20 september 1953
De Manicheën, dat is eigenlijk oorspronkelijk een volksstam geweest en deze volksstam die leefde onder zeer eigenaardige verhoudingen, zij leefde n.l. aan een randgebied van een woestijn, en ik weet niet of u wel eens gehoord heeft over die volkeren in de woestijn, de ontzettende afwisseling van temperatuur, de ontberingen ook die er aan zo’n leven verbonden zijn, maken deze mensen gevoelig voor dingen waar een ander nu eigenlijk zo’n beetje afstand van doet.
Nu gebeurde het dan dat bij deze stam van de Manicheën enkele – we zouden tegenwoordig zeggen – profeten terecht kwamen, u zou ook kunnen zeggen “Wijzen uit het Oosten” en deze mensen waren eigenaardig genoeg van geheel verschillende stammen. De één was een Jood, de tweede was een Brahmaan van de hoogste kaste en de derde was een Neger, een Nubiër, zoals dat gezegd werd vroeger en hij kwam daar uit de buurt van de Congo, iets waar op het ogenblik ook nog de bakermat is eigenlijk van een bepaald soort van magie. Deze drie nu, hebben zich daar gevestigd bij deze stam, en langzamerhand scheidde zich daaruit af een groepering die geloofde aan een bepaalde levenskracht.
Dat is ook al weer eigenaardig, het Kleinood van de Tibetaanse boeddhisten is volkomen gelijk aan de levenskracht waaraan zij geloofden.
En hierdoor ontstond een gemeenschap die – als stam levende nog steeds – een esoterische geheimschool in haar midden sloot, welke gehele leven bepaald werd juist door deze oudsten.
En op dit ogenblik horen we dan van het in verschijning treden van Manoe.
Een Manoe is een gezondene, hij schijnt een ingewijde van de hoogste graad te zijn geweest en heeft daar deze geheimschool eigenlijk eens stevig op pootjes gezet.
Wat gebeurde er toen? Deze groep van de Manicheën werd langzaam maar zeker tot iets anders dan een gewone stam, het werd een gemeenschap waarin leden uit alle verschillende stammen werden opgenomen. Men leefde in dorpen, maar bij elk dorp stond een soort klooster. Ook al weer aardig om dat even meteen te vergelijken. U weet misschien dat in de Tibetaanse beschaving er kloosters zijn die een groot gedeelte van hun monniken buiten de muren hebben wonen, die zijn gewoon getrouwd, ze drijven handel etc., maar roept het klooster, dan komen zij. Ze zijn verplicht eens per jaar tenminste drie maanden binnen de kloostermuren in afzondering door te brengen en ze zijn eraan onderdaan.
Iets dergelijks zien we bij deze Manicheën. Zij hebben dus een normaal leven, maar op een bepaalde tijd zonderen zij zich af. Zij kennen in deze beginperiode ontzettend veel grot- en rotstempels, die zijn betrekkelijk primitief van structuur, het is geen tempel met een altaar of iets dergelijks, maar je vindt daarin dan over het algemeen wel een zekere spiegel, en ja, vindt u het erg als ik verder ga met de vergelijking?
Er bestaat op het ogenblik nog een tempel, die noemen ze de tempel van de wereld en in deze tempel van de wereld is nog zo’n oude spiegel. Het is een metalen spiegel, en u begrijpt, dit metaal dat werd op een zeer bepaalde wijze verwerkt. Nu is de eigenaardigheid, in deze spiegel werd versmolten kwarts en zand plus een heel klein gedeelte potas, en daardoor ontstond een spiegelend oppervlak met bepaalde reflectievermogens van een speciale kwaliteit. Nu vertelt men dat heden ten dage nog degene die binnen gaat in deze tempel van de wereld, de wereldgeesten kan aanschouwen.
Dat is niet helemaal juist, maar het komt dan toch wel daarop neer dat – juist door dit eigenaardige reflectievermogen van deze spiegels, die betrekkelijk groot zijn – het mogelijk is om bepaalde gedachtebeelden daarop als een soort reflectie waar te nemen.
Het is een schaduw die zich vormt, en de werking is dus ongeveer als die van een kristal voor een helderziende, alleen met dit verschil dat bij zo’n spiegel een gemeenschap – die desnoods ettelijke duizenden kan bedragen – deel heeft aan dezelfde waarneming, hetzelfde helderziende beeld ziet en dezelfde daarbij horende klanken verneemt.
Om nu terug te komen: deze spiegels waren dan wel de hoofdzaak en uit deze spiegels is dan later gekomen het bekende spiegelbeeld van: “Ken U Zelve”.
Dus u ziet hoe dat allemaal vervlochten zit door de eeuwen heen en hoe die symbolen vaak verloren gaan en toch op een of andere wijze weer blijven bestaan.
Nu was het zo dat deze Manicheën van deze spiegel gebruik maakten om hun gezamenlijke bewustzijn te projecteren in deze spiegel, waardoor een gemeenschappelijk resultaat werd bereikt, welk esoterische betekenis ver lag boven de gemiddelde bekwaamheden van de eenling. Het is dus een orde die geestelijke deling kent, zij deelt de geestelijke kennis middels dit hulpmiddel. Verder zien we dan in zo’n grot praktisch niets als wat stenen die als zetel bestemd zijn. Deze Manicheën die hebben verder bepaalde gewoonten aangenomen in de loop van de tijden. Zij zijn – omdat ze natuurlijk bij hun tempels in de buurt blijven – geworden tot landbouwers, hebben een zeer bescheiden landbouw – een primitieve gerst is wel hun grootste oogst – en hebben zich er helemaal op gericht om slechts dit te gebruiken, alle gegiste en gerezen baksels, dranken etc. worden verworpen, “die zijn niet goed meer” zeggen ze, “we moeten het hebben zoveel mogelijk van wat uit de natuur komt”.
Zo beginnen zij een leven dat men misschien hier zeer streng vegetarisch zou noemen, niet uit vegetarische principes oorspronkelijk, maar meer uit noodzaak. Later ontdekken ze echter daar de grote waarde van en zo komen zij dan tot een leven waarbij de wetten van Manoe eigenlijk niets anders meer zijn dan een normale bevestiging van wat ze al kennen, overigens in overeenstemming met de Joodse wetten van Mozes. Er is ook niet veel verschil tussen.
Hebt u wel eens de gelijkenis bekeken zo? De wetten van Manoe, de wetten van Seuchon en de wetten van Mozes, die zijn eigenlijk gelijkluidend wanneer je de betekenis daaruit gaat lezen, dat zijn wereldwetten.
Wat gebeurt er nu verder? De Manicheën zijn zeer goede waarnemers van de sterren.
Ook al weer, ze leefden in de woestijn waar een sterrennacht vaak een wonderbaarlijke schoonheid heeft, het lijkt of de sterren bij wijze van spreken binnen handbereik zijn, ze bewegen zich vlak bij je. En wanneer je daar in zo’n woestijn staat onder zo’n grote hemelkoepel, dan is het eigenlijk of je ergens op een plateau midden tussen de sterren staat.
Geen wonder dat ze uitstekende astrologen worden en sterrenkenners. Wat dat betreft zijn ze zelfs sterker m.i. dan de bekende Chaldeeën van Ur, die overigens pas leefden toen Ur al zo’n
klein beetje versleten begon te raken. Nu is dan verder hierdoor begrijpelijk dat zij een inzicht krijgen in de verschillende gebeurtenissen in het Al en dat zij daar op hun wijze symbolisch uitlegging aan gaan geven. Wanneer wij spreken over Kabbala, dan komen we heel vaak terecht op de Rode Adam, op de levensboom, nietwaar, op de vier dieren etc. Deze kenden de Manicheën ook en ze kenden de oorspronkelijke betekenis ervan.
Zij vestigen zich langzamerhand ook in het dal van de Nijl en daar de vruchtbaarheid opzoekende, zien we dan ook later enkele Manichese nederzettingen nog een lange tijd bestaan nadat er eigenlijk al sprake is van een zeer hecht gevormd Egyptisch Rijk.
Ze worden daar ook met rust gelaten en ze hebben zelfs een medewerking van de priesters van verschillende tempels. Het is eigenaardig dat vooral de tempels van Ptah erg vriendschappelijk tegenover de Manicheën zijn en dat zelfs de Manicheën omgekeerd aan deze afgodendienaars – wat deze mensen toch zijn volgens hun begrippen – bepaalde orakels verstrekken, waar ze dan hun eigen aanzien mee kunnen vergroten.
We kunnen nog verder gaan. De Manicheën gaan ertoe over om de wetten van Manoe op te stellen, ze zijn dus niet alleen meer de openbaring, maar ze worden tot een geopenbaard schriftuur. Daarbij komen verschillende oude geheimen die de Egyptenaren van hen geërfd hebben als o.a. die bekende tafelen die ook wel toe worden geschreven aan Ptolemaeus, maar oorspronkelijk van veel vroegere oorsprong zijn, waarin dan een groot aantal geheimen omtrent geneeskunde e.d. zijn vermeld en die, als we historisch de zaak nagaan, waarschijnlijk overeenkomen met de tafelen van Hippocrates.
Ik vertel u nu zo het een en ander over al deze mensen, maar ik heb eigenlijk nog een ding vergeten erbij te vertellen. Ik had n.l. moeten zeggen: deze stam was van Semitische oorsprong. Weet u, dat is erg belangrijk, want de Joden waren ook Semieten, en daardoor waarschijnlijk zien wij dan ook later dat deze Manicheën een zeer sterke invloed hebben op bepaalde richtingen in het Joodse volk. Het komt zelfs zo ver dat vooral in de eerste tien boeken van het Oude Testament, heel vaak Manichese symbolen, soms half verstaan maar toch zuiver Manichese symbolen en legenden worden overgenomen. En nu heb ik dan zo’n beetje verteld wat Manicheën dus eigenlijk zijn. Ik hoop dat het naar uw voldoening is, zover.
Tot zover zeker.
Dan wil ik er even op ingaan wat eigenlijk de hoofdgedachte is van de Manicheën. De hoofdgedachte van de Manicheën is deze. Er bestaan twee centra voor alles, niets is één, maar alles is tweeheid, elke kracht in het Al heeft zijn tegenwicht. Zo kunnen we niet zeggen “goed” en wij kunnen niet zeggen “kwaad”. Dat is een heel bekende klank, vindt u niet?
We kunnen niet zeggen “goed” en we kunnen niet zeggen “kwaad”, maar ergens tussen deze uitersten zoals wij ze erkennen ligt de werkelijkheid. Zo gaan zij uit van de onwerkelijkheid als verschijningsvorm en komen dan tot de gradatie daarin waarbij o.a. de Manicheën de eersten zijn die komen tot een aanvaardbare indeling van de sferen.
Zij zijn verder betrekkelijk ver gevorderd in het onderzoek van de bekende cirkelgang van de dingen, waarbij zij – als ik geloof wel de eersten – ertoe komen om vast te leggen en zelfs in steen uit te beitelen verschillende malen de levensgang van de mens, waarbij deze wordt genomen van de hoogste sfeer, dus de bekrachtigende sfeer, via bewustzijnssferen tot mens en weer omhoog. Verder zijn zij in staat om de levenskracht zover te bepalen dat zij – onder de wetten van Manoe werkende – in verschillende gevallen inderdaad een wederopstanding van doden of zogenaamd doden tot stand weten te brengen.
Zij doen veel wonderen en de groten onder hen zijn in het bezit van een zeer sterk hypnotische kracht. Zij gebruiken die in hoofdzaak echter om de mensheid te helpen.
Zij hebben in deze tijd een bijzonder sterke invloed ook op verschillende woestijnvolkeren en wel speciaal de volkeren van Arabië. De veredeling en de eerste stoeterijen van paarden zijn zeer waarschijnlijk te danken aan sterk Manichese invloeden, zodat, wanneer u vandaag nog een Arabisch raspaard ziet, u voor uzelf moet zeggen: hé, daar hebben deze Manicheën ook aan meegewerkt. Ook het z.g. koningskoren uit de tijd van de Farao heet te zijn – ik durf dat niet met zekerheid te bevestigen – een product van Manichees doorzicht en ijver.
Verder is opvallend dat de Manicheën kennen zekere wetten van mutatie, het is opvallend dat zij bovendien een zeer sterk verband kennen tussen de mens en de aarde, iets wat later bij de Chaldeeën sterker tot uitdrukking komende, wordt verzinnebeeld door de gekarnde aarde waar uit één materie alles ontstaat, aan de andere kant werkende, en m.i. iets juister in Manichese zin op de latere Kabbalisten voor de Joden het eerste beeld van de Rode Adam doet ontstaan, dus waarbij een Manichese leerstelling door de Kabbalisten wordt overgenomen.
Wij hebben dan verder te maken met deze mensen wanneer de Joden eenmaal uittrekken uit Egypte – niet vóór die tijd – dus na de ballingschap in Egypte waar zij een sterke invloed uitoefenen op religieuze gebruiken. Het aanvaarden van bepaalde heilige getallen is niet te allen tijde van Egyptische oorsprong, waar men andere getalswaarden ook kende, maar zoals bv. de zeven als getal van licht dat is een zuiver Manichese aanvaarding.
Verder hebben zij een grote invloed op de Adonai-vereerders en blijven later nog zeer sterk invloed houden in de stam van de Levieten, waarvan bekend is dat daaronder verschillende ingewijden in deze wijsheid geleefd hebben. De Manicheën zelf als stam blijven bestaan tot ongeveer 800 á 900 voor Christus, daarna gaan ze teniet. Echter de gedachte als esoterische school blijft voortbestaan, krijgt een buitengewoon sterke uitdrukking ongeveer een 70 á 80 jaar na Christus tot ongeveer 200 na Chr. o.a. in Alexandrië.
Van daaruit blijken deze Manichese scholen en leerlingen daarvan, ook nog invloed te hebben bij de Grieken, en het is eigenaardig dat hun invloed niet zo sterk voelbaar wordt in Athene als wel in het bekende tegendeel, in Sparta, waar men dus een zeer strenge leefwijze aanhoudt, alleen met de doelstellingen waarmee het gebeurde zullen ze het wel niet helemaal eens zijn.
In Sparta heerst dan ook nog de gemeenschappelijke tafel, waar ieder stamlid, of in dit geval elk burger van de stad, recht heeft om aan te zitten.
En dat is nu een gebruik, dat hebben die oude Manicheën ook en wanneer we in deze tijd terug willen gaan tot sommige stammen die nog leven in de Karakorum, dan vinden we daar precies hetzelfde, daar zijn dus maaltijden die worden door allen tezamen bekostigd en tenminste eens per twee dagen daar neergezet en iedereen die behoefte heeft om zich zat te eten en het zelf niet kan betalen, of door taken voor de gemeenschap niet in staat is geweest voor zijn eigen oogst te zorgen, die kan daar eten. Verder ook een deling van arbeid, dat is dus een Manichees principe.
Eigenaardig is dat sommige van de uitingen zoals die bekend waren in hun kloosters, vandaag de dag weer leven in een christelijke Orde, die men wel noemt: de Trappisten.
Nu ja, dan verder kunnen we nog even aanhalen dat hun leerstellingen nog sterk leven in verschillende z.g. besloten esoterische genootschappen en we kunnen daaronder noemen bepaalde richtingen van de Rozenkruisers, we kunnen daaronder noemen zeer zeker ook de Vrijmetselarij, verder bepaalde katholieke orden die zich daar heel sterk mee bezighouden.
Aan de andere kant hebben ze ook invloed op bepaalde Brahmaans-Hindoeïstische leerstellingen en hebben ook daar vandaag de dag nog wel iets te zeggen met hun denkbeelden.
Men gelooft niet bij ons dat deze Manicheën helemaal te gronde zijn gegaan, m.a.w. er wordt geloofd dat afstammelingen op een of andere manier van deze oude scholen ook vandaag de dag nog leven en noemt zelfs verschillende meesters die daaruit zouden zijn voortgekomen.
Komt er geen verbreiding van die leer hier in de toekomst?
Nu, dat geloof ik niet. Kijkt u eens. De Manichese leer is in haar eigen beslotenheid van betrekkelijk grote volmaking, maar zij is alleen te begrijpen en alleen van toepassing voor diegenen die zich ook aan een zekere lichamelijke onthouding onderwerpen. Zij is bovendien vooral gericht op diegenen die veel in de vrije natuur leven.
Het is dus een esoterische richting die gebaseerd werd oorspronkelijk op de eenzaamheid van deze stam, dat moet u niet vergeten, het kon daaruit geboren worden maar het moet ook op deze wijze in stand worden gehouden en zij lijkt mij persoonlijk voor stadsbewoners bv. niet bevattelijk genoeg meer en daarom zullen daar ook niet veel mensen zich er geheel aan kunnen geven. En het gevaarlijkste met dergelijke dingen is dan altijd dat degenen die er een heel klein beetje mee experimenteren, er niet toe komen zich aan een dergelijke leefwijze als voorschreven over te geven, dat is het grote gevaar.
En zo althans die Manicheën geen verder voortbestaan zouden hebben – hoewel de krachten, dat geloof ik wel – hebben ze dan in de toekomst nog een taak aangewezen gekregen, of op zich genomen?
Er is niet gezegd dat ze geen voortbestaan hebben, maar geen uitbreiding.
Dan druk ik mij verkeerd uit, ik bedoel dat in de tijd van de evolutie de Manicheën zijn geweest als een hulpbrug waaruit mogelijk een andere benaming van een of andere esoterische richting uit voortkomt. En dat heb ik op het oog met: hebben zij voor de toekomst nog iets op zich genomen of wordt hun dat opgelegd om, voor laten we zeggen een nieuw wortelras – ik wil dan een beetje meer in de eeuwigheid spreken – eventueel pioniers te zijn?
Ja, kijkt u eens, dan komen we hier in een heel andere theorie terecht.
Dan moeten we dat even heel goed begrijpen. Dan zullen de Manicheën ongeveer worden voor het nieuwe wortelras wat volgens deze zelfde stelling de maanengelen zijn voor de aarde op het ogenblik. Dus dan heb ik het heel kort beantwoord, maar toch duidelijk genoeg, hoop ik.
Het was eigenlijk mijn bedoeling om van u daar als het ware een paar begrippen over te krijgen, wat een gedeeltelijke bevestiging van een eventuele individuele denkwijze is.
Nu ja, nee, nu moet u het even heel, heel, heel kalmpjes nemen.
Manicheën op zichzelf dat betekent eigenlijk niets. We kunnen net zo goed spreken, nietwaar, over de wijsgeren van het Oosten of we kunnen spreken over de mensen van het Westen, over de priesters, de goede priesters van het christendom enz. en dan zou u ook met hetzelfde recht kunnen vragen hebben zij een taak? Hun taak allereerst is zichzelf te verheffen en de tweede taak die ze hebben dat is, door hun verheffing van zichzelf ook de wereld te verheffen, nietwaar, dus zelf grote krachten verwervende, te helpen de lasten van de wereld te dragen opdat deze lichter worden. En dat is de taak geweest van de Manicheën en dat is de taak van ieder mens die bewust is of naar bewustwording streeft.
En dat geeft ze dus geen enkel voorrecht, geen enkel voorrecht en geen enkele voorkeur. Wanneer ik dus zeg: “ze hebben een taak als de maanengelen”, bedoel ik dus dit: de bewusten onder hen zullen, wanneer de verandering die op het ogenblik op de wereld gaande is voleind is, niet meer op aarde terugkeren, maar ze zullen uit de geest zeer zeker een inspirerende werking voortdurend op zo’n ras uitoefenen, opdat het niet terugvallen beneden een bepaalde trap van beschaving en opdat zekere geestelijke waarheden ook bij zo’n nieuw ras zullen blijven voortbestaan. Dat is eigenlijk de hele kwestie.
Nu, vrienden, ik geloof dat ik daarmee eigenlijk voldoende heb gezegd, of is er iemand die er nog wat over vragen wil?
Ja, ik wilde nog vragen, u had het over maanengels.
Maanengelen, ja, kijkt u eens, nu komen we natuurlijk weer een klein beetje…… Het is niet maanengels hoor, op de maan wordt nog geen Engels gesproken.
Het is maar een aardigheidje, neemt u mij niet kwalijk. Kijkt u eens, maanengelen daar wordt over gesproken om deze reden. Het is begrijpelijk dat levende wezens alleen onder bepaalde condities een zekere beschavingstrap kunnen bereiken. Dat begrijpt u, nietwaar?
Het is ook begrijpelijk dat bij een vergroting van een planetair stelsel ofwel een afkoeling van de zon in dit planetenstelsel deze beschavingsvormen zich sprongsgewijze naar andere planeten moeten bewegen en daarop ontwikkelen.
Wanneer nu op een gegeven ogenblik dus bv. de aarde door kou of hitte teniet zou gaan, dan zijn er een aantal wezens die hebben een zo voldoende bewustzijn geestelijk verworven, dat zij niet meer in de stoffelijke sfeer hoeven terug te keren, maar degenen die wel moeten
incarneren nog, die nog naar die stof terug moeten, zullen dat doen daar waar ze zoveel mogelijk gelijke omstandigheden vinden en wel bij voorkeur in de buurt van hun eigen moederland, de moederplaneet, en zullen dus vaak in hetzelfde zonnestelsel weer opnieuw leven op een andere planeet, daarbij helpen om een beschaving te bouwen.
Deze ouderen nu blijven dan in een betrekkelijk lagere geestelijke sfeer nog, ze zijn nog niet grootmachten geworden, maar ze zijn wel wijzen geworden en deze wijzen zullen dan natuurlijk trachten om broeders die daar achtergebleven zijn, nietwaar, die daar opnieuw in
die stof leven, te helpen en hen op te heffen opdat zij ook bevrijd worden, maar zodoende rijzen zij zelf ook weer.
En nu gaat er een legende – ik zeg zuiver, het is een legende, hoor, het is geen volledige waarheid – dat toen de aarde nog een gloeiende massa was, Luna – dat is een onmogelijkheid, want Luna is pas ingevangen nadat de aarde al een heel eind afgekoeld was en er al lang leven op aarde was – maar dat dus op Luna mensen geleefd hebben. Dat stamt waarschijnlijk uit verschillende utopieën die in de jaren 1700 tot ongeveer 1860 verschillende malen geschreven zijn. En nu sprak men dan dus over de wezens die voor deze wereld geleefd hadden en waarvan de resten op deze wereld geïncarneerd zijn, of de maanengelen, daarmee bedoelende dus die geestelijke sfeer van wezens die eens in de stof geleefd hebbende die het dichts staat bij deze aarde. Is het duidelijk?
Ja, ja, nu begrijp ik het, dank u wel.
Nu, dan heb ik dat ook nog eventjes meegenomen, zo in het voorbijgaan, hè?