18 april 1961
Mijn onderwerp voor vandaag heb ik gekozen in de kwestie van tegenstellingen. U zou het kunnen noemen: De openbaring, de uitingen licht en duister, goed en kwaad.
Er is een eigenaardigheid namelijk in alle openbaringsverhalen, of wij nu de Heilige Schrift nagaan of andere oudere en minder bekende werken, in allen wordt de Godheid zelf als een zelfbarende, een zelfscheppende gesteld. U zou kunnen zeggen God is autogeen. Hij brengt zichzelf voort. Deze voortbrenging wordt dan gesteld in verschillende vormen.
Bij de Kopten bijvoorbeeld vinden wij een andere voorstellingsvorm, die men wel monogenese noemt en die daar ook wederom een Godsvoorstelling mee verbinden in een eigenaardige afleiding. Deze afleiding is zeer eenvoudig gesteld deze: God denkt, Hij is niet want Hij is niet geuit. God wordt zich van zijn denken bewust. Hij is daarmede niet de Schepper zelf maar wekt in zich de delen van zichzelf die scheppend optreden. Zo baart Hij uit zichzelf de scheppende krachten in het Al en houdt deze krachtens zijn Wezen in stand. Ofschoon het heelal materieel eindig kan zijn, is het eigenlijk oneindig omdat steeds weer alle delen van de schepping terugkeren tot in de Goddelijke gedachte en van daaruit dus steeds weer de schepping kan opnieuw ontstaan.
Deze stelling, op zichzelf interessant, is voor ons in zo verre van belang gezien de gedachtegang die er later aan verbonden wordt. Het lijkt mij overbodig u te vermoeien met de opsomming van alle titels van werken waaruit ik zou kunnen citeren. Wanneer ik u hier dus deze stelling voorleg, zo is zij een samenvoeging van bijvoorbeeld Indische filosofie, gnostische filosofie, vroeg Griekse en ook Egyptische inwijdingsgedachten. Deze samenvoeging lijkt mij dienstig omdat u daardoor een overzicht krijgt van denkbeelden die wij nu eenmaal huldigen.
Gesteld dat wij een deel Gods zijn, gesteld verder dat de Schepping volgens vooromschreven stelling of op soortgelijke wijze zich voltrekt, brengt voor ons de volgende consequenties met zich:
Wij zijn deel van de Goddelijke gedachte, wij zijn geschapen in vorm en wereld door een scheppende kracht uit het Goddelijke voortgekomen, wij maken deel uit van het totaal Goddelijke en kunnen alles, ook de scheppende krachten zelf, binnen ons realiseren.
De uiting van de Goddelijke gedachte is voor ons de kosmos, maar in ons zelf wordt een soortgelijke kosmos geboren. Zij is voor ons niet werkelijk, zij is nog potentie. Op het ogenblik dat in u een begrip ontstaat, omtrent een goddelijke waarde, maar ook omtrent een stoffelijk weten dat op feitelijke waarheid berust, zo hebt u in uzelf dus een meer samenhangend en harmonisch beeld van het totale leven verworven. Naarmate nu in u meerdere harmonieën optreden, een groter deel van het ik in overeenstemming is met de geopenbaarde waarheid, zullen de krachten die daaraan inherent zijn ook binnen het eigen ik ontstaan. U zou dit dus kunnen vergelijken met de Godheid, ofschoon wij in bron uit die Godheid zijn voortgekomen en God zelf niet. Wij scheppen in onszelf een miniatuurkosmos. Op het ogenblik dat wij deze uiten, onverschillig of dit materieel of geestelijk is – een zeer belangrijk punt – zo zal deze buiten ons werkelijk kunnen bestaan. Alle delen van ons wezen, die de afzonderlijke terreinen van kennis bestrijken, zouden daarbij optreden als een soort miniatuurgoden of miniatuurscheppers. Indien ik dit aanneem heb ik wel een zeer ingewikkeld beeld van de menselijke bewustwording, maar daarnaast heb ik ook een verklaring voor vele onverklaarbare feiten.
Op het ogenblik dat vanuit mij, een openbaring kosmisch buiten mij gesteld kan worden, waarin de delen van mijn wezen en bewustzijn als scheppende krachten optreden, heb ik een verklaring voor zeer vele van de paranormale verschijnselen. Ik heb daarnaast een verklaring voor alle wonderen en mirakelen. Ik heb hier de samenvatting van alles wat maar te begrijpen is onder de ideeën: magie, kosmische bewustwording, esoterische opgang, inwijding en wat nog meer zij.
Nu liggen daar verschillende aspecten bij die op het ogenblik vanuit menselijk standpunt wat dubieus lijken. Een van de grote moeilijkheden hierbij is dat je als mens leeft in een wereld die niet alleen door jezelf bepaald wordt, integendeel, waarin je grotendeels althans door anderen wordt geleefd. U leeft niet zelf. Het zijn de wetten van uw land, de wetten van de natuur, de instelling van uw omgeving, uw vermogen om aan de gemeenschap als het ware te beantwoorden die uitmaken hoe u op aarde bestaat.
Het is moeilijk in een dergelijke toestand je voor te stellen dat je toch scheppend kunt zijn. Verschillende geloofsrichtingen geven ons hier wel een uitweg: “Uw geloof heeft u behouden” of in een andere vorm: “Uw kennen van de werkelijkheid heeft u tot werkelijk mens gemaakt.” Of nog anders gesteld: “In het erkennen van de waarheid zijt gij een verhevene, lichtende en berustende geworden.” De gedachtegang is dus eigenlijk zo: Op de wereld waarin u leeft, bestaan vele gegevens die op de juiste wijze samengevat en binnen het ik verwerkt, dit ‘ik’ onafhankelijk kunnen maken van de omgeving. Dit geldt niet alleen materieel maar evenzeer geestelijk. Hierbij kom je tot vreemde maar belangrijke conclusies. (Wanneer ik hier een enkel citaat gebruik, zo doe ik dit alleen om mijn eigen betoog te versterken.)
Wanneer u in staat bent om alle condities die mentaal in u bestaan – dus in uw denken – ter zijde te schuiven, de werkelijkheid zoals u die stoffelijk en geestelijk beleeft zonder kritiek te aanvaarden, dan zult u ontheven zijn van een zeer groot gedeelte van de belemmeringen van uw vrijheid in leven en denken.
Punt één: Want dat wat de mens niet kent vreest hij. Dat echter wat hij kent kan hij overwinnen.
In u, in uw gedachtewereld, leeft zeer veel wat u niet kent en misschien zelfs niet kennen wilt. Wanneer u zich daarmee bezig houdt, dan maakt u van uw gehele wereld een spel waarin de interpretatie van de gedachte belangrijker is dan de werkelijkheid. Op het ogenblik dat u de werkelijkheid op zichzelf echter aanvaardt en dus de gedachtewereld even weg doet vallen, kunt u logisch, realistisch en redelijk handelen. Elke handeling wekt kennis. Wanneer die handeling is gebaseerd op uw gedachten dan zal de daaruit voortspruitende ervaring en kennis niet beantwoorden aan uw wereld, de wetten van die wereld, de geestelijke waarheid, zoals deze in u bestaat, kortom al hetgeen wat uw eigen wezen uitmaakt. Deze disharmonie veroorzaakt voor u een onvermogen in werken, in handelen. Op het ogenblik echter dat u de realiteit zonder meer aanvaardt, komt u van daaruit tot een kennis die eveneens reëel is. In plaats van de gedachteschimmen ontstaat de kennis van feitelijke waarheden. Feitelijke waarheden die, laat ons dit niet vergeten, aan kosmische wetten gehoorzamen. Wetten die overal gelden, op uw wereld zowel als in het Al, de geest als in de diepste materie.
Deze wetten maken het u dan weer mogelijk in u zelf scheppend werk te verrichten. Dit scheppende werk is nimmer, ofschoon de mens dit soms wel meent, het scheppen van iets nieuws. U kunt niets nieuws scheppen. U kunt alleen herscheppen wat in de Schepper leeft. Bij dit herscheppen echter bent u in staat om, niet alleen voor uzelf, maar ook voor anderen de mogelijkheden, condities en omstandigheden van het leven te wijzigen. Een punt dat zeker niet zonder belang is.
Wij weten allen dat een wonder gebeurt wanneer je daar niet op rekent, dat een wonder gebeurt wanneer je intens gelooft en andere niet bekende factoren mee optreden. Het is mogelijk om een bepaalde procedure te beginnen die vaste resultaten brengt. Maar dan moet ik weten wat ik doe. Menigeen onder u zal zeggen: “Ja, maar gaan wij nu niet heel erg de kant uit van tovenarij”? Neen, het is ons volledig recht om, in elke wereld waarin wij bestaan, zo goed als wij kunnen, het Goddelijke te herscheppen en wel volgens ons eigen bewustzijn en onze eigen intentie, dus de tegenstellingen tussen goed en kwaad, licht en duister, principes uit yang en yin, de witte en de rode draak, principes als onderwereld en hemelwereld zijn voor ons beheersbaar. Daar moet u even over nadenken, want zo logisch als dit klinkt is deze gevolgtrekking toch niet. Het vloeit echter voort uit het bewustzijn dat, zo God schept – in goed en kwaad, in licht en duister, yang en yin: tegenstrijdige krachten – ook ons eigen wezen en leven te allen tijde en in elke sfeer uit deze tegenstrijdige krachten moet worden opgebouwd. Wij moeten namelijk in onszelf komen tot een uitbeelding als het ware van de Goddelijke Waarheid. Eerst dan kunnen wij ons zelf erkennen en ontmoeten wij ons zelf, en in onszelf God. Ik laat het nagaan van het al of niet logische hiervan aan u over.
Nu wil ik een stap verder gaan. Wanneer ik dus het recht heb, gebruik te maken van alle krachten en gaven die in mij leven, ben ik ook gerechtigd alles wat mij kan bijstaan in mijn streven op het ogenblik van uiting te gebruiken.
Het is niet voor niets dat in bepaalde oude inwijdingsmysteriën het breken van brood bijvoorbeeld een zeer belangrijk iets was. Een uiterlijke handeling, maar een handeling die tevens een vereniging of het delen aangaf.
Nu weten wij ook dat in de kosmos rond ons de verschillende elementen een eigen geaardheid hebben.
Wanneer u een tafel van elementen neemt, u laat even het onderscheid in verschillende activiteiten – vooral werkzaamheid binnen het element buiten beschouwing – zo blijkt ons dat die tafel volgens een vast getal is gerangschikt, dat wil zeggen dat dezelfde vorm van samenstelling en ontwikkeling, dezelfde soort van materie steeds weer zich herhaalt, alleen met een steeds groter verschil van atomair gewicht. Het gevolg is dat je bij die beschouwing ook zegt: duidelijk valt het geheel van de schepping – althans krachtens zijn elementen – uiteen in gelijkvormige delen, die elk voor zich een verschillende zwaarte hebben maar alle gelijke kenmerken dragen.
Nu zal het u duidelijk zijn, dat ik de elementen ook kan aanduiden door een spiraal, op welke spiraal steeds de zelfde geaardheid en eigen verschijningsvorm van stoffen naar voren treedt.
Ik kan dan verder nog stellen dat elke winding van die spiraal in het bijzonder harmonisch is met een bepaald deel van de kosmos of het heelal. Let wel, dit is een stelling welke niet bewijsbaar is, maar er is veel wat daarvoor spreekt. Waarom zouden sommige stoffen anders zo’n sterke aantrekkingskracht hebben op andere stoffen en tot zulke vaste moleculaire verbindingen komen? Wij zouden verder nog kunnen zeggen, dat de eigen werkzaamheid van deze stoffen en hun bruikbaarheid op een typische wijze verwant is. Wanneer wij bijvoorbeeld de zwaarste elementen vergelijken met de lichtste, dan blijkt ons dat zij in splijtbaarheid en atoomchemische reactie veel gelijksoortige verschijnselen vertonen, zelfs verschijnselen van emissie van delen, die inderdaad wetenschappelijk na te gaan zijn. En dit staat wel vast.
Nu geloven wij, wij van de Orde, dat God als het ware Heren heeft gesteld of Heerschappijen over bepaalde delen van de Schepping. Nemen wij dit aan, dan zullen wij ook kunnen stellen, dat een harmonie met een bepaalde Heer van de Schepping bijzonder sterk in een aantal stoffen tot uiting komt.
Dan heb ik hier een basis waarop ik voor een deel mijn eigen sfeer kan bouwen. Wanneer ik bijvoorbeeld werk met bepaalde gassen, dan is niet alleen hun verschil van werking op het menselijk lichaam van belang, maar ook wel degelijk datgene wat zij produceren. Wanneer u nu gaat kijken, bijvoorbeeld bij neonlicht, ontladingsbuizen en dergelijke, dan blijkt dat bij verschillende gasvullingen totaal verschillende uitstralingen ontstaan met zeer eigen golflengte. Indien ik mij daarop instel kan ik in vele gevallen daardoor innerlijk en soms zelfs uiterlijk gevolgen ondergaan die wenselijk zijn. Het is bewezen dat een bepaald soort van blauw licht een bijzonder rustgevende invloed heeft, maar daarnaast typisch genoeg de mens enigszins schijnt op te laden. Het is daarnaast te bewijzen dat zekere vormen van rood licht – en ik bedoel hier rood licht dat opgewekt wordt door ontlading in gas, niet door de kleuring van de buis bijvoorbeeld – sterke onrust wekken en hoog tochtbevorderend kunnen zijn. Kortom, wij erkennen een relatie tussen de elementen, de wereld rond ons en ons eigen wezen.
Wanneer ik echter stel dat dit in de materie mogelijk en het geval is, zo mag ik ook stellen dat tenminste een soortgelijke indeling in een geestelijke wereld kan heersen.
Heb ik dit voor mijzelf aanvaard, dan volgt hieruit dat een mens, bestaande uit geest en materie, harmonisch moet zijn met één of ten hoogste twee Heren. En wel degene die zijn geestelijke wereld in hoofdzaak beheerst en degene die zijn stoffelijke wereld in hoofdzaak beheerst.
Datgene nu wat wij kunnen vernemen omtrent incarnatie toont ons aan dat de geest een keuzemogelijkheid heeft. Dit is stoffelijk wederom niet te bewijzen, ofschoon het in vele schrifturen is vastgelegd. Zo lezen wij in een commentaar in een Tibetaans dodenboek bijvoorbeeld: De vrije geest ziet voor zich de paleizen van mogelijkheden en treedt binnen. Doet zij dit onoverlegd dan heeft zij een kwade kans en kan zij terecht komen in dieren, enzovoort, een gehele verhandeling. Ik wil niet zeggen dat dit juist is, maar de gedachtegang bestaat. In een inwijdingsleer die ten dele geacteerd werd, in Indië, horen wij het volgende: De geest die gewekt is tot leven, klaarblijkelijk door Goden of engelen, zoekt op aarde datgene wat haar wezen uitdrukt: dus harmonie.
Ik kan nog verder gaan daarmee, maar mijn instelling is wel duidelijk genoeg. Het is redelijk om aan te nemen dat, wanneer er voor de geest een keuzemogelijkheid bestaat, stoffelijke vorm en geestelijke vorm zozeer harmonisch zijn dat zij onder een zelfde heerser kunnen resulteren.
Dit gesteld dan, kom ik tot de volgende conclusie: Wanneer een mens leeft dan zal hij behoren tot een van de Heersers die op aarde zich openbaren. Hij zal alleen binnen de krachten van die heerser en langs de weg van die heerser een maximale bewustwording kunnen bereiken.
Zeggen wij eenvoudigheidshalve dat het aantal van deze heersers 10 is – in feite zijn er meer, er zijn er 12, maar 10 is het aangenomene – dan is het redelijk dat er 10 verschillende soorten mensen op aarde leven, 10 groepen van mensen die elk voor zich een andere en eigen weg moeten kiezen, willen zij tot werkelijke inwijding en bewustwording komen.
Deze 10 wegen houden elk voor zich dus ook in, dat de speciale begaafdheid en kracht die aan een dergelijke Heerser speciaal dus is gegeven, die hij in het bijzonder uit, het gemakkelijkst en het redelijkst te verwerven is.
Ik wil niet alle gaven gaan opsommen. Maar wanneer ik stel dat een bepaalde heerser bijvoorbeeld: verstand, dus bewustzijnsvorm op aarde sterk beheerst, dan zal zij daarnaast het materialistisch of in beeld gevormd denken van de geest kunnen beheersen en daarmee elke geest die haar bewustwording en sferen zoekt. Wanneer ik met een dergelijke geest in harmonie ben, terwijl ik dus zijn onderdaan ben, een deel van zijn ressort, dan kom ik alleen door concentratie op deze heer en meester tot vergroting van verstandelijke vermogens. Nu kunnen deze niet worden uitgedrukt in intelligentiequotiënt, want ook weer die vaststelling is afhankelijk van een menselijke maatstaf. Maar zij komt wel tot uiting in directe vermogens, zodat men als het ware geniaal wordende – zich onttrekt aan de menselijke normen en maatstaven – en geleid door zijn genius, komt tot de maximale ontdekking die op verstandelijk gebied mogelijk is, volgens de huidige middelen en mogelijkheden van de wereld waarin men leeft.
Zou ik echter moeten stellen dat voor een bepaalde entiteit of geest een binding bestaat met een Heerser, die bijvoorbeeld ik noem maar iets, op het gevoelsleven zijn speciale stempel drukt, dan zal voor een dergelijke mens nooit een zuiver verstandelijke weg aanvaardbaar of te volgen zijn. Zijn weg zal altijd met het gevoel en het sentiment samenhangen. Zijn geestelijke sferen zullen waarschijnlijk niet zoveel vormen kennen, daardoor zoveel te meer emoties. Zijn stoffelijk bestaan zal moeten worden uitgedrukt door een intuïtief leven en een vergroting van sensitiviteit. Wanneer deze mens stoffelijk in harmonie is met zijn Meester, dan krijgt hij daaruit een aanvoelen dat een snel en omvattend overzien mogelijk maakt zelfs zonder dat feitelijk begrip aanwezig is.
Dan gaan wij over naar een volgend punt van mijn conclusie. Het is dus zaaks dat een mens die op aarde leeft, een geest die in de lagere sferen vertoeft, ook in de lagere lichtsferen vooral voortdurend streeft naar een zo groot mogelijke harmonie, allereerst met de kracht waaronder zij ressorteert. Voor zelfkennis is het dus noodzakelijk dat men weet welke kracht uw meester is. Men heeft daarvoor op aarde verschillende methoden ontwikkelt. Wij kennen bijvoorbeeld een Chinese methode, berustend op een zekere horoscoopvorm plus het werpen van een aantal staafjes, lotstaafjes. De zogenaamde tabellen van de kabbala geven ongeveer hetzelfde weer als de meer esoterische leer die wij vinden onder de naam van: Hermetische leer. Hierbij wordt steeds weer dus de methode gebruikt: Ik moet mijn Heer kennen. Het leren kennen van die Meester en Heer zal via dergelijke astrologische methodes, kabbalistische astrologische methodes, wichelmethodes, innerlijke beredenering methodes natuurlijk wel mogelijk zijn, maar voor de doorsnee mens zeer moeilijk. Het veronderstelt namelijk reeds een kennis, ik neem aan dat die kennis niet aanwezig is.
Wanneer ik weet wat in mijn eigen leven – stof of geest – de drijvende factoren zijn, wat mijn zwakte en mijn sterkte is als het ware, dan kan ik ook zonder de naam van mijn Heer of Meester te kennen, alleen door mij zo harmonisch mogelijk op mijn eigen kwaliteiten en eigenschappen in te stellen, mijn harmonie met deze Heer aanmerkelijk vergroten. Hierbij is het noodzakelijk dat men van zelfbedrog en rationalisatie afstand doet.
Een stap verder gaande zegt mijn conclusie: Op het ogenblik dat ik in redelijke harmonie met mijn Heer en Heerser leef, ben ik via Hem tevens in harmonie met de Scheppende God, ook wanneer mijn bewustzijn – voorlopig althans – niet hoger kan stijgen dan het peil van mijn Meester of Heerser, zo zal ik uiteindelijk, door mij met Hem te vereenzelvigen, de grootste mogelijkheid krijgen om van daaruit onmiddellijk bewust te worden.
Alle Krachten die mijn Heerser of meester in zichzelf draagt echter, zal ik, zodra ik met deze in harmonie ben – ook indien mijn bewustzijn lager blijft – vanuit mijzelf en door mijzelf kunnen openbaren. Dus, wanneer u vrienden, met de Kracht die voor u de bezielende, de vormende is in uw wereld – bezielend is God alleen – harmonisch bent, dan zult u daaruit als het ware, zonder moeite zelfs – buiten de moeite om deze harmonie te verwerven – een reeks begaafdheden verkrijgen die niet slechts noodzakelijk is om uw eigen leven tot een succes te maken – geestelijk en misschien ook stoffelijk – maar daarnaast u de gelegenheid geven om, voor allen die met u harmonisch zijn op aarde het beste te bereiken, anderen te helpen en te steunen. U zult binnen deze krachten gebruik kunnen maken van de zogenaamde paranormale krachten. U zult met verschijnselen te maken krijgen, die in sommige gevallen toeval heten, in andere gevallen onder magie worden gerangschikt. Al deze uit God geboren wetmatigheden mogen wij, naar ik meen, volledig gebruiken.
In de bewustwording van elke mens – aangenomen dat hij een zekere harmonie heeft verworven – zal zeer sterk een persoonlijk karakter naar voren treden. Dit persoonlijke karakter op aarde wordt materieel bepaald door de werkingen van de verschillende planeten. Astrologisch gezien kunnen wij dus zeggen, dat hereditaire eigenschappen plus kosmische invloed, de genetische keuze mogelijk maken. In het begin dus het grondbeginsel, waaruit een zeer bepaald en vast gevormd voertuig groeit. Dit voertuig heeft niet tot doel de wereld te ontkennen of te verlaten. Het heeft tot doel binnen de wereld een maximum aan ervaringsmogelijkheden te scheppen voor de geest die daarin het leven vormt. Indien ik het leven vorm geef van een lichaam – hetzij tijdelijk of blijvend – zo zal ik alleen hiervoor niet slechts de verantwoordelijkheid dragen voor al wat in en door en met dit lichaam geschiedt, zover dit dus binnen mijn beheersing ligt. Daarnaast zal ik alles wat onmiddellijk daarin geschiedt kunnen inpassen in mijn eigen wereldbeeld en ik zal vanuit mijn geestelijke wereld alle factoren die tot aanvulling van de stoffelijke wereld noodzakelijk zijn, kunnen openbaren.
Dit laatste Broeder, is dit ook het geval indien het stoffelijk verstand aanneemt dat hetgeen noodzakelijk is niet te verkrijgen is?
In dit geval ontkent men iets, want iets wat niet verkrijgbaar is voor u, is ofwel niet noodzakelijk, ofwel is uw verstandelijke redenering foutief. Er bestaat namelijk niets wat voor ons noodzakelijk is wat ons feitelijk onthouden wordt.
Maar het stoffelijk verstand kan volledige definitie geven van: “Het is mij onmogelijk” bijvoorbeeld, of: “ik kan dat niet bereiken.”
Ja, dan de eerste vraag in dit geval is: is het doel juist gesteld? Op het ogenblik namelijk dat de mens zich een doel stelt dat ligt buiten zijn eigen Heerser en dus ook buiten zijn eigen onmiddellijke mogelijkheden, dan is dit een mentaal beeld. Dit mentale beeld kan niet verwerkelijkt worden, omdat het behoort tot een schijnwereld die de mens in zich heeft opgebouwd, maar niet tot de werkelijke wereld waarin hij leeft. Is dit het geval dan komen we dus weer te staan voor hetgeen ik zo-even zei: Wij moeten in staat zijn om onze mentale beelden en wereld tijdelijk los te laten en daarvoor eens eventjes de realiteit te zien. Datgene wat deze ons leert – zonder dat mentale vooroordelen daar een rol bij spelen – geeft ons dan waarschijnlijk de mogelijkheid tot juistere doelstelling en zo tot het bereiken.
Dus iemand die in de woestijn verdorst, krijgt de hallucinatie “er is water” en hij realiseert zich stoffelijk “er is geen water”?
Ja, maar wanneer hij deze realisatie “er is geen water” verplaatst en in zich zegt: “dus is er water” dan doet hij eigenlijk de wonderen die zo vaak zijn gedaan. Mozes slaat water uit een rots. Apollonius doet een meer ontstaan. In vele op oude inwijdingsmythen gebaseerde sprookjes, ontstaan zeeën en meren of verdorren ze. Kortom de wereld van de gedachte kan suprême zijn. Er zit namelijk nog iets anders aan vast.
U hebt allen wel eens gehoord van telekinese. Telekinese is dus een uitstorting van bepaalde krachten in het lichaam, waardoor bewegingen buiten het lichaam worden veroorzaakt zonder kenbare en zichtbare band tussen degene die de beweging doet plaats vinden en het voorwerp dat beweegt. U zult waarschijnlijk niet zo vaak hebben gehoord van het begrip autokinese. Wat ik namelijk buiten mezelf kan doen kan ik ook in mijzelf doen. Anders gezegd: bij een voldoende lichaamsbeheersing is het mogelijk – krachtens eigen denken en persoonlijkheid binnen het ik – de cellen te hergroeperen, hun onderlinge werking en verhouding te wijzigen zo dit nodig is. Degene die in de woestijn is, kan bijvoorbeeld alleen door autokinese zich ofwel geheel aanpassen aan de woestijn – zal een uiterlijke verandering inhouden – dan wel in zichzelf de verdampingsmogelijkheden van vocht verminderen en daarvoor de methode van chemische omzetting moeten vinden voor de stoffen die normalerwijze met het water het lichaam verlaten. Denk niet dat wat ik hier zeg onmogelijk is.
De yogin die in ijzige koude zijn temperatuur opvoert of doet dalen doet uiteindelijk een soortgelijk iets. Hij controleert zijn eigen lichaam onafhankelijk van de omgeving. De yogin fakir die zich doet begraven – op een eerlijke wijze – brengt de behoeften van zijn lichaam aan zuurstof tot een minimum terug, mede door de verschillende automatische processen zo ver te beheersen dat ze tot een minimum terugvallen. Wanneer wij horen van wonderdoeners die in staat zijn zichzelf plotseling te verplaatsen, over water te wandelen, ofwel zichzelf te veranderen – bijvoorbeeld door een andere gestalte aan te nemen, dit werd van keizer Poehi (?) verteld – dan moeten wij aannemen dat ook hier een soortgelijk proces gaande is.
Ik wil u zelfs een paar eenvoudige voorbeelden geven om dit te verduidelijken. Wanneer een mens onder sterke suggestie verkeert is het mogelijk – alleen krachtens deze suggestie – in zijn weefsel veranderingen tot stand te brengen. Men kan wonden doen ontstaan, maar men kan ook zijn lichaam aanmerkelijk in vorm doen wijzigen. Een gezicht van iemand die onder zeer sterke suggestie staat, kan in enkele uren zich aanmerkelijk verouderen of verjongen en deze toestand gedurende de suggestie blijven behouden. Eerst terugkerend tot realisatie van het eigen normale ‘ik’ doet deze wijziging teniet. Ook hier is in vele gevallen sprake van een, zij het oppervlakkige autokinese, waarbij echter niet cellen maar gehele spierbundels en weefsels worden geboetseerd en worden veranderd.
Wanneer we dit stellen, dan zou de man in de woestijn in staat moeten zijn om zichzelf geheel aan te passen. Hij zou buiten zich de mogelijkheid hebben, middels de kracht van gedachte plus de voor hem bestaande harmonieën, uit het zand en de met hem verwante stoffen als het ware een soort vloeistof te doen ontstaan. Vooral wanneer daar moleculaire verbindingen bij zijn, waaruit makkelijk water kan worden gewekt.
Hij zou in staat kunnen zijn om de dichtheid van het zand te wijzigen en daarin een bron te doen opwellen. Dergelijke wonderen horen we ook meermalen in de geschiedenis. Zelfs aan Mohammed worden dergelijke wonderen toegeschreven. Hij zou kortom in zichzelf zowel als zijn omgeving wijzigingen tot stand kunnen brengen, die tot doel hebben eigen bewustzijn, kracht en persoonlijkheid die harmonisch zijn, harmonisch te doen voortbestaan. Wat is nu hier het typische bij? Wanneer een mens een dergelijke harmonie bereikt, wordt hij tot uiting van de kracht, die vanuit het Goddelijke zich openbaart in een bepaald deel van de schepping. Zo kan een mens die deze harmonie bereikt op aarde, representant zijn van een totale kosmische kracht, een groot gedeelte van de schepping.
Nu is dat natuurlijk niet genoeg, maar op het ogenblik dat deze aanvaardbaarheid bestaat, dus u kunt aannemen dat een hoge en grote geest, uw heerser of meester zich in u kan openbaren, degene die uw pad tot God betekent, dan wordt voor ons volledig aanvaardbaar wat Jezus zegt, wanneer Hij zegt: “De Vader en ik zijn één”. Want zich bewust zijnde van de Hoogste Kracht, kan een geestelijke het bewustzijn van deze kracht delen en gelijktijdig in een persoonlijke vorm op aarde uiting geven aan zijn eigen persoonlijkheid en wezen.
Indien wij ook maar 1/10 van hetgeen in de bijbel, zowel als in andere heilige boeken wordt verteld, als redelijk waar mogen aannemen, dan zijn er zeer vele personen geweest die een dergelijke band in meerdere of mindere mate bereikten.
Hieruit zou kunnen blijken dat de mens, godsdienstig als het ware, ook tot een bepaalde groep kan behoren. En dat deze groep niet van zijn opvoeding afhankelijk is,( niet ) van zijn omgeving maar van de Kracht die voor hem naar de directe weg tot de bewustwording voert. Het is bijvoorbeeld zo dat wij vast kunnen stellen dat het geloof – niet het schijngeloof, uiterlijk geloof, maar innerlijk geloof – innerlijke benadering van de Godheid, door het merendeel van de mensheid in een bepaald deel van de wereld bepalend zal zijn voor hun zeden, voor hun wetten, voor hun mode en hun leefwijze. Kortom voor hun uiterlijke vormgeving en deze gaat tot hun huizen toe.
Praktische raadgevingen:
Ik kan u niet zeggen: “Dit is uw Meester” die zult u zelf moeten vinden. U begrijpt ook wel dat het voor mij moeilijk is u een aantal ezelsbruggetjes te leren waardoor u wel bepaalde krachten kunt openbaren waar u niet, van de bron daarvan bewust bent. Dit is namelijk gevaarlijk.
Wat ik u wel kan leren is het bereiken van deze harmonie en het gebruik ervan, met alle magische of zo u wilt wonderdadige krachten die daaruit voort kunnen vloeien.
Besef wel dat u een zeer eigen band hebt met God via – noem het voor mijn part – een speciale engel. Dat is niet een engelbewaarder maar een geest die een groep van de schepping beheerst. Welke groep een doorsnede is van alle levende vormen en gevormde materie. Binnen deze groep kunt u bewust worden. Erken dit zo goed u kunt. Wanneer u, al is het ook maar innerlijk een idee hebt tot een bepaalde groep te behoren, stel u daarop in. Maak het voor u een gewoonte deze instelling regelmatig te herhalen, verbindt daaraan echter geen voorwaarden. Stel u in en wacht af wat er in u werkzaam is.
Tracht na te gaan, wanneer u dit enige tijd hebt gedaan – enige tijd dat betekent enkele maanden tenminste en dan zeer getrouw daarvan overtuigd – voor uzelf na te gaan welke delen van uw denken en welke delen van uw stoffelijke en geestelijke vermogens zich in het bijzonder ontwikkeld hebben. Dit komt zeer vaak tot uiting in een verandering in verhouding tot de wereld. U staat anders tegenover de mensen en u zult zich vaak ook anders geplaatst zien, wat positie betreft.
Vraag u af welke voor u strijdige factoren hierin bestaan. Tracht na te gaan of deze strijdigheid voortkomt uit gedachten, verlangens of ideeën die u in u draagt, dan wel, uit de feitelijke omstandigheden. Alles wat niet harmonisch is en in de feitelijke omstandigheden bestaat, zult u door u daarop te concentreren in zeer korte tijd kunnen wijzigen. Het bereiken van harmonie is voor een ieder op deze wijze mogelijk, binnen enkele jaren.
Wanneer u daarnaast ook beseft geestelijk deel te zijn van een dergelijke kracht, al die geesten in uzelf te ervaren, het is een proces dat verwant is aan autosuggestie onder hypnose, maar het heeft het eigenaardige voordeel dat in u bestaande kwaliteiten inderdaad daardoor worden gewekt.
Hebt u eenmaal bereikt dat zekere kwaliteiten in u werken, tracht nimmer deze redelijk te verklaren, laat dit aan anderen over. Op het ogenblik dat u met rede het wonderdadige, werkzaam in uw wezen benadert, zult u het vernietigen. Want u legt dan menselijk verstandelijke condities op aan uw geestelijke kracht en geestelijk wezen en maakt het daardoor onmogelijk voor die geest haar capaciteiten en wezen in de stof dus, op een zodanige sterke wijze uit te drukken.
Indien u uitgaat van een geloof is dit goed. Indien u uitgaat van een beredeneerde of filosofische stelling is dit eveneens aanvaardbaar. Het punt van uitgang is van weinig belang, zodra de harmonie gevonden wordt en gehandhaafd kan worden.
Begrijp dat een ieder die een dergelijke harmonie met de Hoogste Krachten vindt deze niet kan bewaren, indien hij in zijn stoffelijke wereld niet vrij is. Die vrijheid kan nooit geheel volgens stoffelijk, verstandelijk denken gewonnen worden, maar het is wel mogelijk om al hetgeen als juist wordt erkend – ongeacht de stoffelijke consequenties – te volbrengen. Zo men daartoe overgaat zal blijken dat die consequenties – wanneer we het nadenken en het verstand weer even uitschakelen, want daar komen de zorgen grotendeels uit voort – een loop nemen waaruit in overeenstemming met ons bewustzijn en de uiting daarvan de materiële mogelijkheden en krachten dus ten goede worden geleid. Hebt u dit gevonden, en heeft u geestelijke kwaliteiten ontwikkeld, zo zou ik u willen raden: “Tracht nader kennis te nemen van de zogenaamde Arcana en geheime Paden”.
U zult dit voor een deel ongetwijfeld ook verstandelijk moeten doen, er moet veel geleerd worden, maar het belangrijke is de gevoelsbenadering van deze dingen. De gevoelsbenadering van deze krachten en werken, want waar harmonie is zal de rede gecorrigeerd worden. De geestelijke kracht verder die uw heerser is, een deel van uw schepping bezit een groot aantal entiteiten en geesten in zeer verschillende sferen, want ook hier is een doorsnee die harmonisch is met deze Kracht. Zodra u harmonisch bent met uw meester bent u automatisch met de geestelijke werelden daarmee verbonden. Dit houdt in dat elke voor de geest bevattelijke menselijke denkwijze en streven vanuit die geest zal worden gesteund en geholpen, zolang zij binnen het harmonisch vlak blijven.
Op de duur zult u leren dat oude geloofsvormen – waarbij men bijvoorbeeld edelstenen gebruikte om daarmee op bepaalde geestelijke krachten te concentreren, edele metalen enzovoort – niet zo dwaas waren als ze leken. U zult ook ontdekken dat, tot zelfs de vorm van een lijn harmonie kan scheppen of disharmonie.
- Leer uzelf met deze lijnen te omringen,
- Zoek ook in materialen rondom u een zo groot mogelijke harmonie met eigen wezen.
- Laat u nimmer verleiden om na te denken over uw leeftijd.
- Vermijd zover u mogelijk om na te denken over uw lichamelijke toestand.
Indien u stoffelijk redelijk bent, zo zult u ongetwijfeld bij het vaststellen van een afwijking of iets wat niet normaal is naar een arts gaan, proberen daar wijzer te worden. Dit hoort bij de stoffelijke weg. Daarnaast echter zult u, negerend als het ware wat hier aan zorg en ellende voor u uit zou kunnen voortkomen, alleen door instelling op de harmonische Krachten en geest, waarschijnlijk sneller dan de medicus mogelijk hield, herstellen en u zult bij dit herstel niet meer dezelfde zijn. Dat wil zeggen elk herstel, dat krachtens geestelijke werkingen plaats vindt, houdt een organische verandering in die – zij het miniem – over het algemeen de lichamelijke mogelijkheden beter aanpast aan een maximum harmonie.
Vandaar, dat men soms zegt dat ziekten beproevingen van God zijn. Vandaar dat men zegt dat God hen die hij liefheeft, tuchtigt. Dit komt uit een verkeerde instelling. Men denkt dus dat God als het ware op de proef stelt of straft, maar dat is niet waar. God geeft echter de middelen waardoor de omkering bereikt kan worden. Indien men geestelijk gelijk groeit met de lichamelijke mogelijkheid, vergroot men aanmerkelijk zijn eigen capaciteiten. Deze capaciteiten zijn zowel geestelijk als stoffelijk en kunnen, althans voor het merendeel onmiddellijk in de sferen worden gebruikt na de overgang of tijdens uittreding. Ik acht het dus wel van groot belang.
U vrienden, bent werkelijk levende wezens, zolang u in staat bent verandering te aanvaarden. Elk deel dat een mens in zijn eigen denken, in zijn eigen leven fixeert tot een vaste gewoonte, vast gebruik, sterft. Slechts wat voortdurend intens en nieuw beleefd kan worden, leeft. Dit leven is niet alleen stoffelijk of alleen geestelijk.
Voor ons is de weg naar God een voortdurende werking, een beweging. Alles wat in ons stil staat aan opvattingen, ja zelfs aan een geloof dat niet intens meer doorleefd wordt, is in feite een deel van ons wezen dat wij langs de weg achter laten. Wanneer wij een te groot gedeelte van ons leven dus in vaste vormen zouden gieten, zouden wij niet leven in de stof. En dit geldt ook in de meeste geestelijke sferen, zeker de vormkennende. Het is noodzakelijk in u zelf, in uw benadering tot de wereld en uw beleven van de wereld een voortdurende vernieuwing na te streven.
Alleen zo kunnen zoveel mogelijk aspecten tot de Goddelijke waarheid u geopenbaard worden. De meester die u hebt, de heerser die uw deel van de kosmos tot wie u thans, althans voorlopig behoort, zal u helpen zodra geen verstarring optreedt.
God is een levende kracht. God is niet een wetboek of een hoog opgerichte pyloon met daarop allerhande wetten. God is levende kracht, levende kracht is uw wezen. Levende kracht is uw vermogen. Wanneer uw gedachten intens en levend zijn, zo straalt u ze dus niet alleen in de wereld uit, maar daarmee tevens de levende kracht. Wanneer u denkt en uw denken is een poging tot vernieuwing, zo is dit denken levende kracht. In alle verandering, in alle vernieuwing die wij innerlijk kunnen aanvaarden, kunnen wij God werkelijk ontmoeten! Alleen daarmee kunnen wij ons doel bereiken. Wij zoeken toch niet alleen naar het magisch kunstje om zo gemakkelijk mogelijk te leven. Dat kunstje is veel te geliefd geweest ook in het verleden.
Even een anekdote: U weet dat ze indertijd dachten dat de duivel om middernacht op een kruisweg kwam en dat je dan een contract met hem kon sluiten. Weet u dat daaruit de eerste verkeersagenten zijn ontstaan?
Iedereen wil wel graag iets voor niets hebben of een reële waarde voor zo iets onbegrijpelijks als een ziel. Maak deze fout niet. Zeg niet tot uzelf: Wanneer ik nu de trucjes maar leer waarmee ik in de toekomst kan zien, mensen kan genezen, deuren open en dicht doen enzovoort, laat u dan dit werk rusten. Deze dingen zijn bijkomstig.
Wanneer u die krachten nodig hebt om een medemens te helpen in perfecte harmonie, zo bestaan zij voor u. En zo u ze zelf niet bezit zullen zij krachtens die harmonie tijdelijk door het ingrijpen van een ander verleend kunnen worden. Het is belangrijk dat wij innerlijk leren juist te leven. En ons hele streven moet er dan ook eigenlijk op gebaseerd zijn om een aanpassing te vinden van het ik aan de ware God, de levende Kracht die in en door dit ik geuit kan worden.
Wanneer u eerlijk en oprecht zo streeft, dan moet u wel onthouden dat in God geen goed en geen kwaad bestaat. God is alle dingen, licht en duister, is alle sferen en alle werelden. Hij is de hoogste geest en de laagste materie. Slechts in ons bestaan deze dingen. Wanneer wij in onszelf deze dingen weten samen te voegen, zodat zij evenwichtig en harmonisch zijn, zullen wij best God en de levende kracht in ons zelf werkzaam kunnen zien. Zullen wij kunnen komen tot de werkelijk grote bereikingen, die niet alleen zijn een ogenblikje van stoffelijke verbazing, maar een in het gehele leven werkende kracht die door geen enkele overgang of scheiding van sferen teniet kan worden gedaan. Zo u dit begrip vindt, zult u voor uzelf grote geestelijke steun kunnen ontvangen.