19 december 1966
De Openbaring van Johannes is een heel typisch werkstuk: een beschrijving van een visioen. Als we die doorlezen, kunnen we er eigenlijk geen touw aan vastknopen. Je wordt steeds weer en vaak op een zeer verwarrende wijze geconfronteerd met symboliek, die kennelijk niet alleen uit joodse of Griekse bron stamt. We vinden symboolbeelden en getallen. We worden a.h.w. overspoeld door een mengsel van allerhande symbolen, die worden samengevat in een visioen, dat ergens onheilspellend is, maar waarmee we eigenlijk niet goed raad weten. Je kunt – en dat is hier misschien wel het gevaarlijke – de Openbaring en alles wat daarin staat van toepassing verklaren op elke tijd. Ik wil een klein voorbeeld geven, opdat u beseft wat ik hiermee in feite wil zeggen.
“Dit is de tijd van de zesde bazuin (dit is niet van mij, maar van een van de vele uitleggers van de Openbaring), want reeds zijn de duisterlingen opgestaan en spreken de valse profeten. De kerk (Christus) wankelt voor een ogenblik op haar voetstuk en de antichrist is reeds door de valse antichrist vooraf gegaan (daarmee wordt kennelijk Hitler bedoeld).”
De gevolgen, die men hiervan (sprekende van de zesde bazuin) verwacht, zijn het uitsterven van ongeveer een derde van de bewoners van deze wereld als gevolg van het optreden van de vier Ruiters uit de Apocalyps (de vier Ruiters uit de Openbaring), die zouden vertegenwoordigen: de dood door rook, door zwavel (helse krachten), explosie, natuurgeweld en ziekte. Dan gaat zo’n uitlegger verder en zegt: In deze tijd, waarin wij de atoomgeheimen meer en meer bekend zien worden, is het niet te voorkomen dat een atoomoorlog uitbreekt; en dit is in de Openbaring reeds voorspeld. En dan zit je ermee.
Het is natuurlijk erg gemakkelijk om dan te zeggen: Dat kan zo zijn, maar plaats nu even de Openbaring van Johannes in zijn eigen tijd. Ik geloof, dat men dat absoluut moet doen, omdat er zeer vele soortgelijke visioenen bekend zijn. Er zijn – al is dat misschien niet algemeen bekend – alleen al in de laatste 100 jaren een tachtigtal verschillende visioenen geweest vaak ook in een dergelijke geheimtaal gesteld, waarmee telkenmale de komst van Christus of de ondergang van de wereld werd aangekondigd. Het is een gevolg van een ondergangsgedachte. Het is het geloof aan het vergaan van iets, waardoor de mens tot een dergelijke prognose komt.
Het zal u duidelijk zijn, dat Johannes in zijn tijd, toen hij dat visioen kreeg, was geconfronteerd met de grote moeilijkheid van een vervolgd christendom. De christenen hadden geen macht meer. Zij worden overal achtervolgd en de behoefte aan wraak speelt daarbij, volgens mij, dus ook wel een rol. De wraakzucht van een God, die ons zal wreken. Daarmee wil ik het visioen als zodanig niet ontwaarden, maar ik wil wel duidelijk maken, dat in het visioen de verwachtingen, de geestelijke achtergronden van de profeet, altijd een grote rol spelen.
Als wij een van de meest bekende punten nemen: “het beest met het aangezicht eens mensen”, waarvan het getal 666 zou zijn, dan moeten we begrijpen wat daarmee eigenlijk bedoeld kan zijn. Het “beest” is voor Johannes ongetwijfeld een heerser van Rome. Rome, dat – laat ons dat niet vergeten – juist in die dagen in decadentie is. Johannes denkt ongetwijfeld aan de zeer nabije toekomst. Wat hij zelf in het visioen injecteert, is de verwachting, dat Jezus snel zal wederkomen; dat hij die arme vervolgde christenheid zal rechtvaardigen; dat hij alle vervolgers van de christenen zal vernietigen. Indien we dit begrijpen, dan wordt ook duidelijk waarom de mensen eigenlijk met een dergelijke voorspelling – want dat is het in feite – zo onnoemelijk veel vreemde dingen kunnen doen.
U weet misschien, dat het getal 666 van toepassing is verklaard op o.m. een koning van Pruisen, Napoleon, Hitler en dat men zelfs Raspoetin, de monnik in het tsarenrijk, als het “beest” heeft gezien. Maar gaat het hier werkelijk om het “beest” als zodanig? In de oude symboliek is het “dier met het aangezicht eens mensen” een sfinx. Het is een raadsel, een geheim, de weergave van een totaal andere wereld, een geestelijke wereld. Een geestelijke wereld, waarin de ideeën natuur en mens-zijn worden samengevoegd. En dan kan men anders gaan interpreteren. Men kan zeggen: Het “dier met het aangezicht eens mensen” is niet een duivel op aarde, maar het is de mensheid, die in haar teruggaan naar de natuur haar mens-zijn zover vergeet, dat ze zich a.h.w. tegenover God stelt. Het is het teloor gaan van het Godsgeloof en daarmee het ontstaan van een totaal foutieve moraliteit. Als men het zo beziet, dan zou dat “beest” wel eens op aarde aanwezig kunnen zijn.
En dan citeer ik maar weer uit een van de visioenen uit de laatste tijd (1876), waarin het “beest” wordt beschreven als “staande met de achterpoten in Rusland, grijpende met de rechterklauw tot voorbij de bocht van de Donau en één klauw uitstrekkende in de richting van België, Nederland en Frankrijk. Het heeft vele hoofden, waarvan er twee zijn gericht in de richting van Nederland, België en Frankrijk. Twee andere kijken naar het zuiden.” En dan wordt ons daar nog een extra monster bij verschaft, “een hel rode padde zit in Italië en kijkt naar het dier in het noorden.”
Hier ziet u dus een kennelijke overeenkomst met de symboliek, die Johannes gebruikt. Maar bewust of onbewust heeft deze katholieke profetes (het was een kloosterzuster) toch iets aangevoeld van de dingen, die er gaande zijn.
Als wij spreken over de Ruiters van de Apocalyps die uitgaan, dan denken wij aan machten van het bovennatuurlijke, die worden losgelaten. Wij willen ze zien als losstaande van de wereld. Maar een ruiter is een tijding, een mare, een aankondiging van de dingen. Het is denkbaar, dat er op de wereld inderdaad een golf van aardbevingen, vulkanische erupties en overstromingen plaatsvindt, die zich in een bepaalde richting verplaatst; en dan kunnen we spreken van een “ruiter”. Wij kunnen denken aan de ziekteprocessen, zoals die in de middeleeuwen voorkwamen, toen de pest van stad tot stad trok. En dan wordt het ineens veel duidelijker. Ruiters zijn niet bepaalde machten, die van boven op de aarde terechtkomen. Nee, ze zijn de eigenschappen van de aarde, geactiveerd door een goddelijke wil. Ze zijn altijd aanwezig.
Kijken wij naar het z.g. “zevende zegel”, het boek dat versloten is en waarvan een aantal zegels mogen worden verbroken, dan hebben wij hier een aardig symbool van de inwijdingstechniek, waarmee men achtereenvolgens eerst wordt ingeleid in de ware betekenis der normale dingen, daarna in de geheime achtergronden ervan en op den duur tot dicht bij de Godserkenning komt. Het laatste zegel blijft versloten. Dat kun je alleen zelf openen, wanneer je eerst het contact met God vindt.
Over hetgeen er achter die zegels ligt, spreekt de ziener eigenlijk niet al te veel. Hij vertelt wel van een stem, die hem iets zegt. Hij neemt allerhande dingen waar, maar als puntje bij paaltje komt, dan zegt hij: Ik kan alleen vertellen wat mij is toegestaan te vertellen. Een heel gebruikelijke formulering.
Als een mens niet meer begrijpt wat hij beleeft of ziet, of de moed niet heeft de conclusies te trekken, die moeten worden getrokken, dan zegt hij al heel gauw: Het is geheim; verder mag ik daarop niet doorgaan. Ik wil u wel vertellen, dat dit bij ons ook wel voorkomt. Zijn we niet volledig zeker van de interpretatie, die we op aarde aan iets moeten geven, dan zeggen we: Ja, daarover mogen we nog niet spreken. Dat is dus normaal. Het is alweer het menselijke trekje in het visioen.
De Openbaring van Johannes is voor heel veel mensen Gods woord. Gods woord in die zin, dat het woordelijk en volledig waar is, dat niet mag worden verklaard of waaraan niet mag worden getornd. Maar als het niet mag worden verklaard, dan kun je het niet begrijpen. Mag je er een verklaring voor zoeken, dan is het ook redelijk dat je door die verklaring probeert te begrijpen waar het eigenlijk om gaat.
Het idee van bv. van de antichrist, dat ons wel heel sterk wordt gepresenteerd, is niet het scheppen van een waarde, die er nog niet is. Het is een voortvloeisel van – gezien de verschillende gebruikte symbolen – de aan de profeet bekende regel, dat de duivel een eigen hiërarchie heeft, een soort eigen openbaring bezit en dus de volledige afspiegeling is van het goddelijke rijk. Zoals er profeten van God zijn, moeten er ook profeten van de duivel zijn. En zoals er een zoon Gods op aarde komt, moet er ook een zoon des duivels zijn. Dat is noodzakelijk, anders is het evenwicht tussen de werelden van hel en hemel verbroken; en dat kan pas op het laatste ogenblik als Gog en Magog elkaar ontmoeten. De antichrist is dus een logisch uitvloeisel van een denkwijze.
Is hij daarmee antichristus? Ik geloof het niet. Ik geloof eerder, dat wij moeten stellen: Hier gaat het om de waarde van de ziel, van de eeuwige wereld, gesteld tegenover de waarden der materie. De antichrist is de perfecte rationalist en materialist. Christus is de perfecte mysticus, de levende kracht Gods. Deze beiden staan tegenover elkaar. Zij staan altijd tegenover elkaar. Een wonderbaarlijk iets, als je dat zo nagaat.
Dan de gedachtegang van bv. de tekenen, die er aan de hemel zullen zijn. Wat zijn de tekenen aan de hemel? Niemand weet het. Er zijn er vele gezien, maar de meeste mensen lopen eraan voorbij. Soms zijn het tekenen in de wolken. Soms zijn het eigenaardigheden aan de zon. Denk eens aan Paus Pius XI, die in de tuin van zijn buitengoed de zon dubbel zag en haar zag dansen. We kunnen er een verklaring voor zoeken, maar het is een teken. Die tekenen aan de hemel betekenen dat ze staan buiten deze wereld.
Als de profeet spreekt over de Zoon des Mensen die komt, zegepralend a.h.w. als beoordelaar van degenen, die overblijven na de laatste strijd, dan doet dat een beetje eigenaardig aan, want dat is ook weer de Christus-idee buiten de wereld plaatsen, buiten datgene, wat men kent Ik geloof, dat de Christus ín de mens moet leven.
De denkbeelden zijn voor een groot gedeelte ook ontleend aan de sociale gebruiken. Als er wordt gesteld, dat onder de antichrist er alleen handel zal worden gedreven door hen, die in de hand en op het voorhoofd, het merkteken dragen van het “beest”, dan lijkt dat ons misschien een wonderlijke aanduiding. We vergeten daarbij echter, dat in de tijd dat de profeet leefde het nog de gewoonte was dat bepaalde slaven, die het recht hadden om handel te drijven en bepaalde beroepen uit te oefenen in de vrije maatschappij, vaak ingebrande merktekens hadden op het voorhoofd en meestal ook op de rug van de rechterhand. Hij ziet dus kennelijk de mensen als horig aan de duivel of aan God.
Dat hij niet erg optimistisch is, blijkt wel uit de manier, waarop hij stelt dat er zoveel mensen zullen sterven. Vergeet niet, Johannes stelt dat degenen, die in Christus zijn, niet zullen worden gedeerd. Ze zullen worden vervolgd, maar wanneer eindelijk het oordeel komt zullen zij niet worden aangetast. Dat is ook weer een belofte, die je heel vaak tegenkomt. Denkt u maar eens aan de uitverkorenen, die kort geleden naar Portugal gingen om daar ongedeerd de rampen af te wachten. Daarvoor zijn er verklaringen te vinden. Het denkbeeld is echter weer algemeen.
Het opvallende is, dat we daarbij het getal der uitverkorenen horen, zijnde het getal 144.000. En dan zijn we weer terug in de getallenleer. Mag ik u echter wijzen op iets eigenaardigs?
Het getal van het “beest” is 666 of samen opgeteld 18, ofwel in basisgetal 9. 144.000 Is in basisgetal 9. Dat is curieus. Het getal der uitverkorenen is in kernwaarde gelijk aan het getal van de antichrist. De meeste mensen denken er niet over na, of ze weten er weinig van. Men moet die getallen enigszins leren interpreteren. In feite wordt er gezegd, dat er in beide gevallen (zowel bij de antichrist als bij de z.g. uitverkorenen) sprake is van “een treden voor God”: het getal 9, hogepriesterlijk. Dit is typisch. Want stellen wij ons ook niet voor, dat de duivel aan het einde der tijden toch zijn recht moet verliezen? Hij kan niet eeuwig blijven bestaan als een soort spiegelbeeld van God, een soort duistere Godheid. Er moet een ogenblik komen zegt u maar: na de beëindiging van het Laatste Oordeel dat de Schepper alles tot Zich neemt. Dit oordeel houdt dan in, dat de duivel terugkeert tot God. Zou het dan niet redelijk zijn om aan te nemen, dat de antichrist in zekere zin voor de duivel betekent: het wederom treden voor God? En zo kan ik verdergaan.
Ach, u kent ze allemaal. De symbolen van de hoofdzonde, de doodzonden, die ronddrijven in de verschillende figuren. Overigens ook weer de symbolen, die aan de oudheid zijn ontleend en hier en daar zelfs doen denken aan parodieën op godenbeelden.
U heeft allen gehoord van de troon met daar omheen de vier dieren, die later zijn geïnterpreteerd als zijnde de Evangelisten, maar die elk voor zich bovendien iets weergeven, wat in de oudheid het teken van het goddelijke geheim was. De leeuw met het aangezicht van een mens is de ziel, die zich op aarde openbaart. De arend of de adelaar is de astrale mens, die a.h.w. naar boven vliegt, maar niet geheel in staat is binnen te gaan; hij moet nog iets achter laten. En zo kunnen we verdergaan.
Elk symbool, waarmee we worden geconfronteerd, zegt ons opnieuw: Johannes’ Openbaring in de veelheid van de gebruikte symbolen, in de poging om het lot der mensheid profetisch vast te stellen, is achter datgene wat de profeet zelve meende te zeggen, een verklaring voor het wezen en het lot der mensheid. Wat er wordt gezegd over een laatste strijd, is geen verklaring van iets, wat eens zal gaan gebeuren. Het is een constatering van de krachten, die in de mens strijden. De vallei des doods, het gebeente, dat opstaat, is dat niet eerder de herinnering in ons bewustzijn? Interpretaties zijn er voldoende mogelijk.
Ik begrijp, dat velen van u hebben gemeend: wij willen nu eens over dit of dat uitsluitsel hebben. U krijgt alle gelegenheid om na de pauze bepaalde beelden of citaten naar voren te brengen en zelfs ook nog om mijn stellingen, hier gegeven, aan te vechten. Maar ik mag u toch zeker in deze inleiding mijn eigen voorstelling voorleggen van de betekenis, die Johannes’ Openbaring heeft. Johannes is een mysticus. Een mysticus of een mystica heeft geen objectieve maatstaf meer. Er is een beleving die voor het individu volkomen echt, is, maar waarin de grootste dwaasheden kunnen voorkomen en kunnen worden verkondigd. Een aanpassing aan enige autoriteit of aan een vaste toestand op aarde is onmogelijk. De Openbaring van Johannes is de beschrijving van een mystieke ervaring of waarschijnlijker nog van een reeks van mystieke ervaringen.
Johannes zelf is een oud man. Teleurgesteld misschien in het geloof en in de vorderingen die het geloof maakt. Hij ziet de fouten en de zonden van deze wereld en in zijn visioen brengt hij ze tot uiting. Hij ziet de grote gevaren, die de mensheid bedreigen en die haar – al zegt hij dat niet en weet hij het misschien niet – cyclisch regelmatig bedreigen, wanneer de totale golfslag van de tijd weer naar een dieptepunt van materialisme gaat of opstijgend tot een hoogtepunt van geestelijk bewustzijn zich niet langer kan handhaven. Zijn angsten, zijn verwachtingen, zijn behoefte om gelijk te hebben, om Jezus van eens weer geopenbaard te zien, kenbaar voor alle mensen, speelt een zeer grote rol in zijn belevingen. Hij kan niet anders dan uit het mystiek ervaren voortdurend datgene selecteren, wat voor hem de handhaving, ja, de rechtvaardiging van zijn geloof, van zijn streven, van de vele offers der martelaren zal inhouden.
Zo begint hij. Maar de mystieke beleving is een eenheid met God. Of we die God gepersonifieerd zien of niet, is van geen belang. Het is een doordrenkt zijn van de zin des levens, de verveelvoudiging misschien van de eigenaardige ontruktheid, die iemand in een LSD-roes kan krijgen. Daarin heb je het gevoel, dat je de geheimen kunt ontsluieren. Let wel, het is een gevoel, het is een innerlijke kwestie en het heeft niets te maken met de feiten. Je kunt dromen, dat je in een droom de oplossing vindt voor de kwadratuur van de cirkel en als je het onthoudt en optekent, dan blijkt het onzin te zijn. Dit zijn van die punten, waarmee u werkelijk rekening moet houden.
De mysticus ziet geheimen; en een deel ervan kan hij begrijpen. Hij interpreteert ze. Hij maakt uit de persoonlijke behoefte een God, die tot hem spreekt. Want zijn innerlijk, opgejaagd tot de hoogste golven van verrukking en beleving, projecteert zichzelf ergens als de stem Gods. En zo geeft hij weer wat typisch menselijk is.
De Openbaring van Johannes omvat zeer zeker goddelijke elementen, maar uitgedrukt volgens het wezen en het begripsvermogen van een mens. Juist dit verklaart veel van de verwarring, die we toch in het geheel kunnen herkennen. Dan zie ik verder, dat vele symbolen zijn ontleend aan het heidendom. Het heidendom, dat in de tijd van Johannes een renaissance doormaakte. Deze symbolen zijn voor een groot gedeelte gebruikt om het demonische, het kwade weer te geven. Maar ergens wordt hij ook geconfronteerd met de innerlijke evenwichtigheid van de kosmos en grijpt hij naar de getallen en naar de weergave van de essentiële eigenschappen. Bij die eigenschappen ziet hij, dat de mens staat tussen God en duivel. Hij erkent de noodzaak van het reinigingsproces, zoals dit – ook voor degene, die een mystieke ervaring doormaakt – bestaat. In het begin is het vaak een pijnlijke ervaring.
Zo stelt hij zich voor, dat God de mensheid zal reinigen. Zijn getal 144.000 kan de totale mensheid van alle tijden omvatten, want het is een symboolgetal, geen reëel getal. Hij ziet de mens gaan door bloed en stof en ellende; en dat doet de mens. Maar dat deed hij ook al vóór Johannes’ tijd. Nu heeft u misschien de dreiging van de atoombom. Vroeger was het de dreiging van het Griekse vuur. Nu zijn het de vliegtuigen, die ver over de landen gaan om dood en verderf te brengen. Vroeger waren het misschien de slingerapparaten, de ballista’s. De dreiging is er altijd. Het is de strijd van de mens zelf, die de voortdurende veredeling is. Wanneer wij het Laatste Oordeel zien, het oordeel over de levenden en de doden, dan moeten we niet alleen denken aan zielen, die voor Gods rechterstoel treden, maar dan moeten wij ook denken aan het gehele leven, want in de daden van de levenden worden de doden geoordeeld. De levenden zelf oordelen zichzelf voortdurend door God in zich te erkennen en waar te maken of Hem te verlaten en te verwaarlozen.
Johannes geeft ons het leven, zoals het altijd is en niet alleen de belofte voor een verre toekomst. U zult uitroepen: Maar de voorspelling dan van de Vier Ruiters van het boek met de namen der uitverkorenen! Ik geef u tot antwoord: Die dingen zijn er altijd. De Ruiters van de Apocalyps gaan voortdurend uit over deze wereld. Ze zijn de harmonie en disharmonie, die er voor de mens bestaat. Ze zijn de ervaring van het leven, die elke mens eigenlijk doormaakt. De een intenser, de ander wat minder intens. En de hele ondergangsgedachte, die zo sterk naar voren komt, gedachten van brandende steden en trekkende legers, van moord en doodslag en dan een duizendjarig rijk van vrede, is een oude droom. De oude droom van keizers en caesaren, van farao’s, ja, misschien zelfs van nog primitievere mensen. Het is ook het leven van vandaag. Een duizendjarig rijk kunnen we bereiken, indien wij in onszelf de waarheid zoeken en niet daar buiten. Wij kunnen oorlog en geweld tot stand brengen, wanneer wij naar buiten toe grijpen om ons te verrijken en niet onze rijkdom in onszelf erkennen.
Velen van u zal het een onaangename verrassing zijn, dat ik zo over de Openbaring denk. Maar vergeet u één ding niet: het zijn de mensen, die naar dergelijke geschriften en openbaringen grijpen en er een rechtvaardiging en een aansporing voor zichzelf in te vinden, maar vooral ook het geloof in een uitverkiezing en een verheffing. Ik geloof niet, dat God deze menselijke eigenschap ooit met Zijn eigen woord zal willen aanmoedigen. Want het is dezelfde trots – als we in bijbelse beelden willen spreken – die Adam ertoe brengt te zeggen: Ach, waarom zal God het verbieden, dat ik een appel eet van deze boom van kennis en te weten, als die de mens doet zeggen: Waarom zou ik mij druk maken over de mensheid, want ziet, ik ben uitverkoren. Dat komt op precies hetzelfde neer. Het is het demonische element in de mens, dat hem ertoe brengt de innerlijke waarheid te versluieren en daarvoor in de plaats de verwachting te zetten voor latere tijden.
Johannes openbaart ons inderdaad iets. Hij openbaart ons de vreemde achtergrond van het menselijke leven. Hij toont ons de schimmen van schuldbewustzijn, die in verschillende vormen rondzweven, zoals gedrochtelijke gierigheid, luiheid, zinnelijkheid. Geen zonden op zich, laat ons dat begrijpen, maar zonden, omdat wij ze afzonderen van de waarden in ons innerlijk, omdat we, zonder innerlijk recht of innerlijke erkenning van deze dingen, ze gebruiken.
U moogt over mijn verklaring natuurlijk denken zoals u wilt. Ik heb zeker geen recht van u te vergen, dat u mijn exegese hier onmiddellijk accepteert, terwijl u die van vele deskundigen verwerpt. Maar de bewustwording van de mens en daarmee ook zijn innerlijke bereiking, zijn innerlijk contact met God, staat volgens mij – juist in de geschriften van de Openbaring – veel meer voorop dan menigeen wil erkennen, want er zijn altijd inwijdingen geweest en geheime rijken. Er is altijd een verschil geweest tussen hen, die de macht in de wereld zoeken en degenen, die de dienstbaarheid zoeken en aanvaarden. En dit is het verschil, dat in de Openbaring wordt doorgevoerd tot het uiterste.
Wat te denken van een laatste strijd, een Armageddon, een laatste oorlog? Kan er ooit en laatste oorlog zijn, zolang de mens nog mens is volgens zijn huidige norm? Armageddon kan eerst ontstaan, wanneer de mens zichzelf ontdekt. Dan is er een overwinning en een einde. Tot die tijd woedt de slag voort. De slag tussen het zelfzuchtige, het materialistische en de erkenning van het hogere in jezelf. Een eeuwige strijd. Niet een strijd, die eens zal komen in het Oosten.
Eenheid is in de getallenleer van Johannes te vinden. En als we zijn systeem gebruiken, kunnen wij bv. het ogenblikkelijke getal van God vinden als 575, zijnde het getal 8, het priesterlijk getal. Dit is begrijpelijk. Want terwijl de antichrist reeds het hogepriesterlijk getal is (de confrontatie, met God), is het Godsgeloof van de wereld in deze tijd, voor zover het bestaat, een offeren aan God, een priesterlijke benadering en gelijktijdig een afstand nemen van God.
Johannes heeft m.i. in zijn visioen erkend dat dit de wereld is. Zijn visioen is niet de komende tijd. Zijn visioen is de wereld. Pausen worden gevangen genomen en weer vrij gelaten, want Pausen zijn de gevangenen van hun eigen behoefte aan een onfeilbaar gezag. Priesters zijn misschien de representanten van God volgens hun beste weten, maar gelijktijdig zijn zij demonisch want zij zoeken ten slotte de materiële uitdrukking, de materiële erkenning van hun wezen en streven. Zij zoeken de verovering; niet alleen de dienstbaarheid.
Johannes moet het ergens voorvoeld hebben. Hij moet begrepen hebben hoe de grootste misdaden op aarde in de naam van God en de mensheid zouden worden begaan. Hij moet aangevoeld hebben hoe de grote onevenwichtigheid, die er voor de mens bestaat, voortkomt uit zijn onvermogen te erkennen, dat het goede in hem leeft evenals het kwade, zodat hij het kwade ziet als een kracht buiten zich, die hij moet bestrijden, terwijl hij het goede in zich ziet als iets, op grond waarvan hij een beloning kan eisen.
Een mens leeft niet waarlijk in de wereld. En uit de vele eigenaardige vormen en symbolen van Johannes’ Openbaring rijst voor degene, die haar met dit alles voor ogen wil lezen, een beeld van de gehele mensheid en van de historie van die mensheid. Hij ziet daarin de profetie van de nordische Übermensch zo goed als van de strijd tussen de bondgenoten van eens, die elkaar niet durven aanvaarden en vertrouwen, omdat zij bang zijn zichzelf te verliezen.
Ik acht de Openbaring van Johannes niet een ware profetie. Ik acht haar de mystieke erkenning van de werkelijke leer van Jezus en dat geconfronteerd met en ook in conflict met de mensheid, haar streven en haar benadering.
****************************
Ik heb u vanavond met de Openbaring van Johannes iets willen voorleggen, wat niet zo erg gebruikelijk is. Niet dat ik a priori onorthodox wilde spreken, helemaal niet. De mens is echter zozeer geneigd zich vast te klampen aan het woord en de betekenis van het woord. Hij vergeet helemaal, dat de betekenis van een bepaald woord in de loop van enkele jaren volledig kan veranderen. Neemt u nu maar eens uw “in” en het “in” van de jongeren. Die woorden zijn eigenlijk niet helemaal meer te vertalen.
Een woord is een levend iets. Zelfs in een dode taal is de vertaling na verloop van tijd niet meer precies mogelijk. De mens, die zich vastklampt aan het woord en niet zoekt naar de mens, die er achter leeft en naar de kracht, die er achter zit, zal nooit begrijpen wat het betekent.
Juist de Openbaring van Johannes is zo vaak gebruikt om allerhande sombere prognoses te geven. Ik heb enkele daarvan in mijn inleiding geciteerd en ik zou praktisch tot in het oneindige, daarmee kunnen doorgaan. Om u een voorbeeld te geven:
Deels uit kloostergemeenschappen, deels ook uit andere groepen en occulte groepen zijn in de laatste 10 jaren alleen al 43 ondergangsprognoses gegeven. Van die 43 waren er ruim 30 uit de kloosters afkomstig. Deze zijn voor het grootste gedeelte verworpen, terwijl 2 ervan in beschouwing worden gehouden en voorlopig als geheim materiaal gelden.
Wat betreft de andere prognoses, voor een deel hebben ze reeds geleid tot allerhande dwaasheden en voor een ander deel worden ze toch helemaal verkeerd geïnterpreteerd. Het is nog steeds een tijd van profeten en visioenen zijn geen zeldzaamheid. Ze zijn er nog steeds. Het enige wat veranderd is, is de mensheid, de maatschappij, waarin zij leeft.
Als wij in onze eigen tijd die dingen niet meer zonder een onderzoek op hun volle waarde willen accepteren, dan mogen wij dat ook niet doen voor het verleden. Wij mogen niet zeggen: Wat er in een ver verleden is gebeurd, was goed. Dat is precies hetzelfde, als je een afzichtelijk beeld mooi noemt, omdat het 2000 jaar oud is en ook dat acht ik krankzinnig. Je kunt zeggen, dat het waardevol is, omdat het oud is. Maar je kunt nooit zeggen, dat het mooi is.
De mens, die de Openbaring van Johannes leest en daarmee probeert te werken, gaat vaak uit van het idee dat dit waar moet zijn, omdat het zo lang bestaat. En ik zeg: Dat kan niet. Dat kan in die tijd begrijpelijk zijn geweest misschien. Het kan – en dan waarschijnlijk nog alleen voor een select gezelschap – grote betekenis hebben gehad. Maar dat houdt nog niet in, dat het vandaag letterlijk en woordelijk waar is. Zoals de bijbel en de evangeliën niet letterlijk en woordelijk meer waar zijn, omdat juist de nuanceringen, die de betekenissen eraan geven, veranderd zijn.
Ik heb u willen confronteren met de geheimen, waarmee men zo graag werkt. Het “beest” met al de verschillende eigenaardigheden. Het boek met 7 zegelen. Dingen, waarmee de mens speelt, omdat hij hun werkelijk wezen niet begrijpt. Dingen, waarmee de mens – vaak in grote ernst – probeert de toekomst te berekenen, of tracht uit te maken wie nu eigenlijk de demon is op aarde en wie God is op aarde. Ik zeg u; dit is niet mogelijk. U kunt in uzelf beleven. En dat is hier dan eigenlijk mijn slotbetoog.
Vrienden, de profeten zijn een aanleiding tot erkenning. Een profetie op zichzelf is geen erkenning voor u. De bijbel is een sleutel tot uw innerlijk beseffen van God. Zij is niet zonder meer een onaantastbare goddelijke waarheid.
De Openbaring van Johannes is de sleutel tot een visioen, waarin u erkent wat u zelf bent en misschien ook wat de wereld gaat worden. Maar het is niet zonder meer een letterlijke waarheid, waarmee je verstandelijk en met verschillende handigheidjes van alles kunt doen. Zeker, in de bijbel en zelfs in de Openbaring zijn vele z.g. versleutelde waarheden aanwezig. Er zijn double entendres, er zijn verborgen betekenissen. Maar zelfs als je deze kent, weet je nog niet precies wat er is bedoeld.
God leeft in ons zo goed als buiten ons. Als wij de waarheid Gods zoeken, dan zullen we God naar buiten toe moeten dienen en in onszelf naar God moeten luisteren. Al, wat buiten ons is, heeft alleen zin en betekenis, indien het ons leert om innerlijk meer de grote harmonie, de werkelijkheid van het licht en God te erkennen. Zonder dat is het nutteloos, waardeloos. Het is geen zonde en het is geen deugd; het is alleen onbetekenend. Datgene, wat ons innerlijk rijk maakt, wat ons innerlijk waarheid, licht en leven doet beseffen, dat is de ware openbaring.
De Openbaring van Johannes bevat zeer vele elementen, die daartoe kunnen bijdragen. Maar dan moeten wij haar ook nemen voor wat ze is: een visioen van een mens, die een groot deel van zichzelf, van zijn kennis, van de in hem levende en bekend zijnde symboliek heeft gebruikt om weer te geven, hoe hij beleefde. Het is dus niet een onveranderlijke waarheid.
Wanneer men de Openbaring van Johannes leest en men vindt daarin Johannes, dan vindt men door Johannes waarheid en zelfs God. Maar als men God zoekt zonder aan Johannes te denken, dan vindt men Johannes en noemt hem God. Dat is verkeerd.
Mijn eindconclusie is duidelijk: Er zijn u aan alle kanten punten van uitgang gegeven voor uw innerlijke bewustwording. Er zijn u profetieën gegeven, waardoor ook u kunt beseffen wat de toekomst misschien zal brengen. Er zijn u ook sleutels gegeven, waardoor u de mensheid, haar lot, de ritmiek van haar stijgen en dalen in bewustzijn en cultuur kunt begrijpen. Maar u moet begrijpen. Het is aan u, dat de taak is opgelegd te leven; en leven betekent ook bewustzijn opdoen. Leven betekent ervaren, erkennen. Pas als u aan die voorwaarden heeft voldaan, kunt u volgens mij met vrucht lezen in de Bijbel, in de natuur en ook natuurlijk in de Openbaring van Johannes.