeen Mohammed heeft gezegd. Het is begrijpelijk dat hij als de profeet al datgene weergaf, wat hij beleefde. Maar, voegt onmiddellijk daar achteraan, menige derwisj, menige geleerde, menige mullah! Ik weet, dat zijn beschrijving een weergave is van feiten, die hij ons anders niet duidelijk kon maken. Wanneer hij opstijgt tot in de zeven hemelen en alle rijken ziet, dan ben ik er mij van bewust, dat hij in werkelijkheid ons aanduidt, hoe er vele werelden zijn, geestelijke werelden boven ons en hoe hij doordringende tot de hoogste: God vindt. Die hij een gestalte en gedaante verleent, omdat er geen woorden zijn te vinden voor hetgeen hij ondergaan heeft in werkelijkheid.
Wanneer hij reizen maakt in één ogenblik over grote afstanden, dan is dit eigenlijk niets anders dan een beschrijven van zijn eigen geestelijk vermogen en zijn kracht. Mohammed leert ons in de vele Soeren in de Koran via zijn eigen langzame ontwikkeling tot hoog bewustzijn op te klimmen tot God. Van deze grondstelling uitgaande krijgen wij dan soms zeer interessante betogen. Betogen, die mijns inziens voor het christendom wel eens een ondergang zouden kunnen betekenen. Wat zou u hiervan zeggen? Wetende omtrent de sferen en wetende omtrent God zijn wij ons bewust dat wij niet veel weten. Want van God zien wij slechts weinig, van sferen en werelden kennen wij alleen een schijnbeeld, dat voor ons begrip nog vatbaar is. Maar deze grootheid van het zijnde, zoals zij ons is geopenbaard, geeft voor ons een vaste leidraad, die wij moeten nagaan. De mens moet door discipline, door zelfbeheersing komen tot een ook lichamelijk aanvaarden van Goddelijke wetten.
Wij zijn er ons van bewust, dat de maand Ramadan uiteindelijk alleen is ingesteld ter ere van God? 0 neen! Zij is ingesteld voor de mens. Opdat de mens zal leren in vasten en ontberingen zich God te gedenken en zo gedachtig zijn God en diens wetten, zichzelf te overwinnen. Er is niets dat belangrijker is dan God. Iemand die zijn God waar dient, zal zijn leven, zijn bezit, alles, wat het zijne is in dienst van die God plaatsen. Denkt u niet dat dat een stelling is, die voor dit arme, langzaam maar zeker tot business geworden christendom grote betekenis kan hebben?
Dit geeft een doel dat verder gaat dan het bouwen van een kerk, het opdringen van zondagsrust, gescheiden zwemmen en dergelijke onzinnigheden.
Het weer-in-je-zelf-keren, het vinden van een kracht die je geleidt, een kracht die je kenbaar geleidt alleen uit zichzelf, bijgestaan misschien door anderen, maar toch zeker niet, zoals ook in het vroeg-mohammedanisme voorkwam, zich latend leiden door heiligen etcetera. Een mens kan nooit meerdere doeleinden gelijk goed nastreven. Hij kan niet zijn God en een heilige dienen.
Hij kan niet gelijkelijk mens van de wereld en mens Gods zijn. Mens Gods zijn betekent: in de wereld uiting zijn van de Goddelijke kracht. Dan ben je mens, maar ook meer dan dat. Dan veranderen je dagen, je gedachten. Dan kom je langzaam maar zeker tot een levende impuls met de geestelijke intensiteit van een steeds verder schrijdende bewustwording.
Dat is niet de enige vijand. Daarnaast wordt het christendom bedreigd door het materialisme, dat zich aandient als: socialisme, socialistisch-humanisme, communisme en dergelijken. Denk niet dat ik deze waarden oordeel, of zelfs veroordeel. Zij hebben allen hun eigen waarde. Zij kunnen allen voor de mens iets betekenen, maar in vele gevallen ontnemen zij het enige wat belangrijk is voor zijn leven: het contact met God. In het intense contact met de Schepper, dat noodzakelijk is voor ons allen, willen wij werkelijk een bewustwording ondergaan. Materialisme doet een beroep op de zakelijke instincten, die reeds door kerkelijke organisatielust en -drang werden opgelegd. Zij bieden de mogelijkheid eerst voor jezelf en dan in naam van een stoffelijke vorm, een stoffelijke vooruitgang na te streven, op materiële basis, je niet meer gebonden wetend aan de ethische en morele wetten, die dan een kerk en een christendom je toch nog altijd opleggen.
Het is begrijpelijk geloof ik voor u allen, waarom ik spreek van de ondergang van het christendom. Het zal de naam misschien nog lang behouden, maar in plaats van het dienen van God zal het langzaam maar zeker een sociaal-politieke partij worden met enkele godsdienstig dogmatische stellingen. Het zal langzaam worden opgeslokt door idealen en gedachten, die van andere werelden uitgaan. Werelden, die op uw wereld bestaan en die van de christenwereld toch zo sterk verschillen. De wereld van de moslim, de wereld van de hindoe, van de boeddhist. U zult u afvragen, wanneer dit zo is, welke weg moeten wij dan volgen? Want zoals ik, zult ook u ervan overtuigd zijn dat er waarden in het christendom zijn, die niet verloren mogen gaan. Dat wij de naam Jezus steeds zullen moeten blijven verbinden met mogelijkheden tot zelfrealisatie, tot bewustwording en aanvaarding van het goddelijke, zoals zelden op aarde tevoren ook werd geopenbaard. Ik wil trachten voor u uiteen te zetten, wat de kosmische werkingen zijn, die mede deze ondergang in de hand werken. Ik wil trachten u duidelijk te maken, hoe wij de figuur Jezus kunnen maken tot een drijfveer in ons eigen bestaan, zonder te vervallen in afgoderij, zonder te vervallen in de dwaasheid van een georganiseerd strevende partij, die Jezus alleen maar als vaandel gebruikt.
Ik heb zo-even een paar waarden van het christendom aangestipt. Ik wil één daarvan geheel voor u ontwikkelen. Wij weten dat wij deel van God zijn. Dit weten is de grootste esoterische waarheid die er bestaat. Op het ogenblik dat wij de grenzen van onze persoonlijkheid terugdrijven en onbewust van eigen wezen, opgaan in de lichtende sferen, ervaren wij het leven in zijn volle intensiteit, realiseren wij ons de groot-scheppende Kracht, die dit alles in stand houdt en tot stand heeft gebracht.
Zelfverloochening is één van de grote wetten. Eén van de wetten, die juist degene, die naar esoterische bewustwording streeft, zal moeten volgen. Zelfverloochening is het voorbeeld van Jezus. Zelfverloochening is een belangrijk deel van de weg, die Hij is en wijst. Op het ogenblik, dat wij het Al kunnen zien als belangrijker dan ons eigen wezen, op het ogenblik, dat wij begrijpen, dat ons eigen bewustzijn van God de enige drijfveer mag zijn van al onze daden, dan komen wij tot Licht. Licht, dat esoterisch gezien betekent: kracht plus bewustzijn. Het bewustzijn dat wij ons verwerven, dat wij door steeds meer te gaan gebruiken om de wereld rond ons tot ons op te trekken, tot ons eigen peil. Wij hebben geen recht ons te verheffen op het feit, dat wij meer bewust zijn dan anderen, want zo God in ons misschien wat meer bewust werkt, in de anderen leeft Hij evenzeer. Wij hebben te aanvaarden. Er is geen uitweg, wij moeten de wereld aanvaarden. Wij moeten die wereld aanvaarden op grond van haar geestelijke waarde, haar stoffelijke waarde slechts zien als een begeleidingsverschijnsel.
Stel u voor dat wij deze leer met heel ons leven en zijn wereld of sfeer tot uiting brengen. Hoe zal die wereld dan veranderen? Wij zullen veel verliezen van onze eigen belangrijkheid, van onze zelfgeschapen taken en bereikingen. Wij zullen ons niet eens meer kunnen beroepen op hetgeen wij tot stand brengen, want wij weten dat wij het niet zijn. Wij zullen de materie als onbelangrijk zien. Wij zullen de vrede kunnen vinden, omdat het probleem van het bezit, dat de moeder is van de angst en de haat, voor ons niet meer bestaat, alleen nog de oneindigheid van het leven.
Dan kunnen wij voortdurend anderen helpen. Dat is belangrijk. Ons bewustzijn en onze realisatie moeten zich uiten door het helpen van anderen, want: Hoe meer wij anderen helpen, hoe sterker in onszelf het bewustzijn wordt gewekt dat in ons leeft. Wij moeten anderen dienen, omdat wij in het dienen van deze anderen in onszelf God terugvinden.
Zo levende wordt het christendom iets anders dan het op het ogenblik is. Wanneer wij zo leven, dan wordt het tot een nieuwe kern van bestaan. Een kern, die in staat is elke stortvloed van boeddhisme, shintoïsme, taoïsme enzovoort eenvoudig onder de voet te lopen, omdat de kern van alle hoge waarden gelijkelijk de kern is, die ik u hier noem: de éénheid. Wanneer wij die éénheid bereiken, bereiken wij ook nog iets anders. Er is een eeuwige band gesmeed, door ons zoeken naar bewustzijn, tussen ons en andere machten, die dezelfde weg gaan. Wij kunnen de voorbeelden gaan volgen van hen, die ons voorgingen. Wij kunnen hun daden, hun taak, en hun bewustzijn als het ware overnemen, fase na fase.
U denkt misschien dat u in uw leven alleen uzelf kunt zijn. Niets is minder waar. Zoals een mens in doorsnee leeft en zoals menige geest voortbestaat, zijn zij, bent u, uzelf niet. Wij zijn een fantasiebeeld, dat u uzelf hebt geschapen. Wanneer u terugkeert tot dat, wat u zelf bent, dan bent u reeds uzelf niet meer, omdat u in de realisatie komt tot een overgave aan de kracht, die u nu als heersend ook in uw wezen erkent. Zelfs de persoonlijkheid valt van u weg. De sferen, die eerst zo ver van u verwijderd schenen, worden volledig beheerst door de kracht, die in u woont. Als deel van die kracht kunt u alle sferen betreden. Er is geen kracht, die u kan weerstaan.
Geen kracht, die u wil weerstaan. Want ziet, de Schepper bestrijdt de Schepper. Geen strijd meer tussen het dier en de mens. Geen strijd meer om het bestaan, alleen maar bewustzijn. De wereld kan niet anders dan een eeuwige liefde in u erkennen, zelfs wanneer dit misschien geschiedt en dat die wereld u geofferd heeft aan eigen waan, die zij niet prijs kon geven. Wat is het offer van één leven, één sfeer? Wat betekent één seconde in de eeuwigheid uiteindelijk?
Niets! U geeft uiteindelijk niets, want u hebt niets. U bezit niets, alleen God bezit u.
Dit begrijpen betekent de kern van het christendom. In eigen leven en werken tot uiting brengen, maar evenzeer de weg van het christendom hernieuwd openbaren aan allen, die naar een weg zoeken. Er zijn veel besluiten gevallen, kortgeleden in een bijeenkomst van de grote geestelijke machten, die op deze aarde werkzaam zijn. Eén daarvan is geweest de mens uiteindelijk toch te stellen voor de consequenties van zijn eigen daden, hopende, dat hij hierdoor eindelijk zal beseffen welke fouten hij heeft gemaakt en zijn eigen kleinheid aanvaardende, de redding zal zoeken bij God en niet bij zichzelf of bij zijn vernuft en zijn kunnen.
Dat heeft men besloten: Men zal voor de vijfde maal in het bestaan van deze aarde ingrijpen met een wonder, zodat de wereld herboren kan worden. Maar tot die tijd zal de wereld zwaarder en zwaarder te dragen krijgen aan al hetgeen zij zichzelf heeft aangedaan. Wanneer u in verband met het voorgaand gesprokene dit besluit beziet, wordt u duidelijk: Want zij, die in God leven, kunnen niet getroffen worden door wat mensen doen. Er kan niets werkelijk worden vernietigd, alleen maar de waan, die de mens heeft opgebouwd. Een mensheid die terugkeert tot de kern van het ware christendom, keert terug tot God, tot de waarheid, is onaantastbaar geworden voor de machten van het duistere, het onbegrepene van de schimmenwereld, die voortspruit uit het onbegrip van de Goddelijke waarde.
Er zijn velen, die dergelijke inzichten in de loop van de tijden hebben vastgelegd, maar ik geloof dat niemand beter dan Jozef dit omschreven heeft (nu bedoel ik niet Jozef, zoals in de Orde bekend) maar Jozef was één van de groten, die mede in de Raad van de Broederschap aanzit.
Hij zei omtrent de wereld dit: “Zolang de geest van de mens speelt met de wereld, kan de mens de waarheid van zijn God niet ontdekken. Maar zonder de waarheid omtrent die God, is de mens niets waard, zijn voor hem alle grenzen gesloten en wordt hij kunstmatig teruggebracht tot het kleine, het onbewuste, dat niet meer is dan een begin”. Hij voegde daaraan toe: “Het is onze taak deze mensheid, zoals zij zelf haar kinderen, met de roede te regeren, wanneer zij op de overdaad van gaven, haar geschonken ten goede, niet reageren wil”.
Geloof mij, hoe bitter het moge zijn voor de wereld, het besluit is juist. Deze wereld kan alleen schijnbaar door lijden, door innerlijk verzet en toch aanvaarden komen tot een werkelijk leven, een waar bewustzijn. Ieder van u, die behoefte daaraan heeft is een leider gegeven. Een geest die u misschien meester noemt, maar die in werkelijkheid uw dienaar is.
Een geest die begrijpt, dat dienen vanuit de Goddelijke kracht de noodzaak is voor eigen bewustwording, zowel als voor bewustwording van alle wereld en bewustzijn. Niet alleen u hebt een dergelijke geest. Versterkt zijn de Machten van het Licht over de wereld uitgegaan. Zij zijn het op het ogenblik, die zullen trachten een laatste muur te vormen, een laatste verdediging tegen het aandringend materialisme, zich verbindend met alle godsdienstig bewustzijn, met alle esoterisch leren, ja met alles, wat Goddelijk kan zijn binnen het mensdom, ongeacht de leer, de stelling, of de meester.
De dagen van het dogma zijn voorbij, de dagen van de strijd om een nieuw bewustzijn en een nieuwe formulering van leven is begonnen. Eeuwige krachten hebben de wereld altijd gediend.
Er is geen ogenblik geweest, dat een dergelijke kracht u alleen heeft gelaten, een dergelijke kracht u heeft gezegd: “Blijf achter, mijn vriend, want ik moet zelf verder gaan.” Altijd door is er leiding gegeven aan de mensheid en de mensheid is verder gegroeid, gegroeid tegen elke normale tendens in, gegroeid tegen elke natuurwet in zelfs, gegroeid naar een steeds complexer bewustzijn, dat niet doelmatig is, maar mogelijkheden schept tot erkenning van waarden, die nergens anders zo geboden worden.
Nu heeft de mensheid één van haar hoogtepunten bereikt en zij gaat kiezen. Maar zij zal zeker niet kiezen wat verkeerd is in het Licht van de Geest. Dit is ook een esoterische waarheid. De geest, die tot God gaat en God leert kennen, keert terug in Gods Schepping om God te dienen en is de uitvoerder van Gods wil, volgens eigen beste weten in elke wereld en sfeer, totdat al tot God is gekomen. Daarmee heb ik wel de grondslagen van mijn betoog naar voren gebracht.
Er is nog veel meer te zeggen. Maar ik geloof niet, dat het zin heeft dit op het ogenblik te doen.
Ik heb u een inzicht gegeven in de geestelijke krachten die werken, ook in uw leven op het ogenblik reeds, in uw bestaan, die mede de invloed zijn, die bepalen, waarheen u morgen zult gaan, wanneer u althans het goede zoekt en niet slechts uzelf. Ik heb u verteld wat er gebeuren gaat. Ik heb getracht u de grondstelling hiervan weer te geven. Wat is passender op bijeenkomsten als deze, dat ik na dit betoog het woord overgeef aan een niet-christen. Aan iemand, die op zijn eigen wijze zoekt naar waarheid, bewustwording, realisatie van God en deze vindt op zijn wijze, zoals wij ze op onze wijze gevonden hebben. Daarom, geef ik het woord aan deze volgende spreker.
KLEINE WAARHEDEN.
Na de vele woorden, die zo-even gesproken zijn, moet u mij toestaan, wat te zwijgen over het grote gebeuren, over de grote krachten. Staat u mij toe, in plaats daarvan, een paar kleine waarheden naar voren te brengen, die voor u allen duidelijk kunnen zijn en voor sommigen van u zelfs misschien volledig begrijpelijk. Het leven is voor ons allen een cirkelgang. Een cirkelgang, zoals onze wereld voor ons begrensd is, zolang wij op aarde leven door drie dimensies, door wat wij waarnemen en wat wij beleven. Maar het is zeker dat er buiten deze wereld nog een andere bestaat. Het is wel zeer zeker, dat de onbegrijpelijke verschijnselen van onze wereld voortkomen uit andere afmetingen en dimensies, die naast de onze liggen. Uit grotere werelden, vollediger werelden.
Wanneer een mens meent gebonden te zijn aan het Rad van het Noodlot, dan is het voor deze mens vaak zeer moeilijk zich los te maken daarvan. Want eenieder, die meent gebonden te zijn, draagt kluisters, die hij slechts zelf verbreken kan. Het is wat u denkt en wat u bent, dat bepaalt of het grote rad van het leven u verder zal brengen van wereld tot wereld en van sfeer tot sfeer, ofwel u vrij zult kunnen worden van het rad en uzelf leren beschouwen in volle waarheid, in volle wijsheid. Wanneer wij willen ontkomen aan de banden door ons onszelf opgelegd, dan mogen wij zeker niet vergeten, dat één van de gulden waarheden zegt: “Vrij is de mens, die geen begeren heeft, die geen angsten kent, want slechts deze is vrij van elke overheersing, slechts deze is in staat zichzelf te zijn en te uiten”.
Een oude goeroe leerde mij eens, heel lang geleden: Kind, wanneer je vrij bent, dan vraag je nergens om. Wanneer je vrij bent, behoef je ook niet iets te nemen, je hebt wat voor je noodzakelijk is. Maar je kunt niet vrij zijn, zonder eerst je eigen waan te kennen. Je denkt aan goden, je denkt aan het lot, je denkt aan machten. Bouw jezelf daar een beeld van op. Maak voor jezelf een werkelijkheid daarvan, totdat op den duur die God vóór je staat, totdat op den duur dat rad kenbaar is en je van tevoren kunt zeggen: Zie, nu wentelt het mij door deze, dan door gene wereld, die laten zien hoe anderen gebonden zijn aan hun rad en staan voor hun god.
Maak die dingen tot werkelijkheid voor je. Wanneer je die werkelijkheid dan ziet, vraag je dan af of alle gebeuren, alle leven in jou in overeenstemming kan zijn met God of met dat noodlot.
Dan zult u toegeven: neen, niet alles kan ik hiermee verklaren. En dit begrijpende dus, dat er buiten die god méér bestaat, verliest hij zijn waarde voor u, begrijpende, dat er buiten dat rad nog andere invloeden zijn, voelt u zich niet onontkoombaar daaraan geketend. Naarmate je meer beseft, mijn zoon, over al, wat er bestaat buiten die voorstellingen van jou, in die mate zul je ook vrij worden. Want wie zijn godsbeeld, dat hij nog in zich draagt kan aanschouwen en zien voor wat het is, heeft het grootste overwonnen wat er te overwinnen is voor hem: zichzelf in goddelijke gedaante. Wie het noodlot heeft leren zien als iets, wat niet zijn leven regeert, vindt de eerste en voornaamste kracht van alle mensen, van alle geesten. De kracht om zijn eigen voorstelling los te maken van het rad en zo een werkelijkheid te vinden, die bepaald werd door zijn wezen en niet door andere krachten. Jezelf zijn, leerde mij deze goeroe. Jezelf te zijn, ongebonden aan iets anders. Of wij dan God zijn? Ach, er zijn er, die zeggen dat helden zich bevrijdden van alle waan, doordrongen tot de godenwereld en sedertdien daar zetelen als goden.
Maar wanneer ik mijzelf leer kennen, zal ik er vrede mee hebben om een god tussen goden te zijn. Ik zal ook dit verwerpen, want dit is de waarheid van alle bewustwording: wij worden wijzer, naarmate wij meer van onszelf verwerpen. Naarmate wij meer uit onze wereld durven gaan in de wereld van het grote Onbekende. Ik denk niet dat wij die wereld van het volledig Onbekende zullen kennen. Zij is veel groter dan onze wereld, veel groter dan ons wezen en ons begrip, maar wij zullen tenminste vrij zijn in die wereld. Vrij om te gaan als eigen ‘IK’, eigen wezen, vrij om te beleven wat geen waan meer is.
Toen ik na jaren in de bergen te hebben gemediteerd en te hebben gezocht naar waarheid, terugkeerde in een stad, zei mij een priester, een oude Jain: “Vriend, jij denkt vrij te zijn, maar jij bent nog niet vrij, omdat jij jezelf nog erkent. Zelfontkenning is de laatste trede”. Toen heb ik gezegd: “Neen, niet zelfontkenning. Wanneer ik zeg, dat ik mijzelf niet meer ben, dan lieg ik, want zolang als ik denk daarover, moet ik zelf nog zijn. Neen, priester, heb ik geantwoord, zelfontkenning is het antwoord niet. Zelf-erkenning! Misschien dat wij alleen maar zijn kleine druppels water in een stroom, die ergens heengaat in een oneindigheid, van zee tot zee misschien. Wij zullen nooit de oceaan kennen, maar wij kunnen ons tenminste bewust worden van het feit, dat wij als druppels water meegaan in die stroom en misschien zelfs iets begrijpen van het doel, waarmee die stroom verder gaat en de kracht, die haar beweegt. Dan weten wij wat wij zijn.
Dan zullen wij misschien, zoals ook u nastreeft, persoonlijkheid verliezen. Eén met de stroom van het leven hoef ik niet te handelen, maar die stroom van het leven bestaat slechts voor mij.
Zolang als ik besta, priester, als mijn denken geen gedachten meer baart, als mijn leven geen bewustzijn meer draagt, dan is de wereld niet meer, dan ben ik niet meer. Wat er buiten mij bestaat, kan mij dan niets zeggen. Wanneer ik op die wijze teloorga, zoals u meent, priester, dan sterf ik en ik geloof niet in de dood. Ik geloof in het leven. De Jain was een goed priester.
Hij gaf mij onderdak en voedsel en zelfs wat voor op de weg. Ik ben verder voortgetrokken. Ik heb deze grote wet geleerd.
Zolang ik niet bang ben om alleen mijzelf te zijn, is er niets wat ik behoef te vrezen. Er is niets wat mij beroeren kan. Dieren in het woud, die zo gevaarlijk en zo verscheurend zijn, trachten zich terug te trekken en groeten mij en gaan verder. De demonen, die anderen het leven tot een kwelling maken, komen tot mij in de sferen en zien mij aan en gaan verder. Zij weten dat ik hen begrijp. En dat hun verscheuren, hun zoeken naar voedsel of hun wreedheid, hun geven van kwelling en eeuwig honend jagen van het leven, niets anders is dan waan. Ik zie hun ware wezen immers. Ik weet dat zij deel zijn van mij en mijn wereld. Daarom beroert niets mij. Toch keer ik terug tot u, die delen bent van mijn wereld. Delen van mijn wereld, omdat ergens een kracht leeft, die u deel maakt van mij, ook wanneer u voor uzelf persoonlijkheden bent of denkt te zijn.
U bent deel van mij. Anders zou ik u niet kennen en ik ken u voor wat u bent. Ik ken u achter uw masker, zoals ik vele mensen ken achter hun masker en vele geesten. Ik weet dat er maar één weg en één waarheid voor u bestaat, of u die nu zoekt in christendom of anders. Bouw voor uzelf eerst de god, waarin u in uw hart gelooft. Vraag dan of die god alles kan doen wat het leven u biedt. U zult zien dat uw god verbleekt. Spreek dan over uw lot en vraag u af of dit kan stroken met wetten van eeuwige rechtvaardigheid en gelijkheid. U zult zien, dat uw lot gehoorzaamt aan u. Ik zei aan het lot: “Wanneer u dat beseft hebt, dan kunt u misschien het masker afwerpen. En het afwerpende, uzelf geworden, vrij. Vrij, zoals ik, die deel ben van u of ik, waarvan u deel bent”.
Het christendom mag ondergaan en de wereld mag verbleken, wij blijven, u en ik. Er is niets wat ons kan uitwissen. Het enige, wat ons kan uitwissen, is onze eigen waan, onze eigen dwaasheid. Slechts wanneer wij in onszelf de kracht verloochenen, wordt het Al voor ons duister.
Zolang wij onszelf durven te zijn en trachten een God te vinden door eerlijk, oprecht, zonder diepte te zoeken waar zij niet is, zijn na zijn te vergelijken, die God leren kennen, leren zien als functie van het Al en van onze persoonlijkheid. Dan leven wij in een licht, dat onblusbaar is, dat niet uit ons voortkomt. Een licht, dat vreugde is en toch geen vreugde. Een licht, dat vrede is en toch geen vrede. Een licht, dat deling betekent en toch éénheid. Een licht, dat ik alleen maar kan omschrijven als een wensloos, alomvattend weten, dat in ons werkend voor ons besluit, ons richt en ons een perfecte harmonie geeft met al hetgeen rond ons. Dit is de bestemming van de mens, voor elk geschapen wezen. Dit is de bestemming van ons allen.
Die wij nu reeds kunnen bereiken, wanneer wij niet de dingen namen geven en uiterlijkheden, maar in onszelf zoeken, eerst naar onze God, dan naar onszelf en eindelijk naar de waarheid. Ik dank u voor het geduld, waarmee u mijn betoog hebt willen aanhoren.
KARMA.
Het karma van de mens. Menigeen ziet het karma als een zuiver voortzetten van oorzaak en gevolg, dat van leven tot leven bepaalt in welke toestand men komt, welke werkzaamheden men doet en welk geestelijk peil men bereikt. Wanneer wij het karma in de zin, waarin vele theosofen het beschouwen voor ons vastleggen, dan zouden wij kunnen zeggen, dat de oorzaak van ons ontstaan plus de eerste handeling beslissend zijn voor al hetgeen verder in ons leven voorvalt. Het is begrijpelijk, dat ik een dergelijke stelling niet kan onderschrijven en het ook daar (neemt u mij niet kwalijk) niet mee eens kan zijn. Ik geloof dat wij karma eerder moeten zien als de consequentie van het rechtlijnig voortleven. Het klinkt u misschien wat dwaas.
Maar gesteld dat ik begin te leven en mijn eerste daden zijn egocentrisch. Het is zeer logisch dat die daden egocentrisch zijn, omdat ik nog geen besef heb van de wereld buiten mij, slechts van mijzelf. Ik ben dan natuurlijk nog lang niet in menselijke vorm. Dan heb ik hiermee een tendens geschapen die, mits ik ze voortzet, voortdurend mij verwijderd houdt van de wereld rond mij en alle krachten, die daarin optreden. Ik geloof dat u het tot zover wel met mij eens zult zijn, ja? Dus, tenzij ik mijzelf leer veranderen, zal ik altijd de wereld tegenover mij vinden en zal mijn leven er één zijn van voortdurende strijd en tegenstellingen, in elke fase opnieuw, onverschillig of die licht-geestelijk of stoffelijk is.
Maar op een gegeven ogenblik ontplooit mijn bewustzijn zich zodanig, dat ik kan leren begrijpen wat de relaties zijn, die er bestaan tussen de buitenwereld en mij. Wanneer ik dat eenmaal heb gerealiseerd, dan kan ik mijn eigen houding tegenover die buitenwereld veranderen. Maar doe ik dat, dan is de rechtlijnige voortgang van de eigenschap van het egocentrisch denken gebroken en kom ik daarvoor eerst tot het minder egocentrisch handelen en denken en ga ik in diezelfde tendens verder, uiteindelijk tot een altruïstisch handelen en denken. Het is begrijpelijk dat de houding van de wereld tegenover mij zich even scherp zal wijzigen als ik mijzelf wijzig tegenover de wereld.
Ik zou dus voor karma, ofschoon dat misschien niet geheel in overeenstemming is met hetgeen er meestal over wordt geleerd, gaarne de volgende formulering naar voren brengen: Karma is de wisselwerking tussen het ‘IK’ en het ‘ZIJN’, waarbij de eigenschappen, die in het ‘IK’ in het ‘ZIJN’ worden geuit, vanuit het ‘ZIJN’ tot het ‘IK’ terugkeren. Is dat duidelijk genoeg? Dit houdt in, dat mijn karma mij misschien tot een bewustzijn kan brengen in de geest (gezien mijn valse stoffelijke waarderingen in een vorig bestaan), die mij ertoe brengen te incarneren in een lichaam dat mij niet direct helemaal bevalt. Je hebt natuurlijk lichamen, die buitengewoon prettig zijn. Die zijn volkomen gezond, zij zijn sterk, zij zijn mooi, zij worden bovendien geboren in een stoffelijke omgeving, die alle voordelen geeft van aanzijn, opvoeding, kapitaal enzovoort, maar……. Ik zou ook terecht kunnen komen in een dergelijke omgeving met één fout, geen geestelijke achtergrond. Doe ik dat, dan is dat natuurlijk veroorzaakt door het feit, dat ik geen inzicht heb gehad in de noodzaak van een geestelijke achtergrond voor een harmonisch leven.
Ik zal dan uiterlijk buitengewoon gelukkig zijn, maar innerlijk onvrede kennen en strijd.
Uiteindelijk vraag ik mij of het leven wel de moeite waard is enzovoort. Ik heb daar dus een ongelukkig leven, zoals dat heet.
Maar begrijp ik in dit leven, dat een geestelijke achtergrond noodzakelijk is en bouw ik die voor mijzelf op, dan blijft de periode van lusteloosheid en verzet tegen het leven weg. Integendeel!
Ik vind dan in diezelfde toestand en positie met dezelfde buitenwereld de mogelijkheid om actief te zijn, om mijn eigen geestelijk denken en streven te versterken, om in de wereld de verdere uitbreiding van eigen bewustzijn te ervaren. Ik heb een leven dat vol is en dat gelukkig is. In beide gevallen was de gestelde conditie van het karma, dus de eigen bewustzijnstoestand op het ogenblik van incarnatie volkomen gelijk. Toch blijkt dat de verdere ontwikkeling van het leven kan verschillen.
Een mens heeft namelijk een vrije wil, zoals elk wezen dat hoger ontwikkeld is in meerdere of mindere mate verkrijgt. De vrije wil houdt in dat wij de wereld op onze eigen wijze kunnen beleven. U zult begrijpen dat, wanneer wij een zekere cyclische ontwikkeling van wereldgebeurtenissen, stoffelijke tendensen, mutaties enzovoort vaststellen, (die is er inderdaad) wij dan natuurlijk kunnen komen op een ogenblik dat wij zeggen: ja, kijk eens, nu word je op dit ogenblik op de wereld geboren, nu zul je twee wereldoorlogen mee moeten maken bijvoorbeeld. Volkomen logisch. Maar deze wereldoorlogen kan ik beleven op een wijze, dat zij voor mij een geestelijke bewustwording, een verruiming van bewustzijn geven en uiteindelijk dus vrede. Of ik kan ze gebruiken om mijzelf of eventueel anderen te vernietigen en daardoor in mijzelf een onvrede en een voortdurend zelfverwijt te scheppen, wat niet meer te stelpen of te stillen is.
Het gaat er dus om, hoe reageer ik? Anders zou karma een absolute voorbestemming zijn. Het is dus niet verstandig van een mens om te gaan zeggen, wanneer er iets gebeurt: dit is mijn karma en dan voor de rest maar te geloven, dat hij zelf geen fout heeft gemaakt, want het moest toch zo gebeuren. Het is zeer belangrijk daarentegen, dat deze mens voor zichzelf uit gaat zoeken hoe deze dingen, volgens de hem bekende waarden, anders hadden kunnen zijn.
Niet terugdenken of dromen dat het anders is gegaan, maar alleen voor jezelf zeggen: “Wat had ik nu moeten doen”? Of: “Hoe had ik nu moeten handelen om dit te veranderen, dat het minder erg of aannemelijker zou zijn?” Ik heb dan een bewustzijn toegevoegd aan het in mij bestaande.
Een nieuwe ervaring, die mij zo dadelijk in staat zal stellen bij een volgende gelijksoortige ontwikkeling of gebeurtenis, mijzelf anders te gedragen en anders te ervaren. Ik heb bovendien voor mijzelf (dit nevenbij) ook de mogelijkheid geschapen hierdoor geestelijk mijzelf voor te bereiden op een volgende fase van bestaan, zodat deze fouten geheel niet meer voorkomen. Ik kom dus de perfectie nader. Tot zover geloof ik ook wel dat iedereen het mij eens is, nietwaar?
Dan gaan wij van hieruit heel rustigjes verder, door onszelf te verklaren dat het karma in zichzelf uiteindelijk onze levensgang moet zijn. Deze levensgang kunnen wij nooit anders uitdrukken dan in een cirkel, een gesloten baan. Wij kunnen ons niet voorstellen, dat wij van God uitgaande ergens anders zouden belanden dan in God. De consequentie is, dat wij uiteindelijk allen onze baan zullen moeten afleggen, want dit is nu eenmaal de eigenschap, die uit ons ontstaan alleen reeds voortvloeit. Dit is karma eigenlijk alleen in de meest gebruikelijke betekenis. Wat niet is vastgelegd, is de wijze, waarop wij deze weg afleggen en de tijdsduur in bewustzijn, waarin wij deze weg afleggen. Wij zijn voor onszelf betrekkelijk vrij daarin. Wij kunnen veel nevenbanen gaan.
Wanneer ik dat moet uitdrukken in de lijn, kan ik dus zeggen: ik kan tijdelijk mijn levenslijn verdikken, ik kan meer ervaringen in één ogenblik opproppen, maar toch steeds op hetzelfde punt blijven staan. Ga ik over, heb ik mijn levensenergie verbruikt als stofmens of als geest in een bepaalde sfeer, dan ben ik dus niet veel gevorderd. Ja, in sommige gevallen zelfs, zien wij dat iemand langs zijn eigen levensweg teruggaat en dan weer verder, maar hij moet die weg afleggen. Nu is natuurlijk ons doel (althans, wanneer wij verstandig zijn) om onze levensweg in een zo kort mogelijke tijd geheel te voltooien. Uitgaande van God, zo snel mogelijk tot God terug te keren. Dat kunnen wij dan bereiken door gebruik te maken van de wetten en eigenschappen,
die mede in deze loop van noodlot, van karma, zijn opgesloten. Mag ik er een paar noemen?In de eerste plaats: alle ervaring is voor mij noodzakelijk, maar niet bij herhaling. Het is voor mij dus noodzakelijk om elke ervaring die ik eenmaal doormaak, scherp te analyseren, volledig mij bewust te zijn van haar mogelijkheden, opdat ik ze in het vervolg kan negeren en voorbijgaan. Zo kom ik tot de conclusie, dat al het nieuwe voor mij van zeer groot belang is, maar bij herhaling zijn belangrijkheid kan verliezen. Het verliest namelijk dan zijn belangrijkheid, wanneer wij ons er volledig bewust van zijn. Dat kan verder in ons leven voorkomen, maar betekent dan niets meer voor ons. Wij weten immers precies hoe het is, hoe het gaat, dus wij kunnen rustig verder gaan. De tweede wet, die ook al erg prettig is, is deze. Wij kunnen niet stilstaan. Wij moeten ons terug, vooruit of zijdelings bewegen. Wij kunnen ons daarbij niet van de eigenlijke levensbaan verwijderen, maar slechts binnen de mogelijkheden door de levensbaan gegeven, onze eigen neiging in beweging tot uiting brengen. Dat wil zeggen, dat ik dus nooit op mijn lauweren moet gaan rusten, want wanneer ik daar stil ga staan, ga ik waarschijnlijk terug.
Verder vertelt mij dit dat teruggaan geen zin heeft, om de eenvoudige reden dat ik die afstand dan later wéér af moet leggen. Het heeft dus geen zin om een ervaring van het verleden voortdurend te herkauwen of voortdurend terug te gaan zoeken en te trachten de oude toestand weer te herstellen. Wat geweest is, is geweest. Wij moeten dat, wat geweest is, analyseren en trachten het nieuwe daaruit geboren te doen worden, in de zin, waarin wij zelf dit goed zien en verlangen. Hierdoor alleen kunnen wij onze levensweg sneller afleggen. Zijsprongen zijn gelijk aan stilstand van de levensloop, ofschoon zij ons in ieder geval niet teruggang bieden, die de schijnbare stilstand ons geeft.
Er kan een ogenblik komen in je leven, dat je zegt: “Nu ja, ik ga eens een paar bijkomende waarden onderzoeken”. Je vindt belangrijk dit en dan weer dat en je gaat je daar helemaal aan wijden. Dat zijn zijsprongen. Maar wanneer je van je eigen levensbaan afgaat, dan moet je daarheen terugkeren en kun je daarop terugkeren op een punt, dat gelegen is vóór het punt waar je begon, dus teruggaan op je levenslijn, je kunt ook terechtkomen voortgaande op je levenslijn. Die afstanden zijn nooit van buitengewoon groot belang, die u zo kunt winnen of verliezen. Het is echter zeker, dat wij beter kunnen trachten te winnen noch te verliezen.
Wanneer wij leven, zullen wij ons altijd af moeten vragen: is datgene, wat ik thans nastreef en hetgeen, wat ik thans doe, in overeenstemming met wat ik in mij volgens beste weten als goed voor mijzelf en de wereld ervaar.
Beantwoord ik dan namelijk aan die vraag volmondig en zonder enige terughouding of leugen: ja, dan kan ik er zeker van zijn, dat ik mij voortbeweeg op mijn eigenlijke levenspad. Moet ik zeggen, anders zou het beter zijn, dan moet ik trachten zo snel mogelijk die situatie anders voor mij te verwezenlijken, opdat ik terugkerende op mijn levenspad de weg van mijn eigen bewustzijn vanuit het Goddelijke eens geboren, verder kan gaan. Ik zou zo zeggen, dat het allemaal nog simpel en begrijpelijk is, ja? Nu krijgen wij een derde wet en dat is misschien wel de meest prettige wet. De andere twee zijn wel hoopgevend, maar deze laatste is wel fenomenaal. Die zegt namelijk dit: Niets kan volledig worden gescheiden van de bron, waaruit het voortkwam. Alles zal eens terugkeren tot de bron, waaruit het is voortgekomen en niets kan het wezen op zijn levensbaan verwijderen van deze kracht, tenzij het eigen bewustzijn zich spiegelt in valse waarden.
Dat is erg prettig. Als wij eens een keer denken dat wij God kwijt zijn of denken dat wij het levensdoel kwijt zijn, dan weten wij dat het tijdelijk is. Wanneer wij al (het zal waarschijnlijk niet gebeuren, maar ik stel het als mogelijkheid) in een duistere sfeer terecht zouden komen, dan zijn wij er zeker van, dat deze toestand tijdelijk is, zolang wij zelf niet wensen deze te handhaven. Ons verlangen om terug te keren tot wat wij het Goddelijke noemen, in werkelijkheid de levenslijn, die wij moeten volgen en langs welke ons karma zich ontwikkelt, maakt het zeker, dat wij ook terug moeten keren op dit pad. Er is niets wat ons daarvan terug kan houden. Dit is de enige kracht waarmee wij volledig verbonden zijn. Dus wij hoeven nooit bang te zijn dat wij voor eeuwig verloren gaan. Wij hoeven nooit bang te zijn dat er een dood is, waaruit ons hele wezen niet meer op zal staan. Wij zullen teruggaan tot de bron waaruit wij zijn voortgekomen.
Anders kan het eenvoudig niet.
Nu is er ook een wet, die is eigenlijk wat treuriger. Die wet zegt namelijk dit: een wezen kan binnen de loop van zijn leven niet anders zijn of beleven dan het zichzelf wenst of zichzelf voorstelt. Dat is erger. Dat wil zeggen dat wij voor ons beleven allen eigenlijk zelf aansprakelijk zijn, dat wij door onze voorstelling en onze poging tot leven en beleven te wijzigen, dus ook het hele beeld van beleven op onze levenslijn kunnen veranderen. Ik noem het daarom onprettig dat, als je zo eens nagaat wat je allemaal voor onaangenaamheden door hebt te maken, het nu ja…..niet zo leuk is als je dat niet aan een ander of zelfs niet aan het noodlot kunt wijten, maar zeggen moet: mea maxima culpa. Door mijn allergrootste schuld ben ik, stommeling, in deze situatie gekomen. Maar aan de andere kant kan het ons misschien een kleine steun zijn. Want uit de voorgaande wetten blijkt, dat wij niet ten onder kunnen gaan. Blijkt dat onze levenslijn voortdurend voor ons blijft bestaan als deel van de Goddelijke kracht. Wanneer wij op het ogenblik verkeren in een toestand die ons niet aangenaam is, kunnen wij er verzekerd van zijn dat, mits wij maar streven naar dat Goddelijke, naar het beste of het ware in ons leven, wij automatisch alle onaangenaamheden achter ons kunnen laten.
Dat waren een paar kleine leefregeltjes, die in verband staan met: karma. Nu wil ik nog graag iets zeggen over reïncarnatie, als deel van karma, tenminste als u daar ook voor geïnteresseerd bent. (Ja).
U zult begrijpen dat iemand die zich werkelijk aan zijn levenslijn houdt, slechts één fase door hoeft te maken van een bepaald bestaan en de totaliteit van de voor hem of haar bestemde waarde daarin volledig in zich te assimileren. Reïncarnatie is dus geen noodzakelijkheid. Maar wij allen zijn geneigd om te toeven langs de weg, in sommige gevallen door onze begeerten, in andere gevallen juist door té streng ontkennen van onze begeerten enzovoort. Wij moeten wel degelijk de juiste weg weten te volgen. Dat wil zeggen, onszelf weten te zijn naar ons beste weten en kunnen. Dat doen wij lang niet altijd. Wij laten vaak over ons moreel gedrag beslissen door de buurman en over onze wijze van handelen door de grootst mogelijke mogelijkheid om er aangenaam van te leven of er beter van te worden. Zodra wij dat doen echter zijn wij niet in staat om het totaal van ervaringen in één leven te putten.
Wij gaan over in de geest, maar kunnen daar niet veel verder komen. Wij kunnen ons slechts dat gaan realiseren, wat het stoffelijk leven ons heeft gevraagd. Alle leringen en leerstellingen, die ons op het ogenblik worden gegeven en verder gaan dan ons eigen stoffelijk bestaan, kunnen wij nog niet begrijpen en verwerken, omdat wij de toestanden, die voor deze….de ervaring, zou ik haast zeggen……van deze lessen noodzakelijk zijn, nog niet hebben doorgemaakt. Hieruit volgt dat elk reïncarneren als het ware een voortzetting is van een leven, dat werd afgebroken. Leven nu uitgedrukt als een reeks van ervaringen noodzakelijk om het menselijk stadium te overwinnen.
Wij mogen er dus van verzekerd zijn dat de leer dat elke mens, die gereïncarneerd is in zijn reïncarnatie, de fouten van een vorige incarnatie redelijk waar is. Niet in de zin, dat hij deze nolens volens boet. Hij boet deze niet tegen zijn wil, hij heeft de mogelijkheid vaak om wederom stil te blijven staan en zelfs terug te gaan. Maar zou hij dit leven leven, zo goed als hij zou kunnen, dan zou hij gelijktijdig de bezwaren en de fouten, in dit wezen ontstaan in de vorige incarnatie, moeten uitblussen en overwinnen. Lukt dit in een 2e incarnatie wederom, dan bestaat geen noodzaak meer voor het herleven van een menselijke fase. Wanneer een doorsneemens zo 4 of 5 keer in de stof zou terugkeren en daarbij de gemakkelijkste weg heeft gekozen, dan kunnen wij verder vaststellen, dat het kiezen van de gemakkelijkste weg uiteindelijk wel tot een voortzetting in de geest van de levenslijn leidt, maar aan de andere kant verminderd bevattingsvermogen geeft, een verminderd bewustzijn dus voor de waarden, die daar gelegen zijn.
Zo kunnen wij vaststellen, dat er verschillen mogelijk zijn tussen degenen, die in het Goddelijke willen ingaan. De één zal dit meer bewust doen dan de ander. De intensiteit van de ervaring zal dus ook voor de verschillende wezens, vaak aanmerkelijk zelfs, verschillen. Degene die het vol ervaart, wordt geheel gevuld met Goddelijke kracht op het ogenblik dat hij binnentreedt, realiseert zich deze kracht en is dan één met God. Gode gelijk als het ware. Degene die het niet zover heeft gebracht zal een deel van het Goddelijke in zich realiseren, doordat hij een deel van zijn krachten ongebruikt laat. Zijn vermogens die hij binnen het Goddelijke heeft, niet in staat zijn om het geheel van het Goddelijke te ervaren. Beiden zijn volgens hun wezen volmaakt in vrede en volmaakt gelukkig, maar zelfs hier bestaat een gradueel verschil. Geen beker kan meer in zich bevatten dan haar maximum inhoud.
Hieruit volgt dat het niet alleen voor ons belangrijk is om zo snel mogelijk onze levensweg af te leggen, maar ook zo intens mogelijk. Dit betekent dat wij zoveel mogelijk elke leegte van ervaren en streven in ons leven moeten vermijden. Zeker in een stoffelijk bestaan. Wij moeten voortdurend ons een doel stellen, dit doel aanstreven met alle middelen, die er voor ons bestaan en trachten zo goed mogelijk voor onszelf uiteindelijk te komen tot een volmaakte, of een zo volmaakt mogelijke, realisatie van de waarde: bijvoorbeeld mens of geest in een bepaalde sfeer.
Door dit te bereiken vergroten wij onze eigen levensmogelijkheid en zelfs bij een dergelijke diepte van beleven is het nog steeds mogelijk om in één incarnatie de weg af te leggen.
Het blijkt ons echter dat velen met geringe diepgang, dus alleen met oppervlakkig beleven, het menselijk zijn reeds achter zich zouden kunnen laten, maar gedreven worden door de behoefte tot intens en volledig beleven, vrijwillig wederom het leven kiezen en deze kiezen vaak in het leven juist geestelijke taken, met daarnaast vaak intense stoffelijke belevingen. Zij zoeken hierdoor dus het begrip van het mens-zijn te verwerven (wat noodzakelijk is voor hen) om, eens in het Goddelijke gekomen, het totaal van alle waarden, die tot dit levensvlak behoren, te begrijpen. Alle krachten, die hiertoe behoren in zich te kennen en zo bewust één te zijn met God in het gehele deel van zijn Schepping dat hieronder valt. Nu, dan hebben wij dat zo’n klein beetje uiteengezet. Is er iemand die daar commentaar op heeft? Of voelt u er niet veel voor om daarover te vragen? Mag ik uit uw zwijgen opmaken dat u liever een volgend onderwerp hoort?
Neen, dat niet…. een ongeboren kind, een wordend wezentje, dat ontijdig van het leven wordt afgesloten?
Kunt u bepalen aan welke beleving het ‘IK’ behoefte heeft? Het kan natuurlijk zijn dat eigen zelfzucht geleid heeft tot een verkeerde keuze. Een dergelijk geval betekent een correctie, die wordt aangebracht ten opzichte van eigen wereldzijn en eigen wereldverlangen. Vergroting van bewustzijn voor de geest. In een ander geval kan het zijn, dat juist deze fase van het bestaan niet intens beleefd werd en men het leven niet volledig meende te kunnen kennen zonder tot deze geborgenheid terug te keren. Ook dan heeft men dus voldoende aan een leven, zelfs als ongeboren mens of het leven in de eerste jaren als mens.
U moet begrijpen, dat het gaat om de intensiteit van beleven bij velen. Dus zullen wij trachten om juist deze beleving zo weinig mogelijk anders voor zichzelf te gewinnen in zo kort mogelijke tijd met emotioneel zo hoog mogelijke waarden, dat zij zo’n groot mogelijk bewustzijn eruit kunnen putten. U ziet, het is simpel. Het vloeit alles uit het reeds voortgaande gesprokene voort. Het beeld dat ik u heb gegeven, is tamelijk omvattend.
Maar nu het wezen, dat door een abortus vroegtijdig geboren wordt. Hoe reageert hij? Daarin is natuurlijk ook verschil. Hoe verklaart u dat?
Ja, aannemende dat u niet bedoelt, dat abortus provocatus…
Ja, zeker.
Dat bedoelt u? (Ja, zeker)……dan kunnen wij dus zeggen dat hier in 9 van de 10 gevallen wel van een foutieve keuze sprake is geweest. Dit ervaren zal voor de geest over het algemeen zeer smartelijk zijn (nog heel wat smartelijker dan u, wanneer u in deze tijd van woningnood van uw dak boven het hoofd beroofd zou worden) en voor deze geest dus een directe stimulans is om na te gaan hoe het dan komt dat dit gebeurt. Hierbij ziet zij dus een aantal stoffelijke waarden, die zij anders over het hoofd gezien zou hebben en leert bepaalde krachten beter te leren waarderen in het leven.
Zij kan dan in sommige gevallen in geestelijke sferen, waar zij toch de gedachte als mens het leven niet los kan laten, het gehele menselijke bestaan verder simuleren. Het simuleren houdt in, het doormaken van een kinds tijd, hetzij vervroegd, dus versneld, of wel volledig. Het kan zelfs leiden tot een gerept kind-zijn, waarbij men opgroeit tot een bepaalde fase van kinderlijk bestaan en zich niet verder ontwikkelt. In al deze gevallen komt echter weer het ogenblik, dat hernieuwde incarnatie tot een noodzaak wordt, wil men niet zichzelf voelen teruggaan. En dan zal men ongetwijfeld uit de opgedane ervaringen grote baten, groot nut kunnen hebben.
Wanneer men te maken heeft met een abortus zonder provocatie, dan kan het in sommige gevallen zijn, dat de geest zelf, wetend dat dit zou gebeuren, voor een korte ervaring juist in dit moederlichaam heeft gezocht. Ik geloof dat ik het dus zo weer voldoende duidelijk heb gemaakt.
Is er iemand die daar nog wat over wil weten? Het behoort overigens niet direct meer bij de esoterie, deze dingen, die wij nu bepraten. Misschien meer bij het geestelijk leven. Maar waar ze nu eenmaal besproken zijn, mag ik u misschien ook wijzen op de les die erachter schuilt: dat niets nutteloos is in het leven en geen enkele fase daarvan, geen enkele gedachte of daad daarvan, zonder betekenis blijft voor ons en voor anderen. Dit, waar anderen in onze handelingen en gedachten dat zullen vinden, waarvoor henzelf een noodzaak is. Zodat zij door ons zullen beleven, dat wat voor hen wenselijk is, ofwel hen krachtens hun verkeerd gericht denken en begeren toekomt. Dat wij omgekeerd echter zonder rekening behoeven te houden met deze anderen vanuit het standpunt: “wat beleef ik”? kunnen zeggen: dat al hetgeen wij doormaken de consequentie is van onze eigen bewustzijnstoestand. Zij het vóór deze incarnatie, of tijdens deze incarnatie. Dit is de les die hierachter schuilt.
- Er is zo-even over gesproken, dat ieder van ons een leider zal hebben. Behoort dat ook tot het karma?
U zou kunnen zeggen dat het tot het karma behoort, maar ik zou liever zeggen dat het behoort tot de grote genade van God. In Zijn liefde zo bevestigend de onderlinge band, die tussen al het geschapene bestaat. Het is een kwestie van parallel lopende banen, waarbij het helpen van anderen voor het eigen ‘IK’ een vergroting van ervaring en zo een vergrote bewustwording betekent. Hierdoor kwam dit leiderschap eigenlijk tot stand, dus niet alléén uit behoefte tot helpen, maar het is (hetzij bewust of onbewust gerealiseerd) het resultaat van eigen behoefte aan zelf-uiting, bewustwording enzovoort.
Dat u een leider heeft is praktisch normaal. U kunt echter zeggen dat u, naarmate u in vorige incarnaties inniger uw leven door te helpen en goed te zijn voor anderen hebt vervlochten met de levens van anderen, u zelf ook meer leiding zult vinden. Een leider is echter geen commandeur. Hij kan u niet dwingen tot handelingen en daden. Hij kan hoogstens trachten u zo te stimuleren, dat u de juiste betekenis begrijpt van wat u wilt en ook dat wat u zou moeten doen, beter begrijpt. Hopende, dat u zo door juiste keuze tot de goede daad of gedachte zult komen.
Is dat ook een bepaalde keuze?
Hoe bedoelt u? Wat is een bepaalde keuze?
Van een leider. Deze kiest dus een wezen in de stof?
Dat zou u kunnen zeggen. De keuze is wel niet onbeperkt. Want ieder die leider wil zijn, moet zich bepalen tot een bewustzijn, dat harmonisch is met het eigen wezen. In de tweede plaats een wezen, waaraan hij werkelijk hulp en leiding kan verschaffen. Maar binnen deze mogelijkheden is er inderdaad een vrije keuze. Hierin komen dus voorkeuren en gedachten tot uiting, die soms ook voor een geest een nadeel kunnen betekenen, wanneer hij te veel van een zelfzuchtig standpunt uitgaat. Nu, al zeg ik het zelf, het was een tamelijk interessant en compact betoog.
Moet daar verschil gemaakt worden tussen bewust en onbewust reïncarneren? Is het bij onbewuste reïncarnatie de begeerte en bij bewust reïncarneren de rede?
Ik zou het liever zo uitdrukken: dat bij onbewuste reïncarnatie het feit: ik reïncarneer, niet als belangrijk wordt gezien tegenover andere waarden. Men is zich wel degelijk van het feit van de reïncarnatie bewust, of van de mogelijkheid daartoe, maar men houdt zich daar niet mee bezig. Bij de bewuste incarnatie daarentegen overweegt men eerst de consequenties van deze incarnatie. Men gaat niet af op de bijkomstige verschijnselen. De tweede wijze van incarneren noemen wij dus bewust, omdat hierbij een bewuste keuze van leven plaats vindt, terwijl in het andere geval vaak alleen een zelf-uitingsmogelijkheid werd gekozen, zonder rekening te houden met de consequenties, die dit voor het ‘IK’ en voor anderen zou kunnen hebben. Wij mogen dus eigenlijk dit bewust en onbewust niet gebruiken zonder daar een kleine uitleg aan te verbinden.
Volledig onbewust incarneren doet niemand. Er is mijns inziens een zeker bewustzijn voor nodig om in de stof te kunnen incarneren en daarin handelend op te kunnen treden.
Het is niet alleen maar dus een begeerlijke drijfveer, dat onbewuste?
Begeerten spelen er inderdaad vaak een grote rol bij. Een zelf-uiting zoekt men eigenlijk altijd in een incarnatie. Maar de voorstelling, die men van de perfecte zelf-uiting opbouwt kan worden geleid door zelfzuchtige motieven, of wel door onzelfzuchtige. Bij zuiver onzelfzuchtige motieven krijgen wij de grote leraren, die op aarde gaan leven. De laatste daarvan, die algemeen bekend is geworden is Gandhi geweest. Deze heeft dus ook wel zijn fouten gehad, maar incarneerde bewust en werd leraar, omdat hij de mensheid zo wilde helpen.
Daartegenover staat natuurlijk de geest, die heel zijn voorstelling heeft gebaseerd op: wanneer ik dat nu maar heb, waardoor hij niet in staat is, iets anders te zien dan zijn begeerten. Zodat hij het punt, of het voorwerp, van zijn begeerten kiest als mogelijkheid tot zelfrealisatie. Hier is de begeerte dus wel degelijk de drijfveer. Zij is echter niet dé drijfveer, die de mens onbewust van al het andere, een zekere incarnatie doet kiezen. Het is de toestand waarin die geest verkeert, waardoor zij haar eigen begeerten en behoeften dus hoger stelt dan alle andere waarden, die eruit voort zouden kunnen komen. Het lijkt u misschien precies hetzelfde, maar er is toch wel een groot verschil. Want als wij zeggen: ik word alleen door begeerten gedreven, dan krijgen wij een onbewuste incarnatie in die zin, dat er door het ‘IK’ zelf eigenlijk geen invloed wordt uit geoefend.
Dus een gradueel verschil van bewustzijn?
Inderdaad. Het klinkt misschien als grootspraak, maar wat is qua bewustzijn het verschil tussen ons en God eigenlijk anders dan een gradueel verschil? Ook al staan wij onder aan de trap en is Hij de Alomvattende. Dat kunt u dus ook al een gradueel verschil noemen. Je kunt zeggen, dat ons hele leven bestaat uit graduele verschillen, terwijl de grondwaarden voor ons allen weer gelijk zijn.
Welke factoren worden er in overweging genomen bij het bewuste reïncarneren?
In de eerste plaats: datgene, wat het ‘IK’ nog niet heeft kunnen verwerken of begrijpen omtrent het stoffelijk bestaan. De gebreken dus, die de geest in zichzelf heeft vastgesteld. In de tweede plaats: de gesteldheid van wereld en omgeving rond de plaats van incarnatie. In de derde plaats: de ouders en hun instelling. In de vierde plaats: de mogelijkheden tot zelf-uiting, die het geheel biedt. Ik noem ze hier in een volgorde, omdat deze volgorde bepalend is. Dat wil zeggen, men begint eerst met het eerste en kan de andere drie misschien eerst nog vergeten. Later beziet men ze misschien wel alle vier. De laatste, belangrijkste, maar ook minst voorkomende factor is: het bewustzijn van dienstbaarheid en dienstbaarheidsmogelijkheid binnen de gekozen vorm ten opzichte van het Al.
Dit komt echter zelden voor. Ik kan mij er tenminste niet op beroemen, dat ik dat ooit heb meegemaakt, terwijl ik ook nog niet veel anderen heb gezien die dit bereikt hadden. Maar hadden zij dit bereikt, dan stonden zij zo ver boven mij, dat ik alleen nog maar heel voorzichtig omhoog kon kijken. Dit zijn dan de bepalende factoren wel. Dat was dan een heel betoog over incarnatie. Zal ik u nu eens een aardig ezelsbruggetje leren? Dan kunt u het gemakkelijk onthouden. ”Wie leeft is reeds zijn leven waard, maar ook niet meer dan dat. Slechts door wat hij in het leven geeft, verwerft hij meer dan hij eens had. Zodat, wie levend leven geeft, naar het meest bewuste leven streeft”. Als u dat nu maar onthoudt. Het is een gewoon rijmpje. Dan kunt u daar het volgende aan vastknopen: In het leven begin je met te geven, want je geeft een deel van je vrijheid op, wanneer je incarneert. Hoe meer je echter opgeeft, hoe meer je ook van het leven kunt verwerven. Hoe meer je in het leven vanuit jezelf aan de wereld geeft, hoe meer je ook uit de wereld ontvangen en daarmede jezelf verrijken zult. Hoe meer je bezit van deze wereld, hoe hoger je bewustzijn wordt. Hoe hoger je bewustzijn wordt, hoe sterker je beheersing zal zijn over de wereld. Dit tot je uiteindelijk vanuit de wereld tot een perfecte beheersing van de wereld komt. Dit met een volledig begrip van die wereld. Eerst daarna kun je die wereld verlaten of verwerpen. Duidelijk?
Nu, ik heb u zelfs een ezelsbruggetje gegeven. Ik meen dus dat ik mij als een waardig professor heb gedragen in dit geval. Daarom meen ik dat het verstandiger is, wanneer ik nu het woord maar weer eens over ga geven aan een andere spreker. Dan dank ik u voor de aandacht en voor het mij opgegeven interessante onderwerp.
MEDITATIE: LEVENSOPDRACHT.
Wanneer je leeft, moet het leven een doel hebben, want waar wij ook rond ons zien in de Schepping, wij zien niets dat vanuit zichzelf doelloos is. Wel zien wij vele dingen, die wij niet kunnen begrijpen, maar zonder doel zijn zij niet. Wanneer alles een doel heeft, moeten ook wij dit hebben. Ook wij zijn maar niet zo geschapen door een willekeurige speling van een lot of de vervelende laatdunkendheid van een God, die vol ennui besluit om dan maar iets te scheppen.
Er is een doel achter alle dingen. Een doel wat wij niet begrijpen. Maar een doel, dat onze Schepper Zich heeft gesteld toen Hij de Schepping begon. Wij kunnen niet geloven aan een God, die Zichzelf van Zichzelf niet bewust is. Maar dan is het doel in ons leven iets wat vaststaat.
Dan is het doel van ons bestaan een waarde, die wij niet kunnen verloochenen. Het is als het ware een last, die ons wordt opgelegd, een opdracht, die ons wordt gegeven. Maar zoals ik reeds zei, wij kunnen dat niet helemaal direct erkennen. Wij vragen ons af: waarom? En hoe? Tot er een ogenblik komt dat die vraag weg, langzaam weggaat, niet meer zo luid in ons klinkt en wij daarvoor in de plaats iets ervaren, dat buitengewoon wonderlijk is. Wij zien ineens, dat wij uit onze wispelturige spielerei, met al hetgeen er in het leven is, een doel hebben gevonden, daar moeten wij heen! De wereld zegt het ons en de stem in onszelf zegt het ons. Wanneer wij ons wat meer bewust zijn, dan wordt het herhaald door andere stemmen. Stemmen van geestelijke vrienden en leiders. Dan klinkt het als een bevestiging: Dat moet je doen in je leven! Dat is je opdracht. Wanneer je dat doet, vervul je hetgeen, waarvoor je geschapen bent. Maar zelfs wanneer wij het weten, is het vaak moeilijk om zo’n taak te aanvaarden. Want de opdracht, die wij krijgen in het leven vraagt grote offers en wij zijn niet altijd geneigd om die zo maar te brengen.
Dan komt het noodlot, dan komt onze eigen onwilligheid straffend naar voren en dwingt ons wel ons leven te gaan zoeken in datgene, wat wij meenden zo terzijde af te kunnen doen. Wanneer het leven je een opdracht geeft, dan kun je haar volvoeren of voor elk ogenblik, dat je haar niet volvoert boeten door de onvrede, door de ongelukken en onaangenaamheden zelfs, die het leven als antwoord daarvoor op je pad brengt. Een levensopdracht is dus een ernstige zaak. Want alleen degenen, die zich bewust zijn van hun opdracht hebben een doel, hebben vrede. Alleen zij, die een opdracht volvoeren, kunnen in volle vrede en harmonie niet slechts met zichzelf en eigen wereld, maar met vele werelden tezamen het Goddelijke beleven. Daarom is het belangrijk, dat wij weten wat het leven ons opdraagt.
Wij moeten zoeken naar het doel dat wij hebben. Wij moeten zoeken naar een richting, die voor ons betekent: de vervulling van de taak van het leven, de volheid van het leven ervaren, de volheid van geestelijke ontwikkeling, die ons uiteindelijk toch wordt opgelegd als een verplichting wanneer wij leven. Die taken kunnen zeer verschillen. Krijgt de één de opdracht om geestelijk voor te gaan en zich voor te bereiden op een groots geestelijk bestaan. De ander zal last krijgen om te dienen op aarde, zelf onbelangrijk zijnde, steeds anderen haast ongemerkt terzijde te staan. De één wordt een opdracht gegeven die werelden omarmt. Een opdracht die het Al regeert, die hem maakt tot Vorst en Meester, alleen maar gebonden door deze ene kracht, die hem beveelt: het Goddelijke dat zijn levensdoel voor hem heeft uitgestippeld en bepaald. Voor de ander is het een afdalen tot in de duisterste sferen, om moeizaam zoekend tussen gekwelde zielen rond te gaan, tot hij er ene vindt, die in een ogenblik van bewustzijn de helpende hand aanvaardt en opstijgt naar een plaats, waar de duisternis minder zwaar drukt, waar het licht misschien reeds meer doordringt. Mens en geest, wij hebben allen een opdracht in het leven, die wij moeten volvoeren. Een opdracht, die voortvloeit uit de wijze, waarop wij leven en bestaan, die voortvloeit uit de God, die ons geschapen heeft en in ons leeft. Laten wij dus onze taak niet schuwen, maar vrijelijk aanvaarden. Laten wij onze taak vrolijk aanvaarden, vol met innerlijke blijheid. Want slechts zo kunnen wij komen tot vervulling van ons eigen leven, tot vervulling van het doel, waarmee God ons schiep en de beëindiging van alle waanwereld, terugkerend in de enige waarheid.
Wij allen hebben onze opdracht reeds gekregen. Onze weg ligt voor ons, misschien nog nevelig in het verschiet, maar duidelijk reeds, waar wij de eerste schrede willen zetten. Een opdracht waarbij wij niet mogen wachten tot wij het geheel overzien, maar vertrouwend op de leiding die ons krachten geeft, die ons bij zal staan, wanneer wij de opdracht aanvaarden, de eerste schreden reeds nu moeten zetten, wetend: zó moet ik gaan. Nu wij mediteren over een levensopdracht, dan mediteren wij over een levensdoel en denken wij over een levensdoel, dan moeten wij denken aan: God. God, die wij niet kunnen kennen, overzien en beheersen. God, die wij allen weten te zijn: onze kracht, onze bewustwording, ons wezen en onze verlossing. Laten wij onze opdrachten dan aanvaarden, alsof zij Goddelijk waren.
Laten wij ons niet beroepen op ons onbewust zijn of het niet weten, waar die weg heen leidt. Wanneer God ons roept, laten wij die weg gaan. Wanneer God zegt ons te doen, laten wij niet aarzelen. Laten wij de taak volbrengen in het bewustzijn, dat zolang wij de opdracht aanvaarden, het scheppend Vermogen ons de kracht zal geven en de middelen om die te volbrengen.